KSB SuPremE B

Synchroon-reluctantiemotor
KSB SuPremE B
Bedrijfs-/Montagevoorschrift
Impressum
Bedrijfs-/Montagevoorschrift KSB SuPremE B
Origineel bedrijfsvoorschrift
Alle rechten voorbehouden. De inhoud mag zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant niet worden
verspreid, verveelvuldigd, bewerkt noch aan derden worden doorgegeven.
In het algemeen geldt: Technische wijzigingen voorbehouden.
© KSB Aktiengesellschaft, Frankenthal 28.08.2014
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
1
Algemeen ..............................................................................................6
1.1
Basisprincipes .................................................................................................... 6
1.2
Doelgroep ......................................................................................................... 6
1.3
Bijbehorende documentatie ............................................................................ 6
1.4
Symbolen ........................................................................................................... 6
2
Veiligheid ..............................................................................................7
2.1
Aanduiding van waarschuwingsinstructies ..................................................... 7
2.2
Algemeen .......................................................................................................... 7
2.3
Gebruik conform de voorschriften .................................................................. 7
2.4
Vakbekwaamheid en scholing van het personeel .......................................... 8
2.5
Gevolgen en gevaren bij het niet-opvolgen van de voorschriften ............... 8
2.6
Veiligheidsbewust werken ............................................................................... 8
2.7
Veiligheidsvoorschriften voor het bedieningspersoneel/de gebruiker ......... 8
2.8
Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie- en
montagewerkzaamheden ................................................................................ 8
2.9
Ontoelaatbare gebruikswijzen ........................................................................ 9
2.10
Elektromagnetische compatibiliteit ................................................................ 9
3
Transport / tijdelijke opslag / afvoer .................................................10
3.1
Leveringstoestand controleren ...................................................................... 10
3.2
Transport ......................................................................................................... 10
3.3
Opslag/conservering ....................................................................................... 10
3.4
Afvoeren/ recyclen .......................................................................................... 11
4
Beschrijving .........................................................................................12
4.1
Algemene beschrijving ................................................................................... 12
4.2
Aanduiding ..................................................................................................... 12
4.3
Typeplaatje .....................................................................................................12
4.4
Technische gegevens ...................................................................................... 13
4.5
Bouwvormen ................................................................................................... 13
4.6
Opstellingswijzen ........................................................................................... 13
4.7
Te verwachten geluidswaarden ..................................................................... 15
4.8
Balanceren ...................................................................................................... 16
5
Opstelling/Inbouw ..............................................................................17
5.1
Veiligheidsvoorschriften ................................................................................ 17
5.2
Controle vóór het begin van de opstelling ................................................... 17
5.3
Motor resp. elektrische aandrijving opstellen .............................................. 18
5.4
Elektrisch aansluiten ....................................................................................... 20
5.5
Aanhaalmomenten ......................................................................................... 23
5.6
Aangedreven componenten aanbrengen en lostrekken ............................. 24
6
Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling ..................................................25
KSB SuPremE B
3 van 44
Inhoudsopgave
6.1
Isolatieweerstand controleren ....................................................................... 25
6.2
Voorwaarde voor de inbedrijfname .............................................................. 26
6.3
Inschakelen ..................................................................................................... 27
6.4
Uitschakelen .................................................................................................... 27
6.5
Bedrijfspauzes ................................................................................................. 27
6.6
Opnieuw in bedrijf nemen ............................................................................. 27
7
Service/onderhoud ..............................................................................28
7.1
Veiligheidsvoorschriften ................................................................................ 28
7.2
Onderhoud/inspectie ...................................................................................... 29
7.3
Motor demonteren ......................................................................................... 33
7.4
Motor monteren ............................................................................................. 34
8
Storingen: Oorzaken en oplossing ....................................................37
9
Bijbehorende documentatie ..............................................................39
9.1
Overzichtstekening met stuklijst ...................................................................39
10
EG-verklaring van overeenstemming ................................................42
Trefwoordenindex ..............................................................................43
4 van 44
KSB SuPremE B
Woordenlijst
Woordenlijst
Motor
Aandrijfzijde
Zijde van de motor met vrij aseinde voor de
aansluiting van de aan te drijven machine, met
behulp van een koppeling resp. aandrijvende
schijf en riem (aangedreven afvoer- of
machine-element).
Hulpstuk dat mechanische arbeid verricht door
middel van het omzetten van verschillende
soorten energie (bijv. elektrische energie) in
bewegingsenergie.
Niet-aandrijfzijde
Aandrijving
Constructieve eenheid bestaat uit motor en
toerenregelsysteem
KSB SuPremE B
Zijde van de motor met ventilator en
waaierkap.
5 van 44
1 Algemeen
1 Algemeen
1.1 Basisprincipes
Dit bedrijfsvoorschrift maakt onderdeel uit van de serie die op de titelpagina wordt
genoemd. Het bedrijfsvoorschrift beschrijft het correcte en veilige gebruik in alle
bedrijfsfasen.
Op het typeplaatje staan de serie, de belangrijkste bedrijfsgegevens en het
serienummer. Het serienummer beschrijft het product eenduidig en dient ter
identificatie bij alle verdere bedrijfsprocessen.
Ten behoeve van de handhaving van de garantieclaims in geval van schade moet
onmiddellijk de dichtstbijzijnde KSB-serviceafdeling worden geïnformeerd.
1.2 Doelgroep
Doelgroep van dit bedrijfsvoorschrift is technisch geschoold vakpersoneel.
1.3 Bijbehorende documentatie
Tabel 1: Overzicht van bijbehorende documentatie
Document
Bedrijfsvoorschrift(en) van de
pomp(en)
Bedrijfsvoorschrift PumpDrive S,
PumpDrive 2 en PumpDrive R
Aansluitschema
Inhoudsopgave
Correct en veilig gebruik van de pomp in alle
bedrijfsfasen
Correct en veilig gebruik van de PumpDrive in alle
bedrijfsfasen
Elektrische aansluiting
Voor toebehoren en/of geïntegreerde machineonderdelen de bijbehorende
documenten van de desbetreffende fabrikant in acht nemen.
1.4 Symbolen
Tabel 2: Gebruikte symbolen
Symbool
✓
⊳
⇨
⇨
1.
Betekenis
Voorwaarde voor de gebruiksaanwijzing
Noodzakelijke handeling bij veiligheidsvoorschriften
Resultaat van de handeling
Kruisverwijzingen
Gebruiksaanwijzing met meerdere stappen
2.
Aanwijzing
doet aanbevelingen en geeft belangrijke aanwijzingen voor de
omgang met het product
6 van 44
KSB SuPremE B
2 Veiligheid
2 Veiligheid
!
GEVAAR
Alle in dit hoofdstuk vermelde aanwijzingen duiden op een gevaar met een hoog
risiconiveau.
2.1 Aanduiding van waarschuwingsinstructies
Tabel 3: Kenmerken van waarschuwingsinstructies
Symbool
!
!
GEVAAR
WAARSCHUWING
LET OP
Verklaring
GEVAAR
Dit signaalwoord duidt een gevaar aan met een hoog risiconiveau,
dat - indien dit niet wordt vermeden - fataal of zwaar letsel tot
gevolg zal hebben.
WAARSCHUWING
Dit signaalwoord duidt een gevaar aan met een gemiddeld
risiconiveau, dat - indien dit niet wordt vermeden - fataal of zwaar
letsel tot gevolg kan hebben.
LET OP
Dit signaalwoord duidt een gevaar aan, waarvan het niet-opvolgen
tot gevaar voor de machine en het functioneren daarvan kan
leiden.
Algemeen gevaarpunt
Dit symbool duidt in combinatie met een signaalwoord gevaren
aan in verband met de dood of letsel.
Gevaarlijke elektrische spanning
Dit symbool duidt in combinatie met een signaalwoord gevaren
aan in verband met elektrische spanning en geeft informatie ter
bescherming tegen elektrische spanning.
Machineschade
Dit symbool duidt in combinatie met het signaalwoord LET OP
gevaren aan voor de machine en de werking ervan.
2.2 Algemeen
Het bedrijfsvoorschrift bevat belangrijke aanwijzingen voor opstelling, bedrijf en
onderhoud. De inachtneming ervan garandeert een veilige omgang met het product
zodat persoonlijk letsel en materiële schade wordt vermeden.
De veiligheidsinstructies van alle hoofdstukken moeten in acht worden genomen.
Het bedrijfsvoorschrift moet vóór montage en inbedrijfname door het
verantwoordelijke vakpersoneel/de gebruiker worden gelezen en volledig zijn
begrepen.
De inhoud van het bedrijfsvoorschrift moet ter plaatse continu beschikbaar zijn voor
het vakpersoneel.
Instructies die direct op het product zijn aangebracht, moeten in acht worden
genomen en moeten altijd volledig leesbaar zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor:
▪ Aanduidingen voor aansluitingen
▪ Typeplaatje
De gebruiker is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de plaatselijke
voorschriften waarmee in dit bedrijfsvoorschrift geen rekening is gehouden.
2.3 Gebruik conform de voorschriften
Dit product mag niet worden gebruikt buiten de in de technische documentatie
vermelde waarden met betrekking tot netspanning, netfrequentie,
omgevingstemperatuur, motorvermogen, te verpompen medium, capaciteit,
toerental, soortelijke massa, druk, temperatuur en andere in het bedrijfsvoorschrift
of bijbehorende documentatie vermelde instructies.
Het product mag niet in explosiegevaarlijke ruimten worden gebruikt.
KSB SuPremE B
7 van 44
2 Veiligheid
2.4 Vakbekwaamheid en scholing van het personeel
Het personeel moet voor transport, montage, bediening, onderhoud en inspectie
over de betreffende vakbekwaamheid beschikken. De gebruiker moet
verantwoordelijkheid, bevoegdheid en toezicht van het personeel strikt geregeld
hebben bij montage, bediening, onderhoud en inspectie.
Gebrek aan kennis bij het personeel moet door scholing en instructie door voldoende
opgeleid vakpersoneel worden verholpen. Indien noodzakelijk kan de scholing in
opdracht van de fabrikant/leverancier door de gebruiker plaatsvinden.
