Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat

Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat
Ontwerp
15 juli 2014
Gemeente Beemster
Inhoudsopgave
Toelichting
3
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding en doelstelling
1.2
Ligging plangebied
1.3
Vigerend bestemmingsplan
1.4
Leeswijzer
4
4
4
5
5
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1
Rijksbeleid
2.2
Provinciaal beleid
2.3
Gemeentelijk beleid
2.4
Conclusie beleidskader
6
6
7
10
11
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1
Oorsprong van het plan
3.2
Invulling plangebied
3.3
Parkeren en verkeer
12
12
12
12
Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1
Algemeen
4.2
Water
4.3
Natuur
4.4
Bodem
4.5
Archeologie en cultuurhistorie
4.6
Externe veiligheid
4.7
Geluid
4.8
Luchtkwaliteit
4.9
Conclusie milieu- en omgevingsaspecten
14
14
14
14
15
15
15
15
15
16
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
5.1
Algemeen
5.2
Planregels
5.3
Handhaafbaarheid
17
17
17
18
Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid
6.1
Algemeen
6.2
Financiële uitvoerbaarheid
19
19
19
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1
Inspraak
7.2
Procedure
20
20
20
Regels
21
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
22
22
Hoofdstuk 2
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Bestemmingsregels
Tuin
Verkeer - Verblijfsgebied
Wonen
23
23
24
25
Hoofdstuk 3
Artikel 5
Algemene regels
Van toepassing zijnde bepalingen bestemmingsplan Zuidoostbeemster I
27
27
Hoofdstuk 4
Artikel 6
Slotregels
Titel van het plan
28
28
GM01, revisie 4
Pagina 2 van 28
Toelichting
GM01, revisie 4
Pagina 3 van 28
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding en doelstelling
In Zuidoostbeemster, aan de Dirk Dekkerstraat, lag het voormalig speeltuinterrein "De Spelemei".
Deze speeltuin is verplaatst naar het Middenpad, waardoor de locatie langs de Dirk Dekkerstraat
is vrijgekomen. De gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan een uit te werken
bestemming 'Gemengd (GD-U)'. Dit betekent dat een uitwerkingsplan dient te worden vastgesteld
voordat ontwikkeling plaats kan vinden. Met het voorliggende uitwerkingsplan wordt het gebied
uitgewerkt.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in Zuidoostbeemster. Het gebied wordt begrensd door de Dirk Dekkerstraat
aan de oostzijde en de woningen aan de Zuiderweg aan de zuidzijde. De westzijde wordt
begrensd door water en de noordzijde door bebouwing aan het Zuiderhof.
In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Locatie plangebied
GM01, revisie 4
Pagina 4 van 28
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I, vastgesteld door de
gemeenteraad op 18 december 2008, en is daarin bestemd met een uit te werken bestemming
‘Gemengd’ (GD-U). Binnen dit bestemmingsplan is vastgelegd dat het plangebied bestemd is
voor wonen, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, tuinen en erven,
nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, groen en speelvoorzieningen, paden en open
terreinen. Daarbij mag, na uitwerking, worden gebouwd volgens de randvoorwaarden van het
bestemmingsplan Zuidoostbeemster I.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader beschreven. De voorgenomen nieuwe invulling van het
plangebied komt in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en
omgevingsaspecten behandeld, waarna in hoofdstuk 5 het juridische deel (verbeelding en regels)
van het uitwerkingsplan wordt toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de
financiële uitvoerbaarheid van het plan en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de procedure die het plan
volgt beschreven.
GM01, revisie 4
Pagina 5 van 28
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Omdat het hier gaat om een uitwerkingsplan, is de relatie tot het beleid op andere
bestuursniveaus reeds in het moederplan 'Zuidoostbeemster I' beschreven en afgewogen of de
voorgenomen plannen passen in het beleidskader. Omdat in de afgelopen jaren bestaand beleid
is gewijzigd, wordt in dit hoofdstuk een korte actualisatie van het beleidskader geschetst.
2.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het
ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid
met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie vervangt een aantal rijksbeleidsnota's,
waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over
bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.
In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en
gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat het rijk afspraken over verstedelijking,
groene ruimte en landschap aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor
provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en
gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die
aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd
wordt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving.
Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen
beschermen.
Het plangebied van dit uitwerkingsplan ligt binnen het werelderfgoed De Beemster. Dit is een
rijksbelang dat in het Barro in regels is gevat.
