Synchroon-reluctantiemotor KSB SuPremE B Bedrijfs-/Montagevoorschrift Impressum Bedrijfs-/Montagevoorschrift KSB SuPremE B Origineel bedrijfsvoorschrift Alle rechten voorbehouden. De inhoud mag zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant niet worden verspreid, verveelvuldigd, bewerkt noch aan derden worden doorgegeven. In het algemeen geldt: Technische wijzigingen voorbehouden. © KSB Aktiengesellschaft, Frankenthal 28.08.2014 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Algemeen ..............................................................................................6 1.1 Basisprincipes .................................................................................................... 6 1.2 Doelgroep ......................................................................................................... 6 1.3 Bijbehorende documentatie ............................................................................ 6 1.4 Symbolen ........................................................................................................... 6 2 Veiligheid ..............................................................................................7 2.1 Aanduiding van waarschuwingsinstructies ..................................................... 7 2.2 Algemeen .......................................................................................................... 7 2.3 Gebruik conform de voorschriften .................................................................. 7 2.4 Vakbekwaamheid en scholing van het personeel .......................................... 8 2.5 Gevolgen en gevaren bij het niet-opvolgen van de voorschriften ............... 8 2.6 Veiligheidsbewust werken ............................................................................... 8 2.7 Veiligheidsvoorschriften voor het bedieningspersoneel/de gebruiker ......... 8 2.8 Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden ................................................................................ 8 2.9 Ontoelaatbare gebruikswijzen ........................................................................ 9 2.10 Elektromagnetische compatibiliteit ................................................................ 9 3 Transport / tijdelijke opslag / afvoer .................................................10 3.1 Leveringstoestand controleren ...................................................................... 10 3.2 Transport ......................................................................................................... 10 3.3 Opslag/conservering ....................................................................................... 10 3.4 Afvoeren/ recyclen .......................................................................................... 11 4 Beschrijving .........................................................................................12 4.1 Algemene beschrijving ................................................................................... 12 4.2 Aanduiding ..................................................................................................... 12 4.3 Typeplaatje .....................................................................................................12 4.4 Technische gegevens ...................................................................................... 13 4.5 Bouwvormen ................................................................................................... 13 4.6 Opstellingswijzen ........................................................................................... 13 4.7 Te verwachten geluidswaarden ..................................................................... 15 4.8 Balanceren ...................................................................................................... 16 5 Opstelling/Inbouw ..............................................................................17 5.1 Veiligheidsvoorschriften ................................................................................ 17 5.2 Controle vóór het begin van de opstelling ................................................... 17 5.3 Motor resp. elektrische aandrijving opstellen .............................................. 18 5.4 Elektrisch aansluiten ....................................................................................... 20 5.5 Aanhaalmomenten ......................................................................................... 23 5.6 Aangedreven componenten aanbrengen en lostrekken ............................. 24 6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling ..................................................25 KSB SuPremE B 3 van 44 Inhoudsopgave 6.1 Isolatieweerstand controleren ....................................................................... 25 6.2 Voorwaarde voor de inbedrijfname .............................................................. 26 6.3 Inschakelen ..................................................................................................... 27 6.4 Uitschakelen .................................................................................................... 27 6.5 Bedrijfspauzes ................................................................................................. 27 6.6 Opnieuw in bedrijf nemen ............................................................................. 27 7 Service/onderhoud ..............................................................................28 7.1 Veiligheidsvoorschriften ................................................................................ 28 7.2 Onderhoud/inspectie ...................................................................................... 29 7.3 Motor demonteren ......................................................................................... 33 7.4 Motor monteren ............................................................................................. 34 8 Storingen: Oorzaken en oplossing ....................................................37 9 Bijbehorende documentatie ..............................................................39 9.1 Overzichtstekening met stuklijst ...................................................................39 10 EG-verklaring van overeenstemming ................................................42 Trefwoordenindex ..............................................................................43 4 van 44 KSB SuPremE B Woordenlijst Woordenlijst Motor Aandrijfzijde Zijde van de motor met vrij aseinde voor de aansluiting van de aan te drijven machine, met behulp van een koppeling resp. aandrijvende schijf en riem (aangedreven afvoer- of machine-element). Hulpstuk dat mechanische arbeid verricht door middel van het omzetten van verschillende soorten energie (bijv. elektrische energie) in bewegingsenergie. Niet-aandrijfzijde Aandrijving Constructieve eenheid bestaat uit motor en toerenregelsysteem KSB SuPremE B Zijde van de motor met ventilator en waaierkap. 5 van 44 1 Algemeen 1 Algemeen 1.1 Basisprincipes Dit bedrijfsvoorschrift maakt onderdeel uit van de serie die op de titelpagina wordt genoemd. Het bedrijfsvoorschrift beschrijft het correcte en veilige gebruik in alle bedrijfsfasen. Op het typeplaatje staan de serie, de belangrijkste bedrijfsgegevens en het serienummer. Het serienummer beschrijft het product eenduidig en dient ter identificatie bij alle verdere bedrijfsprocessen. Ten behoeve van de handhaving van de garantieclaims in geval van schade moet onmiddellijk de dichtstbijzijnde KSB-serviceafdeling worden geïnformeerd. 1.2 Doelgroep Doelgroep van dit bedrijfsvoorschrift is technisch geschoold vakpersoneel. 1.3 Bijbehorende documentatie Tabel 1: Overzicht van bijbehorende documentatie Document Bedrijfsvoorschrift(en) van de pomp(en) Bedrijfsvoorschrift PumpDrive S, PumpDrive 2 en PumpDrive R Aansluitschema Inhoudsopgave Correct en veilig gebruik van de pomp in alle bedrijfsfasen Correct en veilig gebruik van de PumpDrive in alle bedrijfsfasen Elektrische aansluiting Voor toebehoren en/of geïntegreerde machineonderdelen de bijbehorende documenten van de desbetreffende fabrikant in acht nemen. 1.4 Symbolen Tabel 2: Gebruikte symbolen Symbool ✓ ⊳ ⇨ ⇨ 1. Betekenis Voorwaarde voor de gebruiksaanwijzing Noodzakelijke handeling bij veiligheidsvoorschriften Resultaat van de handeling Kruisverwijzingen Gebruiksaanwijzing met meerdere stappen 2. Aanwijzing doet aanbevelingen en geeft belangrijke aanwijzingen voor de omgang met het product 6 van 44 KSB SuPremE B 2 Veiligheid 2 Veiligheid ! GEVAAR Alle in dit hoofdstuk vermelde aanwijzingen duiden op een gevaar met een hoog risiconiveau. 