Reportage Overlijden in Saasveld

Overlijden in Saasveld
Op het kerkhof van Saasveld schijnt de zon uitbundig, vogels fluiten en aan de rand van het bos is een groepje mannen
aan het werk. Hun zwarte capes hebben ze afgedaan, die zijn niet handig bij de klus die ze te klaren hebben. De mannen
staan rondom een diepe, handgegraven kuil met dwarsbalken eroverheen. Daar bovenop staat een lijkkist. Met twee
koorden trekken ze die omhoog, zodat de dwarsbalken weggeschoven kunnen worden. Heel voorzichtig laten ze
vervolgens de kist zakken, het donkere gat in. De mannen zijn stuk voor stuk noaber van Toon Pol. Dit is het laatste wat
ze voor hem kunnen doen.
De onderlinge verbondenheid binnen een gemeenschap komt misschien nog wel het meest naar voren als er
iemand overlijdt. Saasveld is een klein, Twents dorp met nog geen 1.700 inwoners. Er staat een kerk in het midden,
daaromheen wat huizen en een uitgestrekt buitengebied met boerderijen. Vee- en varkenshouderij vooral. Ouders
van de schoolkinderen van Saasveld zaten vroeger al bij elkaar in de klas. Hetzelfde geldt voor hun opa’s en oma’s.
Het is een gewoon dorp, zoals er zovele zijn. Maar voor iemand die het dorpse leven niet kent, is het
saamhorigheidsgevoel tussen de inwoners bijzonder.
Niet voor de paus
Toon is overleden, op eenentachtigjarige leeftijd. Het is half acht ’s ochtends als Dinie Kok een telefoontje krijgt
van zijn familie. Dinie is vrijwilliger bij de Rooms Katholieke kerk in Saasveld. Ze gaat voor tijdens diensten, brengt
hosties langs bij zieken en begeleidt families als er iemand is gestorven. Dinie is een doortastende, warme vrouw
van zeventig. Ze heeft al diverse heupoperaties ondergaan, maar stilzitten wil ze voorlopig niet. ‘Mijn man werkt
nog mee met mijn zoon in het varkensbedrijf en ik ben niet gewend om niks te doen. Dan zit ik hier alleen thuis. Dat
is echt wel een keer schoongemaakt als je met zijn tweeën bent. Ik moet werken, want als ik dat niet doe, ga ik veel
te veel nadenken. Dat is niet goed voor een mens.’
Een uurtje nadat ze gebeld is, loopt Dinie via de achterdeur bij het ouderlijk huis van de familie Pol naar binnen.
Jongste zoon Gerwin woont er nog steeds, samen met zijn vrouw Liesbeth en hun vier nog jonge kinderen. De twee
oudste kinderen van Toon zijn voor even terug in hun oude nest. Hij woonde in een apart gedeelte van het huis en
daar zitten ze bij elkaar. Dinie geeft ze een stevige hand. Als ze ziet dat schoondochter het even moeilijk heeft,
krijgt die een knuffel. ’t Is toch wat, of nich?’, zegt Dinie. In de kamer hangen tekeningen en briefjes van de
kleinkinderen. ‘Lieve opa’, ik kom elke dag bij je, dat vind ik leuk.’
Toon ligt op het bed waarin hij ’s nachts gestorven is, nog in zijn pyjama. Onder zijn kin is een stevig opgerolde
handdoek gestoken, om te voorkomen dat zijn mond gaat openhangen. Hij ligt vredig, het lijkt of er om zijn mond
een kleine glimlach speelt. Zijn ogen zijn gesloten. Dinie vouwt haar handen, buigt haar hoofd en begint te bidden,
samen met de kinderen die zich ook rondom het bed verzameld hebben. Een mooi moment, een ingetogen
eerbetoon.
Daarna is er tijd om koffie te drinken en te praten. Toon wist dat hij zou sterven.’Hier kan ik ’t nig van win’n, ie doot
d’r niks an,’ zei hij. Maar hij heeft gevochten, de laatste weken. Tegen de kanker, tegen de aftakeling, maar ook
tegen de nachtmerries. Na de tweede wereldoorlog was hij soldaat in Indonesië. Zijn kinderen weten niet wat hij
daar heeft meegemaakt, hij wilde er niet over praten. Maar in die nachtmerries leek alles naar boven te komen.
