13668 Eindrapportage perceel steenfruit

Eindrapportage project ‘Perceel steenfruit’
PT projectnummer 13668
Inleiding en handleiding voor het lezen
In 2009 is een project met als titel ‘Perceel Steenfruit’ beschreven met als doel de realisatie
van een perceel steenfruit – kersen en pruimen – waarop onderzoek en demonstraties voor
de Nederlandse steenfruitsector uitgevoerd konden worden. Er werd in 2009 een achttal
notities beschreven over verschillende onderzoeksonderwerpen.
Het perceel is gerealiseerd en onderzoek is vanaf 2009 uitgevoerd in nauw overleg met
direct betrokkenen in de sector. In het project – en ook in de rapportage – zijn steeds vier
onderdelen van het onderzoek herkenbaar weergeven:
- nieuwe rassen kers
- snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve kersenteelt,
- snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve pruimenteelt,
- demonstratie van de rassen in het concept ‘Lazoet’
In 2012 is besloten geen vervolg te geven aan het onderzoek voor 2013 en daarmee het
project vervroegd af te sluiten.
In overleg met het Productschap Tuinbouw is besloten om dit project met een korte
rapportage af te sluiten.
Hierna volgt een korte eindrapportage met aansluitend de eindevaluatie en de
tussenrapportages zoals die in de loop van het project werden aangeboden. Posters die
werden getoond op kennisdagen zijn ook als bijlage toegevoegd.
Afgesloten wordt met een lijst met publicaties.
Ing. H. Meijer
Projectleider
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/5
Eindrapportage
1. Datum
Juni 2014
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
3261081400
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
Kers, pruim
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-1-2010 t/m 31-12-2013
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Vergelijken en tonen van
- nieuwe rassen kers
- snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve kersenteelt,
- snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve pruimenteelt,
- demonstratie van de rassen in het concept ‘Lazoet’.
Belangrijk aspect van het perceel is de mogelijkheid om snoeimogelijkheden en groei- en
productiereacties op het perceel te bespreken met het vak.
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2009 t/m 31-12-2012
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
In het voorjaar van ieder jaar werd door twee voorlichters afzonderlijk een deel van de aanplant
kers en pruim gesnoeid. Snoei en doel van de snoeihandelingen werden door de onderzoeker
vastgelegd, evenals het aantal snoeihandelingen per object.
Bloei en vruchtzetting werden vastgelegd in respectievelijk april en juni. De productie werd
vastgelegd in kg per boom en gemiddeld vruchtgewicht per object. Voor rassen kers en voor de
demo Lazoet werden de standaard waarnemingen verricht.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Opvallend is dat het aantal snoeihandelingen bij de ene voorlichter lager ligt dan bij de andere
voorlichter. In 2012 heeft dat tot kleine afwijkingen in productie in kilogrammen of in gemiddeld
vruchtgewicht geleid. Voor uitwerking van de gegevens is geen verdere offerte gevraagd.
.
32 610814 00 ER Perceel Steenfruit B Meijer.doc
Bladzijde
3/5
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Notities, acht stuks over diverse beschreven onderwerpen
Op verschillende momenten zijn groepen telers op het (demo-)perceel bijgepraat over de
ontwikkelingen in de proeven.
Bezoekersgroepen waren o.a.
- Telers van ‘Young Fruitmasters’ (1x)
- Telers van The Greenery (meerdere keren)
- Klanten van Fruitconsult (1x)
- NFO steenfruittelers (jaarlijks)
- Alg telers uit de Nederlandse sector op open dag (1x)
Gepubliceerd werd verder
- Meerdere keren via de regionale krant
- Regionale televisie
Posters en lezingen op kennisdagen (zie bijlagen)
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Vanwege budgetbeperkingen zijn de resultaten van 2012 niet verwerkt en is het in 2013 niet
gekomen tot een saldoberekening voor de verschillende snoeimethoden.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
Nvt
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
Het project is met deze rapportage beëindigd.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
Nee.
17. (Alleen in te vullen door afd. Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
32 610814 00 ER Perceel Steenfruit B Meijer.doc
Bladzijde
4/5
Bijlagen:
- Eindevaluatie ‘Perceel steenfruit’, H. Meijer
Bijlagen; eerder aangeboden notities en tussentijdse (deel-)rapportages
2009;
- Notitie ‘Dunning van zoete kers’, M.J. de Vlas
- Notitie ‘Reguleren bloemknopaanleg via GA3 bespuitingen’, F.M. Maas
- Notitie ‘Problematiek van de kersenvlieg (Rhagoletis cerasi) in Nederland’, H. Helsen
- Notitie ‘Bestrijding van de melige pruimenluis’, H. Helsen/ H. Meijer
- Notitie ‘Monilia in steenfruit’, B. Heijne/H. Meijer
- Notitie ‘Kwaliteit en verbeterde bewaring pruim’, J. Balkhoven
- Notitie ‘Bestrijding van spint in de teelt van kersen onder kappen’, H. Meijer
- Notitie ‘Alternatieven voor beperking van het risico op nachtvorst in de teelt’, H.
Meijer
- Notitie ‘Bemesting steenfruit’
- Tussentijdse rapportage ‘Meerjarenplan inrichting onderzoek- en
demonstratiepercelen steenfruit Randwijk’, H. Meijer
2010;
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 1: nieuwe rassen kers’
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 2: tonen intensieve teelt kers; proeven snoeien’
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 4: nieuwe blauwe pruimenrassen in intensieve teelt’
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 5: tonen intensieve teelt pruimen’
2011
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 1: nieuwe rassen kers’
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 2: tonen intensieve teelt kers; proeven snoeien’
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 4: Nieuwe blauwe pruimenrassen; demonstratie
Lazoet’
- Tussentijdse rapportage ‘Thema 5: tonen intensieve teelt pruimen’
32 610814 00 ER Perceel Steenfruit B Meijer.doc
Bladzijde
5/5
Communicatielijst naast de beschreven notities project ‘Perceel Steenfruit’;
vetgedrukte publicaties zijn bijgevoegd.
-
-
Rondleiding, H. Meijer, kersentelers onder glas (voorjaar 2010)
Interviews, H. Meijer, met (en uitgezonden door) Radio Gelderland en TV
Gelderland. (28-6-2010)
Interview, H. Meijer heeft geleid tot een artikel in dagblad De Gelderlander (juli 2010)
Poster, H. Meijer, ‘Steenfruitperceel Randwijk’ gepresenteerd Kennisdag 2010
Rondleiding, H. Meijer; aanplant en de doelen binnen de gekozen thema’s, open
dag in Randwijk augustus 2010
Rondleiding, H. Meijer, Lazoet-aanplant demo en rassenperceel pruim kleine groep
Greenery-telers voorjaar 2010
Rondleiding diverse gelegenheden, H. Meijer: kleine groepen en individuele
pruimentelers en potentiële Lazoet-telers voorjaar en plukseizoen 2011
Rondleiding en presentatie H. Meijer, thema ‘intensieve teelt van kersen’, voor
klanten van ‘StoneFruitConsult’ (25 mei 2011)
Rondleiding, H. Meijer, informatie over rassenwerk kers en het thema ‘intensieve
teelt kers’. de telers van Young Fruitmasters met (28 juni 2011).
Rondleiding en presentatie H. Meijer, ‘onderzoek steenfruitperceel’, NFO avond voor
steenfruittelers. (4 augustus 2011)
Artikel’, Van Gessel, Meijer, ‘Bestuiving en regulering vruchtdracht bij
pruimenrassen (Fruitteelt 2 december 2011)
Presentatie H. Meijer ‘twee potentieel nieuwe rassen’; de fruitteelt Kennisdag (2
december, Hof van Wageningen;
Poster ‘Gebruikswaardeonderzoek Lazoet’, H. Meijer, gepresenteerd fruitteelt
de fruitteelt Kennisdag (2 december, Hof van Wageningen
Presentatie, H. Meijer ‘Selection of large, blue and sweet European plums for the
‘Lazoet’ concept’ beschrijving van onderzoek, resultaten en demonstraties, Davis
California, Plum symposium mei 2012
Rondleiding H. Meijer, ‘onderzoek steenfruitperceel’, NFO avond voor
steenfruittelers. (23 juli 2012)
Presentatie H. Meijer, ‘Ontwikkelingen pruimenteelt in Californië (USA.), NFO avond
voor steenfruittelers. (23 juli 2012)
32 610814 00 ER Perceel Steenfruit B Meijer.doc
Eindevaluatie Onderzoek
(Zie voor toelichting www.tuinbouw.nl)
1. Datum: dec 2013
2. Projecttitel: Perceel steenfruit
3. Projectnummer PT: 13668
4. Uitvoerende instelling:
Projectleider: Ing. H. Meijer
Adres: Lingewal 1
Tel: 0317-481328
Fax: 0488-473717
Email: [email protected]
5. Overige uitvoerende instellingen: geen
6. Gewas(sen):
7. Rendementscategorie:
Kers en pruim
1.
2.
x 3.
4.
0.
8. Confrontatie van resultaten en projectverloop met het oorspronkelijke plan
Niet behaalde resultaten: geen
Afwijkend verloop:
Het project is in de loop van 2012 beëindigd. Gegevensverwerking van de tellingen en metingen
van snoei en productie kers en pruim werden in overleg met NFO en productschap vanwege budget-beperking niet meer uitgevoerd. Aanvullende berekeningen van het saldo zijn daarom
aansluitend niet meer geoffreerd
Afwijkende implementatie:
Verklaring:
9. Aanbevelingen: nvt
10. Websamenvatting (maximaal 8 regels óf maximaal 150 woorden)
In de aanloop naar 2009 is er regelmatig overleg geweest tussen PT, NFO en PPO om te komen tot
de oprichting van onderzoek op een specifiek steenfruitperceel. In 2009 is het definitieve besluit
gevallen en heeft PPO geïnvesteerd in een aanplant kers en een aanplant pruim heeft het
Productschap Tuinbouw onderzoek gefinancierd. Vanaf het begin is er nauw overleg geweest
tussen PPO en de steenfruitsector over de onderwerpen en over de uitvoering. Jaarlijks bezochten
meerdere groepen telers het steenfruitperceel om op de hoogte gebracht te worden van resultaten
uit de proeven.
Onderwerpen van onderzoek waren van 2009 t/m 2012
- Inventarisatie van onderwerpen dunning kers, regulering knopaanleg kers, kersenvlieg,
melige pruimenluis, Monilia, bewaring pruim, spint, alternatieven beperking
nachtvorstrisico’s en bemesting die in 2009 afgesloten met de presentatie van een
negental notities over deze knelpunten in de steenfruitteelt
- Nieuwe rassen kers; onderzoek uitgevoerd door PPO (2009-2012)
- snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve kersenteelt; snoei uitgevoerd door
Fruitconsult (Job Westplate) en Agroburen (Tonny van Kessel). Onderzoek en vergelijking
van snoeimethodes werd uitgevoerd door PPO (2009-2012)
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470609, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
-
snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve pruimenteelt; idem, als bij kers (20092012)
demonstratie van de rassen in het concept ‘Lazoet’; demonstratie werd uitgevoerd door
PPO in overleg met The Greenery (2009-2012)
11. Publiekssamenvatting (bij voorkeur 1 en maximaal 2 pagina’s)
In de aanloop naar 2009 is er regelmatig overleg geweest tussen PT, NFO en PPO om te komen tot
onderzoek op een specifiek steenfruitperceel. In 2009 is het definitieve besluit gevallen en heeft
PPO geïnvesteerd in een aanplant kers en een aanplant pruim heeft het Productschap Tuinbouw
onderzoek gefinancierd.
Kers
Het project heeft veel inzicht gegeven in het verschil in groei en behandeling van kers op
verschillende onderstammen. Veel van deze kennis is in telersbijeenkomsten overgedragen aan
telers en aan voorlichtende partijen. Gisela 3 bleek in veel opzichten te zwakke groei te geven,
waardoor te veel vruchthout gevormd werd. Stimulerend snoeien vraagt daardoor erg veel
aandacht. Teelt op Gisela 5 blijkt makkelijker tot goede producties te leiden en vraagt minder
stimulerende snoei en minder snoeihandelingen.
Bij het thema ‘rassen kers’ is kennis ontwikkeld over de mogelijkheden en knelpunten van de
getoetste nieuwe rassen. Veel intrinsiek goede rassen bleken voor de Nederlandse markt
onvoldoende productie, onvoldoende vruchtgrootte of onvoldoende kleur te hebben. Voor sommige
rassen was het traject te kort om goede uitspraken te kunnen doen.
Goed producerende rassen bleken: Penny, hierbij moet aandacht blijven voor verkalen van de boom
vanaf het vierde productiejaar. Carmen is een ander potentieel goed ras: produceert zeer goed bij
extreem grote vruchtmaat maar laat alle jaren vruchtbarsten zien, hetgeen een groot risico is voor
de teler.
Pruim
Kennis over snoeiwijzen in pruim werd ontwikkeld en via telersbijeenkomsten gedeeld met grote
telersgroepen. Heel duidelijk geldt dat met de juiste groeiwijze de productie van Victoria op zowel
St JulienA als op VVA-1 topniveaus kan bereiken. Aandacht blijft nodig voor aantastingen met
Pseudomonas.
Demonstratie van de Lazoet-rassen heeft bijgedragen aan verdere implementatie van dit
ketenconcept in de praktijk. Veel telers hebben zich op het demoperceel op de hoogte gebracht van
de groeiwijze en productie van de geselecteerde rassen. De Lazoet-rassen hebben allemaal de
potentie om zeer goed te produceren bij een grove tot zeer grove vruchtmaat.
