1415.STUDIEWIJZER DT 2.1 DEF. 01-09-2014

Leren door spelen.
Wat is goed onderwijs aan jonge
kinderen?
Studiewijzer Pabo Deeltijd
Blok 2.1
2014-2015
[Type here]
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
2
Inhoud
BLOK 2.1| LEREN DOOR SPELEN. WAT IS GOED ONDERWIJS AAN JONGE KINDEREN? ...........................4
HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING? ..................................................................................................................................4
BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 2.1 EN BLOK 2.2 DT.....................................................................5
TOELICHTING BIJ OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 2.1 EN BLOK 2.2 VT ...........................................................6
DERDEJAARS ONDERWIJSPROGRAMMA IN 2014-2015 ..........................................................................................................6
HOOFDSTUK 1.| THEMAONDERWIJS – DE HOOR- EN WERKCOLLEGES.................................................7
HOOFDSTUK 2.| DE BEROEPSVOORBEREIDING – ONTWERP EEN RIJK LEERMIDDEL ............................ 10
HOOFDSTUK 3.| BEROEPSOPDRACHT 3.2 MEESTERSCHAP: PASSEND ONDERWIJS ORGANISEREN ...... 11
HOOFDSTUK 4.| KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES ....................................................... 14
NEDERLANDS: TAALBESCHOUWING EN JEUGDLITERATUUR ....................................................................................................15
NEDERLANDS: LANDELIJKE KENNISBASISTOETS ....................................................................................................................17
LOGOPEDIE..................................................................................................................................................................18
REKENEN & WISKUNDE: METEN EN MEETKUNDE ................................................................................................................19
REKENEN & WISKUNDE: LANDELIJKE KENNISBASISTOETS ......................................................................................................21
BEWEGINGSONDERWIJS: ZONDER BEWEGEN, KOM JE NERGENS..............................................................................................23
BEWEGINGSONDERWIJS: DE VAKOPDRACHT .......................................................................................................................26
HOOFDSTUK 5. | ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN................................................................................ 28
HOOFDSTUK 6A. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS 2.1 ........................................................ 29
HOOFDSTUK 6B. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS 3.2 ........................................................ 31
HOOFDSTUK 7. | STUDIELOOPBAANBEGELEIDING............................................................................. 33
HOOFDSTUK 8. | PRAKTISCHE INFORMATIE ...................................................................................... 35
BIJLAGE 1.| BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 2.1 DEELTIJD ........................................................ 37
BIJLAGE 2.| BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 3.2 DT | COHORT 2013-2014 ................................ 40
BIJLAGE 3.| BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSVOORBEREIDING: RIJK LEERMIDDEL ...................... 42
BIJLAGE 4.| BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT BEWEGINGSONDERWIJS DT 2.1 .................. 44
BIJLAGE 5.| DE TAALNORM VAN PABO HVA...................................................................................... 46
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
3
Blok 2.1| Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen?
Bij de start van het tweede jaar ga je je verdiepen in de ontwikkeling van het jonge kind, met name de kleuter. Om
met jonge kinderen te kunnen werken, moet je op de hoogte zijn van de typische kenmerken van deze
leeftijdsgroep. Pedagogen en psychologen die zich buigen over ontwikkelingsfasen constateren telkens dat er een
groot verschil bestaat in denken, leren en perceptie van de wereld tussen kleuters en schoolkinderen. Een kleuter
is dus geen schoolkind. Kleuters hebben een magische beleving van de werkelijkheid, ervaren emoties intens,
hebben nog geen zakelijk wereldbeeld en leren incidenteel en intuïtief. Het handelen van jonge kinderen laat zien
dat perspectief nemen nog moeilijk is, wat samenhangt met het egocentrisme. Dit vraagt van jou als leraar een
grote mate van (cognitieve) empathie en het kunnen afstemmen van jouw pedagogisch-didactisch handelen op de
behoeften van het jonge kind.
Hoe ver ben je met de opleiding?
Je hebt nu het eerste jaar afgerond en dus heb je een flinke basis gelegd om een goede leerkracht basisonderwijs
te worden. Je hebt je gefocust op de grootstedelijke omgeving van Amsterdam. Dit jaar zul je steeds meer gaan
merken dat jij ook echt verschil maakt voor die Amsterdamse kinderen. We focussen dit blok op hoe jij het leren
en ontwikkelen van kinderen zo effectief mogelijk stimuleert.
1
Praktijk
2
Praktijk
Het Amsterdamse onderwijs in theorie en praktijk
1.1 Kennismaken met het
1.2 Amsterdamse onderwijs in
Amsterdamse onderwijs
theorie en praktijk
Onderbouw (accent groep 3 en 4)
Onderbouw (accent groep 3 en 4)
Leren door spelen en leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind
2.1 Leren door spelen
2.2 Leer- en ontwikkelingslijnen van
het jonge kind
Onderbouw (groep 1 en 2)
Onderbouw (groep 1 en 2)
Kinderen leren op verschillende manieren
1.3 Kinderen leren verschillend
2.4 Leren in en met de groep
Bovenbouw
Profileringsfase
2.3 Hoe word ik een startbekwame
2.4 Afstudeerproduct
leerkracht jk/ok?
Specialisatie
Afstudeerfase
3
Praktijk
3.1 Eigen (LIO-)groep:
verantwoordelijkheid nemen voor
het leerproces van kind en groep
LIO 1
Bovenbouw
Specialisatie
Minorfase
3.2 (Eigen) onderwijs ontwikkelen
en verantwoorden
Minor
LIO 2
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
4
Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 2.1 en blok 2.2 DT
STUDIESCHEMA PABO 2014-2015 | 2e JAAR | BLOK 2.1 & BLOK 2.2| DT
STUDIEONDERDEEL
Studiepunten
BLOK 2.1 & BLOK 2.2
Blok 2.1
Blok 2.2
Pedagogiek / themalijn 2.2 (thematoets)
6
Beroepsvoorbereiding Pedagogiek 2.2
4
Nederlands 2.2 (vaktoets)
2
Kennisbasistoets Nederlands
1
Rekenen Wiskunde 2.1 (vaktoets)
2
Kennisbasistoets Rekenen Wiskunde
1
2
Mens & Wereld 2.2 (vakopdracht)
2
Cultuureducatie 2.2 (vaktoets)
2
Vakopdracht Bewegingsonderwijs 2.1
2
Praktijk 2.1
8
Praktijk 2.2
8
Studieloopbaanbegeleiding 2.1
4
Studiepunten totaal 1e semester DT 2.1 & 2.2:
14
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
30
5
Toelichting bij overzicht studieprogramma en toetsing blok 2.1 en blok 2.2 VT
Iedere lesblok wordt het onderwijs op de pabo verzorgd rondom het thema van dat blok. Voor het komende
semester is dat: Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Het themaonderwijs bestaat uit
hoorcolleges en werkcolleges (pedagogiek), waarvan de kennis aan het einde van het semester wordt getoetst in
de thematoets van blok 2.2. De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden staan ook in het teken van het thema. Je
volgt vakcolleges en oefent jouw vaardigheden in de verschillende vakdomeinen. Per blok wordt de stof van een
aantal vakcolleges getoetst middels een multiple choice toets of een vakopdracht. Let hierbij goed op het
toetsschema.
Het onderdeel beroepsvoorbereiding (pedagogiek) wordt afgesloten met een ontwerpopdracht. Deze opdracht
vormt de schakel tussen de kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet en het beroep van leerkracht
basisonderwijs. In dit semester krijg je practica onderzoeksvaardigheden aangeboden ter voorbereiding op je
afstudeeronderzoek.
In jaar 2 loop je twee dagen stage in de praktijk van het basisonderwijs, je start in de onderbouw (groep 1 en 2).
De informatie hierover staat in de Praktijkgids 2014-2015 vermeld, deze informatie is leidend. Tot slot word je
tijdens de studieloopbaanbegeleiding begeleid door jouw kerndocent/coach.
Derdejaars onderwijsprogramma in 2014-2015
In dit studiejaar wordt eenmalig de mogelijkheid geboden om het derdejaars programma af te ronden binnen
studiejaar 2, 2014-2015. Hiertoe maakt de student de beroepsopdracht 3.2 (zie hoofdstuk 3) en rondt de student
Praktijk 3.2 af met 20 stagedagen (zie hoofdstuk 6B) of een praktijkassessment.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
6
HOOFDSTUK 1.| Themaonderwijs – De hoor- en werkcolleges
SIS-code:
Pedagogiek/Themalijn 2.1 – 2000PTH214
INLEIDING - In dit blok loop je stage in groep 1 en 2 van de onderbouw. Het thema van 2.1 is: Leren door spelen.
Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen?
In spel gelden de eigen plannen en ideeën van kinderen. Spelactiviteiten vragen denkkracht. Kleuters moeten zelf
bedenken wat ze gaan spelen, hoe ze gaan spelen en welke materialen ze hierbij nodig hebben. Daarnaast gaan
kleuters zich mentale voorstellingen vormen over de situaties waar ze over gaan spelen, van de rollen die ze
innemen en van de activiteiten die in die rol uitgevoerd worden. Spel doet een appèl op de brede ontwikkeling van
kinderen.
Spel is volgens Vygotsky de motor van de ontwikkeling en vormt volgens hem de leidende activiteit in de
kleuterfase. Er zijn ook andere visies op onderwijs aan het jonge kind. Tijdens de hoorcolleges en practica
pedagogiek analyseer je diverse uitgangspunten en werkwijzen van het werken met jonge kinderen. Daarnaast
leer je hoe je een rijk aanbod kunt organiseren en realiseren, rekening houdend met de doorgaande leer- en
ontwikkelingslijnen van de voorschool tot en met groep 3.
Themalijn, vakcolleges, beroepsvoorbereiding en stage bereiden voor op jouw taak als startbekwame leerkracht.
Leerdoelen