Dinie luistert met compassie, maar blijft praktisch tegelijkertijd. Ze belt om allerlei zaken te regelen. Bloemen,
grafsteen, kerk, koster, parochiesecretariaat, café Bruins voor de koffietafel na de uitvaart en ook meneer Koning
uit Borne, die het uitvaartvervoer regelt. Voor 5 euro per jaar ben je met de hele familie lid van de
‘Lijkwagenvereniging’ van Saasveld. Vervoer van de overledene, overal vanuit Nederland, is daarmee geregeld en
betaald.
Het is bijna tien uur als Dinie vraagt of de familie mee naar buiten gaat om de kerkklokken te horen. Die luidt de
koster speciaal voor Toon. Ze gaan naar de achtertuin. De wind staat goed, en vanuit de verte horen ze het geluid
aanzwellen. Een laatste groet, maar ook een aankondiging. Als de klokken om tien uur ‘s ochtends uitgebreid
luiden, weet iedereen in Saasveld dat er iemand overleden is.
Dinie legt Toon samen met meneer Koning en alle familieleden af. Ze gaat voortvarend aan de slag en vervangt het
beddengoed. Daar schuift ze een koelplaat onder, omdat de man thuis wordt opgebaard. De ene zoon scheert zijn
vader. Nog een andere zoon en dochter helpen ook. Ze vinden het moeilijk. ‘Toen pa nog leefde zorgden we ook
niet op die manier voor hem, het voelt raar om het nu wel te doen.’ Dinie regelt het wel en de familie mag doen
waar ze zich goed bij voelt. Toon krijgt het pak aan dat hij droeg toen zijn jongste zoon trouwde. Dochter maakt de
haren van haar vader nat met een washandje en kamt ze voorzichtig naar achteren. Dinie kwast een klein beetje
rouge op zijn gezicht. Langzaam begint Toon weer te lijken op de man die hij was. Dinie vertelt over die keer dat het
haar van een overleden dame zo statisch was, dat ze het maar niet plat kreeg. Ze sliep er ’s nachts niet van en heeft
uiteindelijk rollers in het haar gedraaid. Dat hielp.
De neugste noabers (directe buren) komen binnen. Zij zullen volgens traditie het overlijden van Toon aangeven bij
de gemeente. Ze gaan snel weg als ze zien dat iedereen nog druk is en nemen het trouwboekje en de
overlijdensverklaring mee. Die moeten ze bij de burgerlijke stand overhandigen. In de loop van de dagen zullen alle
noabers even langskomen om afscheid te nemen van Toon, maar ook om de familie een hart onder de riem te
steken. De familie vindt dat druk, maar tegelijkertijd prettig. ‘Het doet je goed dat iedereen zo meeleeft, dat pa
zoveel betekent heeft voor iedereen.’ De noabers betalen ook het drukken en verzenden van de rouwkaarten en
laten gewoontegetrouw twee missen bidden.
Toon is nog niet eens 24 uur geleden overleden, maar toch is het al tijd om na te denken over de rouwkaart, het
bidprentje en de krantenadvertenties. Vrijwilliger Maria Wolbert helpt daarbij. Ze is een intelligente, rustige vrouw
die al haar hele leven in Saasveld woont. Maria komt ’s middags bij de familie langs. Voor er kaarten gekozen
worden en teksten bepaald, wil ze graag Toon begroeten. ‘Het lijkt zo raar om allerlei dingen voor hem te regelen,
terwijl ik hem nog niet eens heb gezien.’ Als Maria twee uur later weggaat laat ze een stapel rouwenveloppen
achter. Daar kan de familie alvast adressen op schrijven.
Maria voelt zich vereerd dat ze dit werk mag doen. ‘Mensen laten je heel dichtbij komen op deze momenten en ik
kan echt wat voor ze betekenen. Ik doe het echt niet voor de paus of voor de bisschop, maar ik doe het voor de
gemeenschap, ik doe het voor hier.’