12. Confrontatie kennisverspreidingsactiviteiten met het oorspronkelijke plan (oorspronkelijk
beschreven: open te verdelen over verschillende vormen):
Aantal publicaties gepland:
Aantal open dagen gepland:
Aantal lezingen gepland:
Andere activiteiten gepland:
5-6
4
5-6
10-15
Aantal publicaties gerealiseerd:*
Aantal open dagen gerealiseerd:**
Aantal lezingen gerealiseerd: **
Andere activiteiten gerealiseerd:*/**
* Kopieën bijvoegen (digitaal en op papier)
** Overzicht data, locaties, omschrijving toehoorders (bijv. LC Paprika) (in vak hieronder invullen)
Overzicht data, locaties, etc.:
32 610814 00 Eindevaluatie PT perceel steenfruit.doc / 01-07-14
3
1
5
15
Naast de in de tussenrapportages aangegeven communicaties en de bijeenkomsten met telers, zijn in
alle jaren bijeenkomsten geweest met Lazoet-telers om de demo Lazoet gezamenlijk te bekijken en te
bespreken, vaak meerdere keren per jaar.
Afwijkingen en verklaringen:
32 610814 00 Eindevaluatie PT perceel steenfruit.doc / 01-07-14
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
: dunning van zoete kers
Project
Projectleider
Auteur
Datum
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: M.J. de Vlas
: 02-12-2009
Inleiding
Dunning bij zoete kers is bij sommige rassen nodig om beurtjarigheid te voorkomen.
Bovendien zijn de vruchten klein als de vruchtdracht te groot is. Handdunning kan leiden tot
een lagere productie en grotere vruchten. Handdunning is arbeidsintensief, daardoor kostbaar
en doorgaans niet rendabel. Het is voor de teelt zoete kers van belang, een economische
manier te vinden om de vruchten te dunnen.
Er zijn verschillende manieren om het aantal vruchten te reguleren. Het is noodzakelijk een
afweging te maken wat de meest rendabele methode is: daarbij geldt tevens de afweging
verkoop van weinig zeer grote kersen, of meer (middel-)grote kersen.
Doel
Het doel van de notitie is om mogelijkheden van dunning bij zoete kers voor de teelt in
Nederland te inventariseren. Op basis van de inventarisatie kan blijken of onderzoek naar
dunning van zoete kers zinvol is. Voor de inventarisatie is wetenschappelijke literatuur
geraadpleegd.
Resultaten
We kunnen vier methoden onderscheiden om te komen tot een geringere dracht:
-
Taksnoei na de bloei
Mechanisch dunnen
Remming bloemknopaanleg met plantengroei-regulatoren
Chemisch bloem- of vruchtdunnen
Taksnoei na de bloei:
Het dunnen van vruchten per tak heeft voordelen boven het dunnen van takken per boom. De
vruchten worden het grootst en stevigst na vruchtdunning, en hebben een hogere
concentratie aan oplosbare stoffen dan wanneer niet wordt gedund.
Mechanisch dunnen:
Met het apparaat Electro’florReg kunnen mechanisch bloemen worden gedund. De resultaten
zijn vergelijkbaar met het handmatig dunnen van twijgen.
Een andere methode voor mechanische dunning, die is toegepast bij perziken, is het trekken
van touwen over de boom. Het is de vraag of bij kers niet te veel takbreuk ontstaat, en of de
bloemsteeltjes voldoende afbreken.
Tot slot is het bij sommige steenfruit soorten mogelijk om met water onder hoge druk de
onbuigzame bloemsteeltjes te breken. Het risico van infecties door vochtige omstandigheden
wordt echter sterk vergroot.
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Met een 40 centimeter lange rubberen staaf kunnen vruchten worden gedund. Mechanisch
schudden om vruchten te dunnen is onwenselijk, omdat daarbij de grootste vruchten worden
afgeschud. Dit is een methode die toepasbaar is op kleine aantallen bomen. Betwijfeld kan
worden of de teler voldoende gericht kan weken.
Als derde optie kan genoemd worden: het aanbrengen van een polyethylenen doek om d.m.v.
schaduw rui te forceren. Bij appel zijn daarmee in de biologische teelt goede resultaten
verkregen. Bij kers kan een lichte toename in temperatuur al een lagere zetting tot gevolg
hebben, deze temperatuurverhoging kan ook bereikt worden met een doek, en kan bijdragen
aan een gewenste dunning. Vraag is wel of met deze methode voldoende sturing mogelijk is.
De kosten van deze methode kunnen worden berekend en zullen tussen die van
handdunning en andere methoden in liggen.
Remming bloemknopaanleg met plantengroei-regulatoren:
De diverse chemische middelen die in de literatuur worden vermeld als effectief middel bij
beïnvloeden van bloemknopaanleg, zijn niet toegelaten in Nederland. Dit maakt het lastig om
een uitspraak te doen over de haalbaarheid om een middel toe te kunnen passen in
Nederland bij de teelt van zoete kers. Wegens de slechte sturing van plantenbioregulatoren
heeft onderzoek naar de werking een relatief groot risico.
Ethefon is toegelaten in de teelt van appel en zure kers. Als het wordt toegediend bij 10%
bladval bij perzik in 100-200 mg/l, leidde dit tot 50% minder bloemen en vruchten. Het risico
bestaat dat alle knoppen gedood worden.
Bij pruim verhoogde de opbrengst van de combinatie van ethefon en GA3 als het vlak voor de
bladval werd toegediend. Er zijn wel verschillen in respons tussen verschillende rassen. De
werking van ethefon + GA3 op zoete kers zou kunnen worden getoetst.
GA4 + GA7 is toegestaan in de teelt van appel en peer. Het is bekend dat het de bloei
reduceerde na toediening tijdens de pitverharding op ras zoete kers Bing. Wat het effect was
op de kwaliteit, het aantal en de grootte van de vruchten is niet bekend.
Chemisch dunnen:
De diverse chemische middelen die in de literatuur worden vermeld als effectief dunmiddel,
zijn niet toegelaten in Nederland. Dit maakt het lastig om een uitspraak te doen over de
haalbaarheid om een middel toe te kunnen passen in Nederland bij de teelt van zoete kers.
Toediening van 10-12% thiourea op perzik tijdens de bloei veroorzaakte dunning. Op pruim
gaf de toediening van urea positieve resultaten.
De meststof ammoniumthiosulfaat (ATS) wordt in de praktijk wel toegediend tijdens de bloei.
De werking van het middel is afhankelijk van de temperatuur en neerslag na toediening. De
stof zorgt voor verbranding en is fytotoxisch. Hoewel er relatief meer grote vruchten kunnen
ontstaan, is dit niet altijd het geval. Bovendien is er risico op overdunning.
De niet toegelaten uitvloeier ArmoThin is minder temperatuursafhankelijk dan ATS. ArmoThin
(werkzame stof fatty amine polymer) van AkzoNobel voorkomt stuifmeelkieming. Het dient in
een concentratie van 2-3% te worden toegepast zodra voldoende bestuiving is opgetreden,
bij voorkeur bij 70-80% open bloemen. Er is onderzoek naar toepassing op perzik gedaan, de
werking op kers zou kunnen worden getoetst.
GA3 is toegelaten in de teelt van peren. Waarschijnlijk is toediening aan kers tijdens de
pitverharding van 30-50 mg/l een goede concentratie om een hogere opbrengst te krijgen. Er
ontstaan minder kersen, van betere kwaliteit. GA3 heeft op het ras Stella geen effect op de
zetting.
3
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Het niet toegelaten middel Magic (uniconazole) was effectief op zoete kers Bing. De productie
werd met 40% verlaagd, en de fractie grotere kersen werd verhoogd. Het werd toegediend in
100-125 mg/l tijdens 30% bloei.
Als er kans is op toelating van het middel Magic (uniconazole), is het zinvol om de werking op
een aantal in Nederland belangrijke rassen zoete kers te testen.
De niet toegelaten middelen Elgetol, Endothall en ErgerD waren effectief in perzik. Ook kon
‘Dormant oil’ 40-60% van de bloemknoppen van perzik doden als het tijdens rust werd
gespoten in 75-110 l/ha. Toediening van 10-12% KNO3 gedurende de bloei veroorzaakte
dunning bij perzik. Bij abrikoos was de uitwerking negatief: de productie werd vergroot en het
vruchtgewicht werd verlaagd. Toediening van spuitzwavel aan pruim gaf positieve resultaten,
maar is temperatuursafhankelijk. De werking op zoete kers is niet bekend. Het middel Wilthin
kan effectief dunnen op perzik. De dosis en de werking op zoete kers zijn niet bekend.
Er is enig perspectief voor verder onderzoek aan deze middelen.
Stoffen die minder perspectief bieden zijn Amid-Thin, ArmoBreak, ReTain, Crocker’s Fish Oil,
Dormex, Lime Sulfur, NAA, paclobutrazol, Terbacil en Thinex. De combinatie van Fish Oil en
Lime Sulfur is onbetrouwbaar in zijn werking op kers. De uitvloeier Tergitol is erg fytotoxisch
en niet betrouwbaar in zijn werking op kers. Ook VOE (vegetable oil emulsion) is fytotoxisch
en niet betrouwbaar in zijn werking op kers.
Conclusies
Alle bovengenoemde oplossingen kunnen leiden tot succes. De mate van dunning lijkt het
best te sturen bij de mechanische dunmethoden.
Het afgelopen jaar is in de praktijk geëxperimenteerd met mechanische dunning. Onderzoek
naar de effecten in de praktijk lijkt waardevol.
Toediening van het middel Magic kan worden getest als er een kans is op toelating in de
Nederlandse teelt van zoete kers. Ook is het van belang dat duidelijk wordt of de fabrikant
een bijdrage wil leveren.
Bij het testen van verschillende methoden, zullen een aantal waarnemingen op een
gestructureerde manier moeten worden vastgelegd:
• kosten van de maatregel (materiaal en arbeidsuren)
• opbrengst van de maatregel t.o.v. standaard
• effectieve baten van de maatregel
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
Project
Projectleider
Auteur
Datum
: Reguleren bloemknopaanleg via GA3 bespuitingen
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: F.M. Maas
: januari 2010
Inleiding
Een van jaar tot jaar regelmatige productie van kwalitatief hoogwaardige kersen of pruimen
vereist een goede regulatie van het drachtniveau. Te veel vruchten leidt tot verlies aan maat
en inwendige kwaliteit en heeft een negatief effect op de aanleg en de kwaliteit van
bloemknoppen voor het volgende seizoen. Voor pruim en kers zijn geen betrouwbare
chemische middelen voor bloem- en vruchtdunning beschikbaar waarmee in jaren met
uitbundige bloei en goede vruchtzetting de vruchtdracht tot het gewenste niveau kan worden
teruggebracht. De plantengroeiregulator gibberelline speelt van nature een belangrijke rol bij
de aanleg van bloemknoppen. De zaden in jonge vruchtjes produceren gibberellinen en
beïvloeden hiermee de aanleg van bloemknoppen voor het volgende jaar. Een hoge
vruchtdracht leidt tot een hoge productie van gibberellinen, wat leidt tot een verminderde
aanleg van bloemknoppen voor het volgende seizoen. Omgekeerd geeft een lage
vruchtdracht een laag niveau van gibberellinen in de boom en leidt dit tot de vorming van veel
bloemknoppen voor het volgende seizoen met het risico op een te hoge vruchtdracht in dat
jaar. Het toedienen van gibberellinen aan bomen in een jaar met weinig dracht zou een ideale
manier kunnen zijn om te voorkomen dat er te veel bloemknoppen worden aangelegd
waardoor er in het volgende seizoen ook minder dunning nodig zal zijn om de gewenste
dracht en vruchtkwaliteit te bereiken.
Doel
Het reguleren van de hoeveelheid bloemknoppen bij steenfruit, met name pruim, via
bespuitingen met gibberellinen om de te komen tot een regelmatige dracht, hoge
vruchtkwaliteit zonder dat hiervoor veel vruchtdunning nodig is.
Resultaten
Uit buitenlands onderzoek (Lenahan et al. 2006) is gebleken dat GA3 en GA4+7 kunnen
worden ingezet bij kers om de bloemknopaanleg te remmen en de vruchtdracht in het jaar na
toediening te beperken. Dit leidde in het jaar na toepassing van gibberellinen tot een hogere
hardheid van de kersen, maar bij de onderzochte cultivar Bing niet tot een toename van het
vruchtgewicht en het suikergehalte. GA3 remde de bloemknopaanleg bij eenzelfde
concentratie sterker dan GA4+7. Lehanan et al. (2006) concluderen dat toediening van
gibberellinen perspectief biedt om de vruchtdracht en vruchtkwaliteit van kersen te sturen.
Conclusies
Op basis van buitenlands onderzoek lijkt de toepassing van gibberellinen GA3 en GA4+7
perspectief te bieden voor het reguleren van de bloemknopaanleg in steenfruit. Door de
toepassing van gibberellinen kan overmatige bloei en vruchtzetting worden voorkomen,
waardoor een grote besparing op arbeid voor handdunnen kan worden verkregen.
Onderzoek is nodig om te bepalen welke doseringen en tijdstippen van bespuiting met
gibberellinen nodig zijn onder Nederlandse teeltomstandigheden en bij de in Nederland
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
geteelde cultivars. Over vruchtdichtheid kers verdere informatie zie ook de notitie over
dunning bij kers.
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
Project
Projectleider
Auteur
Datum
: Problematiek van de kersenvlieg (Rhagoletis cerasi) in Nederland
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: H. Helsen
: mei 2009
Inleiding
De kersenvlieg Rhagoletis cerasi is de belangrijkste plaag van kersen in Europa. De problemen met
de kersenvlieg in Nederland nemen de laatste jaren in Nederland toe. De kersenvlieg heeft zicht
vanuit Zuid-Oost Nederland inmiddels over een groot deel van Nederland uitgebreid. Kersenvlieg is
op dit moment relatief goed te bestrijden met Gazelle, dat vanaf 2008 een toelating heeft. Omdat
er meerdere rassen met een verschillend oogstmoment op hetzelfde perceel staan, kunnen vooral
bij bestrijding van een late vlucht problemen ontstaan met de veiligheidstermijn.
Doel
De notitie moet inzichtelijk maken hoe omvangrijk de problematiek is in Nederland, en hoe we in
Nederland een mogelijke bestrijdingsstrategie op kunnen zetten op basis van gegevens uit het
recente verleden in Nederland en de ons omringende landen.
