Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Studiewijzer Pabo Deeltijd Blok 2.1 2014-2015 [Type here] PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 2 Inhoud BLOK 2.1| LEREN DOOR SPELEN. WAT IS GOED ONDERWIJS AAN JONGE KINDEREN? ...........................4 HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING? ..................................................................................................................................4 BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 2.1 EN BLOK 2.2 DT.....................................................................5 TOELICHTING BIJ OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 2.1 EN BLOK 2.2 VT ...........................................................6 DERDEJAARS ONDERWIJSPROGRAMMA IN 2014-2015 ..........................................................................................................6 HOOFDSTUK 1.| THEMAONDERWIJS – DE HOOR- EN WERKCOLLEGES.................................................7 HOOFDSTUK 2.| DE BEROEPSVOORBEREIDING – ONTWERP EEN RIJK LEERMIDDEL ............................ 10 HOOFDSTUK 3.| BEROEPSOPDRACHT 3.2 MEESTERSCHAP: PASSEND ONDERWIJS ORGANISEREN ...... 11 HOOFDSTUK 4.| KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES ....................................................... 14 NEDERLANDS: TAALBESCHOUWING EN JEUGDLITERATUUR ....................................................................................................15 NEDERLANDS: LANDELIJKE KENNISBASISTOETS ....................................................................................................................17 LOGOPEDIE..................................................................................................................................................................18 REKENEN & WISKUNDE: METEN EN MEETKUNDE ................................................................................................................19 REKENEN & WISKUNDE: LANDELIJKE KENNISBASISTOETS ......................................................................................................21 BEWEGINGSONDERWIJS: ZONDER BEWEGEN, KOM JE NERGENS..............................................................................................23 BEWEGINGSONDERWIJS: DE VAKOPDRACHT .......................................................................................................................26 HOOFDSTUK 5. | ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN................................................................................ 28 HOOFDSTUK 6A. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS 2.1 ........................................................ 29 HOOFDSTUK 6B. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS 3.2 ........................................................ 31 HOOFDSTUK 7. | STUDIELOOPBAANBEGELEIDING............................................................................. 33 HOOFDSTUK 8. | PRAKTISCHE INFORMATIE ...................................................................................... 35 BIJLAGE 1.| BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 2.1 DEELTIJD ........................................................ 37 BIJLAGE 2.| BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 3.2 DT | COHORT 2013-2014 ................................ 40 BIJLAGE 3.| BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSVOORBEREIDING: RIJK LEERMIDDEL ...................... 42 BIJLAGE 4.| BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT BEWEGINGSONDERWIJS DT 2.1 .................. 44 BIJLAGE 5.| DE TAALNORM VAN PABO HVA...................................................................................... 46 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 3 Blok 2.1| Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Bij de start van het tweede jaar ga je je verdiepen in de ontwikkeling van het jonge kind, met name de kleuter. Om met jonge kinderen te kunnen werken, moet je op de hoogte zijn van de typische kenmerken van deze leeftijdsgroep. Pedagogen en psychologen die zich buigen over ontwikkelingsfasen constateren telkens dat er een groot verschil bestaat in denken, leren en perceptie van de wereld tussen kleuters en schoolkinderen. Een kleuter is dus geen schoolkind. Kleuters hebben een magische beleving van de werkelijkheid, ervaren emoties intens, hebben nog geen zakelijk wereldbeeld en leren incidenteel en intuïtief. Het handelen van jonge kinderen laat zien dat perspectief nemen nog moeilijk is, wat samenhangt met het egocentrisme. Dit vraagt van jou als leraar een grote mate van (cognitieve) empathie en het kunnen afstemmen van jouw pedagogisch-didactisch handelen op de behoeften van het jonge kind. Hoe ver ben je met de opleiding? Je hebt nu het eerste jaar afgerond en dus heb je een flinke basis gelegd om een goede leerkracht basisonderwijs te worden. Je hebt je gefocust op de grootstedelijke omgeving van Amsterdam. Dit jaar zul je steeds meer gaan merken dat jij ook echt verschil maakt voor die Amsterdamse kinderen. We focussen dit blok op hoe jij het leren en ontwikkelen van kinderen zo effectief mogelijk stimuleert. 1 Praktijk 2 Praktijk Het Amsterdamse onderwijs in theorie en praktijk 1.1 Kennismaken met het 1.2 Amsterdamse onderwijs in Amsterdamse onderwijs theorie en praktijk Onderbouw (accent groep 3 en 4) Onderbouw (accent groep 3 en 4) Leren door spelen en leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind 2.1 Leren door spelen 2.2 Leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind Onderbouw (groep 1 en 2) Onderbouw (groep 1 en 2) Kinderen leren op verschillende manieren 1.3 Kinderen leren verschillend 2.4 Leren in en met de groep Bovenbouw Profileringsfase 2.3 Hoe word ik een startbekwame 2.4 Afstudeerproduct leerkracht jk/ok? Specialisatie Afstudeerfase 3 Praktijk 3.1 Eigen (LIO-)groep: verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep LIO 1 Bovenbouw Specialisatie Minorfase 3.2 (Eigen) onderwijs ontwikkelen en verantwoorden Minor LIO 2 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 4 Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 2.1 en blok 2.2 DT STUDIESCHEMA PABO 2014-2015 | 2e JAAR | BLOK 2.1 & BLOK 2.2| DT STUDIEONDERDEEL Studiepunten BLOK 2.1 & BLOK 2.2 Blok 2.1 Blok 2.2 Pedagogiek / themalijn 2.2 (thematoets) 6 Beroepsvoorbereiding Pedagogiek 2.2 4 Nederlands 2.2 (vaktoets) 2 Kennisbasistoets Nederlands 1 Rekenen Wiskunde 2.1 (vaktoets) 2 Kennisbasistoets Rekenen Wiskunde 1 2 Mens & Wereld 2.2 (vakopdracht) 2 Cultuureducatie 2.2 (vaktoets) 2 Vakopdracht Bewegingsonderwijs 2.1 2 Praktijk 2.1 8 Praktijk 2.2 8 Studieloopbaanbegeleiding 2.1 4 Studiepunten totaal 1e semester DT 2.1 & 2.2: 14 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 30 5 Toelichting bij overzicht studieprogramma en toetsing blok 2.1 en blok 2.2 VT Iedere lesblok wordt het onderwijs op de pabo verzorgd rondom het thema van dat blok. Voor het komende semester is dat: Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Het themaonderwijs bestaat uit hoorcolleges en werkcolleges (pedagogiek), waarvan de kennis aan het einde van het semester wordt getoetst in de thematoets van blok 2.2. De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden staan ook in het teken van het thema. Je volgt vakcolleges en oefent jouw vaardigheden in de verschillende vakdomeinen. Per blok wordt de stof van een aantal vakcolleges getoetst middels een multiple choice toets of een vakopdracht. Let hierbij goed op het toetsschema. Het onderdeel beroepsvoorbereiding (pedagogiek) wordt afgesloten met een ontwerpopdracht. Deze opdracht vormt de schakel tussen de kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet en het beroep van leerkracht basisonderwijs. In dit semester krijg je practica onderzoeksvaardigheden aangeboden ter voorbereiding op je afstudeeronderzoek. In jaar 2 loop je twee dagen stage in de praktijk van het basisonderwijs, je start in de onderbouw (groep 1 en 2). De informatie hierover staat in de Praktijkgids 2014-2015 vermeld, deze informatie is leidend. Tot slot word je tijdens de studieloopbaanbegeleiding begeleid door jouw kerndocent/coach. Derdejaars onderwijsprogramma in 2014-2015 In dit studiejaar wordt eenmalig de mogelijkheid geboden om het derdejaars programma af te ronden binnen studiejaar 2, 2014-2015. Hiertoe maakt de student de beroepsopdracht 3.2 (zie hoofdstuk 3) en rondt de student Praktijk 3.2 af met 20 stagedagen (zie hoofdstuk 6B) of een praktijkassessment. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 6 HOOFDSTUK 1.| Themaonderwijs – De hoor- en werkcolleges SIS-code: Pedagogiek/Themalijn 2.1 – 2000PTH214 INLEIDING - In dit blok loop je stage in groep 1 en 2 van de onderbouw. Het thema van 2.1 is: Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? In spel gelden de eigen plannen en ideeën van kinderen. Spelactiviteiten vragen denkkracht. Kleuters moeten zelf bedenken wat ze gaan spelen, hoe ze gaan spelen en welke materialen ze hierbij nodig hebben. Daarnaast gaan kleuters zich mentale voorstellingen vormen over de situaties waar ze over gaan spelen, van de rollen die ze innemen en van de activiteiten die in die rol uitgevoerd worden. Spel doet een appèl op de brede ontwikkeling van kinderen. Spel is volgens Vygotsky de motor van de ontwikkeling en vormt volgens hem de leidende activiteit in de kleuterfase. Er zijn ook andere visies op onderwijs aan het jonge kind. Tijdens de hoorcolleges en practica pedagogiek analyseer je diverse uitgangspunten en werkwijzen van het werken met jonge kinderen. Daarnaast leer je hoe je een rijk aanbod kunt organiseren en realiseren, rekening houdend met de doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen van de voorschool tot en met groep 3. Themalijn, vakcolleges, beroepsvoorbereiding en stage bereiden voor op jouw taak als startbekwame leerkracht. Leerdoelen Je begrijpt dat spel de basis vormt voor de ontwikkeling van jonge kinderen en kunt spel observeren en begeleiden op verschillende manieren Je kent verschillende visies op het leren en ontwikkelen van jonge kinderen en je kunt deze visies herkennen in een context Je kent de ontwikkelingspsychologische mijlpalen van de kleuterleeftijd en je kunt deze herkennen in een context en je onderwijs hierop afstemmen Je kent de doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen van voorschool tot en met groep 3 Je kent het belang van een goede didactische organisatie en de specifieke rol en houding van een leerkracht voor het jonge kind. Je kunt een dagschema ontwerpen dat recht doet aan de leer- en ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen. Je kent de kenmerken van een rijke leeromgeving en kunt een gedifferentieerd onderwijsaanbod ontwerpen. Je kent de pedagogische- en didactische en organisatorische strategieën (klassenmanagement), die belangrijk zijn voor lesgeven in de onderbouw. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 7 Het programma Bijeenkomsten Hoorcollege 1 (03-09-’14): De kleuter: ontwikkelingspsychologie en kenmerken Als je met jonge kinderen werkt, moet je op de hoogte zijn van de typische kenmerken van deze leeftijdsgroep. Een kleuter begeleid en benader je anders dan een middenbouwer of een bovenbouwer. We gaan in op de ontwikkelingspsychologische mijlpalen van het jonge kind ( in de fysieke- , cognitieve-, persoonlijkheids-, sociaalemotionele en morele ontwikkeling) en de hechtingstheorie van Bowlby. Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert: Hooijmajers,T (e.a.) (2012) Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 2.4.4 en 2.4.5, 3.1 (p. 84-135) Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 2, H3.1 tot 3.4 (blz. 93107) Hoorcollege 2 (10-09-’14): Spel als leidende activiteit “Spel is de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind in een wereld die nog van alles kan blijken te zijn”-M.J. Langeveld Jonge kinderen leren door te spelen. In spel ontwikkelen kinderen cognitieve, motorische en sociaal emotionele vaardigheden. Het is belangrijk dat een leerkracht voor de onderbouw de waarde van spel kent. Je bestudeert: Werkcollege Peda 1 (10-09-’14): Observeren en begeleiden van spel Je bestudeert: Tijdens het werkcollege leer je diverse spelvormen te observeren. Daarnaast leer je middels casuïstiek hoe je spel kunt begeleiden, leiden en verrijken. Voorbereidingsopdracht: Zoek een artikel over spel en/of spelbegeleiding en neem dit mee naar het college. Hoorcollege 3 (17-9-’14): Visies op onderwijs aan het jonge kind, historie en actualiteit Je bestudeert: In dit hoorcollege maak je kennis met de ideeën van de grote kleuterpedagogen: Fröbel, Decroly en Montessori en krijg je zicht op de invloed die deze pedagogen hadden en nog steeds hebben in het kleuteronderwijs. Vervolgens schetsen we welke ontwikkelingen de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden en hoe deze tot nieuwe onderwijsconcepten hebben geleid. De volgende hedendaagse onderwijsconcepten komen aan de orde: Reggio Emilia, EGO, OGO. Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.4.1., 3.4.2, H 14. Werkcollege Peda (17-9-’14): Speelwerktijd Je bestudeert: Speelwerktijd is het begrip als je praat over onderwijs aan jonge kinderen. Tijdens het speelwerken wordt individueel, in kleine of grote groepen; vrij, of aan de hand van een opdracht gewerkt. De rol van de leerkracht is zowel leidend als begeleidend. Om het speelwerken goed te begeleiden moet je beschikken over een breed repertoire aan lesactiviteiten en werkvormen. In dit werkcollege ervaar je de opbouw en inhoud van verschillende lesjes en activiteiten binnen het speelwerken. Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 5 en H 6. Hoorcollege 4 (24-9-’14): Klassenmanagement in de onderbouw: inrichten rijke leeromgeving Je bestudeert: Volgens Loris Malaguzzi is de inrichting de derde opvoeder van het kind. Het inrichten en organiseren van een rijke leeromgeving, waarin jonge kinderen uitgedaagd worden tot actief leren staat centraal in dit college. Vertrekkend vanuit drie aspecten: criteria, inhoud en organisatie ben je aan het einde van dit college in staat om leeromgevingen kritisch te analyseren. Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.4.3 t/m 3.5.2,H 6, H 7. Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 1. Artikel op intranet Klamer-Hoogma,M.G. (2012) Klassenmanagement H 3. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 8 Hoorcollege 5: (08-10-’14: Klassenmanagement in de onderbouw: van dagschema naar activiteiten Het ontwerpen en organiseren van een verantwoord dagschema dat recht doet aan de leer- en ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen staat in dit hoorcollege centraal. We kijken naar dagschema’s en leggen de relatie met onderwijsvisie, ontwikkelingspsychologie, spanningsboog en belevingswereld. Hoorcollege 6 (24-‘10-’14): Volgen en signaleren van de doorgaande ontwikkelingslijnen van voorschool tot groep 3 Op welke wijze houden scholen zicht op de doorgaande ontwikkelingslijnen van voorschool tot groep 3? Hoe passen kindvolgsystemen bij hun visie op onderwijs? In dit hoorcollege gaan we in op (het borgen van) doorgaande ontwikkelingslijnen, vergelijken we diverse kindvolgsystemen als HOREB, PRAVOO, CITO, KOR, OVM en kijken we naar de relatie met het huidige onderwijsbeleid op toetsen, HGW en opbrengstgericht werken. Werkcollege Peda (24-’10-14) Ontwerpen van een dagschema Je vergelijkt de diverse dagschema’s op opbouw, inhoud en visie. Vervolgens ga je een integratief dagschema ontwerpen dat recht doet aan het jonge kind. Aan het einde van dit practicum presenteer je jullie ideale dagschema aan de groep. Je bestudeert: Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.5.2 Artikel via intranet Je bestudeert: Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 12 Voorbereiding: Neem een kopie van een dagschema mee uit je stageschool. Toetsing en toetsstof De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets in blok 2.2. In deze toets wordt de stof uit 2.1 en 2.2 getoetst (raadpleeg het rooster voor de toetsdata). Het betreft een schriftelijk tentamen. De toets bestaat uit 6 open vragen. Bosch, W. & Boomsma, C (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 1 t/m 14 Hooijmajers, Stokhof & Verhulst (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs, Alkmaar: Van Gorcum. H 2.3, 2.4.3, 2.4.4, 2.4.5, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 3.1. Klamer-Hoogma, M.G. (2012)Klassenmanagement Houten: Noordhoff. H 3. Alle artikelen van intranet uit 2.1 en 2.2. Alle PPT’s van de HC’s (beschikbaar via de DLWO). PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 9 HOOFDSTUK 2.