PPO Eva Enenkel Natasja Jucewicz Andrea Kriegl Inhoudsopgave. Introductie. Pagina 2 t/m 4. Thema 1. Pagina 5 t/m 6. Thema 2. Pagina 7 t/m 9. Thema 3. Pagina 10 t/m 12. Thema 4. Pagina 13. Introductie. Discipline gesprek a. Een leerling heeft je tijdens de les een obsceen gebaar gegeven, je zegt hem/haar na de les te blijven (humane relations-methode). Situatie: Een leerling heeft tijdens de les zijn middelvinger opgestoken naar de docent. De docent vraagt haar na de les te blijven en het probleem te bespreken. - Hallo Eva, welkom en misschien weet je al waarom ik je heb uitgenodigd voor dit gesprek. Waarom denk je dat dit zo is? 0 Ja, ik heb mijn middelvinger naar je opgestoken. Nou en? - Kun je me uitleggen waarom ik dit gebaar bij jou veroorzaakte? 0 Omdat u mij de les heeft uitgestuurd terwijl ik niet degene was die aan het kletsen was en iedereen altijd denkt dat ik degene ben die nooit oplet in de les. Ik ben niet de enige die altijd kletst maar alle docenten denken dat altijd van mij en daardoor word ik iedere keer zo boos en daarom stak ik mijn middelvinger naar u op omdat ik het harstikke oneerlijk vind. Ik ben altijd de pineut terwijl Klaas en Sanne naast mij zitten en ook kletsen en smiespelen. - Dus als ik het goed begrijp dan heb je je middelvinger opgestoken niet alleen omdat je de les uitgestuurd bent maar ook omdat je vaker word aangekeken op je gedrag binnen de klas en dit zich zo heeft opgestapeld dat je besloot iets te doen waar je misschien niet achter staat. 0 Ja daar heeft u helemaal gelijk in Mevrouw. - Laten we dan samen naar een oplossing zoeken want als ik het goed begrijp is het voor jou niet fijn wanneer je de les word uitgestuurd maar ook niet voor de docent wanneer jij zulk gedrag vertoont en je middelvinger opsteekt. Begrijp je wat ik hiermee bedoel? 0 Ja, ik begrijp dat het voor niemand leuk is als ik zulke dingen doe in de lessen. Misschien kunnen we iets verzinnen zodat ik me anders gedraag. - Eigenlijk zit je binnen de klas op de verkeerde plek waardoor de docenten een verkeerd beeld van je hebben. Maar dat je je middelvinger opsteekt blijft onacceptabel en daarvoor ga je wel een afspraak maken met de betreffende docent om je excuses daarvoor aan te bieden en een briefje naar de docent sturen dat het hiermee afgehandeld is. Van jou verwacht ik wel dat je je excuses aanbied. 0 Oké, dan wil ik best naast iemand anders zitten die wat rustiger is want voor mij is het dan ook fijn dat ik daardoor beter kan opletten in de lessen. Omdat ik niet altijd degene ben die altijd zit te kletsen en soms ook vervelend vind. - Hoe vind je dat het gesprek verlopen is en ben je het eens met de oplossing? 0 Oké, dat is goed. Ik ga wel bij iemand anders zitten want dan word ik niet meer zo boos en onrustig en zal sorry zeggen tegen Mevrouw Janssen. Want ik deed het niet helemaal expres. - Ik zal er voor zorgen dat alle docenten weten dat je voortaan langs Marc zult gaan zitten en om welke redenen. Laten we hopen dat dit niet meer gebeurd. Bedankt voor je komst en succes in de les. Introductie A. Wat betekend dat voor de groepssfeer? Er zijn twee opties, of ze past zich aan, aan de groep waardoor niemand problemen met haar heeft. Of omdat zij zich altijd anders gedraagt weet niemand of zij van haar op aan kunnen en duwen haar buiten de groep. Wat betekend dat voor het werkklimaat? Dat hangt af van de stemming van de schrijfster van de brief. Wanneer zij zich goed voelt heeft het een goede invloed maar andersom weer een negatieve invloed. Wat betekend dat voor jouw omgang met individuele leerlingen? Dat zij zich er bewust van zijn dat ze te maken hebben met meerdere stemmingen en van het ene op het andere moment kan omslaan. Wat betekend dat voor jou omgang met de groep als geheel? Dat je