Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat Ontwerp 15 juli 2014 Gemeente Beemster Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling 1.2 Ligging plangebied 1.3 Vigerend bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer 4 4 4 5 5 Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid 2.4 Conclusie beleidskader 6 6 7 10 11 Hoofdstuk 3 Planbeschrijving 3.1 Oorsprong van het plan 3.2 Invulling plangebied 3.3 Parkeren en verkeer 12 12 12 12 Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten 4.1 Algemeen 4.2 Water 4.3 Natuur 4.4 Bodem 4.5 Archeologie en cultuurhistorie 4.6 Externe veiligheid 4.7 Geluid 4.8 Luchtkwaliteit 4.9 Conclusie milieu- en omgevingsaspecten 14 14 14 14 15 15 15 15 15 16 Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 5.1 Algemeen 5.2 Planregels 5.3 Handhaafbaarheid 17 17 17 18 Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid 6.1 Algemeen 6.2 Financiële uitvoerbaarheid 19 19 19 Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.1 Inspraak 7.2 Procedure 20 20 20 Regels 21 Hoofdstuk 1 Artikel 1 Inleidende regels Begrippen 22 22 Hoofdstuk 2 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Bestemmingsregels Tuin Verkeer - Verblijfsgebied Wonen 23 23 24 25 Hoofdstuk 3 Artikel 5 Algemene regels Van toepassing zijnde bepalingen bestemmingsplan Zuidoostbeemster I 27 27 Hoofdstuk 4 Artikel 6 Slotregels Titel van het plan 28 28 GM01, revisie 4 Pagina 2 van 28 Toelichting GM01, revisie 4 Pagina 3 van 28 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling In Zuidoostbeemster, aan de Dirk Dekkerstraat, lag het voormalig speeltuinterrein "De Spelemei". Deze speeltuin is verplaatst naar het Middenpad, waardoor de locatie langs de Dirk Dekkerstraat is vrijgekomen. De gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan een uit te werken bestemming 'Gemengd (GD-U)'. Dit betekent dat een uitwerkingsplan dient te worden vastgesteld voordat ontwikkeling plaats kan vinden. Met het voorliggende uitwerkingsplan wordt het gebied uitgewerkt. 1.2 Ligging plangebied Het plangebied ligt in Zuidoostbeemster. Het gebied wordt begrensd door de Dirk Dekkerstraat aan de oostzijde en de woningen aan de Zuiderweg aan de zuidzijde. De westzijde wordt begrensd door water en de noordzijde door bebouwing aan het Zuiderhof. In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven. Figuur 1.1 Locatie plangebied GM01, revisie 4 Pagina 4 van 28 1.3 Vigerend bestemmingsplan Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2008, en is daarin bestemd met een uit te werken bestemming ‘Gemengd’ (GD-U). Binnen dit bestemmingsplan is vastgelegd dat het plangebied bestemd is voor wonen, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, tuinen en erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, groen en speelvoorzieningen, paden en open terreinen. Daarbij mag, na uitwerking, worden gebouwd volgens de randvoorwaarden van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader beschreven. De voorgenomen nieuwe invulling van het plangebied komt in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld, waarna in hoofdstuk 5 het juridische deel (verbeelding en regels) van het uitwerkingsplan wordt toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de financiële uitvoerbaarheid van het plan en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de procedure die het plan volgt beschreven. GM01, revisie 4 Pagina 5 van 28 Hoofdstuk 2 Beleidskader Omdat het hier gaat om een uitwerkingsplan, is de relatie tot het beleid op andere bestuursniveaus reeds in het moederplan 'Zuidoostbeemster I' beschreven en afgewogen of de voorgenomen plannen passen in het beleidskader. Omdat in de afgelopen jaren bestaand beleid is gewijzigd, wordt in dit hoofdstuk een korte actualisatie van het beleidskader geschetst. 2.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie vervangt een aantal rijksbeleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid. In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat het rijk afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd wordt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen. Het plangebied van dit uitwerkingsplan ligt binnen het werelderfgoed De Beemster. Dit is een rijksbelang dat in het Barro in regels is gevat. De Beemster is als geheel in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening aangewezen als 'erfgoed van uitzonderlijke universele waarde'. In het Besluit is bepaald dat de provincie in haar verordening regels moet stellen omtrent de inhoud van of de toelichting bij bestemmingsplannen in het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten. Deze kernkwaliteiten zijn in bijlage 8 bij het besluit beschreven. Voor de Beemster gelden de volgende kernkwaliteiten: 1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, vroeg zeventiende-eeuwse (landschaps)architectonische geheel van de droogmakerij De Beemster, bestaande uit: a. het vierkante gridpatroon van wegen en waterlopen en rechthoekige percelen; b. de ringdijk en ringvaart (continuïteit en eenheid in vormgeving); c. het centraal gelegen dorp (Middenbeemster) op een assenkruis van wegen; d. bebouwing langs de wegen; e. de relatief hooggelegen wegen met laanbeplanting; f. de monumentale en typerende (stolp)boerderijen en restanten van buitens; g. de oude negentiende-eeuwse gemalen en molengangen; h. de structuur en het karakter van het (beschermde) dorpsgezicht van Middenbeemster; 2. Grote openheid; 3. Voor zover het werelderfgoed De Beemster samenvalt met het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zijn de uitgewerkte universele waarden van het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam tevens van toepassing op het werelderfgoed De Beemster. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de manier waarop dit in de provinciale verordening is geregeld. GM01, revisie 4 Pagina 6 van 28 SER ladder Per 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen gewijzigd. Eén van deze wijzigingen betreft de toevoeging van een artikellid aan artikel 3.1.6 Bro. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is nu voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden: a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.” In het kader van de woningbouwontwikkeling De Nieuwe Tuinderij is op basis van beschikbare woningbehoefteonderzoeken onderzocht of de woningbouwontwikkeling voorziet in een actuele 1 regionale behoefte . Geconcludeerd wordt dat het aantal huishoudens in de gemeente Beemster en in de regio blijft groeien. De vraag naar woningen in de regio is nog steeds aanwezig. De woningbouwontwikkeling De Nieuwe Tuinderij is noodzakelijk om de “roltrap” binnen de regio in beweging te houden. Het aantal woningen dat in het plan aan de Dirk Dekkerstraat wordt mogelijk gemaakt was oorspronkelijk in het plan De Nieuwe Tuinderij opgenomen. Met de verplaatsing van De Spelemei naar het plangebied De Nieuwe Tuinderij, is besloten om de geplande woningen op de vrijkomende gronden van de Spelemei te realiseren. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Het bouwplan is daarnaast afgestemd binnen de regio en als vaste plancapaciteit opgenomen in het RAP (zie paragraaf 2.3). De woningbouwontwikkeling vindt binnen bestaand bebouwd gebied plaats. Beschikbare gronden binnen de kern Zuidoostbeemster worden benut. Hiermee wordt invulling gegeven aan lid b. van de SER ladder. Lid c. van de SER ladder is daarom niet van toepassing. Overigens kent het plangebied een goede ontsluiting (zie paragraaf 3.3) en een goede bereikbaarheid per auto. Per bus zijn er verbindingen naar het nabijgelegen Purmerend met station Purmerend en Purmerend Weidevenne. 2.2 Provinciaal beleid Provinciale Structuurvisie 2040 Noord-Holland en Provinciale ruimtelijke verordening De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. Het beleid zoals neergelegd in de structuurvisie, is in de Provinciale ruimtelijke verordening in regels gevat. In de verordening is onderscheid gemaakt tussen landelijk gebied en bestaand bebouwd gebied. Stedelijke ontwikkeling is in principe mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied. Het plangebied is in de verordening opgenomen als Bestaand Bebouwd Gebied. Zie figuur 4.1. 1 Woningbehoefte De Nieuwe Tuinderij, Grontmij Nederland BV, 11 juni 2014 GM01, revisie 4 Pagina 7 van 28 Figuur 2.1: Bestaand bebouwd gebied (roze) Het Rijk heeft in het kader van de Nota Ruime verschillende ‘Nationale landschappen’ geselecteerd. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Nationaal landschap Laag-Holland. Met de komst van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de rijksverantwoordelijkheid voor Nationale landschappen en Rijksbufferzones komen te vervallen. De provincie Noord-Holland heeft in de Provinciale ruimtelijke verordening de bescherming van Nationale landschappen ondergebracht bij de bufferzones. In de verordening is bepaald dat verdere verstedelijking in de vorm van nieuwe bebouwing buiten BBG niet is toegestaan binnen de begrenzing van de bufferzones. De onderhavige ontwikkeling vindt echter plaats binnen BBG. Daarnaast is de voorgenomen ontwikkeling van het gebied reeds bepaald in het moederplan Zuidoostbeemster I. Het plangebied is gelegen in het UNESCO Werelderfgoed De Beemster. Op grond van artikel 22 lid 1 PRV geldt voor ontwikkelingen binnen het UNESCO Werelderfgoed, een bestemmingsplan uitsluitend mag voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van bestaande functies voor zover deze de kernkwaliteiten behouden en/of versterken. Ook is voorgeschreven dat bestemmingsplannen niet mogen voorzien in een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of glastuinbouwlocatie of een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject. Ook mogen geen projecten worden uitgevoerd die de waarden doet verdwijnen. Het voornemen tot functiewijziging van het terrein is reeds mogelijk gemaakt in het moederplan Zuidoostbeemster I. Daarnaast blijven de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed met de voorgenomen ontwikkeling behouden. De nieuwe woningen worden gerealiseerd op een inbreidingslocatie waarbij de woningen passend zijn in de bestaande structuur. Van een grootschalige dorpsontwikkeling is geen sprake. Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen strijd is met de Provinciale ruimtelijke verordening. GM01, revisie 4 Pagina 8 van 28 Provinciale woonvisie In de provinciale woonvisie is het woonbeleid van de provincie neergelegd. De speerpunten van dit beleid zijn: � Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning. � Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners. � Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving. In de Gebiedsagenda Noord-West Nederland zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de woningbouw in de periode 2010-2020. Deze Gebiedsagenda wordt betrokken bij de uitwerking van de woonvisie in de Regionale ActieProgramma's. Voor Noord-Holland Zuid is in de Gebiedsagenda een (netto) hoeveelheid te bouwen woningen van 110.000 voor de periode tot 2020 opgenomen. In de woonvisie is beschreven dat in het zuidelijk deel van Noord-Holland de groei van de bevolking de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen en naar verwachting zal blijven groeien. Woningbouwmonitor 2012 In de Woningbouwmonitor 2012 is voor de Stadsregio Amsterdam aangegeven dat het woningtekort in de Stadsregio Amsterdam oploopt en de netto groei van de woningvoorraad daalt. De daling van de productie zit vooral in de koop- en grondgebonden woningen. In 2011 zijn weinig bouwvergunningen afgegeven waardoor de komende jaren de productie verder zal dalen en achterblijft bij de huishoudensgroei. Het oplopende woningtekort is in deze regio het voornaamste probleem. De Stadsregio Amsterdam heeft als doelstelling opgenomen om 32.517 woningen toe te voegen aan de voorraad in de eerste RAP periode (2010 – 2014). De doelstelling voor de periode 2015 – 2019 bestaat uit circa 25.000 woningen. Met betrekking tot de gemeente Beemster zijn de volgende verstedelijkingsafspraken gemaakt: 543 woningen in de periode 2011 – 2014 en 551 woningen in de periode 2015 – 2019. De gebieden die als uit te werken bestemming in de bestemmingsplannen zijn opgenomen, zijn als vaste plancapaciteit in deze aantallen opgenomen. Woningbouwmonitor 2013 De provincie Noord-Holland voert jaarlijks de monitor woningbouw uit. In de Woningbouwmonitor 2013 is aangegeven dat de demografische ontwikkeling van de Stadsregio Amsterdam (SRA) gekenmerkt wordt door een groei van de bevolking. Het aantal huishoudens groeit sneller dan de woningvoorraad, de nieuwbouwproductie daalt en het aantal verleende bouwvergunningen bevindt zich op een historisch dieptepunt. Gevolg van de dalende productie is een oplopend woningtekort in het zuiden van de provincie. Het oplopende woningtekort is in deze regio het voornaamste probleem. Voor de regio Waterland is het woningtekort de afgelopen 5 jaar redelijk stabiel gebleven. Zie onderstaande figuren. Figuur 2.2: Woningbouwmonitor 2013 Stadsregio Amsterdam GM01, revisie 4 Pagina 9 van 28 2.3 Regionaal en gemeentelijk beleid Regionaal Actie Programma De gemeente Beemster is in het Regionale Actie Programma (RAP) Amsterdam opgenomen. De ambitie van de Metropoolregio Amsterdam is een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu te bieden, waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen. De ambitie staat niet ter discussie, vraag is wel hoe deze waargemaakt kan worden. Voor de stadsregio Amsterdam is in het actieprogramma uiteengezet dat de vraag naar woningen het aanbod overstijgt en dat dus meer woningen nodig zijn. Bij de realisatie is het belangrijk dat vraag en aanbod goed op elkaar worden afgestemd. In het RAP zijn de volgende afspraken opgenomen: � De gemeenten zetten zich in om 32.517 nieuwbouwwoningen in de periode 2010 – 2014 te realiseren. � De gemeenten streven ernaar om van 2011 tot 2015 in de betaalbare sector 9.755 woningen te bouwen (dit kan koop of huur betreffen). � De gemeenten streven ernaar om van 2011 tot 2015 13.438 extra nultreden woningen te realiseren (dit kan koop of huur betreffen en worden vormgegeven in zowel nieuw- als bestaande bouw). De ontwikkeling aan de Dirk Dekkerstraat (locatie Spelemei) is met de regiogemeenten afgestemd en als vaste plancapaciteit in het RAP opgenomen. De ontwikkeling geeft hiermee invulling aan de gemaakte afspraken. Structuurvisie Beemstermaat De Structuurvisie Beemstermaat van de gemeente Beemster (juli 2012) vormt het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en geeft aan waar welke functies wenselijk zijn en waar niet. In deze structuurvisie zijn de ambities genoemd die de gemeente nastreeft. Deze ambities luiden als volgt: � Behoud en herstel van het landschapspatroon. � Tegengaan van verrommeling. � Behouden en versterken van de ruimtelijke structuur en karakteristiek. � Recreatie en duurzaamheid versterken. � Oplossen mobiliteitsdruk binnen neutraal raster. Deze ambities zijn in zogenaamde 'gouden regels' omgezet. Deze