| De beroepsvoorbereiding – Ontwerp een rijk leermiddel SIS-code: Beroepsvoorbereiding 2.2 - 2000BEVO14 INLEIDING - Je gaat je voorbereiden op het beroep van leraar basisonderwijs middels bijeenkomsten beroepsvoorbereiding. Deze bijeenkomsten sluiten aan bij de hoorcolleges uit de themalijn, de stage in de onderbouw en vormen daarmee de verbinding tussen theorie en praktijk. Tijdens de bijeenkomsten pas je de opgedane kennis uit de themalijn toe in een rijk leermiddel voor kleuters. Uitdaging: ontwerp een leermiddel dat voldoet aan KLEUTER-kenmerken (zie beoordelingsformulier beroepsvoorbereiding 2.2 in de bijlage). De handleiding van je ontwerp lever je in bij je kerndocent in de toetsweek van 2.2. Het rijke leermiddel stel je ten toon in een expositie aan het einde van blok 2.2. Leerdoelen Je kunt in je ontwerp rekening houden met de ontwikkelingsbehoeften en belevingswereld van kleuters. Je kunt een rijk, gedifferentieerd leermiddel ontwerpen dat een appèl doet op ontdekkend en onderzoekend gedrag van kleuters Je kunt een handleiding ontwikkelen waarin de doelgroep, de doelen en de didactische aanpak van het materiaal beschreven staan. Toetsing Iedere student rond af met een ontwerpopdracht: hierbij integreer je je opgedane theoretische kennis en inzichten m.b.t. het jonge kind in een zelf ontworpen rijk leermiddel met handleiding. Aan het einde van blok 2.2 presenteer je jouw leermiddel aan de groep. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 10 HOOFDSTUK 3.| Beroepsopdracht 3.2 Meesterschap: Passend onderwijs organiseren SIS-code: Beroepsopdracht 3.2 - 3000BO3214 Let op: onderstaand programma wordt eenmalig aangeboden in jaar 2, het geeft de mogelijkheid om derdejaars studiedelen vervroegd af te ronden. INLEIDING - De beroepsopdracht voor 3.2 wordt aangeboden in de projectweken in semester 1 en 2. In deze beroepsopdracht staat passend onderwijs centraal om je goed te voorbereiden op de nieuwe wetgeving die per 1 augustus is ingevoerd in het basisonderwijs. De studielast van dit onderdeel is 15 EC. De opdracht omvat vier dagen in de twee projectweken, waarin een intensief programma wordt geboden, bestaande uit workshops en trainingen waarin verdieping wordt geboden op de onderdelen passend onderwijs en handelingsgericht werken. Elke projectweek wordt met een opdracht afgerond binnen de aangeboden dagen. De Amsterdamse beroepsstandaarden voor het primair onderwijs (Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam, 2011) vormt de leidraad voor de vormgeving van de projectweken. We werken op deelgebieden toe naar de in de beroepsstandaard geformuleerde “vakbekwaamheidseisen”. Je leert om vanuit operationeel handelen naar strategisch en planmatig handelen te komen in het kader van passend onderwijs binnen de context van het Amsterdamse basisonderwijs. Je leert vanuit de wet op passend onderwijs (macroniveau) via school- en bestuursbeleid op dit gebied (mesoniveau) de vertaalslag te maken naar het pedagogisch, didactisch en organisatorisch handelen in de klas (microniveau). In beide projectweken staat de cyclus van HGW en OW centraal. In de eerste projectweek vindt verdieping plaats op het gebied van differentiatie, vanuit het eerste deel van de cyclus (waarnemen en begrijpen). In de tweede projectweek wordt gewerkt naar een groepsplan toegewerkt (het tweede deel van de cyclus: plannen en handelen/evalueren). Projectweek 11: Meesterlijk differentiëren Leerdoelen - Je hebt specialistische kennis over verschillende leer- en ontwikkelingsbehoeften van basisschoolkinderen. Je kunt instrumenten selecteren en hanteren om de diversiteit in leer-ontwikkelingsbehoeften in de klas in kaart te brengen. Je weet hoe je op basis van de opgedane kennis over verschillende leer- ontwikkelingsbehoeften jouw pedagogisch-didactisch handelen kunt verbeteren en verantwoorden. Programma Met welke verschillen in leer- en ontwikkelingsbehoeften krijg je als leerkracht te maken per 1 augustus 2014 en wat heeft dat voor consequenties voor je leerkrachthandelen? Experts uit het onderwijsveld verzorgen workshops over verschillende leer- en ontwikkelingsbehoeften en actuele 1 Het volledige programma van projectweek 1 verschijnt uiterlijk in week 44 op DLWO. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 11 begeleidingsstrategieën. Het gaat dan om kinderen met speciale behoeften, zoals kinderen met ADHD, Asperger, hoogbegaafdheid, laagbegaafdheid, getraumatiseerde kinderen en mishandelde kinderen. Hierbij wordt telkens de verbinding gelegd tussen inhoudelijke kennis en praktische vormgeving. Aan het eind van dag 2 heeft de student een breed beeld van verschillen in onderwijsbehoeften en weet hij hoe hij het onderwijs op deze behoeften kan afstemmen. Toetsing De student krijgt een lege differentiatiekaart waarop verschillende onderwijsbehoeften aangegeven zijn. De student volgt het workshopprogramma en vult hierbij de differentiatiekaart in met opgedane kennis en handelingsadviezen. Deze wordt ingeleverd aan het eind van dag 2 bij de beoordelend docent. Programma projectweek 1 Bijeenkomsten Woensdag 12-11-‘14: introductie Introductie meesterlijk differentiëren. In deze bijeenkomst wordt de opdracht en werkwijze uitgelegd. Vanuit de cyclus van HGW/OGW (waarnemen/begrijpen) krijg je een instrument aangereikt: een lege differentiatiekaart. Jouw activiteiten vooraf Voorbereiding: Woensdag en donderdag 12-11-‘14 en 13-11-‘14: trainingen SEN (special educational needs) Voorbereiding: Passend onderwijs versus speciaal onderwijs: wat is het verschil? Kinderen met speciale behoeften: ADHD, Asperger/PDD-NOS, Hoogbegaafdheid/laagbegaafdheid, getraumatiseerde kinderen. Verdiep je in passend onderwijs op je stageschool. Voer gesprekken met de IB-er, je stagementor hierover. Lees je in op basis van de aanbevolen literatuur (dit is niet verplicht). Op DLWO staat een aantal opiniërende artikelen aangaande de betreffende onderwerpen. Na elke training/workshop vul je je differentiatiekaart in, in overleg met je medestudenten. Experts uit het onderwijsveld verzorgen workshops/trainingen over verschillende leer- en ontwikkelingsbehoeften en actuele begeleidingsstrategieën. De opbrengst van de eerste projectweek is een differentiatiekaart, waarin de specialistische kennis van de student op het gebied van verschillende ontwikkelingsbehoeften en bijbehorende strategieën voor leerkrachten zichtbaar is. Aan de hand van dit instrument wordt invulling gegeven aan het groepsbeeld als voorbereiding op projectweek 2 in semester 2. Voorbereiding op projectweek 2 (in semester 2) Voorafgaand aan de projectweek vult de student voor zijn eigen stageklas een groepsbeeld in (formulier wordt drie weken van tevoren ter beschikking gesteld op DLWO) en neemt de student toetsgegevens en observatiegegevens van alle kinderen in de klas mee. Dit is verplicht voor deelname, wanneer het ingevulde groepsbeeld niet is meegenomen kan de student niet deelnemen aan deze projectweek. Aanbevolen literatuur Delfos, M.F. (2010). Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar. SWP. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 12 Drent, S. , Gerven, E. van (2012). Passend onderwijs voor begaafde leerlingen. Van Gorcum. Hendriksen, J. (2012). Verhaal van het onbegrepen kind. ThiemeMeulenhoff. Horeweg, A. (2013). Gedragsproblemen in de klas. Lannoo. Lieshout, T. van (2009). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten. Bohn Stafleu van Loghum. Muynck, B. de, Both, D. (2013). Opbrengstgericht leren, meer dan presteren. Coutinho. Stichting Leerplanontwikkkeling (2013). Omgaan met verschillen, (g)een kwestie van maatwerk. Enschede. Diverse artikelen, te vinden op DLWO. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 13 HOOFDSTUK 4.| Kennis en vaardigheden - de vakcolleges INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen. Iedere beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgt steeds een beschrijving van de leerdoelen en een schema met het programma. Dit schema is opgedeeld in een kolom met daarin het onderwerp van het college en een korte beschrijving van de inhoud. Daarnaast een kolom waarin de voorbereiding staat vermeld die dat van je vraagt). Verder vind je informatie over de toetsing en een overzicht van de literatuur/toetsstof. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 14 4.1 Titel: Vakdomein: Studiegidscode: Nederlands: Taalbeschouwing en jeugdliteratuur Nederlands 2000VNE214 INLEIDING - Bij een les Taalbeschouwing in de klas reflecteren kinderen op taal en taalverschijnselen. Ze worden zich bewust van bedoelingen en effecten van taalgebruik en ze beleven aan taalgebruik ook echt plezier. De mop: ”Hoe lang is een Chinees” zal vele kinderen lang laten nadenken en dan opeens laten schateren van het lachen. Ook het nadenken over de dubbele betekenis van woorden (bank, bal, hoofd), over het onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik of het gebruik van dialecten rekenen we tot de taalbeschouwing. Kinderen vinden dit vaak erg vermakelijk en interessant. Daarnaast worden twee lessen besteed aan genres jeugdliteratuur. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je kent uit de Kennisbasis Nederlandse Taal voor de pabo de onderwerpen uit het domein Taalbeschouwing. Je kent de theorie omtrent taalbeschouwing. Je kent de leerlijnen en kerndoelen die horen bij Taalbeschouwing op de basisschool. Je kunt een zinvolle les taalbeschouwing ontwerpen volgens de Lus van Dekkers. Je kunt op grond van gestelde criteria genres jeugdliteratuur beoordelen. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1. Taalbeschouwing en het systeem van een taal. Aan de orde komen: de kerndoelen, het nut van taalbeschouwing, het verschil tussen taalbeschouwing in engere en ruimere zin en de verschillende niveaus en strategieën van taalbeschouwing. Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert: Paus et al. (2010), Portaal, hoofdstuk 7. 2. Traditionele schoolgrammatica De traditionele grammatica nader bekeken, onder andere aan de hand van een methode voor het aanleren van grammaticale begrippen uit het Montessorionderwijs. Verder doe je in deze bijeenkomst een oefentoets grammatica. Je bestudeert: Paus et al. (2010), Portaal, hoofstuk 7. 3. Lesmodellen Aan de hand van ‘de lus van Dekkers’ en een aansprekend voorbeeld over spreekwoorden en gezegden, zie je hoe de didactiek van een les taalbeschouwing eruit kan zien. Daarnaast verdiep je je in de ontwikkelingslijnen van taalbeschouwing in de basisschool. 4. Geschiedenis van het Nederlands, dialect en sociolect Waar staat het Nederlands in de Europese taalfamilie? Wat is het verschil tussen talen en dialecten? Wat zijn sociolecten en ideolecten? Je bestudeert: Paus et al. (2010), Portaal, hoofdstuk 7. 5. Het historisch kinderboek Tijdens deze les behandelen we de beoordelingscriteria van de historische jeugdroman en bespreken we hoe deze boeken in de klas gebruikt kunnen worden. Je bestudeert: Paus et al. (2010). Portaal , hoofdstuk 8. 6. Het informatieve kinderboek Tijdens deze les behandelen we de beoordelingscriteria van het informatieve boek en bespreken we hoe deze boeken in de klas gebruikt kunnen worden. Je bestudeert: Paus et al. (2010). Portaal , hoofdstuk 8. Je bestudeert: Paus et al. (2010), Portaal, hoofdstuk 7. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 15 Toetsing Let op: deze stof wordt getoetst in de landelijke kennisbasistoets Nederlands. Dit is een digitale toets. De cesuur (slagingsnorm) wordt na toetsing landelijk vastgesteld. Toetsdata: zie toetsrooster 2014-2015. Literatuur / toetsstof Paus, H. (Red.) (2010). Portaal, praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 7: Taalbeschouwing Hoofdstuk 8: Jeugdliteratuur De leerlijnen en tussendoelen taalbeschouwing op: http://tule.slo.nl en www.leerlijnentaal.nl Alle collegestof, dat wil zeggen PowerPoints alsmede uitgereikte materialen. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 16 4.2 Titel: Vakdomein: Studiegidscode: Nederlands: Landelijke Kennisbasistoets Nederlands 2000KBNE13 INLEIDING - Nederlands neemt een grote plaats in in het basisonderwijs en naar aanleiding daarvan is de kennisbasis opgesteld. De kennisbasis is een onderdeel van het beleid van overheid en instellingen om de kennis te beschrijven die startende leraren basisonderwijs ten minste moeten bezitten om onderwijs in het basisonderwijsgebied te kunnen verzorgen. De Kennisbasis Nederlands bestaat uit de volgende negen onderdelen: Mondelinge taalvaardigheid, Woordenschat, Beginnende geletterdheid, Voortgezet technisch lezen, Jeugdliteratuur, Spelling, Begrijpend lezen, Stellen en Taalbeschouwing. Leerdoelen Je hebt kennis van de begrippen uit de Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo. Je kent de leerlijnen taalonderwijs in hoofdlijnen. Je kunt de begrippen uit de kennisbasis benoemen en herkennen in praktijkvoorbeelden. Toetsing De Landelijke kennisbasistoets Nederlands is een digitale toets. De cesuur (slagingsnorm) wordt na toetsing landelijk vastgesteld. Toetsdata: zie toetsrooster 2014-2015. Literatuur / toetsstof Otten, M. Voetstuk van de PABO: Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo (staat op DLWO). Paus, H. (Red.) (2010), Portaal, praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho. De PowerPoints en hand-outs die tijdens de lessen zijn uitgedeeld. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 17 4.3 Titel: Vakdomein: Studiegidscode: Logopedie N.v.t. N.v.t. INLEIDING – Als leerkracht zul je te maken krijgen met kinderen met speciale behoeften, o.a. kinderen met logopedische problemen of aanverwante stoornissen zoals bijvoorbeeld dyslexie. In twee colleges krijg je hier uitleg en voorbeelden over en kun je vragen met betrekking tot je eigen lespraktijk en kinderen met mogelijke logopedische problemen kwijt. Daarnaast vraagt het uitoefenen van je beroep om een professionele insteek met betrekking het gebruik van adem, stem en uitspraak. Ook hierover kun je in deze colleges informatie en oefeningen verwachten. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je weet waar je informatie over logopedie kunt vinden Je herkent de meest voorkomende logopedische problemen van kinderen op de basisschool Je weet hoe je de mondelinge spraak- en taalvaardigheid van kinderen kunt bevorderen Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Introductie logopedie en het signaleren van logopedische problemen bij kinderen op de basisschool introductie ontwikkelen van eigen professionaliteit ten aanzien van eigen spraak en stem Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert: (aanbevolen) DVD de Signaleraar,logopedische informatie voor leerkrachten in het basisonderwijs, auteurs Elise Huesmann en Inge van de Sande Logopedie en Leerkracht, Lindenberg,C. (2010) 2e druk, Noordhoff Uitgevers, te vinden in de mediatheek Verdieping eerste bijeenkomst, case studie en oefenen eigen adem, stem en spraak Je bestudeert: Naslagwerk Oefeningen Professioneel Spreken , te vinden op DLWO pagina Professioneel Spreken als onderdeel van Logopedie Toetsing Niet van toepassing, maar het is onontbeerlijke informatie voor jou als toekomstig docent en vooral heel praktijkgericht. Literatuur Lindenberg, C. (2010) Logopedie en Leerkracht, 2e druk, Groningen: Noordhoff Uitgevers. Naslagwerk Oefeningen Professioneel Spreken , te vinden op DLWO pagina Professioneel Spreken als onderdeel van Logopedie. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 18 4.4 Titel: Vakdomein: Studiegidscode: Rekenen & Wiskunde: Meten en meetkunde Rekenen-Wiskunde 2000VRPG14 INLEIDING - Meten is één van de domeinen binnen rekenen en wiskunde in het basisonderwijs. Bij meten wordt de klassensituatie en de situatie rondom de school gebruikt om dingen te ontdekken en te onderzoeken. De kinderen leren bij meten om hun omgeving in getallen uit te drukken en daarmee te ordenen. Tijdens de colleges leert de student hoe je meten in de dagelijkse praktijk van het basisonderwijs vorm gegeven kan worden, zowel door middel van een methode als door middel van zelf ontworpen lessen. Meetkunde is één van de domeinen binnen rekenen en wiskunde in het basisonderwijs. Bij meetkunde wordt de klassensituatie en de situatie rondom de school gebruikt om dingen te ontdekken en te onderzoeken. De kinderen leren bij meetkunde om greep te krijgen op de ruimte om hen heen door deze te beschrijven. Tijdens de colleges leert de student hoe meetkunde in de dagelijkse praktijk van het basisonderwijs vorm te geven, zowel door middel van een methode als door middel van zelf ontworpen lessen, die soms zelfs verder gaan dan enkel meetkunde. Door middel van hoorcolleges, werkcolleges en practica wordt het hele domein in kaart gebracht en komen de didactische leerlijnen en werkvormen aan bod. Leerdoelen Meten: De student kent de leerlijn meten van