spelling regel 17 (verkleinwoorden) verkleinwoorden verkleinwoorden (eind -d / -t) + je verkleinwoorden (eind -m + pje OF ezel/kikker + -etje) het bordje het armpje het bootje het bodempje het draadje het oompje het handje het rijmpje het hartje het bezempje het kindje het balletje het klantje het biggetje het liedje het gangetje het lintje het dingetje het mondje het brilletje oefening 1: groot en klein (schrijf ook het lidwoord op) de pl_____ __________ de st___ __________ de v___ __________ spelling regel 17 (verkleinwoorden) 2. verkleinwoord (ook nog ezel-woord??) schrijf ook het lidwoord op (de - het - een) de bal het balletje de brug de bril de kan de den de pan de gang de kin het hotel de pop 3. verkleinwoord (eind d of eind t) schrijf ook het lidwoord op (de - het - een) de armband het armbandje de buur__ de agen__ de een__ het be__ de enger__ het beel__ de han__ het bor__ de hon__ 4. maak een zin met de volgende woorden: - Schrijf de hele zin op. - Denk om de hoofdletter(s) en punt. het grassprietje het slangetje het vlaggetje het riempje het wormpje
© Copyright 2024 ExpyDoc