3.4 Witbalans

 3.4Witbalans
3.4.1 Fotograferen zonder kleurzweem
We willen graag dat een foto goed is belicht, maar daarnaast willen we ook dat de kleuren er mooi uitzien, helder
en niet flets zijn. Als één kleur erg overheerst en de foto niet de juiste kleur weergeeft, spreken we van een kleurzweem. Dit kun je voorkomen door de kleurgevoeligheid van de sensor in overeenstemming te brengen met de
kleur van de te fotograferen situatie.
3.4.2 Uitzonderlijke lichtomstandigheden onder water
Dat de lucht en helder water blauw zijn is te danken aan een paar natuurkundige fenomenen.
Absorptie is daar één van. Als licht door helder water heen dringt, verliest het een groot gedeelte van zijn energie
door absorptie. Golflengten met de minste energie, zoals de rode tinten, verliezen hun kracht het eerste. Daarna
volgen de gele en de groene tinten tot er alleen nog blauw over is. Zelfs blauw verdwijnt op een bepaalde diepte,
zodat er totaal geen licht meer over is.
Het verdwijnen van de kleuren is een geleidelijk proces. Als duiker kun je dit onder water heel goed waarnemen,
omdat alles om je heen blauw lijkt. In de bovenste waterlagen zijn nog wel wat kleuren te zien, maar alles wat rood
is lijkt op een diepte van 8 meter al helemaal zwart. Onder water is de verhouding tussen alle kleuren dus uit balans.
Als je onder water zonder extra lichtbronnen toch kleurrijke foto’s wilt maken, dan moet je op de een of andere
manier de balans tussen alle kleuren weer herstellen.
3.4.3 Welke techniek gebruik je om de witbalans te herstellen?
Welke techniek gebruikt kan worden hangt af van de situatie en de mogelijkheden van je apparatuur. Vroeger in
het analoge tijdperk kon je alleen gebruik maken van een rood filter. In dit digitale tijdperk kun je de kleur van een
foto corrigeren op de computer. Nog beter is het om vooraf op de camera de witbalans in te stellen. Bij de meer
geavanceerde camera’s kan dit ook achteraf als de camera RAW-bestanden kan maken.
In feite zijn dit de vier belangrijke technieken of instrumenten waarmee je een kleurzweem te lijf kunt gaan:
1.
2.
3.
4.
Gebruik maken van een roodfilter RF;
Onder water een handmatige witbalans instellen;
Foto´s achteraf corrigeren in een beeldbewerkingprogramma;
In RAW fotograferen en met speciale software bewerken.
Deze technieken of instrumenten hebben allemaal hun voor- en nadelen. Vaak wordt er vanuit gegaan dat je bij een
digitale camera geen roodfilter mag of hoeft te gebruiken omdat daar witbalans voor in de plaats is gekomen.
Dat is niet helemaal waar omdat het twee totaal verschillende manieren zijn om een kleurzweem te corrigeren. Wat
veel mensen zich niet realiseren, is dat je beide technieken ook nog kunt combineren en dat ze elkaar kunnen
versterken. In paragraaf 3.4.23 staat een tabel die de effectiviteit van de verschillende technieken laat zien en ook
een indruk geeft van de combinatie van de verschillende technieken. Maar laten we eerst de eigenschappen van de
verschillende technieken bestuderen.
94
HOOFDSTUK 3
3.4.4 De werking van een roodfilter
Eén van de instrumenten om de balans tussen de kleuren weer te herstellen, is het rood- of oranjefilter. Dit filter
beperkt een groot gedeelte van het blauwe licht en laat het rode, en in mindere mate het groene, licht ongehinderd
door. Hierdoor ontstaat op een bepaalde diepte weer een evenwichtige balans van alle kleuren, die gelijk is aan de
balans van alle kleuren aan de oppervlakte.
Voordeel:je kunt een roodfilter bij elk type camera gebruiken, dus ook bij camera´s zonder handmatige witbalans
of de mogelijkheid van RAW.
Nadeel: elk filter werkt alleen optimaal op een bepaalde diepte. Op een andere diepte zullen ook weer andere
afwijkingen in de witbalans ontstaan.
Het filteren van de kleuren gaat wel ten koste van de intensiteit van het licht. Afhankelijk van het merk en type
werken roodfilters het beste tussen de 3 en 6 meter diep en zelden dieper dan 10 meter. Dieper neemt de effectiviteit snel af omdat het filter teveel licht absorbeert en omdat er gewoon te weinig licht over is om nog te kunnen
fotograferen. Het bereik van 10 meter is ook alleen haalbaar bij uitstekende weer- en wateromstandigheden.