Keuzes
Ook de avondwake en de uitvaartdienst moeten worden voorbereid. Liedjes uitgezocht, teksten aangepast:
wederom moet de familie heel wat keuzes maken. Daarvoor komt Dinie een tweede keer langs. Qua teksten zijn de
kinderen er snel uit. Niet al te zwaar. De liedjes zijn moeilijker. ‘Stil maar, wacht maar’, moet er in elk geval in, want
dat zong hun vader altijd als hij in een goed humeur was. Je kon hem door het hele huis door horen galmen. Als ze
een liedje niet kennen, zingt Dinie het wel even voor. Eén van de zoons vertelt over een ander overlijden dat hij van
nabij meemaakte. Dat werd begeleid door een uitvaartondernemer. ‘Dat ging ook goed hoor, maar het is wel
anders. Dit komt dichterbij, is veel minder afstandelijk.’
Dinie rijdt nog even snel naar Café Bruins, om definitief door te spreken hoe de koffietafel na de uitvaartmis eruit
zal zien. Twee broodjes per persoon, koffie en thee. Ondertussen is Maria bij de drukkerij waar ze de rouwkaarten
en bidprentjes heeft laten drukken. Ze zorgt ervoor dat de rouwkaarten op tijd naar de post gaan.
Toon verlaat zijn huis voorgoed op de middag voor zijn begrafenis. Hij wordt overgebracht naar de aula, vlak naast
de kerk. Een plechtig, maar ook hectisch moment. Dinie maant de familie afscheid te nemen, zodat meneer Koning
direct aan het werk kan als hij de uitvaartwagen voorrijdt. Toon wordt ‘gekist’. Een vakterm uit de uitvaartwereld
voor het overbrengen van de overledene in zijn kist. De hond van Toon houdt de wacht voor de slaapkamer. Zijn
ogen heeft hij strak gericht op de deur. Als meneer Koning de kist het huis uit rijdt, drentelt Jordy er ongedurig
omheen. Dinie geeft de hond een aai. ‘Ja, voor jou is het ook niet gemakkelijk’, troost ze.
In de kerk is het stil vlak voor de mensen binnenlopen voor de avondwake. Die wordt gehouden op de avond voor
de begrafenis. De zon schijnt door de glas in lood ramen en het is er weldadig koel. Dinie vertelt hoe belangrijk het
gebouw is voor haar. ‘Als ik in de lege kerk kom, als alles nog stil en rustig is; het gevoel dat ik dan heb, kan ik niet
goed uitleggen. Ik haal er kracht en troost uit. Dan geloof ik dat God bestaat. Raar is dat, dat een gebouw zoveel
met je kan doen. Toch twijfel ik wel eens. Ik ken veel verdriet, mijn man en ik hebben veel meegemaakt. Soms
vraag ik me af waarom dat is, waarom ons dat overkomt. Ik twijfel, dat meen ik echt, ook over het hiernamaals. Stel
nou dat je twee keer getrouwd bent geweest. Naar welke man ga je dan terug? Dat is toch gek, daar krijg je toch
problemen mee in de hemel? Ik ben er nog lang niet uit, maar dat hoeft ook niet. Ook al ben je betrokken bij de
kerk, ruimte voor twijfel is er altijd. Twijfel is de mens eigen.’
Tijdens de avondwake zit de kerk vol, er zijn een paar honderd mensen. Iedereen uit Saasveld kende Toon of één
van zijn kinderen. Een behoorlijk aantal is familie. De avondwake wordt voorgegaan door twee vrijwilligers, er is
immers een tekort aan pastoors. Het dames- en herenkoor zingt. Dinie: ’We hebben het ook wel eens zonder
gedaan, maar dat is zo kaal. Dat hebben we snel weer teruggedraaid.’ Na de dienst wacht er een lange rij voor de
aula. Achteraan wordt er gefluisterd, gegroet en zo nu en dan zachtjes gelachen, maar hoe dichter bij de aula, hoe
stiller iedereen wordt. Sommige mensen zijn er alleen om de familie te condoleren, andere willen ook van Toon
afscheid nemen. Ze staan even stil voor de kist en met een kort knikje lopen ze door. Dinie staat bij de deur en
houdt in de gaten of alles goed gaat. Maria zorgt ervoor dat de kerk netjes wordt achtergelaten.