2.1 Aanduiding van waarschuwingsinstructies Tabel 3: Kenmerken van waarschuwingsinstructies Symbool ! ! GEVAAR WAARSCHUWING LET OP Verklaring GEVAAR Dit signaalwoord duidt een gevaar aan met een hoog risiconiveau, dat - indien dit niet wordt vermeden - fataal of zwaar letsel tot gevolg zal hebben. WAARSCHUWING Dit signaalwoord duidt een gevaar aan met een gemiddeld risiconiveau, dat - indien dit niet wordt vermeden - fataal of zwaar letsel tot gevolg kan hebben. LET OP Dit signaalwoord duidt een gevaar aan, waarvan het niet-opvolgen tot gevaar voor de machine en het functioneren daarvan kan leiden. Algemeen gevaarpunt Dit symbool duidt in combinatie met een signaalwoord gevaren aan in verband met de dood of letsel. Gevaarlijke elektrische spanning Dit symbool duidt in combinatie met een signaalwoord gevaren aan in verband met elektrische spanning en geeft informatie ter bescherming tegen elektrische spanning. Machineschade Dit symbool duidt in combinatie met het signaalwoord LET OP gevaren aan voor de machine en de werking ervan. 2.2 Algemeen Het bedrijfsvoorschrift bevat belangrijke aanwijzingen voor opstelling, bedrijf en onderhoud. De inachtneming ervan garandeert een veilige omgang met het product zodat persoonlijk letsel en materiële schade wordt vermeden. De veiligheidsinstructies van alle hoofdstukken moeten in acht worden genomen. Het bedrijfsvoorschrift moet vóór montage en inbedrijfname door het verantwoordelijke vakpersoneel/de gebruiker worden gelezen en volledig zijn begrepen. De inhoud van het bedrijfsvoorschrift moet ter plaatse continu beschikbaar zijn voor het vakpersoneel. Instructies die direct op het product zijn aangebracht, moeten in acht worden genomen en moeten altijd volledig leesbaar zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor: ▪ Aanduidingen voor aansluitingen ▪ Typeplaatje De gebruiker is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de plaatselijke voorschriften waarmee in dit bedrijfsvoorschrift geen rekening is gehouden. 2.3 Gebruik conform de voorschriften Dit product mag niet worden gebruikt buiten de in de technische documentatie vermelde waarden met betrekking tot netspanning, netfrequentie, omgevingstemperatuur, motorvermogen, te verpompen medium, capaciteit, toerental, soortelijke massa, druk, temperatuur en andere in het bedrijfsvoorschrift of bijbehorende documentatie vermelde instructies. Het product mag niet in explosiegevaarlijke ruimten worden gebruikt. KSB SuPremE B 7 van 44 2 Veiligheid 2.4 Vakbekwaamheid en scholing van het personeel Het personeel moet voor transport, montage, bediening, onderhoud en inspectie over de betreffende vakbekwaamheid beschikken. De gebruiker moet verantwoordelijkheid, bevoegdheid en toezicht van het personeel strikt geregeld hebben bij montage, bediening, onderhoud en inspectie. Gebrek aan kennis bij het personeel moet door scholing en instructie door voldoende opgeleid vakpersoneel worden verholpen. Indien noodzakelijk kan de scholing in opdracht van de fabrikant/leverancier door de gebruiker plaatsvinden. Scholing voor het product alleen onder toezicht van technisch vakpersoneel uitvoeren. 2.5 Gevolgen en gevaren bij het niet-opvolgen van de voorschriften ▪ Het niet-opvolgen van deze gebruikshandleiding leidt tot verlies van garantieclaims en schadevergoedingsclaims. ▪ Het niet-opvolgen kan bijvoorbeeld de volgende gevaren tot gevolg hebben: – Gevaren voor personen door elektrische, thermische, mechanische en chemische invloeden, alsmede explosies – Het niet-functioneren van belangrijke functies van het product – Het niet-opvolgen van de voorgeschreven methodes voor service en onderhoud – Gevaren voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen 2.6 Veiligheidsbewust werken Naast de veiligheidsvoorschriften die in dit bedrijfsvoorschrift vermeld staan, alsmede het gebruik conform de voorschriften, gelden nog de volgende veiligheidsvoorschriften: ▪ Arbeids-, veiligheids- en bedrijfsvoorschriften ▪ Explosieveiligheidsvoorschriften ▪ Veiligheidsvoorschriften voor de omgang met gevaarlijke stoffen ▪ Geldende normen, richtlijnen en wetten 2.7 Veiligheidsvoorschriften voor het bedieningspersoneel/de gebruiker ▪ Op de locatie aanwezige bescherming tegen aanraken van hete, koude en bewegende onderdelen zelf aanbrengen en de werking ervan controleren. ▪ Bescherming tegen aanraken niet verwijderen tijdens bedrijf. ▪ Beschermende uitrusting voor personeel ter beschikking stellen en gebruiken. ▪ Gevaar door elektrische spanning uitsluiten (voor bijzonderheden kunnen de specifieke voorschriften voor het land en/of van de plaatselijke energiebedrijven worden geraadpleegd). 2.8 Veiligheidsvoorschriften voor onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden ▪ Ombouwwerkzaamheden of wijzigingen zijn alleen na toestemming van de fabrikant toegestaan. ▪ Uitsluitend originele onderdelen of door de fabrikant goedgekeurde onderdelen gebruiken. Door het gebruik van andere onderdelen kan de aansprakelijkheid voor de daaruit voortvloeiende gevolgen worden opgeheven. ▪ De gebruiker dient ervoor te zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door geautoriseerd en gekwalificeerd vakpersoneel, dat zich door uitvoerige bestudering van het bedrijfsvoorschrift voldoende heeft geïnformeerd. 8 van 44 KSB SuPremE B 2 Veiligheid ▪ In principe mogen alle werkzaamheden aan het product alleen in spanningsloze toestand worden uitgevoerd. ▪ Werkzaamheden aan het product alleen tijdens stilstand uitvoeren. ▪ Direct na beëindiging van de werkzaamheden moeten alle beveiligings- en beschermingsvoorzieningen weer aangebracht resp. functioneel worden gemaakt. Vóór het opnieuw in bedrijf nemen moeten de punten die vermeld staan voor de inbedrijfname, in acht worden genomen. 2.9 Ontoelaatbare gebruikswijzen Het product nooit laten werken buiten de grenswaarden die op het gegevensblad en in het bedrijfsvoorschrift zijn aangegeven. De bedrijfsveiligheid van het geleverde product is alleen gegarandeerd bij gebruik conform de voorschriften. 2.10 Elektromagnetische compatibiliteit De EMC-richtlijn bepaalt de eisen met betrekking tot de storingsbestendigheid en de storingsemissie van elektrische apparaten. 2.10.1 Vereisten volgens EN 61800-3-2 - hogere harmonische Het product is volgens EN 61000-3-2 een professioneel apparaat. Aandrijvingen ≤1000 W Bij aansluiting op het openbare laagspanningsnet moeten maatregelen worden getroffen of het bevoegde energiebedrijf moet een aansluitvergunning verlenen. Aandrijvingen >1000 W Bij de aansluiting op een industrienet is geen aansluitvergunning nodig. KSB SuPremE B 9 van 44 3 Transport / tijdelijke opslag / afvoer 3 Transport / tijdelijke opslag / afvoer 3.1 Leveringstoestand controleren 1. Bij de goederenoverdracht elke verpakkingseenheid op beschadiging controleren. 2. In geval van transportschade de omvang van de schade nauwkeurig bepalen, documenteren en onmiddellijk schriftelijk aan KSB of de leverende dealer en de verzekeringsmaatschappij rapporteren. 3.2 Transport GEVAAR Ondeskundig transport Levensgevaar door vallende onderdelen! ▷ Motor alleen in voorgeschreven positie transporteren. ▷ Voor het transport altijd alle op de motor aanwezige hijsogen gebruiken. ▷ Hijsogen (oogbouten) altijd tot het steunvlak inschroeven en stevig aandraaien. ▷ Geschikte en goedgekeurde hijsinrichtingen gebruiken. Evt. aanwezige transportbeveiligingen pas voor inbedrijfname verwijderen en bewaren of ineffectief maken. Transportbeveiligingen voor verdere transporten gebruiken of weer effectief maken. De motor zoals afgebeeld aanslaan en transporteren. Motor transporteren met twee hijsogen aan de zijkant van het motorhuis Motor transporteren met een hijsoog boven op het motorhuis 3.3 Opslag/conservering Oppervlakken van blank metaal Opslagtijd Gesloten wentellagers 10 van 44 De blanke pasvlakken (aseinden, flensoppervlakken, centreerranden, stekkercontacten) moeten voor het transport worden voorzien van een beperkt houdbare (< 6 maanden) corrosiebescherming. Voor langere opslagtijden moeten daarvoor geschikte corrosiebeschermingsmaatregelen worden getroffen. De as 1 maal per jaar draaien zodat blijvende stilstandmarkeringen worden voorkomen. Bij langere opslagtijd wordt de gebruiksduur van het vet van de wentellagers korter (veroudering). In geval van gesloten wentellagers moeten deze na 48 maanden opslagtijd worden vervangen. KSB SuPremE B 3 Transport / tijdelijke opslag / afvoer Opslag in de buitenlucht LET OP Beschadiging door vocht, vuil of ongedierte tijdens de opslag Corrosie/vervuiling van de aandrijving! ▷ Bij buitenopslag aandrijving of verpakte aandrijving en toebehoren waterdicht afdekken. Daarbij mogen afdekkingen of platen die beschermen tegen het weer de oppervlakken van de opgeslagen goederen niet raken. ▷ Door ertussen geplaatste afstandshoutjes voldoende luchtcirculatie waarborgen. ▷ Om bescherming tegen bodemvochtigheid te garanderen de motoren en verpakte motoren op pallets, balken of een fundament plaatsen. ▷ Het zakken in de bodem moet worden voorkomen. Bij extreme klimatologische omstandigheden, bijv. zouthoudende en/of stoffige vochtige atmosfeer, dienovereenkomstige maatregelen treffen. Opslag in ruimten De opslagruimten moeten bescherming bieden tegen extreme weersomstandigheden en moeten droog, stof-, vorst-, schok- en trillingsvrij en goed geventileerd zijn. 3.4 Afvoeren/ recyclen Vanwege een aantal componenten geldt het product als speciaal afval: 1. Product demonteren. 