Je begrijpt dat spel de basis vormt voor de ontwikkeling van jonge kinderen en kunt spel observeren en
begeleiden op verschillende manieren
Je kent verschillende visies op het leren en ontwikkelen van jonge kinderen en je kunt deze visies herkennen in
een context
Je kent de ontwikkelingspsychologische mijlpalen van de kleuterleeftijd en je kunt deze herkennen in een
context en je onderwijs hierop afstemmen
Je kent de doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen van voorschool tot en met groep 3
Je kent het belang van een goede didactische organisatie en de specifieke rol en houding van een leerkracht
voor het jonge kind.
Je kunt een dagschema ontwerpen dat recht doet aan de leer- en ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen.
Je kent de kenmerken van een rijke leeromgeving en kunt een gedifferentieerd onderwijsaanbod ontwerpen.
Je kent de pedagogische- en didactische en organisatorische strategieën (klassenmanagement), die belangrijk
zijn voor lesgeven in de onderbouw.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
7
Het programma
Bijeenkomsten
Hoorcollege 1 (03-09-’14): De kleuter: ontwikkelingspsychologie en
kenmerken
Als je met jonge kinderen werkt, moet je op de hoogte zijn van de
typische kenmerken van deze leeftijdsgroep. Een kleuter begeleid en
benader je anders dan een middenbouwer of een bovenbouwer. We
gaan in op de ontwikkelingspsychologische mijlpalen van het jonge
kind ( in de fysieke- , cognitieve-, persoonlijkheids-, sociaalemotionele en morele ontwikkeling) en de hechtingstheorie van
Bowlby.
Jouw activiteiten vooraf
Je bestudeert:
Hooijmajers,T (e.a.) (2012) Ontwikkelingspsychologie voor
leerkrachten basisonderwijs. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
H 2.4.4 en 2.4.5, 3.1 (p. 84-135)
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een
vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 2, H3.1 tot 3.4 (blz. 93107)
Hoorcollege 2 (10-09-’14): Spel als leidende activiteit
“Spel is de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind in een
wereld die nog van alles kan blijken te zijn”-M.J. Langeveld
Jonge kinderen leren door te spelen. In spel ontwikkelen kinderen
cognitieve, motorische en sociaal emotionele vaardigheden. Het is
belangrijk dat een leerkracht voor de onderbouw de waarde van spel
kent.
Je bestudeert:
Werkcollege Peda 1 (10-09-’14): Observeren en begeleiden van spel
Je bestudeert:
Tijdens het werkcollege leer je diverse spelvormen te observeren.
Daarnaast leer je middels casuïstiek hoe je spel kunt begeleiden,
leiden en verrijken.
Voorbereidingsopdracht:
Zoek een artikel over spel en/of spelbegeleiding en neem dit mee
naar het college.
Hoorcollege 3 (17-9-’14): Visies op onderwijs aan het jonge kind,
historie en actualiteit
Je bestudeert:
In dit hoorcollege maak je kennis met de ideeën van de grote
kleuterpedagogen: Fröbel, Decroly en Montessori en krijg je zicht op
de invloed die deze pedagogen hadden en nog steeds hebben in het
kleuteronderwijs. Vervolgens schetsen we welke ontwikkelingen de
afgelopen decennia hebben plaatsgevonden en hoe deze tot nieuwe
onderwijsconcepten hebben geleid.
De volgende hedendaagse onderwijsconcepten komen aan de orde:
Reggio Emilia, EGO, OGO.
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een
vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.4.1., 3.4.2, H 14.
Werkcollege Peda (17-9-’14): Speelwerktijd
Je bestudeert:
Speelwerktijd is het begrip als je praat over onderwijs aan jonge
kinderen. Tijdens het speelwerken wordt individueel, in kleine of
grote groepen; vrij, of aan de hand van een opdracht gewerkt. De rol
van de leerkracht is zowel leidend als begeleidend. Om het
speelwerken goed te begeleiden moet je beschikken over een breed
repertoire aan lesactiviteiten en werkvormen. In dit werkcollege
ervaar je de opbouw en inhoud van verschillende lesjes en activiteiten
binnen het speelwerken.
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een
vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 5 en H 6.
Hoorcollege 4 (24-9-’14): Klassenmanagement in de onderbouw:
inrichten rijke leeromgeving
Je bestudeert:
Volgens Loris Malaguzzi is de inrichting de derde opvoeder van het
kind. Het inrichten en organiseren van een rijke leeromgeving, waarin
jonge kinderen uitgedaagd worden tot actief leren staat centraal in
dit college. Vertrekkend vanuit drie aspecten: criteria, inhoud en
organisatie ben je aan het einde van dit college in staat om
leeromgevingen kritisch te analyseren.
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een
vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.4.3 t/m 3.5.2,H 6, H
7.
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een
vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 1.
Artikel op intranet
Klamer-Hoogma,M.G. (2012) Klassenmanagement H 3.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
8
Hoorcollege 5: (08-10-’14: Klassenmanagement in de onderbouw:
van dagschema naar activiteiten
Het ontwerpen en organiseren van een verantwoord dagschema dat
recht doet aan de leer- en ontwikkelingsbehoeften van jonge
kinderen staat in dit hoorcollege centraal. We kijken naar
dagschema’s en leggen de relatie met onderwijsvisie,
ontwikkelingspsychologie, spanningsboog en belevingswereld.
Hoorcollege 6 (24-‘10-’14): Volgen en signaleren van de doorgaande
ontwikkelingslijnen van voorschool tot groep 3
Op welke wijze houden scholen zicht op de doorgaande
ontwikkelingslijnen van voorschool tot groep 3? Hoe passen
kindvolgsystemen bij hun visie op onderwijs?
In dit hoorcollege gaan we in op (het borgen van) doorgaande
ontwikkelingslijnen, vergelijken we diverse kindvolgsystemen als
HOREB, PRAVOO, CITO, KOR, OVM en kijken we naar de relatie met
het huidige onderwijsbeleid op toetsen, HGW en opbrengstgericht
werken.
Werkcollege Peda (24-’10-14) Ontwerpen van een dagschema
Je vergelijkt de diverse dagschema’s op opbouw, inhoud en visie.
Vervolgens ga je een integratief dagschema ontwerpen dat recht doet
aan het jonge kind.
Aan het einde van dit practicum presenteer je jullie ideale dagschema
aan de groep.
Je bestudeert:
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een
vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.5.2
Artikel via intranet
Je bestudeert:
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een
vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 12
Voorbereiding:
Neem een kopie van een dagschema mee uit je stageschool.
Toetsing en toetsstof
De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets in blok 2.2. In deze toets
wordt de stof uit 2.1 en 2.2 getoetst (raadpleeg het rooster voor de toetsdata). Het betreft een schriftelijk
tentamen. De toets bestaat uit 6 open vragen.





Bosch, W. & Boomsma, C (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 1 t/m 14
Hooijmajers, Stokhof & Verhulst (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs, Alkmaar:
Van Gorcum. H 2.3, 2.4.3, 2.4.4, 2.4.5, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 3.1.
Klamer-Hoogma, M.G. (2012)Klassenmanagement Houten: Noordhoff. H 3.
Alle artikelen van intranet uit 2.1 en 2.2.
Alle PPT’s van de HC’s (beschikbaar via de DLWO).
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
9
HOOFDSTUK 2.| De beroepsvoorbereiding – Ontwerp een rijk leermiddel
SIS-code:
Beroepsvoorbereiding 2.2 - 2000BEVO14
INLEIDING - Je gaat je voorbereiden op het beroep van leraar basisonderwijs middels bijeenkomsten
beroepsvoorbereiding. Deze bijeenkomsten sluiten aan bij de hoorcolleges uit de themalijn, de stage in de
onderbouw en vormen daarmee de verbinding tussen theorie en praktijk. Tijdens de bijeenkomsten pas je de
opgedane kennis uit de themalijn toe in een rijk leermiddel voor kleuters. Uitdaging: ontwerp een leermiddel dat
voldoet aan KLEUTER-kenmerken (zie beoordelingsformulier beroepsvoorbereiding 2.2 in de bijlage).
De handleiding van je ontwerp lever je in bij je kerndocent in de toetsweek van 2.2. Het rijke leermiddel stel je ten
toon in een expositie aan het einde van blok 2.2.
Leerdoelen