Werkwijze
Na een korte literatuur search werd een bezoek gebracht aan het Fachgespräch Kirschfruchtfliege,
28 en 29 april 2009 in Duitsland. Dit was een tweedaagse bijeenkomst bij het Julius Kühn Instituut
(voorheen BBA) te Dossenheim. Er waren 55 deelnemers, voornamelijk Duitse onderzoekers en
voorlichters. Daarnaast vertegenwoordigers uit Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Griekenland, Spanje
en Nederland. Het vorige Fachgespräch over de kersenvlieg was in 2001.
Het voordeel van inventarisatie van de stand van zaken op een dergelijke bijeenkomst is dat ook
gegevens vrijkomen die nog niet in artikelen gepubliceerd zijn.
Resultaten
Biologie van de kersenvlieg, deels ontleend aan Kotte (1958):
• De vlucht van de kersenvlieg is in Duitsland van half mei tot half juli.
• Voordat de wijfjes eieren kunnen leggen, vindt er gedurende 10 dagen de zogenaamde
rijpingsvreterij plaats. In deze periode ontwikkeling zich de eieren in het wijfje. De vliegen voeden
zich o.a. met extraflorale nectar.
• Meestal wordt een ei per vrucht gelegd. Vogt schat dat in het veld 200 tot 400 eieren per
vrouwtje worden afgezet, met evenzoveel beschadigde kersen als gevolg. In het lab werden tot
800 eieren per vrouwtje afgezet. Het aantal eieren dat daadwerkelijk wordt gelegd, is sterk
afhankelijk van het weer tijdens de eilegperiode. Daarmee lijken goede weersomstandigheden
een voorwaarde voor het ontstaan van een plaagsituatie. Dit zou ook de verklaring zijn voor het
feit dat in Noord Duitsland de plaag wel voorkomt, maar zich nooit tot schadelijke niveaus heeft
ontwikkeld (wat is de situatie 2009, 50 jaar na Kotte?). Mijn persoonlijke indruk (HH) is dat de
overleving van de overwinterende larven op lichte gronden mogelijk beter is dan op zware klei.
• Algemeen worden als hoofdwaardplanten beschouwd: Prunus cerasi, P. avium, Lonicera
xylosteum. Daarnaast ook Lonicera tatarica.
• Poppen zitten meest 2-5 cm onder grondoppervlak.
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Monitoring
• Gele Rebell lijmvallen (kruisvallen) komen meestal als beste uit de bus.
De ‘Amerikaanse’ kersenvlieg in Nederland
De kersenvlieg behoort tot de familie van de boorvliegen. Een nauw verwante soort is R. cingulata,
de Amerikaanse kersenvlieg. Dit is een quarantainesoort in Europa. In 2001 werd voor het eerst
een populatie van de soort in Nederland aangetroffen op Amerikaanse vogelkers Prunus serotina
(van Aartsen 2001). De Stichting EIS Nederland deed in 2003 een inventarisatie op verschillende
plekken in Zeeland (Smit, 2003). In dat onderzoek werden op verschillende plekken populaties van
de soort aangetroffen. Behalve op de Zeeuwse eilanden is R. cingulata ook aangetroffen in de
Noord- en Zuid-Hollandse duinen en in Zuid-Limburg. De huidige situatie is bij PPO onbekend. Het
inschatten van de schade is niet gemakkelijk, maar bij aantasting kan een hele oogst
onverkoopbaar worden.
Algemene informatie
G. Kneib, vertegenwoordiger telersorganisatie (Fachgruppe)
In Duitsland circa 5500 ha zoete kers, 3400 ha zure kers. Zoete kers is na appel en aardbei in
belang het derde fruitgewas in Duitslang. Kersenvlieg is op kers de belangrijkste plaag. In de
praktijk geldt er een nultolerantie: partijen met enige aantasting worden door de handel niet
geaccepteerd, en uitsorteren lukt niet. Voor zure kersen gelden ook strenge normen.
Kneib cs. lobbyen voor toelating van middelen. Mospilan (acetamiprid, Gazelle in NL) heeft een
tijdelijke toelating. In 2008 wisselende resultaten, nog veel is onduidelijk over bijvoorbeeld de
systemische werking. Men wil graag een “18a Genähmigung”, vergelijkbaar met de toelating voor
knelpunten in NL, voor dimethoaat (Perfektion). Dimethoaat was de laatste OP die nog kon worden
gebruikt, maar de toelating daarvan liep eind 2004 af. Een probleem bij het gebruik van
dimethoaat was, dat het middel een veiligheidsperiode van 21 dagen had, wat het gebruik in de
praktijk al moeilijk maakte. Door Fachgruppe uitgebreid residuonderzoek gedaan om alsnog
toelating te krijgen. De veiligheidstermijn zal in elk geval 21 dagen blijven.
Als optimaal schema bij hoge druk ziet Kneib: 1 x dimethoaat, dan 2 x acetamiprid.
Birgit Künstler, Beratung Öko Anbau, Weinsberg
In biologische teelt is de kersenvlieg het sleutelprobleem. Biologische teelt van kersen vindt nog
veel in hoogstamboomgaarden plaats. Momenteel in Duitsland 40 ha biologische zoete kers, 127
ha zure kers. Door de problemen met kersenvlieg breidt de biologische kersenteelt zich nauwelijks
uit. In de belangrijke fruitteeltcentra, zoals het Bodensee-gebied, is er zelfs sprake van een
terugloop ten gunste van appel. Er is wel veel vraag naar biologische kersen. Enkele van de
geadviseerde maatregelen zijn:
• Vroegtijdig leegplukken van de gehele bomen.
• Kippen onder de bomen, vaak genoemd maar ook Künstler is sceptisch over het effect.
• Netten onder de boom ten tijde van het verschijnen van de vliegen. Probleem zijn kosten en
arbeid.
• Geheel innetten van de bomen. Naast de kosten is een probleem dat een kleine populatie onder
het net zich snel kan uitbreiden, waarna de maatregel zinloos is.
• Spruzit Neu heeft een toelating, maximaal 2 toepassingen. Twee of drie toepassingen geeft in
proeven 53-76 % werking. Advies is om eerste keer 6 tot 10 dagen na begin vlucht toe te
passen en 5-7 dagen later te herhalen. Een probleem van Spruzit Neu is dat het een olieformulering is, die de vruchten kleverig maakt. Daarnaast natuurlijk veel te breedwerkend.
• Op 7 bedrijven schema van 2x Spruzit, en daarna 2 x Naturalis (Beauveria bassiana) getest.
Naturalis heeft toegevoegde waarde, wachten op toelating.
• Spinosad werkt ook, maar Föko is tegen toelating in Duitse bio-teelt.
• Met aaltjes in de praktijk tot nu in de praktijk geen goede resultaten.
Heidrun Vogt, Julius Kühn-Institut, Dossenheim
3
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Van Tephretidae zijn wereldwijd >4000 soorten. R. cingulata, de Amerikaanse kersenvlieg, is in
1983 voor het eerst in CH waargenomen, in 1993 in Freiburg, D. Daarna zeer snelle uitbreiding in
Midden Europa. In 2001 de eerste waarneming in NL, bij een inventarisatie in 2003 lokaal grote
aantallen.
R. cingulata vliegt in juli en augustus, later dan cerasi. Wanneer beide soorten voorkomen,
betekent dat een langdurige vluchtperiode van kersenvlieg. Cingulata speelt vooral een rol op late
rassen.
Waardplanten o.a. Prunus mahaleb, in gebruik als onderstam.
Aantasting door cingulata te herkennen aan: donkerder pop, meerdere uitboorgaten in vrucht,
latere aantasting.
Kirsten Köppler, Dossenheim
Kersenvlieg.
• Boller heeft in verleden een Temperatuursom van 430dd>5 (bodemtemperatuur) vastgesteld
voor begin vlucht.
• Eileg op zoete kers van eind mei tot half juli. Eileg begint pas bij omslag van groene naar gele
kleur, maar eileg gaat door in rijpe vruchten. Waarschijnlijk is de hardheid de bepalende factor en
is er een goede correlatie met de vruchtkleur. Filmopnamen van Urs Wyss laten fraai zien
hoeveel moeite een wijfje heeft om door de vruchtschil te boren.
• Gele Rebell kruisvallen vangen niet de zeer jonge wijfjes. Toevoeging van geurstoffen verbetert
de aantrekkelijkheid voor jonge wijfjes iets.
• Wintermortaliteit is zeer groot. Metingen laten verlies van 88-95% zien tussen afdalen volgroeide
larven en verschijnen van de vrouwtjes. Meningen over oorzaak verschillen. Sommigen zien
abiotische factoren als belangrijkste, maar er zijn ook sluipwespen actief. De laatste zouden ook
verantwoordelijk zijn voor dichtheidsafhankelijke sterfte, waardoor de maatregelen vóór de winter
relatief minder effectief zijn dan maatregelen in het voorjaar.
Jorg Samietz, Wädenswill, CH
Kersenvlieg is in adviesmodel SOPRA opgenomen. Simulatie lijkt vrij goed overeen te komen met
de waargenomen vlucht. Relatief eenvoudig model.
K. Geipel, Bayern
2x acetamiprid in proeven 98-100 % effectief. 1 x 80-90 % effect, dat is te weinig. Dimethoaat
heeft 97% effect. Alle bij een optimale timing. Bij gemengde aanplanten is het moeilijk om het
optimale tijdstip te kiezen.
Contactwerking (duur tot dood):
• Spruzit: 7 minuten
• Mospilan: 5 uur
• Calypso: 7 uur
R. Waldman, Toelatingsinstantie, Braunschweig.
Gaat in op toelating van middelen. Acetamiprid heeft toelating voor 120 dagen, veiligheidstermijn
van 21 dagen. Over dimethoaat wordt nog onderhandeld.
Situatie in Europa zeer divers. In Nederland alleen Gazelle, in België o.a. 9 verschillende
toelatingen voor dimethoaat en 4 voor thiacloprid.
K. Köppler, Dossenheim
Ködersprays, mengsels van lokstoffen en insecticide die pleksgewijs op de boom worden
gespoten. Bespuiting op de boom werkt veel beter dan op vallen of hangende platen. De vliegen
lopen veel rond op vruchten en bladeren, van dit gedrag wordt bij deze techniek gebruik gemaakt.
Resultaten in kooiproef:
Köder
insecticide
effect
GF120
spinosad
goed
Maisquellwasser
spinosad
goed
gist, suiker
Neem
goed
gist, suiker
Spruzit Neu
redelijk
4
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Een lokstof moet attractief zijn, maar dient idealiter niet als voedingsbron, omdat dat de
eilegcapaciteit van de wijfjes zou vergroten.
Spruzit heeft een repellente werking, en is daarom niet geschikt in Köder.
Bij Neem is het belangrijk dat het wordt opgenomen door jonge wijfjes. Zodra er vliegen aanwezig
zijn moet het worden uitgebracht.
In kooiproeven lieten verschillende sprays goede werking zien. In een veldproef een effect van
maximaal 77%.
Howard Thistlewood (niet aanwezig)
Doet zeer veel onderzoek aan kersenvliegen in Okanagan Valley, BC. In Canada wordt Spinosad
ingezet als zeer effectief adulticide tegen met name western cherry fruit fly R. indifferens.
Annette Herz, Dossenheim
Uitgebreid onderzoek gedaan aan bestrijding KV met entomopathogene nematoden. Ook in D is
voor deze toepassing geen toelating nodig. In lab-proeven 88% effect van Nema-plus (Steinernema
felthiae). Verpoppingsbereide larven worden geïnfecteerd, de poppen gaan dood. Poppen worden
niet geïnfecteerd, uit de bodem komende vliegen soms wel. In groot aantal zeer verschillende
veldproeven tot nu toe echter nauwelijks effect van alentoepassing gemeten. Waarschijnlijk speelt
de lange periode waarover larven afdalen een rol. Conclusie: weinig perspectief.
Helga Sermann, Berlin
Entomopathogene schimmels. Aangrijpingspunten zijn de afdalende larven en de vliegen die uit de
grond komen. Vliegen verminderen infectiekansen door zich zeer intensief te poetsen. In labtoetsen is een redelijk effect van diverse schimmelsoorten aangetoond. Veldproeven volgen
komend jaar.
Claudia Daniel, FIBL, CH (net gepromoveerd op KV-onderzoek, stuurt mij proefschrift. Heeft Eric
Wyss opgevolgd als entomoloog bij FIBL, Wyss naar management.)
• Gebruikt in haar lab-proeven druiven als eilegsubstraat.
• Entomopathogene schimmels. Lab-proeven: Beauveria bassiana (Naturalis) zeer effectief op
adulte vliegen. Isaria fumosorosea (PreFeRal) is iets minder effectief. Oude vliegen blijken
gevoeliger dan jonge dieren.
• Attract&kill: Köder +schimmel op gele Rebell kruisvallen was niet effectief. De vallen vangen wel
een flink aantal vliegen, maar te langzaam. Te veel wijfjes komen daardoor tot eileg.
• Bespuiting van bomen met Naturalis-L gaf 60-70% effect (vermindering aantasting) in proeven
met kleine veldjes. Te verwachten effect bij grootschalige toepassing is groter doordat minder
invlieg optreedt. De conidiën blijven gedurende 1 week op het blad actief. Het advies aan
biologische telers is om tijdens de vlucht wekelijks te spuiten.
• Netten op de bodem: door enkele biologische telers toegepast. Is zeer effectief maar te duur en
arbeidsintensief.
• Koolzaadolie heeft ook een effect, waarschijnlijk doordat het oppervlak van de vruchten glad
wordt en de vliegen zich daardoor niet kunnen afzetten bij het inboren tijdens de eileg.
Jürgen Gross, Julius Kühn-Institut, Dossenheim
Van 11 Rhagoletis-soorten zijn markeringsferomonen (host–marking) bekend, stoffen die door
wijfjes tijdens eileg op de vrucht worden achtergelaten, en die bij volgende bezoeken aan die
vrucht herkend worden. Zo wordt voorkomen dat in dezelfde vrucht meerdere eieren worden
gelegd. De stoffen zijn meest hydroxyvetzuren. Er zijn verschillende onderzoeken geweest om met
deze stoffen eileg te voorkomen. In praktijkproeven tot nu toe veel problemen. De stoffen zijn
wateroplosbaar en zouden makkelijk afspoelen. Sommige congresdeelnemers zien toch
interessante mogelijkheden in deze richting.