eventueel het meisje binnen ene bepaalde groep zal moeten plaatsen omdat niemand voor haar kiest door de stemmingen of juist een groep vinden waarin zij zich altijd veilig voelt. Noem een vijftal handelwijzen die je je juist niet moet gebruiken in de omgang met zo’n leerling. - Haar niet in het middelpunt van de aandacht zetten. - Niet te heftig op haar stemmingen ingaan waar andere mensen bij zijn. - Haar onzekere gedrag niet benadrukken. - Haar niet publiekelijk aanspreken op haar gedrag. - Grove grapjes maken / sarcasme / niet dominant optreden. Noem een mogelijke handelwijze die je verantwoord acht in de omgang met de leerling. Introductie B. Wat weet je nog van je dertiende levensjaar? Natasja: - Ik droeg het liefst spijkerbroeken met legerkistjes en een longsleeve van een band of een capuchon-trui. - Type O Negative, Nirvana, Greenday, Dog Eat Dog, Radiohead en al het mannelijk publiek op Dynamo Open Air. - Ik zette me af tegen autoriteiten en was vooral geïnteresseerd in het ontdekken van festivals, blowen en de scouting. Daarnaast had ik veel vrienden maar had ook veel behoefte om op mezelf te zijn, ik was idealistisch en vegetarisch. - Dat iedereen voor zichzelf moest bepalen hoe die wilde zijn en ik was wel heel erg onzeker over mezelf. - Ik heb hierdoor wel veel respect voor mijn ouders en ik vind dat ik het er goed af heb gebracht. Andrea: - Wijde spijkerbroeken, band shirts, skateschoenen, veel armbandjes en zwarte make-up. - Greenday, Blink 182, Dog Eat Dog, Mark Foggo, Flogging Molly, Metallica en Korn. - Erg gesloten, ik liet vrij weinig los over mezelf door een innerlijke strijd. Vaak was ik voor school en de buitenwereld heel vrolijk, druk en hyperactief maar voor mezelf was ik erg negatief. - Dat iedereen elkaar moest accepteren zoals zij van binnen en buiten zijn. - Ondanks een lange negatieve periode ben ik erg gegroeid en heeft het me gemaakt tot wie ik nu ben. Eva: - Hemdjes, met een vestje en een spijkerbroek. All Stars, leren laarsjes en een panty met een spijkerrokje. Heel normaal eigenlijk. - Ik ben nooit echt fan geweest van iemand, ik was daar ook helemaal niet mee bezig. - Voor anderen was ik lief, ik kwam op voor kinderen die gepest werden. Verder was ik wel een brutaal meisje, ik zocht de grenzen op van de leraar waardoor ik er soms wel of niet uit gestuurd werd. - Aardig tegen mijn leeftijdsgenoten zijn, ik wilde aardig gevonden worden door anderen. - Ik kijk er nog hetzelfde op terug maar tegenwoordig vind ik het niet belangrijk wat anderen van mij vinden maar ik ben wel nog steeds aardig tegen iedereen. Thema 1: de lichamelijke ontwikkeling van de adolescent. a. Meisjes. 10,5 jaar: Primaire geslachtskenmerken. Eierstokken ontwikkeling, oestrogeen lijdt tot menstruatie. 12 jaar: Secundaire geslachtskenmerken. Borstgroei, schaamhaar groei. 13 jaar tot 18 jaar: Toename van spierweefsel en vetweefsel. 13 jaar tot 18 jaar: Veranderingen in bloedsomloop en luchtwegen. 14 jaar tot 18 jaar: Groeispurt. Jongens. 12,5 jaar: Primaire geslachtskenmerken. Androgeen lijdt tot eerste zaadlozing. 14 jaar: Secundaire geslachtskenmerken. Schaamhaar en penis groei. 14 jaar tot 18 jaar: Toename van spierweefsel en vetweefsel. 14 jaar tot 18 jaar: Veranderingen in bloedsomloop en luchtwegen. 