Je kunt in je ontwerp rekening houden met de ontwikkelingsbehoeften en belevingswereld van kleuters.
Je kunt een rijk, gedifferentieerd leermiddel ontwerpen dat een appèl doet op ontdekkend en onderzoekend
gedrag van kleuters
Je kunt een handleiding ontwikkelen waarin de doelgroep, de doelen en de didactische aanpak van het
materiaal beschreven staan.
Toetsing
Iedere student rond af met een ontwerpopdracht: hierbij integreer je je opgedane theoretische kennis en
inzichten m.b.t. het jonge kind in een zelf ontworpen rijk leermiddel met handleiding.
Aan het einde van blok 2.2 presenteer je jouw leermiddel aan de groep.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
10
HOOFDSTUK 3.| Beroepsopdracht 3.2 Meesterschap: Passend onderwijs organiseren
SIS-code:
Beroepsopdracht 3.2 - 3000BO3214
Let op: onderstaand programma wordt eenmalig aangeboden in jaar 2, het geeft de mogelijkheid om derdejaars
studiedelen vervroegd af te ronden.
INLEIDING - De beroepsopdracht voor 3.2 wordt aangeboden in de projectweken in semester 1 en 2.
In deze beroepsopdracht staat passend onderwijs centraal om je goed te voorbereiden op de nieuwe wetgeving
die per 1 augustus is ingevoerd in het basisonderwijs.
De studielast van dit onderdeel is 15 EC. De opdracht omvat vier dagen in de twee projectweken, waarin een
intensief programma wordt geboden, bestaande uit workshops en trainingen waarin verdieping wordt geboden op
de onderdelen passend onderwijs en handelingsgericht werken. Elke projectweek wordt met een opdracht
afgerond binnen de aangeboden dagen.
De Amsterdamse beroepsstandaarden voor het primair onderwijs (Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam,
2011) vormt de leidraad voor de vormgeving van de projectweken. We werken op deelgebieden toe naar de in de
beroepsstandaard geformuleerde “vakbekwaamheidseisen”.
Je leert om vanuit operationeel handelen naar strategisch en planmatig handelen te komen in het kader van
passend onderwijs binnen de context van het Amsterdamse basisonderwijs. Je leert vanuit de wet op passend
onderwijs (macroniveau) via school- en bestuursbeleid op dit gebied (mesoniveau) de vertaalslag te maken naar
het pedagogisch, didactisch en organisatorisch handelen in de klas (microniveau).
In beide projectweken staat de cyclus van HGW en OW centraal. In de eerste projectweek vindt verdieping plaats
op het gebied van differentiatie, vanuit het eerste deel van de cyclus (waarnemen en begrijpen). In de tweede
projectweek wordt gewerkt naar een groepsplan toegewerkt (het tweede deel van de cyclus: plannen en
handelen/evalueren).
Projectweek 11: Meesterlijk differentiëren
Leerdoelen
-
Je hebt specialistische kennis over verschillende leer- en ontwikkelingsbehoeften van basisschoolkinderen.
Je kunt instrumenten selecteren en hanteren om de diversiteit in leer-ontwikkelingsbehoeften in de klas in
kaart te brengen.
Je weet hoe je op basis van de opgedane kennis over verschillende leer- ontwikkelingsbehoeften jouw
pedagogisch-didactisch handelen kunt verbeteren en verantwoorden.
Programma
Met welke verschillen in leer- en ontwikkelingsbehoeften krijg je als leerkracht te maken per 1 augustus 2014 en
wat heeft dat voor consequenties voor je leerkrachthandelen?
Experts uit het onderwijsveld verzorgen workshops over verschillende leer- en ontwikkelingsbehoeften en actuele
1
Het volledige programma van projectweek 1 verschijnt uiterlijk in week 44 op DLWO.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
11
begeleidingsstrategieën. Het gaat dan om kinderen met speciale behoeften, zoals kinderen met ADHD, Asperger,
hoogbegaafdheid, laagbegaafdheid, getraumatiseerde kinderen en mishandelde kinderen.
Hierbij wordt telkens de verbinding gelegd tussen inhoudelijke kennis en praktische vormgeving. Aan het eind van
dag 2 heeft de student een breed beeld van verschillen in onderwijsbehoeften en weet hij hoe hij het onderwijs op
deze behoeften kan afstemmen.
Toetsing
De student krijgt een lege differentiatiekaart waarop verschillende onderwijsbehoeften aangegeven zijn. De
student volgt het workshopprogramma en vult hierbij de differentiatiekaart in met opgedane kennis en
handelingsadviezen. Deze wordt ingeleverd aan het eind van dag 2 bij de beoordelend docent.
Programma projectweek 1
Bijeenkomsten
Woensdag 12-11-‘14: introductie
Introductie meesterlijk differentiëren. In deze bijeenkomst wordt de
opdracht en werkwijze uitgelegd.
Vanuit de cyclus van HGW/OGW (waarnemen/begrijpen) krijg je een
instrument aangereikt: een lege differentiatiekaart.
Jouw activiteiten vooraf
Voorbereiding:
Woensdag en donderdag 12-11-‘14 en 13-11-‘14: trainingen SEN
(special educational needs)
Voorbereiding:


Passend onderwijs versus speciaal onderwijs: wat is het
verschil?
Kinderen met speciale behoeften:
ADHD, Asperger/PDD-NOS, Hoogbegaafdheid/laagbegaafdheid,
getraumatiseerde kinderen.
Verdiep je in passend onderwijs op je stageschool. Voer gesprekken
met de IB-er, je stagementor hierover.
Lees je in op basis van de aanbevolen literatuur (dit is niet verplicht).
Op DLWO staat een aantal opiniërende artikelen aangaande de
betreffende onderwerpen.
Na elke training/workshop vul je je differentiatiekaart in, in overleg met
je medestudenten.
Experts uit het onderwijsveld verzorgen workshops/trainingen over
verschillende leer- en ontwikkelingsbehoeften en actuele
begeleidingsstrategieën.
De opbrengst van de eerste projectweek is een differentiatiekaart, waarin de specialistische kennis van de student op het gebied van
verschillende ontwikkelingsbehoeften en bijbehorende strategieën voor leerkrachten zichtbaar is. Aan de hand van dit instrument wordt invulling
gegeven aan het groepsbeeld als voorbereiding op projectweek 2 in semester 2.
Voorbereiding op projectweek 2 (in semester 2)
Voorafgaand aan de projectweek vult de student voor zijn eigen stageklas een groepsbeeld in (formulier wordt drie
weken van tevoren ter beschikking gesteld op DLWO) en neemt de student toetsgegevens en observatiegegevens
van alle kinderen in de klas mee. Dit is verplicht voor deelname, wanneer het ingevulde groepsbeeld niet is
meegenomen kan de student niet deelnemen aan deze projectweek.
Aanbevolen literatuur
Delfos, M.F. (2010). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar. SWP.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
12
Drent, S. , Gerven, E. van (2012). Passend onderwijs voor begaafde leerlingen. Van Gorcum.
Hendriksen, J. (2012). Verhaal van het onbegrepen kind. ThiemeMeulenhoff.
Horeweg, A. (2013). Gedragsproblemen in de klas. Lannoo.
Lieshout, T. van (2009). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Een praktisch handboek voor professionele
opvoeders, begeleiders en leerkrachten. Bohn Stafleu van Loghum.
Muynck, B. de, Both, D. (2013). Opbrengstgericht leren, meer dan presteren. Coutinho.
Stichting Leerplanontwikkkeling (2013). Omgaan met verschillen, (g)een kwestie van maatwerk. Enschede.
Diverse artikelen, te vinden op DLWO.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
13
HOOFDSTUK 4.| Kennis en vaardigheden - de vakcolleges
INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen. Iedere
beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgt steeds
een beschrijving van de leerdoelen en een schema met het programma. Dit schema is opgedeeld in een kolom met
daarin het onderwerp van het college en een korte beschrijving van de inhoud. Daarnaast een kolom waarin de
voorbereiding staat vermeld die dat van je vraagt). Verder vind je informatie over de toetsing en een overzicht van
de literatuur/toetsstof.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
14
4.1
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Nederlands: Taalbeschouwing en jeugdliteratuur
Nederlands
2000VNE214
INLEIDING - Bij een les Taalbeschouwing in de klas reflecteren kinderen op taal en taalverschijnselen. Ze worden
zich bewust van bedoelingen en effecten van taalgebruik en ze beleven aan taalgebruik ook echt plezier. De mop:
”Hoe lang is een Chinees” zal vele kinderen lang laten nadenken en dan opeens laten schateren van het lachen.
Ook het nadenken over de dubbele betekenis van woorden (bank, bal, hoofd), over het onderscheid tussen
letterlijk en figuurlijk taalgebruik of het gebruik van dialecten rekenen we tot de taalbeschouwing. Kinderen vinden
dit vaak erg vermakelijk en interessant. Daarnaast worden twee lessen besteed aan genres jeugdliteratuur.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?





Je kent uit de Kennisbasis Nederlandse Taal voor de pabo de onderwerpen uit het domein Taalbeschouwing.
Je kent de theorie omtrent taalbeschouwing.
Je kent de leerlijnen en kerndoelen die horen bij Taalbeschouwing op de basisschool.
Je kunt een zinvolle les taalbeschouwing ontwerpen volgens de Lus van Dekkers.
Je kunt op grond van gestelde criteria genres jeugdliteratuur beoordelen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten
1. Taalbeschouwing en het systeem van een taal.
Aan de orde komen: de kerndoelen, het nut van taalbeschouwing, het
verschil tussen taalbeschouwing in engere en ruimere zin en de
verschillende niveaus en strategieën van taalbeschouwing.
Jouw activiteiten vooraf
Je bestudeert:
Paus et al. (2010), Portaal, hoofdstuk 7.
2. Traditionele schoolgrammatica
De traditionele grammatica nader bekeken, onder andere aan de
hand van een methode voor het aanleren van grammaticale
begrippen uit het Montessorionderwijs. Verder doe je in deze
bijeenkomst een oefentoets grammatica.
Je bestudeert:
Paus et al. (2010), Portaal, hoofstuk 7.
3. Lesmodellen
Aan de hand van ‘de lus van Dekkers’ en een aansprekend voorbeeld
over spreekwoorden en gezegden, zie je hoe de didactiek van een les
taalbeschouwing eruit kan zien. Daarnaast verdiep je je in de
ontwikkelingslijnen van taalbeschouwing in de basisschool.
4. Geschiedenis van het Nederlands, dialect en sociolect
Waar staat het Nederlands in de Europese taalfamilie? Wat is het
verschil tussen talen en dialecten? Wat zijn sociolecten en ideolecten?
Je bestudeert:
Paus et al. (2010), Portaal, hoofdstuk 7.
5. Het historisch kinderboek
Tijdens deze les behandelen we de beoordelingscriteria van de
historische jeugdroman en bespreken we hoe deze boeken in de klas
gebruikt kunnen worden.
Je bestudeert:
Paus et al. (2010). Portaal , hoofdstuk 8.
6. Het informatieve kinderboek
Tijdens deze les behandelen we de beoordelingscriteria van het
informatieve boek en bespreken we hoe deze boeken in de klas
gebruikt kunnen worden.
Je bestudeert:
Paus et al. (2010). Portaal , hoofdstuk 8.
Je bestudeert:
Paus et al. (2010), Portaal, hoofdstuk 7.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
15
Toetsing
Let op: deze stof wordt getoetst in de landelijke kennisbasistoets Nederlands. Dit is een digitale toets. De cesuur
(slagingsnorm) wordt na toetsing landelijk vastgesteld.
Toetsdata: zie toetsrooster 2014-2015.
Literatuur / toetsstof
Paus, H. (Red.) (2010). Portaal, praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho.