Scholing voor het product alleen onder toezicht van technisch vakpersoneel
uitvoeren.
2.5 Gevolgen en gevaren bij het niet-opvolgen van de voorschriften
▪ Het niet-opvolgen van deze gebruikshandleiding leidt tot verlies van
garantieclaims en schadevergoedingsclaims.
▪ Het niet-opvolgen kan bijvoorbeeld de volgende gevaren tot gevolg hebben:
– Gevaren voor personen door elektrische, thermische, mechanische en
chemische invloeden, alsmede explosies
– Het niet-functioneren van belangrijke functies van het product
– Het niet-opvolgen van de voorgeschreven methodes voor service en
onderhoud
– Gevaren voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen
2.6 Veiligheidsbewust werken
Naast de veiligheidsvoorschriften die in dit bedrijfsvoorschrift vermeld staan, alsmede
het gebruik conform de voorschriften, gelden nog de volgende
veiligheidsvoorschriften:
▪ Arbeids-, veiligheids- en bedrijfsvoorschriften
▪ Explosieveiligheidsvoorschriften
▪ Veiligheidsvoorschriften voor de omgang met gevaarlijke stoffen
▪ Geldende normen, richtlijnen en wetten
2.7 Veiligheidsvoorschriften voor het bedieningspersoneel/de gebruiker
▪ Op de locatie aanwezige bescherming tegen aanraken van hete, koude en
bewegende onderdelen zelf aanbrengen en de werking ervan controleren.
▪ Bescherming tegen aanraken niet verwijderen tijdens bedrijf.
▪ Beschermende uitrusting voor personeel ter beschikking stellen en gebruiken.
▪ Gevaar door elektrische spanning uitsluiten (voor bijzonderheden kunnen de
specifieke voorschriften voor het land en/of van de plaatselijke energiebedrijven
worden geraadpleegd).
2.8 Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie- en
montagewerkzaamheden
▪ Ombouwwerkzaamheden of wijzigingen zijn alleen na toestemming van de
fabrikant toegestaan.
▪ Uitsluitend originele onderdelen of door de fabrikant goedgekeurde onderdelen
gebruiken. Door het gebruik van andere onderdelen kan de aansprakelijkheid
voor de daaruit voortvloeiende gevolgen worden opgeheven.
▪ De gebruiker dient ervoor te zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en
montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door geautoriseerd en
gekwalificeerd vakpersoneel, dat zich door uitvoerige bestudering van het
bedrijfsvoorschrift voldoende heeft geïnformeerd.
8 van 44
KSB SuPremE B
2 Veiligheid
▪ In principe mogen alle werkzaamheden aan het product alleen in spanningsloze
toestand worden uitgevoerd.
▪ Werkzaamheden aan het product alleen tijdens stilstand uitvoeren.
▪ Direct na beëindiging van de werkzaamheden moeten alle beveiligings- en
beschermingsvoorzieningen weer aangebracht resp. functioneel worden
gemaakt. Vóór het opnieuw in bedrijf nemen moeten de punten die vermeld
staan voor de inbedrijfname, in acht worden genomen.
2.9 Ontoelaatbare gebruikswijzen
Het product nooit laten werken buiten de grenswaarden die op het gegevensblad en
in het bedrijfsvoorschrift zijn aangegeven.
De bedrijfsveiligheid van het geleverde product is alleen gegarandeerd bij gebruik
conform de voorschriften.
2.10 Elektromagnetische compatibiliteit
De EMC-richtlijn bepaalt de eisen met betrekking tot de storingsbestendigheid en de
storingsemissie van elektrische apparaten.
2.10.1
Vereisten volgens EN 61800-3-2 - hogere harmonische
Het product is volgens EN 61000-3-2 een professioneel apparaat.
Aandrijvingen ≤1000 W
Bij aansluiting op het openbare laagspanningsnet moeten maatregelen worden
getroffen of het bevoegde energiebedrijf moet een aansluitvergunning verlenen.
Aandrijvingen >1000 W
Bij de aansluiting op een industrienet is geen aansluitvergunning nodig.
KSB SuPremE B
9 van 44
3 Transport / tijdelijke opslag / afvoer
3 Transport / tijdelijke opslag / afvoer
3.1 Leveringstoestand controleren
1.
Bij de goederenoverdracht elke verpakkingseenheid op beschadiging
controleren.
2.
In geval van transportschade de omvang van de schade nauwkeurig bepalen,
documenteren en onmiddellijk schriftelijk aan KSB of de leverende dealer en de
verzekeringsmaatschappij rapporteren.
3.2 Transport
GEVAAR
Ondeskundig transport
Levensgevaar door vallende onderdelen!
▷ Motor alleen in voorgeschreven positie transporteren.
▷ Voor het transport altijd alle op de motor aanwezige hijsogen gebruiken.
▷ Hijsogen (oogbouten) altijd tot het steunvlak inschroeven en stevig aandraaien.
▷ Geschikte en goedgekeurde hijsinrichtingen gebruiken.
Evt. aanwezige transportbeveiligingen pas voor inbedrijfname verwijderen en
bewaren of ineffectief maken. Transportbeveiligingen voor verdere transporten
gebruiken of weer effectief maken.
De motor zoals afgebeeld aanslaan en transporteren.
Motor transporteren met twee
hijsogen aan de zijkant van het
motorhuis
Motor transporteren met een hijsoog
boven op het motorhuis
3.3 Opslag/conservering
Oppervlakken van blank
metaal
Opslagtijd
Gesloten wentellagers
10 van 44
De blanke pasvlakken (aseinden, flensoppervlakken, centreerranden,
stekkercontacten) moeten voor het transport worden voorzien van een beperkt
houdbare (< 6 maanden) corrosiebescherming. Voor langere opslagtijden moeten
daarvoor geschikte corrosiebeschermingsmaatregelen worden getroffen.
De as 1 maal per jaar draaien zodat blijvende stilstandmarkeringen worden
voorkomen. Bij langere opslagtijd wordt de gebruiksduur van het vet van de
wentellagers korter (veroudering).
In geval van gesloten wentellagers moeten deze na 48 maanden opslagtijd worden
vervangen.
KSB SuPremE B
3 Transport / tijdelijke opslag / afvoer
Opslag in de buitenlucht
LET OP
Beschadiging door vocht, vuil of ongedierte tijdens de opslag
Corrosie/vervuiling van de aandrijving!
▷ Bij buitenopslag aandrijving of verpakte aandrijving en toebehoren waterdicht
afdekken. Daarbij mogen afdekkingen of platen die beschermen tegen het
weer de oppervlakken van de opgeslagen goederen niet raken.
▷ Door ertussen geplaatste afstandshoutjes voldoende luchtcirculatie
waarborgen.
▷ Om bescherming tegen bodemvochtigheid te garanderen de motoren en
verpakte motoren op pallets, balken of een fundament plaatsen.
▷ Het zakken in de bodem moet worden voorkomen.
Bij extreme klimatologische omstandigheden, bijv. zouthoudende en/of stoffige
vochtige atmosfeer, dienovereenkomstige maatregelen treffen.
Opslag in ruimten
De opslagruimten moeten bescherming bieden tegen extreme weersomstandigheden
en moeten droog, stof-, vorst-, schok- en trillingsvrij en goed geventileerd zijn.
3.4 Afvoeren/ recyclen
Vanwege een aantal componenten geldt het product als speciaal afval:
1.
Product demonteren.
2.
Materialen scheiden
bijv.:
- aluminium
- kunststof afdekking (recycleerbare kunststof)
- smoorspoelen met koperen wikkelingen
- koperen leidingen voor de interne bedrading
3.
Volgens de plaatselijke voorschriften afvoeren of inleveren bij een erkend
afvalverwerkingsbedrijf.
Printplaten, vermogenselektronica, condensatoren en elektronische onderdelen
gelden als speciaal afval.
KSB SuPremE B
11 van 44
4 Beschrijving
4 Beschrijving
4.1 Algemene beschrijving
Magneetvrije synchroon-reluctantiemotor van efficiëntieklasse IE4 conform IEC CD
60034-30 Ed. 2, 05-2011 voor bedrijf met frequentieregelaar zonder
rotorpositiesensor
4.2 Aanduiding
Voorbeeld: 2-45-225M
Tabel 4: Toelichting bij aanduiding
Afkorting
2
45
225M
Betekenis
Nominaal toerental, bijv.: 2 = 3000 min -1
Nominaal vermogen, bijv.: 45 = 45,0 kW
Motorgrootte
Uitgebreide aanduiding
4.3 Typeplaatje
1
IE4
KSB Aktiengesellschaft Frankenthal
67227 Frankenthal
20
19
18
17
16
15
3~IEC60034
EN50347
2
IE4 acc. IEC/CD 60034-30 Ed. 2
Mat
kW
V
1/min
A
SN
Typ
cos φ
Hz
°Camb
Nm
kg
3
4
Eff 4/4
Eff 3/4
Eff 1/2
IP
Insul.
Made in Germany
14 13 12 11 10 9
8
5
6
7
Afb. 1: Typeplaatje (voorbeeld)
1
3
8
10
12
Serie
Rendement bij nominaal
bedrijfspunt
Rendement bij belasting met ½
van de nominale belasting
Beschermingsklasse
Nominaal koppel
Nominale frequentie
14
Typeaanduiding
15
17
Rendementklasse
Technische standaard minimaal
rendement
Rendement bij belasting met ¾
van de nominale belasting
Isolatieklasse
Gewicht
Maximale omgevingstemperatuur
bij vol vermogen
Vermogensfactor (niet werkzaam
naar het net)
Serienummer
Nominaal toerental
16
18
19
Nominaal vermogen
20
Nominale stroom
Nominale spanning voor voedende
omvormer
Materiaalnummer KSB
5
7
9
11
13
12 van 44
KSB SuPremE B
2
4
6
4 Beschrijving
4.4 Technische gegevens
Tabel 5: Technische gegevens
Eigenschap
Isolatieklasse
Omgevingstemperatuur
Aanloopmoment in % van het nominale max. 10 s
koppel
Continu
Maximaal koppel in % van het nominale koppel
Beschermingsklasse
Lak
Waarde
F
40 °C
110 %
100 %
110 %
IP55
RAL 1036
4.5 Bouwvormen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende bouwvormen:
▪ SuPremE B1
met klemmenkast voor de aansluiting op PumpDrive S, PumpDrive 2 of
PumpDrive R voor wandmontage en schakelkastmontage
▪ SuPremE B2
met montagevoorbereiding voor PumpDrive 2 motormontage
▪ Harthoogte: 71 mm - 225 mm
▪ Nominaal vermogen 0,55 kW - 45 kW
Tabel 6: Bouwvormen
Bouwvorm
Flensuitvoering1)
zonder
Flens met doorlaatgaten
(FF)
Flens met draadgaten (FT)
Voet
met
met
zonder
met
zonder
Harthoogte
[mm]
Opstellingswijze
IM ...