2. Materialen scheiden bijv.: - aluminium - kunststof afdekking (recycleerbare kunststof) - smoorspoelen met koperen wikkelingen - koperen leidingen voor de interne bedrading 3. Volgens de plaatselijke voorschriften afvoeren of inleveren bij een erkend afvalverwerkingsbedrijf. Printplaten, vermogenselektronica, condensatoren en elektronische onderdelen gelden als speciaal afval. KSB SuPremE B 11 van 44 4 Beschrijving 4 Beschrijving 4.1 Algemene beschrijving Magneetvrije synchroon-reluctantiemotor van efficiëntieklasse IE4 conform IEC CD 60034-30 Ed. 2, 05-2011 voor bedrijf met frequentieregelaar zonder rotorpositiesensor 4.2 Aanduiding Voorbeeld: 2-45-225M Tabel 4: Toelichting bij aanduiding Afkorting 2 45 225M Betekenis Nominaal toerental, bijv.: 2 = 3000 min -1 Nominaal vermogen, bijv.: 45 = 45,0 kW Motorgrootte Uitgebreide aanduiding 4.3 Typeplaatje 1 IE4 KSB Aktiengesellschaft Frankenthal 67227 Frankenthal 20 19 18 17 16 15 3~IEC60034 EN50347 2 IE4 acc. IEC/CD 60034-30 Ed. 2 Mat kW V 1/min A SN Typ cos φ Hz °Camb Nm kg 3 4 Eff 4/4 Eff 3/4 Eff 1/2 IP Insul. Made in Germany 14 13 12 11 10 9 8 5 6 7 Afb. 1: Typeplaatje (voorbeeld) 1 3 8 10 12 Serie Rendement bij nominaal bedrijfspunt Rendement bij belasting met ½ van de nominale belasting Beschermingsklasse Nominaal koppel Nominale frequentie 14 Typeaanduiding 15 17 Rendementklasse Technische standaard minimaal rendement Rendement bij belasting met ¾ van de nominale belasting Isolatieklasse Gewicht Maximale omgevingstemperatuur bij vol vermogen Vermogensfactor (niet werkzaam naar het net) Serienummer Nominaal toerental 16 18 19 Nominaal vermogen 20 Nominale stroom Nominale spanning voor voedende omvormer Materiaalnummer KSB 5 7 9 11 13 12 van 44 KSB SuPremE B 2 4 6 4 Beschrijving 4.4 Technische gegevens Tabel 5: Technische gegevens Eigenschap Isolatieklasse Omgevingstemperatuur Aanloopmoment in % van het nominale max. 10 s koppel Continu Maximaal koppel in % van het nominale koppel Beschermingsklasse Lak Waarde F 40 °C 110 % 100 % 110 % IP55 RAL 1036 4.5 Bouwvormen Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende bouwvormen: ▪ SuPremE B1 met klemmenkast voor de aansluiting op PumpDrive S, PumpDrive 2 of PumpDrive R voor wandmontage en schakelkastmontage ▪ SuPremE B2 met montagevoorbereiding voor PumpDrive 2 motormontage ▪ Harthoogte: 71 mm - 225 mm ▪ Nominaal vermogen 0,55 kW - 45 kW Tabel 6: Bouwvormen Bouwvorm Flensuitvoering1) zonder Flens met doorlaatgaten (FF) Flens met draadgaten (FT) Voet met met zonder met zonder Harthoogte [mm] Opstellingswijze IM ... 71 - 225 71 - 225 71 - 160 tot 132 B32), B6, B7, B8, V5, V6 V152), V35, B35 V12), V3, B5 V182), B14, V19 4.6 Opstellingswijzen Tabel 7: Opstellingswijzen B3 Standaardopstelling Verdere opstellingswijzen IM B3 IM B6 Harthoogte [mm] H ≤ 160 ✔ H ≥ 180 ✔ ✔ ✔ IM B7 1) 2) Aanduidingen conform EN 50347 Standaardopstelling KSB SuPremE B 13 van 44 4 Beschrijving Standaardopstelling Verdere opstellingswijzen IM B8 IM V5 Harthoogte [mm] H ≤ 160 ✔ H ≥ 180 ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ IM V6 Tabel 8: Opstellingswijzen V15 Standaardopstelling Verdere opstellingswijzen IM V35 IM V15 IM B35 14 van 44 KSB SuPremE B Harthoogte [mm] H ≤ 160 ✔ H ≥ 180 ✔ ✔ ✔ 4 Beschrijving Tabel 9: Opstellingswijzen V1 Standaardopstelling Verdere opstellingswijzen IM V1 Harthoogte [mm] H ≤ 160 ✔3) H ≥ 180 - ✔3) - IM V3 IM B5 Tabel 10: Opstellingswijzen V18 Standaardopstelling Verdere opstellingswijzen Harthoogte [mm] H ≤ 132 ✔ IM B14 ✔ IM V18 IM V19 4.7 Te verwachten geluidswaarden Tabel 11: Geluidsniveau Nominaal toerental [ min⁻¹] 3000 ✘ ✘ ✘ 3) 4) 1500 - Nominaal vermogen [kW] Motorgrootte Geluidsniveau4) [dB (A)] 0,55 0,75 1,1 71M 80M 80M 70 70 70 Voeten demonteerbaar bij basisbouwvorm IM V15 Gemeten bij onbelast bedrijf met nominaal toerental conform IEC 60034-9 KSB SuPremE B 15 van 44 4 Beschrijving Nominaal toerental [ min⁻¹] 3000 ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ - 1500 ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ ✘ Nominaal vermogen [kW] Motorgrootte Geluidsniveau4) [dB (A)] 1,5 2,2 3 4 5,5 7,5 11 15 18,5 22 30 37 45 0,55 0,75 1,1 1,5 2,2 3 4 5,5 7,5 11 15 18,5 22 30 37 45 90S 90L 100L 112M 132S 132S 160M 160M 160L 180M 200L 200L 225M 80M 80M 90S 90L 100L 100L 112M 132S 132M 160M 160L 180M 180L 200L 225S 225M 70 70 71 71 71 71 71 71 72 72 72 72 72 60 60 60 60 60 60 61 61 61 61 61 62 62 62 62 62 4.8 Balanceren De rotor is dynamisch gebalanceerd conform ISO 1940-1. De uitbalanceringskwaliteit van de rotor komt overeen met uitbalanceringsgraad G 2,5. Aanduiding ▪ Bij motoren met spie wordt standaard dynamisch gebalanceerd met een halve spie (aanduiding "H") conform ISO 21940-32. Het aangedreven deel moet volgens de spieverbinding ook met een halve spie zijn uitgebalanceerd. 4) Gemeten bij onbelast bedrijf met nominaal toerental conform IEC 60034-9 16 van 44 KSB SuPremE B 5 Opstelling/Inbouw 5 Opstelling/Inbouw 5.1 Veiligheidsvoorschriften GEVAAR Ondeskundige opstelling in explosiegevaarlijke omgevingen Explosiegevaar! Beschadiging van de motor! ▷ Plaatselijke explosiebeveiligingsvoorschriften in acht nemen. ▷ De motor nooit in explosiegevaarlijke omgevingen opstellen. GEVAAR Heet oppervlak Verbrandingsgevaar! ▷ Een in bedrijf zijnde motor nooit aanraken. ▷ Motor laten afkoelen. ▷ Afdekkingen alleen verwijderen indien aangegeven. Het volgende in acht nemen: ▪ De motor eerst laten afkoelen voordat met de werkzaamheden aan de aandrijving wordt begonnen. ▪ Afdekkingen alleen verwijderen indien aangegeven. ▪ Onderdelen (leidingen enz.) mogen niet tegen het motorhuis aanliggen. ▪ Technische gegevens op het typeplaatje op het motorhuis controleren en in acht nemen. 5.2 Controle vóór het begin van de opstelling Plaats van opstelling WAARSCHUWING Opstelling op een onverharde en niet-dragende ondergrond Persoonlijk letsel en materiële schade! ▷ Voldoende druksterkte conform klasse C12/15 van het beton in blootstellingsklasse XC1 conform EN 206-1 in acht nemen. ▷ De ondergrond moet uitgehard, vlak en horizontaal zijn. ▷ Gewichtsgegevens in acht nemen. 