De Beemster is als geheel in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening aangewezen als
'erfgoed van uitzonderlijke universele waarde'. In het Besluit is bepaald dat de provincie in haar
verordening regels moet stellen omtrent de inhoud van of de toelichting bij bestemmingsplannen
in het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten. Deze kernkwaliteiten
zijn in bijlage 8 bij het besluit beschreven. Voor de Beemster gelden de volgende kernkwaliteiten:
1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, vroeg zeventiende-eeuwse
(landschaps)architectonische geheel van de droogmakerij De Beemster, bestaande uit:
a. het vierkante gridpatroon van wegen en waterlopen en rechthoekige percelen;
b. de ringdijk en ringvaart (continuïteit en eenheid in vormgeving);
c. het centraal gelegen dorp (Middenbeemster) op een assenkruis van wegen;
d. bebouwing langs de wegen;
e. de relatief hooggelegen wegen met laanbeplanting;
f. de monumentale en typerende (stolp)boerderijen en restanten van buitens;
g. de oude negentiende-eeuwse gemalen en molengangen;
h. de structuur en het karakter van het (beschermde) dorpsgezicht van Middenbeemster;
2. Grote openheid;
3. Voor zover het werelderfgoed De Beemster samenvalt met het werelderfgoed De Stelling van
Amsterdam, zijn de uitgewerkte universele waarden van het werelderfgoed De Stelling van
Amsterdam tevens van toepassing op het werelderfgoed De Beemster.
In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de manier waarop dit in de provinciale verordening is
geregeld.
GM01, revisie 4
Pagina 6 van 28
SER ladder
Per 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen gewijzigd. Eén
van deze wijzigingen betreft de toevoeging van een artikellid aan artikel 3.1.6 Bro. In artikel 3.1.6,
lid 2 Bro is nu voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke
ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een
verantwoording daarvan moet plaatsvinden.
Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt,
voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele
regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele
regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand
stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van
beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet
binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt
beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend
van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden
ontwikkeld.”
In het kader van de woningbouwontwikkeling De Nieuwe Tuinderij is op basis van beschikbare
woningbehoefteonderzoeken onderzocht of de woningbouwontwikkeling voorziet in een actuele
1
regionale behoefte . Geconcludeerd wordt dat het aantal huishoudens in de gemeente Beemster
en in de regio blijft groeien. De vraag naar woningen in de regio is nog steeds aanwezig. De
woningbouwontwikkeling De Nieuwe Tuinderij is noodzakelijk om de “roltrap” binnen de regio in
beweging te houden. Het aantal woningen dat in het plan aan de Dirk Dekkerstraat wordt mogelijk
gemaakt was oorspronkelijk in het plan De Nieuwe Tuinderij opgenomen. Met de verplaatsing van
De Spelemei naar het plangebied De Nieuwe Tuinderij, is besloten om de geplande woningen op
de vrijkomende gronden van de Spelemei te realiseren. Op basis van het voorgaande kan worden
geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Het
bouwplan is daarnaast afgestemd binnen de regio en als vaste plancapaciteit opgenomen in het
RAP (zie paragraaf 2.3).
De woningbouwontwikkeling vindt binnen bestaand bebouwd gebied plaats. Beschikbare
gronden binnen de kern Zuidoostbeemster worden benut. Hiermee wordt invulling gegeven aan
lid b. van de SER ladder. Lid c. van de SER ladder is daarom niet van toepassing. Overigens kent
het plangebied een goede ontsluiting (zie paragraaf 3.3) en een goede bereikbaarheid per auto.
Per bus zijn er verbindingen naar het nabijgelegen Purmerend met station Purmerend en
Purmerend Weidevenne.
2.2
Provinciaal beleid
Provinciale Structuurvisie 2040 Noord-Holland en Provinciale ruimtelijke verordening
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten van
Noord-Holland vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland aan op welke
manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie
zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. Het
beleid zoals neergelegd in de structuurvisie, is in de Provinciale ruimtelijke verordening in regels
gevat. In de verordening is onderscheid gemaakt tussen landelijk gebied en bestaand bebouwd
gebied. Stedelijke ontwikkeling is in principe mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied. Het
plangebied is in de verordening opgenomen als Bestaand Bebouwd Gebied. Zie figuur 4.1.
1
Woningbehoefte De Nieuwe Tuinderij, Grontmij Nederland BV, 11 juni 2014
GM01, revisie 4
Pagina 7 van 28
Figuur 2.1: Bestaand bebouwd gebied (roze)
Het Rijk heeft in het kader van de Nota Ruime verschillende ‘Nationale landschappen’
geselecteerd. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Nationaal landschap Laag-Holland.
Met de komst van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de
rijksverantwoordelijkheid voor Nationale landschappen en Rijksbufferzones komen te vervallen.
De provincie Noord-Holland heeft in de Provinciale ruimtelijke verordening de bescherming van
Nationale landschappen ondergebracht bij de bufferzones. In de verordening is bepaald dat
verdere verstedelijking in de vorm van nieuwe bebouwing buiten BBG niet is toegestaan binnen
de begrenzing van de bufferzones. De onderhavige ontwikkeling vindt echter plaats binnen BBG.
Daarnaast is de voorgenomen ontwikkeling van het gebied reeds bepaald in het moederplan
Zuidoostbeemster I.
Het plangebied is gelegen in het UNESCO Werelderfgoed De Beemster. Op grond van artikel 22
lid 1 PRV geldt voor ontwikkelingen binnen het UNESCO Werelderfgoed, een bestemmingsplan
uitsluitend mag voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van bestaande functies voor zover deze
de kernkwaliteiten behouden en/of versterken. Ook is voorgeschreven dat bestemmingsplannen
niet mogen voorzien in een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of
glastuinbouwlocatie of een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject. Ook mogen
geen projecten worden uitgevoerd die de waarden doet verdwijnen. Het voornemen tot
functiewijziging van het terrein is reeds mogelijk gemaakt in het moederplan Zuidoostbeemster I.