71 - 225
71 - 225
71 - 160
tot 132
B32), B6, B7, B8, V5, V6
V152), V35, B35
V12), V3, B5
V182), B14, V19
4.6 Opstellingswijzen
Tabel 7: Opstellingswijzen B3
Standaardopstelling
Verdere opstellingswijzen
IM B3
IM B6
Harthoogte [mm]
H ≤ 160
✔
H ≥ 180
✔
✔
✔
IM B7
1)
2)
Aanduidingen conform EN 50347
Standaardopstelling
KSB SuPremE B
13 van 44
4 Beschrijving
Standaardopstelling
Verdere opstellingswijzen
IM B8
IM V5
Harthoogte [mm]
H ≤ 160
✔
H ≥ 180
✔
✔
✔
✔
✔
IM V6
Tabel 8: Opstellingswijzen V15
Standaardopstelling
Verdere opstellingswijzen
IM V35
IM V15
IM B35
14 van 44
KSB SuPremE B
Harthoogte [mm]
H ≤ 160
✔
H ≥ 180
✔
✔
✔
4 Beschrijving
Tabel 9: Opstellingswijzen V1
Standaardopstelling
Verdere opstellingswijzen
IM V1
Harthoogte [mm]
H ≤ 160
✔3)
H ≥ 180
-
✔3)
-
IM V3
IM B5
Tabel 10: Opstellingswijzen V18
Standaardopstelling
Verdere opstellingswijzen
Harthoogte [mm]
H ≤ 132
✔
IM B14
✔
IM V18
IM V19
4.7 Te verwachten geluidswaarden
Tabel 11: Geluidsniveau
Nominaal toerental
[ min⁻¹]
3000
✘
✘
✘
3)
4)
1500
-
Nominaal vermogen
[kW]
Motorgrootte
Geluidsniveau4)
[dB (A)]
0,55
0,75
1,1
71M
80M
80M
70
70
70
Voeten demonteerbaar bij basisbouwvorm IM V15
Gemeten bij onbelast bedrijf met nominaal toerental conform IEC 60034-9
KSB SuPremE B
15 van 44
4 Beschrijving
Nominaal toerental
[ min⁻¹]
3000
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
-
1500
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
✘
Nominaal vermogen
[kW]
Motorgrootte
Geluidsniveau4)
[dB (A)]
1,5
2,2
3
4
5,5
7,5
11
15
18,5
22
30
37
45
0,55
0,75
1,1
1,5
2,2
3
4
5,5
7,5
11
15
18,5
22
30
37
45
90S
90L
100L
112M
132S
132S
160M
160M
160L
180M
200L
200L
225M
80M
80M
90S
90L
100L
100L
112M
132S
132M
160M
160L
180M
180L
200L
225S
225M
70
70
71
71
71
71
71
71
72
72
72
72
72
60
60
60
60
60
60
61
61
61
61
61
62
62
62
62
62
4.8 Balanceren
De rotor is dynamisch gebalanceerd conform ISO 1940-1. De uitbalanceringskwaliteit
van de rotor komt overeen met uitbalanceringsgraad G 2,5.
Aanduiding
▪ Bij motoren met spie wordt standaard dynamisch gebalanceerd met een halve
spie (aanduiding "H") conform ISO 21940-32. Het aangedreven deel moet
volgens de spieverbinding ook met een halve spie zijn uitgebalanceerd.
4)
Gemeten bij onbelast bedrijf met nominaal toerental conform IEC 60034-9
16 van 44
KSB SuPremE B
5 Opstelling/Inbouw
5 Opstelling/Inbouw
5.1 Veiligheidsvoorschriften
GEVAAR
Ondeskundige opstelling in explosiegevaarlijke omgevingen
Explosiegevaar!
Beschadiging van de motor!
▷ Plaatselijke explosiebeveiligingsvoorschriften in acht nemen.
▷ De motor nooit in explosiegevaarlijke omgevingen opstellen.
GEVAAR
Heet oppervlak
Verbrandingsgevaar!
▷ Een in bedrijf zijnde motor nooit aanraken.
▷ Motor laten afkoelen.
▷ Afdekkingen alleen verwijderen indien aangegeven.
Het volgende in acht nemen:
▪ De motor eerst laten afkoelen voordat met de werkzaamheden aan de
aandrijving wordt begonnen.
▪ Afdekkingen alleen verwijderen indien aangegeven.
▪ Onderdelen (leidingen enz.) mogen niet tegen het motorhuis aanliggen.
▪ Technische gegevens op het typeplaatje op het motorhuis controleren en in acht
nemen.
5.2 Controle vóór het begin van de opstelling
Plaats van opstelling
WAARSCHUWING
Opstelling op een onverharde en niet-dragende ondergrond
Persoonlijk letsel en materiële schade!
▷ Voldoende druksterkte conform klasse C12/15 van het beton in
blootstellingsklasse XC1 conform EN 206-1 in acht nemen.
▷ De ondergrond moet uitgehard, vlak en horizontaal zijn.
▷ Gewichtsgegevens in acht nemen.
1.
Bouwplaatsopstelling controleren.
De bouwplaatsopstelling moet voorbereid zijn volgens de afmetingen op de
maattekening/het opstellingsschema.
Opstellingshoogte
≤ 1000 m boven NN
Veiligheidsafdak
Bij verticale opstelling een veiligheidsafdak plaatsen.
Verticale opstelling
▪ Bij verticale opstelling met het aseinde aan de onderkant, om te voorkomen dat
vreemde voorwerpen in de waaierkap vallen.
▪ Bij verticale opstelling met het aseinde aan de bovenkant, om binnendringen van
vloeistof langs de as te voorkomen.
KSB SuPremE B
17 van 44
5 Opstelling/Inbouw
Opstelling in de open
lucht
Bij opstelling of buitenopslag de aandrijving met een daarvoor geschikt middel
afschermen om condensvorming op elektronica en langdurige inwerking van directe
intensieve zonnestraling, regen, sneeuw, ijs en stof te voorkomen.
Vlakheidstolerantie van de steunvlakken
Bij motoren met een harthoogte van max. 160 mm kunnen de motorvoeten
gedemonteerd worden. Bij motoren met een harthoogte vanaf 160 mm zijn de
voeten vast aangegoten, waardoor het aantal opstellingswijzen beperkt is.
Tabel 12: Vlakheidstolerantie van de steunvlakken voor motorvoeten
Harthoogte
≤ 132 mm
≥ 160 mm
Vlakheidstolerantie (mm)
0,10
0,15
Ventilatie
WAARSCHUWING
Ondeskundige opstelling
Oververhitting van de aandrijving!
▷ De opgegeven minimale afstanden tot aangrenzende modules aanhouden.
▷ De ventilatie van de aandrijving nooit belemmeren.
▷ Rechtstreeks aanzuigen van afvoerlucht van aangrenzende modules
voorkomen.
X
Afb. 2: Minimale afstand X
Tabel 13: Minimale afstand X tot aangrenzende modules
Motoren met harthoogte [mm]
71 - 100
112 - 132
160 - 180
200 - 225
Minimale afstand X [mm]
30
40
50
60
5.3 Motor resp. elektrische aandrijving opstellen
Vóór begin van de opstelling controleren
▪ Beschadigingen lak repareren. (⇨ Hoofdstuk 7.2.2.1 Pagina 31)
▪ Met corrosiebeschermingsmiddel bedekte blanke metalen oppervlakken die voor
probleemloze montage resp. opstelling noodzakelijk zijn, met terpentine
reinigen.
Uitlijning en bevestiging
AANWIJZING
Trillingswaarden in bedrijf conform ISO 10816-1 aanhouden.
Bij uitlijning en bevestiging in acht nemen:
▪ Gelijkmatig steunvlak van de motorvoeten
18 van 44
KSB SuPremE B
5 Opstelling/Inbouw
▪ Voet- resp. flensbevestiging volgens de voorschriften
▪ Voorkoming van starre koppelingen
▪ Exacte uitlijning bij directe koppeling
▪ Schone bevestigingsvlakken
▪ Opbouwafhankelijke resonanties met draaifrequentie en dubbele netfrequentie
vermijden.
▪ Ongewone geluiden bij handmatig draaien van de rotor
Compensatie van radiale
verplaatsing bij de
koppeling en horizontaal
afstellen
De volgende maatregelen zijn noodzakelijk voor het compenseren van de radiale
verplaatsing bij de koppeling en voor het horizontaal afstellen van de motor resp. de
elektrische aandrijving ten opzichte van de machine (bijv. de pomp):
▪ Verticale positionering
Om te voorkomen dat de machine en de aandrijving vastlopen, dunne platen
onder de motorvoeten leggen.
Het aantal platen moet zo laag mogelijk zijn, zo weinig mogelijk gestapelde
platen gebruiken.
▪ Horizontale positionering
Voor de horizontale positionering de aandrijving op het fundament opzij
schuiven en er daarbij op letten dat de axiale uitlijning (hoekfout) behouden
blijft.
Daarbij op een gelijkmatige roterende axiale spleet bij de koppeling letten.
▪ Rustige loop
Stabiele, trillingsvrije vormgeving van het fundament conform DIN 4024,
nauwkeurig uitlijnen van de koppeling en een goed uitgebalanceerd
aangedreven element (koppeling, riemschijven, ventilator, ...) zijn voorwaarde
voor een rustige, trillingsvrije loop.