regels hebben als uitgangspunt dat ontwikkeling mogelijk moet zijn om de dynamiek binnen de gemeente te behouden, maar de kernwaarden behouden moeten blijven. Ontwikkelingen moeten passen binnen de historisch bepaalde hoofdstructuur. Verder is voor dit uitwerkingsplan een belangrijke ambitie dat eventuele verdichting in het buitengebied alleen plaatsvindt in dezelfde zones en langs dezelfde wegdelen waar nu bebouwing staat. Wat betreft de functies wonen en werken wordt beschreven dat er op verantwoorde wijze ruimte is geschapen in De Beemster om de woonbehoefte van de inwoners voor langere tijd te kunnen opvangen. De uit te werken woongebieden zijn hierin meegenomen. Woonvisie Beemster 2008+ Met de ruimte om te bouwen in Beemster wil de gemeente de opgedane achterstanden van de laatste jaren inhalen. Op deze manier wil de gemeente haar inwoners weer keuzevrijheid binnen de gemeente bieden en worden de afspraken nagekomen die zijn gemaakt met buurgemeenten, over opvang van de regionale behoefte. De drie hoofdthema's van de gemeente zijn: � Mix van bewoners. � Goede woonomgeving. GM01, revisie 4 Pagina 10 van 28 � Behoud van het karakter van de Beemster. Een actuele blik op de Beemster woningmarkt In 2012 heeft RIGO een actualisatie van de woonvisie van de gemeente Beemster, zoals vastgesteld in juni 2008, uitgevoerd. In de rapportage ‘Een actuele blik op de Beemster woningmarkt’ is aangegeven dat het aantal inwoners en huishoudens in de Beemster volgens verschillende prognoses verder toeneemt. In principe heeft ieder huishouden een woning nodig en dus is de groei van het aantal huishoudens een goede indicatie voor de toekomstige woningbehoefte. De verwachting is dat het aantal huishoudens vanaf 2011 tot 2020 toe zal nemen met 180 tot 260, een gemiddelde groei van 20 tot 30 huishoudens per jaar. Dit is vergelijkbaar met de groei in de tien jaar daarvoor (24 huishoudens per jaar gemiddeld). Voor de periode na 2020 lopen de prognoses sterk uiteen. De verschillende prognoses geven echter allemaal aan dat de groei zich doorzet in de periode 2020-2030. Met betrekking tot vestiging en vertrek van inwoners wordt geconcludeerd dat het migratiesaldo schommelingen laat zien tussen de jaren. Het zijn met name jongeren van 15 tot 30 jaar die vertrekken. De cijfers laten zien dat de Beemster een aantrekkelijke vestigingsgemeente is voor gezinnen. 2.4 Conclusie beleidskader De uitwerking van het plangebied voor woningen past binnen het beleidskader op de verschillende bestuursniveaus. GM01, revisie 4 Pagina 11 van 28 Hoofdstuk 3 Planbeschrijving 3.1 Oorsprong van het plan De voormalige speeltuin in het plangebied is verplaatst naar een locatie aan het Middenpad, waardoor een nieuwe invulling kan worden gegeven aan het gebied. Gezien de ligging van de locatie in een woongebied, is er voor gekozen om de locatie in te richten met een woonfunctie. Het plangebied is in 2008 in het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I opgenomen als grond met een uit te werken bestemming 'Gemengd'. Op dat moment was het nog niet duidelijk welke invulling het plangebied precies zou krijgen en is gekozen voor een nader uit te werken bestemming. Inmiddels is de invulling van het plangebied verfijnd en wordt de locatie met het voorliggende plan uitgewerkt. 3.2 Invulling plangebied Het plangebied wordt ingericht voor een woonfunctie in de vorm van maximaal 22 grondgebonden woningen. De goot- en nokhoogte sluiten aan op de hoogtes van bestaande, omliggende woningen. Ook wat betreft schaal, kapvorm en materialisatie zal worden aangesloten bij de omliggende bebouwing. De woningen zullen worden ontsloten via een nieuw aan te leggen straat in het gebied, waarlangs ook parkeerplaatsen worden aangelegd. Verder zal parkeren ook op eigen terrein plaatsvinden. Hier wordt in paragraaf 3.3 nader op ingegaan. Om de verplaatsing van de Spelemei enigszins te compenseren, wordt een speelvoorziening voor kleine kinderen aangelegd op de groenstrook ten noorden van het plangebied, tussen de Zuiderhof en de Dirk Dekkerstraat. Deze gronden liggen buiten de plangrens van dit uitwerkingsplan. 3.3 Parkeren en verkeer De gemeente Beemster heeft geen gemeentelijke parkeernormen vastgesteld. De parkeernorm die voor het plan wordt gehanteerd, bedraagt 1,6 parkeerplaatsen per rijwoning en 1,8 parkeerplaatsen per twee-onder-één-kap woning. Deze normen vallen binnen de bandbreedte van de parkeerkencijfers die de C.R.O.W. heeft opgesteld voor dit type woningen op deze locatie. Deze normen zijn ook gehanteerd in andere plannen in de gemeente Beemster en blijken in de praktijk voldoende om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. De rijwoningen betreffen woningen in de goedkope sector, waarbij er van uit kan worden gegaan dat het autobezit lager is dan gemiddeld. In het gebied worden 16 rijwoningen en 6 twee-onder-één-kapwoningen mogelijk gemaakt. Op basis van de gehanteerde parkeernorm dienen 36,4 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd (16x1,6 + 