Als iedereen weg is, begint Maria aan de voorbereidingen voor de uitvaart de volgende dag. Een microfoon met
luidspreker en verlengsnoer, het licht van de paaskaars, een kleine schop, ze zet het allemaal alvast bij het graf. In
de kerk legt ze de condoleanceregisters en de misboekjes klaar. Kloomp’nmakers Bennie heeft het graf al
uitgegraven. Dat gaat gewoon met een spade, schep voor schep. Het is een zware klus, waar hij minimaal een halve
dag zoet mee is. Deze keer had de grafdelver geluk, het was prachtig weer. ‘Als de weerberichten voorspellen dat
het gaat vriezen, hark ik alvast een dikke pak bladeren over het stuk grond’, vertelt hij. ‘Dan is de grond van het graf
in elk geval niet hard bevroren al er iemand mocht overlijden.’
Vrömden zijn niet nodig
De dag van de begrafenis. Maria en Dinie zijn al rond kwart over negen in de aula. Ze rijden de baar met het lichaam
van Toon uit de koelcel en plaatsen deze zorgvuldig tussen de bloemstukken. Maria vertelt dat ze het gevoel heeft
dat overledenen nog aanwezig zijn, niet alleen lichamelijk. ‘Ik doe alsof ze het allemaal kunnen meemaken. Ik groet
ze, behandel ze zoals ik ze in het echte leven ook zou behandelen.’
Een half uur voor de uitvaartmis begint, komt de familie aangereden. Achter gesloten deuren zijn ze nog even
alleen met hun vader. Om twaalf voor tien zegt Dinie dat het tijd is. Het deksel gaat op de kist. De noabers staan er
omheen als de kinderen eigenhandig de schroeven vastdraaien.
Een aantal noabers woonde al hun leven lang naast Toon. Zes van hen slaan een zwarte cape over hun pak. Zij
zullen de lijkkist de kerk in dragen. Hun vrouwen dragen de bloemstukken. De pastoor komt samen met de
misdienaars naar buiten en bewierookt de kist. De prikkelende geur laat één van de noabers niezen. Het is tien uur
en langzaam lopen ze de volle kerk in. De pastoor en de misdienaars, de noabers met de bloemstukken en de kist,
de familie. Even later schalt het ‘Stil maar, wacht maar’ door de kerk.
Dinie gaat voor naar het kerkhof. De overgang van de donkere, koele kerk naar de zon is groot. Alleen het
geschuifel van de voeten is te horen, samen met het fluiten van een vogel. Dan beginnen de klokken te luiden en de
noabers tillen de lijkkist op dwarsbalken boven het door Bennie gegraven gat. Aan hun gezichten te zien is het een
zware klus. De pastoor zegt de laatste gebeden en schept een beetje zand op het graf, het dames- en herenkoor
zingt een laatste lied en langzaam schuifelen de bezoekers langs het graf. De familie staat er vlak naast, maar bijna
niemand kijkt hen aan. Het lijkt of de mensen dat niet gepast vinden, of je niet te nieuwsgierig mag zijn naar
andermans verdriet. Nog heel even blijven de kinderen en hun naaste familieleden staan. Dan lopen ook zij weg.
De uitvaartmis is voorbij. Noabers laten de kist zakken. Maria ruimt de spullen op. Dinie zorgt dat alles goed
verloopt tijdens de koffietafel bij Bruins, het kerkkoor praat nog even na samen met de koster en de misdienaars en
Bennie gooit het graf dicht. In Saasveld heeft bijna niemand een uitvaartverzekering en een uitvaartonderneming
wordt nauwelijks gebeld. ‘Vrömden’ zijn niet nodig, ze regelen het met elkaar.