Compleet uitbalanceren van de aandrijving met het aangedreven deel kan
noodzakelijk zijn. Aanwijzingen en evaluatiecriteria conform ISO 10816 in acht
nemen.
▪ Voetbevestiging/flensbevestiging
Voor de voet- en flensbevestiging de aandrijving op het fundamant resp. de
machineflens de in EN 50347 voorgeschreven schroefdraadmaten gebruiken. De
aandrijving op vier rechthoekig ten opzichte van elkaar liggende voet- resp.
flensboringen bevestigen. De keuze van de sterkte van de bevestigingselementen
is aan de klant.
Aanbevolen wordt: voor de bevestigingselementen voor motoren tot en met
harthoogte 160 mm de sterkteklasse 5.6 of hoger, voor motoren met een
harthoogte vanaf 180 mm de sterkteklasse 8.8 of hoger.
AANWIJZING
Ingeschroefde hijsogen na het opstellen vast aandraaien of verwijderen.
KSB SuPremE B
19 van 44
5 Opstelling/Inbouw
5.4 Elektrisch aansluiten
GEVAAR
Gevaarlijke spanning
Levensgevaar door elektrische schok!
▷ Alle werkzaamheden alleen door bevoegd en vakbekwaam personeel aan
stilstaande en tegen opnieuw inschakelen beveiligde aandrijving laten
uitvoeren. Dit geldt ook voor hulpstroomkringen (bijv. stilstandverwarming).
▷ Bij alle werkzaamheden aan de geopende klemmenkast mag de aandrijving
niet elektrisch aangesloten zijn.
▷ Afwijkingen van het voedende net van de nominale waarden bij spanning,
frequentie, curve of symmetrie verhogen de verwarming en beïnvloeden de
elektromagnetische compatibiliteit.
WAARSCHUWING
Onjuiste netaansluiting
Beschadiging van het lichtnet, kortsluiting!
▷ Technische aansluitvoorwaarden van het plaatselijke energiebedrijf in acht
nemen.
Tabel 14: Overzicht van aansluiting van de frequentieregelaar
Aansluiting via ...
Klemmenkast
Motorbouwvorm
KSB SuPremE B1
Klemmenkast
Stekkercontact
KSB SuPremE B1
KSB SuPremE B2
5.4.1
Frequentieregelaar
PumpDrive S,
PumpDrive 2,
PumpDrive R
PumpDrive 2
PumpDrive 2
Montagewijze
Wandmontage,
schakelkastmontage
Motormontage
Motormontage
Uitvoering met klemmenkast
Bij alle werkzaamheden aan de klemmenkast het volgende in acht nemen:
▪ Klemmenkast altijd met de originele afdichting stof- en waterdicht sluiten.
▪ Onderdelen binnen in de klemmenkast, bijv. klemmenbord, kabelaansluitingen,
niet beschadigen.
▪ In de klemmenkast mogen geen vreemde voorwerpen, vuil, en vocht aanwezig
zijn. Ingangen van de klemmenkast conform DIN 42925.
▪ Overige open ingangen met O-ringen of daarvoor geschikte vlakke pakkingen
afsluiten.
▪ Aanhaalmomenten voor kabelwartels en voor overige bouten in acht nemen.
▪ Spieën voor testbedrijf zonder aangedreven delen borgen.
▪ Bij latere montage van kabelwartels voor de garantie van de beschermingsklasse
letten op de juiste plaatsing van de afdichting aan de buitenzijde van de
klemmenkast.
AANWIJZING
Voor de aansluiting alleen de door KSB in de adapterkit inbegrepen
verbindingsleidingen met daarvoor noodzakelijke kabeldoorsnede gebruiken. Bij
gebruik van andere leidingen voor de aansluiting op het motorklembord altijd
kabelschoenen overeenkomstig de leidingdoorsnede en de boutmaat gebruiken.
20 van 44
KSB SuPremE B
5 Opstelling/Inbouw
Motor aansluiten
Frequentieregelaar
U
U1
PE
W
V
V1
W1
PE
W2
V2
U2
KSB SuPremE B
Afb. 3: Klemmenschema
1.
Uitgangsspanning van de frequentieregelaar met de gegevens op het
typeplaatje van de motor vergelijken.
2.
Aanwezige breekopeningen in de klemmenkast openbreken, daarbij
beschadigingen aan klemmenbord, kabelaansluitingen enz. binnen in de
klemmenkast voorkomen.
3.
De motor is continu in de sterschakeling geschakeld. U2, V2 en W2 blijven vrij.
De motor via de klemmen U1, V1 en W1 op de bijbehorende frequentieregelaar
op de klemmen U, V, W aansluiten.
4.
Aardingskabel (PE) aansluiten.
Tabel 15: Aansluitbare leidingdoorsnede
Motorgrootte
71M ... 80M
90S ... 160M
160L
180M/L
200L ... 225M
Max. aansluitbare leidingdoorsnede
[mm²]
4
6
16
25
50
Tabel 16: Boutmaat van de aardingskabel (PE)
Harthoogte [mm]
71 ... 112
132 ... 180
200 ... 225
5.4.2
Schroefdraadmaat voor de aardingskabel
M5
M6
M8
Uitvoering via stekkercontact
AANWIJZING
Deze uitvoering is uitsluitend ontworpen voor de montage en aansluiting van een
PumpDrive 2 en mag niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
KSB SuPremE B
21 van 44
5 Opstelling/Inbouw
Afb. 4: Voorbeeld aansluiting via stekkercontact
Bij de uitvoering SuPremE B2 is aan de bovenzijde van de motor in de fabriek een
montagevoorbereiding voor PumpDrive2 aangebracht.
Tabel 17: Overzicht van aansluitmogelijkheden
Uitvoering
KSB SuPremE B2 tot 4,0 kW
KSB SuPremE B2 vanaf 5,5 kW
KSB SuPremE B2
tot 4,0 kW
Aansluiting via ...
Montageplaat met stekkercontact
Montageplaat met afzonderlijke aders
Tot een nominaal vermogen van 4 kW vindt de elektrische aansluiting plaats via een
stekkercontact. Door een geleideprofiel is een ompoling altijd uitgesloten.
Het geleideprofiel wijst in de richting van de waaierkap.
U1
PTC 1
V1
PE
W1
PTC 2
Afb. 5: PIN-bezetting van de stekker
KSB SuPremE B2
vanaf 5,5 kW
Vanaf 5,5 kW heeft de montageplaat een doorvoer voor de buitenkabels, de
aardingskabel en 2 PTC-aansluitaders. Deze worden conform hun opschrift direct in
de klemmenaansluitruimte van de PumpDrive 2 aangesloten.
AANWIJZING
De montageplaat met afzonderlijke aders is uitsluitend ontworpen voor de
montage en aansluiting van een PumpDrive 2 met een nominaal vermogen van
meer dan 4 kW en mag niet voor andere doelen worden gebruikt.
5.4.3
Draairichting
De motoren zijn standaard geschikt voor rechtsom en linksom draaien.
Draairichting rechtsom
Draairichting linksom
22 van 44
Als de netkabels met fasevolgorde op U1, V1, W1 van de frequentieregelaar
(PumpDrive) aangesloten worden, draait de motor rechtsom (kijkend naar aseinde
aandrijfzijde).
Als twee aansluitingen worden verwisseld, draait de motor linksom.
Met behulp van de parametrering bij de frequentieregelaar kan het omkeren van de
draairichting zonder vervanging van een aansluiting worden uitgevoerd. Zie het
betreffende bedrijfsvoorschrift van PumpDrive 2, PumpDrive S resp. PumpDrive R.
KSB SuPremE B
5 Opstelling/Inbouw
5.5 Aanhaalmomenten
Schroefverbinding van afzonderlijke kabels in de klemmenkast
GEVAAR
Beschadiging van de isolatie van afzonderlijke kabels (aders)
Gevaar door elektrische schokken!
Beschadiging van de motor!
▷ Aanhaalmomenten van de kabelisolatie aanpassen.
▷ Aanhaalmomenten niet overschrijden.
Bij kabelwartels van metaal en kunststof voor rechtstreekse montage op de
aandrijving en bij overige schroefverbindingen (bijv. reduceringen) de
overeenkomstige aanhaalmomenten volgens de volgende tabel gebruiken.
[mm]
71
80
90
100
112
132
160
180
200
225
Aantal bouten
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
8
M5
4,5
M5
4,5
M5
4,5
M5
4,5
M5
4,5
M5
4,5
M6
10
M6
10
M8
23
M8
23
3
M4
2
M4
2
M4
2
M4
2
M4
2
M5
3
M6
5
M6
5
M8
10
M8
10
Aansluiting aardingskabel
Klemmenbordbevestiging
Klemmenkasten/
Klemmenkastdeksels
Klemmenbordaansluitingen
Harthoogte
2
M4
3
M4
3
M4
3
M4
3
M4
3
M5
45
M5
45
M6
10
M8
95
M8
95
Kabelschroefverbindingen
(afzonderlijke aders)
Tabel 18: Boutmaten en aanhaalmomenten voor elektrische aansluiting
1
M5
6
M5
6
M5
6
M5
6
M5
6
M6
10
M6
10
M6
10
M8
23
M8
23
1
M25
4
M25
4
M25
4
M25
4
M25
4
M25
4
M32
6
M32/M40
6
M40
6
M40
6
Schroefverbinding van elektrische kabel op aandrijving
GEVAAR
Beschadigingen aan de kabelmantel
Gevaar door elektrische schokken!
Beschadiging van de motor!
▷ Aanhaalmomenten aanpassen aan de kabelmantelmaterialen.
▷ Aanhaalmomenten niet overschrijden.
Bij kabelwartels van metaal en kunststof voor rechtstreekse montage op de
aandrijving en bij overige schroefverbindingen (bijv. reduceringen) de
overeenkomstige aanhaalmomenten volgens de nu volgende tabel gebruiken.