Hoofdstuk 7: Taalbeschouwing
Hoofdstuk 8: Jeugdliteratuur


De leerlijnen en tussendoelen taalbeschouwing op: http://tule.slo.nl en www.leerlijnentaal.nl
Alle collegestof, dat wil zeggen PowerPoints alsmede uitgereikte materialen.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
16
4.2
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Nederlands: Landelijke Kennisbasistoets
Nederlands
2000KBNE13
INLEIDING - Nederlands neemt een grote plaats in in het basisonderwijs en naar aanleiding daarvan is de
kennisbasis opgesteld. De kennisbasis is een onderdeel van het beleid van overheid en instellingen om de kennis te
beschrijven die startende leraren basisonderwijs ten minste moeten bezitten om onderwijs in het
basisonderwijsgebied te kunnen verzorgen.
De Kennisbasis Nederlands bestaat uit de volgende negen onderdelen: Mondelinge taalvaardigheid,
Woordenschat, Beginnende geletterdheid, Voortgezet technisch lezen, Jeugdliteratuur, Spelling, Begrijpend lezen,
Stellen en Taalbeschouwing.
Leerdoelen
Je hebt kennis van de begrippen uit de Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo.
Je kent de leerlijnen taalonderwijs in hoofdlijnen.
Je kunt de begrippen uit de kennisbasis benoemen en herkennen in praktijkvoorbeelden.
Toetsing
De Landelijke kennisbasistoets Nederlands is een digitale toets. De cesuur (slagingsnorm) wordt na toetsing
landelijk vastgesteld.
Toetsdata: zie toetsrooster 2014-2015.
Literatuur / toetsstof



Otten, M. Voetstuk van de PABO: Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo (staat op DLWO).
Paus, H. (Red.) (2010), Portaal, praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho.
De PowerPoints en hand-outs die tijdens de lessen zijn uitgedeeld.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
17
4.3
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Logopedie
N.v.t.
N.v.t.
INLEIDING – Als leerkracht zul je te maken krijgen met kinderen met speciale behoeften, o.a. kinderen met
logopedische problemen of aanverwante stoornissen zoals bijvoorbeeld dyslexie. In twee colleges krijg je hier
uitleg en voorbeelden over en kun je vragen met betrekking tot je eigen lespraktijk en kinderen met mogelijke
logopedische problemen kwijt.
Daarnaast vraagt het uitoefenen van je beroep om een professionele insteek met betrekking het gebruik van
adem, stem en uitspraak. Ook hierover kun je in deze colleges informatie en oefeningen verwachten.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?



Je weet waar je informatie over logopedie kunt vinden
Je herkent de meest voorkomende logopedische problemen van kinderen op de basisschool
Je weet hoe je de mondelinge spraak- en taalvaardigheid van kinderen kunt bevorderen
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten
Introductie logopedie en het signaleren van logopedische
problemen bij kinderen op de basisschool
introductie ontwikkelen van eigen professionaliteit ten aanzien
van eigen spraak en stem
Jouw activiteiten vooraf
Je bestudeert: (aanbevolen)
DVD de Signaleraar,logopedische informatie voor leerkrachten in het
basisonderwijs, auteurs Elise Huesmann en Inge van de Sande
Logopedie en Leerkracht, Lindenberg,C. (2010) 2e druk, Noordhoff
Uitgevers, te vinden in de mediatheek
Verdieping eerste bijeenkomst, case studie en oefenen eigen adem,
stem en spraak
Je bestudeert:
Naslagwerk Oefeningen Professioneel Spreken , te vinden op DLWO
pagina Professioneel Spreken als onderdeel van Logopedie
Toetsing
Niet van toepassing, maar het is onontbeerlijke informatie voor jou als toekomstig docent en vooral heel
praktijkgericht.
Literatuur
Lindenberg, C. (2010) Logopedie en Leerkracht, 2e druk, Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Naslagwerk Oefeningen Professioneel Spreken , te vinden op DLWO pagina Professioneel Spreken als onderdeel
van Logopedie.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
18
4.4
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Rekenen & Wiskunde: Meten en meetkunde
Rekenen-Wiskunde
2000VRPG14
INLEIDING - Meten is één van de domeinen binnen rekenen en wiskunde in het basisonderwijs. Bij meten wordt de
klassensituatie en de situatie rondom de school gebruikt om dingen te ontdekken en te onderzoeken. De kinderen
leren bij meten om hun omgeving in getallen uit te drukken en daarmee te ordenen. Tijdens de colleges leert de
student hoe je meten in de dagelijkse praktijk van het basisonderwijs vorm gegeven kan worden, zowel door
middel van een methode als door middel van zelf ontworpen lessen.
Meetkunde is één van de domeinen binnen rekenen en wiskunde in het basisonderwijs. Bij meetkunde wordt de
klassensituatie en de situatie rondom de school gebruikt om dingen te ontdekken en te onderzoeken. De kinderen
leren bij meetkunde om greep te krijgen op de ruimte om hen heen door deze te beschrijven. Tijdens de colleges
leert de student hoe meetkunde in de dagelijkse praktijk van het basisonderwijs vorm te geven, zowel door middel
van een methode als door middel van zelf ontworpen lessen, die soms zelfs verder gaan dan enkel meetkunde.
Door middel van hoorcolleges, werkcolleges en practica wordt het hele domein in kaart gebracht en komen de
didactische leerlijnen en werkvormen aan bod.
Leerdoelen
Meten:
 De student kent de leerlijn meten van groep 1 tot en met 8 en kan deze herkennen in praktische situaties.
 De student kan de leerlijn meten voorzien van verhelderende voorbeelden.
 De student kan aan de hand van de leerlijnen en tussendoelen meetlessen ontwikkelen die leiden tot
begripsontwikkeling bij de leerlingen.
 De student kan de relatie leggen tussen de leerlijn meten en de ontwikkelingsstadia van kinderen.
Meetkunde:
 Je kent de verschillende deelleergebieden met bijbehorende leerlijn van meetkunde voor groep 1 tot en met 8
en je kunt deze voorzien van duidelijke voorbeelden.
 Je kunt aan de hand van de leerlijnen en tussendoelen meetkundelessen ontwikkelen die leiden tot
begripsontwikkeling bij de leerlingen.
 Je kent de doorgaande leerlijn naar het voortgezet onderwijs.
 Je kunt in alledaagse situaties meetkunde herkennen
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Meten en meetkunde
Een algemene inleiding op deze domeinen.
Je bestudeert:
Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff. Deel
A, Hfst B1
2. Meten practicum
Samen ervaren wat meten allemaal is. De koppeling tussen theorie en
praktijk.
Je bestudeert:
Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff
Deel C
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
19
3. Meten leerlijnen
Didactische opbouw van het domein meten.
Je bestudeert:
Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff
Hfst B2
4. Meetkunde practicum
Samen ervaren wat meetkunde allemaal is. De koppeling tussen
theorie en praktijk.
Je bestudeert:
Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff
Deel C
5. Meetkunde leerlijn?
Er is eigenlijk geen meetkunde leerlijn. Er is echter wel een opbouw
te bedenken.
6. Een meetles
Samen werken aan een gemeenschappelijke lesvoorbereiding.
Je bestudeert:
Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff
Hfdst B3
Je bestudeert:
Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff
Deel A.
Literatuur
Ale, P.F.J & Schaik M.F.van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs.
Coutinho.
Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff.
Voetstuk van de Pabo, Kennisbasis, op DLWO.
Toetsing
De toets betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende /onvoldoende hangt af van het
aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien
minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed beantwoord is.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
20
4.5
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Rekenen & Wiskunde: Landelijke Kennisbasistoets
Rekenen Wiskunde
2000KBRE13
INLEIDING De kennisbasistoets is een landelijke toets die verplicht is voor alle pabostudenten. Informatie over de
inhoud en proeftoetsen zijn te vinden op www.10voordeleraar.nl
Tijdens de colleges worden de domeinen worden één voor één besproken en met opgaven geoefend. Na een korte
herhaling van de basiskennis wordt door middel van practica gewerkt aan een uitgebreid repertoire van kennis en
vaardigheden op het gebied van de eigen vaardigheid en het adequaat reageren op leerlingenwerk.
Leerdoelen



Je kent de domeinen van het rekenonderwijs.
Je kunt een opgave op meerdere niveaus oplossen.
Je kunt werkwijzen van leerlingen herkennen en daarop aansluiten.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Herhaling basisvaardigheden
Je bestudeert:
Ale, P.F.J & Schaik M.F.van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd,
kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs, Hfst 1
2. Hele getallen, het oplossen van vergelijkingen
De relatie tussen getallen. Wat is een vergelijking? Het gebruik van
isomorfieën als didactisch hulpmiddel.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 1.
3. Breuken
De breukenregels toegepast op een hoger niveau.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk
2.
4. Meten en Meetkunde practicum
Eigen vaardigheid en leerlingenwerk.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3
& 4.
5. Statistiek
Statistiek in het basisonderwijs. Cito.
Je bestudeert:
Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 5.
6. Practicum
Alles door elkaar.
Niet van toepassing.
Toetsing
De kennisbasistoets betreft een digitaal tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende /onvoldoende wordt
landelijk vastgesteld.
Literatuur
Ale, P.F.J & Schaik M.F. van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs.
Coutinho.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
21
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
22
4.6
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Bewegingsonderwijs: Zonder bewegen, kom je nergens
KO/Bewo
2000VBEW14
INLEIDING - Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen
van de kleuters. Het behouden van die actieve leefstijl is een belangrijke doelstelling van dit vakgebied. Om dat doel
te bereiken leren kinderen in het bewegingsonderwijs deelnemen aan een breed scala van bewegingsactiviteiten,
zodat ze een ruim ‘bewegingsrepertoire’ opbouwen. Dat repertoire bevat motorische aspecten, maar ook sociale
vaardigheden. Leerlingen ervaren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen in
aansprekende bewegingssituaties. Het gaat daarbij om bewegingsvormen als balanceren, springen, klimmen,
schommelen, duikelen, hardlopen en bewegen op muziek. En om spelvormen als tikspelen, doelspelen,
spelactiviteiten waarbij het gaat om mikken, jongleren en stoeispelen. Vanuit dit aanbod zullen kinderen zich ook
kunnen oriënteren op de buitenschoolse bewegings- en sportcultuur en de meer seizoengebonden
bewegingsactiviteiten. Voor bewegingsonderwijs zijn aparte kerndoelen geformuleerd: De leerlingen leren op een
verantwoorde manier deelnemen aan de bewegingscultuur en de leerlingen leren samen met anderen op een
respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen.
Binnen het curriculum van elke Pabo komt bewegingsonderwijs aan bod in de volgende programma’s:
 Bevoegdheid groep 1 en 2. In het curriculum staat het verzorgen van bewegingsonderwijs aan kleuters in het
speellokaal centraal.
 Bewegen in brede context. Hierbij komen bewegingsactiviteiten aan bod die op de basisschool naast de
lessen bewegingsonderwijs gedaan worden, zoals sportdagen, schoolreisjes, spelen en bewegen op het
schoolplein.
De groepsleerkracht, als eerst verantwoordelijke voor het kind, dient over algemene, elementaire kennis van
bewegingsgedrag en - ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar te beschikken.
In de eerste drie vakcolleges bewegingsonderwijs zoomen we in op punt 1: de bevoegdheid
Leerdoelen
De student kan beargumenteren hoe arrangementen veilig neergezet kunnen worden (ten aanzien van de
activiteit maar ook ten opzichte van elkaar) in een speel/gymlokaal.