Daarnaast blijven de kernkwaliteiten van het Werelderfgoed met de voorgenomen ontwikkeling
behouden. De nieuwe woningen worden gerealiseerd op een inbreidingslocatie waarbij de
woningen passend zijn in de bestaande structuur. Van een grootschalige dorpsontwikkeling is
geen sprake.
Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen strijd is met de Provinciale
ruimtelijke verordening.
GM01, revisie 4
Pagina 8 van 28
Provinciale woonvisie
In de provinciale woonvisie is het woonbeleid van de provincie neergelegd. De speerpunten van
dit beleid zijn:
� Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek
voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
� Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag
van bewoners.
� Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.
In de Gebiedsagenda Noord-West Nederland zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de
ontwikkeling van de woningbouw in de periode 2010-2020. Deze Gebiedsagenda wordt
betrokken bij de uitwerking van de woonvisie in de Regionale ActieProgramma's.
Voor Noord-Holland Zuid is in de Gebiedsagenda een (netto) hoeveelheid te bouwen woningen
van 110.000 voor de periode tot 2020 opgenomen.
In de woonvisie is beschreven dat in het zuidelijk deel van Noord-Holland de groei van de
bevolking de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen en naar verwachting zal blijven groeien.
Woningbouwmonitor 2012
In de Woningbouwmonitor 2012 is voor de Stadsregio Amsterdam aangegeven dat het
woningtekort in de Stadsregio Amsterdam oploopt en de netto groei van de woningvoorraad
daalt. De daling van de productie zit vooral in de koop- en grondgebonden woningen. In 2011 zijn
weinig bouwvergunningen afgegeven waardoor de komende jaren de productie verder zal dalen
en achterblijft bij de huishoudensgroei. Het oplopende woningtekort is in deze regio het
voornaamste probleem.
De Stadsregio Amsterdam heeft als doelstelling opgenomen om 32.517 woningen toe te voegen
aan de voorraad in de eerste RAP periode (2010 – 2014). De doelstelling voor de periode 2015 –
2019 bestaat uit circa 25.000 woningen.
Met betrekking tot de gemeente Beemster zijn de volgende verstedelijkingsafspraken gemaakt:
543 woningen in de periode 2011 – 2014 en 551 woningen in de periode 2015 – 2019. De
gebieden die als uit te werken bestemming in de bestemmingsplannen zijn opgenomen, zijn als
vaste plancapaciteit in deze aantallen opgenomen.
Woningbouwmonitor 2013
De provincie Noord-Holland voert jaarlijks de monitor woningbouw uit. In de Woningbouwmonitor
2013 is aangegeven dat de demografische ontwikkeling van de Stadsregio Amsterdam (SRA)
gekenmerkt wordt door een groei van de bevolking. Het aantal huishoudens groeit sneller dan de
woningvoorraad, de nieuwbouwproductie daalt en het aantal verleende bouwvergunningen
bevindt zich op een historisch dieptepunt. Gevolg van de dalende productie is een oplopend
woningtekort in het zuiden van de provincie. Het oplopende woningtekort is in deze regio het
voornaamste probleem. Voor de regio Waterland is het woningtekort de afgelopen 5 jaar redelijk
stabiel gebleven. Zie onderstaande figuren.
Figuur 2.2: Woningbouwmonitor 2013 Stadsregio Amsterdam
GM01, revisie 4
Pagina 9 van 28
2.3
Regionaal en gemeentelijk beleid
Regionaal Actie Programma
De gemeente Beemster is in het Regionale Actie Programma (RAP) Amsterdam opgenomen. De
ambitie van de Metropoolregio Amsterdam is een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu
te bieden, waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen. De ambitie staat
niet ter discussie, vraag is wel hoe deze waargemaakt kan worden.
Voor de stadsregio Amsterdam is in het actieprogramma uiteengezet dat de vraag naar woningen
het aanbod overstijgt en dat dus meer woningen nodig zijn. Bij de realisatie is het belangrijk dat
vraag en aanbod goed op elkaar worden afgestemd.
In het RAP zijn de volgende afspraken opgenomen:
� De gemeenten zetten zich in om 32.517 nieuwbouwwoningen in de periode 2010 – 2014 te
realiseren.
� De gemeenten streven ernaar om van 2011 tot 2015 in de betaalbare sector 9.755 woningen
te bouwen (dit kan koop of huur betreffen).
� De gemeenten streven ernaar om van 2011 tot 2015 13.438 extra nultreden woningen te
realiseren (dit kan koop of huur betreffen en worden vormgegeven in zowel nieuw- als
bestaande bouw).
De ontwikkeling aan de Dirk Dekkerstraat (locatie Spelemei) is met de regiogemeenten
afgestemd en als vaste plancapaciteit in het RAP opgenomen. De ontwikkeling geeft hiermee
invulling aan de gemaakte afspraken.
