Methodiek energie efficiency MJA3

MJA3 convenant
Methodiek energie-efficiency
Alle inspanningen van bedrijven gericht op energiebesparing in het productieproces en in de
keten en met het oog op de inzet van duurzame energie, worden gehonoreerd: zij worden in
absolute omvang (Joule) gewaardeerd en gerapporteerd.
De besparingsomvang van maatregelen vormt samen met de wijzigingen in het energieverbruik
door volume-ontwikkeling en invloed van omgevingsfactoren een onlosmakelijk geheel.
Op sectorniveau worden alle inspanningen van bedrijven in hun absolute omvang geaggregeerd.
Rapportage vindt op dezelfde wijze plaats als bij bedrijven, met een uitdrukkelijke plaats voor
cijfermatige onderbouwing en kwalitatieve toelichting van volume-effecten en
omgevingsfactoren.
Het convenantniveau kent rapportage langs vier lijnen:
o
Alle inspanningen ter besparing van energie in het productieproces en de keten en ter
vergroening van de energievoorziening door de inzet van duurzame energie worden in Joule
opgenomen.
o
Alle inspanningen worden geïndexeerd. Energiebesparing in het productieproces en in de
keten worden als verbetering van de energie-efficiency beschouwd, de inzet van duurzame
energie wordt als vergroeningsaandeel van de energievoorziening gezien.
o
Ter vergelijking met de MJA3-doelstelling worden de indices voor productieproces, keten en
duurzame energie gesommeerd.
o
In relatie tot Schoon & Zuinig worden de indices in beperkte mate bij elkaar opgeteld. De
energiebesparing in het productieproces en in een deel van de keten t.w. in de
productieketen in Nederland (zie hierna voor uitleg) worden geïndexeerd en in de energieefficiency-verbetering uitgedrukt. Omdat de inzet van duurzame energie niet langer als
energie-efficiency maar als aandeel duurzame energie geldt, wordt deze afzonderlijk
gepresenteerd.
Pagina 1 van 6
Inleiding
Het Platform MJA3 heeft op 3 februari 2010 ingestemd met deze nieuwe Methodiek energieefficiency. Via een brief d.d. 12 februari 2010 heeft de voorzitter van het Platform MJA3, de
heer Prieckaerts, alle MJA3-deelnemers op hoofdlijnen over het besluit geïnformeerd.
De nieuwe methodiek voldoet aan de daaraan gestelde criteria van eenvoud, transparantie
en betrouwbaarheid. Deze memo gaat gedetailleerder op de gemaakte afspraken in.
Met de nieuwe methodiek is tevens het protocol energie-efficiency goedgekeurd.
Dit protocol bestaat uit 2 delen:
‘Protocol Monitoring, procedure’, bijlage MJA3, hoofdstuk 3A;
‘Protocol Monitoring, methodiek’, bijlage MJA3, hoofdstuk 3B.
Deze protocollen zijn beschikbaar op www.rvo.nl.
Indien er specifieke werkafspraken zijn gemaakt binnen uw sector met betrekking tot de
methodiek, worden deze werkafspraken gerespecteerd, ook binnen de nieuwe methodiek.
Eventuele aanpassingen daarvan worden besproken in het overleg tussen uw
brancheorganisatie, betrokken overheidspartijen en de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland.
In de monitoringronde over 2009 is de methodiek voor het eerst toegepast. De methodiek
betekent geen verzwaring van administratieve lasten voor uw bedrijf: de dataverzameling blijft
hetzelfde. In de monitoring over 2009 is de energie-efficiency volgens de nieuwe methodiek
door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland berekend en naast de huidige methodiek
gepresenteerd.