1. Bouwplaatsopstelling controleren. De bouwplaatsopstelling moet voorbereid zijn volgens de afmetingen op de maattekening/het opstellingsschema. Opstellingshoogte ≤ 1000 m boven NN Veiligheidsafdak Bij verticale opstelling een veiligheidsafdak plaatsen. Verticale opstelling ▪ Bij verticale opstelling met het aseinde aan de onderkant, om te voorkomen dat vreemde voorwerpen in de waaierkap vallen. ▪ Bij verticale opstelling met het aseinde aan de bovenkant, om binnendringen van vloeistof langs de as te voorkomen. KSB SuPremE B 17 van 44 5 Opstelling/Inbouw Opstelling in de open lucht Bij opstelling of buitenopslag de aandrijving met een daarvoor geschikt middel afschermen om condensvorming op elektronica en langdurige inwerking van directe intensieve zonnestraling, regen, sneeuw, ijs en stof te voorkomen. Vlakheidstolerantie van de steunvlakken Bij motoren met een harthoogte van max. 160 mm kunnen de motorvoeten gedemonteerd worden. Bij motoren met een harthoogte vanaf 160 mm zijn de voeten vast aangegoten, waardoor het aantal opstellingswijzen beperkt is. Tabel 12: Vlakheidstolerantie van de steunvlakken voor motorvoeten Harthoogte ≤ 132 mm ≥ 160 mm Vlakheidstolerantie (mm) 0,10 0,15 Ventilatie WAARSCHUWING Ondeskundige opstelling Oververhitting van de aandrijving! ▷ De opgegeven minimale afstanden tot aangrenzende modules aanhouden. ▷ De ventilatie van de aandrijving nooit belemmeren. ▷ Rechtstreeks aanzuigen van afvoerlucht van aangrenzende modules voorkomen. X Afb. 2: Minimale afstand X Tabel 13: Minimale afstand X tot aangrenzende modules Motoren met harthoogte [mm] 71 - 100 112 - 132 160 - 180 200 - 225 Minimale afstand X [mm] 30 40 50 60 5.3 Motor resp. elektrische aandrijving opstellen Vóór begin van de opstelling controleren ▪ Beschadigingen lak repareren. (⇨ Hoofdstuk 7.2.2.1 Pagina 31) ▪ Met corrosiebeschermingsmiddel bedekte blanke metalen oppervlakken die voor probleemloze montage resp. opstelling noodzakelijk zijn, met terpentine reinigen. Uitlijning en bevestiging AANWIJZING Trillingswaarden in bedrijf conform ISO 10816-1 aanhouden. Bij uitlijning en bevestiging in acht nemen: ▪ Gelijkmatig steunvlak van de motorvoeten 18 van 44 KSB SuPremE B 5 Opstelling/Inbouw ▪ Voet- resp. flensbevestiging volgens de voorschriften ▪ Voorkoming van starre koppelingen ▪ Exacte uitlijning bij directe koppeling ▪ Schone bevestigingsvlakken ▪ Opbouwafhankelijke resonanties met draaifrequentie en dubbele netfrequentie vermijden. ▪ Ongewone geluiden bij handmatig draaien van de rotor Compensatie van radiale verplaatsing bij de koppeling en horizontaal afstellen De volgende maatregelen zijn noodzakelijk voor het compenseren van de radiale verplaatsing bij de koppeling en voor het horizontaal afstellen van de motor resp. de elektrische aandrijving ten opzichte van de machine (bijv. de pomp): ▪ Verticale positionering Om te voorkomen dat de machine en de aandrijving vastlopen, dunne platen onder de motorvoeten leggen. Het aantal platen moet zo laag mogelijk zijn, zo weinig mogelijk gestapelde platen gebruiken. ▪ Horizontale positionering Voor de horizontale positionering de aandrijving op het fundament opzij schuiven en er daarbij op letten dat de axiale uitlijning (hoekfout) behouden blijft. Daarbij op een gelijkmatige roterende axiale spleet bij de koppeling letten. ▪ Rustige loop Stabiele, trillingsvrije vormgeving van het fundament conform DIN 4024, nauwkeurig uitlijnen van de koppeling en een goed uitgebalanceerd aangedreven element (koppeling, riemschijven, ventilator, ...) zijn voorwaarde voor een rustige, trillingsvrije loop. Compleet uitbalanceren van de aandrijving met het aangedreven deel kan noodzakelijk zijn. Aanwijzingen en evaluatiecriteria conform ISO 10816 in acht nemen. ▪ Voetbevestiging/flensbevestiging Voor de voet- en flensbevestiging de aandrijving op het fundamant resp. de machineflens de in EN 50347 voorgeschreven schroefdraadmaten gebruiken. De aandrijving op vier rechthoekig ten opzichte van elkaar liggende voet- resp. flensboringen bevestigen. De keuze van de sterkte van de bevestigingselementen is aan de klant. Aanbevolen wordt: voor de bevestigingselementen voor motoren tot en met harthoogte 160 mm de sterkteklasse 5.6 of hoger, voor motoren met een harthoogte vanaf 180 mm de sterkteklasse 8.8 of hoger. AANWIJZING Ingeschroefde hijsogen na het opstellen vast aandraaien of verwijderen. KSB SuPremE B 19 van 44 5 Opstelling/Inbouw 5.4 Elektrisch aansluiten GEVAAR Gevaarlijke spanning Levensgevaar door elektrische schok! ▷ Alle werkzaamheden alleen door bevoegd en vakbekwaam personeel aan stilstaande en tegen opnieuw inschakelen beveiligde aandrijving laten uitvoeren. Dit geldt ook voor hulpstroomkringen (bijv. stilstandverwarming). ▷ Bij alle werkzaamheden aan de geopende klemmenkast mag de aandrijving niet elektrisch aangesloten zijn. ▷ Afwijkingen van het voedende net van de nominale waarden bij spanning, frequentie, curve of symmetrie verhogen de verwarming en beïnvloeden de elektromagnetische compatibiliteit. WAARSCHUWING Onjuiste netaansluiting Beschadiging van het lichtnet, kortsluiting! ▷ Technische aansluitvoorwaarden van het plaatselijke energiebedrijf in acht nemen. Tabel 14: Overzicht van aansluiting van de frequentieregelaar Aansluiting via ... Klemmenkast Motorbouwvorm KSB SuPremE B1 Klemmenkast Stekkercontact KSB SuPremE B1 KSB SuPremE B2 5.4.1 Frequentieregelaar PumpDrive S, PumpDrive 2, PumpDrive R PumpDrive 2 PumpDrive 2 Montagewijze Wandmontage, schakelkastmontage Motormontage Motormontage Uitvoering met klemmenkast Bij alle werkzaamheden aan de klemmenkast het volgende in acht nemen: ▪ Klemmenkast altijd met de originele afdichting stof- en waterdicht sluiten. ▪ Onderdelen binnen in de klemmenkast, bijv. klemmenbord, kabelaansluitingen, niet beschadigen. ▪ In de klemmenkast mogen geen vreemde voorwerpen, vuil, en vocht aanwezig zijn. Ingangen van de klemmenkast conform DIN 42925. ▪ Overige open ingangen met O-ringen of daarvoor geschikte vlakke pakkingen afsluiten. ▪ Aanhaalmomenten voor kabelwartels en voor overige bouten in acht nemen. ▪ Spieën voor testbedrijf zonder aangedreven delen borgen. ▪ Bij latere montage van kabelwartels voor de garantie van de beschermingsklasse letten op de juiste plaatsing van de afdichting aan de buitenzijde van de klemmenkast. AANWIJZING Voor de aansluiting alleen de door KSB in de adapterkit inbegrepen verbindingsleidingen met daarvoor noodzakelijke kabeldoorsnede gebruiken. Bij gebruik van andere leidingen voor de aansluiting op het motorklembord altijd kabelschoenen overeenkomstig de leidingdoorsnede en de boutmaat gebruiken. 20 van 44 KSB SuPremE B 5 Opstelling/Inbouw Motor aansluiten Frequentieregelaar U U1 PE W V V1 W1 PE W2 V2 U2 KSB SuPremE B Afb. 3: Klemmenschema 1. Uitgangsspanning van de frequentieregelaar met de gegevens op het typeplaatje van de motor vergelijken. 2. Aanwezige breekopeningen in de klemmenkast openbreken, daarbij beschadigingen aan klemmenbord, kabelaansluitingen enz. binnen in de klemmenkast voorkomen. 3. De motor is continu in de sterschakeling geschakeld. U2, V2 en W2 blijven vrij. De motor via de klemmen U1, V1 en W1 op de bijbehorende frequentieregelaar op de klemmen U, V, W aansluiten. 4. Aardingskabel (PE) aansluiten. Tabel 15: Aansluitbare leidingdoorsnede Motorgrootte 71M ... 80M 90S ... 160M 160L 180M/L 200L ... 225M Max. aansluitbare leidingdoorsnede [mm²] 4 6 16 25 50 Tabel 16: Boutmaat van de aardingskabel (PE) Harthoogte [mm] 71 ... 112 132 ... 180 200 ... 225 5.4.2 Schroefdraadmaat voor de aardingskabel M5 M6 M8 Uitvoering via stekkercontact AANWIJZING Deze uitvoering is uitsluitend ontworpen voor de montage en aansluiting van een PumpDrive 2 en mag niet voor andere doeleinden worden gebruikt. KSB SuPremE B 21 van 44 5 Opstelling/Inbouw Afb. 4: Voorbeeld aansluiting via stekkercontact Bij de uitvoering SuPremE B2 is aan de bovenzijde van de motor in de fabriek een montagevoorbereiding voor PumpDrive2 aangebracht. Tabel 17: Overzicht van aansluitmogelijkheden Uitvoering KSB SuPremE B2 tot 4,0 kW KSB SuPremE B2 vanaf 5,5 kW KSB SuPremE B2 tot 4,0 kW Aansluiting via ... Montageplaat met stekkercontact Montageplaat met afzonderlijke aders Tot een nominaal vermogen van 4 kW vindt de elektrische aansluiting plaats via een stekkercontact. Door een geleideprofiel is een ompoling altijd uitgesloten. Het geleideprofiel wijst in de richting van de waaierkap. U1 PTC 1 V1 PE W1 PTC 2 Afb. 5: PIN-bezetting van de stekker KSB SuPremE B2 vanaf 5,5 kW Vanaf 5,5 kW heeft de montageplaat een doorvoer voor de buitenkabels, de aardingskabel en 2 PTC-aansluitaders. Deze worden conform hun opschrift direct in de klemmenaansluitruimte van de PumpDrive 2 aangesloten. AANWIJZING De montageplaat met afzonderlijke aders is uitsluitend ontworpen voor de montage en aansluiting van een PumpDrive 2 met een nominaal vermogen van meer dan 4 kW en mag niet voor andere doelen worden gebruikt. 