Structuurvisie Beemstermaat
De Structuurvisie Beemstermaat van de gemeente Beemster (juli 2012) vormt het
afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en geeft aan waar welke functies wenselijk zijn en
waar niet. In deze structuurvisie zijn de ambities genoemd die de gemeente nastreeft. Deze
ambities luiden als volgt:
� Behoud en herstel van het landschapspatroon.
� Tegengaan van verrommeling.
� Behouden en versterken van de ruimtelijke structuur en karakteristiek.
� Recreatie en duurzaamheid versterken.
� Oplossen mobiliteitsdruk binnen neutraal raster.
Deze ambities zijn in zogenaamde 'gouden regels' omgezet. Deze regels hebben als
uitgangspunt dat ontwikkeling mogelijk moet zijn om de dynamiek binnen de gemeente te
behouden, maar de kernwaarden behouden moeten blijven. Ontwikkelingen moeten passen
binnen de historisch bepaalde hoofdstructuur. Verder is voor dit uitwerkingsplan een belangrijke
ambitie dat eventuele verdichting in het buitengebied alleen plaatsvindt in dezelfde zones en
langs dezelfde wegdelen waar nu bebouwing staat.
Wat betreft de functies wonen en werken wordt beschreven dat er op verantwoorde wijze ruimte
is geschapen in De Beemster om de woonbehoefte van de inwoners voor langere tijd te kunnen
opvangen. De uit te werken woongebieden zijn hierin meegenomen.
Woonvisie Beemster 2008+
Met de ruimte om te bouwen in Beemster wil de gemeente de opgedane achterstanden van de
laatste jaren inhalen. Op deze manier wil de gemeente haar inwoners weer keuzevrijheid binnen
de gemeente bieden en worden de afspraken nagekomen die zijn gemaakt met
buurgemeenten, over opvang van de regionale behoefte.
De drie hoofdthema's van de gemeente zijn:
� Mix van bewoners.
� Goede woonomgeving.
GM01, revisie 4
Pagina 10 van 28
�
Behoud van het karakter van de Beemster.
Een actuele blik op de Beemster woningmarkt
In 2012 heeft RIGO een actualisatie van de woonvisie van de gemeente Beemster, zoals
vastgesteld in juni 2008, uitgevoerd. In de rapportage ‘Een actuele blik op de Beemster
woningmarkt’ is aangegeven dat het aantal inwoners en huishoudens in de Beemster volgens
verschillende prognoses verder toeneemt. In principe heeft ieder huishouden een woning nodig
en dus is de groei van het aantal huishoudens een goede indicatie voor de toekomstige
woningbehoefte.
De verwachting is dat het aantal huishoudens vanaf 2011 tot 2020 toe zal nemen met 180 tot 260,
een gemiddelde groei van 20 tot 30 huishoudens per jaar. Dit is vergelijkbaar met de groei in de
tien jaar daarvoor (24 huishoudens per jaar gemiddeld). Voor de periode na 2020 lopen de
prognoses sterk uiteen. De verschillende prognoses geven echter allemaal aan dat de groei zich
doorzet in de periode 2020-2030.
Met betrekking tot vestiging en vertrek van inwoners wordt geconcludeerd dat het migratiesaldo
schommelingen laat zien tussen de jaren. Het zijn met name jongeren van 15 tot 30 jaar die
vertrekken. De cijfers laten zien dat de Beemster een aantrekkelijke vestigingsgemeente is voor
gezinnen.
2.4
Conclusie beleidskader
De uitwerking van het plangebied voor woningen past binnen het beleidskader op de
verschillende bestuursniveaus.
GM01, revisie 4
Pagina 11 van 28
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1
Oorsprong van het plan
De voormalige speeltuin in het plangebied is verplaatst naar een locatie aan het Middenpad,
waardoor een nieuwe invulling kan worden gegeven aan het gebied. Gezien de ligging van de
locatie in een woongebied, is er voor gekozen om de locatie in te richten met een woonfunctie.
Het plangebied is in 2008 in het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I opgenomen als grond met
een uit te werken bestemming 'Gemengd'. Op dat moment was het nog niet duidelijk welke
invulling het plangebied precies zou krijgen en is gekozen voor een nader uit te werken
bestemming. Inmiddels is de invulling van het plangebied verfijnd en wordt de locatie met het
voorliggende plan uitgewerkt.
3.2
Invulling plangebied
Het plangebied wordt ingericht voor een woonfunctie in de vorm van maximaal 22
grondgebonden woningen. De goot- en nokhoogte sluiten aan op de hoogtes van bestaande,
omliggende woningen. Ook wat betreft schaal, kapvorm en materialisatie zal worden aangesloten
bij de omliggende bebouwing. De woningen zullen worden ontsloten via een nieuw aan te leggen
straat in het gebied, waarlangs ook parkeerplaatsen worden aangelegd. Verder zal parkeren ook
op eigen terrein plaatsvinden. Hier wordt in paragraaf 3.3 nader op ingegaan.