5
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Conclusies
Het onderzoek in de ons omringende landen biedt enig perspectief. De sector zal zelf moeten
aangeven waar de schadedrempel op sectorniveau ligt. Het verdient aanbeveling de komende jaren
buitenlands onderzoek te blijven volgen en aandacht te geven aan dit probleem. Mogelijk is het
zinvol om op enig moment aan te sluiten bij onderzoek in het buitenland, om gezamenlijk aan een
oplossing te werken.
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
Project
Projectleider
Auteur
Datum
: Bestrijding van de melige pruimenluis
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: H. Helsen/ H. Meijer
: oktober 2009
Inleiding
De melige pruimenluis (Hyalopterus pruni) is van oudsher de belangrijkste
luizensoort op pruim. Bij onvoldoende bestrijding kan de aantasting extreme vormen
aannemen, met geelverkleuring van het blad en vervroegde bladval als gevolg.
Minstens zo belangrijk is de vervuiling van gewas en vruchten door de honingdauw
en de daarop groeiende roetdauw schimmels. De NFO productcommissie Steenfruit
heeft in 2008 al gevraagd om een indicatie voor onderzoek aan deze plaag.
Doel
Doel van de notitie is het inzichtelijk maken van de stand van zaken m.b.t. de huidige
kennis en het beschrijven van onderzoeksmogelijkheden/- richtingen voor een
optimale bestrijdingstrategie van de melige pruimenluis in Nederland.
Resultaten
Met alternatieve bestrijdingsmethoden, middelen of tijdstippen voor de bestrijding
van de melige pruimenluis is in Nederland nauwelijks ervaring, onderzoek aan deze
soort is de laatste 40 jaar in onze streken vrijwel niet gedaan. Onderdrukking mag
verwacht worden van enkele soorten lieve heersbeestjes en van oorwurmen.
Herkenning melige pruimenluis
Lengte 2-3 mm, mei-september
Kenmerken: Lichaam smal, naar achteren toegespitst, met zeer korte siphonen.
Voorkomen: Vooral op pruimen, sleedoorn en grassen op vochtige plaatsen, overal
algemeen.
Levenswijze: De soort leeft tot midden in de zomer aan de onderzijde van bladeren
van pruim en sleedoorn. De gevleugelde dieren wisselen van waardplant en verhuizen
naar grassen, bij voorkeur riet.
De melige pruimenluis verschijnt later dan de eveneens op pruim aanwezige groene
kortstaartluis. Pas in het witte-knop stadium komen de stammoeders uit het ei. In april
en mei zijn dan vaak maar enkele luizen zichtbaar aan de onderkant van de bladeren.
De luizen veroorzaken geen bladkrulling. Pas in juni/juli komen nieuwe generaties
melige pruimenluizen volop tot ontwikkeling. De onderkant van de bladeren kan dan
volledig bedekt zijn met luizen in een poederachtige waslaag (meel). De aantasting
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
door de luizen veroorzaakt een sterke fotosynthesereductie, maar vooral de vorming
van honingdauw veroorzaakt schade aan de vruchten.
Levenswijze
De melige pruimenluis overwintert als ei op de takken van pruim. In april komen de
eerste stammoeders uit het ei en beginnen ongevleugelden te produceren op de
onderkant van de jonge bladeren. De productie van ongevleugelden gaat de hele
zomer door, maar vanaf juni worden ook gevleugelden geproduceerd die vertrekken
naar de zomerwaardplant riet. In juni/juli is de aantasting daarom meestal het grootst.
Vanaf september keert de melige pruimenluis weer terug naar pruim of sleedoorn en
zet daar, na paring, haar eieren af aan de basis van de knoppen op de jonge scheuten.
Maatregelen
In de winter, wanneer de knoppen in rust zijn, kan een bespuiting met minerale olie
uitgevoerd worden op de eieren.
De mogelijkheden voor bestrijding van adulten van de melige pruimenluis beperken
zich tot één middel: het relatief breed werkende Calypso (en 0,1% spruzit).
Bespuitingen worden in de praktijk vooral uitgevoerd wanneer na de bloei de
aantasting duidelijk zichtbaar wordt. Met een tot twee bespuitingen met dit middel
lijkt de plaag op dit moment redelijk onder controle te houden. Wel is een
bestrijdingsstrategie die berust op één middel risicovol in verband met de kans op
resistentieontwikkeling en het risico van verlopen van de toelating van dat middel.
Het ligt voor de hand om één of meer middelen waarvan toelating op korte termijn
mogelijk lijkt, te testen. Daarnaast zou een oriëntering op het gebruik van natuurlijke
vijanden aandacht kunnen krijgen.
Conclusies
Onderzoek aan melige pruimenluis zou getrapt kunnen worden uitgevoerd. Gedurende
een aantal jaren kan dan op kleine schaal de biologie en populatiedynamica worden
onderzocht. De perioden van eileg in het najaar (door luizen die vanaf het riet
(Phragmites communis) naar de boomgaard komen) en het uitkomen van de eieren in
het voorjaar in Nederlandse omstandigheden zouden beter moeten worden
vastgesteld. Hieruit kunnen mogelijk alternatieve momenten voor bestrijding (na de
oogst, voor de bloei) worden afgeleid en getest. Bestrijdingsmogelijkheden buiten de
periode dat er vruchten aan de boom hangen vergroot de toelatingskansen voor
middelen in deze teelt.
Daarnaast zou een oriëntering op het gebruik van natuurlijke vijanden aandacht
kunnen krijgen.
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
Monilia in steenfruit
Project
Projectleider
Auteur
Datum
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: B. Heijne/Bertus Meijer
: november 2009
Inleiding
Er komen in Nederland twee verschillende soorten Monilia voor; M. frutigena en M. laxa.
Een derde soort M. Fructicola staat op de lijst voor quarantaineorganismen in Europa. M laxa
komt in Nederland het meest voor op steenfruit.
Schade ontstaat tijdens de bloei en op beschadigde vruchten (pruimenmot, wespen, gebarsten
kersen), een infectie kan zeer snel overslaan op gezonde vruchten.
Doel
Doel van de notitie is het probleem Monilia in de Nederlandse steenfruitsector in kaart te
brengen, een beeld te geven voor de te verwachten problematiek op het steenfruitperceel en
tevens oplossingsrichtingen aan te dragen voor beschreven knelpunten.
Resultaten
Mogelijkheden voor gewasbescherming anno 2009: gespoten wordt enkele keren tijdens de
bloei van kersenbomen om aantasting van twijgen via de bloem te voorkomen. In de periode
van rijping tot de oogst wordt vaak ook enkele keren gespoten, toepassing afhankelijk van
oogstmoment en veiligheidstermijn (VT).
Beschikbare middelen voor bestrijding Monilia in steenfruit met de wettelijke
veiligheidstermijn
middel
VT in dagen milieubelasting
Captan; toegelaten?
midden
Flint
14
laag
Signum
7
?
Switch
7
Middel na 1
mei hoger
Folicur
7
laag
Teldor
3
laag
Ureum en kaliumfosfiet (tijdens bloei)
Rovral: toelating vervallen per juni 2009
Schade kan worden beperkt door diverse (teelt-)maatregelen:
- In het algemeen hygiënisch werken, opruimen van geïnfecteerde vruchten, en zeker
het voorkomen van gemummificeerde vruchten
2
-
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
zorgen voor een lager percentage gebarsten kersen (raskeuze, constante watergift,
overkapping, droogblazen gewas na regenbui)
schade door insecten zo veel mogelijk uit te sluiten
goede dunning; daar waar noodzakelijk; te veel vruchten dicht bij elkaar vergroten het
risico op Monilia
mogelijk speelt ook goede voeding een rol bij de gevoeligheid voor Monilia
Door het geheel van teeltmaatregelen en gewasbescherming is Monilia in veel gevallen in de
hand te houden. De meeste schade ontstaat bij de niet overkapte teelt van kersen, door infectie
van gebarsten kersen, en verdere infectie van de rest.
Voor de pruimenteelt is door de beperkte Vt het toepassen van blokbeplanting zeer belangrijk.
In (oudere) aanplant waar geen blokbeplanting staat kunnen problemen optreden door de Vt
en de verschillen in oogstdatum.
Mogelijk zijn er potentiële middelen zonder toelating, waarvoor toelating/ontheffing zou
kunnen/moeten worden aangevraagd. Het lijkt verstandig om voor toelatingsonderzoek voor
dergelijke middelen in ieder geval aan te sluiten bij onderzoek voor steenfruit in de ons
omringende landen.
Conclusies
Met de gekozen rassen in de opplant onder kappen in Randwijk lijken er geen knelpunten. In
de pruimenaanplant in Randwijk zijn op korte termijn ook geen grote problemen met Monilia
te verwachten. Indien nieuwe middelen voorhanden komen, kunnen deze wel in de
pruimenaanplant getoetst kunnen worden.
Het is zinvol om voor onderzoek aan nieuwe middelen een vinger aan de polst te houden in
het onderzoek in Midden- en West-Europa.
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
Project
Projectleider
Auteur
Datum
: Kwaliteit en verbeterde bewaring pruim
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: J. Balkhoven
: oktober 2009
Inleiding
Victoria krijgt op de afzetmarkt de komende jaren concurrentie van nieuwe rassen. Het pluk- en
daarmee het afzetseizoen van Victoria is t.o.v. de pruimen uit het Greenery-concept ‘Lazoet’
relatief kort. In het concept ‘Lazoet’ is een van de belangrijkste marketingargumenten de levering
van gelijkwaardige kwaliteitspruimen over een langere periode. De productie van de verschillende
Lazoet rassen sluit mogelijk niet alle jaren naadloos op elkaar aan.
Doel
Om over een wat langere periode pruimen van goede kwaliteit af te kunnen zetten is een
verbeterde vruchtkwaliteit nodig. Een betere vruchtkwaliteit kan de houdbaarheid verbeteren, de
schimmelaantasting verminderen, kan leiden tot minder residu op de vruchten en kan daardoor
mogelijk ook de prijsvorming verbeteren.
Ook voor Lazoet kan het van belang zijn om pruimen voor een periode van één of twee weken
goed te kunnen bewaren.
Werkwijze
Via een korte literatuur-search werden enkele interessante onderzoeken gevonden.
Resultaten
De vruchtkwaliteit van pruimen bepaalt voor een belangrijk deel de bewaarbaarheid. De
vruchtkwaliteit wordt voor een belangrijk deel bepaald door teeltomstandigheden en door het
pluktijdstip. Onderzoek naar het juiste pluktijdstip voor de pruimen uit het concept ‘Lazoet’ is in
gang gezet. Onderzoek naar behandeling van het gewas voor de oogst, en naoogstbehandeling is
mogelijk een optie.
De vruchtkwaliteit van pruimen en met name van Victoria, maar ook van andere (nieuwe) rassen
zou verbeterd kunnen worden door de inzet van bladbemesting met calcium in het groeiseizoen en
met naoogstbehandelingen.
In Noorwegen is veel onderzoek gedaan naar toepassing van calcium op Opal, Victoria en
Jubileum. Met de verbetering van de Ca-opname kon de uitval door schimmelaantasting sterk
worden teruggebracht. Er werd zelfs met calciumbespuitingen hetzelfde effect bereikt als met
fungicidenbespuitingen. De vruchtkwaliteit kan geoptimaliseerd worden door Ca-bespuitingen voor
de oogst en met naoogstbehandelingen met Ca en met warm water. Met name uitval door
vruchtrot kan hierdoor beperkt worden. Dit is geen gangbare praktijkhandeling.
Met het dompelen van de vruchten in warm water na de oogst, kon schimmelaantasting verder
voorkomen worden zonder kwaliteitsverlies. De houdbaarheid werd sterk verbeterd.
De Ca-behandelingen lieten geen (positieve of negatieve) effecten zien op de stevigheid van de
vruchten. Dit zou wel een punt van aandacht moeten zijn in proefbehandelingen bij nieuwe rassen.
De Ca-bespuitingen zullen al vlak na de zetting moeten beginnen om effecten op de hardheid van
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
de pruimen te laten zien.
Er wordt wereldwijd al meer dan 20 jaar onderzoek gedaan naar ‘Conditioned Atmosphere’ (CA)
bewaring van pruimen. Vanwege de gevoeligheid van veel rassen voor CO2 moeten afwijkende
omstandigheden per ras in kaart gebracht worden om tot een verbeterde kwaliteit na bewaring te
komen. G. Poldervaart liet tijdens de kennisdag 2009 resultaten zien van bewaringsproeven in o.a.
Wädenswil, Zwitserland. Uit dit onderzoek bleek ook dat de mogelijkheden voor pruim beperkt zijn.
In de Verenigde Staten is onlangs onderzoek gedaan naar omstandigheden in de bewaring van
Japanse pruimen. Het gebruik van 1-MCP in combinatie met Modified Atmosphere Packaging (MAP)
gaf wisselende resultaten. Verder onderzoek op dit gebied biedt perspectieven maar is kostbaar.
Conclusies
Gewasbespuitingen met Calcium zijn effectief en relatief goedkoop uit te voeren voor een teler.
Voor warmwater behandeling is de investering voor een teler waarschijnlijk te hoog. Toepassing
van warm water op centrale punten zou in een aantal gevallen een oplossing kunnen zijn.
Omdat zowel onderzoek naar CA- en MAP- bewaring, en het bewaren onder die condities voor teler
en afzetorganisatie relatief kostbaar zijn liggen de mogelijkheden waarschijnlijk meer bij onderzoek
per ras naar bladbemesting.
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
Project
Projectleider
Auteur
Datum
: Bestrijding van spint in de teelt van kersen onder kappen
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: H. Meijer
: oktober 2009
Inleiding
Door het toenemende areaal van kersen onder kap (en in kassen) neemt ook de problematiek
met fruitspint (Panonychus ulmi) in omvang toe.