14 jaar tot 18 jaar: Groeispurt. b. Met 12,5 zitten jongens in het snelheidshoogtepunt van hun groeispurt. Door deze wijzigingen in het lichaam worden ze slungelig, het lijkt alsof ze zich geen raad weten met hun lichaam. c. Deze gaat gepaard met onzekerheid omdat meisjes al vroeg rijpen waardoor zij al in deze emotionele fase zitten wanneer een nieuwe tijd in hun leven aanbreekt, namelijk de middelbare school. Meisjes komen op een nieuwe school en tegelijkertijd veranderd hun lichaam waardoor er dus 2 veranderingen tegelijkertijd gebeuren. Tips voor leraren: - Van meisjes word vaak meer verwacht omdat zij al eerder rijp zijn, de docent kan meisjes laten blijken dat er geen concurrentie in de klas hoort te ontstaan omtrent het huiswerk en dat iedereen net zo hard zijn best doet. - Ook kan de docent laten blijken dat hij/zij geen verschil tussen meisjes en jongens maakt in zijn gedrag. Dit omdat jongens en meisjes op deze leeftijd door de rijping niet op dezelfde lijn zitten terwijl ze op hetzelfde niveau zitten wat ergernissen kan opleveren. d. - Opspelende hormonen. - Lichamelijke veranderingen zoals schaamhaar, borsten. Je weet niet wat er met je lichaam gebeurd. - I.v.m. de hormonen kunnen tieners tijdelijk overgevoelig zijn voor geur, smaak, gehoor, tast en temperatuur. - De stofwisseling kan veranderen waardoor zij aankomen of gewicht verliezen. Versterkende invloeden: - Van buitenaf kunnen zij opmerkingen maken over de lichamelijke veranderingen en het benoemen van de stemmingswisselingen d.m.v. vervelende opmerkingen. Dempende invloeden: - Door er geen aandacht aan te schenken en er niet op te reageren, de persoon niet het gevoel geven dat hij ongewoon is. - Het geven van seksuele voorlichting of open staan voor vragen van de leerling. e. Signalen: - De leerling valt snel af. - De stemmingen veranderen omdat zij veel bezig is met eten (extreem eetgedrag). - ‘Jo-jo-effect’. Benadering richting de leerling: De leerling uitnodigen voor een één op één gesprek om te vragen hoe het er mee gaat, voor algemene redenen. Tijdens het gesprek een vertrouwelijke sfeer creëren. Bepaal de ernst van het probleem en vraag wat de wensen zijn van de leerling ( soms wil de leerling het probleem oplossen met ouders of juist met een psycholoog). Wanneer de leerling een psycholoog wil benaderen word de leerling doorgestuurd naar het zorgteam. Het zorgteam probeert de ernst van het probleem te bepalen en de juiste oplossing te vinden. Om de vertrouwde omgeving te behouden blijf je interesse tonen in de leerling door bijvoorbeeld af en toe te vragen hoe het is of na de les even een gesprekje aan te gaan. Voor het groepseffect laten we de klas niets weten en behandelen we haar niet anders zodat niemand er een opmerking over kan maken. Thema 2: de cognitieve ontwikkeling van de adolescent. a. Kindertijd, 6 tot 12 jaar. Kunnen steeds meer, kijken realistisch naar de wereld, taal en rekensysteem ontwikkelen, ontdekken talenten en bekwaamheden. Wanneer ouders op die talenten kunnen ingaan kunnen zich daar in ontwikkelen. Jongerentijd, 12 tot 18 jaar. Begint met een emotionele periode, de pubertijd. Ingrijpende verandering in de hormonale huishouding. Meisjes vallen 1,5 tot 2 jaar voor op jongens. Vooral bezig met je lichaam en wie je bent wat je wilt en doet. Jongens willen mannelijk en stoer zijn, meisjes willen verleidelijker zijn. Vanaf 15 jaar, jongerentijd. Identiteitsontwikkeling, zelfstandig optreden. Vriendschappen nemen een centrale plaats in. Vanaf 17, adolescentie. Sterke verandering op geestelijk vlak, je kunt beter abstract nadenken. Je wilt jezelf meer profileren, leeftijdsgenoten blijven belangrijk. Jong volwassenheid, 18 tot 20 jaar. Plaatsbepaling in het maatschappelijke leven. Meer diepgang, ook met de partner. Start van het maatschappelijke leven. b. Dit betekend dat we binnen de lessen over ons eigen werk en over elkaars werk kunnen evalueren en kunnen reflecteren. Leerlingen zijn in staat om over ander werk dan hun eigen werk te discussiëren maar wel vanuit de eigen belevingswereld, naar mate zij ouder worden kan dit met steeds meer diepgang zonder een mening te geven maar er subjectie tegen aan te kijken. In de brugklas heb ik tijdens mijn stage nog niet de leerlingen over elkaars werk laten