6x1,8). Voor de twee-onder-één-kap woningen kan één parkeerplaats per woning op eigen terrein worden toegerekend. Dit betekent dat minimaal 30,4 parkeerplaatsen in openbaar gebied moeten worden aangelegd. Binnen het plangebied zijn in openbaar gebied 31 parkeerplaatsen voorzien. Met dit aantal kan worden voorzien in de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen. Tevens worden 6 parkeerplaatsen aan de Dirk Dekkerstraat, grenzend aan het plangebied, gerealiseerd. Met deze parkeerplaatsen wordt bijgedragen aan een verlaging van de huidige parkeerdruk in de omgeving van het plangebied. Deze parkeerplaatsen vallen overigens buiten het regime van dit uitwerkingsplan en zijn reeds planologisch mogelijk binnen het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Via de nieuw aan te leggen weg die wordt aangesloten aan de Dirk Dekkerstraat, en de bestaande straat achter de woningen aan de Zuiderweg worden de woningen ontsloten. Uit verkeersveiligheidsoverwegingen wordt op de bestaande straat éénrichtingsverkeer ingesteld. De ontwikkeling van de nieuwe woningen heeft een extra verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Uitgaande van een kengetal van 7 à 8 verkeersbewegingen per woning per dag, zoals de C.R.O.W. hanteert, zullen de 22 woningen circa 165 verkeersbewegingen per dag genereren. GM01, revisie 4 Pagina 12 van 28 De locatie kent een goede ontsluiting via de Dirk Dekkerstraat (erfontsluitingsweg) op de Zuiderweg (gebiedsontsluitingsweg). Vanwege de ligging in de directe nabijheid van de Zuiderweg zal de verkeerstoename in de woonwijken van Zuidoostbeemster zeer beperkt zijn. GM01, revisie 4 Pagina 13 van 28 Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten 4.1 Algemeen De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieu- en omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. In deze paragraaf wordt per milieu- en omgevingsaspect beschreven wat de mogelijke effecten zijn. 4.2 Water Een van de milieu- en omgevingsaspecten is water en het watersysteem. Hieronder wordt dit toegelicht. In de toekomstige situatie zal het plangebied aansluiten op het huidige watersysteem en de bestaande waterpeilen. Wat betreft de waterkwantiteit is het van belang dat, indien extra verharding mogelijk wordt gemaakt, er compensatie plaatsvindt door middel van het graven van water. Dit, om de versnelde afstroming van water vanaf het verhard oppervlak op te vangen. In het onderhavige geval is het 2 plangebied, met een oppervlakte van circa 5.500 m , in de huidige situatie grotendeels 2 onverhard. Circa 1.100 m , aan de zuidzijde van het plangebied, is verhard. Van het plangebied is 2 in de huidige situatie dus in totaal circa 4.400 m onverhard. In de toekomstige situatie wordt het plangebied grotendeels verhard, met uitzondering van (een deel van) de tuinen. Er van uitgaand dat in de toekomst circa 70% van het gebied verhard zal zijn, 2 neemt de verharde oppervlakte toe met (4.400 x 0,7) 3.080 m . Dit leidt tot een versnelde afstroming van water en daarom is compensatie benodigd. Bij een compensatiepercentage van 2 bijvoorbeeld 10% resulteert dit in het graven van circa 308 m water. In het woningbouwplan De Nieuwe Tuinderij - west (inclusief de ontwikkeling 'Slot') is een 2 2 overschot van ruim 1.000 m aan water opgenomen . Voor de onderhavige ontwikkeling kan hiervan gebruik worden gemaakt waardoor het graven van water in het onderhavige plangebied niet nodig is. Het afvalwater wordt in de toekomstige situatie conform de huidige situatie op het gemengde stelsel geloosd. 4.3 Natuur Het plangebied bestaat momenteel uit onbebouwd en grotendeels onverhard gebied. De directe omgeving bestaat uit bebouwd woongebied. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een kortgemaaid grasveld, waar een straat langs loopt en waar woningen omheen staan. Door de inrichting en het gebruik van het gebied, zijn geen natuurwaarden in het plangebied te verwachten. Tevens maakt het plangebied geen onderdeel uit van een natuurbeschermingsgebied of ecologische hoofdstructuur. Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 2 kilometer afstand van het plangebied. Mogelijk negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen voor deze gebieden zijn dan ook niet aan de orde. 2 Watertoets De Nieuwe Tuinderij - West te Zuidoostbeemster, Grontmij Nederland bv, 3 februari 2011 GM01, revisie 4 Pagina 14 van 28 4.4 Bodem Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek (Grondslag, projectnr. 15563-P, 28 november 2010) verricht. Bij dit onderzoek zijn hooguit licht verhoogde gehalten gemeten. Geconcludeerd wordt dat de resultaten geen belemmering vormen voor de toekomstige woonbestemming. 