3.4.5 Filters voor groen water
Een roodfilter is bedoeld voor helder tropisch water. Als water gekleurd wordt door algen of humuszuren is het
nodig zijn om een filter te gebruiken met een ander kleur. Bijvoorbeeld een magentafilter bij groen water.
3.4.6 Witbalans op camera instellen
Digitale camera’s zijn uitgerust met verschillende witbalansinstellingen. De meeste zijn voor bovenwatersituaties,
zoals kunstlicht, daglicht en TL-verlichting. Sommige zijn zelfs uitgerust met een speciale witbalans voor onder
water. Helaas werkt geen enkele instelling zo goed als een zelf handmatig, onder water ingestelde witbalans. Als je
camera deze mogelijkheid heeft, is het zeker aan te raden om daar gebruik van te maken.
Houd hiervoor onder water een wit voorwerp dat het grootste gedeelte van het zoekerbeeld bedekt, voor de
camera. Dit witte voorwerp kan door de camera als referentie gebruikt worden, waardoor alle kleuren weer in
balans gebracht kunnen worden. De handelingen die
nodig zijn om de handmatige witbalans in te stellen
verschillen per camera. In principe moet je de handeling weer herhalen als je op een andere diepte wilt
fotograferen, maar een paar meter speelruimte heb je
hierbij wel.
Bij een handmatige witbalans vindt in de camera een
puur softwarematige verwerking van de opgenomen
data plaats. De informatie van de rood-, groen- en
blauwgevoelige sensoren wordt onderdrukt of versterkt, afhankelijk van de witbalans die je handmatig
hebt ingesteld.
HOOFDSTUK 3
95
Bij een foto die in de tropen - waar het blauwe licht overheerst – gemaakt is, wordt de blauwe informatie helemaal
en de groene informatie een klein beetje onderdrukt, en wordt de rode informatie in grotere mate versterkt.
De versterking van de rode laag bepaalt tot op welke diepte je een handmatige witbalans kunt gebruiken. Versterk
je de rode laag te veel, dan veroorzaakt dit ruis. Voordeel van de bewerking in de camera is dat dit plaatsvindt met
de volledige hoeveelheid informatie van de sensor in 12 of 14 bit. Als je de foto achteraf in Photoshop bewerkt moet
je het doen met de gecomprimeerde 8 bit-informatie van een JPEG-bestand.
Dit is ook de reden waarom het instellen van een handmatige witbalans net zo krachtig werkt als het achteraf instellen van de witbalans in een RAW-bestand. Beide gaan uit van de volledige 12 of 14 bit- informatie.
theorie
Voordeel: de witbalans instellen op camera kan optimaal op elke diepte en gaat minder ten koste van de algemene
hoeveelheid licht dan een roodfilter.
Nadeel: tot op een bepaalde diepte kun je de witbalans straffeloos instellen zonder een toename van ruis. Maar vanaf
een bepaalde diepte ontstaat er wel ruis. Ga je dan nog dieper, dan worden de beelden zelfs onbruikbaar.
3.4.7 Geen RAW, wel een mogelijkheid voor handmatige witbalans
Kan je compactcamera geen RAW-bestanden maken, maar kan de witbalans wel handmatig ingesteld
worden? Dan is het helemaal belangrijk om de witbalans zo zorgvuldig mogelijk in te stellen. Alleen op
deze manier maak je dan optimaal gebruik van de kwaliteit van de beeldsensor.
3.4.8 Witbalansinstelling met visicoontjes
Op compactcamera’s en sommige spiegelreflexcamera’s zitten speciale witbalansinstellingen voor onder
water, die met een icoontje van een visje worden aangeduid. Hiermee worden de roodgevoelige sensoren in de camera versterkt en worden de blauw- en in minder mate de groengevoelige sensoren onderdrukt. Hierdoor kan de camera onder water voor een betere witbalans zorgen. Op sommige camera’s
zitten zelfs meerdere onderwaterinstellingen die bestemd zijn voor verschillende diepten en/of voor
groen water, waarbij groen in plaats van blauw onderdrukt wordt.
3.4.9 Compactamera met witbalans automatisch gekoppeld aan de diepte
Bij de OlympusTough 810 is de witbalansinstelling gekoppeld aan een dieptemetertje in de camera die
ervoor moet zorgen dat de witbalans wordt aangepast aan de diepte waarop je fotografeert.
Baarsjes in een plas bij de IJssel
96
HOOFDSTUK 3
Nikon D700 - Sigma 20mm / ISO 1250 - 1/80 - f/5,6
GV
3.4.10 Kennis van kleuren om geavanceerde witbalans-technieken toe te passen
Om een kleurzweem goed te bestrijden is enige theoretische kennis van licht en kleur handig. Er bestaat
zelfs een naam voor “kleurenleer”.