Omdat kersen geplant worden in bestuivercombinaties, en omdat de kersen niet gelijk rijpen
ontstaan er door de veiligheidstermijn van middelen problemen met bestrijding in de periode
vlak voor de oogst. In verschillende teelten, waaronder de pitfruitteelt en verschillende teelten
in de boomkwekerij is aangetoond dat in een aantal gevallen spint effectief kan worden
bestreden met roofmijten.
Doel
In deze notitie moet duidelijk worden wat de kansen zijn voor bestrijding van spint in de
kersenteelt onder kappen. Met deze notitie moet een goede keuze gemaakt kunnen worden
voor eventueel uit te voeren proeven.
Resultaten
Er zijn wel middelen toegelaten in de teelt, maar de effectiviteit verschilt en de
veiligheidstermijn (VT) en de verschillende oogstmomenten van de verschillende rassen
maken een effectieve bestrijding moeilijk.
Toegelaten insectidicen met hun veiligheidstermijn zijn:
middel
VT in dagen
Pirimor
7
Calypso
14
Gazelle
14
Decis
7
Xentari
7
Uit literatuuronderzoek en ervaringen uit de teelt in pitfruit en de boomkwekerij blijkt de inzet
van een vijftal roofmijten meer of minder effectief te kunnen zijn. Ook andere natuurlijke
vijanden kunnen spint bestrijden, maar doorgaans is dat in onvoldoende mate. Typhlodromus,
bekend uit de fruitteelt lijkt zich onvoldoende aan te kunnen passen aan de droge
omstandigheden onder de kappen.
De drie belangrijkste opties voor het bestrijden van spint zijn: A. (Amblyseius) andersoni,
Neoseiulus californicus en P. (Phytoseilus) persimilis.
Normaal gesproken zullen deze natuurlijke vijanden niet spontaan optreden.
Onderzoek aan spintbestrijding in buitenteelt en in rozen onder glas (PPO, A. Van der
Linden) heeft belangrijke inzichten opgeleverd. Een deel van die inzichten is getoets door het
CAF in pilots op praktijkbedrijven. Geert van Gessel gaf op de kennisdag 2009 een kort
overzicht van de behaalde resultaten.
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
De volgende richtlijnen zijn grotendeels ontleend aan Casey & Parrella (2002), aangepast
naar aanleiding van onderzoek rozen 2004-2006 ( Van der Linden) en vormen een houvast
om de situatie met spint en roofmijten (in rozen in kas) te volgen en een beslissing te nemen:
1. Aan het begin van het seizoen het gewas (eventueel) behandelen met een (selectief)
acaricide.
2. In een spintvrij gewas worden preventief roofmijten (Amblyseius andersoni) uitgezet.
3. Wordt spint gevonden: bij een % roofmijten van < 50 % worden door het hele gewas
roofmijten (Phytoseiulus persimilis) losgelaten met aantallen van 1-5 roofmijten /
plant.
4. Wordt spint gevonden: bij een % roofmijten van 50-80 % worden extra roofmijten
geïntroduceerd in de spinthaarden. Hierbij worden gemiddeld 5 roofmijten / plant
losgelaten.
5. Wordt spint gevonden: bij een % roofmijten > 80 % geen roofmijten introduceren.
6. Wordt geen spint, maar wel roofmijten gevonden: geen introductie nodig.
7. Worden geen spint en geen roofmijten gevonden: punt 2.
Mogelijke situaties bij kers in de praktijk en op het steenfruitperceel kunnen met aan kers
aangepaste richtlijnen worden benaderd.
Conclusies
De resultaten van onderzoek aan geïntegreerde en biologische spintbestrijding in
verschillende gewassen laten zien dat natuurlijke vijanden een belangrijke bijdrage kunnen
leveren. Het uitgevoerde onderzoek aan natuurlijke vijanden van spint in roos laat zien dat
ook onder glas een goede spintbestrijding mogelijk is.
Een vertaling van de opgestelde richtlijnen naar het gewas kers is noodzakelijk, maar stuit
naar verwachting niet op grote problemen. In pilots van het CAF werden al – met de
boomkwekerij - vergelijkbare resultaten gevonden.
Na aanpassing kunnen in overleg met Van Gessel nieuwe richtlijnen voor kers worden
toegepast op het steenfruitperceel onder de kappen, eventueel ook op één of enkele
bedrijven met kersen onder glas of onder kappen.
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
van steenfruit
Project
Projectleider
Auteur
Datum
: Alternatieven voor beperking van het risico op nachtvorst in de teelt
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: H. Meijer
: oktober 2009
Inleiding
Het risico op schade door nachtvorst tijdens de bloei van pruim en kers is groot en schade
verschilt sterk van jaar tot jaar en tussen de regio’s. De intensivering van de teelt de laatste
decennia heeft er toe geleid dat bij optreden van schade de schade per hectare ook
aanzienlijk groter is.
Doel
Om het risico op schade voor de teler zo veel mogelijk te beperken, wordt een aantal
mogelijkheden benoemd, en kort besproken.
Resultaten
De uitgave over vorstbescherming van NFO uit 2002 is als basis gebruikt. Kennis is
aangevuld met opmerkingen van verschillende telers en informatie van internet. Verder zijn bij
een bezoek aan PCF de werking van de Frostbuster en Frostguard bekeken en besproken.
Het gebruik van rookpotten is vrij algemeen binnen Nederland. Grootste probleem daarbij is
dat de kosten hoog kunnen oplopen door de hoge kosten van aanschaf van de potten en door
hoge kosten van arbeid bij meerdere nachten vorst in de bloeiperiode.
Sommige telers op lichte – goed doorlatende gronden – passen beregening onder het gewas
toe. Het gebruik van beregening is in veel gevallen voor de teelt van steenfruit uit te sluiten
vanwege de te grote gevoeligheid van steenfruit voor natte grond.
De afgelopen jaren zijn een aantal (chemische) middelen op de markt gekomen waarvan de
producent en/of de leverancier aangeeft dat na bespuitingen één tot enkele dagen voor de
nachtvorst, een bescherming wordt verkregen tegen enkele graden nachtvorst. Hoewel
aangegeven wordt dat er resultaten zijn van onderzoek, wordt in de wetenschappelijke
literatuur hierover niet gepubliceerd. Bij navraag bij een onderzoeker in België bleek dat daar
bij testen van één van die middelen (Killfrost) geen werking kon worden aangetoond. Hij gaf
aan dat verder onderzoek noodzakelijk is.
De afgelopen jaren zijn ook apparaten op de markt gekomen die gebruik maken van
verbrandingswarmte van gas. De warmte wordt verspreid m.b.v. een ventilator. Een goede
verspreiding van de warmte over een rechthoekig perceel lijkt zeer lastig. De te behandelen
oppervlakte kent een sterke beperking, afhankelijk van de apparatuur. Ondanks dit lijkt een
aantal Belgische en Nederlandse telers positief over de mogelijkheden van bijvoorbeeld de
‘Frostbuster’ en de Frostguard.
Frostbuster
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Deze machine is al jaren op de markt in verschillende landen. Door de producent is een
werking voorzien op een oppervlakte van meer dan 10 ha. De machine wordt met trekker met
een snelheid van 10 km/h over het perceel verplaatst, zodat elke 8-10 minuten de machine
terug is op dezelfde plek. De kosten voor aanschaf zijn Ongeveer 15000,- Euro. De kosten
voor het in bedrijf hebben zijn relatief laag. Enkele tientallen Euro’s tot maximaal een paar
honderd Euro per nacht, exclusief loonkosten.
Frostguard
Metingen (van de producent ism PCF) laten zien dat bij een nachttemperatuur van 1-2˚ onder
nul met een piek tot minus 2,7 een temperatuur kan worden gehandhaafd van 0-1˚C op 30
meter afstand.
Dit betekent dat een oppervlakte van π r2 = ruim 2800m2 kan worden behandeld. Als de
machines eenmaal draaien, werken ze verder autonoom. De fabrikant geeft een bereik aan
van 50-60 m voor het type L, en 80-100m voor het type H. De aanschafkosten per machine
zijn ongeveer 3000,- Euro.
Kappen
Kapconstructies voor kersenteelt zijn in Nederland inmiddels vrijwel standaard. Kappen
kunnen tijdens nachtvorst een belangrijke bijdrage leveren aan beperking van schade. Bij
veel constructies is het aanbrengen van de folie zeer arbeidsintensief. Bovendien wordt door
aanbrengen en afhalen van folie de levensduur van die folie sterk beperkt.
Het telen van kersen onder folie vanaf de bloei tot de oogst leidt waarschijnlijk tot teveel
kwaliteitsverlies (lager suikergehalte).
Het gebruik van boogkappen met een oprolbaar dek zou uitkomst kunnen bieden. Omdat de
arbeidsinzet hier vele malen kleiner is, kan bij verwachtte nachtvorst de kap gesloten worden.
Na de bloei wordt de kap weer open gedraaid. Vlak voor de oogst kan de kap opnieuw
worden gesloten. Meerkosten van zo’n kappensysteem moeten worden afgezet tegen
verminderde risico’s tijdens de bloei.
Conclusies
Het verspuiten van middelen die de weerstand tegen machtvorst kunnen verhogen heeft voor
telers mogelijk een voorkeur. Spuitapparatuur is voorhanden, zodat investeringen nihil zijn.
Werking van verschillende middelen is echter niet aangetoond. Omdat eventuele effecten van
middelen bij wisselende weersomstandigheden kunnen verschillen is het ook moeilijk (voor
de producent) om de meest geschikte toepassing te vinden en te vermelden op het etiket.
Daarom ook zal onderzoek zich moeten richten op de effectiviteit van middelen alsook op de
beste methode om het middel toe te passen. Dit laatste zal het onderzoek zeer kostbaar
maken.
Bescherming met verbrandingsapparaten
Frostbuster (€ 15000,-)
Vanwege de omvang van het grote te behandelen oppervlak zal er onder Nederlandse telers
weinig interesse zijn in het gebruik van deze machine.
Frostguard (€3000,-)
De machine is ontwikkeld voor kleinere percelen. Het gebruik van één machine geeft een
cirkelvormig behandeld oppervlak, waardoor ofwel de uithoeken van het perceel niet
behandeld worden, of een relatief groot deel buiten het perceel behandeld wordt. Dit
probleem is te voorkomen door met vier machines (of een ander even aantal) op een
rechthoekig perceel van 1,2 ha te werken. Dit maakt het systeem echter kostbaar door de
hoge investering.
Ook voor de Frostbuster en de Frostguard zal het moelijk zijn om wetenschappelijk aan te
tonen dat de machines werken, en hoe ze het beste kunnen worden gebruikt. Het is aan de
telers om op basis van vertrouwen een aanschaf te overwegen.
Er moet een economische berekening worden gemaakt waarbij risico’s tijdens de bloei
(nachtvorst en Monilia infecties door regen) worden afgezet tegen de meerkosten van de kap.
Uiteraard dienen ook andere afwijkende kosten te worden meegenomen.
1
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
NOTITIE
Onderwerp
: Bemesting steenfruit
Project
Projectleider
Auteur
Datum
:‘perceel steenfruit’ (3261081400)
: H. Meijer
: R. van der Maas/ H. Meijer
: december 2009
Inleiding
De kersen- en pruimenteelt wordt in Nederland steeds meer geïntensiveerd. De percelen in
Randwijk hebben een voorbeeldfunctie voor de Nederlandse sector.
De bemesting of fertigatie heeft invloed op o.a. het barsten van kersen, op de (bewaar-)
kwaliteit van kersen/pruimen, op de productie en vruchtmaat en op de groei van de boom.
Een optimale bemesting bij een intensieve teelt is nog niet uitvoerig onderzocht. Het is van
belang om kennis over de effecten op de verschillende eigenschappen zoals barsten,
bewaarkwaliteit en boomgroei in onderzoek af te gaan wegen. Een eerste pilot naar
verbeterde fertigatie door Fruitconsult in 2006-2008 leverde nog onvoldoende inzichten op.
Doel
Beschrijven van de uit te voeren standaard bemesting en van de mogelijkheden om
onderzoek te doen naar verbeteren van de bemesting in steenfruit. Verder moeten resultaten
van belangrijk (internationaal) onderzoek inzichtelijk worden om later tot een degelijk voorstel
voor bemestingsonderzoek te kunnen komen.
Resultaten
Uitgangspunten bemesting bij grootfruit
Het algemene uitgangspunt bij de bemesting van grootfruit gewassen is dat het
bemestingsadvies het best kan worden vastgesteld op basis van de gehalten van de
mineralen in het blad. Dit is gebaseerd op de bevinding bij appel dat de relatie tussen het
aanbod van mineralen in de grond en de gewasreactie heel zwak is. De relatie tussen het
gehalte aan mineralen in het blad en de gewasreactie is veel beter. Vandaar dat de
bemestingsgift wordt vastgesteld op basis van het bladgehalte:
in eerste instantie wordt de behoefte dan duidelijk
vervolgens wordt de bemestingsgift verhoogd totdat het juiste bladgehalte
gerealiseerd is (de grootte van deze gift is, bij eenzelfde tekort in het blad, dus
verschillend per boomgaard)
Rasspecifieke streefwaarden
Op basis van jarenlang onderzoek en daarnaast praktijkervaring zijn in 1994 de streefwaarde
voor mineralen in blad voor appel en peer vastgesteld (Kodde, J, 1994. Adviesbasis voor de
bemesting van fruitteeltgewassen in de volle grond, IKC-AT; zie tabel 1). Voor de mineralen
stikstof en kalium zijn rasspecifieke streefwaarden vastgesteld. Elk ras heeft zijn sterke en
zwakke punten op gebied van groei, bloemknopvorming, vruchtgroei, vruchtkwaliteit en
bewaring. Omdat de individuele mineralen deze verschillende aspecten positief of negatief
beïnvloeden, zijn de streefwaarde per ras verschillend, al naar gelang wat voor elk specifiek
ras het zwaarste weegt. Zo worden groei en bloemknopvorming sterker bij een hoger
stikstofgehalte, maar worden vruchtkwaliteit en bewaareigenschappen negatief beïnvloed.