groep 1 tot en met 8 en kan deze herkennen in praktische situaties. De student kan de leerlijn meten voorzien van verhelderende voorbeelden. De student kan aan de hand van de leerlijnen en tussendoelen meetlessen ontwikkelen die leiden tot begripsontwikkeling bij de leerlingen. De student kan de relatie leggen tussen de leerlijn meten en de ontwikkelingsstadia van kinderen. Meetkunde: Je kent de verschillende deelleergebieden met bijbehorende leerlijn van meetkunde voor groep 1 tot en met 8 en je kunt deze voorzien van duidelijke voorbeelden. Je kunt aan de hand van de leerlijnen en tussendoelen meetkundelessen ontwikkelen die leiden tot begripsontwikkeling bij de leerlingen. Je kent de doorgaande leerlijn naar het voortgezet onderwijs. Je kunt in alledaagse situaties meetkunde herkennen Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1. Meten en meetkunde Een algemene inleiding op deze domeinen. Je bestudeert: Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff. Deel A, Hfst B1 2. Meten practicum Samen ervaren wat meten allemaal is. De koppeling tussen theorie en praktijk. Je bestudeert: Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff Deel C PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 19 3. Meten leerlijnen Didactische opbouw van het domein meten. Je bestudeert: Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff Hfst B2 4. Meetkunde practicum Samen ervaren wat meetkunde allemaal is. De koppeling tussen theorie en praktijk. Je bestudeert: Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff Deel C 5. Meetkunde leerlijn? Er is eigenlijk geen meetkunde leerlijn. Er is echter wel een opbouw te bedenken. 6. Een meetles Samen werken aan een gemeenschappelijke lesvoorbereiding. Je bestudeert: Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff Hfdst B3 Je bestudeert: Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff Deel A. Literatuur Ale, P.F.J & Schaik M.F.van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs. Coutinho. Zanten, M. van,(2010) Meten en Meetkunde,Thieme Meulenhoff. Voetstuk van de Pabo, Kennisbasis, op DLWO. Toetsing De toets betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende /onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed beantwoord is. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 20 4.5 Titel: Vakdomein: Studiegidscode: Rekenen & Wiskunde: Landelijke Kennisbasistoets Rekenen Wiskunde 2000KBRE13 INLEIDING De kennisbasistoets is een landelijke toets die verplicht is voor alle pabostudenten. Informatie over de inhoud en proeftoetsen zijn te vinden op www.10voordeleraar.nl Tijdens de colleges worden de domeinen worden één voor één besproken en met opgaven geoefend. Na een korte herhaling van de basiskennis wordt door middel van practica gewerkt aan een uitgebreid repertoire van kennis en vaardigheden op het gebied van de eigen vaardigheid en het adequaat reageren op leerlingenwerk. Leerdoelen Je kent de domeinen van het rekenonderwijs. Je kunt een opgave op meerdere niveaus oplossen. Je kunt werkwijzen van leerlingen herkennen en daarop aansluiten. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1. Herhaling basisvaardigheden Je bestudeert: Ale, P.F.J & Schaik M.F.van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs, Hfst 1 2. Hele getallen, het oplossen van vergelijkingen De relatie tussen getallen. Wat is een vergelijking? Het gebruik van isomorfieën als didactisch hulpmiddel. Je bestudeert: Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 1. 3. Breuken De breukenregels toegepast op een hoger niveau. Je bestudeert: Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 2. 4. Meten en Meetkunde practicum Eigen vaardigheid en leerlingenwerk. Je bestudeert: Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3 & 4. 5. Statistiek Statistiek in het basisonderwijs. Cito. Je bestudeert: Ale & Van Schaik (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 5. 6. Practicum Alles door elkaar. Niet van toepassing. Toetsing De kennisbasistoets betreft een digitaal tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende /onvoldoende wordt landelijk vastgesteld. Literatuur Ale, P.F.J & Schaik M.F. van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs. Coutinho. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 21 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 22 4.6 Titel: Vakdomein: Studiegidscode: Bewegingsonderwijs: Zonder bewegen, kom je nergens KO/Bewo 2000VBEW14 INLEIDING - Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen van de kleuters. Het behouden van die actieve leefstijl is een belangrijke doelstelling van dit vakgebied. Om dat doel te bereiken leren kinderen in het bewegingsonderwijs deelnemen aan een breed scala van bewegingsactiviteiten, zodat ze een ruim ‘bewegingsrepertoire’ opbouwen. Dat repertoire bevat motorische aspecten, maar ook sociale vaardigheden. Leerlingen ervaren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen in aansprekende bewegingssituaties. Het gaat daarbij om bewegingsvormen als balanceren, springen, klimmen, schommelen, duikelen, hardlopen en bewegen op muziek. En om spelvormen als tikspelen, doelspelen, spelactiviteiten waarbij het gaat om mikken, jongleren en stoeispelen. Vanuit dit aanbod zullen kinderen zich ook kunnen oriënteren op de buitenschoolse bewegings- en sportcultuur en de meer seizoengebonden bewegingsactiviteiten. Voor bewegingsonderwijs zijn aparte kerndoelen geformuleerd: De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de bewegingscultuur en de leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen. Binnen het curriculum van elke Pabo komt bewegingsonderwijs aan bod in de volgende programma’s: Bevoegdheid groep 1 en 2. In het curriculum staat het verzorgen van bewegingsonderwijs aan kleuters in het speellokaal centraal. Bewegen in brede context. Hierbij komen bewegingsactiviteiten aan bod die op de basisschool naast de lessen bewegingsonderwijs gedaan worden, zoals sportdagen, schoolreisjes, spelen en bewegen op het schoolplein. De groepsleerkracht, als eerst verantwoordelijke voor het kind, dient over algemene, elementaire kennis van bewegingsgedrag en - ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar te beschikken. In de eerste drie vakcolleges bewegingsonderwijs zoomen we in op punt 1: de bevoegdheid Leerdoelen De student kan beargumenteren hoe arrangementen veilig neergezet kunnen worden (ten aanzien van de activiteit maar ook ten opzichte van elkaar) in een speel/gymlokaal. Je kunt beargumenteren wat de mogelijke gevolgen van de gekozen groeperingsvorm zijn voor de les. Je kent de basisprincipes van een goede instructie voor de bewegingsactiviteiten en je kunt hiervan voorbeelden geven. Je kunt het bewegen van kinderen uit groep 1 en 2 classificeren en plaatsen op de leerlijnen. Je kent de drie didactische uitgangspunten van bewegingsonderwijs en kunt hiervan voorbeelden geven. Je kunt aan de hand van voorbeelden uitleggen op welke manieren kinderen leren. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 23 Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1: Bewegingsonderwijs ervaren. Je krijgt een uitleg van de module. We gaan in op de begrippen loopt het/ lukt het/ leeft het. En aan de hand van een les vrij werken (actieve deelname van je) gaan we in op veiligheidsmaatregelen en leerlijnen . Je bestudeert: de studiewijzer en vakopdracht (DWLO). Bewegingsonderwijs in het speellokaal: lees deel 1; de inleiding theoretische onderbouwing en hst 1 en 4 van de brochure BO in het primair onderwijs 2.De rol van de leerkracht. Aan de hand van een voorbeeldles ervaar je de verschillende rollen van een leerkracht. We gaan in op de begrippen; leerlijnen, groepjes maken en doordraaien in een groepjesles. Bewegen op muziek zal ook aan bod komen. Je neemt gemakkelijke kleding en gepast zaalschoeisel mee. Je bestudeert: Basisdocument hoofdstuk 2 (blz. 15-25) en neem de leerlijnen (blz. 19-20) op papier mee om de activiteiten uit de voorbeeldles in een leerlijn en bewegingsthema te kunnen plaatsen. Je observeert een les bewegingsonderwijs van je mentor (of zoekt een video van een kleuterles) en plaatst de activiteiten uit die les op de leerlijn met bewegingsthema. . 