4.5 Archeologie en cultuurhistorie In de beleidsnota archeologie van de gemeente Beemster geldt als regime voor het gebied 'Zuidoostbeemster' dat onderzoek dient te worden verricht in de volgende gevallen: 2 � op terreinen van lijst in bijlage: groter dan 50 m en dieper dan 35 cm � overig deel van het gebied: geen onderzoek nodig (besloten bij wijziging van 27 mei 2008). Het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan is niet opgenomen in de bijlage. Hier geldt dus dat dit 'overig gebied' is en dat geen onderzoek nodig is. 4.6 Externe veiligheid Wat betreft het aspect externe veiligheid wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Hierin is toegelicht dat in Zuidoostbeemster geen sprake is van overschrijding van het plaatsgebonden en groepsrisico vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A7. 4.7 Geluid Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op de nieuwe woningen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. De enige geluidgezoneerde weg in de omgeving van het plangebied betreft de A7. Overige wegen in de nabijheid van het plangebied hebben een snelheidsregime van 30 km/h. Wegen met een 30 km/h regime kennen in de Wet geluidhinder geen geluidzone en hoeven niet te worden getoetst. 3 Uit uitgevoerd akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in het plangebied voor 22 woningen wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt echter niet overschreden. De hoogst berekende waarde bedraagt 52 dB. Voor deze 22 woningen wordt ontheffing verleend van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Het ontheffingsbesluit ligt tegelijk met het voorliggende ontwerpuitwerkingsplan ter inzage. 4.8 Luchtkwaliteit Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan: 1. grenswaarden worden niet overschreden; 2. per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk; 3. het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit; 4. het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor uitvoering van het project. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in 3 Gevelbelasting bestemmingsplan, april 2013, Witteveen en Bos GM01, revisie 4 Pagina 15 van 28 getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld: � woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen; 2 2 � kantoorlocaties: 100.000 m bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat het uitwerkingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en onderzoek naar luchtkwaliteit voor de ontwikkelingen die met het voorliggende uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt, niet nodig is. 4.9 Conclusie milieu- en omgevingsaspecten Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling die met het voorliggende uitwerkingsplan mogelijk wordt gemaakt. GM01, revisie 4 Pagina 16 van 28 Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 5.1 Algemeen In het kader van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I bepaald dat delen van het plangebied nader uitgewerkt dienen te worden middels een uitwerkingsplan. Het onderhavige plangebied, met de uit te werken bestemming 'Gemengd' is zo'n gebied. In het bestemmingsplan zijn kaderstellende regels gegeven waarbinnen die delen van het plangebied moet worden uitgewerkt. Met het voorliggende uitwerkingsplan wordt invulling gegeven aan de uitwerkingsplicht, binnen de gestelde regels in het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Het juridisch bindende deel van het uitwerkingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden en bouwwerken en regels omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. 5.2 Planregels De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bouwwerken en regels omtrent de toegelaten bebouwing. De regels zijn opgesteld op basis van de uitwerkingsregels in het moederplan Zuidoostbeemster I. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden hieronder de diverse regels artikelsgewijs besproken. Hoofdstuk 1 Inleidende regels In dit hoofdstuk is artikel 1 'begripsbepalingen' opgenomen, waarin definities van gebruikte begrippen zijn beschreven. Voor een deel van in het uitwerkingsplan gehanteerde begrippen wordt verwezen naar het moederplan Zuidoostbeemster I. Dit wordt onder hoofdstuk 3 Algemene regels nader toegelicht. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels In dit hoofdstuk zijn de regels per bestemming opgenomen. De volgende bestemmingen zijn opgenomen: � Tuin; � Verkeer-Verblijfsgebied; � Wonen. De bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen vormen respectievelijk de artikelen 2, 3 en 4 en corresponderen met de bestemmingen op de verbeelding. Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld en welke bouwmogelijkheden er bestaan. In het plangebied zijn twee woonvlekken opgenomen. Hier mogen woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een bepaalde omvang. Voor de voortuin is tot en met 3 meter achter de voorgevel, de bestemming Tuin opgenomen, waar de bebouwing beperkt wordt tot erkers en entreepartijen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is een ontsluitingsroute mogelijk en kunnen parkeerplaatsen worden aangelegd. Hoofdstuk 3 Algemene regels In dit hoofdstuk is artikel 5 opgenomen waarin staat welke artikelen uit het moederplan Zuidoostbeemster I van toepassing zijn en blijven op dit uitwerkingsplan. Dit zijn onder andere GM01, revisie 4 Pagina 17 van 28 een groot deel van de begripsbepalingen, de wijze van meten en de overgangsregels. Hoofdstuk 4 Slotregel In dit hoofdstuk is het laatste artikel, de slotregel, opgenomen. Hierin wordt de naam van het uitwerkingsplan en de datum van vaststelling aangegeven. 