2
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
Voor kers zijn door Boesveld (DLV) streefwaarden opgesteld, waarschijnlijk op basis van
internationale literatuur en ervaring. Rasspecifieke streefwaarden voor kers kon hij niet
geven. Omdat kersenrassen, net als bij appel, verschillen in eigenschappen ligt het voor de
hand dat de streefwaarden voor mineralen, zeker voor de belangrijkste mineralen stikstof en
kalium, per kersenras verschillen. Voor het ras Kordia is bijvoorbeeld van belang dat de
bloemknopvorming zo veel mogelijk gestimuleerd wordt om een terugval in bloei te
voorkomen.
Streefwaarden en nieuwe teeltsystemen
Hierboven is al gesteld dat elk ras heeft zijn sterke en zwakke punten heeft op gebied van
groei, bloemknopvorming, vruchtgroei, vruchtkwaliteit en bewaring en dat dat vaak kan leiden
tot rasspecifieke streefwaarden voor mineralen (zie appel in tabel 1). Wanneer echter het
teeltsysteem wijzigt, bijvoorbeeld door gebruik van een andere onderstam, het telen onder
kappen en misschien zelfs een nauwere plantafstand of andere boomvorm, dan worden
groei, bloemknopvorming en pluktijdstip (en meestal ook bewaareigenschappen) beïnvloedt.
Dit kan ook leiden tot een andere streefwaarde voor mineralen.
Streefwaarden en ontwikkeling in markt en bewaring
Wanneer de markt grotere vruchten vraagt en de marktsituatie verlangt dat vruchten bewaard
kunnen worden (dus dat vruchten harder zijn bij de pluk), zullen streefwaarden voor
mineralen ook meestal aangepast moeten worden. Het compromis tussen groei,
bloemknopvorming, vruchtgroei, vruchtkwaliteit en bewaring valt dan immers anders uit,
mede omdat sommige problemen dan vaak niet via bemesting, maar via aanpassing van het
teeltsysteem aangepakt worden (bijvoorbeeld: kappen tegen barsten van grote en harde
vruchten die voor bewaring zijn bestemd).
Standaard
Er is een literatuursearch uitgevoerd. Er is de afgelopen decennia veel onderzoek uitgevoerd
naar bemesting van kersen en pruimen. Onderzoek op aanplant in intensieve teelt is maar
beperkt uitgevoerd. In een aantal gevallen is gekeken naar de invloed van bemesting op
specifieke eigenschappen. Kennis uit deze onderzoeken kan worden meegenomen in de
opzet van de bemestingstrategie.
De standaard die Fruitconsult kiest als streefwaarde voor bemesting en voor bladinhoud kan
als uitgangssituatie dienen voor het perceel steenfruit en voor het onderzoek.
Conclusies
Het is niet te doen om voor elke aanpassing in ras, teeltsysteem, marktvraag en
bewaarstrategie onderzoek te doen naar de juiste streefwaarde. Het ligt wel voor de hand dat
wanneer deze aspecten in de loop van de decennia drastisch gewijzigd zijn, dat voor de
meest toepaste en perspectiefvolle combinatie van deze aspecten, naar de juiste
streefwaarden voor de mineralen gezocht moet worden. Hierin moeten keuzes gemaakt
worden.
Daarnaast ligt het voor de hand om een keus te maken in de mineralen waarnaar gekeken
zou moeten worden. Omdat stikstof en kalium de mineralen zijn die in de grootste
hoeveelheid gegeven worden, het meeste aanwezig zijn in de boom en de meeste invloed
hebben op groei, bloemknopvorming, vruchtgroei, vruchtkwaliteit en bewaring, ligt het voor de
hand met deze mineralen te beginnen.
Een onderzoeksvoorstel zal worden opgesteld in overleg met Fruitconsult en enkele telers die
de PC steenfruit vertegenwoordigen.
Tussentijdse rapportage
1. Datum:
28-12-2009
2. Projecttitel:
Meerjarenplan inrichting onderzoek- en demonstratiepercelen steenfruit
Randwijk
13668
3. Projectnummer PT:
4. Intern projectnummer: 32 610 814 00
5. Projectleider:
Adres:
Tel:
Fax:
Email:
Ing. H. Meijer
Lingewal 1, 6668 LA, Randwijk
0488-473707
0488-473717
[email protected]
6. Gewas: (indien van toepassing):
Steenfruit; kers en pruim
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1 -1- 2009- 31-12-2013
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Er wordt op het steenfruitperceel kennis ontwikkeld om de vernieuwingen in de sectoren te
ondersteunen, en knelpunten in de teelt op te lossen. Door hun uitstraling zijn de steenfruit percelen
uitermate geschikt om onder leiding van onderzoekers van PPO Fruit (groepen) telers te ontvangen, en
bekend te maken met de laatste ontwikkelingen. Het onderzoeksprogramma op de steenfruit percelen
moet een positieve uitstraling geven van wat er in deze teelten mogelijk is.
9. Periode waarover wordt gerapporteerd:
1 januari 2009 – 31 december 2009
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
Vooroverleg over doelstellingen, aanplant rassen en te gebruiken onderstammen
Overleg over inrichting perceel, kwaliteit plantmateriaal en uitvoering van de inrichting
Overleg in voorjaar met PC steenfruit over doelstellingen en notities
Herschrijven van plan van aanpak 2009 in het najaar
Uitwerking van de diverse notities aan de hand van o.a. korte literatuursearches, bezoek aan
diverse bijeenkomsten, overleg met telers en intern overleg.
Ondersteuning bij toelichten en bespreken van de mogelijkheden van de teelt van de Lazoet
pruimen bij bestaande telers, nieuwe telers en op de open dag op 13 augustus in Randwijk
Bespreking van de aanplant en gewasverzorging met steenfruitvoorlichter van Fruitconsult
Bezichtiging en bespreking van de aanplant met een vertegenwoordiging van de PC in de
nazomer
Gedurende 2009 zijn verschillende gesprekken gevoerd met leveranciers van kappen en
kapconstructies. Er is een voorlopige keuze gemaakt voor kappen aan te brengen in de winter
209/2010. Voorgesteld is deze keuze nog te bespreken met een vertegenwoordiging van de PC
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Het ingekochte plantmateriaal was van redelijke tot goede kwaliteit. Op enkele bomen na is zowel het
kersenperceel als het pruimenperceel in het voorjaar van 2009 volledig aangeplant. Er is weinig uitval
opgetreden, zodat de percelen vanaf 2010 geschikt zijn voor onderzoek.
Afdeling Onderzoek, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470616, fax 079 3470404,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/3
Eerder genoemde knelpunten in de teelt werden in de zomer en het najaar uitgewerkt tot notities (zie
bijlagen). Tussen sommige notities is logischerwijs enige overlap. In een aantal notities werden
conclusies getrokken. Deze conclusies kunnen helpen richting te geven aan het onderzoek aan de door
de PC aangegeven knelpunten.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd (bijgevoegd als
bijlagen):
Notities:
-
Bemesting steenfruit
Dunning van zoete kers
Problematiek van de kersenvlieg in Nederland
Bestrijding van de melige pruimenluis
Monilia in steenfruit
Kwaliteit en verbeterde bewaring pruim
Bestrijding van spint in de teelt van kersen onder kappen
Alternatieven voor beperking van het risico op nachtvorst in de teelt
Invloed van GA3 op knopvorming
Beschrijving aanplant en activiteiten 2010
In de laatste notitie is een beschrijving opgenomen van de aanplant in 2009, en de voorgestelde
activiteiten 2010. Op 4 jan is afgesproken dat deze notitie nog wordt aangepast en nagezonden.
Inhoud wordt afgestemd met het vak (PC en voorlichting). Afspraken moeten worden gemaakt over
inhoudelijke begeleiding vanuit de PC steenfruit.
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering (gehele
project tot op moment van rapportage):
De doelstellingen voor 2009 zijn gehaald. Hierbij bleek het niet mogelijk de notities op een dusdanig
moment af te ronden dat ze ook daadwerkelijk met de PC besproken konden worden in 2009. Inmiddels
heeft de PC haar voorkeur voor te onderzoeken knelpunten voor 2010 aangegeven.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
Go criterium volgens het projectplan:
N.v.t.
32 610814 00 Tussentijdse rapportage 010109-311209.doc / 01-07-14
Bladzijde
3/3
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
In 2010 wordt bij kers aan de volgende thema’s aandacht besteed:
1. Nieuwe rassen; demonstratie mogelijkheden diverse nieuwe rassen, beperkt vastleggen
productie en kwaliteitsgegevens.
2. Tonen van intensieve teelt, groei en snoei op verschillende onderstammen.
3. Bemesting van kersen; met focus op fertigatie en bladmeststoffen;
De thema’s voor pruimzijn:
4. Nieuwe blauwe pruimen rassen in intensieve teelt; focus op Lazoet
5. Tonen van intensieve teelt van pruimen,.
6. Bemesting van pruim ; met focus op fertigatie en bladmeststoffen;
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot verschuivingen in de
financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja kort toelichten.
Nee.
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
32 610814 00 Tussentijdse rapportage 010109-311209.doc / 01-07-14
Tussentijdse rapportage
1. Datum
21-10-2010
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 1: nieuwe rassen kers
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32691081400
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
Kers
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-1-2010 t/m 31-12-2012
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Toetsen en demonstratie van nieuwe rassen kers die op relatief korte termijn bij kunnen dragen
aan verbreding van het sortiment kersen in de Nederlandse teelt, met name via het opvullen van
periodes die als gaten in de aanvoerperiode worden gezien
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2010 t/m 31-12-2010
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
Beplanting is onderhouden, en aangevuld met het ras Grace Star. Tegen de bloei werden de
kersenkappen geplaatst.
Waarnemingen gebeurden volgens planning aan bloei, zetting en productie in kg per boom.
Verder werden in het laboratorium de vruchteigenschappen van de verschillende rassen
vastgelegd.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Na het verhagelen van een deel van de planten en het verzorgen van de planten in pot
2008/2009 was 2010 het eerste jaar met een redelijk te beoordelen vruchtdracht. Enkele rassen
kwamen positief naar voren wat betreft vruchtdracht en vruchtkwaliteit. Andere rassen stelden
teleur in het eerste jaar van beoordelen. Bij één van de rassen was een zeer groot percentage
van de vruchten gebarsten. Bij gematigde weersomstandigheden onder kappen is dat
onacceptabel. Dit ras zal bij gelijke resultaten in 2011 waarschijnlijk eind 2011 gerooid worden.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Als producten stond in het projectvoorstel voor 2010 alleen de mogelijkheid tot een rondleiding.
Er is een rondleiding geweest voor kersentelers onder glas. Er is kort stilgestaan bij de specifieke
behoefte die zij hebben aan nieuwe rassen (vroeg, beperkte groei).
Er zijn interviews geweest met (en 28-6 uitgezonden door) Radio Gelderland en TV Gelderland.
Een kort interview heeft geleid tot een artikel in dagblad De Gelderlander.
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Uitvoering is volgens planning verlopen. De meeste bomen hebben redelijk geproduceerd, zodat
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/2
een beoordeling van dracht en vruchtkwaliteit mogelijk was. Het verplanten van de bomen de
afgelopen jaren en de hagelschade hebben in enkele rassen meer schade gedaan dan in andere
rassen. Schade bestaat uit minder vertakking en/of gommen op wonden en zelfs op de stam.
Eén ras werd verwijderd vanwege overmatig gommen. Dit ras had geen hagelschade opgelopen.
Vanaf de start van het traject is het de bedoeling geweest om rassen die onvoldoende presteren
te rooien en te vervangen door nieuwe rassen die op het punt van praktijkintroductie staan. Door
de PC werd aangedragen dat zich mogelijk herinplant problemen voor kunnen doen. Na
raadplegen van een aantal experts is geconcludeerd dat groeibeperking door herinplant
weliswaar kan optreden, maar dat dit bij goede plantgat behandeling niet zal leiden tot een
significant ander beeld van het ras dan op volledig verse grond. Gaten in de aanplant onder de
kappen kunnen daarom gewoon worden opgevuld met geschikte nieuwe rassen.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
n.v.t.
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
Beoordelingen aan bestaande rassen worden in 2011 herhaald. Bij knelpunten wordt contact
opgenomen met de raseigenaren. Rassen die niet voldoen aan de eisen voor de Nederlandse
sector worden voorgedragen voor de rooilijst. Rooilijst zal met redenen van opnemen worden
besproken met een teeltvertegenwoordiging uit de sector.
Er zal internationaal contact worden onderhouden met rassenonderzoekers om te beoordelen
welke nieuwe rassen mogelijk in aanmerking komen voor opname. Daar waar mogelijk en zinvol
zullen 1 a 2 rassen kunnen worden opgenomen. Dit ook ter beoordeling aan de PC steenfruit.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
Tussentijdse rapportage
1. Datum
11-11-2010
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 2: tonen intensieve teelt kers; proeven snoeien
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32691081400
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
Kers
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-4-2009 t/m 31-12-2013
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Vergelijken en tonen van snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve kersenteelt op
arbeid en productie. Het vergelijken van twee onderstammen om groeiverschillen en de
groeireactie op snoei te tonen is hierbij essentieel. Aandacht wordt gegeven aan de belangrijkste
opties van snoei in een jong gewas door twee verschillende voorlichters. Belangrijk aspect van
het perceel is de mogelijkheid om snoeimogelijkheden en groei- en productiereacties op het
perceel te bespreken met het vak.
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2010 t/m 31-12-2010
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
De beplanting is onderhouden, tegen de bloei werden de kersenkappen geplaatst. Eén ras
waarvan vrijwel alle bomen sterk gomden werd gerooid. Bomen buiten de snoeiproeven werden
standaard gesnoeid naar inzicht en advies van Fruitconsult.
Snoeihandelingen in de proeven werden gevolgd en besproken met twee voorlichters.
Snoeihandelingen werden beschreven en de beschrijving werd teruggekoppeld met de
voorlichters. Vastgelegd werden per object o.a. het aantal knippen en het aantal takken dat werd
uitgebogen.