5.4.3 Draairichting De motoren zijn standaard geschikt voor rechtsom en linksom draaien. Draairichting rechtsom Draairichting linksom 22 van 44 Als de netkabels met fasevolgorde op U1, V1, W1 van de frequentieregelaar (PumpDrive) aangesloten worden, draait de motor rechtsom (kijkend naar aseinde aandrijfzijde). Als twee aansluitingen worden verwisseld, draait de motor linksom. Met behulp van de parametrering bij de frequentieregelaar kan het omkeren van de draairichting zonder vervanging van een aansluiting worden uitgevoerd. Zie het betreffende bedrijfsvoorschrift van PumpDrive 2, PumpDrive S resp. PumpDrive R. KSB SuPremE B 5 Opstelling/Inbouw 5.5 Aanhaalmomenten Schroefverbinding van afzonderlijke kabels in de klemmenkast GEVAAR Beschadiging van de isolatie van afzonderlijke kabels (aders) Gevaar door elektrische schokken! Beschadiging van de motor! ▷ Aanhaalmomenten van de kabelisolatie aanpassen. ▷ Aanhaalmomenten niet overschrijden. Bij kabelwartels van metaal en kunststof voor rechtstreekse montage op de aandrijving en bij overige schroefverbindingen (bijv. reduceringen) de overeenkomstige aanhaalmomenten volgens de volgende tabel gebruiken. [mm] 71 80 90 100 112 132 160 180 200 225 Aantal bouten Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] 8 M5 4,5 M5 4,5 M5 4,5 M5 4,5 M5 4,5 M5 4,5 M6 10 M6 10 M8 23 M8 23 3 M4 2 M4 2 M4 2 M4 2 M4 2 M5 3 M6 5 M6 5 M8 10 M8 10 Aansluiting aardingskabel Klemmenbordbevestiging Klemmenkasten/ Klemmenkastdeksels Klemmenbordaansluitingen Harthoogte 2 M4 3 M4 3 M4 3 M4 3 M4 3 M5 45 M5 45 M6 10 M8 95 M8 95 Kabelschroefverbindingen (afzonderlijke aders) Tabel 18: Boutmaten en aanhaalmomenten voor elektrische aansluiting 1 M5 6 M5 6 M5 6 M5 6 M5 6 M6 10 M6 10 M6 10 M8 23 M8 23 1 M25 4 M25 4 M25 4 M25 4 M25 4 M25 4 M32 6 M32/M40 6 M40 6 M40 6 Schroefverbinding van elektrische kabel op aandrijving GEVAAR Beschadigingen aan de kabelmantel Gevaar door elektrische schokken! Beschadiging van de motor! ▷ Aanhaalmomenten aanpassen aan de kabelmantelmaterialen. ▷ Aanhaalmomenten niet overschrijden. Bij kabelwartels van metaal en kunststof voor rechtstreekse montage op de aandrijving en bij overige schroefverbindingen (bijv. reduceringen) de overeenkomstige aanhaalmomenten volgens de nu volgende tabel gebruiken. KSB SuPremE B 23 van 44 5 Opstelling/Inbouw Tabel 19: Boutmaten en aanhaalmomenten van de mechanische componenten Harthoogte [mm] Aantal bouten 71 Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] Schroefdraad Aanhaalmoment [Nm] 80 90 100 112 132 160 180 200 225 Lagerdeksel Waaierkap 8 3/4 M5 6 M5 6 M5 6 M6 10 M8 23 M8 23 M10 46 M10 46 M12 80 M12 80 M5 6 M5 6 M5 6 M5 6 M5 6 M5 6 M6 10 M6 10 M6 10 M6 10 Bevestiging Bevestiging PumpDrive 2 PumpDrive S 4/2 M4 3 M4 3 M4 3 M4 3 M4 3 M6 10 M6 / M8 10 / 23 M8 23 M8 23 M8 23 M6 10 M8 23 M8 23 M8 23 M10 46 M105) 46 M10 46 M12 80 M12 80 M12 80 5.6 Aangedreven componenten aanbrengen en lostrekken ▪ Voor het aanbrengen van aangedreven componenten ook het bedrijfsvoorschrift van de machine (bijv. pomp) in acht nemen. ▪ Voor het aanbrengen van aangedreven componenten (koppeling, riemenschijf enz.) het schroefdraad aan het aseinde gebruiken en evt. de aangedreven componenten indien nodig verwarmen. ▪ Voor het lostrekken daarvoor geschikt gereedschap gebruiken. ▪ Bij het aanbrengen en lostrekken niet slaan (met hamer o.i.d.). ▪ Toegestane radiale of axiale krachten via het aseinde op het wentellager in acht nemen en niet overschrijden. 5) Aanpassing PumpDrive via extra motorvoeten. 24 van 44 KSB SuPremE B 6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling 6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling 6.1 Isolatieweerstand controleren Voor inbedrijfname en na langere opslag of stilstandstijd moet de isolatieweerstand worden gecontroleerd. GEVAAR Gevaarlijke spanning Levensgevaar door elektrische schok! ▷ Alle werkzaamheden alleen door bevoegd en vakbekwaam personeel aan stilstaande en tegen opnieuw inschakelen beveiligde aandrijving laten uitvoeren. Dit geldt ook voor hulpstroomkringen (bijv. stilstandverwarming). ▷ Bij alle werkzaamheden aan de geopende klemmenkast mag de aandrijving niet elektrisch aangesloten zijn. ▷ Afwijkingen van het voedende net van de nominale waarden bij spanning, frequentie, curve of symmetrie verhogen de verwarming en beïnvloeden de elektromagnetische compatibiliteit. GEVAAR Gevaarlijke spanning op de klemmen Levensgevaar door elektrische schok! ▷ Bij eventueel aangesloten netkabels ervoor zorgen dat er geen netspanning op kan komen te staan. ▷ Na het meten van de isolatieweerstand de wikkeling door verbinding met aarde ontladen. Tabel 20: Grenswaarden minimale isolatieweerstand en kritische isolatieweerstand van de statorwikkeling Nominale spanning UN <1 kV Meetspanning Minimale isolatieweerstand bij nieuwe, gereinigde of gerepareerde wikkelingen Kritische specifieke isolatieweerstand na lange bedrijfstijd 500 - 1000 V 200 MΩ 0,5 MΩ / kV ▪ De optimale meting van de wikkelingstemperatuur vindt plaats bij 25 °C. Wanneer de meting bij ≠ 25 °C wordt verricht, moet de gemeten waarde worden omgerekend naar de referentietemperatuur van 25 °C om een vergelijking met de hierboven getoonde tabel te kunnen maken. – Telkens wanneer de temperatuur 10 °C stijgt, wordt de isolatieweerstand gehalveerd. – Telkens wanneer de temperatuur 10 °C daalt, wordt de isolatieweerstand verdubbeld. ▪ Droge, nieuwe wikkelingen hebben meestal isolatieweerstanden van meer dan 100 ... 2000 MΩ, afhankelijk van de grootte van de wikkeling, de uitvoering en de nominale spanning. – Als de isolatieweerstand in de buurt van de minimale waarde ligt, kunnen vocht en/of vervuiling hiervan de oorzaak zijn. ▪ Tijdens de bedrijfstijd kan de isolatieweerstand van de wikkelingen door omgevings- en bedrijfsinvloeden naar de kritische isolatieweerstand dalen. – De kritische isolatieweerstand kan bij een wikkelingstemperatuur van 25 °C berekend worden door de nominale spanning (kV) met de specifieke kritische weerstandswaarde (0,5 MΩ / kV) te vermenigvuldigen. Voorbeeld: Kritische weerstand voor nominale spanning UN = 400 V: 400 V × 0,5 MΩ / kV = 0,2 MΩ KSB SuPremE B 25 van 44 6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling ✓ Bedrijfsvoorschrift van het gebruikte isolatiemeetapparaat wordt in acht genomen. 1. Reeds aangesloten kabel van de hoofdstroomkring van de klemmen verwijderen. 2. Isolatieweerstand van de wikkeling tegen het motorhuis meten, indien mogelijk bij een wikkelingstemperatuur van 25 °C. Voor andere temperaturen gelden andere waarden voor de isolatieweerstand. 3. Na ca. een minuut is de eindwaarde van de weerstand bereikt. 4. De isolatieweerstand aflezen. ⇨ Wanneer de waarde niet binnen het normbereik ligt, de motor niet inschakelen. Tegen inschakelen beveiligen en direct contact opnemen met de dichtstbijzijnde KSB-Serviceafdeling. ⇨ Wordt de kritische isolatieweerstand bereikt of onderschreden, dan kan dit leiden tot beschadiging van de isolatie en spanningsoverslag. ⇨ Als de gemeten waarde dichtbij de kritische waarde ligt, moet de isolatieweerstand daarna aan de hand van korte intervallen worden gecontroleerd. AANWIJZING Na het drogen van gerepareerde resp. gereinigde wikkelingen niet vergeten dat de isolatieweerstand bij een warme wikkeling kleiner is. De isolatieweerstand kan alleen goed beoordeeld worden na omrekenen naar de referentietemperatuur van 25 °C. 6.2 Voorwaarde voor de inbedrijfname AANWIJZING Inbedrijfname alleen in combinatie met frequentieregelaar, bijv.: PumpDrive 2, PumpDrive S resp. PumpDrive R Vóór inbedrijfname van de aandrijving moet aan de volgende punten zijn voldaan: ▪ Letten op de juiste montage en uitlijning van de aandrijving. ▪ Ervoor zorgen dat de aandrijving conform de voorgeschreven draairichting wordt aangesloten. ▪ Controleren of de bedrijfsomstandigheden overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje. ▪ Correcte instelvoorwaarden van de aangedreven delen afhankelijk van het type (bijv. uitlijnen en uitbalanceren van koppelingen, riemkrachten bij de riemaandrijving, tandkrachten en tandflankspeling bij aangedreven tandwielen, radiale en axiale speling bij gekoppelde assen) garanderen. ▪ Controleren of de minimale isolatieweerstanden en minimale luchtafstanden in acht zijn genomen. ▪ Correcte totstandbrenging van aardings- en potentiaalvereffeningverbindingen garanderen. ▪ Correct aanhalen van alle bevestigingsbouten, verbindingselementen en elektrische aansluitingen met de voorgeschreven aanhaalmomenten. ▪ Verwijderen van ingeschroefde hijsogen na het opstellen of borgen tegen losraken. ▪ Controleren of de as vrij kan worden rondgedraaid door de rotor met de hand te draaien. ▪ Alle beschermingsmaatregelen tegen aanraken van bewegende en spanningvoerende onderdelen doorvoeren. ▪ In geval van een ongebruikt aseinde het open aseinde afdekken en de spie borgen zodat deze er niet uit kan slingeren. 26 van 44 KSB SuPremE B 6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling ▪ Temperatuurgevoelige onderdelen (leidingen enz.) mogen niet tegen het machinehuis aanliggen. 6.3 Inschakelen De motor wordt vanuit stilstand alleen ingeschakeld via de bedieningseenheid of de regeling van de frequentieregelaar. 1. Direct na het inschakelen nogmaals de draairichting controleren. 