Je kunt beargumenteren wat de mogelijke gevolgen van de gekozen groeperingsvorm zijn voor de les.
Je kent de basisprincipes van een goede instructie voor de bewegingsactiviteiten en je kunt hiervan
voorbeelden geven.
Je kunt het bewegen van kinderen uit groep 1 en 2 classificeren en plaatsen op de leerlijnen. Je kent de
drie didactische uitgangspunten van bewegingsonderwijs en kunt hiervan voorbeelden geven.
Je kunt aan de hand van voorbeelden uitleggen op welke manieren kinderen leren.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
23
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1: Bewegingsonderwijs ervaren.
Je krijgt een uitleg van de module.
We gaan in op de begrippen loopt het/ lukt het/ leeft het. En aan de
hand van een les vrij werken (actieve deelname van je) gaan we in op
veiligheidsmaatregelen en leerlijnen .
Je bestudeert:
de studiewijzer en vakopdracht (DWLO).
Bewegingsonderwijs in het speellokaal: lees deel 1; de inleiding
theoretische onderbouwing en hst 1 en 4 van de brochure BO in het
primair onderwijs
2.De rol van de leerkracht.
Aan de hand van een voorbeeldles ervaar je de verschillende rollen
van een leerkracht. We gaan in op de begrippen; leerlijnen, groepjes
maken en doordraaien in een groepjesles. Bewegen op muziek zal ook
aan bod komen.
Je neemt gemakkelijke kleding en gepast zaalschoeisel mee.
Je bestudeert:
Basisdocument hoofdstuk 2 (blz. 15-25) en neem de leerlijnen (blz.
19-20) op papier mee om de activiteiten uit de voorbeeldles in een
leerlijn en bewegingsthema te kunnen plaatsen. Je observeert een les
bewegingsonderwijs van je mentor (of zoekt een video van een
kleuterles) en plaatst de activiteiten uit die les op de leerlijn met
bewegingsthema.
.
3: Organiseren van bewegingsonderwijs en de ontwikkeling van
kinderen.. en bewegen op muziek
We besprek aan de hand van gelezen artikelen veiligheid in een
kleuterles. Daarnaast gaan we aan de hand van activiteiten in op het
klaarzetten, de verschillende organisatievormen en het geven van een
goede instructie bij bewegingsonderwijs.
De verschillende visies die er zijn komen aan bod aan de hand van
eigen voorbeelden. Daarnaast gaan we allerlei activiteiten doen
waaronder een reeks aan activiteiten die behoren bij de leerlijn
bewegen op muziek en tikspelen. En we oefenen weer met de
leerlijnen. Ook de motorische ontwikkeling komt aan bod.
Je neemt mee:
Jouw voorlopige lesopzet voor drie opeenvolgende lessen in schema.
Je bestudeert:
Ten Haaft et al. (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Deel 1.
Ten Haaft et al. (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal.
Inleidende deel bewegen op muziek.
.
4: Leerdoel en (fysieke) leerhulp
Introductie van jaar 2, uitleg van de doelen en opdrachten.
Opbouw van diverse activiteiten op niveau van de studenten die zelf
de bewegingsactiviteiten uitvoeren en daarbij bekijken wat het
bewegingsleerdoel is, wat het risicomoment en/of
bewegingsprobleem kan zijn per activiteit en welke (met name
fysieke) leerhulp toegepast kan worden.
Je bestudeert:
De studiewijzer en vakopdracht (DWLO).
Het artikel "Motorisch leren" van Peter van Beek.
5: Instructie en leerhulp
We herhalen waaraan een ‘goede instructie’ moet voldoen. Er
worden activiteiten uitgezet, instructie gegeven en de activiteiten
worden uitgevoerd aan de hand van lukt het/ loopt het/ leert het,
gericht op het bieden van adequate leerhulp door lesgevers. We gaan
in op de gekozen bewegingsthema’s en zetten activiteiten in een lijn.
Je bestudeert:
Van Berkel (2005). Perspectieven op bewegen. Hoofdstuk 3.4 en
Basisdocument bewegingsonderwijs, hoofdstuk 5,
6: Feedbackmoment en bewegen in brede context
In deze les verdelen we ons in groepen. We bekijken samen de
lesopzetten aan de hand van het beoordelingsformulier.
We doen kort een aantal bewegingsactiviteiten voor in het klaslokaal
en voor op het schoolplein of voor een sportdag.
Je neemt mee:
Jouw lessenserie voor de drie lessen mee (in format zie DLWO) en een
inleiding op deze vakopdracht waarin je de school, klas, werkwijze
e.d. (zie hierboven) mee.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
24
Toetsing
De toetsing van deze module bestaat uit twee elementen:
1.
Vakopdracht Bewegingsonderwijs, in te leveren in de toetsweek van blok 1.
2.
Vaktoets, afgenomen eind van blok 22. De kennisdoelen van bewegingsonderwijs worden getoetst als
onderdeel Vaktoets Bewegingsonderwijs en Kunstzinnige oriëntatie. Dit betreft een schriftelijk tentamen
(meerkeuzevragen).
Literatuur / toetsstof
Haaft, R. ten, Hazelebach, C., Danes, H. & Bruin, R (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Ede: Werkgroep
Bewegingsonderwijs ’t Web.



Deel 1: Theorie: hoofdstukken 1 tot en met 5.
Deel 2: Introductiecluster
Deel 4: hoofdstuk 1: achtergronden Bewegen op Muziek.
Berkel, M. van (2005). Perspectieven op bewegen. Nijverdal: Publicatiefonds Werkgroep Bewegingsonderwijs.

Hoofdstuk 3: Optimaliseren van bewegingsactiviteiten.
Artikelen die zijn geplaatst op de DLWO.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
25
4.7
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Bewegingsonderwijs: de vakopdracht
KO/Bewo
2000VBEW14
INLEIDING - De laatste decennia zijn de inzichten op het gebied van de motorische ontwikkeling van het kind aan
verandering onderhevig. In de actuele benaderingen worden het individu, de omgeving en de taak beschouwd als
aparte voorkomende elementen die elkaar continu wederzijds beïnvloeden tijdens het ontwikkelingsproces. De
motivatie van het kind, de rol van andere kinderen en volwassenen en de wijze waarop het kind de omgeving
waarneemt, zijn belangrijke elementen in het ontstaan van nieuw motorisch gedrag. Ieder kind legt een uniek
ontwikkelingstraject af. Voor de dagelijkse praktijk van groepsleerkracht is kennis van de leerlijnen voldoende om
de kinderen in hun groep situaties te bieden die haalbaar zijn en waardoor zij worden uitgedaagd.
Leerkrachten hebben de taak om kinderen bewust en planmatig te begeleiden in de bewegingscultuur en
ontplooiing van de bewegingsmogelijkheden. Het bevorderen van een positieve attitude en het laten opdoen van
succeservaringen horen hier natuurlijk bij. Leerkrachten kunnen door rekening te houden met de wijzen waarop
kinderen zelf bewegingen leren, het motorisch leerproces beïnvloeden.
Leerdoelen