In de pluk werd de productie en de kwaliteit van de productie per boom vastgelegd.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Beide voorlichters gaven aan dat snoeihandelingen in het eerste jaar ten koste gaan van de
productie. Die productie wordt later ingehaald door vorming van een betere boom. Uit de
productiegegevens van het eerste seizoen blijkt inderdaad dat meer snoei heeft geleid tot wat
minder productie. Het is nu nog te vroeg om gegevens te vermelden. De gevonden waarden
kunnen alleen worden gebruikt in samenhang met de gegevens uit latere jaren.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Er is een rondgang geweest van kersentelers onder glas. Er is daarbij kort stilgestaan bij de
specifieke behoefte die zij hebben aan nieuwe rassen, onderstammen en snoei (vroeg, beperkte
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/2
groei).
Tijdens de rondgang op de open dag in Randwijk is kort aandacht besteed aan de aanplant en de
doelen binnen de gekozen thema’s.
Er zijn interviews geweest met (en 28-6 uitgezonden door) Radio Gelderland en TV Gelderland.
Een kort interview heeft geleid tot een artikel in dagblad De Gelderlander.
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Uitvoering is volgens planning verlopen.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
n.v.t.
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
De gekozen snoeistrategieën worden in 2011 voortgezet door de voorlichters. Het aantal
handelingen en de invloed ervan op de groei en productie zal weer worden vastgelegd.
In overleg met de PC steenfruit is een toelichting van de proeven voor de sector mogelijk.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
Nee
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
Tussentijdse rapportage
1. Datum
11-11-2010
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 4: Nieuwe blauwe pruimenrassen in intensieve teelt
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32691081400
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
pruim
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-4-2009 t/m 31-12-2012
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Doel van de aanplant Lazoet rassen is om een grotere groep telers kennis te laten maken met de
blauwe rassen, waardoor uiteindelijk de groep telers en daarmee het concept breder wordt
verspreid dan de huidige groep Greenery-telers. Daarnaast dient de aanplant om met telers (groepen) aspecten van de intensieve teelt te bekijken en bespreken. Eén van de aspecten in
2010 en 2011 is om gegevens over geschikte bestuiverrassen compleet te maken.
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2010 t/m 31-12-2010
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
De beplanting is onderhouden en gesnoeid naar oordeel en advies van de voorlichter van
Fruitconsult. Dunning werd handmatig uitgevoerd.
Begin juni werd de zetting beoordeeld, en tegen de pluk werd het aantal vruchten vastgelegd.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Groei en gewasontwikkeling van de rassen verloopt naar wens.
De resultaten uit de bestuivingen zijn als volgt:
Op 14 april werd stuifmeel verkregen van Warwickshire Drooper (WD, collectie Frederiksoord).
De gebruikte bloesem van WD kwam uit een gebied waar de bloei bijna een week later was dan
in Randwijk. Hierdoor moesten de takken met bloesem op vaas in een warme ruimte in bloei
getrokken worden.
Voor de bestuivingsproeven werden bloemen van de Lazoetnummers 1, 2 en 4 handmatig
gedund tot een acceptabel aantal per tak en daarna handmatig bestoven met pollen van Opal en
Warwicksire Drooper. Bestuivingen vonden plaats van 14 tot 19 april 2010.
Percentage zetting na rui
RAS 1 RAS 2
RAS 4
Opal
42.9
54.5
19.1
vrije best.
29.1
23.2
17.0
Warwickshire Drooper
27.7
57.7
16.8
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/2
Op en nabij een rassenperceel is altijd voldoende en divers pollen aanwezig voor een goede
bestuiving en zetting. In deze proef zien we dat terug in een zetting van 17% op ras 4 tot 29% op
ras 1. In de regel geeft een zetting van 20% bij de Lazoetrassen al noodzaak tot dunnen.
Van het ras Opal was bekend dat het een goede bestuiver is voor de drie Lazoet-rassen, dit
vinden we terug in hoge percentages zetting.
Warwickshire Drooper geeft in 2010 goede zetting op alle drie de Lazoetnummers. De zetting op
ras 2 is zelfs extreem goed.
De gebruikte bloesem van WD kwam uit een gebied waar de bloei een week later was dan in
Randwijk. Hierdoor moesten de takken met bloesem in een warme ruimte in bloei getrokken
worden.
Lazoetras 5 is op verschillende onderstammen aangeplant. De kleine boompjes op onderstam
VVA-1 hebben in 2010 nog geen vrucht gedragen.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Tijdens de rondgang op de open dag in Randwijk is kort aandacht besteed aan de aanplant en de
doelen binnen de gekozen thema’s.
Er zijn enkele pruimentelers en potentiële Lazoet-telers op bezoek geweest om de aanplant te
bekijken en vragen te stellen over de rassen.
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Uitvoering is volgens planning verlopen. Vragen vanuit de Lazoet-pilot over o.a. pluktijdstippen in
eerdere jaren werden beantwoord.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
n.v.t.
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
Waarschijnlijk bloeit Warwickshire Drooper op het goede moment om goede bestuiving te kunnen
geven.
Volgens plan kleinschalig herhalen van de bestuiving. Vastleggen dat bloeitijdstip van WD
voldoende vroeg is om de drie rassen op natuurlijke wijze te kunnen bestuiven. Ten behoeve van
mogelijk geïnteresseerde telers moet een korte beschrijving samengesteld worden van de
kenmerken van het ras WD. Daarnaast zal in de winter 2010/2011 de rasbeschrijving voor ras 5
verder worden uitgewerkt.
Presentatie van de gegevens op een van de Lazoet-bijeenkomsten.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
Nee
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
Tussentijdse rapportage
1. Datum
21-10-2010
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 5: tonen intensieve teelt pruimen
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32691081400
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
Pruim
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-1-2010 t/m 31-12-2013
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Vergelijken en tonen van snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve pruimenteelt.
Belangrijk aspect van het perceel is de mogelijkheid om snoeimogelijkheden en groei- en
productiereacties op het perceel te bespreken met het vak.
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2010 t/m 31-12-2010
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
In het voorjaar werd door twee voorlichters afzonderlijk een deel van de aanplant gesnoeid. Snoei
en doel van de snoeihandelingen werden door de onderzoeker vastgelegd, evenals het aantal
snoeihandelingen per object.
Bloei en vruchtzetting werden vastgelegd in respectievelijk april en juni. De productie werd
vastgelegd in kg per boom en gemiddeld vruchtgewicht per object.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Opvallend is dat het aantal snoeihandelingen bij de ene voorlichter 10-20% lager ligt dan bij de
e
andere voorlichter. In het 1 jaar heeft dat niet geleid tot eenduidige afwijkingen in productie in
kilogrammen of in gemiddeld vruchtgewicht.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Een kleine groep Greenery-telers heeft onder begeleiding de jonge aanplant kunnen vergelijken
met de oudere bomen uit het rassenonderzoek die nog op Randwijk aanwezig waren.
Tijdens de open dag ‘Fruitteelt Kenniscentrum Randwijk’ is kort stilgestaan bij de doelstellingen
van de steenfruitaanplant.
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
De ontbrekende aanplant is in 2010 voltooid. Slechts enkele bomen moesten worden ingeboet.
Snoeiproeven, groei en productie verlopen volgens planning. In de winter 2010/2011 wordt nog
de groeireactie op de snoei beschreven.
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/2
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
nvt
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
Voortzetting van snoei van de objecten door de voorlichters, volgen van de groeireactie en de
productie. Het object ‘Opal op VVA-1’ betreft 1 rij bomen, deze bomen hebben in 2010 dezelfde
uitgangssituatie en worden vanaf 2011 op twee manieren gesnoeid door de voorlichters..
Een toelichting naar het vak over de doelstellingen en de praktische uitvoering van de proeven is
in 2011 mogelijk. Een steenfruitdag of de open dag zouden daar een goed moment voor zijn.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
Nee.
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
32 610814 00 Tussentijdse rapportage thema5 2010.doc
Tussentijdse rapportage
1. Datum
21-12-2011
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 1: nieuwe rassen kers
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32 610814 00
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
Kers
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-1-2010 t/m 31-12-2012
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Toetsen en demonstratie van nieuwe rassen kers die op relatief korte termijn bij kunnen dragen
aan verbreding van het sortiment kersen in de Nederlandse teelt, vooral via het opvullen van
periodes die als gaten in de aanvoerperiode worden gezien
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2011 t/m 31-12-2011
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
Beplanting is onderhouden. De kersenkappen werden in de winter hersteld na de stormschade
juli 2010.
Waarnemingen gebeurden volgens planning aan bloei, zetting en productie in kg per boom.
Verder werden in het laboratorium de vruchteigenschappen van de verschillende rassen
vastgelegd.
Op enkele momenten is er contact geweest met (de voorzitter van) de productcommissie, over de
scheurtjes in Carmen en over de te geven presentatie op de kennisdag.
In december werd een presentatie gegeven over twee opvallende rassen op de fruitteelt
kennisdag in Wageningen.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
In 2011 zijn eerder aangeschafte bomen van het ras Korvic geplant.
Enkele rassen kwamen evenals in 2010 positief naar voren wat betreft vruchtdracht en
vruchtkwaliteit. Andere rassen stelden net als in het eerste jaar weer teleur. Bij één van de rassen
(Carmen) was een zeer groot percentage van de vruchten in 2010 licht gescheurd. In 2011 was
het percentage af te keuren vruchten van dit ras veel lager, nl. 5-10 procent. Het ras Penny liet
een goede productie zien met een goede smaak en uitstalleven. In 2012 moet het ras laten zien
dat het voldoende nieuw hout heeft gemaakt om de productie door te kunnen laten stijgen.
Andere rassen laten (nog) te lage producties of te kleine vruchtmaat zien. Van twee van deze
nummers kunnen mogelijk beter bestoven worden. Zij bloeien vroeg, zonder dat er geschikt
stuifmeel aanwezig is.
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/7
Er is een rooilijst met 6 nummers samengesteld op basis van ongeschiktheid voor de
Nederlandse markt.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Er is een rondleiding gegeven voor de telers van Young Fruitmasters met informatie over
rassenwerk kers en het thema ‘intensieve teelt kers’. (28 juni 2011)
Er is een lezing met PowerPoint presentatie gegeven van twee rassen tijden de fruitteelt
kennisdag in Wageningen (2 december, Hof van Wageningen; presentatie bijgevoegd)
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Uitvoering is volgens planning verlopen. De meeste bomen hebben redelijk tot goed
geproduceerd, zodat een beoordeling van dracht en vruchtkwaliteit mogelijk was.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
n.v.t.
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
Beoordelingen aan bestaande rassen worden in 2012 herhaald. De rooilijst zal met redenen van
opnemen worden besproken met een teeltvertegenwoordiging uit de sector/productcommissie,
waarna daadwerkelijk gerooid zal worden in februari 2012.
Bomen van Carmen blijven nog staan. Indien toeleveranciers het wensen kunnen zij hun
‘producten tegen het barsten van kersen’ tegen te maken kosten laten testen.
Er zal internationaal contact worden onderhouden met rassenonderzoekers om te beoordelen
welke nieuwe rassen mogelijk in aanmerking komen voor opname. Daar waar mogelijk en zinvol
zullen 1 a 2 rassen kunnen worden opgenomen. Voorstellen zullen worden kortgesloten met de
PC steenfruit.
In het projectplan is opgenomen dat in 2012 een artikel zal worden geschreven over dit thema.
Verder is er aandacht voor dit thema mogelijk tijdens de te organiseren ‘Steenfruitdag 2012’.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
Bladzijde
3/7
Bladzijde
4/7
Bladzijde
5/7
Bladzijde
6/7
Bladzijde
7/7
Tussentijdse rapportage
1. Datum
20-12-2011
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 2: tonen intensieve teelt kers; proeven snoeien
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32 610814 00
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
Kers
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-4-2009 t/m 31-12-2013
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Vergelijken en tonen van snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve kersenteelt op
arbeid en productie. Het vergelijken van twee onderstammen om groeiverschillen en de
groeireactie op snoei te tonen is hierbij essentieel. Aandacht wordt gegeven aan de belangrijkste
opties van snoei in een jong gewas door twee verschillende voorlichters. Belangrijk aspect van
het perceel is de mogelijkheid om snoeimogelijkheden en groei- en productiereacties op het
perceel te bespreken met het vak.
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2011 t/m 31-12-2011
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
De beplanting is onderhouden. Bomen buiten de snoeiproeven werden standaard gesnoeid naar
inzicht en advies van Fruitconsult.
Snoeihandelingen in de proeven werden gevolgd en besproken met twee voorlichters.
Snoeihandelingen werden beschreven en de beschrijving werd teruggekoppeld met de
voorlichters. Vastgelegd werden per object o.a. het aantal knippen en het aantal takken dat werd
uitgebogen. Begin juni werd voor alle snoeiobjecten door de voorlichters onafhankelijk besloten
tot vruchtdunning. De vruchtdunning was voor betere maatsortering te laat.
In de pluk werd de productie en de kwaliteit van de productie per boom vastgelegd.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Beide voorlichters gaven aan dat snoeihandelingen in het eerste jaren ten koste gaan van de
productie. Die productie wordt later ingehaald door vorming van een betere boom. Uit de
productiegegevens van het eerste seizoen blijkt inderdaad dat meer snoei heeft geleid tot wat
minder productie. In 2011 blijkt al dat bomen op de onderstam Gisela 3 (te) veel bloemknoppen
maken, waardoor de groei en verjonging in het gedrang lijkt te komen. Dit leidt tot extra
snoeihandelingen.
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/2
Het is nu nog te vroeg om verdere gegevens te vermelden. De gevonden waarden kunnen alleen
worden gebruikt in samenhang met de gegevens uit latere jaren.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Er is een toelichting geweest over het thema ‘intensieve teelt van kersen’ voor klanten van
‘StoneFruitConsult’ (25 mei 2011)
Er is een rondleiding geweest voor de telers van Young Fruitmasters met informatie over
rassenwerk kers en het thema ‘intensieve teelt kers’ (28 juni 2011).
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Uitvoering is volgens planning verlopen.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
De snoeiproeven lopen volgens planning.
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
De gekozen snoeistrategieën worden in 2012 voortgezet door de voorlichters. Het aantal
handelingen en de invloed ervan op de groei en productie zal weer worden vastgelegd.