3.4.11 Hoe ziet het menselijke oog kleuren?
We kunnen met onze ogen kleuren zien omdat ons netvlies met lichtgevoelige cellen bedekt is. De cellen
die verantwoordelijk zijn voor het onderscheid van de verschillende kleuren noemen we kegeltjes. Er zijn
drie soorten kegeltjes: blauw-, groen- en roodgevoelige. Dit komt overeen met de opbouw van een
beeldsensor.
3.4.12 Kleuren hebben verschillende golflengten
In wat wij wit licht noemen, zijn alle kleuren van de
regenboog vertegenwoordigd. Licht bestaat uit
elektromagnetische straling. De verschillende kleuren hebben allemaal een andere golflengte.
Licht van één golflengte komt in de natuur eigenlijk niet voor: er is altijd een gebied met golflengten dat wij als een duidelijk afzonderlijke kleur
ervaren. De belangrijkste zijn de rode, blauwe en
groene gebieden. Gezamenlijk vormen zij het hele
spectrum van het zichtbare licht.
3.4.13 Absorptie en reflectie
Elke stof heeft de eigenschap om bepaalde golflengten van licht te absorberen. De golflengten die
de stof niet kan absorberen, worden gereflecteerd: hiermee wordt bepaald welke kleur we waarnemen
als we naar een object kijken. Als de golflengten die de stof reflecteert, in de lichtbron ontbreken, kan
er niets worden uitgestraald en ervaren we het object als zwart.
3.4.14 Graden Kelvin als graadmeter
De samenstelling van golflengten om 12 uur ’s middags als de zon schijnt gebruiken we bij fotografie als
referentie voor daglicht. De waarde die we daaraan verbinden, is 5500 graden Kelvin. Een gloeilamp
heeft een waarde van ongeveer 2500 graden Kelvin. Op een plekje in de schaduw op een zonnige dag
geeft de schaal zo’n 8000 graden Kelvin aan.
3.4.15 Kleurkarakteristiek van lichtgevoelig materiaal
Fabrikanten van lichtgevoelig materiaal hebben altijd hun uiterste best gedaan om kleurenfilms te maken,
waarbij de kleurkarakteristiek zoveel mogelijk op die van het menselijke oog leek. Daarbij zien mensen
de kleur groen als vrij helder en bijvoorbeeld blauw als redelijk donker. Films die deze kleuren ook zo
weergeven, ervaren we daarom als levensecht. Met de ontwikkeling van de beeldsensor gaat het net zo.
Ook hier is het streven gericht op een zo natuurgetrouw mogelijk weergave van de werkelijkheid.
Als we niets aanpassen gaat dit alleen op als de scene die we fotograferen, verlicht wordt door een bron
van 5500 graden Kelvin. Vroeger en later op de dag of bij bewolking geven de kleuren een afwijking.
Liggen deze binnen een bepaalde marge, dan stoort dit niet. Een grote afwijking ervaren we wel als
storend, bijvoorbeeld als onderwerpen door een gloeilamp verlicht worden. Onze ogen kunnen zich
hieraan nog redelijk aanpassen, maar fotografisch materiaal kan hierdoor uit zijn (kleur) balans zijn.
3.4.16 Tegengestelde/complementaire kleuren
Een kleur kan alleen gezien worden als deze in de lichtbron aanwezig is. In wit licht is elke kleur aanwezig. Je kunt daarmee dus alle kleuren zien. Als er een kleur ontbreekt, gaan de overgebleven of tegengestelde kleuren overheersen. Zo heeft elke kleur een tegengestelde kleur. Voeg je een kleur en zijn
tegengestelde kleur samen, dan krijg je wit. Althans, als de intensiteit in balans is.
HOOFDSTUK 3
97
GV
3.4.17 Primaire en secundaire kleuren.
Je hebt drie primaire kleuren: rood, groen en blauw.
Samen vormen zij wit. Tegenover elke primaire kleur
staat een secundaire kleur. Dit is een optelling van
de twee overige primare kleuren. Tegenover rood
staat cyaan, tegenover groen staat magenta en
tegenover blauw staat geel. Een primaire kleur en
zijn tegenovergestelde secundaire kleur zijn complemantair aan elkaar en vormen samen ook wit. Mits
zij, wat sterkte betreft, in balans zijn.
Deze kennis is goed te gebruiken als je een kleurzweem in een foto wilt corrigeren. Een zweem is
namelijk te verwijderen door de complementaire
kleur te versterken tot ze weer in balans zijn.