discussiëren, dit omdat het een erg drukke klas was waarin veel rumoer en chaos plaats vond. Er waren nog duidelijk ‘kliekjes’ binnen in de klas en leerlingen bleven daar ook gauw bij. Hierdoor leek het me niet verstandig om met zo’n grote en rumoerige groep over elkaars werk te evalueren. Wel heb ik iedere keer voorbeelden van andere leerlingen omhoog gehouden zodat zij van elkaar zouden kunnen leren. Natasja: ‘ Ik kan me voorstellen dat je met zo een brugklas niet gauw in discussie zou gaan over elkaars werk, maar toch denk ik dat je zulke onderwerpen en discussies al vroeg zou moeten starten in de klas zodat zij gewend raken aan deze manier van kijken naar kunst.’ Eva: ‘ Ik denk dat je zo’n manier van werken (evalueren over elkaars werk) beter tegen het eind van het jaar kunt doen omdat de klas elkaar dan beter kent en meer gewend is aan de mening van een ander. In het begin zullen ze misschien bang zijn om iets over de ander te zeggen. Het is da belangrijk dat je op zo’n moment doorvraagt zodat de leerlingen niet stil vallen.’ In het tweede jaar van het VMBO-T zouden we het in de les kunnen hebben over het expressionisme en hen zelf een werk kunnen laten maken wat dicht bij hun belevingswereld ligt. 4 leervragen: - Welk recent nieuwsbericht zou jij nemen als uitgang punt wanneer je een expressionistisch schilderij zou moeten maken? - Welke kleur kun jij aan welke emoties koppelen en wat voor invloed denk je dat die kleuren hebben op elkaar? - Neem twee verschillende expressionistische schilders en vergelijk deze met elkaar, wat zijn de verschillende en overeenkomsten in hun beeld? - Ruil je werk met je buurman en praat met elkaar over wat jij denkt dat de ander met zijn werk wil zeggen, let op kleur en vorm. c. Suggesties: Voor de leerlingen die nog niet abstract kunnen nadenken een extra lesbrief maken met aanvullende informatie over het onderwerp. Voor de leerlingen die wel al abstract nadenken een aanvullende opdracht maken met bijvoorbeeld vragen waardoor zij meer diepgang in hun werk krijgen of een kunststroming beter begrijpen. Leerlingen die wel al formeel nadenken kunnen in twee of drietallen met elkaar een opdracht maken waarbij zij niet hun mening mogen geven maar juist subjectief moeten zijn over kunst. d. Plan van aanpak, betreft leerling Harrie Het gedrag van Harrie geeft aan dat hij zich er niet van bewust is dat een sociale houding ten opzichte van de docent meeweegt in het behalen van zijn diploma. De aanwezigheid is in die zin belangrijk dat de docent inzicht krijgt in wie Harrie is binnen een groep. Zodat zijn sociale capaciteiten gemeten kunnen worden en beoordeelbar zijn met betrekking tot het bespreken van een vervolgopleiding. Als docent zijnde ga je een één op één gesprek aan het Harrie. Je legt uit op een rustige maar duidelijke (en autoritaire) manier dat zijn manier van werken alleen theoretische resultaten boekt en dat zijn gedrag op sociaal gebied niet meetbaar is. Met andere woorden scoort hij onvoldoende zijn sociale capaciteiten, dit betekend dat hij als nog onvoldoendes haalt en als zijn gedrag niet gaat veranderen. Je legt (de docent) het probleem bij hem neer, en geeft aan dat jij de persoon bent die mede verantwoordelijk is voor zijn uiteindelijke cijferlijst. En dat deze worden gehanteerd door de regels van de school. Met andere woorden, het wordt tijd dat Harrie gaat luisteren en zich ernaar gaat gedragen en zo niet, dan zijn daar consequenties aan verbonden die zichtbaar zijn op de cijferlijst van Harrie. e. Suggesties: - Een overkoepeling tussen de vakken maken waardoor hij begrijpt dat die basisvorming weer invloed heeft op andere vakken en aspecten die hem juist wel interesseren. Voorbeeld: Door de graden en hoeken te begrijpen bij wiskunde kan de leerling bij tekenen