KSB SuPremE B
23 van 44
5 Opstelling/Inbouw
Tabel 19: Boutmaten en aanhaalmomenten van de mechanische componenten
Harthoogte
[mm]
Aantal bouten
71
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
Schroefdraad
Aanhaalmoment [Nm]
80
90
100
112
132
160
180
200
225
Lagerdeksel
Waaierkap
8
3/4
M5
6
M5
6
M5
6
M6
10
M8
23
M8
23
M10
46
M10
46
M12
80
M12
80
M5
6
M5
6
M5
6
M5
6
M5
6
M5
6
M6
10
M6
10
M6
10
M6
10
Bevestiging Bevestiging
PumpDrive 2 PumpDrive S
4/2
M4
3
M4
3
M4
3
M4
3
M4
3
M6
10
M6 / M8
10 / 23
M8
23
M8
23
M8
23
M6
10
M8
23
M8
23
M8
23
M10
46
M105)
46
M10
46
M12
80
M12
80
M12
80
5.6 Aangedreven componenten aanbrengen en lostrekken
▪ Voor het aanbrengen van aangedreven componenten ook het bedrijfsvoorschrift
van de machine (bijv. pomp) in acht nemen.
▪ Voor het aanbrengen van aangedreven componenten (koppeling, riemenschijf
enz.) het schroefdraad aan het aseinde gebruiken en evt. de aangedreven
componenten indien nodig verwarmen.
▪ Voor het lostrekken daarvoor geschikt gereedschap gebruiken.
▪ Bij het aanbrengen en lostrekken niet slaan (met hamer o.i.d.).
▪ Toegestane radiale of axiale krachten via het aseinde op het wentellager in acht
nemen en niet overschrijden.
5)
Aanpassing PumpDrive via extra motorvoeten.
24 van 44
KSB SuPremE B
6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling
6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling
6.1 Isolatieweerstand controleren
Voor inbedrijfname en na langere opslag of stilstandstijd moet de isolatieweerstand
worden gecontroleerd.
GEVAAR
Gevaarlijke spanning
Levensgevaar door elektrische schok!
▷ Alle werkzaamheden alleen door bevoegd en vakbekwaam personeel aan
stilstaande en tegen opnieuw inschakelen beveiligde aandrijving laten
uitvoeren. Dit geldt ook voor hulpstroomkringen (bijv. stilstandverwarming).
▷ Bij alle werkzaamheden aan de geopende klemmenkast mag de aandrijving
niet elektrisch aangesloten zijn.
▷ Afwijkingen van het voedende net van de nominale waarden bij spanning,
frequentie, curve of symmetrie verhogen de verwarming en beïnvloeden de
elektromagnetische compatibiliteit.
GEVAAR
Gevaarlijke spanning op de klemmen
Levensgevaar door elektrische schok!
▷ Bij eventueel aangesloten netkabels ervoor zorgen dat er geen netspanning op
kan komen te staan.
▷ Na het meten van de isolatieweerstand de wikkeling door verbinding met
aarde ontladen.
Tabel 20: Grenswaarden minimale isolatieweerstand en kritische isolatieweerstand
van de statorwikkeling
Nominale spanning UN <1 kV
Meetspanning
Minimale isolatieweerstand bij nieuwe,
gereinigde of gerepareerde wikkelingen
Kritische specifieke isolatieweerstand na
lange bedrijfstijd
500 - 1000 V
200 MΩ
0,5 MΩ / kV
▪ De optimale meting van de wikkelingstemperatuur vindt plaats bij 25 °C.
Wanneer de meting bij ≠ 25 °C wordt verricht, moet de gemeten waarde worden
omgerekend naar de referentietemperatuur van 25 °C om een vergelijking met
de hierboven getoonde tabel te kunnen maken.
– Telkens wanneer de temperatuur 10 °C stijgt, wordt de isolatieweerstand
gehalveerd.
– Telkens wanneer de temperatuur 10 °C daalt, wordt de isolatieweerstand
verdubbeld.
▪ Droge, nieuwe wikkelingen hebben meestal isolatieweerstanden van meer dan
100 ... 2000 MΩ, afhankelijk van de grootte van de wikkeling, de uitvoering en
de nominale spanning.
– Als de isolatieweerstand in de buurt van de minimale waarde ligt, kunnen
vocht en/of vervuiling hiervan de oorzaak zijn.
▪ Tijdens de bedrijfstijd kan de isolatieweerstand van de wikkelingen door
omgevings- en bedrijfsinvloeden naar de kritische isolatieweerstand dalen.
– De kritische isolatieweerstand kan bij een wikkelingstemperatuur van 25 °C
berekend worden door de nominale spanning (kV) met de specifieke
kritische weerstandswaarde (0,5 MΩ / kV) te vermenigvuldigen.
Voorbeeld:
Kritische weerstand voor nominale spanning
UN = 400 V: 400 V × 0,5 MΩ / kV = 0,2 MΩ
KSB SuPremE B
25 van 44
6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling
✓
Bedrijfsvoorschrift van het gebruikte isolatiemeetapparaat wordt in acht
genomen.
1.
Reeds aangesloten kabel van de hoofdstroomkring van de klemmen
verwijderen.
2.
Isolatieweerstand van de wikkeling tegen het motorhuis meten, indien mogelijk
bij een wikkelingstemperatuur van 25 °C. Voor andere temperaturen gelden
andere waarden voor de isolatieweerstand.
3.
Na ca. een minuut is de eindwaarde van de weerstand bereikt.
4.
De isolatieweerstand aflezen.
⇨ Wanneer de waarde niet binnen het normbereik ligt, de motor niet
inschakelen. Tegen inschakelen beveiligen en direct contact opnemen met de
dichtstbijzijnde KSB-Serviceafdeling.
⇨ Wordt de kritische isolatieweerstand bereikt of onderschreden, dan kan dit
leiden tot beschadiging van de isolatie en spanningsoverslag.
⇨ Als de gemeten waarde dichtbij de kritische waarde ligt, moet de
isolatieweerstand daarna aan de hand van korte intervallen worden
gecontroleerd.
AANWIJZING
Na het drogen van gerepareerde resp. gereinigde wikkelingen niet vergeten dat de
isolatieweerstand bij een warme wikkeling kleiner is. De isolatieweerstand kan
alleen goed beoordeeld worden na omrekenen naar de referentietemperatuur van
25 °C.
6.2 Voorwaarde voor de inbedrijfname
AANWIJZING
Inbedrijfname alleen in combinatie met frequentieregelaar, bijv.: PumpDrive 2,
PumpDrive S resp. PumpDrive R
Vóór inbedrijfname van de aandrijving moet aan de volgende punten zijn voldaan:
▪ Letten op de juiste montage en uitlijning van de aandrijving.
▪ Ervoor zorgen dat de aandrijving conform de voorgeschreven draairichting
wordt aangesloten.
▪ Controleren of de bedrijfsomstandigheden overeenkomen met de gegevens op
het typeplaatje.
▪ Correcte instelvoorwaarden van de aangedreven delen afhankelijk van het type
(bijv. uitlijnen en uitbalanceren van koppelingen, riemkrachten bij de
riemaandrijving, tandkrachten en tandflankspeling bij aangedreven tandwielen,
radiale en axiale speling bij gekoppelde assen) garanderen.
▪ Controleren of de minimale isolatieweerstanden en minimale luchtafstanden in
acht zijn genomen.
▪ Correcte totstandbrenging van aardings- en potentiaalvereffeningverbindingen
garanderen.
▪ Correct aanhalen van alle bevestigingsbouten, verbindingselementen en
elektrische aansluitingen met de voorgeschreven aanhaalmomenten.
▪ Verwijderen van ingeschroefde hijsogen na het opstellen of borgen tegen
losraken.
▪ Controleren of de as vrij kan worden rondgedraaid door de rotor met de hand te
draaien.
▪ Alle beschermingsmaatregelen tegen aanraken van bewegende en
spanningvoerende onderdelen doorvoeren.
▪ In geval van een ongebruikt aseinde het open aseinde afdekken en de spie
borgen zodat deze er niet uit kan slingeren.
26 van 44
KSB SuPremE B
6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling
▪ Temperatuurgevoelige onderdelen (leidingen enz.) mogen niet tegen het
machinehuis aanliggen.
6.3 Inschakelen
De motor wordt vanuit stilstand alleen ingeschakeld via de bedieningseenheid of de
regeling van de frequentieregelaar.
1.
Direct na het inschakelen nogmaals de draairichting controleren.
6.4 Uitschakelen
De motor geldt alleen als uitgeschakeld als de frequentieregelaar spanningsvrij
geschakeld is.
De frequentieregelaar in de bedrijfsmodus "OFF" zetten, biedt geen betrouwbare
bescherming tegen onbedoeld opnieuw starten.
1.
Aandrijving compleet spanningsvrij schakelen.
6.5 Bedrijfspauzes
Langere bedrijfspauzes (>1 maand)
Bij langere bedrijfspauzes (> 1 maand) de aandrijving regelmatig, ongeveer eenmaal
per maand, in bedrijf nemen of in ieder geval de rotor draaien. Bij motoren met
transportbeveiliging, moet deze voor het draaien van de rotor worden verwijderd.
Vóór inschakeling het hoofdstuk Opnieuw in bedrijf nemen in acht nemen. (⇨
Hoofdstuk 6.2 Pagina 26)
Bij buitenbedrijfstelling voor een periode langer dan 12 maanden de desbetreffende
maatregelen voor corrosiebescherming, conservering, verpakking en drogen
uitvoeren.
6.6 Opnieuw in bedrijf nemen
AANWIJZING
Alleen opnieuw in bedrijf nemen in combinatie met een frequentieregelaar, bijv.:
PumpDrive 2, PumpDrive S resp. PumpDrive R
Voor het opnieuw in bedrijf nemen van de aandrijving de volgende punten in acht
nemen en doorvoeren. (⇨ Hoofdstuk 6.2 Pagina 26)
Vóór het opnieuw in gebruik nemen na opslag van de aandrijving bovendien de
onderhouds-/inspectiepunten in acht nemen. (⇨ Hoofdstuk 7.2 Pagina 29)
KSB SuPremE B
27 van 44
7 Service/onderhoud
7 Service/onderhoud
7.1 Veiligheidsvoorschriften
GEVAAR
Ondeskundig onderhouden pomp/pompaggregaat/pompdelen
Beschadiging van pomp/pompaggregaat/pompdelen!