Je kunt concrete bewegingsdoelen definiëren bij de verschillende bewegingsactiviteiten.
Je kunt aan de hand van je zelfontworpen lessenserie beargumenteren hoe deze aansluit bij leerlijnen en
bewegingsthema’s van voorgaande lessen.
Je kunt organisatie- en groeperingvormen vergelijken en inzetten, rekening houdend met de specifieke
activiteiten en de verschillen tussen kinderen op pedagogisch en didactisch gebied.
Je kunt op minimaal drie verschillende manieren leerhulp aan individuele kinderen ontwerpen zonder dat
daarbij de doorgang van de les voor de andere kinderen gehinderd wordt.
Je kunt je persoonlijke visie op bewegingsonderwijs aan kleuters verwoorden.
Inhoud vakopdracht
Ontwerp op basis van literatuur (waaronder leerlijnen) en de vakcolleges een lessenserie van drie lessen voor
bewegingsonderwijs aan kleuters waarin je gebruik maakt van twee verschillende organisatievormen en twee
verschillende groeperingvormen. Je zorgt voor differentiatie binnen het aanbod van de activiteiten en formuleert
leerhulp per activiteit op minimaal twee manieren. Je onderbouwt je keuzes. Eén van deze lessen heb je gegeven
en is gefilmd. Je levert een videofragment van deze les in van max. 5 minuten en geeft het verband aan met de
lessenserie. In het verslag onderbouw je daarnaast jouw gekozen organisatie- en groeperingsvormen,
activiteitenkeuze, differentiatie, arrangementen en beschrijf je een visie op bewegingsonderwijs. Je beschrijft in je
evaluatie punten die goed waren en punten die beter kunnen een volgende keer.
Uitwerkingseisen vakopdracht:
Voorblad met naam, klas, datum en studentnummer.
Inhoudsopgave met onderstaande hoofdstukindeling en volgorde.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
26
Korte inleiding met een link naar een filmfragment van de gegeven les (maximaal 5 minuten), schooltype,
karakteristieken van de kleuterklas (grootte en bijzonderheden ten aanzien van bewegingsonderwijs: lokaal, aantal
lessen per week, vakleerkracht, werkwijze van de gymlessen).
1.
2.
3.
4.
Drie lesopzetten met verantwoording van de keuze van de activiteiten en de volgorde van de lessen (zie bijlage
I beoordelingscriteria ): je werkt minimaal twee bewegingsthema’s uit die je herhaaldelijk terug laat komen in
de lessenserie van drie lessen. De activiteiten daarnaast hoeven niet herhaald te worden maar moeten wel
organisatorisch passend zijn en de keuze moet kort toegelicht worden. Deze opzet wordt ondersteund door
videobeelden.
De verantwoording van de gekozen organisatie- en groeperingsvormen in de lessenserie aan de hand van een
afweging tussen de voor- en nadelen van deze vormen (zie bijlage I beoordelingscriteria).
Voor de activiteiten uit de gekozen centrale bewegingsthema’s wordt op minimaal twee manieren leerhulp
concreet beschreven (zie bijlage I beoordelingscriteria).
Een evaluatie van de gegeven les aan de hand van de vragen: ‘Wat ging er goed en wat kan er beter?’ (zie
bijlage I beoordelingscriteria). Een persoonlijke visie (zie bijlage I beoordelingscriteria).
Literatuur / toetsstof
Haaft, R. ten, Hazelebach, C., Danes, H. & Bruin, R (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Ede: Werkgroep
Bewegingsonderwijs ’t Web.



Deel 1: Theorie: hoofdstukken 1 tot en met 5.
Deel 2: Introductiecluster
Deel 4: hoofdstuk 1: achtergronden Bewegen op Muziek.
Berkel, M. van (2005). Perspectieven op bewegen. Nijverdal: Publicatiefonds Werkgroep Bewegingsonderwijs.

Hoofdstuk 3: Optimaliseren van bewegingsactiviteiten.
Artikelen die zijn geplaatst op de DLWO.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
27
HOOFDSTUK 5. | Onderzoeksvaardigheden
SIS-code:
Afstudeeronderzoek - 2000AFON13
INLEIDING – Ter voorbereiding op het individueel uit te voeren afstudeeronderzoek zijn er in het begin van blok
2.1 twee inleidende colleges over onderzoeksvaardigheden en de kenmerken van een praktijkgericht
probleemanalytisch onderzoek. Het is voor iedereen van belang deze colleges te volgen, ook al ben je van plan pas
later in het jaar met je onderzoek te starten. Er wordt ingegaan op alle onderdelen van de onderzoekscyclus. Aan
de orde komen o.a.:










De kenmerken van een praktijkgericht probleemanalytisch onderzoek
De oriëntatiefase (contact met stageschool, probleemverkenning, verzamelen literatuur)
Het opstellen van een goed doordacht Plan van Aanpak (aandacht voor de verschillende onderdelen)
Het formuleren van probleemstelling, doelstelling, hoofd- en deelvragen
Het theoretisch kader en de samenhang tussen literatuur- en praktijkonderzoek
Methoden en instrumenten voor dataverzameling, en de onderzoekspopulatie
Weergave en analyse van de resultaten
Conclusie, aanbevelingen en discussie.
Literatuurlijst en literatuurverwijzing volgens APA-richtlijnen
De opbouw van het onderzoeksverslag.
Als je al in september/oktober wilt starten met je afstudeeronderzoek, geef je je op voor de twee practica die in de
week van 15 september en 13 oktober plaatsvinden. Onder begeleiding van een kerndocent werk je aan het
opstellen van jouw Plan van Aanpak, dat de basis is voor je onderzoek. Hiertoe moet je het nodige voorwerk doen:
overleg met de stageschool over een geschikt onderwerp, probleemverkenning, literatuurverkenning. Tijdens de
practica wordt ook teruggegrepen op de andere aandachtspunten uit de colleges.
Later in het studiejaar zijn er nog drie ‘instapmomenten’ (november/december, januari/februari, maart/april),
steeds met twee practica ter voorbereiding van een goed Plan van Aanpak. Het is wel belangrijk om van te voren
goed te bedenken wat voor jou het beste moment is om aan je onderzoek te beginnen.
Literatuur:
-
Kallenberg,e.a. (2012). Ontwikkeling door onderzoek. Amersfoort: Thieme Meulenhoff.
Handleiding Afstudeeronderzoek 2014-2015 (op DLWO).
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
28
HOOFDSTUK 6A. | De praktijk van het basisonderwijs 2.1
SIS-code:
Praktijk 2.1 - 2000PR2114
INLEIDING – In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze
ontwikkeling wordt gedurende de gehele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix “Leren
lesgeven in de grote stad (Amsterdam)” van de Pabo HvA. Aan het eind van het tweede studiejaar moet je in staat
zijn om zelfstandig – met begeleiding op afstand – het onderwijs voor een groep te plannen en uit te voeren.
Gedurende dit blok werk je aan de volgende doelen:
Stagedoelen


Je kunt een realistische planning maken voor de praktijkactiviteiten per blok en per dag.





In de communicatie met (jonge) kinderen sluit je aan bij hun taalniveau en belevingswereld.
Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een lesdag in de
stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten.
Je kunt eigen onderwijsmateriaal ontwerpen en gebruiken als aanvulling op de lesmethode.
Je kunt (jonge) kinderen observeren bij hun spel met behulp van observatie-instrumenten.
Je hebt zicht op het registreren en analyseren van toetsen binnen het LVS van de school.
Je kunt flexibel inspelen op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin.
Je levert een bijdrage aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht.

Je kunt de groep als geheel en subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak.

Stageactiviteiten





Je voert ten minste drie gecompliceerde lessen uit: vakoverstijgend, verschillende leeractiviteiten,
differentiatie, op basis van verschillende didactische werkwijzen en leersituaties. De lesvoorbereidingen
worden vooraf voorgelegd aan de mentor ter goedkeuring.
In de lessen (dagdelen + gewone lessen) zit ten minste één lessenreeks van drie opeenvolgende lessen.
In de lessen zitten ten minste twee lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van zelf ontwikkeld
onderwijsmateriaal.
Je verzorgt ten minste drie voorbereide instructies aan individuele leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben.
Je verzorgt ten minste één dag onderwijs aan de hele groep.
Beoordelingsprocedure
Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt
geactualiseerd.
De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de opleider in de school (bij
een opleidingsschool), of door de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool).
De procedure is als volgt:
Aan het eind van blok 2.1 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te
vullen met onvoldoende, voldoende, goed of excellent. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek
met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de opleider in school of de stagedocent. De opleider in de school /
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
29
stagedocent is de examinator en komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met
de student door de mentor is toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een
eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en geeft het cijfer.
Je neemt de eindbeoordeling van de opleider in de school / stagedocent op in het portfolio.
Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2014-2015.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
30
HOOFDSTUK 6B. | De praktijk van het basisonderwijs 3.2
SIS-code:
Praktijk 3.2 - 2000PR3214
INLEIDING – Voor het afronden van het onderdeel praktijk 3.2 in 2014-2015 zijn er voor het cohort 2013-2014
twee opties.
Optie A:
De student loopt in totaal 20 volledige dagen stage extra. Het gaat hierbij om zoveel mogelijk ervaring opdoen,
waardoor de student werkt aan een verdere ontwikkeling van zijn competenties.
Naast het vaststellen van het aantal ingevulde stagedagen wordt tegelijkertijd door de mentor gecontroleerd of
aan de geldende criteria is voldaan. Het betreft dan de criteria behorende bij de periode waarin de stagedagen zijn
ingevuld2.
Naast inhoudelijke criteria is een belangrijke eis bij het onderdeel praktijk dat de student aantoont voldoende uren
in de stage te hebben doorgebracht zodat aan de praktijkcompetenties wordt voldaan.
Nadat de 20 stagedagen volledig zijn doorlopen ontvangt de student zijn beoordeling voor praktijk 3.2 door het
gemiddelde cijfer toe te kennen van de hierboven bedoelde stageperiodes3.
Optie B:
De student doet een praktijkassessment aan het eind van blok 2.2. Bij positief afronden van het praktijkassessment
verleent de Examencommissie een vrijstelling voor Praktijk 2.3 en 2.4, waarna 3.1 en 3.2 in het tweede semester
van jaar 2 uitgevoerd kunnen worden. Het praktijkassessment wordt afgenomen door twee gecertificeerde
assessoren en bestaat uit drie onderdelen: een lesvoorbereiding maken, het geven van een les in aanwezigheid
van de assessoren en het reflecteren over de gegeven les met de assessor. Hierna volgt een beoordeling.
Voorwaarden en regels:






De student overlegt met de stageschool op welke momenten de hier bedoelde stagedagen kunnen worden
ingevuld.
De 20 stagedagen kunnen in het eerste en tweede studiejaar worden ingevuld. De student mag er ook voor
kiezen deze dagen, of een deel ervan, pas in het derde studiejaar, in te vullen.
De stagedagen kunnen in de stageklas worden ingevuld waar de student al zijn reguliere stage loopt, maar
mogen ook in andere groepen worden ingevuld.
Het bijwonen van een studiedag op de stageschool, meegaan met een schoolreisje of een schoolkamp zijn
tevens mogelijkheden waarmee stagedagen kunnen worden ingevuld.
De student informeert zijn studieloopbaanbegeleider en zijn mentor van zijn reguliere stage over een
mogelijke invulling van (een deel van) de 20 stagedagen.
De student noteert op bijgaand voortgangsformulier in het kort per dag wat zijn belangrijkste taak is geweest
en aan welke competentie(s) hij voornamelijk heeft gewerkt.
2
De mentor tekent voor het aantal ingevulde stagedagen. Een beoordeling van het bijbehorende stageblok is een advies,
waarbij de opleider of stagedocent de examinator is.
3 Bijvoorbeeld: verspreidt de student de 20 stagedagen over drie blokken; dan is het cijfer het gemiddelde van deze drie
blokken.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
31