Probleembeschrijving oude methodiek
De ‘Methodiek energie-efficiency’, die ten grondslag ligt aan de berekeningen in het energieefficiencyplan (EEP) en de monitoring van de voortgang daarvan, was toe aan vernieuwing,
vanwege een drietal redenen:
De belangrijkste constatering bij de oude methodiek is dat de drie pijlers van het convenant
(productieproces, ketens, duurzame energie) alle drie uitsparing van conventionele
energiebronnen nastreven, maar dat aan elk van de drie pijlers een ander principe ten
grondslag ligt. In het productieproces is dit energie-efficiency, bij ketens energiebesparing
en bij duurzame energie vergroening van de energievoorziening. Het optellen van de drie
indices geeft daardoor een vertekend beeld. Bovendien is de indicator van de belangrijkste
pijler, energie-efficiency van het productieproces, niet goed in staat de belangrijkste
convenantinspanning te meten. Deze indicator meet namelijk niet alleen het uitvoeren van
besparende maatregelen, maar ook tal van andere meer of minder beïnvloedbare factoren,
zoals bijv. producteisen.
Daarnaast is afstemming met de Europese ‘Richtlijn betreffende energie-efficiency bij het
eindgebruik en energiediensten’ (ESD) nodig. De gevolgen van de ESD voor de wijze van
berekening van energiebesparing en energie-efficiency zullen in het landelijke Protocol
Monitoring Energiebesparing (PME) worden verwerkt. Het huidige monitoringprotocol van
MJA2 wijkt geoorloofd van het PME af. Meer transparantie van de MJA3-resultaten komt de
geloofwaardigheid van het convenant ten goede. Daarom is aansluiting gezocht bij de wijze
van presenteren van energiebesparing in het PME.
Tot slot is met wijziging van MJA2 in MJA3 een natuurlijk moment aangebroken om tot een
nieuwe methodiek te komen; zo mogelijk is voor MJA3 en MEE dezelfde methodiek
gehanteerd, maar bij gebleken verschillen is recht gedaan aan de bijzondere positie van elk
van de convenanten.
Pagina 2 van 6
Nieuwe methodiek
De nieuwe methodiek is gebaseerd op het honoreren van de inspanningen van bedrijven op alle
pijlers en op alle aggregatieniveaus. De methodiek heeft vooral gevolgen voor de wijze van
presentatie van de resultaten.
Pijler 1: Productieproces
Op alle niveaus worden besparingen, volumeveranderingen en omgevingsfactoren in TJ
gerapporteerd, alleen op convenantniveau worden deze geïndexeerd dat wil zeggen in energieefficiency uitgedrukt. In werkelijkheid is het verschil in energieverbruik van jaar op jaar het
gevolg van een aantal factoren, waarbij energiebesparende maatregelen in belangrijke mate de
inspanningen van bedrijven weergeven. In de nieuwe methodiek wordt de efficiencyverbetering
in het productieproces gebaseerd op de energiebesparende maatregelen. Dat wil zeggen dat
energiebesparende maatregelen 1-op-1 aan de wijziging van het energieverbruik en ook van de
energie-efficiency bijdragen.
De nieuwe formule voor de efficiencyverbetering in het productieproces op
convenantniveau luidt:
energiebesparing productieproces
werkelijk energieverbruik + energiebesparing productieproces
Omdat kwantificering van energiebesparende maatregelen nodig is om aan de energie-efficiency
van het productieproces bij te dragen, kost het bedrijven meer moeite om ook kleine
maatregelen te inventariseren en op te voeren. Bedrijven zoeken zelf naar een optimum voor
het rapporteren van kleine maatregelen.
Naast energiebesparende maatregelen beïnvloeden ook andere factoren het energieverbruik in
het productieproces. Deze overige invloeden dragen niet langer bij aan de energie-efficiency,
maar dienen als onderbouwing van de verandering in energieverbruik van jaar op jaar.
Doelstelling is om de verandering van het werkelijk energieverbruik inzichtelijk te maken, om
bedrijven goed (in-)zicht te laten behouden in (de veranderingen op) het totale energieverbruik.