5.3 Handhaafbaarheid Met handhaving wil de gemeente bereiken dat: � het bestemmingsplan wordt nageleefd; � overtredingen snel worden gesignaleerd; � tegen overtredingen van bestemmingsplanvoorschriften met succes kan worden opgetreden. Een belangrijke voorwaarde voor adequaat handhavingsbeleid is dat de bedoeling van de regelgeving duidelijk uit het uitwerkingsplan blijkt. Dit vraagt om heldere, leesbare en eenduidig te interpreteren planregels. Ook moet het plan actueel zijn en gebaseerd op een goed gedocumenteerde uitgangssituatie. Alleen dan kunnen eventuele strijdige bebouwings- en gebruiksvormen worden geconstateerd en effectief worden bestreden. Naast de eisen die handhaving stelt aan de juridische opzet van het bestemmingsplan, zullen maatregelen van financiële, organisatorische en communicatieve aard ertoe bijdragen dat handhaving van regelgeving een wezenlijke uitvoeringstaak van de gemeente is. GM01, revisie 4 Pagina 18 van 28 Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid 6.1 Algemeen Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het uitwerkingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 7 toegelicht. 6.2 Financiële uitvoerbaarheid Voorliggend uitwerkingsplan betreft een uitwerking op basis van het moederplan, bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Om de economische uitvoerbaarheid van het plan te beoordelen, is bij het opstellen van het moederplan een globale exploitatieopzet gemaakt, waaruit is gebleken dat de gewenste ontwikkelingen economisch uitvoerbaar zijn. GM01, revisie 4 Pagina 19 van 28 Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.1 Overleg en inspraak Op maandag 10 maart 2014 is in De Boomgaard te Zuidoostbeemster, een inloopmiddag/-avond gehouden voor direct aanwonenden van het plangebied ‘Dirk Dekkerstraat’. Tijdens de inloopmiddag/-avond hebben direct aanwonenden van het plangebied kennis kunnen nemen van het voorontwerpuitwerkingsplan ‘Dirk Dekkerstraat’. Hierbij zijn de aanwezigen in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie kenbaar te maken. Reacties konden tot 24 maart 2014 kenbaar worden gemaakt bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster. In de ‘Commentaarnota inspraak voorontwerpuitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat’ zijn de ingediende reacties, zowel de reacties die mondeling/schriftelijk op de dag zelf kenbaar zijn gemaakt als de reacties die per brief zijn binnengekomen, per onderdeel kort samengevat en voorzien van beantwoording. De commentaarnota is als bijlage bij dit uitwerkingsplan opgenomen. Voorafgaand aan de formele procedure vindt ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), overleg plaats met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. 7.2 Procedure Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (de uniforme openbare voorbereidingsprocedure) wordt het ontwerp uitwerkingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden zienswijzen naar voren brengen. Voorafgaand Na beoordeling van eventuele zienswijzen wordt het uitwerkingsplan vastgesteld door het college van B&W. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het uitwerkingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. GM01, revisie 4 Pagina 20 van 28 Regels GM01, revisie 4 Pagina 21 van 28 Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1 Begrippen plan: het Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat van de gemeente Beemster. 1.2 uitwerkingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0370.2013Ddekkerstraat-0001. 1.3 aanbouw: een bouwwerk met een primaire woonfunctie, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.4 bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.5 erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden. 1.6 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand. 1.7 uitbouw: een bouwwerk met een primaire woonfunctie, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. GM01, revisie 4 Pagina 22 van 28 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 2 2.1 Tuin Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen; b. opritten; c. parkeren; d. paden; e. groen; f. verharding; g. water. 2.2 Bouwregels 2.2.1 Algemeen In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers en entreepartijen; b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde. 2.2.2 Erkers en entreepartijen Voor het bouwen van erkers en entreepartijen gelden de volgende regels: a. de horizontale diepte bedraagt niet meer dan 1 meter; b. voor zover de erker of entreepartij tegen de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd, bedraagt de totale breedte van de erker of entreepartij maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw; c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd. 2.