Als de mentor de ingevulde activiteit als volwaardige stagedag erkent, zet hij zijn paraaf bij het betreffende
onderdeel.
Na ieder blok ontvangt de studieloopbaanbegeleider een geactualiseerd voortgangsformulier met het voor dat
blok geldende praktijkbeoordelingsformulier.
De studieloopbaanbegeleider registreert het resultaat in SIS.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
32
HOOFDSTUK 7. | Studieloopbaanbegeleiding
SIS-code:
Studieloopbaanbegeleiding 2.1 - 2000SLB214
INLEIDING - Reflectie op je professionele ontwikkeling in studie en stage blijft ook tijdens het tweede studiejaar
centraal staan in de studieloopbaanbegeleiding. De competentiematrix ‘Leren in de grote stad (Amsterdam)’ biedt
het kader om je ontwikkeling te duiden en een houvast voor het formuleren van nieuwe leerdoelen. De
inhoudelijke thema’s, de beroepsopdracht en de colleges geven stof voor nadere invulling. Het portfolio bevat de
documenten die een goede voortgang in je ontwikkeling tot leerkracht onderstrepen. Evenals bij beroepsopdracht
wordt bij studieloopbaanbegeleiding belang gehecht aan integratie van theoretische kennis en praktijkervaring en
moet een hbo-niveau kunnen worden aangetoond. In voorbereiding op de eisen waaraan het beoordelingsgesprek
aan het eind van het tweede studiejaar zal moeten voldoen, zullen zelfevaluatie, casus en visieontwikkeling ook in
het eerste semester al belangrijke aandachtspunten zijn. Per blok zijn er vier gezamenlijke bijeenkomsten. Deze
SLB-reeks staat in het teken van een actueel overzicht van je professionele ontwikkeling, aan de hand van
competentiematrix, nieuwe leerdoelen en een of meer van bovengenoemde aandachtspunten. Tijdens de
gezamenlijke bijeenkomsten is er altijd ruimte voor het uitwisselen van ervaringen, opgedaan in stage (intervisie)
en studie.
Leerdoelen





Je kunt een casus inbrengen en gebruikmaken van intervisietechnieken om een ingebrachte casus met elkaar
te bespreken.
Je weet hoe je gedragspatronen zo nodig kunt doorbreken.
Je kunt met behulp van video-opnames reflecteren op je eigen handelen in de praktijk.
Je kunt feedback geven aan medestudenten en staat open voor feedback van medestudenten.
Je werkt aan de ontwikkeling van je visie op het onderwijs en het beroep van leerkracht.
Het programma
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1: Het studieprogramma en nieuwe voornemens – Bijeenkomst 1
Besproken wordt wat er in studie en stage in het tweede jaar van je
wordt verwacht. Het is belangrijk nu al goed zicht te hebben op waar
je nog allemaal aan moet werken om straks aan het eind van het
studiejaar te kunnen aantonen dat je een startbekwame leerkracht
bent. Op basis van het studieprogramma, de stage-eisen, de duiding
van je professionele ontwikkeling op de competentiematrix en je
actuele sterkte-zwakteanalyse worden nieuwe voornemens met
elkaar uitgewisseld. We besteden ook aandacht aan een goede
studieplanning. Verder maken we afspraken over het SLB-programma,
met terugkerende aandachtspunten als uitwisseling van stageervaringen, het maken en tonen van video-opnames voor reflectie en
feedback op eigen handelen in de klas, intervisie aan de hand van
casussen uit de praktijk, en visieontwikkeling.
Je bestudeert:
Studiewijzer 2.1, zodat je een goed overzicht hebt van wat er in studie
en stage in dit blok wordt verwacht. Je maakt een
ontwikkelingsgerichte sterkte-zwakteanalyse, op basis van je
ervaringen in studie en stage in jaar 1.
2. Stagevoorbereiding –Bijeenkomst 2
De voorbereiding op je nieuwe stage heeft tijdens deze bijeenkomst
onze eerste aandacht. Daarnaast kijken we nog eens naar de
leerstijlen van Kolb en hoe je in het lesgeven rekening kunt houden
met verschillende leerstijlen bij leerlingen (denkers, dromers,
doeners, beslissers).
Aan de orde komen verder de aandachtspunten en eisen voor het
schrijven van een gestructureerde en heldere visie op het onderwijs
en het beroep van leerkracht, als onderdeel van de afronding van SLB
aan het einde van het tweede studiejaar.
Je bestudeert:
Praktijkgids 2014-2015 en de aanwijzingen over de praktijk in deze
studiewijzer. Zodra jouw stageschool bekend is, verdiep je je in de
identiteit, de onderwijsvisie en het beleid van de school. Je bedenkt
ook hoe je in de nieuwe stageklas wilt presenteren. Je zet voor jezelf
de stage-eisen voor dit blok op een rijtje en actualiseert je stagemap.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
33
3. De eerste ervaringen op de nieuwe stageplek– Bijeenkomst 3
In deze bijeenkomst wisselen we eerste ervaringen op je nieuwe
stageplek uit en je bereidt je voor op de komende stageweek.
We bespreken functie, doel en aandachtspunten bij het geven en
ontvangen van feedback. Verder wordt overlegd over de keuze van
een onderwerp, waarover je op basis van theoretische kennis en
ervaringen in de praktijk een visie kunt verwoorden, als voorbereiding
op bijeenkomst 4.
Je neemt mee:
4. Ervaringen met studie en stage – Bijeenkomst 4
Via intervisie behandelen we een casus uit de praktijk.
En verschillende, op schrift gestelde visies (zie hiernaast) met
betrekking tot een gezamenlijk gekozen onderwerp worden met
elkaar uitgewisseld. Tevens komt in deze bijeenkomst de Roos van
Leary aan bod.
Je neemt mee:
Logboekaantekeningen mee van de eerste stagedag.
Een uitgeschreven casus uit je stagepraktijk. Deze breng je in in de
bijeenkomst. Je hebt je eigen visie op schrift gesteld ten aanzien van
een in bijeenkomst 3 gezamenlijk gekozen onderwerp.
Toetsing
Aan het eind van semester 1 (blok 2.2) vindt toetsing plaats in de vorm van een functioneringsgesprek. Zorg ook
dat je portfolio up-to-date en toegankelijk is.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
34
HOOFDSTUK 8. | Praktische informatie
INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok zoals de
blokkalender, de gebruikte literatuur en internetsites, het minimum taalniveau dat we hanteren, etcetera.
Opzet blok 1
Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de
kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of
stageactiviteiten.
BLOK 1
1
36
01/09
2
37
08/09
3
38
15/09
16/09: 1e
stagedag
4
39
22/09
5
40
29/09
6
41
06/10
STAGEWEEK
VT: ma t/m vr.
DT: 1 dag extra
7
42
13/10
HERFST
8
43
20/10
9
44
27/10
TOETSWEEK.1
Stagebeoord.
Beroepsopdr.
Vakopdracht
10
45
03-11
TOETSWEEK 2
Thematoets
Vaktoets
Vaktoets
Belangrijke internetsites




http://rooster.hva.nl. Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas.
https://intra.doo.hva.nl/content/pabo/opleidingen/vt-da/. Hier staat alle actuele informatie van de opleiding
en de verschillende vakken.
https://sis.hva.nl. Bekijk hier jouw studievoortgang.
https://DLWO.hva.nl. De digitale leer- en werkomgeving van de HvA.
Belangrijke documenten (downloaden via DLWO):


Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”.
Praktijkgids 2014-2015.
Boekenlijst
Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken vind je op deze website:

http://athenaeum-hbo.mijnboekhandelaar.com
Taalniveau
Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het
Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van
alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse
en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op
http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen.
Alle schrijfproducten van studenten worden nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo HvA (is een onderdeel
van het taalaspect ‘schrijven’). Deze Taalnorm vind je in een van de bijlagen bij deze Studiewijzer. Bij teveel fouten
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
35
wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de
eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. De beoordeling met behulp van de
Taalnorm staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
36
BIJLAGE 1.| BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 2.1 DEELTIJD
Leren door spelen
Pabo HvA 2014-2015
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Kerndocent:
Cijfer:
(in te vullen door opleider in de school / stagedocent)
Datum beoordeling:
Stageschool/groep:
Mentor:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee

De student heeft de stageactiviteiten voor dit blok uitgevoerd.
O
O

De stagemap van de student is op orde.
O
O
O/V/G
B. Beoordelingscriteria
1.
De student heeft een realistische
planning gemaakt voor de
praktijkactiviteiten per blok en per dag.
2.
De student heeft in de communicatie
met (jonge) kinderen aangesloten bij
hun taalniveau en belevingswereld.
3.
De student heeft laten zien in staat te
zijn tot het plannen, voorbereiden,
organiseren, verzorgen en evalueren
van een lesdag in de stagegroep met
soepele overgangen tussen de
verschillende (les)activiteiten.
De student heeft eigen
onderwijsmateriaal ontworpen en
gebruikt als aanvulling op de
lesmethode.
De student heeft laten zien in staat te
zijn (jonge) kinderen te observeren bij
hun spel met behulp van op de
opleiding aangereikte observatieinstrumenten.
De student heeft laten zien zicht te
hebben op het registreren en
analyseren van toetsen binnen het LVS
van de school.
4.
5.
6.
7.
8.
Voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag

De student heeft bij aanvang van de blok een planning
aangeleverd.

De planning is realistisch en voldoet aan de stagedoelen en
minimale stageactiviteiten vanuit de opleiding.

De student past het eigen taalgebruik aan bij het taalniveau van de
verschillende kinderen in de groep.