Pijler 2: Ketenprojecten
Op alle niveaus worden besparingen, volumeveranderingen en omgevingsfactoren in TJ
gerapporteerd, alleen op convenantniveau worden deze geïndexeerd dat wil zeggen in energieefficiency uitgedrukt. Voor ketenprojecten geldt dat zij leiden tot energiebesparing in alle delen
van de keten: productiefase (productieketen) of gebruiksfase (productketen), in of buiten
Nederland (zie ter verduidelijking onderstaande tabel). Tot de productieketen behoren projecten
als materiaalbesparing, optimalisatie distributie en optimalisatie productafdanking en –
herverwerking. Onderdeel van de gebruiksfase vormen projecten in de sfeer van vermindering
energieverbruik tijdens productgebruik, optimalisatie functievervulling en optimalisatie
levensduur.
Het idee achter dit onderscheid is dat producent, consument en wetgever een gezamenlijke
verantwoordelijkheid hebben om tot energiebesparing te komen bij producten die
energiezuiniger zijn in de gebruiksfase. Door middel van Ecodesign wetgeving heeft de overheid
een grote invloed bij het realiseren van energiebesparing in de productketen, terwijl ook
consumenten door hun aankoopkeuze het realiseren van energiebesparing kunnen beïnvloeden.
De productieketen echter zit veel meer in de directe invloedsfeer van het bedrijf, waardoor daar
gerealiseerde besparingen meer aan het bedrijf toe te rekenen zijn.
Pagina 3 van 6
Productieketen
Binnen Nederland
TJ 1)
% 2)
100%
100%
Buiten Nederland
TJ 1)
% 2)
100%
0%
Productketen
100%
100%
0%
0%
1) TJ: alle inspanningen worden gehonoreerd
2) %: in indexering telt alleen besparing in productketen in Nederland mee
De formule voor indexering van de energiebesparing in de keten is als volgt, ter
vergelijking met de MJA3-doelstelling op convenantniveau:
energiebesparing keten
werkelijk energieverbruik + energiebesparing productieproces
Om de energiebesparing in de keten aan Schoon & Zuinig te relateren, wordt de
volgende formule gehanteerd.
energiebesparing productieketen NL
werkelijk energieverbruik + energiebesparing productieproces
Pijler 1 en 2 samen: energie-efficiencyverbetering
De efficiencyverbeteringen in het productieproces en in de productieketen in Nederland samen
leiden tot de energie-efficiencyverbetering op convenantniveau, volgens de formule:
energiebesparing productieproces + productieketen NL
werkelijk energieverbruik + energiebesparing productieproces
In de noemer van deze drie formules is telkens de energiebesparing in het productieproces
opgeteld bij het werkelijk energieverbruik, net als dat bij de energie-efficiencyverbetering in het
productieproces gebeurt. De reden daarvan is dat op deze manier optelling van de
efficiencyverbeteringen snel en correct kan plaatsvinden.
Pijler 3: Duurzame energie
Bij de inzet van duurzame energie wordt onderscheid gemaakt in eigen opwekking en inkoop
van duurzaam opgewekte energie. De inkoop van duurzame energie mag alleen dan worden
meegeteld indien een bedrijf kan aantonen dat het voor de inkoop van duurzame energie een
extra inspanning heeft geleverd. Deze inspanning dient zichtbaar te zijn, bijv. in de vorm van
een hogere prijs voor groene ten opzichte van grijze energie (niet al in monitoring over 2009).
De inzet van duurzame energie wordt niet langer als energiebesparing en energie-efficiency
gepresenteerd en daarmee losgekoppeld van productieproces en keten.
De formule voor het vergroeningsaandeel van de energievoorziening op
convenantniveau, waarbij eigen opwekking en inkoop worden meegenomen, luidt als volgt:
inzet duurzame energie
werkelijk energieverbruik
Pagina 4 van 6
Dataverzameling
In de dataverzameling door bedrijven vindt geen verandering plaats. De nieuwe methodiek leidt
vooral tot een andere presentatie van de resultaten.
Op hoofdlijnen leveren bedrijven de volgende gegevens aan, inclusief onderbouwing:
Energieverbruik
Energiebesparende maatregelen productieproces en keten (incl. uitsplitsing naar productieen productketen, binnen en buiten Nederland) en de inzet van duurzame energie
Verder zijn onderstaande aspecten essentieel in de dataverzameling, omdat zij samen met de
energiebesparing door maatregelen de wijzigingen in het energieverbruik verklaren:
Invloedsfactoren productieproces. Omdat invloedsfactoren niet meer bij de berekening van
de energie-efficiency meetellen, verdwijnt de noodzaak tot het corrigeren voor – doorgaans
negatieve – invloedsfactoren. Wel kunnen beoordelingen interessant blijven voor het inzicht
in gewijzigd energieverbruik.