Om de verplaatsing van de Spelemei enigszins te compenseren, wordt een speelvoorziening
voor kleine kinderen aangelegd op de groenstrook ten noorden van het plangebied, tussen de
Zuiderhof en de Dirk Dekkerstraat. Deze gronden liggen buiten de plangrens van dit
uitwerkingsplan.
3.3
Parkeren en verkeer
De gemeente Beemster heeft geen gemeentelijke parkeernormen vastgesteld. De parkeernorm
die voor het plan wordt gehanteerd, bedraagt 1,6 parkeerplaatsen per rijwoning en 1,8
parkeerplaatsen per twee-onder-één-kap woning. Deze normen vallen binnen de bandbreedte
van de parkeerkencijfers die de C.R.O.W. heeft opgesteld voor dit type woningen op deze locatie.
Deze normen zijn ook gehanteerd in andere plannen in de gemeente Beemster en blijken in de
praktijk voldoende om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. De rijwoningen betreffen
woningen in de goedkope sector, waarbij er van uit kan worden gegaan dat het autobezit lager is
dan gemiddeld.
In het gebied worden 16 rijwoningen en 6 twee-onder-één-kapwoningen mogelijk gemaakt. Op
basis van de gehanteerde parkeernorm dienen 36,4 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd
(16x1,6 + 6x1,8). Voor de twee-onder-één-kap woningen kan één parkeerplaats per woning op
eigen terrein worden toegerekend. Dit betekent dat minimaal 30,4 parkeerplaatsen in openbaar
gebied moeten worden aangelegd.
Binnen het plangebied zijn in openbaar gebied 31 parkeerplaatsen voorzien. Met dit aantal kan
worden voorzien in de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen. Tevens worden 6
parkeerplaatsen aan de Dirk Dekkerstraat, grenzend aan het plangebied, gerealiseerd. Met deze
parkeerplaatsen wordt bijgedragen aan een verlaging van de huidige parkeerdruk in de omgeving
van het plangebied. Deze parkeerplaatsen vallen overigens buiten het regime van dit
uitwerkingsplan en zijn reeds planologisch mogelijk binnen het bestemmingsplan
Zuidoostbeemster I.
Via de nieuw aan te leggen weg die wordt aangesloten aan de Dirk Dekkerstraat, en de
bestaande straat achter de woningen aan de Zuiderweg worden de woningen ontsloten. Uit
verkeersveiligheidsoverwegingen wordt op de bestaande straat éénrichtingsverkeer ingesteld.
De ontwikkeling van de nieuwe woningen heeft een extra verkeersaantrekkende werking tot
gevolg. Uitgaande van een kengetal van 7 à 8 verkeersbewegingen per woning per dag, zoals de
C.R.O.W. hanteert, zullen de 22 woningen circa 165 verkeersbewegingen per dag genereren.
GM01, revisie 4
Pagina 12 van 28
De locatie kent een goede ontsluiting via de Dirk Dekkerstraat (erfontsluitingsweg) op de
Zuiderweg (gebiedsontsluitingsweg). Vanwege de ligging in de directe nabijheid van de
Zuiderweg zal de verkeerstoename in de woonwijken van Zuidoostbeemster zeer beperkt zijn.
GM01, revisie 4
Pagina 13 van 28
Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1
Algemeen
De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. In
dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke
ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieu- en omgevingsaspecten daarbij een rol
(kunnen) spelen. In deze paragraaf wordt per milieu- en omgevingsaspect beschreven wat de
mogelijke effecten zijn.
4.2
Water
Een van de milieu- en omgevingsaspecten is water en het watersysteem. Hieronder wordt dit
toegelicht.
In de toekomstige situatie zal het plangebied aansluiten op het huidige watersysteem en de
bestaande waterpeilen.
Wat betreft de waterkwantiteit is het van belang dat, indien extra verharding mogelijk wordt
gemaakt, er compensatie plaatsvindt door middel van het graven van water. Dit, om de versnelde
afstroming van water vanaf het verhard oppervlak op te vangen. In het onderhavige geval is het
2
plangebied, met een oppervlakte van circa 5.500 m , in de huidige situatie grotendeels
2
onverhard. Circa 1.100 m , aan de zuidzijde van het plangebied, is verhard. Van het plangebied is
2
in de huidige situatie dus in totaal circa 4.400 m onverhard.
In de toekomstige situatie wordt het plangebied grotendeels verhard, met uitzondering van (een
deel van) de tuinen. Er van uitgaand dat in de toekomst circa 70% van het gebied verhard zal zijn,
2
neemt de verharde oppervlakte toe met (4.400 x 0,7) 3.080 m . Dit leidt tot een versnelde
afstroming van water en daarom is compensatie benodigd. Bij een compensatiepercentage van
2
bijvoorbeeld 10% resulteert dit in het graven van circa 308 m water.
In het woningbouwplan De Nieuwe Tuinderij - west (inclusief de ontwikkeling 'Slot') is een
2
2
overschot van ruim 1.000 m aan water opgenomen . Voor de onderhavige ontwikkeling kan
hiervan gebruik worden gemaakt waardoor het graven van water in het onderhavige plangebied
niet nodig is.
Het afvalwater wordt in de toekomstige situatie conform de huidige situatie op het gemengde
stelsel geloosd.