een goede perspectivische tekening maken. - Met de leerling bespreken wat voor werk hij dan precies doet en linken leggen tussen het werk en de vakken. Voorbeeld: Wanneer de leerling graag in de horeca zou werken kan er een link gelegd worden met verzorging omdat het in de horeca om hygiëne draait. - Leerling bijscholing aanbieden waarin theorie benaderd word met praktijk of oefeningen. Voorbeeld: Bij aardrijkskunde zouden we met de leerling een soort van topografisch spel maken waarin hij spelenderwijs weet waar alle steden en landen liggen. Thema 3, emotionele en sociale ontwikkeling van de adolescent. a. 1. Voorbeeld uit stage. - Leerlingen doen aannames en durven bepaalde kleding niet te dragen uit angst dat iemand dit niet goedkeurt of stom vind. - Leerlingen die samen blowen en roken zodat ze bij een groep horen. Leerlingen luisteren vaak een bepaald soort genre muziek wat gekaderd is waardoor ze een subgroep gaan zoeken waarin zij zich kunnen plaatsen. - Leerlingen kiezen bepaalde hobby’s om zichzelf te vinden en zich te vergelijken met anderen die dezelfde hobby’s hebben. - Leerlingen zetten zich af tegen autoriteiten, bijvoorbeeld ouders om erachter te komen wie je zelf bent en normen en waarden van thuis aan te passen of te behouden. 2. Voorbeeld uit je eigen adolescentie. - Na de wisseling van basisschool naar middelbare school ben ik me compleet anders gaan kleden om erbij te horen en opzoek te gaan naar wie is was. - Na de scheiding begon ik mezelf af te vragen in hoe verre die scheiding mij veranderd heeft in hoe ik in het leven sta. - Toen ik een kind was zette ik me heel erg af tegen alles (autoriteiten) wat vertrouwd was zoals weglopen van huis etc. - Ik was in de adolescentie erg bezig met mijn smaak te ontwikkelen en mijn waarde oordeel d.m.v. te kijken en luisteren naar dingen en muziek zonder begeleiding. 3. Naarmate is ouder werd en me langer in ene subgroep bevond ben ik me gaan realiseren dat ik een individu was en ook interesses buiten die subgroep ook van belang waren om mij te vormen tot wie ik ben. Bepaalde muziek ben ik uit die subgroep blijven luisteren maar ben mijn interesses ook gaan verbreden naar andere soorten muziek waarbij ik me goed voelde. Ik ben me breder gaan oriënteren. In het begin draag je merkkleding om jezelf aan te sluiten bij anderen en bij groepen. Naar mate van tijd kijk je meer om je heen en oriënteer je meer waardoor je je beseft dat je ook andere kleding kunt dragen en niet vast hoeft te zitten aan bepaalde merkkleding. Om bij een bepaalde groep te horen rook je sigaretten. Wanneer je je beseft dat jouw voorkeur bij sport ligt en roken dit beïnvloed stop je met roken, terwijl de rest zelf nog rookt. Je maakt de keuze vanuit je eigen voorkeur. b 1. In sommige gevallen is de leerling zichzelf niet bewust dat de gevoelens te maken hebben met verliefdheid en met name homoseksueel dus er is dus ene verschil omdat ze niet bewust zijn van verliefdheid en gevoelens. Het veranderd omdat het voor sommige leerlingen de eerste situatie is waarin zij zich bevinden waarbij homoseksuele gevoelens naar boven komen en geen weet hebben van het feit dat zij verliefd zijn of van hun seksualiteit. 2. Omdat hij weet dat het een middel is om populariteit te verschaffen zet hij die middelen (grappig gedrag) in om een zekere positie in de klas te krijgen. Als docent corrigeert je zijn gedrag en behandelt hem zoals de rest van de klas. 3. Het is uit den boze om een relatie aan te gaan met een leerling. Een leerling kijkt tegen je op die daardoor gevoelens gaat ontwikkelen die niet reëel zijn. c. 1. -Allereerst is het handig om voor een goede indeling in de klas te zorgen, als docent kun alvast voorzorgsmaatregelingen treffen door ervoor te zorgen dat drukke en aandachtsbehoevende leerlingen niet bij hun andere drukke klasgenoten komen te zitten maar juist bij de wat minder drukke leerlingen, op deze manier zorg je voor een beter evenwicht binnen de groep. Vervolgens kun je als docent allerlei manieren verzinnen om ervoor te zorgen dat leerlingen minder aandacht vragen van elkaar en van jou als docent. Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn om de leerlingen een opdracht te geven waarin je ze laat samenwerken in groepsverband (de aandachtsbehoevende leerlingen en de wat teruggetrokken leerlingen gemengd in een groepje). Tijdens deze opdracht geef je de leerlingen een extra grote zelf standigheid terwijl je als docent nog steeds de begeleidende rol inneemt, je complimenteert de leerlingen tijdens hun project; ze kunnen ook zonder veel aandacht van een docent uitstekend werken. Bij deze opdracht krijgen leerlingen die een wat teruggetrokken houding hebben de kans om hun drukke medeleerlingen te helpen, op deze manier zet je negatieve aandacht om in positieve aandacht zonder dat de leerlingen zich er bewust van zijn. Als deze manier werkt zou je als docent kunnen overwegen om op deze manier les te blijven geven. Als deze manier absoluut niet werkt is het beter om individuele gesprekken aan te gaan met leerlingen, waarbij je probeert te achterhalen waarom deze kinderen zoveel aandacht trekken, als je hier als docent achterbent kun je verdere maatregelingen treffen die bij het eventuele probleem van de leerling aansluiten. 2. -Voor deze teruggetrokken leerlingen is het belangrijk dat hun probleem buiten de rest van de groep blijft. Daarom ga je als docent individuele gesprekken aan met teruggetrokken leerlingen om er op deze manier achter te komen wat er aan de hand is. Wanneer je achter hun probleem bent, kun je bij deze casus een passende manier van hulp zoeken. In sommige gevallen zal dit het inschakelen van een zorgcoördinator op de desbetreffende school zijn, in andere gevallen zullen het slechts een reeks gesprekken zijn met de leerling zelf en de ouders. De bijpassende hulp is afhankelijk van het probleem van de leerlingen. d. Enkele problematische situaties die kunnen voorvloeien uit deze adolescentiekenmerken: -leerlingen worden buitengesloten en gepest omdat ze zich te opvallend en buiten de normen en codes van de groep gedragen. Omgang van de docent met het probleem: Een groepsgesprek aangaan met de leerlingen, waarom worden er mensen gepest die zichzelf zijn? Is dat niet een beetje vreemd? Is het niet juist heel sterk van leerlingen dat ze zichzelf zo durven te uiten? De nadruk hoeft niet perse op deze gepeste leerlingen te liggen, de docent kan ook in de vorm van een documentaire over andere mensen die zich “buiten de lijntjes” kleden gaan. Daarna kun je er als docent een praktijkoefening aan koppelden, je kunt de leerlingen bijvoorbeeld een tekening laten maken waarin zij weergeven wie ze echt willen zijn, of hoe ze er echt uit willen zien. Als alle tekeningen af zijn kun je a.d.h.v. de tekening een gesprek beginnen met de leerlingen waarin je uitlegt dat hetgeen zij net hebben getekend hetzelfde is als mensen die zich anders kleden, alleen dat deze mensen het niet alleen tekenen of denken maar het ook echt uitvoeren wie ze willen zijn en waarbij ze zich prettig voelen, dat het dus eigenlijk helemaal niet vreemd is. - Leerlingen vertonen licht crimineel gedrag uit onvrede over zichzelf en de hele wereld en laten zo hun opstandigheid merken (prullenbakken of fietsen slopen, het bord vernielen, je pennenset stelen, een proefwerk uit de leerlingenkamer achterover drukken en kopiëren voor iedereen). Omgang van de docent met het probleem: een gesprek met deze leerlingen aangaan over waarom ze dit nu precies doen, wat is de achterliggende betekenis van