Volumeveranderingen productieproces. Prestatiematen blijven van belang omdat zij het
bedrijf inzicht geven in het energieverbruik per eenheid product.
Voor MJA3 geldt 2005 als referentiejaar. Alleen vanaf 2005 nieuw getroffen of geïntensiveerde
bestaande energiebesparende maatregelen tellen mee bij de inspanningen en de indexering. Die
resultaten worden opgeteld bij de behaalde energie-efficiencyverbetering 1998-2005, om op die
manier een relatie te leggen met de doelstelling van 45% energie-efficiencyverbetering 19982020.
Voorbeeldberekening en presentatie resultaten
De MJA3-resultaten worden in de toekomst als volgt gerapporteerd, verdeeld naar de drie
niveaus: bedrijf, sector en MJA3. De cijfers in de tabellen zijn fictief.
Bedrijfsniveau
Aspect
Werkelijk energieverbruik
(E werk) verslagjaar
Procesmaatregelen
Ketenprojecten
o Productieketen
o Binnenlands
o Buitenlands
o Productketen
o Binnenlands
o Buitenlands
Absoluut
100 TJ
10 TJ
8 TJ
6
TJ
5
TJ
1
TJ
2
TJ
1
TJ
1
TJ
Duurzame energie
o Eigen opwekking
o Inkoop
4 TJ
1
TJ
Energie-efficiencyverbetering
Aandeel duurzame energie
3
TJ
18 TJ
4 TJ
Pagina 5 van 6
Sectorniveau
Aspect
Absoluut
Werkelijk energieverbruik
(E werk) verslagjaar
Procesmaatregelen
10.000 TJ
1.000 TJ
Ketenprojecten
o Productieketen
o Binnenlands
o Buitenlands
o Productketen
o Binnenlands
o Buitenlands
800 TJ
600
TJ
500 TJ
100 TJ
200
TJ
100
TJ
100
TJ
400 TJ
100
TJ
300
TJ
1.800 TJ
400 TJ
Duurzame energie
o Eigen opwekking
o Inkoop
Energie-efficiencyverbetering
Aandeel duurzame energie
Convenantniveau
Aspect
Werkelijk energieverbruik
(E werkelijk) verslagjaar
Procesmaatregelen
Ketenprojecten
o Productieketen
o Binnenlands
o
o Buitenlands
Productketen
o Binnenlands
o Buitenlands
Duurzame energie
o
o
Eigen opwekking
Inkoop
Totaal resultaat
Aandeel duurzame energie
Absoluut
Relatie tot MJA3doelstelling 1)
Relatie tot doelstelling
Schoon & Zuinig 2)
9,1 %
9,1 % =
10.000 / (100.000 + 10.000)
4,6 % =
5.000 / (100.000 + 10.000)
4,0 % =
4.000 / 100.000
100.000 TJ
10.000 TJ
8.000 TJ
6.000 TJ
5.000 TJ
7,3%
5,5 %
4,6%
1.000 TJ
2.000 TJ
1.000 TJ
1.000 TJ
4.000 TJ
0,9%
1,8 %
0,9 %
0,9 %
4,0 %
1.000 TJ
3.000 TJ
18.000 TJ =
10.000 + 8.000 TJ
4.000 TJ
1,0%
3,0%
20,4 % =
9,1 + 7,3 + 4,0
13,7 % =
9,1 + 4,6
MJA3 energieprestatie-indicator
Energie-efficiencyverbetering
n.v.t.
4,0 % =
4.000 / 100.000
1) intern: t.b.v. convenantpartijen
2) extern: formeel gerapporteerd aan Tweede Kamer en gerelateerd aan Schoon & Zuinig
Pagina 6 van 6