▷ Pomp/pompaggregaat/pompdelen regelmatig onderhouden.
▷ Stel een onderhoudsschema op, met de nadruk op de onderwerpen
smeermiddelen, asafdichting en koppeling.
De gebruiker dient ervoor te zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en
montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door geautoriseerd en gekwalificeerd
vakpersoneel, dat zich door uitvoerige bestudering van het bedrijfsvoorschrift
voldoende heeft geïnformeerd.
WAARSCHUWING
Onbedoeld inschakelen van de aandrijving resp. het pompaggregaat
Letselgevaar door bewegende onderdelen en gevaarlijke stroom!
▷ Werkzaamheden aan de aandrijving resp. het pompaggregaat alleen uitvoeren
bij vrijgeschakelde elektrische aansluitingen. Afgezien van de
hoofdstroomkringen ook de aanwezige extra- of hulpstroomkringen in acht
nemen.
▷ Ontlaadtijd condensator in acht nemen. Na uitschakelen van de
frequentieregelaar 10 minuten wachten tot de gevaarlijke spanningen
afgebouwd zijn.
▷ Pompaggregaat beveiligen tegen ongewild opnieuw inschakelen.
WAARSCHUWING
Onbedoeld inschakelen van het pompaggregaat
Gevaar voor letsel door bewegende onderdelen!
▷ Pompaggregaat beveiligen tegen ongewild opnieuw inschakelen.
▷ Werkzaamheden aan het pompaggregaat alleen uitvoeren met losgekoppelde
elektrische aansluitingen.
WAARSCHUWING
Te verpompen media en hulp- of bedrijfsstoffen die heet zijn en/of een gevaar voor
de gezondheid opleveren
Letselgevaar!
▷ Wettelijke voorschriften aanhouden.
▷ Bij het aftappen van het te verpompen medium beschermingsmaatregelen
nemen voor personen en milieu.
▷ Pompen die vloeistoffen verpompen die schadelijk zijn voor de gezondheid,
moeten worden ontsmet.
WAARSCHUWING
Onvoldoende stabiliteit
Afknellen van handen en voeten!
▷ Bij montage/demontage de pomp, het pompaggregaat of de pomponderdelen
tegen kantelen en omvallen beveiligen.
Door het opstellen van een onderhoudsschema kunnen met minimale
onderhoudskosten dure reparaties worden voorkomen en kan een storingsvrije en
betrouwbare werking van pomp, pompaggregaat en pompdelen worden bereikt.
28 van 44
KSB SuPremE B
7 Service/onderhoud
AANWIJZING
Voor alle onderhouds-, service- en montagewerkzaamheden staat de KSB-service of
een erkende werkplaats tot uw dienst. Zie voor contactadressen de bijgaande
adressenlijst: "Addresses" of op internet onder "www.ksb.com/contact".
Elke vorm van geweld bij het demonteren of monteren van de aandrijving moet
worden vermeden.
7.2 Onderhoud/inspectie
KSB adviseert regelmatig onderhoud uit te voeren volgens onderstaand schema:
Tabel 21: Overzicht onderhoudsmaatregelen
Onderhoudsinterval
Na 500 bedrijfsuren6)
Onderhoudsmaatregelen
Eerste inspectie
Om de 14.000 bedrijfsuren7)
Hoofdinspectie
Afhankelijk van plaatselijke vervuilingsgraad
Reiniging
Zie ...
(⇨ Hoofdstuk 7.2.2 Pagina
30)
(⇨ Hoofdstuk 7.2.2 Pagina
30)
Door zorgvuldig en regelmatig onderhoud, inspecties en revisies uit te voeren,
kunnen storingen vroegtijdig herkend en verholpen worden, voordat deze schade
kunnen veroorzaken.
Aangezien de bedrijfsomstandigheden zeer verschillend zijn, kunnen alleen
algemene termijnen bij storingsvrij bedrijf aangegeven worden. Het is noodzakelijk
om de onderhoudsintervallen aan de plaatselijke omstandigheden (vuil,
inschakelfrequentie, belasting enz.) aan te passen.
De inspecties direct uitvoeren wanneer storingen of buitengewone omstandigheden
optreden, die de aandrijving elektrisch of mechanisch overbelasten (bijv.
overbelasting, kortsluiting enz.). (⇨ Hoofdstuk 8 Pagina 37)
7.2.1
Controle tijdens bedrijf
GEVAAR
Roterende of spanningvoerende delen
Dood, ernstig letsel of materiële schade!
▷ Als afdekkingen verwijderd moeten worden, de aandrijving eerst spanningsvrij
schakelen.
▷ Aanraken van actieve of roterende delen vermijden.
GEVAAR
Heet oppervlak
Verbrandingsgevaar!
▷ Een in bedrijf zijnde motor nooit aanraken.
▷ Motor laten afkoelen.
▷ Afdekkingen alleen verwijderen indien aangegeven.
6)
7)
Uiterlijk na 1/2 jaar
Uiterlijk na 2 jaar
KSB SuPremE B
29 van 44
7 Service/onderhoud
WAARSCHUWING
Condenserende luchtvochtigheid in de motor bij een wisselende motor- resp.
omgevingstemperatuur
Corrosiegevaar door condenswater!
▷ Indien aanwezig de afsluitpluggen voor het aftappen van water afhankelijk van
de omgevings- en bedrijfsomstandigheden openen, water aftappen en weer
sluiten.
▷ Als de motor is voorzien van afwateringspluggen, kan het water automatisch
weglopen.
Tijdens het bedrijf de volgende punten aanhouden resp. controleren:
▪ Veranderingen ten opzichte van het normale bedrijf, bijv. hogere
vermogensopname, temperaturen of meer trillingen, ongewone geluiden of
geuren, activeren van bewakingsinrichtingen enz.
▪ Bij onrustig lopen resp. abnormale geluiden de motor uitschakelen en tijdens
uitlopen de oorzaak vaststellen.
– Als de mechanische loop meteen na het uitschakelen beter wordt, is er
sprake van magnetische of elektrische oorzaken.
– Als de mechanische loop na het uitschakelen niet verbetert, is er sprake van
magnetische oorzaken. Bijv. onbalans van de elektrische aandrijving of de
machine, onvoldoende uitlijning tussen machine en aandrijving, bedrijf van
de aandrijving in systeemresonantie (systeem = motor + fundatieframe +
fundament enz.)
– Bij correcte loop de eventueel aanwezige koelsystemen inschakelen en de
motor enige tijd later observeren tijdens onbelast bedrijf.
– Bij correcte loop de motor belasten. Op rustige loop controleren, waarden
voor spanning, stroom en vermogen aflezen en schriftelijk vastleggen. Voor
zover mogelijk genoemde waarden van de machine aflezen en eveneens
schriftelijk vastleggen.
▪ Temperaturen van lagers, wikkelingen enz. bewaken tot een constante staat is
bereikt en schriftelijk vastleggen, voor zover dit mogelijk is met de beschikbare
meetapparatuur.
▪ Bij vaak schakelen of remmen resp. bij voortdurend wijzigen van het toerental
onder het nominale toerental de koelfunctie controleren.
7.2.2
Inspectiewerkzaamheden
Eerste inspectie
Inspectietermijn
Uitvoering
Na ca. 500 bedrijfsuren, uiterlijk na 1/2 jaar
Tijdens het lopen controleren of:
▪ de elektrische parameters worden aangehouden.
▪ de toegestane temperaturen van de wentellagers niet worden overschreden.
▪ de rustige loop en de loopgeluiden van de aandrijving niet zijn verslechterd.
Tijdens stilstand controleren of
▪ in het fundament geen verzakkingen of scheuren zijn opgetreden.
Niet-toegestane afwijkingen die bij de inspectie worden vastgesteld, direct
verhelpen.
AANWIJZING
Verdere controles zijn volgens de eventueel toegewezen extra instructies of
overeenkomstig de bijzondere installatiespecifieke omstandigheden tevens
noodzakelijk.
Hoofdinspectie
Inspectietermijn
30 van 44
1x per jaar
KSB SuPremE B
7 Service/onderhoud
Uitvoering
Tijdens het lopen controleren of:
▪ de elektrische parameters worden aangehouden.
▪ de toegestane temperaturen van de wentellagers niet worden overschreden.
Tijdens stilstand controleren of
▪ in het fundament geen verzakkingen of scheuren zijn opgetreden.
▪ de uitlijning van de aandrijving binnen het toegestane tolerantiebereik ligt.
▪ alle bevestigingsbouten voor mechanische en voor elektrische verbindingen strak
aangedraaid zijn.
▪ de isolatieweerstanden van de wikkelingen groot genoeg zijn.
▪ leidingen en isolatiedelen in correcte toestand verkeren en geen verkleuringen
vertonen.
Niet-toegestane afwijkingen die bij de inspectie worden vastgesteld, direct
verhelpen.
7.2.2.1
Lakschade repareren
LET OP
Lakschade
Corrosiegevaar!
▷ Lakschade onmiddellijk repareren, zodat de corrosiebescherming gegarandeerd
is.
Het is raadzaam om contact op te nemen met de dichtstbijzijnde KSB-serviceafdeling
om belangrijke informatie te verkrijgen over de juiste opbouw van de lak en over het
repareren van de lakschade.
7.2.2.2
Smering en smeermiddelen verversen
7.2.2.2.1 Onderhoud van de wentellagers
Onderhoud van de wentellagers bij langere opslagtijd
Bij een langere opslagtijd wordt de gebruiksduur van het smeervet korter. Dit leidt
tot een kortere levensduur van de lagers.
▪ Na een opslagtijd van langer dan 4 jaar wordt aanbevolen de wentellagers
compleet te vervangen.
▪ Na een opslagtijd van meer dan 12 maanden wordt aanbevolen om het vet bij
wentellagers zonder levensduursmering te vervangen.