6.4 Uitschakelen De motor geldt alleen als uitgeschakeld als de frequentieregelaar spanningsvrij geschakeld is. De frequentieregelaar in de bedrijfsmodus "OFF" zetten, biedt geen betrouwbare bescherming tegen onbedoeld opnieuw starten. 1. Aandrijving compleet spanningsvrij schakelen. 6.5 Bedrijfspauzes Langere bedrijfspauzes (>1 maand) Bij langere bedrijfspauzes (> 1 maand) de aandrijving regelmatig, ongeveer eenmaal per maand, in bedrijf nemen of in ieder geval de rotor draaien. Bij motoren met transportbeveiliging, moet deze voor het draaien van de rotor worden verwijderd. Vóór inschakeling het hoofdstuk Opnieuw in bedrijf nemen in acht nemen. (⇨ Hoofdstuk 6.2 Pagina 26) Bij buitenbedrijfstelling voor een periode langer dan 12 maanden de desbetreffende maatregelen voor corrosiebescherming, conservering, verpakking en drogen uitvoeren. 6.6 Opnieuw in bedrijf nemen AANWIJZING Alleen opnieuw in bedrijf nemen in combinatie met een frequentieregelaar, bijv.: PumpDrive 2, PumpDrive S resp. PumpDrive R Voor het opnieuw in bedrijf nemen van de aandrijving de volgende punten in acht nemen en doorvoeren. (⇨ Hoofdstuk 6.2 Pagina 26) Vóór het opnieuw in gebruik nemen na opslag van de aandrijving bovendien de onderhouds-/inspectiepunten in acht nemen. (⇨ Hoofdstuk 7.2 Pagina 29) KSB SuPremE B 27 van 44 7 Service/onderhoud 7 Service/onderhoud 7.1 Veiligheidsvoorschriften GEVAAR Ondeskundig onderhouden pomp/pompaggregaat/pompdelen Beschadiging van pomp/pompaggregaat/pompdelen! ▷ Pomp/pompaggregaat/pompdelen regelmatig onderhouden. ▷ Stel een onderhoudsschema op, met de nadruk op de onderwerpen smeermiddelen, asafdichting en koppeling. De gebruiker dient ervoor te zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerkzaamheden worden uitgevoerd door geautoriseerd en gekwalificeerd vakpersoneel, dat zich door uitvoerige bestudering van het bedrijfsvoorschrift voldoende heeft geïnformeerd. WAARSCHUWING Onbedoeld inschakelen van de aandrijving resp. het pompaggregaat Letselgevaar door bewegende onderdelen en gevaarlijke stroom! ▷ Werkzaamheden aan de aandrijving resp. het pompaggregaat alleen uitvoeren bij vrijgeschakelde elektrische aansluitingen. Afgezien van de hoofdstroomkringen ook de aanwezige extra- of hulpstroomkringen in acht nemen. ▷ Ontlaadtijd condensator in acht nemen. Na uitschakelen van de frequentieregelaar 10 minuten wachten tot de gevaarlijke spanningen afgebouwd zijn. ▷ Pompaggregaat beveiligen tegen ongewild opnieuw inschakelen. WAARSCHUWING Onbedoeld inschakelen van het pompaggregaat Gevaar voor letsel door bewegende onderdelen! ▷ Pompaggregaat beveiligen tegen ongewild opnieuw inschakelen. ▷ Werkzaamheden aan het pompaggregaat alleen uitvoeren met losgekoppelde elektrische aansluitingen. WAARSCHUWING Te verpompen media en hulp- of bedrijfsstoffen die heet zijn en/of een gevaar voor de gezondheid opleveren Letselgevaar! ▷ Wettelijke voorschriften aanhouden. ▷ Bij het aftappen van het te verpompen medium beschermingsmaatregelen nemen voor personen en milieu. ▷ Pompen die vloeistoffen verpompen die schadelijk zijn voor de gezondheid, moeten worden ontsmet. WAARSCHUWING Onvoldoende stabiliteit Afknellen van handen en voeten! ▷ Bij montage/demontage de pomp, het pompaggregaat of de pomponderdelen tegen kantelen en omvallen beveiligen. Door het opstellen van een onderhoudsschema kunnen met minimale onderhoudskosten dure reparaties worden voorkomen en kan een storingsvrije en betrouwbare werking van pomp, pompaggregaat en pompdelen worden bereikt. 28 van 44 KSB SuPremE B 7 Service/onderhoud AANWIJZING Voor alle onderhouds-, service- en montagewerkzaamheden staat de KSB-service of een erkende werkplaats tot uw dienst. Zie voor contactadressen de bijgaande adressenlijst: "Addresses" of op internet onder "www.ksb.com/contact". Elke vorm van geweld bij het demonteren of monteren van de aandrijving moet worden vermeden. 7.2 Onderhoud/inspectie KSB adviseert regelmatig onderhoud uit te voeren volgens onderstaand schema: Tabel 21: Overzicht onderhoudsmaatregelen Onderhoudsinterval Na 500 bedrijfsuren6) Onderhoudsmaatregelen Eerste inspectie Om de 14.000 bedrijfsuren7) Hoofdinspectie Afhankelijk van plaatselijke vervuilingsgraad Reiniging Zie ... (⇨ Hoofdstuk 7.2.2 Pagina 30) (⇨ Hoofdstuk 7.2.2 Pagina 30) Door zorgvuldig en regelmatig onderhoud, inspecties en revisies uit te voeren, kunnen storingen vroegtijdig herkend en verholpen worden, voordat deze schade kunnen veroorzaken. Aangezien de bedrijfsomstandigheden zeer verschillend zijn, kunnen alleen algemene termijnen bij storingsvrij bedrijf aangegeven worden. Het is noodzakelijk om de onderhoudsintervallen aan de plaatselijke omstandigheden (vuil, inschakelfrequentie, belasting enz.) aan te passen. De inspecties direct uitvoeren wanneer storingen of buitengewone omstandigheden optreden, die de aandrijving elektrisch of mechanisch overbelasten (bijv. overbelasting, kortsluiting enz.). (⇨ Hoofdstuk 8 Pagina 37) 7.2.1 Controle tijdens bedrijf GEVAAR Roterende of spanningvoerende delen Dood, ernstig letsel of materiële schade! ▷ Als afdekkingen verwijderd moeten worden, de aandrijving eerst spanningsvrij schakelen. ▷ Aanraken van actieve of roterende delen vermijden. GEVAAR Heet oppervlak Verbrandingsgevaar! ▷ Een in bedrijf zijnde motor nooit aanraken. ▷ Motor laten afkoelen. ▷ Afdekkingen alleen verwijderen indien aangegeven. 6) 7) Uiterlijk na 1/2 jaar Uiterlijk na 2 jaar KSB SuPremE B 29 van 44 7 Service/onderhoud WAARSCHUWING Condenserende luchtvochtigheid in de motor bij een wisselende motor- resp. omgevingstemperatuur Corrosiegevaar door condenswater! ▷ Indien aanwezig de afsluitpluggen voor het aftappen van water afhankelijk van de omgevings- en bedrijfsomstandigheden openen, water aftappen en weer sluiten. ▷ Als de motor is voorzien van afwateringspluggen, kan het water automatisch weglopen. Tijdens het bedrijf de volgende punten aanhouden resp. controleren: ▪ Veranderingen ten opzichte van het normale bedrijf, bijv. hogere vermogensopname, temperaturen of meer trillingen, ongewone geluiden of geuren, activeren van bewakingsinrichtingen enz. ▪ Bij onrustig lopen resp. abnormale geluiden de motor uitschakelen en tijdens uitlopen de oorzaak vaststellen. – Als de mechanische loop meteen na het uitschakelen beter wordt, is er sprake van magnetische of elektrische oorzaken. – Als de mechanische loop na het uitschakelen niet verbetert, is er sprake van magnetische oorzaken. Bijv. onbalans van de elektrische aandrijving of de machine, onvoldoende uitlijning tussen machine en aandrijving, bedrijf van de aandrijving in systeemresonantie (systeem = motor + fundatieframe + fundament enz.) – Bij correcte loop de eventueel aanwezige koelsystemen inschakelen en de motor enige tijd later observeren tijdens onbelast bedrijf. – Bij correcte loop de motor belasten. Op rustige loop controleren, waarden voor spanning, stroom en vermogen aflezen en schriftelijk vastleggen. Voor zover mogelijk genoemde waarden van de machine aflezen en eveneens schriftelijk vastleggen. ▪ Temperaturen van lagers, wikkelingen enz. bewaken tot een constante staat is bereikt en schriftelijk vastleggen, voor zover dit mogelijk is met de beschikbare meetapparatuur. ▪ Bij vaak schakelen of remmen resp. bij voortdurend wijzigen van het toerental onder het nominale toerental de koelfunctie controleren. 7.2.2 Inspectiewerkzaamheden Eerste inspectie Inspectietermijn Uitvoering Na ca. 500 bedrijfsuren, uiterlijk na 1/2 jaar Tijdens het lopen controleren of: ▪ de elektrische parameters worden aangehouden. ▪ de toegestane temperaturen van de wentellagers niet worden overschreden. ▪ de rustige loop en de loopgeluiden van de aandrijving niet zijn verslechterd. Tijdens stilstand controleren of ▪ in het fundament geen verzakkingen of scheuren zijn opgetreden. Niet-toegestane afwijkingen die bij de inspectie worden vastgesteld, direct verhelpen. AANWIJZING Verdere controles zijn volgens de eventueel toegewezen extra instructies of overeenkomstig de bijzondere installatiespecifieke omstandigheden tevens noodzakelijk. Hoofdinspectie Inspectietermijn 30 van 44 1x per jaar KSB SuPremE B 7 Service/onderhoud Uitvoering Tijdens het lopen controleren of: ▪ de elektrische parameters worden aangehouden. ▪ de toegestane temperaturen van de wentellagers niet worden overschreden. Tijdens stilstand controleren of ▪ in het fundament geen verzakkingen of scheuren zijn opgetreden. ▪ de uitlijning van de aandrijving binnen het toegestane tolerantiebereik ligt. ▪ alle bevestigingsbouten voor mechanische en voor elektrische verbindingen strak aangedraaid zijn. ▪ de isolatieweerstanden van de wikkelingen groot genoeg zijn. ▪ leidingen en isolatiedelen in correcte toestand verkeren en geen verkleuringen vertonen. Niet-toegestane afwijkingen die bij de inspectie worden vastgesteld, direct verhelpen. 