hun agressieve gedrag? Als leerlingen gestraft moeten worden doe dit dan niet d.m.v. het overschrijven van het schoolreglement, maar juist op een manier die indruk moet maken en ze wijst op hun gedrag; laat ze bijvoorbeeld de mogelijke gevolgen van hun gedrag zelf bedenken; wanneer ik een fiets sloop, voor hoeveel mensen zal dit dan gevolgen hebben de ouders van het kind, het kind zelf. Wanneer ik een proefwerk jat voor wie heeft dit dan gevolgen? voor de kinderen die het proefwerk niet hebben ontvangen en wel hard geleerd hebben, voor iedereen die het opnieuw moet doen, voor iedereen die nu niet over de kennis beschikt die misschien wel bij het eindexamen aan bod komt. -Enkele leerlingen roken joints op het schoolplein en komen erg wazig in de klas. Je kunt het niet bewijzen maar de leerlingen worden steeds ongrijpbaarder en hun afwezigheid is overduidelijk en storend voor de lesvoortgang. Omgang van de docent met het probleem: de docent organiseert een “voorlichting” waarbij er een drugsverslaafde komt praten voor de klas, het best zou zijn om iemand van hun eigen leeftijdscategorie te laten spreken over eigen ervaringen en het gevolg ervan (op deze manier kun je indruk maken op de leerlingen). Thema 4, ik en de anderen: omgang met ouders, leeftijdgenoten en vrienden. a. Naarmate kinderen opgroeien tot adolescenten neemt de zelfstandigheid ook steeds meer toe, adolescenten zijn vaak al in hoge mate zelfstandig, ze krijgen een eigen leven dat niet meer zo verwikkeld is met dat van hun ouders. Ze komen los van hun ouders die natuurlijk in de meeste gevallen nog steeds erg belangrijk blijven en er wordt steeds meer waarde gehecht aan vrienden. In zekere zin verplaatst de aandacht die de kinderen altijd voor de ouders hadden (en kregen) naar de aandacht voor vrienden. b. Stijlen: Autoritair: D+ + R- Niet zelfstandig in de buitenwereld en grenzeloos daarin zijn. Verwaarlozend: D- - R- Geen regels kennen in de maatschappij; Drankmisbruik, drugsmisbruik en crimineel gedrag. Verwennend: D- - R+ + Afhankelijk, veeleisend, niet ruimdenkend zijn en niet zelfstandig nadenken. Autoritatief/democratisch: D+ - R+ Waarden en normen zijn aanwezig, alles is in balans. c. Om het individu te vormen, smaak en waarde oordeel, eigen keuzes maken en die ervaringen te delen met mensen die door dezelfde fase gaan als jij. Doordat Andrea vanaf haar 12de tot 19de binnen meerdere subculturen experimenteerde is zij nu de persoon die zij is omdat zij nu weet wat het beste is wat bij haar past (empirisch onderzoek leid tot ervaringen). d. Toen ik 15 jaar oud was zat ik bij de scouting en had ik daar een vriendengroep die hoofdzakelijk uit oudere jongens bestond, deze vrienden waren betrouwbaar en bekend bij mijn ouders. Mijn ouders stonden dan ook positief tegenover deze vriendschap, mijn vrienden aten wel eens mee bij ons thuis en dit was altijd gezellig ook met mijn ouders erbij. Daarnaast had ik een vriendin die een jaar jonger was en veel met jongens bezig was (ikzelf was nogal een laatbloeier, en hield me niet zo bezig met jongens op seksueel gebied). Mijn vriendin was hartstikke lief, maar ze had de neiging om met mensen om te gaan die een onbetrouwbaar karakter hadden, of zich te keren tegen het agressieve soort. Op zich had ik daar geen problemen mee, ik probeerde haar te helpen daar waar kon maar aan de andere kant kon ik mij er ook makkelijk voor afsluiten. Het was met name mijn vader die heel veel problemen had met deze vriendschap, en mij verbood met haar om te gaan. Dit werkte zo averechts dat ik me tegen mijn vader keerde, het feit dat hij mij niet vertrouwde maakte mij heel erg boos en verdrietig. Mijn moeder stond ertussen maar zorgde er wel voor dat het opgelost werd voor mij en mijn vader.
© Copyright 2024 ExpyDoc