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. carports en overkappingen zijn niet toegestaan; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter. GM01, revisie 4 Pagina 23 van 28 Artikel 3 3.1 Verkeer - Verblijfsgebied Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden; b. parkeren; c. groen; d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, worden gebouwd. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter. GM01, revisie 4 Pagina 24 van 28 Artikel 4 4.1 Wonen Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan huis verbonden beroep en bedrijf; c. tuinen en erven; d. parkeren; e. straten en paden; f. groen; g. water. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. hoofdgebouwen in de vorm van twee- onder éénkapwoningen en rijwoningen; b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen; c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde. 4.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd; b. het aantal woningen binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan het maximum aantal wooneenheden zoals op de verbeelding weergegeven; c. het hoofdgebouw bestaat uit maximaal 2 bouwlagen met een kapverdieping; d. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter; e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 meter; f. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 60º. 4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag 2 niet meer bedragen dan 48 m ; c. de dakhelling van een bijgebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 30º. 4.2.4 Aan- en uitbouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels: a. aan- en uitbouwen mogen aan de achterzijde van de woning worden gebouwd binnen de breedte van de achtergevel van de woning en niet breder dan de maximale aan- of uitbouw aan de zijgevel van de woning; b. aan- en uitbouwen mogen aan de zijgevel van de woning worden gebouwd binnen de breedte van de zijgevel van de woning; c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter; d. aan de zijgevel van de woning gebouwde aan- en uitbouwen mogen tot maximaal 3,5 meter achter het verlengde van de achtergevel van de woning worden gebouwd; e. de diepte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter loodrecht gemeten vanuit de gevel waaraan wordt aangebouwd. GM01, revisie 4 Pagina 25 van 28 4.2.5 Oppervlaktenorm aan- en uitbouwen en bijgebouwen De gezamenlijke oppervlakte van aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van het erf aan de zij- en achterkant van de woning, waarbij voor de bijgebouwen en overkappingen een maximum geldt van 48 m². 4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter. 4.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeleid; b. een goede woonsituatie; c. de sociale veiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 4.4 Specifieke gebruiksregels 4.4.1 Aan huis verbonden beroep en bedrijf Een woning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits: a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen; b. het beroeps- en/of bedrijfsuitoefening aan huis betreft die niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer; c. het geen detailhandel of horeca betreft; d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep en bedrijf aanwezig is; e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeersen parkeerdruk optreedt. 4.4.2 Gebruik van bijgebouwen voor bewoning Het is verboden bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte. 4.4.3 Gebruik van aanbouw als zelfstandige woonruimte Het is verboden een aanbouw bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte. 4.4.4 Gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van een seksinrichting. 4.5 Procedure bij nadere eisen Bij het stellen van nadere eisen wordt de procedure gevolgd zoals opgenomen in artikel 19 van de regels van bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. GM01, revisie 4 Pagina 26 van 28 Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 5 Van toepassing zijnde bepalingen bestemmingsplan Zuidoostbeemster I Het bepaalde in de volgende hoofdstukken en artikelen van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I van de gemeente Beemster is onverkort van toepassing op het “Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat”. Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Alle artikelen, met uitzondering van: Artikel 1 Begripsbepalingen: 1a. het plan; 1b. de plankaart; 1c. aanbouw; 1k. bijgebouw; 1jj. uitbouw. Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen Alle artikelen Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepaling Artikel 25 Overgangsbepaling. GM01, revisie 4 Pagina 27 van 28 Hoofdstuk 4 Slotregels Artikel 6 Titel van het plan Deze regels en de hierbij behorende verbeelding, kunnen worden aangehaald onder de naam 'Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat' van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I van de gemeente Beemster. GM01, revisie 4 Pagina 28 van 28
© Copyright 2024 ExpyDoc