4.3
Natuur
Het plangebied bestaat momenteel uit onbebouwd en grotendeels onverhard gebied. De directe
omgeving bestaat uit bebouwd woongebied. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een
kortgemaaid grasveld, waar een straat langs loopt en waar woningen omheen staan.
Door de inrichting en het gebruik van het gebied, zijn geen natuurwaarden in het plangebied te
verwachten. Tevens maakt het plangebied geen onderdeel uit van een
natuurbeschermingsgebied of ecologische hoofdstructuur. Natura 2000-gebieden liggen op meer
dan 2 kilometer afstand van het plangebied. Mogelijk negatieve gevolgen voor de
instandhoudingsdoelstellingen voor deze gebieden zijn dan ook niet aan de orde.
2 Watertoets De Nieuwe Tuinderij - West te Zuidoostbeemster, Grontmij Nederland bv, 3 februari 2011
GM01, revisie 4
Pagina 14 van 28
4.4
Bodem
Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek (Grondslag, projectnr. 15563-P, 28
november 2010) verricht. Bij dit onderzoek zijn hooguit licht verhoogde gehalten gemeten.
Geconcludeerd wordt dat de resultaten geen belemmering vormen voor de toekomstige
woonbestemming.
4.5
Archeologie en cultuurhistorie
In de beleidsnota archeologie van de gemeente Beemster geldt als regime voor het gebied
'Zuidoostbeemster' dat onderzoek dient te worden verricht in de volgende gevallen:
2
� op terreinen van lijst in bijlage: groter dan 50 m en dieper dan 35 cm
� overig deel van het gebied: geen onderzoek nodig (besloten bij wijziging van 27 mei 2008).
Het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan is niet opgenomen in de bijlage. Hier geldt dus
dat dit 'overig gebied' is en dat geen onderzoek nodig is.
4.6
Externe veiligheid
Wat betreft het aspect externe veiligheid wordt verwezen naar de toelichting van het
bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Hierin is toegelicht dat in Zuidoostbeemster geen sprake
is van overschrijding van het plaatsgebonden en groepsrisico vanwege transport van gevaarlijke
stoffen over de rijksweg A7.
4.7
Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde
wegen op de nieuwe woningen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden.
De enige geluidgezoneerde weg in de omgeving van het plangebied betreft de A7. Overige
wegen in de nabijheid van het plangebied hebben een snelheidsregime van 30 km/h. Wegen met
een 30 km/h regime kennen in de Wet geluidhinder geen geluidzone en hoeven niet te worden
getoetst.
3
Uit uitgevoerd akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in het
plangebied voor 22 woningen wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB
wordt echter niet overschreden. De hoogst berekende waarde bedraagt 52 dB. Voor deze 22
woningen wordt ontheffing verleend van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Het
ontheffingsbesluit ligt tegelijk met het voorliggende ontwerpuitwerkingsplan ter inzage.
4.8
Luchtkwaliteit
Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen
ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt
voldaan:
1. grenswaarden worden niet overschreden;
2. per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk;
3. het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit;
4. het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder
kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate'
verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo
klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of
nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor uitvoering van het
project. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het
Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de
grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.
Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in
3 Gevelbelasting bestemmingsplan, april 2013, Witteveen en Bos
GM01, revisie 4
Pagina 15 van 28
getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
� woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2
ontsluitingswegen;
2
2
� kantoorlocaties: 100.000 m bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m bruto
vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.
Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat het uitwerkingsplan niet in
betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en onderzoek naar luchtkwaliteit voor de
ontwikkelingen die met het voorliggende uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt, niet nodig is.
4.9
Conclusie milieu- en omgevingsaspecten
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor
de ontwikkeling die met het voorliggende uitwerkingsplan mogelijk wordt gemaakt.
GM01, revisie 4
Pagina 16 van 28
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
5.1
Algemeen
In het kader van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in het bestemmingsplan
Zuidoostbeemster I bepaald dat delen van het plangebied nader uitgewerkt dienen te worden
middels een uitwerkingsplan. Het onderhavige plangebied, met de uit te werken bestemming
'Gemengd' is zo'n gebied. In het bestemmingsplan zijn kaderstellende regels gegeven
waarbinnen die delen van het plangebied moet worden uitgewerkt. Met het voorliggende
uitwerkingsplan wordt invulling gegeven aan de uitwerkingsplicht, binnen de gestelde regels in
het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I.
Het juridisch bindende deel van het uitwerkingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze
gronden en bouwwerken en regels omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een
ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de
bestemmingen. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke
functie bij de onderbouwing van het plan en voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele
ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
5.2
Planregels
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden
en bouwwerken en regels omtrent de toegelaten bebouwing. De regels zijn opgesteld op basis
van de uitwerkingsregels in het moederplan Zuidoostbeemster I. De regels zijn onderverdeeld in
vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden hieronder de diverse regels artikelsgewijs besproken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is artikel 1 'begripsbepalingen' opgenomen, waarin definities van gebruikte
begrippen zijn beschreven. Voor een deel van in het uitwerkingsplan gehanteerde begrippen
wordt verwezen naar het moederplan Zuidoostbeemster I. Dit wordt onder hoofdstuk 3 Algemene
regels nader toegelicht.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels per bestemming opgenomen. De volgende bestemmingen zijn
opgenomen:
� Tuin;
� Verkeer-Verblijfsgebied;
� Wonen.
De bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen vormen respectievelijk de artikelen
2, 3 en 4 en corresponderen met de bestemmingen op de verbeelding. Per bestemming is
aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld en welke bouwmogelijkheden er bestaan.
In het plangebied zijn twee woonvlekken opgenomen. Hier mogen woningen, aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een bepaalde omvang. Voor de voortuin is
tot en met 3 meter achter de voorgevel, de bestemming Tuin opgenomen, waar de bebouwing
beperkt wordt tot erkers en entreepartijen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is een ontsluitingsroute mogelijk en kunnen
parkeerplaatsen worden aangelegd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk is artikel 5 opgenomen waarin staat welke artikelen uit het moederplan
Zuidoostbeemster I van toepassing zijn en blijven op dit uitwerkingsplan. Dit zijn onder andere
GM01, revisie 4
Pagina 17 van 28
een groot deel van de begripsbepalingen, de wijze van meten en de overgangsregels.
Hoofdstuk 4 Slotregel
In dit hoofdstuk is het laatste artikel, de slotregel, opgenomen. Hierin wordt de naam van het
uitwerkingsplan en de datum van vaststelling aangegeven.
5.3
Handhaafbaarheid
Met handhaving wil de gemeente bereiken dat:
� het bestemmingsplan wordt nageleefd;
� overtredingen snel worden gesignaleerd;
� tegen overtredingen van bestemmingsplanvoorschriften met succes kan worden opgetreden.
Een belangrijke voorwaarde voor adequaat handhavingsbeleid is dat de bedoeling van de
regelgeving duidelijk uit het uitwerkingsplan blijkt. Dit vraagt om heldere, leesbare en eenduidig te
interpreteren planregels. Ook moet het plan actueel zijn en gebaseerd op een goed
gedocumenteerde uitgangssituatie. Alleen dan kunnen eventuele strijdige bebouwings- en
gebruiksvormen worden geconstateerd en effectief worden bestreden.
Naast de eisen die handhaving stelt aan de juridische opzet van het bestemmingsplan, zullen
maatregelen van financiële, organisatorische en communicatieve aard ertoe bijdragen dat
handhaving van regelgeving een wezenlijke uitvoeringstaak van de gemeente is.
GM01, revisie 4
Pagina 18 van 28
Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid
6.1
Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het
uitwerkingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke
uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van
het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 7 toegelicht.
6.2
Financiële uitvoerbaarheid
Voorliggend uitwerkingsplan betreft een uitwerking op basis van het moederplan,
bestemmingsplan Zuidoostbeemster I.
Om de economische uitvoerbaarheid van het plan te beoordelen, is bij het opstellen van het
moederplan een globale exploitatieopzet gemaakt, waaruit is gebleken dat de gewenste
ontwikkelingen economisch uitvoerbaar zijn.
GM01, revisie 4
Pagina 19 van 28
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1
Overleg en inspraak
Op maandag 10 maart 2014 is in De Boomgaard te Zuidoostbeemster, een inloopmiddag/-avond
gehouden voor direct aanwonenden van het plangebied ‘Dirk Dekkerstraat’. Tijdens de
inloopmiddag/-avond hebben direct aanwonenden van het plangebied kennis kunnen nemen van
het voorontwerpuitwerkingsplan ‘Dirk Dekkerstraat’. Hierbij zijn de aanwezigen in de gelegenheid
gesteld om een inspraakreactie kenbaar te maken. Reacties konden tot 24 maart 2014 kenbaar
worden gemaakt bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster. In
de ‘Commentaarnota inspraak voorontwerpuitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat’ zijn de ingediende
reacties, zowel de reacties die mondeling/schriftelijk op de dag zelf kenbaar zijn gemaakt als de
reacties die per brief zijn binnengekomen, per onderdeel kort samengevat en voorzien van
beantwoording. De commentaarnota is als bijlage bij dit uitwerkingsplan opgenomen.
Voorafgaand aan de formele procedure vindt ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
(Bro), overleg plaats met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of
belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
7.2
Procedure
Conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (de uniforme openbare
voorbereidingsprocedure) wordt het ontwerp uitwerkingsplan gedurende 6 weken ter inzage
gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden zienswijzen naar voren brengen.
Voorafgaand
Na beoordeling van eventuele zienswijzen wordt het uitwerkingsplan vastgesteld door het college
van B&W. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het uitwerkingsplan in werking, tenzij
conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Afdeling
bestuursrechtspraak Raad van State.
GM01, revisie 4
Pagina 20 van 28
Regels
GM01, revisie 4
Pagina 21 van 28
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
1.1
Begrippen
plan:
het Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat van de gemeente Beemster.
1.2
uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0370.2013Ddekkerstraat-0001.
1.3
aanbouw:
een bouwwerk met een primaire woonfunctie, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan
worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw.