7.2.2.1 Lakschade repareren LET OP Lakschade Corrosiegevaar! ▷ Lakschade onmiddellijk repareren, zodat de corrosiebescherming gegarandeerd is. Het is raadzaam om contact op te nemen met de dichtstbijzijnde KSB-serviceafdeling om belangrijke informatie te verkrijgen over de juiste opbouw van de lak en over het repareren van de lakschade. 7.2.2.2 Smering en smeermiddelen verversen 7.2.2.2.1 Onderhoud van de wentellagers Onderhoud van de wentellagers bij langere opslagtijd Bij een langere opslagtijd wordt de gebruiksduur van het smeervet korter. Dit leidt tot een kortere levensduur van de lagers. ▪ Na een opslagtijd van langer dan 4 jaar wordt aanbevolen de wentellagers compleet te vervangen. ▪ Na een opslagtijd van meer dan 12 maanden wordt aanbevolen om het vet bij wentellagers zonder levensduursmering te vervangen. Onderhoud van de wentellagers bij normale bedrijfsomstandigheden Aanbevolen termijn voor vervangen lager onder normale bedrijfsomstandigheden: Tabel 22: Lager vervangen Koelmiddeltemperatuur 40 °C 40 °C Bedrijfswijze Horizontaal koppelingsbedrijf Met axiale- en radiale krachten Termijn lager vervangen 40.000 h 20.000 h AANWIJZING De levensduur van de lagers neemt af bij bijv. verticale opstelling, grote trillings- en schokbelastingen, veelvuldig omkeerbedrijf, hoge koelmiddeltemperatuur, hoge toerentallen enz. KSB SuPremE B 31 van 44 7 Service/onderhoud 7.2.2.2.1.1 Vetsmering De lagers zijn bij aflevering voorzien van hoogwaardig lithiumverzeept vet. 7.2.2.2.1.2 Intervallen Afhankelijk van de motorgrootte en het toerental de wentellagers met bepaalde intervallen nasmeren resp. het vet in de wentellagers verversen. AANWIJZING Bij enkele uitvoeringen worden voor de levensduur gesmeerder wentellagers gebruikt. In deze gevallen is in de lagerstoel geen smeernippel aangebracht. AANWIJZING In geval van korte nasmeerintervallen adviseren wij het vet eenmaal per jaar compleet te verversen. Als dit niet het geval is, moet de complete verversing om de twee jaar plaatsvinden. Hierbij de wentellagers uitbouwen, reinigen en opnieuw met vet vullen. Motoren met smeernippel moeten na 2000 uur worden gesmeerd. Wanneer de motor onder extreme omstandigheden zoals trillingen en hoge temperaturen loopt, moeten deze vaker worden gesmeerd. 7.2.2.2.2 Nasmeren GEVAAR Te hoge temperaturen door warmlopende lagers of defecte lagerafdichtingen Brandgevaar! Beschadiging van het pompaggregaat! ▷ Regelmatig de staat van het smeermiddel controleren. ▷ Regelmatig het loopgeluid van de wentellagers controleren. WAARSCHUWING Werkzaamheden in de directe nabijheid van draaiende delen Letselgevaar voor de handen! ▷ Werkzaamheden uitsluitend door vakkundig geschoold personeel laten uitvoeren. ▷ Werkzaamheden bijzonder voorzichtig uitvoeren. De wentellagers van de motor zijn, behalve in de hieronder beschreven situaties, voorzien van een onderhoudsvrije vetvulling. Bij motoren met axiaal verstevigde lagers kunnen de wentellagers aan de motorzijde worden nagesmeerd, wat in het kader van het onderhoud dient te gebeuren. Vetkwaliteit Optimale veteigenschappen voor wentellagers ▪ Heetlagervet op lithiumzeepbasis ▪ Hars- en zuurvrij ▪ Niet uitgedroogd ▪ Beschermend tegen roest Vethoeveelheid Vetsoort ▪ 15 g per wentellager Wanneer de smering uit de fabriek niet is vervangen, moet met de volgende vetsoorten worden nagesmeerd: ▪ Pompgrootte 160M/L: SKF LGMT3 ▪ Pompgrootte: 180M tot 225M: Klüberquiet BQH 72-102 32 van 44 KSB SuPremE B 7 Service/onderhoud LET OP Vervuilde smeernippels Verontreiniging van het smeervet! ▷ Voor het nasmeren de vetsmeernippels reinigen. 1. Vervuilde smeernippel reinigen. 2. Vetpers op smeernippel aanbrengen. 3. Vet inpersen. LET OP Onvolledige nasmering Lagerschade! ▷ Nasmering uitsluitend bij draaiende motor uitvoeren. 7.3 Motor demonteren 7.3.1 Algemene aanwijzingen/veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Heet oppervlak Letselgevaar! ▷ Pompaggregaat tot omgevingstemperatuur laten afkoelen. WAARSCHUWING Ondeskundig tillen/verplaatsen van zware modules of onderdelen Persoonlijk letsel en materiële schade! ▷ Bij het verplaatsen van zware modules of onderdelen geschikte transportmiddelen, hijswerktuigen en aanslagmiddelen gebruiken. Altijd de veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen opvolgen. Bij demontage en montage de overzichtstekening aanhouden. In geval van schade staat onze service tot uw dienst. Voor begin van de demontage de huidige plaatsing van bevestigingselementen en de locatie van verbindingen aan de binnenzijde markeren voor de latere montage. Schakelverbindingen ▪ Eventueel gecorrodeerde bouten vervangen. ▪ Isolatie van spanningvoerende delen nooit beschadigen. ▪ Positie van evt. te demonteren plaatjes betreffende vermogen en andere plaatjes documenteren. ▪ Beschadigingen aan de centreerranden vermijden. Wentellagers beschermen tegen binnendringen van vuil en vocht. 7.3.2 Veiligheidsdak verwijderen (optioneel) 1. Bevestigingsbouten van veiligheidsdak losmaken. 2. Veiligheidsdak wegnemen. 7.3.3 Waaierkap demonteren 1. Bouten van de waaierkap verwijderen. 2. Waaierkap naar achteren wegtrekken KSB SuPremE B 33 van 44 7 Service/onderhoud 7.3.4 Ventilator verwijderen 1. Klembouten losmaken resp. borgring verwijderen (afhankelijk pompgrootte). 2. Ventilator met daarvoor geschikt gereedschap lostrekken. 7.3.5 Rotor demonteren LET OP Ondeskundige demontage Beschadiging van het rotorpakket! ▷ Rotor altijd op de daarvoor bestemde lagerbokken leggen. Afb. 6: Rotor wegleggen ✓ Er zijn geschikte lagerbokken aanwezig. ✓ Een voldoende gedimensioneerd hefwerktuig is aanwezig. 1. Spieën aan pompzijde en aandrijfzijde verwijderen en bewaren. 2. Bouten van lagerdeksel aan motorzijde verwijderen. 3. Motorhuis verticaal opstellen (aandrijfzijde boven) en met een geschikt hefwerktuig het lagerdeksel en de rotor uit het motorhuis trekken en zoals afgebeeld plaatsen. 7.3.6 Lager demonteren Vast lager aandrijfzijde ✓ Rotor is verwijderd en ligt veilig op geschikte lagerbokken. ✓ Spieën zijn verwijderd en bewaard. 1. Borgring of afdekring van het lager van het lagerdeksel verwijderen en het lagerdeksel verwijderen. 2. Lager met daarvoor geschikt gereedschap lostrekken. Los lager pompzijde ✓ Rotor is verwijderd en ligt veilig op geschikte lagerbokken. ✓ Spieën zijn verwijderd en bewaard. 1. Veerring van aseinde trekken. 2. Lager met daarvoor geschikt gereedschap lostrekken. 7.4 Motor monteren WAARSCHUWING Ondeskundig tillen/verplaatsen van zware modules of onderdelen Persoonlijk letsel en materiële schade! ▷ Bij het verplaatsen van zware modules of onderdelen geschikte transportmiddelen, hijswerktuigen en aanslagmiddelen gebruiken. 34 van 44 KSB SuPremE B 7 Service/onderhoud LET OP Ondeskundige montage Beschadiging van de wikkelingen! ▷ Bij de montage van het lagerdeksel op de uit het motorhuis stekende wikkelingen letten. Algemeen ▪ Het monteren van de motor moet indien mogelijk op een richtlat plaatsvinden. Zo wordt gegarandeerd dat de voetvlakken van de motor waterpas zijn. ▪ Het samenbouwen van de motor alleen aan de hand van de bijbehorende explosietekening uitvoeren. ▪ Alle gedemonteerde onderdelen reinigen en op slijtage controleren. ▪ Beschadigde of versleten onderdelen door reserveonderdelen vervangen. ▪ Altijd nieuwe tolerantieringen gebruiken. ▪ Controleren of de afdichtingsvlakken schoon zijn en de O-ringen resp. vlakke pakkingen goed op hun plaats zitten. Aanhaalmomenten Alle bouten tijdens de montage volgens de voorschriften aanhalen. 7.4.1 Lager monteren LET OP Ondeskundige montage Beschadiging van de asafdichtring! ▷ Bij inbouwen van de rotor in de motorhuis op de juiste centrering letten. Vast lager aandrijfzijde 1. Voorgeschreven lager op de as trekken. 2. Lagerdeksel plaatsen. 3. Lager met borgring of afdekring van het lager op de lagerkap bevestigen. 4. Spie aan motorzijde op as aanbrengen. Los lager pompzijde 1. Voorgeschreven lager op de as trekken. 2. Veerring op as aanbrengen. 7.4.2 Rotor monteren LET OP Ondeskundige montage Beschadiging van de asafdichtring! ▷ Bij inbouwen van de rotor in de motorhuis op de juiste centrering letten. 