Onderhoud van de wentellagers bij normale bedrijfsomstandigheden
Aanbevolen termijn voor vervangen lager onder normale bedrijfsomstandigheden:
Tabel 22: Lager vervangen
Koelmiddeltemperatuur
40 °C
40 °C
Bedrijfswijze
Horizontaal
koppelingsbedrijf
Met axiale- en radiale
krachten
Termijn lager vervangen
40.000 h
20.000 h
AANWIJZING
De levensduur van de lagers neemt af bij bijv. verticale opstelling, grote trillings- en
schokbelastingen, veelvuldig omkeerbedrijf, hoge koelmiddeltemperatuur, hoge
toerentallen enz.
KSB SuPremE B
31 van 44
7 Service/onderhoud
7.2.2.2.1.1
Vetsmering
De lagers zijn bij aflevering voorzien van hoogwaardig lithiumverzeept vet.
7.2.2.2.1.2
Intervallen
Afhankelijk van de motorgrootte en het toerental de wentellagers met bepaalde
intervallen nasmeren resp. het vet in de wentellagers verversen.
AANWIJZING
Bij enkele uitvoeringen worden voor de levensduur gesmeerder wentellagers
gebruikt. In deze gevallen is in de lagerstoel geen smeernippel aangebracht.
AANWIJZING
In geval van korte nasmeerintervallen adviseren wij het vet eenmaal per jaar
compleet te verversen.
Als dit niet het geval is, moet de complete verversing om de twee jaar plaatsvinden.
Hierbij de wentellagers uitbouwen, reinigen en opnieuw met vet vullen.
Motoren met smeernippel moeten na 2000 uur worden gesmeerd.
Wanneer de motor onder extreme omstandigheden zoals trillingen en hoge
temperaturen loopt, moeten deze vaker worden gesmeerd.
7.2.2.2.2 Nasmeren
GEVAAR
Te hoge temperaturen door warmlopende lagers of defecte lagerafdichtingen
Brandgevaar!
Beschadiging van het pompaggregaat!
▷ Regelmatig de staat van het smeermiddel controleren.
▷ Regelmatig het loopgeluid van de wentellagers controleren.
WAARSCHUWING
Werkzaamheden in de directe nabijheid van draaiende delen
Letselgevaar voor de handen!
▷ Werkzaamheden uitsluitend door vakkundig geschoold personeel laten
uitvoeren.
▷ Werkzaamheden bijzonder voorzichtig uitvoeren.
De wentellagers van de motor zijn, behalve in de hieronder beschreven situaties,
voorzien van een onderhoudsvrije vetvulling.
Bij motoren met axiaal verstevigde lagers kunnen de wentellagers aan de motorzijde
worden nagesmeerd, wat in het kader van het onderhoud dient te gebeuren.
Vetkwaliteit
Optimale veteigenschappen voor wentellagers
▪ Heetlagervet op lithiumzeepbasis
▪ Hars- en zuurvrij
▪ Niet uitgedroogd
▪ Beschermend tegen roest
Vethoeveelheid
Vetsoort
▪ 15 g per wentellager
Wanneer de smering uit de fabriek niet is vervangen, moet met de volgende
vetsoorten worden nagesmeerd:
▪ Pompgrootte 160M/L: SKF LGMT3
▪ Pompgrootte: 180M tot 225M: Klüberquiet BQH 72-102
32 van 44
KSB SuPremE B
7 Service/onderhoud
LET OP
Vervuilde smeernippels
Verontreiniging van het smeervet!
▷ Voor het nasmeren de vetsmeernippels reinigen.
1.
Vervuilde smeernippel reinigen.
2.
Vetpers op smeernippel aanbrengen.
3.
Vet inpersen.
LET OP
Onvolledige nasmering
Lagerschade!
▷ Nasmering uitsluitend bij draaiende motor uitvoeren.
7.3 Motor demonteren
7.3.1
Algemene aanwijzingen/veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Heet oppervlak
Letselgevaar!
▷ Pompaggregaat tot omgevingstemperatuur laten afkoelen.
WAARSCHUWING
Ondeskundig tillen/verplaatsen van zware modules of onderdelen
Persoonlijk letsel en materiële schade!
▷ Bij het verplaatsen van zware modules of onderdelen geschikte
transportmiddelen, hijswerktuigen en aanslagmiddelen gebruiken.
Altijd de veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen opvolgen.
Bij demontage en montage de overzichtstekening aanhouden.
In geval van schade staat onze service tot uw dienst.
Voor begin van de demontage de huidige plaatsing van bevestigingselementen en
de locatie van verbindingen aan de binnenzijde markeren voor de latere montage.
Schakelverbindingen
▪ Eventueel gecorrodeerde bouten vervangen.
▪ Isolatie van spanningvoerende delen nooit beschadigen.
▪ Positie van evt. te demonteren plaatjes betreffende vermogen en andere plaatjes
documenteren.
▪ Beschadigingen aan de centreerranden vermijden.
Wentellagers beschermen tegen binnendringen van vuil en vocht.
7.3.2
Veiligheidsdak verwijderen (optioneel)
1.
Bevestigingsbouten van veiligheidsdak losmaken.
2.
Veiligheidsdak wegnemen.
7.3.3
Waaierkap demonteren
1.
Bouten van de waaierkap verwijderen.
2.
Waaierkap naar achteren wegtrekken
KSB SuPremE B
33 van 44
7 Service/onderhoud
7.3.4
Ventilator verwijderen
1.
Klembouten losmaken resp. borgring verwijderen (afhankelijk pompgrootte).
2.
Ventilator met daarvoor geschikt gereedschap lostrekken.
7.3.5
Rotor demonteren
LET OP
Ondeskundige demontage
Beschadiging van het rotorpakket!
▷ Rotor altijd op de daarvoor bestemde lagerbokken leggen.
Afb. 6: Rotor wegleggen
✓
Er zijn geschikte lagerbokken aanwezig.
✓
Een voldoende gedimensioneerd hefwerktuig is aanwezig.
1.
Spieën aan pompzijde en aandrijfzijde verwijderen en bewaren.
2.
Bouten van lagerdeksel aan motorzijde verwijderen.
3.
Motorhuis verticaal opstellen (aandrijfzijde boven) en met een geschikt
hefwerktuig het lagerdeksel en de rotor uit het motorhuis trekken en zoals
afgebeeld plaatsen.
7.3.6
Lager demonteren
Vast lager aandrijfzijde
✓
Rotor is verwijderd en ligt veilig op geschikte lagerbokken.
✓
Spieën zijn verwijderd en bewaard.
1.
Borgring of afdekring van het lager van het lagerdeksel verwijderen en het
lagerdeksel verwijderen.
2.
Lager met daarvoor geschikt gereedschap lostrekken.
Los lager pompzijde
✓
Rotor is verwijderd en ligt veilig op geschikte lagerbokken.
✓
Spieën zijn verwijderd en bewaard.
1.
Veerring van aseinde trekken.
2.
Lager met daarvoor geschikt gereedschap lostrekken.
7.4 Motor monteren
WAARSCHUWING
Ondeskundig tillen/verplaatsen van zware modules of onderdelen
Persoonlijk letsel en materiële schade!
▷ Bij het verplaatsen van zware modules of onderdelen geschikte
transportmiddelen, hijswerktuigen en aanslagmiddelen gebruiken.
34 van 44
KSB SuPremE B
7 Service/onderhoud
LET OP
Ondeskundige montage
Beschadiging van de wikkelingen!
▷ Bij de montage van het lagerdeksel op de uit het motorhuis stekende
wikkelingen letten.
Algemeen
▪ Het monteren van de motor moet indien mogelijk op een richtlat plaatsvinden.
Zo wordt gegarandeerd dat de voetvlakken van de motor waterpas zijn.
▪ Het samenbouwen van de motor alleen aan de hand van de bijbehorende
explosietekening uitvoeren.
▪ Alle gedemonteerde onderdelen reinigen en op slijtage controleren.
▪ Beschadigde of versleten onderdelen door reserveonderdelen vervangen.
▪ Altijd nieuwe tolerantieringen gebruiken.
▪ Controleren of de afdichtingsvlakken schoon zijn en de O-ringen resp. vlakke
pakkingen goed op hun plaats zitten.
Aanhaalmomenten
Alle bouten tijdens de montage volgens de voorschriften aanhalen.
7.4.1
Lager monteren
LET OP
Ondeskundige montage
Beschadiging van de asafdichtring!
▷ Bij inbouwen van de rotor in de motorhuis op de juiste centrering letten.
Vast lager aandrijfzijde
1.
Voorgeschreven lager op de as trekken.
2.
Lagerdeksel plaatsen.
3.
Lager met borgring of afdekring van het lager op de lagerkap bevestigen.
4.
Spie aan motorzijde op as aanbrengen.
Los lager pompzijde
1.
Voorgeschreven lager op de as trekken.
2.
Veerring op as aanbrengen.
7.4.2
Rotor monteren
LET OP
Ondeskundige montage
Beschadiging van de asafdichtring!
▷ Bij inbouwen van de rotor in de motorhuis op de juiste centrering letten.
1.
Op de centreerrand van het lagerdeksel en het motorhuis vloeistofafdichting
aanbrengen.
2.
Motorhuis verticaal opstellen (aandrijfzijde boven) en met geschikt hefwerktuig
het lagerdeksel en de rotor in het motorhuis laten zakken.
3.
Bouten op lagerdeksel aan motorzijde bevestigen (⇨ Hoofdstuk 5.5 Pagina 23) .
4.
Spie aan pompzijde aanbrengen.
7.4.3
Ventilator monteren
1.
Ventilator aanbrengen.
2.
Klembouten aanbrengen resp. borgring plaatsen (afhankelijk pompgrootte).
KSB SuPremE B
35 van 44
7 Service/onderhoud
7.4.4
1.
7.4.5
36 van 44
Waaierkap monteren
Waaierkap plaatsen en met bouten bevestigen (⇨ Hoofdstuk 5.5 Pagina 23) .
Veiligheidsdak monteren (optioneel)
1.
Veiligheidsdak op de motor plaatsen.
2.
Bevestigingsbouten van veiligheidsdak aandraaien.
KSB SuPremE B
8 Storingen: Oorzaken en oplossing
8 Storingen: Oorzaken en oplossing
WAARSCHUWING
Ondeskundig werken tijdens het verhelpen van storingen
Letselgevaar!