De student leeft zich in in de leef- en belevingswereld van het
(jonge) kind; dat blijkt uit de gesprekken met kinderen en uit de
betrokkenheid bij hun (spel)activiteiten.

De student houdt zelf de lestijd en de lesdoelen in de gaten.

De student zorgt op de lesdag voor een evenwichtige afwisseling in
instructie en begeleiding in de groep(en).






De student heeft flexibel ingespeeld op
onverwachte gebeurtenissen in
pedagogische en in didactische zin.

De student heeft bijgedragen aan het
pedagogisch klimaat in de klas, waarbij
sprake is van overzicht en overwicht. De


De student heeft in tenminste vijf leersituaties eigen
onderwijsmateriaal gebruikt.
De student heeft de keuzes met betrekking tot het eigen
onderwijsmateriaal verantwoord.
De student heeft laten zien de in de opleiding aangereikte
observatie-instrumenten in de praktijk te kunnen hanteren.
De student let er bij het vastleggen van observaties op dat dit
objectief, feitelijk en zonder oordeel of mening gebeurt.
De student kan de mentor ondersteunen bij het registreren van
toetsen in het LVS.
De student kan op basis van resultaten van toetsen aangeven
welke groepen kinderen extra hulp en begeleiding nodig hebben
van de leerkracht.
De student heeft verschillende strategieën besproken en deels
getoond om om te kunnen gaan met onverwachte gebeurtenissen.
De student kan achteraf aangeven en verantwoorden op welke
wijze hij heeft ingespeeld op een onverwachte gebeurtenis.
De student reageert op kinderen en situaties zodanig dat het
pedagogisch klimaat veilig blijft.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
37
student heeft de groep als geheel en de
subgroepjes daarbinnen aangesproken
en aangestuurd en aangestuurd op de
taak.

De student heeft overzicht over de groep, bevordert taakgericht
gedrag en weet de rust in de groep te handhaven
C. Eindbeoordeling / cijfer
Uitmuntend = 10
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; acht onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Zeer goed = 9
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; zes of zeven onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Goed = 8
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; vier of vijf onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; twee of drie onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Voldoende = 6
Aan alle onder A. genoemde onderdelen is voldaan en ten minste zeven van de onder B genoemde onderdelen is voldoende.
Onvoldoende = 5
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste twee onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 4
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste drie onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 3
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vier onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 2
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vijf onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 1
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste zes onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
D. Toelichting bij beoordeling
Handtekening mentor
Naam:
Datum:
Handtekening:
Handtekening opleider in de school / stagedocent
Naam:
Datum:
Handtekening:
Beoordelingsprocedure:

De mentor vult het beoordelingsformulier in door middel van de onder A en B gevraagde onderdelen.

De mentor geeft het beoordelingsformulier na ondertekening aan de opleider in school / stagedocent.

Opleider in de school / stagedocent geeft het eindcijfer en ondertekent het formulier.

Opleider in de school / stagedocent stuurt (een scan van) het ondertekende formulier met cijfer naar de instituutsopleider.

De instituutsopleider/ stagedocent voert het cijfer in in SiS en stuurt een scan van het formulier naar de student en het stagebureau.

Het stagebureau archiveert het beoordelingsformulier.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
38
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
39
BIJLAGE 2.| Beoordelingsformulier Praktijk 3.2 DT | Cohort 2013-2014
Pabo HvA 2014-2015
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Coach/SLB-er:
Stagedag
en blok
Datum
Cijfer:
Datum beoordeling:
Stagescholen/groepen:
Mentoren:
Korte beschrijving van activiteit(en) en vermelding
van de deelcompetentie(s) die hiermee verder zijn
ontwikkeld
Naam
mentor
Stageschool
Paraaf
mentor
Dag 1
Blok
Dag 2
Blok
Dag 3
Blok
Dag 4
Blok
Dag 5
Blok
Dag 6
Blok
Dag 7
Blok
Dag 8
Blok
Dag 9
Blok
Dag 10
Blok
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
40
Dag 11
Blok
Dag 12
Blok
Dag 13
Blok
Dag 14
Blok
Dag 15
Blok
Dag 16
Blok
Dag 17
Blok
Dag 18
Blok
Dag 19
Blok
Dag 20
Blok
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
41
BIJLAGE 3.| Beoordelingsformulier Beroepsvoorbereiding: rijk leermiddel
Pabo HvA 2014-2015
Rijk leermiddel: laat kleuters DENKEN, VERWONDERD ZIJN, SAMEN WERKEN, PLEZIER BELEVEN, ONTDEKKEN, MATERIAAL LEREN KENNEN
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Kerndocent:
Cijfer:
Datum beoordeling:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
1.
Taalnorm pabo
O
O
2.
Literatuurverwijzing volgens APA
O
O
3.
Handleiding is toegevoegd
O
O
Het leermiddel voldoet aan
B. Inhoudelijke criteria
Handleiding
KLEUTER
Onv.
Voldoende
Goed






Het doel van het leermiddel is
aangegeven
De differentiatiemogelijkheden zijn
aangegeven
De doelgroep is omschreven
In de handleiding wordt een koppeling
gemaakt tussen theorie en praktijk
De didactische aanpak voor de leraar is
duidelijk gemaakt





K

indgericht


&

L

Het materiaal zet aan tot ontdekkend
en onderzoekend gedrag
Het materiaal sluit aan bij de
belevingswereld en
ontwikkelingsbehoeften van kleuters
Het materiaal leidt tot actieve
leerervaringen




eerrijk
E
&
Het materiaal is geschikt voor kleuters
(groep 1-2, 4 tot 6 jarigen)
Het is concreet materiaal dat kleuters
zelf kunnen pakken en opruimen
In het materiaal komen leerdoelen
duidelijk naar voren.
Het kind verwerft nieuwe inzichten
In de handleiding worden zowel product als
procesdoelen weergegeven
In de handleiding wordt duidelijk gemaakt dat
het leermiddel onderdeel uitmaakt van een
leer/ontwikkelingslijn
In de handleiding worden extra
differentiatiesuggesties gegeven
De didactische aanpak wordt in relatie tot
organisatie/klassenmanagement beschreven
Er worden denkstimulerende vragen gegeven
gericht op het leermiddel.
Er worden extra bronnen gebruikt, buiten de
basisliteratuur
Het materiaal is gericht op de brede
ontwikkeling van kleuters
Het materiaal doet een appèl op de fantasie
Het materiaal biedt mogelijkheden om van
concreet naar abstract handelen te komen
Het materiaal nodigt uit tot
probleemoplossend denken

rvaringsgericht





Het materiaal lokt uit tot het doen van
meerdere zintuiglijke ervaringen
Het materiaal bevordert zelfstandig werken
Het materiaal nodigt uit tot interactie en
samenwerkend leren
Het materiaal prikkelt de verbeeldingskracht
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
42
U
T
itdagend

alentgericht


&
E
R
In het materiaal zit 1
differentiatiemogelijkheid
Het materiaal stimuleert een
succesbeleving
Het materiaal nodigt uit tot ontdekken
en experimenteren





In het materiaal zitten meerdere
differentiatiemogelijkheden (niveau, tempo
en/of belangstelling)
Het leermiddel sluit aan bij verschillende
leerstijlen van kinderen (Kolb of Gardner)
Het materiaal is vakoverstijgend
De zone van de naaste ontwikkeling wordt
zichtbaar geactiveerd middels het leermiddel
Uitbreiding van het handelingsrepertoire
xperimenteren
esultaat





Het materiaal is duurzaam
Het materiaal ziet er verzorgd uit
Het materiaal is kleurrijk
Het materiaal heeft een open en rijk
karakter
Het materiaal is productgericht



Het materiaal beantwoordt aan het idee van de
‘stem der dingen’
Het materiaal is product- en procesgericht
Het materiaal heeft een zelfcontrolerend
karakter
C. Eindbeoordeling / cijfer
O
10
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
9
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en vier onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
8
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en drie onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
7
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en een of twee onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
6
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
43
BIJLAGE 4.| Beoordelingsformulier Vakopdracht Bewegingsonderwijs DT 2.1
Pabo HvA 2014-2015
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Cijfer:
Datum beoordeling
Docent:
A. Algemene onderdelen
Ja
Nee
Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA.
O
O
In het verslag met verantwoording worden APA richtlijnen voor bronvermelding en literatuurverwijzing op
correcte wijze toegepast.
O
O
B. Onderdelen
Helemaal niet
(o punten)
Niet helemaal
(1 punt)
Voldoende
(2 punten)
Goed
(3
punten)
1.De student heeft drie
lesopzetten in samenhang
ontworpen en
verantwoordt in
voldoende mate deze
samenhang met behulp
van de videobeelden.
Dit criterium telt dubbel.
2. Het verslag bevat in
voldoende mate een
verantwoording van de
twee verschillende
organisatie- en
groeperingvormen. De
student kan twee voor- en
nadelen noemen van de
gekozen organisatie- en
groeperingvormen vanuit
de literatuur.
3.In het verslag zijn
minimaal twee manieren
van relevante leerhulp per
activiteit beschreven.
4. De student evalueert
zijn gegeven les aan de
hand van de vragen: wat
ging er goed en wat kan er
beter?
5. De student weet in
voldoende mate een
persoonlijke visie op
bewegingsonderwijs te
verwoorden.
Bonus Het product is
door de docent
beoordeeld als origineel,
excellent en kenmerkt
zich door eigenheid.
.
+ Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is.
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
44
C. Eindbeoordeling / cijfer
O
Uitmuntend = 10
18 punten
O
Zeer goed = 9
16-17punten
O
Goed = 8
14-15 punten
O
Ruim voldoende = 7
12-13 punten
O
Voldoende = 6
10-11 punten
O
Onvoldoende = 5
8-9 punten
O
Ruim onvoldoende = 4
6-7 punten
O
Zwaar onvoldoende=3
4-5 punten
O
Helemaal onvoldoende=2
1-2-3 punten
O
Niets=1
0 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
45
BIJLAGE 5.| De taalnorm van Pabo HvA
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
46
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
47
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
48
PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014.
49