3.4.18 K
leurhistogram
Bij geavanceerde camera’s kun je tijdens het fotograferen een histogram oproepen op je zoekerdisplay. Hiermee kun je via een grafische weergave
bekijken of de verdeling van de verschillende
kleuren in orde is en of er überhaupt voldoende
informatie van een bepaalde kleur aanwezig is om
deze achteraf in balans terug te krijgen is.
3.4.19 Bij grotere afstand verandert de kleur van flitslicht
Niet alleen de intensiteit van flitslicht neemt sterk af al naar gelang de afstand tot het onderwerp groter wordt. Ook
de kleur verandert snel, omdat het rode gedeelte geabsorbeerd wordt.
Bedenk hierbij dat bij een voorwerp op drie meter afstand het licht zes meter overbruggen namelijk eerst van de flits
tot het onderwerp en dan weer terug van het onderwerp naar de camera.
3.4.20 RAW en kleurcorrecties
Bij de betere digitale camera’s bestaat de mogelijkheid om behalve JPEG-bestanden ook RAW-bestanden te maken.
RAW-bestanden zijn uitermate geschikt om kleurcorrecties op uit te voeren. Je kunt er achteraf zelfs een hand­
matige witbalans op uitvoeren die net zo goed werkt als een vooraf ingestelde, handmatige witbalans.
Voordeel:het corrigeren van een RAW-bestand is net zo effectief als een handmatige witbalans onder water,
maar je kunt het achteraf op de computer doen.
Nadeel:de nadelen zijn gelijk aan die van een handmatige witbalans. Bij te grote correcties ontstaat er dus ruis.
3.4.21 Nabewerken
Is het helemaal niet mogelijk om een roodfilter te monteren, een handmatige witbalans in te stellen of in RAW te
fotograferen? Dan kun je de foto alleen achteraf bewerken in een fotobewerkingsprogramma. Bij een sterke kleurafwijking zal dan wel blijken dat nabewerken veel minder effectief is dan het gebruik van een filter, het werken in
RAW of instellen van een handmatige witbalans.
3.4.22 Correctiemogelijkheden combineren
Je kunt natuurlijk ook alle beschreven technieken om de kleurbalans te lijf te gaan, met elkaar combineren. Bij
gebruik van een roodfilter is het bijvoorbeeld ook aan te bevelen om een handmatige witbalans in te stellen. Het
roodfilter werkt optimaal op de diepte waar het voor is ontworpen. Dieper of ondieper moet de kleur weer in balans
worden gebracht met een handmatige witbalans of achteraf bij het RAW-bestand.
Beide technieken worden als het ware bij elkaar opgeteld. Zo kun je op nog grotere diepte een goede witbalans
bereiken, omdat er bij het gebruik van een roodfilter geen versterking van de rode laag wordt toegepast. Hetzelfde
geldt voor het werken in RAW met roodfilter.
98
HOOFDSTUK 3
GV
3.4.23 Effectiviteitsgrafiek
Het is belangrijk om te weten wat je wilt gaan doen en op welke diepte je gaat fotograferen. In de volgende grafiek
zie je verschillende technieken met daarbij de diepte waarop ze nog effectief zijn.
Van Links naar rechts
Het eerste staafje: staat voor het corrigeren met Photoshop. Het zwarte lijntje op vier meter geeft aan
op welke diepte nog een volledige kleurcorrectie kan plaatsvinden. Daaronder zie je een verlopend
gedeelte. Hierbij kun je nog in meer of mindere mate een correctie uitvoeren, maar niet alle kleuren zijn
hier nog op te halen.
Het tweede staafje: geeft de correctiemogelijkheid van een handmatige witbalans aan.
Het derde staafje: is bijna gelijk aan het tweede, omdat de correctie van een handmatige witbalans
onder water gelijk zal zijn aan een correctie van een RAW-bestand achteraf.
Het vierde staafje: laat zien hoe effectief een roodfilter kan zijn (de diepte is uiteraard wel afhankelijk
van de sterkte van het filter). De oranje verkleuring aan de boven­zijde geeft aan dat het gebruik van een
roodfilter in heel ondiep water het beeld te rood maakt.
Het vijfde staafje: geeft het gebruik van een roodfilter in combinatie met een handmatige witbalans
aan. Hiermee wordt duidelijk, dat de effectiviteit door de combinatie van deze twee technieken nog
groter word.
Het zesde staafje: Is weer gelijk aan het vijfde staafje omdat het uiteindelijk niet uitmaakt of je een
handmatige witbalans instelt onder water, of het later toepast in een RAW bewerkingsprogramma.
HOOFDSTUK 3
99