▷ Bij alle werkzaamheden tijdens het verhelpen van storingen de desbetreffende
voorschriften van dit bedrijfsvoorschrift resp. de documentatie van de fabrikant
van het toebehoren in acht nemen.
Als er problemen optreden die in de volgende tabel niet staan beschreven, is er
overleg met onze KSB-klantenservice noodzakelijk.
A
Aandrijving start niet.
B
Brommend geluid bij starten
C
Brommend geluid tijdens bedrijf
D
Hoge temperatuur bij onbelast bedrijf
E
Hoge temperatuur bij belasting
F
Aanloopgeluiden
G
Radiale trillingen
H
Axiale trillingen
I
Verkeerde draairichting
Tabel 23: Storingshulp
A B C D E
✘ - - - -
F G H
- - -
I Mogelijke oorzaak
- Geen spanning aanwezig
✘
-
-
-
-
-
-
-
- Fase-uitval bij de frequentieregelaar
✘
-
-
-
-
-
-
-
✘
-
-
-
-
-
-
-
- Onjuiste aansluiting van de netkabels/
storing in toevoerkabel
- Netzekering te klein voor ingangsstroom
van de frequentieregelaar
✘
-
-
-
-
-
-
-
- Toegestaan spanningsbereik onder-/
overschreden
✘
-
-
-
-
-
-
-
- Vrijgave ontbreekt
✘
-
-
-
-
-
-
-
- Geen setpoint-signaal (intern/extern)
✘
✘
-
-
-
-
-
-
-
- Sensor–(signaal) fout
- Kortsluiting aan stuurkabels
✘
-
-
-
-
-
-
-
- 24 V-voedingsspanning overbelasting
✘ ✘
-
-
-
-
-
-
- Machine blokkeert
-
✘ ✘
-
-
-
-
-
- Normale werking besturingsinrichting
-
-
✘ ✘
-
-
-
- Overbelasting van de aandrijving
-
KSB SuPremE B
Oplossing
Netzekeringen controleren, netspanning
controleren, bedrijfstoestand van de
frequentieregelaar controleren
Fase controleren evt. zekering weer
plaatsen
Bekabeling controleren
Aansluitwaarden uit
projectieaanwijzingen van de
frequentieregelaar en VDE 0100 in acht
nemen
Uitgangsspanning frequentieregelaar
controleren, aandrijving met
voorgeschreven spanning voeden
Brug in frequentieregelaar plaatsen/
vrijgave via veldbus waarborgen
Setpointsignaal (intern/extern)
controleren, setpoint moet boven de
feedback liggen
Sensor en sensorleiding controleren
Stuurkabels/aansluitingen controleren/
vernieuwen
Aandrijving spanningsvrij schakelen,
overbelasting in 24 V-voedingscircuit
herstellen
Blokkade van de machine handmatig
verhelpen, bedrijfsvoorschrift van de
machine in acht nemen!
Hoogfrequent brommen tot 50% van
nominaal toerental behoort tot de
normale werking van de aandrijving
Reduceren van de vermogensopname
door vermindering van het toerental,
aandrijving/pomp/belasting op
blokkering controleren
37 van 44
8 Storingen: Oorzaken en oplossing
A B C D E F G H
- - - - ✘ - - -
I Mogelijke oorzaak
- Temperatuur aan vermogenselektronica of
motorwikkeling te hoog (vooral bij hoog
draaimoment en gering toerental)
-
-
-
-
-
✘
✘
-
-
- Lagerschade
- Aanlopen van de rotor in de stator
-
-
-
-
-
-
✘
-
- Onbalans rotor
-
-
-
-
-
-
✘
-
- Foutieve opstelling
-
-
-
-
-
-
-
✘
- Foutieve aansluiting pomp/belasting
-
-
-
-
-
-
-
-
✘ Onjuiste draairichting ingesteld
38 van 44
KSB SuPremE B
Oplossing
Omgevingstemperatuur verlagen door
betere ventilatie,
koeling door reinigen van de koelribben
verbeteren ,
aanzuigopening van de motor op vrije
doorlaat controleren,
aandrijvingsventilator op goede werking
controleren,
vermogensopname beperken door
wijziging van het bedrijfspunt
(installatiespecifiek),
toelaatbare belasting controleren, evt.
externe ventilatie toepassen
Lager controleren evt. vervangen
Lager controleren evt. vervangen,
rotor controleren evt. vervangen
Spieverbinding van as en aangedreven
deel controleren, rotor demonteren en
evt. opnieuw uitbalanceren
Fundament controleren en plaats van
opstelling controleren
Correcte uitlijning motor op de machine
controleren, koppeling controleren
Draairichting via parametrering van de
frequentieregelaar wijzigen of twee
buitenkabels omwisselen
9 Bijbehorende documentatie
9 Bijbehorende documentatie
9.1 Overzichtstekening met stuklijst
831
914.10
930.10
99-9.02
833
914.09
930.09
914.03
930.03
832
914.02
99-9.01
900.15
920.02
421
950
835
914.07
903
360
421
932
321
321
932
940
818
81-23
914.05
920.05
80-1
920.01
970
550
360
561.14
914.01
UG1492721
Afb. 7: Aluminium uitvoering
Tabel 24: Stuklijst
Onderdeelnr.
80-1
81-23
99-9.01/.02
321
360
Onderdeel-aanduiding
Motorgedeelte (motorhuis met
stator)
Motorvoet
Afdichtingsset
Radiaalkogellager
Lagerdeksel
421
550
561.14
818
831
832
Radiale asafdichtingsring
Ring
Kerfstift
Rotor
Koelwaaier
Waaierkap
KSB SuPremE B
Onderdeelnr.
833
Onderdeel-aanduiding
Klemmenkast
835
900.15
903
914.01/.02/.03/.05/.07/.09/.
10
920.01/.02/.05
930.03/.09/.10
932
940
950
970
Klemmenbord
Bout
Afsluitplug
Inbusbout
Moer
Borging
Borgring
Spie
Veer
Typeplaatje
39 van 44
9 Bijbehorende documentatie
914.10
930.10
81-22
914.06
835
914.18
836
914.09
930.09
99-9
914.03
930.03
914.07
930.07
832
831
81-36
903
99-9
914.02
80-1
818
321
950
550
421
360
360
421
932
932
321
940
970
900.14
900.15
914.01
UG1492278
Afb. 8: Gietijzeren uitvoering
Tabel 25: Stuklijst
Onderdeelnr.
80-1
81-22
81-36
99-9
321
Onderdeel-aanduiding
Motorgedeelte (motorhuis met
stator)
Klemmenkastdeksel
Onderste gedeelte klemmenkast
Afdichtingsset
Radiaalkogellager
360
421
550
818
831
832
Lagerdeksel
Radiale asafdichtingsring
Ring
Rotor
Koelwaaier
Waaierkap
40 van 44
KSB SuPremE B
Onderdeelnr.
835
Onderdeel-aanduiding
Klemmenbord
836
900.14/.15
903
914.01/.02/.03/.06/.07/.09/.
10/.18
930.03/.07/.09/.10
932
940
950
970
Klemmenstrook
Bout
Afsluitplug
Inbusbout
Borging
Borgring
Spie
Veer
Typeplaatje
9 Bijbehorende documentatie
900.13
900.13
914.12
914.12
930.12
930.12
914.16
914.16
81-2
81-2
900.11
82-5
900.11
82-5
550.11
550.11
595.11
595.11
400
400
UG1492488
UG1492488
Adapter pompgrootte A
Adapter pompgrootte B
Tabel 26: Stuklijst
Onderdeelnr.
81-2
82-5
400
550.118)
8)
Onderdeel-aanduiding
Stekker
Adapter
Vlakke pakking
Ring
Onderdeelnr.
595.118)
900.118)/.13
914.12/.16
930.12
Onderdeel-aanduiding
Buffer
Bout
Inbusbout
Borging
Optioneel
KSB SuPremE B
41 van 44
10 EG-verklaring van overeenstemming
10 EG-verklaring van overeenstemming
Fabrikant:
KSB Aktiengesellschaft
Johann-Klein-Straße 9
67227 Frankenthal (Duitsland)
Hierbij verklaart de fabrikant, dat het product:
KSB SuPremE B
KSB-opdrachtnummer: ...................................................................................................
▪ voldoet aan alle bepalingen van de volgende richtlijnen in hun betreffende geldige versie:
– Motor: Richtlijn 2006/95/EG "Laagspanningsrichtlijn"
Verder verklaart de fabrikant dat:
▪ de volgende geharmoniseerde internationale normen zijn gehanteerd:
– EN 50347
▪ Gehanteerde nationale technische normen en specificaties, in het bijzonder:
– EN 60034 (VDE 0530)
Opname van een correct bedrijf is verboden tot vastgesteld is dat conformiteit van het eindproduct met de
machinerichtlijn bestaat.
De EG-conformiteitsverklaring is uitgegeven:
Frankenthal, 31-07-2014
Joachim Schullerer
Hoofd productontwikkeling automatiseringsproducten
KSB Aktiengesellschaft
Johann-Klein-Straße 9
67227 Frankenthal
42 van 44
KSB SuPremE B
Trefwoordenindex
Trefwoordenindex
A
Onderhoudsmaatregelen 29
Opnieuw in bedrijf nemen 27
Opstelling/constructie 17
Aanduiding 12
Afvoeren 11
P
B
Personeel 8
Bijbehorende documentatie 6
S
D
Scholing 8
Storingen
Oorzaken en oplossing 37
Demontage 33
E
Explosiebeveiliging 17
T
G
Technische gegevens 13
Transporteren 10
Typeplaatje 6, 12
Garantieclaims 6
Gebruik conform de voorschriften 7
V
Vakbekwaamheid 8
Vakkundige medewerkers 8
Veiligheid 7
Veiligheidsbewust werken 8
Ventilator 34, 35
I
In geval van schade 6
Inbedrijfname 26
O
Onderhoud 29
KSB SuPremE B
43 van 44
4075.85/01-NL
KSB Aktiengesellschaft
67225 Frankenthal • Johann-Klein-Str. 9 • 67227 Frankenthal (Germany)
Tel. +49 6233 86-0 • Fax +49 6233 86-3401
www.ksb.com