In de winter van 2012/13 kunnen de eerste resultaten van de snoeistrategien worden besproken
met (een vertegenwoordiging van) de sector.
Verder is er aandacht voor dit thema mogelijk in de rondleiding tijdens de te organiseren
‘Steenfruitdag 2012’.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
Nee
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
Tussentijdse rapportage
1. Datum
20-12-2011
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 4: Nieuwe blauwe pruimenrassen; demonstratie Lazoet
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32 610814 00
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
pruim
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-4-2009 t/m 31-12-2012
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Doel van de aanplant Lazoet rassen is om een grotere groep telers kennis te laten maken met de
blauwe rassen, waardoor uiteindelijk de groep telers en daarmee het concept breder wordt
verspreid dan de huidige groep Greenery-telers. Daarnaast dient de aanplant om met telers (groepen) aspecten van de intensieve teelt te bekijken en bespreken. Eén van de aspecten in
2010 en 2011 is om gegevens over geschikte bestuiverrassen compleet te maken.
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd:
1-1-2011 t/m 31-12-2011
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
De beplanting is onderhouden en gesnoeid naar oordeel en advies van de voorlichter van
Fruitconsult. Dunning werd handmatig uitgevoerd.
Op ras 2 werden bestuivingsproeven van 2010 herhaald.
Begin juni werd de zetting beoordeeld, en bij de pluk werd de productie vastgelegd.
In juni ontwikkelde zich een relatief hoog aantal infecties van Pseudomonas. Bomen van de
rassen 2, 4 en Victoria werden in takken dan wel stam aangetast. Omdat enkele infecties uit 2010
na aansnijden niet hadden geleid tot afsterven van de bomen is in nauw overleg met voorlichting
en onderzoeker M. Wenneker besloten een bij deel van de bomen de infectie aan te snijden/
bloot te leggen.
Op de bomen van ras 5 werd een kleine drachtpilot uitgevoerd. Op bomen met verschillende
drachtniveaus werd het percentage suiker bepaald in aanloop naar de pluk.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Groei en gewasontwikkeling van de rassen verloopt naar wens.
De resultaten uit de bestuivingen zijn als volgt:
Op begin april werd stuifmeel verkregen van Warwickshire Drooper (WD, collectie Frederiksoord).
Voor de bestuivingsproeven werden bloemen van de Lazoetnummer 2 handmatig gedund tot een
acceptabel aantal per tak en daarna handmatig bestoven met pollen van Opal en Warwickshire
Drooper. Bestuivingen vonden plaats van 1 - 4 april 2011.
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/6
Percentage zetting na rui (2010)
Opal
vrije best.
Warwickshire Drooper
RAS 1
42.9
29.1
27.7
RAS 2
54.5
23.2
57.7
RAS 4
19.1
17.0
16.8
Drachtniveau Lazoetras 5
Lazoetras 5 is een zelfbestuivend ras. Omdat de vruchtmaat gemakkelijk erg groot wordt is de
neiging aanwezig om meer pruimen te laten hangen dan goed is voor de smaak. Op enkele
bomen werd niet gedund, en op enkele anderen werd iets gedund. Ook werd op sommige bomen
een ‘standaard’ aangehouden met één pruim per 5-8 cm tak. Bij veel bomen – maar niet alle met zware dracht was het suikergehalte lager en de smaak minder. Er is geen verklaring
gevonden voor bomen met relatief zware dracht en toch een redelijk suikergehalte.
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Er zijn enkele pruimentelers en potentiële Lazoet-telers op bezoek geweest om de aanplant te
bekijken en vragen te stellen over de rassen.
Tijdens de klantendag ‘Stonefruitconsult’ is stilgestaan bij de doelstellingen van de
steenfruitaanplant. (25 mei 2011)
Ook is aandacht geweest voor de pruimenaanplant en het onderzoek op de NFO avond voor
steenfruittelers. (4 augustus 2011) Beide bijeenkomsten waren goed bezocht.
In een gezamenlijk artikel met de kennisconsulent van PT/NFO zijn o.a. de gegevens van de
Lazoet bestuivingsproeven gepresenteerd. (Fruitteelt 2 december 2011)
In een posterpresentatie is naast de samenwerking tussen The Greenery en PPO ook het vervolg
op deze samenwerking in het PT-betaalde ‘thema Lazoet’ beschreven. (kennisdag 2 december,
Hof van Wageningen; poster bijgevoegd in PDF).
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Uitvoering is volgens planning verlopen. Aansnijden en beoordelen van effect van aansnijden van
de Pseudomonas infecties behoren niet tot de beschreven activiteiten.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
Het demonstratietraject loopt volgens schema.
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
Persoonlijke toelichting aan geïnteresseerde telers blijft een (beperkt) onderdeel van dit project.
Het uitwerken van de rasbeschrijving van ras 5 wordt volledig uitgevoerd in begin 2012.
Over de ontwikkeling van Pseudomonas in de aanplant wordt nauw contact onderhouden met M.
Wenneker, en het ‘Pseudomonasproject’.
Er is behoefte aan kennis over gomvorming in vooral ras 4. Het budget is echter niet toereikend
om tot een uitvoerige literatuurstudie te komen. Een studie van ongeveer 0.5 dag zal worden
opgenomen voor 2012.
Een toelichting naar de telers over de doelstellingen en de praktische uitvoering van de proeven
geeft vanwege het gewas mogelijk het beste beeld eind juni of in juli. Een Steenfruitdag 2012 is
Bladzijde
3/6
daar een goed moment voor.
In het najaar zal volgens planning dit onderdeel worden afgesloten met een eindrapportage.
Voorgestelde activiteiten worden kortgesloten met de PC steenfruit.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
Nee
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
Bladzijde
4/6
Bladzijde
5/6
Bladzijde
6/6
Tussentijdse rapportage
1. Datum
20-12-2011
2. Projecttitel:
Perceel steenfruit
Thema 5: tonen intensieve teelt pruimen
3. Projectnummer PT: 13668
4. Intern
32 61081400
projectnummer:
H. Meijer
5. Projectleider:
Lingewal 1, 6668 LA Randwijk
Adres:
0317-481328
Tel:
0488-473717
Fax:
[email protected]
Email:
Pruim
6. Gewas: (indien van toepassing):
7. Oorspronkelijke Looptijd project:
1-1-2010 t/m 31-12-2013
8. Oorspronkelijke doelstelling van het project:
Vergelijken en tonen van snoeimogelijkheden en de gevolgen in de intensieve pruimenteelt.
Belangrijk aspect van het perceel is de mogelijkheid om snoeimogelijkheden en groei- en
productiereacties op het perceel te bespreken met het vak.
9. Periode waarover wordt
gerapporteerd: 1-1-2011 t/m 31-12-2011
10. Korte beschrijving van activiteiten in de periode waarover wordt gerapporteerd:
In het voorjaar werd – net als in 2010 - door twee voorlichters afzonderlijk een deel van de
aanplant gesnoeid. Snoei en doel van de snoeihandelingen werden door de onderzoeker
vastgelegd, evenals het aantal snoeihandelingen per object.
Bloei en vruchtzetting werden vastgelegd in respectievelijk april en mei. Dunning werd met de
hand uitgevoerd tot het nivo dat door de voorlichters werd aangegeven. De productie was goed
en werd vastgelegd in kg per boom en gemiddeld vruchtgewicht per object.
Er werden twee rondleidingen voor telers gegeven op het steenfruitperceel.
11. (Tussen-)resultaten behaald gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Opvallend is dat het aantal snoeihandelingen tussen de voorlichters sterk kan verschillen. Dit
heeft nog niet geleid tot eenduidige afwijkingen in productie in kilogrammen en in gemiddeld
vruchtgewicht. Wel lijkt minder snoeien in het ene jaar te resulteren in meer snoeiwerk in het
daarop volgende jaar bij dezelfde voorlichter.
Het lage aantal snoeihandelingen bij bomen op VVA-1 heeft voornamelijk te maken met het
geringere boomvolume.
Afdeling Markt & Innovatie, Postbus 280, 2700 AG Zoetermeer, tel 079 3470620, fax 079 3470800,
Email [email protected] www.tuinbouw.nl
Bladzijde
2/2
Tabel I: Aantal voorjaarssnoeihandelingen per rij bomen door twee voorlichters in 2010 en 2011
VOORLICHTER
A
A
B
B
Opal op SJA
183
357
219
245
Victoria op VVA-1
55
140
121
110
Victoria op SJA
121
320
138
368
12. Producten opgeleverd gedurende de periode waarover wordt gerapporteerd:
Tijdens de klantendag van ‘Stonefruitconsult’ is stilgestaan bij de doelstellingen van de
steenfruitaanplant. Ook is aandacht geweest voor de pruimenaanplant en het onderzoek op de
NFO avond voor steenfruittelers. Beide bijeenkomsten waren goed bezocht.
13. Confrontatie van de uitgevoerde activiteiten met oorspronkelijk projectplan en fasering
(gehele project tot op moment van rapportage):
Snoeiproeven, groei en productie verlopen volgens planning.
14. Confrontatie met de go/no-go criteria uit het oorspronkelijke projectplan.
Nvt
15. Voorgestelde activiteiten voor de komende periode:
Voortzetting van snoei van de objecten door de voorlichters, volgen van de groeireactie en de
productie. Het object ‘Opal op VVA-1’ betreft 1 rij bomen. Er is geen onderscheid gemaakt in
snoeimethodes binnen deze rij.
Een toelichting naar het vak over de doelstellingen en de praktische uitvoering van de proeven
geeft vanwege het gewas mogelijk het beste beeld eind juni of in juli. De Steenfruitdag 2012 zou
daar een goed moment voor zijn. Tevens zou in het najaar een begin gemaakt kunnen worden
met het beschrijven van de eerste resultaten, hetgeen in de toekomst kan leiden tot een
blauwdruk voor de snoei. Voorstellen zullen worden besproken met de PC steenfruit.
16. Zijn er belangrijke wijzigingen in de uitvoering van het project die leiden tot
verschuivingen in de financiering binnen het oorspronkelijke projectplan en budget? Zo ja
kort toelichten.
Nee.
17. (Alleen in te vullen door afd Onderzoek PT).
Opmerkingen van de onderzoekscoördinator t.b.v. de begeleidingscommissie.
32 610814 00 Tussentijdse rapportage 2011 thema5 teeltpruim.doc
Steenfruitperceel Randwijk
Bertus Meijer [email protected]
Doel
Concentreren van onderzoek aan steenfruit en het
demonstreren van de mogelijkheden van intensieve teelt van
pruim en kers.
Samenwerking
In overleg tussen PPO-fruit, NFO en PT is in 2007 een afspraak
gemaakt over het concentreren van onderzoek aan steenfruit
op één perceel. Hiermee wordt verspinnering van onderzoek
tegen gegaan.
Afspraken:
PPO-Fruit investeert in de aanplant van een kersen- en
pruimenperceel
PT en NFO investeren voor een periode van ten minste
vijf jaar in onderzoek op deze percelen
Vier thema’s
In overleg met de PC steenfruit is een viertal thema’s
gekozen voor onderzoek in de komende jaren
•
rassenonderzoek kers;
•
intensieve teelt kers;
•
demonstratie rassen ‘Lazoet’ en onderzoek naar
bestuiverrassen;
•
Intensieve teelt pruim;
Aan de thema’s wordt in overleg 3-5 jaar onderzoek per
onderwerp uitgevoerd, afhankelijk van de behoefte.
Opzet
Kersenperceel van 2800 m2 aangeplant in intensieve aanplant,
volledig overkapt met Rovero-kappen Pruimenperceel van
2600 m2 intensieve aanplant. De percelen zijn zo ingericht dat
zowel teelttechnisch als gewasbeschermingsonderzoek
mogelijk is.
Foto 2: aanplant pruimenperceel voor demonstratie Lazoetrassen
en voor onderzoek in intensieve aanplant
Trefwoorden: intensieve teelt kers en pruim, nieuwe rassen kers, Lazoet
Foto 1: eerste vruchten van de nieuwe rassen in onderzoek
Praktijkonderzoek Plant en Omgeving,
Lingewal 1
6668 LA Randwijk
Tel nr. 0488-473717
www.ppo.wur.nl
Gebruikswaardeonderzoek Lazoet
PPO Fruit Randwijk
Bertus Meijer, Peter van Elk [email protected]
Doel
-
3
Vergroten robuustheid concept Lazoet
Aandacht voor vroege rassen en late rassen
Toetsen gebruikswaarde in de praktijk
Samenwerking
-
The Greenery – PPO – telers
Aanscherpen criteria gebruikswaarde rassen
Betrokkenheid telers bij beoordelen van rassen
Introductie nieuwe rassen in de praktijk
-
-
Werkwijze
-
Nieuwe rassen verzamelen
Opkweken bomen
Toetsen op criteria (eerste fase)
Van de beste rassen worden nieuwe bomen gemaakt
om (tweede fase)
Kwaliteit van de rassen te bevestigen
Knelpunten op te lossen
Andere teeltmethoden, of teeltlocaties te
toetsen
o
o
Tijdens de tweede fase wordt contact opgenomen
met raseigenaren om rechten voor de teelt van een
ras vast te leggen voor The Greenery.
Pilots planten bij telers
Doel pilot is om gebruikswaarde in de praktijk te
bevestigen en een beter beeld van een optimale
teelt en rendement te krijgen
Optimale omvang van pilots: enkele honderden
bomen per teler
Thema in Demoperceel Steenfruit
-
-
Op het Demoperceel Steenfruit staan naast de
hoofdrassen Victoria en Opal ook de in het Lazoet 3
concept geïntroduceerde rassen.
De aanplant in Randwijk wordt tevens gebruikt voor
bestuivingsonderzoek.
o
Foto 2: aanplant perceel Lazoetrassen bij PPO Fruit
Foto 1: aanplant pilot bij een van de telers
Praktijkonderzoek Plant en Omgeving,
Lingewal 1
6668 LA Randwijk
Tel nr. 0488473717
www.ppo.wur.nl
Het onderzoek op het demoperceel Steenfruit wordt betaald door
het Productschap Tuinbouw