1.5
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw
en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover
een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet
verbieden.
1.6
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten
hoogste één wand.
1.7
uitbouw:
een bouwwerk met een primaire woonfunctie, dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
GM01, revisie 4
Pagina 22 van 28
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2
2.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;
b. opritten;
c. parkeren;
d. paden;
e. groen;
f. verharding;
g. water.
2.2
Bouwregels
2.2.1 Algemeen
In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen, uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers en entreepartijen;
b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde.
2.2.2 Erkers en entreepartijen
Voor het bouwen van erkers en entreepartijen gelden de volgende regels:
a. de horizontale diepte bedraagt niet meer dan 1 meter;
b. voor zover de erker of entreepartij tegen de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd,
bedraagt de totale breedte van de erker of entreepartij maximaal 2/3 van de breedte van de
voorgevel van het hoofdgebouw;
c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 0,3 meter boven de bovenkant van de
scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt
gebouwd.
2.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. carports en overkappingen zijn niet toegestaan;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter;
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1
meter.
GM01, revisie 4
Pagina 23 van 28
Artikel 3
3.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten en paden;
b. parkeren;
c. groen;
d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen
In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.
GM01, revisie 4
Pagina 24 van 28
Artikel 4
4.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan huis verbonden beroep en bedrijf;
c. tuinen en erven;
d. parkeren;
e. straten en paden;
f. groen;
g. water.
4.2
Bouwregels
4.2.1 Algemeen
In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen in de vorm van twee- onder éénkapwoningen en rijwoningen;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
b. het aantal woningen binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan het maximum aantal
wooneenheden zoals op de verbeelding weergegeven;
c. het hoofdgebouw bestaat uit maximaal 2 bouwlagen met een kapverdieping;
d. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter;
e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 meter;
f. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 60º.
4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag
2
niet meer bedragen dan 48 m ;
c. de dakhelling van een bijgebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 30º.
4.2.4 Aan- en uitbouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
a. aan- en uitbouwen mogen aan de achterzijde van de woning worden gebouwd binnen de
breedte van de achtergevel van de woning en niet breder dan de maximale aan- of uitbouw
aan de zijgevel van de woning;
b. aan- en uitbouwen mogen aan de zijgevel van de woning worden gebouwd binnen de breedte
van de zijgevel van de woning;
c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
d. aan de zijgevel van de woning gebouwde aan- en uitbouwen mogen tot maximaal 3,5 meter
achter het verlengde van de achtergevel van de woning worden gebouwd;
e. de diepte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter loodrecht gemeten
vanuit de gevel waaraan wordt aangebouwd.
GM01, revisie 4
Pagina 25 van 28
4.2.5 Oppervlaktenorm aan- en uitbouwen en bijgebouwen
De gezamenlijke oppervlakte van aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer
bedragen dan 50% van het erf aan de zij- en achterkant van de woning, waarbij voor de
bijgebouwen en overkappingen een maximum geldt van 48 m².
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden
de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de
bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeleid;
b. een goede woonsituatie;
c. de sociale veiligheid;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan huis verbonden beroep en bedrijf
Een woning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als bedoeld in
lid 4.1 mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits:
a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto
vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende aan-, uitbouwen en
bijgebouwen;
b. het beroeps- en/of bedrijfsuitoefening aan huis betreft die niet vergunningplichtig is op grond
van de Wet milieubeheer;
c. het geen detailhandel of horeca betreft;
d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten
behoeve van het aan huis gebonden beroep en bedrijf aanwezig is;
e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeersen parkeerdruk optreedt.
4.4.2 Gebruik van bijgebouwen voor bewoning
Het is verboden bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige
woningen en als afhankelijke woonruimte.
4.4.3 Gebruik van aanbouw als zelfstandige woonruimte
Het is verboden een aanbouw bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige
woonruimte.
4.4.4 Gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van een
seksinrichting.
4.5
Procedure bij nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen wordt de procedure gevolgd zoals opgenomen in artikel 19 van de
regels van bestemmingsplan Zuidoostbeemster I.
GM01, revisie 4
Pagina 26 van 28
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5
Van toepassing zijnde bepalingen bestemmingsplan
Zuidoostbeemster I
Het bepaalde in de volgende hoofdstukken en artikelen van het bestemmingsplan
Zuidoostbeemster I van de gemeente Beemster is onverkort van toepassing op het
“Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat”.
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Alle artikelen, met uitzondering van:
Artikel 1 Begripsbepalingen:
1a. het plan;
1b. de plankaart;
1c. aanbouw;
1k. bijgebouw;
1jj. uitbouw.
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen
Alle artikelen
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepaling
Artikel 25 Overgangsbepaling.
GM01, revisie 4
Pagina 27 van 28
Hoofdstuk 4 Slotregels
Artikel 6
Titel van het plan
Deze regels en de hierbij behorende verbeelding, kunnen worden aangehaald onder de naam
'Uitwerkingsplan Dirk Dekkerstraat' van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I van de
gemeente Beemster.
GM01, revisie 4
Pagina 28 van 28