1. Op de centreerrand van het lagerdeksel en het motorhuis vloeistofafdichting aanbrengen. 2. Motorhuis verticaal opstellen (aandrijfzijde boven) en met geschikt hefwerktuig het lagerdeksel en de rotor in het motorhuis laten zakken. 3. Bouten op lagerdeksel aan motorzijde bevestigen (⇨ Hoofdstuk 5.5 Pagina 23) . 4. Spie aan pompzijde aanbrengen. 7.4.3 Ventilator monteren 1. Ventilator aanbrengen. 2. Klembouten aanbrengen resp. borgring plaatsen (afhankelijk pompgrootte). KSB SuPremE B 35 van 44 7 Service/onderhoud 7.4.4 1. 7.4.5 36 van 44 Waaierkap monteren Waaierkap plaatsen en met bouten bevestigen (⇨ Hoofdstuk 5.5 Pagina 23) . Veiligheidsdak monteren (optioneel) 1. Veiligheidsdak op de motor plaatsen. 2. Bevestigingsbouten van veiligheidsdak aandraaien. KSB SuPremE B 8 Storingen: Oorzaken en oplossing 8 Storingen: Oorzaken en oplossing WAARSCHUWING Ondeskundig werken tijdens het verhelpen van storingen Letselgevaar! ▷ Bij alle werkzaamheden tijdens het verhelpen van storingen de desbetreffende voorschriften van dit bedrijfsvoorschrift resp. de documentatie van de fabrikant van het toebehoren in acht nemen. Als er problemen optreden die in de volgende tabel niet staan beschreven, is er overleg met onze KSB-klantenservice noodzakelijk. A Aandrijving start niet. B Brommend geluid bij starten C Brommend geluid tijdens bedrijf D Hoge temperatuur bij onbelast bedrijf E Hoge temperatuur bij belasting F Aanloopgeluiden G Radiale trillingen H Axiale trillingen I Verkeerde draairichting Tabel 23: Storingshulp A B C D E ✘ - - - - F G H - - - I Mogelijke oorzaak - Geen spanning aanwezig ✘ - - - - - - - - Fase-uitval bij de frequentieregelaar ✘ - - - - - - - ✘ - - - - - - - - Onjuiste aansluiting van de netkabels/ storing in toevoerkabel - Netzekering te klein voor ingangsstroom van de frequentieregelaar ✘ - - - - - - - - Toegestaan spanningsbereik onder-/ overschreden ✘ - - - - - - - - Vrijgave ontbreekt ✘ - - - - - - - - Geen setpoint-signaal (intern/extern) ✘ ✘ - - - - - - - - Sensor–(signaal) fout - Kortsluiting aan stuurkabels ✘ - - - - - - - - 24 V-voedingsspanning overbelasting ✘ ✘ - - - - - - - Machine blokkeert - ✘ ✘ - - - - - - Normale werking besturingsinrichting - - ✘ ✘ - - - - Overbelasting van de aandrijving - KSB SuPremE B Oplossing Netzekeringen controleren, netspanning controleren, bedrijfstoestand van de frequentieregelaar controleren Fase controleren evt. zekering weer plaatsen Bekabeling controleren Aansluitwaarden uit projectieaanwijzingen van de frequentieregelaar en VDE 0100 in acht nemen Uitgangsspanning frequentieregelaar controleren, aandrijving met voorgeschreven spanning voeden Brug in frequentieregelaar plaatsen/ vrijgave via veldbus waarborgen Setpointsignaal (intern/extern) controleren, setpoint moet boven de feedback liggen Sensor en sensorleiding controleren Stuurkabels/aansluitingen controleren/ vernieuwen Aandrijving spanningsvrij schakelen, overbelasting in 24 V-voedingscircuit herstellen Blokkade van de machine handmatig verhelpen, bedrijfsvoorschrift van de machine in acht nemen! Hoogfrequent brommen tot 50% van nominaal toerental behoort tot de normale werking van de aandrijving Reduceren van de vermogensopname door vermindering van het toerental, aandrijving/pomp/belasting op blokkering controleren 37 van 44 8 Storingen: Oorzaken en oplossing A B C D E F G H - - - - ✘ - - - I Mogelijke oorzaak - Temperatuur aan vermogenselektronica of motorwikkeling te hoog (vooral bij hoog draaimoment en gering toerental) - - - - - ✘ ✘ - - - Lagerschade - Aanlopen van de rotor in de stator - - - - - - ✘ - - Onbalans rotor - - - - - - ✘ - - Foutieve opstelling - - - - - - - ✘ - Foutieve aansluiting pomp/belasting - - - - - - - - ✘ Onjuiste draairichting ingesteld 38 van 44 KSB SuPremE B Oplossing Omgevingstemperatuur verlagen door betere ventilatie, koeling door reinigen van de koelribben verbeteren , aanzuigopening van de motor op vrije doorlaat controleren, aandrijvingsventilator op goede werking controleren, vermogensopname beperken door wijziging van het bedrijfspunt (installatiespecifiek), toelaatbare belasting controleren, evt. externe ventilatie toepassen Lager controleren evt. vervangen Lager controleren evt. vervangen, rotor controleren evt. vervangen Spieverbinding van as en aangedreven deel controleren, rotor demonteren en evt. opnieuw uitbalanceren Fundament controleren en plaats van opstelling controleren Correcte uitlijning motor op de machine controleren, koppeling controleren Draairichting via parametrering van de frequentieregelaar wijzigen of twee buitenkabels omwisselen 9 Bijbehorende documentatie 9 Bijbehorende documentatie 9.1 Overzichtstekening met stuklijst 831 914.10 930.10 99-9.02 833 914.09 930.09 914.03 930.03 832 914.02 99-9.01 900.15 920.02 421 950 835 914.07 903 360 421 932 321 321 932 940 818 81-23 914.05 920.05 80-1 920.01 970 550 360 561.14 914.01 UG1492721 Afb. 7: Aluminium uitvoering Tabel 24: Stuklijst Onderdeelnr. 80-1 81-23 99-9.01/.02 321 360 Onderdeel-aanduiding Motorgedeelte (motorhuis met stator) Motorvoet Afdichtingsset Radiaalkogellager Lagerdeksel 421 550 561.14 818 831 832 Radiale asafdichtingsring Ring Kerfstift Rotor Koelwaaier Waaierkap KSB SuPremE B Onderdeelnr. 833 Onderdeel-aanduiding Klemmenkast 835 900.15 903 914.01/.02/.03/.05/.07/.09/. 10 920.01/.02/.05 930.03/.09/.10 932 940 950 970 Klemmenbord Bout Afsluitplug Inbusbout Moer Borging Borgring Spie Veer Typeplaatje 39 van 44 9 Bijbehorende documentatie 914.10 930.10 81-22 914.06 835 914.18 836 914.09 930.09 99-9 914.03 930.03 914.07 930.07 832 831 81-36 903 99-9 914.02 80-1 818 321 950 550 421 360 360 421 932 932 321 940 970 900.14 900.15 914.01 UG1492278 Afb. 8: Gietijzeren uitvoering Tabel 25: Stuklijst Onderdeelnr. 80-1 81-22 81-36 99-9 321 Onderdeel-aanduiding Motorgedeelte (motorhuis met stator) Klemmenkastdeksel Onderste gedeelte klemmenkast Afdichtingsset Radiaalkogellager 360 421 550 818 831 832 Lagerdeksel Radiale asafdichtingsring Ring Rotor Koelwaaier Waaierkap 40 van 44 KSB SuPremE B Onderdeelnr. 835 Onderdeel-aanduiding Klemmenbord 836 900.14/.15 903 914.01/.02/.03/.06/.07/.09/. 10/.18 930.03/.07/.09/.10 932 940 950 970 Klemmenstrook Bout Afsluitplug Inbusbout Borging Borgring Spie Veer Typeplaatje 9 Bijbehorende documentatie 900.13 900.13 914.12 914.12 930.12 930.12 914.16 914.16 81-2 81-2 900.11 82-5 900.11 82-5 550.11 550.11 595.11 595.11 400 400 UG1492488 UG1492488 Adapter pompgrootte A Adapter pompgrootte B Tabel 26: Stuklijst Onderdeelnr. 81-2 82-5 400 550.118) 8) Onderdeel-aanduiding Stekker Adapter Vlakke pakking Ring Onderdeelnr. 595.118) 900.118)/.13 914.12/.16 930.12 Onderdeel-aanduiding Buffer Bout Inbusbout Borging Optioneel KSB SuPremE B 41 van 44 10 EG-verklaring van overeenstemming 10 EG-verklaring van overeenstemming Fabrikant: KSB Aktiengesellschaft Johann-Klein-Straße 9 67227 Frankenthal (Duitsland) Hierbij verklaart de fabrikant, dat het product: KSB SuPremE B KSB-opdrachtnummer: ................................................................................................... ▪ voldoet aan alle bepalingen van de volgende richtlijnen in hun betreffende geldige versie: – Motor: Richtlijn 2006/95/EG "Laagspanningsrichtlijn" Verder verklaart de fabrikant dat: ▪ de volgende geharmoniseerde internationale normen zijn gehanteerd: – EN 50347 ▪ Gehanteerde nationale technische normen en specificaties, in het bijzonder: – EN 60034 (VDE 0530) Opname van een correct bedrijf is verboden tot vastgesteld is dat conformiteit van het eindproduct met de machinerichtlijn bestaat. De EG-conformiteitsverklaring is uitgegeven: Frankenthal, 31-07-2014 Joachim Schullerer Hoofd productontwikkeling automatiseringsproducten KSB Aktiengesellschaft Johann-Klein-Straße 9 67227 Frankenthal 42 van 44 KSB SuPremE B Trefwoordenindex Trefwoordenindex A Onderhoudsmaatregelen 29 Opnieuw in bedrijf nemen 27 Opstelling/constructie 17 Aanduiding 12 Afvoeren 11 P B Personeel 8 Bijbehorende documentatie 6 S D Scholing 8 Storingen Oorzaken en oplossing 37 Demontage 33 E Explosiebeveiliging 17 T G Technische gegevens 13 Transporteren 10 Typeplaatje 6, 12 Garantieclaims 6 Gebruik conform de voorschriften 7 V Vakbekwaamheid 8 Vakkundige medewerkers 8 Veiligheid 7 Veiligheidsbewust werken 8 Ventilator 34, 35 I In geval van schade 6 Inbedrijfname 26 O Onderhoud 29 KSB SuPremE B 43 van 44 4075.85/01-NL KSB Aktiengesellschaft 67225 Frankenthal • Johann-Klein-Str. 9 • 67227 Frankenthal (Germany) Tel. +49 6233 86-0 • Fax +49 6233 86-3401 www.ksb.com
© Copyright 2024 ExpyDoc