3: Organiseren van bewegingsonderwijs en de ontwikkeling van kinderen.. en bewegen op muziek We besprek aan de hand van gelezen artikelen veiligheid in een kleuterles. Daarnaast gaan we aan de hand van activiteiten in op het klaarzetten, de verschillende organisatievormen en het geven van een goede instructie bij bewegingsonderwijs. De verschillende visies die er zijn komen aan bod aan de hand van eigen voorbeelden. Daarnaast gaan we allerlei activiteiten doen waaronder een reeks aan activiteiten die behoren bij de leerlijn bewegen op muziek en tikspelen. En we oefenen weer met de leerlijnen. Ook de motorische ontwikkeling komt aan bod. Je neemt mee: Jouw voorlopige lesopzet voor drie opeenvolgende lessen in schema. Je bestudeert: Ten Haaft et al. (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Deel 1. Ten Haaft et al. (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Inleidende deel bewegen op muziek. . 4: Leerdoel en (fysieke) leerhulp Introductie van jaar 2, uitleg van de doelen en opdrachten. Opbouw van diverse activiteiten op niveau van de studenten die zelf de bewegingsactiviteiten uitvoeren en daarbij bekijken wat het bewegingsleerdoel is, wat het risicomoment en/of bewegingsprobleem kan zijn per activiteit en welke (met name fysieke) leerhulp toegepast kan worden. Je bestudeert: De studiewijzer en vakopdracht (DWLO). Het artikel "Motorisch leren" van Peter van Beek. 5: Instructie en leerhulp We herhalen waaraan een ‘goede instructie’ moet voldoen. Er worden activiteiten uitgezet, instructie gegeven en de activiteiten worden uitgevoerd aan de hand van lukt het/ loopt het/ leert het, gericht op het bieden van adequate leerhulp door lesgevers. We gaan in op de gekozen bewegingsthema’s en zetten activiteiten in een lijn. Je bestudeert: Van Berkel (2005). Perspectieven op bewegen. Hoofdstuk 3.4 en Basisdocument bewegingsonderwijs, hoofdstuk 5, 6: Feedbackmoment en bewegen in brede context In deze les verdelen we ons in groepen. We bekijken samen de lesopzetten aan de hand van het beoordelingsformulier. We doen kort een aantal bewegingsactiviteiten voor in het klaslokaal en voor op het schoolplein of voor een sportdag. Je neemt mee: Jouw lessenserie voor de drie lessen mee (in format zie DLWO) en een inleiding op deze vakopdracht waarin je de school, klas, werkwijze e.d. (zie hierboven) mee. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 24 Toetsing De toetsing van deze module bestaat uit twee elementen: 1. Vakopdracht Bewegingsonderwijs, in te leveren in de toetsweek van blok 1. 2. Vaktoets, afgenomen eind van blok 22. De kennisdoelen van bewegingsonderwijs worden getoetst als onderdeel Vaktoets Bewegingsonderwijs en Kunstzinnige oriëntatie. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). Literatuur / toetsstof Haaft, R. ten, Hazelebach, C., Danes, H. & Bruin, R (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Ede: Werkgroep Bewegingsonderwijs ’t Web. Deel 1: Theorie: hoofdstukken 1 tot en met 5. Deel 2: Introductiecluster Deel 4: hoofdstuk 1: achtergronden Bewegen op Muziek. Berkel, M. van (2005). Perspectieven op bewegen. Nijverdal: Publicatiefonds Werkgroep Bewegingsonderwijs. Hoofdstuk 3: Optimaliseren van bewegingsactiviteiten. Artikelen die zijn geplaatst op de DLWO. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 25 4.7 Titel: Vakdomein: Studiegidscode: Bewegingsonderwijs: de vakopdracht KO/Bewo 2000VBEW14 INLEIDING - De laatste decennia zijn de inzichten op het gebied van de motorische ontwikkeling van het kind aan verandering onderhevig. In de actuele benaderingen worden het individu, de omgeving en de taak beschouwd als aparte voorkomende elementen die elkaar continu wederzijds beïnvloeden tijdens het ontwikkelingsproces. De motivatie van het kind, de rol van andere kinderen en volwassenen en de wijze waarop het kind de omgeving waarneemt, zijn belangrijke elementen in het ontstaan van nieuw motorisch gedrag. Ieder kind legt een uniek ontwikkelingstraject af. Voor de dagelijkse praktijk van groepsleerkracht is kennis van de leerlijnen voldoende om de kinderen in hun groep situaties te bieden die haalbaar zijn en waardoor zij worden uitgedaagd. Leerkrachten hebben de taak om kinderen bewust en planmatig te begeleiden in de bewegingscultuur en ontplooiing van de bewegingsmogelijkheden. Het bevorderen van een positieve attitude en het laten opdoen van succeservaringen horen hier natuurlijk bij. Leerkrachten kunnen door rekening te houden met de wijzen waarop kinderen zelf bewegingen leren, het motorisch leerproces beïnvloeden. Leerdoelen Je kunt concrete bewegingsdoelen definiëren bij de verschillende bewegingsactiviteiten. Je kunt aan de hand van je zelfontworpen lessenserie beargumenteren hoe deze aansluit bij leerlijnen en bewegingsthema’s van voorgaande lessen. Je kunt organisatie- en groeperingvormen vergelijken en inzetten, rekening houdend met de specifieke activiteiten en de verschillen tussen kinderen op pedagogisch en didactisch gebied. Je kunt op minimaal drie verschillende manieren leerhulp aan individuele kinderen ontwerpen zonder dat daarbij de doorgang van de les voor de andere kinderen gehinderd wordt. Je kunt je persoonlijke visie op bewegingsonderwijs aan kleuters verwoorden. Inhoud vakopdracht Ontwerp op basis van literatuur (waaronder leerlijnen) en de vakcolleges een lessenserie van drie lessen voor bewegingsonderwijs aan kleuters waarin je gebruik maakt van twee verschillende organisatievormen en twee verschillende groeperingvormen. Je zorgt voor differentiatie binnen het aanbod van de activiteiten en formuleert leerhulp per activiteit op minimaal twee manieren. Je onderbouwt je keuzes. Eén van deze lessen heb je gegeven en is gefilmd. Je levert een videofragment van deze les in van max. 5 minuten en geeft het verband aan met de lessenserie. In het verslag onderbouw je daarnaast jouw gekozen organisatie- en groeperingsvormen, activiteitenkeuze, differentiatie, arrangementen en beschrijf je een visie op bewegingsonderwijs. Je beschrijft in je evaluatie punten die goed waren en punten die beter kunnen een volgende keer. Uitwerkingseisen vakopdracht: Voorblad met naam, klas, datum en studentnummer. Inhoudsopgave met onderstaande hoofdstukindeling en volgorde. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 26 Korte inleiding met een link naar een filmfragment van de gegeven les (maximaal 5 minuten), schooltype, karakteristieken van de kleuterklas (grootte en bijzonderheden ten aanzien van bewegingsonderwijs: lokaal, aantal lessen per week, vakleerkracht, werkwijze van de gymlessen). 1. 2. 3. 4. Drie lesopzetten met verantwoording van de keuze van de activiteiten en de volgorde van de lessen (zie bijlage I beoordelingscriteria ): je werkt minimaal twee bewegingsthema’s uit die je herhaaldelijk terug laat komen in de lessenserie van drie lessen. De activiteiten daarnaast hoeven niet herhaald te worden maar moeten wel organisatorisch passend zijn en de keuze moet kort toegelicht worden. Deze opzet wordt ondersteund door videobeelden. De verantwoording van de gekozen organisatie- en groeperingsvormen in de lessenserie aan de hand van een afweging tussen de voor- en nadelen van deze vormen (zie bijlage I beoordelingscriteria). Voor de activiteiten uit de gekozen centrale bewegingsthema’s wordt op minimaal twee manieren leerhulp concreet beschreven (zie bijlage I beoordelingscriteria). Een evaluatie van de gegeven les aan de hand van de vragen: ‘Wat ging er goed en wat kan er beter?’ (zie bijlage I beoordelingscriteria). Een persoonlijke visie (zie bijlage I beoordelingscriteria). Literatuur / toetsstof Haaft, R. ten, Hazelebach, C., Danes, H. & Bruin, R (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Ede: Werkgroep Bewegingsonderwijs ’t Web. Deel 1: Theorie: hoofdstukken 1 tot en met 5. Deel 2: Introductiecluster Deel 4: hoofdstuk 1: achtergronden Bewegen op Muziek. Berkel, M. van (2005). Perspectieven op bewegen. Nijverdal: Publicatiefonds Werkgroep Bewegingsonderwijs. Hoofdstuk 3: Optimaliseren van bewegingsactiviteiten. Artikelen die zijn geplaatst op de DLWO. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 27 HOOFDSTUK 5. | Onderzoeksvaardigheden SIS-code: Afstudeeronderzoek - 2000AFON13 INLEIDING – Ter voorbereiding op het individueel uit te voeren afstudeeronderzoek zijn er in het begin van blok 2.1 twee inleidende colleges over onderzoeksvaardigheden en de kenmerken van een praktijkgericht probleemanalytisch onderzoek. Het is voor iedereen van belang deze colleges te volgen, ook al ben je van plan pas later in het jaar met je onderzoek te starten. Er wordt ingegaan op alle onderdelen van de onderzoekscyclus. Aan de orde komen o.a.: De kenmerken van een praktijkgericht probleemanalytisch onderzoek De oriëntatiefase (contact met stageschool, probleemverkenning, verzamelen literatuur) Het opstellen van een goed doordacht Plan van Aanpak (aandacht voor de verschillende onderdelen) Het formuleren van probleemstelling, doelstelling, hoofd- en deelvragen Het theoretisch kader en de samenhang tussen literatuur- en praktijkonderzoek Methoden en instrumenten voor dataverzameling, en de onderzoekspopulatie Weergave en analyse van de resultaten Conclusie, aanbevelingen en discussie. Literatuurlijst en literatuurverwijzing volgens APA-richtlijnen De opbouw van het onderzoeksverslag. Als je al in september/oktober wilt starten met je afstudeeronderzoek, geef je je op voor de twee practica die in de week van 15 september en 13 oktober plaatsvinden. Onder begeleiding van een kerndocent werk je aan het opstellen van jouw Plan van Aanpak, dat de basis is voor je onderzoek. Hiertoe moet je het nodige voorwerk doen: overleg met de stageschool over een geschikt onderwerp, probleemverkenning, literatuurverkenning. Tijdens de practica wordt ook teruggegrepen op de andere aandachtspunten uit de colleges. Later in het studiejaar zijn er nog drie ‘instapmomenten’ (november/december, januari/februari, maart/april), steeds met twee practica ter voorbereiding van een goed Plan van Aanpak. Het is wel belangrijk om van te voren goed te bedenken wat voor jou het beste moment is om aan je onderzoek te beginnen. Literatuur: - Kallenberg,e.a. (2012). Ontwikkeling door onderzoek. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. Handleiding Afstudeeronderzoek 2014-2015 (op DLWO). PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 28 HOOFDSTUK 6A. | De praktijk van het basisonderwijs 2.1 SIS-code: Praktijk 2.1 - 2000PR2114 INLEIDING – In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze ontwikkeling wordt gedurende de gehele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)” van de Pabo HvA. Aan het eind van het tweede studiejaar moet je in staat zijn om zelfstandig – met begeleiding op afstand – het onderwijs voor een groep te plannen en uit te voeren. Gedurende dit blok werk je aan de volgende doelen: Stagedoelen Je kunt een realistische planning maken voor de praktijkactiviteiten per blok en per dag. In de communicatie met (jonge) kinderen sluit je aan bij hun taalniveau en belevingswereld. Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een lesdag in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Je kunt eigen onderwijsmateriaal ontwerpen en gebruiken als aanvulling op de lesmethode. Je kunt (jonge) kinderen observeren bij hun spel met behulp van observatie-instrumenten. Je hebt zicht op het registreren en analyseren van toetsen binnen het LVS van de school. Je kunt flexibel inspelen op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin. Je levert een bijdrage aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht. Je kunt de groep als geheel en subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak. Stageactiviteiten Je voert ten minste drie gecompliceerde lessen uit: vakoverstijgend, verschillende leeractiviteiten, differentiatie, op basis van verschillende didactische werkwijzen en leersituaties. De lesvoorbereidingen worden vooraf voorgelegd aan de mentor ter goedkeuring. In de lessen (dagdelen + gewone lessen) zit ten minste één lessenreeks van drie opeenvolgende lessen. In de lessen zitten ten minste twee lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van zelf ontwikkeld onderwijsmateriaal. Je verzorgt ten minste drie voorbereide instructies aan individuele leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Je verzorgt ten minste één dag onderwijs aan de hele groep. Beoordelingsprocedure Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt geactualiseerd. De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de opleider in de school (bij een opleidingsschool), of door de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool). De procedure is als volgt: Aan het eind van blok 2.1 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te vullen met onvoldoende, voldoende, goed of excellent. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de opleider in school of de stagedocent. De opleider in de school / PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 29 stagedocent is de examinator en komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en geeft het cijfer. Je neemt de eindbeoordeling van de opleider in de school / stagedocent op in het portfolio. Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2014-2015. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 30 HOOFDSTUK 6B. | De praktijk van het basisonderwijs 3.2 SIS-code: Praktijk 3.2 - 2000PR3214 INLEIDING – Voor het afronden van het onderdeel praktijk 3.2 in 2014-2015 zijn er voor het cohort 2013-2014 twee opties. Optie A: De student loopt in totaal 20 volledige dagen stage extra. Het gaat hierbij om zoveel mogelijk ervaring opdoen, waardoor de student werkt aan een verdere ontwikkeling van zijn competenties. Naast het vaststellen van het aantal ingevulde stagedagen wordt tegelijkertijd door de mentor gecontroleerd of aan de geldende criteria is voldaan. Het betreft dan de criteria behorende bij de periode waarin de stagedagen zijn ingevuld2. Naast inhoudelijke criteria is een belangrijke eis bij het onderdeel praktijk dat de student aantoont voldoende uren in de stage te hebben doorgebracht zodat aan de praktijkcompetenties wordt voldaan. Nadat de 20 stagedagen volledig zijn doorlopen ontvangt de student zijn beoordeling voor praktijk 3.2 door het gemiddelde cijfer toe te kennen van de hierboven bedoelde stageperiodes3. Optie B: De student doet een praktijkassessment aan het eind van blok 2.2. Bij positief afronden van het praktijkassessment verleent de Examencommissie een vrijstelling voor Praktijk 2.3 en 2.4, waarna 3.1 en 3.2 in het tweede semester van jaar 2 uitgevoerd kunnen worden. Het praktijkassessment wordt afgenomen door twee gecertificeerde assessoren en bestaat uit drie onderdelen: een lesvoorbereiding maken, het geven van een les in aanwezigheid van de assessoren en het reflecteren over de gegeven les met de assessor. Hierna volgt een beoordeling. Voorwaarden en regels: De student overlegt met de stageschool op welke momenten de hier bedoelde stagedagen kunnen worden ingevuld. De 20 stagedagen kunnen in het eerste en tweede studiejaar worden ingevuld. De student mag er ook voor kiezen deze dagen, of een deel ervan, pas in het derde studiejaar, in te vullen. De stagedagen kunnen in de stageklas worden ingevuld waar de student al zijn reguliere stage loopt, maar mogen ook in andere groepen worden ingevuld. Het bijwonen van een studiedag op de stageschool, meegaan met een schoolreisje of een schoolkamp zijn tevens mogelijkheden waarmee stagedagen kunnen worden ingevuld. De student informeert zijn studieloopbaanbegeleider en zijn mentor van zijn reguliere stage over een mogelijke invulling van (een deel van) de 20 stagedagen. De student noteert op bijgaand voortgangsformulier in het kort per dag wat zijn belangrijkste taak is geweest en aan welke competentie(s) hij voornamelijk heeft gewerkt. 2 De mentor tekent voor het aantal ingevulde stagedagen. Een beoordeling van het bijbehorende stageblok is een advies, waarbij de opleider of stagedocent de examinator is. 3 Bijvoorbeeld: verspreidt de student de 20 stagedagen over drie blokken; dan is het cijfer het gemiddelde van deze drie blokken. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 31 Als de mentor de ingevulde activiteit als volwaardige stagedag erkent, zet hij zijn paraaf bij het betreffende onderdeel. Na ieder blok ontvangt de studieloopbaanbegeleider een geactualiseerd voortgangsformulier met het voor dat blok geldende praktijkbeoordelingsformulier. De studieloopbaanbegeleider registreert het resultaat in SIS. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 32 HOOFDSTUK 7. | Studieloopbaanbegeleiding SIS-code: Studieloopbaanbegeleiding 2.1 - 2000SLB214 INLEIDING - Reflectie op je professionele ontwikkeling in studie en stage blijft ook tijdens het tweede studiejaar centraal staan in de studieloopbaanbegeleiding. De competentiematrix ‘Leren in de grote stad (Amsterdam)’ biedt het kader om je ontwikkeling te duiden en een houvast voor het formuleren van nieuwe leerdoelen. De inhoudelijke thema’s, de beroepsopdracht en de colleges geven stof voor nadere invulling. Het portfolio bevat de documenten die een goede voortgang in je ontwikkeling tot leerkracht onderstrepen. Evenals bij beroepsopdracht wordt bij studieloopbaanbegeleiding belang gehecht aan integratie van theoretische kennis en praktijkervaring en moet een hbo-niveau kunnen worden aangetoond. In voorbereiding op de eisen waaraan het beoordelingsgesprek aan het eind van het tweede studiejaar zal moeten voldoen, zullen zelfevaluatie, casus en visieontwikkeling ook in het eerste semester al belangrijke aandachtspunten zijn. Per blok zijn er vier gezamenlijke bijeenkomsten. Deze SLB-reeks staat in het teken van een actueel overzicht van je professionele ontwikkeling, aan de hand van competentiematrix, nieuwe leerdoelen en een of meer van bovengenoemde aandachtspunten. Tijdens de gezamenlijke bijeenkomsten is er altijd ruimte voor het uitwisselen van ervaringen, opgedaan in stage (intervisie) en studie. Leerdoelen Je kunt een casus inbrengen en gebruikmaken van intervisietechnieken om een ingebrachte casus met elkaar te bespreken. Je weet hoe je gedragspatronen zo nodig kunt doorbreken. Je kunt met behulp van video-opnames reflecteren op je eigen handelen in de praktijk. Je kunt feedback geven aan medestudenten en staat open voor feedback van medestudenten. Je werkt aan de ontwikkeling van je visie op het onderwijs en het beroep van leerkracht. Het programma Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1: Het studieprogramma en nieuwe voornemens – Bijeenkomst 1 Besproken wordt wat er in studie en stage in het tweede jaar van je wordt verwacht. Het is belangrijk nu al goed zicht te hebben op waar je nog allemaal aan moet werken om straks aan het eind van het studiejaar te kunnen aantonen dat je een startbekwame leerkracht bent. Op basis van het studieprogramma, de stage-eisen, de duiding van je professionele ontwikkeling op de competentiematrix en je actuele sterkte-zwakteanalyse worden nieuwe voornemens met elkaar uitgewisseld. We besteden ook aandacht aan een goede studieplanning. Verder maken we afspraken over het SLB-programma, met terugkerende aandachtspunten als uitwisseling van stageervaringen, het maken en tonen van video-opnames voor reflectie en feedback op eigen handelen in de klas, intervisie aan de hand van casussen uit de praktijk, en visieontwikkeling. Je bestudeert: Studiewijzer 2.1, zodat je een goed overzicht hebt van wat er in studie en stage in dit blok wordt verwacht. Je maakt een ontwikkelingsgerichte sterkte-zwakteanalyse, op basis van je ervaringen in studie en stage in jaar 1. 2. Stagevoorbereiding –Bijeenkomst 2 De voorbereiding op je nieuwe stage heeft tijdens deze bijeenkomst onze eerste aandacht. Daarnaast kijken we nog eens naar de leerstijlen van Kolb en hoe je in het lesgeven rekening kunt houden met verschillende leerstijlen bij leerlingen (denkers, dromers, doeners, beslissers). Aan de orde komen verder de aandachtspunten en eisen voor het schrijven van een gestructureerde en heldere visie op het onderwijs en het beroep van leerkracht, als onderdeel van de afronding van SLB aan het einde van het tweede studiejaar. Je bestudeert: Praktijkgids 2014-2015 en de aanwijzingen over de praktijk in deze studiewijzer. Zodra jouw stageschool bekend is, verdiep je je in de identiteit, de onderwijsvisie en het beleid van de school. Je bedenkt ook hoe je in de nieuwe stageklas wilt presenteren. Je zet voor jezelf de stage-eisen voor dit blok op een rijtje en actualiseert je stagemap. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 33 3. De eerste ervaringen op de nieuwe stageplek– Bijeenkomst 3 In deze bijeenkomst wisselen we eerste ervaringen op je nieuwe stageplek uit en je bereidt je voor op de komende stageweek. We bespreken functie, doel en aandachtspunten bij het geven en ontvangen van feedback. Verder wordt overlegd over de keuze van een onderwerp, waarover je op basis van theoretische kennis en ervaringen in de praktijk een visie kunt verwoorden, als voorbereiding op bijeenkomst 4. Je neemt mee: 4. Ervaringen met studie en stage – Bijeenkomst 4 Via intervisie behandelen we een casus uit de praktijk. En verschillende, op schrift gestelde visies (zie hiernaast) met betrekking tot een gezamenlijk gekozen onderwerp worden met elkaar uitgewisseld. Tevens komt in deze bijeenkomst de Roos van Leary aan bod. Je neemt mee: Logboekaantekeningen mee van de eerste stagedag. Een uitgeschreven casus uit je stagepraktijk. Deze breng je in in de bijeenkomst. Je hebt je eigen visie op schrift gesteld ten aanzien van een in bijeenkomst 3 gezamenlijk gekozen onderwerp. Toetsing Aan het eind van semester 1 (blok 2.2) vindt toetsing plaats in de vorm van een functioneringsgesprek. Zorg ook dat je portfolio up-to-date en toegankelijk is. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 34 HOOFDSTUK 8. | Praktische informatie INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok zoals de blokkalender, de gebruikte literatuur en internetsites, het minimum taalniveau dat we hanteren, etcetera. Opzet blok 1 Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of stageactiviteiten. BLOK 1 1 36 01/09 2 37 08/09 3 38 15/09 16/09: 1e stagedag 4 39 22/09 5 40 29/09 6 41 06/10 STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra 7 42 13/10 HERFST 8 43 20/10 9 44 27/10 TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht 10 45 03-11 TOETSWEEK 2 Thematoets Vaktoets Vaktoets Belangrijke internetsites http://rooster.hva.nl. Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas. https://intra.doo.hva.nl/content/pabo/opleidingen/vt-da/. Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken. https://sis.hva.nl. Bekijk hier jouw studievoortgang. https://DLWO.hva.nl. De digitale leer- en werkomgeving van de HvA. Belangrijke documenten (downloaden via DLWO): Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”. Praktijkgids 2014-2015. Boekenlijst Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken vind je op deze website: http://athenaeum-hbo.mijnboekhandelaar.com Taalniveau Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen. Alle schrijfproducten van studenten worden nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo HvA (is een onderdeel van het taalaspect ‘schrijven’). Deze Taalnorm vind je in een van de bijlagen bij deze Studiewijzer. Bij teveel fouten PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 35 wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. De beoordeling met behulp van de Taalnorm staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 36 BIJLAGE 1.| BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 2.1 DEELTIJD Leren door spelen Pabo HvA 2014-2015 Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Kerndocent: Cijfer: (in te vullen door opleider in de school / stagedocent) Datum beoordeling: Stageschool/groep: Mentor: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee De student heeft de stageactiviteiten voor dit blok uitgevoerd. O O De stagemap van de student is op orde. O O O/V/G B. Beoordelingscriteria 1. De student heeft een realistische planning gemaakt voor de praktijkactiviteiten per blok en per dag. 2. De student heeft in de communicatie met (jonge) kinderen aangesloten bij hun taalniveau en belevingswereld. 3. De student heeft laten zien in staat te zijn tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een lesdag in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. De student heeft eigen onderwijsmateriaal ontworpen en gebruikt als aanvulling op de lesmethode. De student heeft laten zien in staat te zijn (jonge) kinderen te observeren bij hun spel met behulp van op de opleiding aangereikte observatieinstrumenten. De student heeft laten zien zicht te hebben op het registreren en analyseren van toetsen binnen het LVS van de school. 4. 5. 6. 7. 8. Voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag De student heeft bij aanvang van de blok een planning aangeleverd. De planning is realistisch en voldoet aan de stagedoelen en minimale stageactiviteiten vanuit de opleiding. De student past het eigen taalgebruik aan bij het taalniveau van de verschillende kinderen in de groep. De student leeft zich in in de leef- en belevingswereld van het (jonge) kind; dat blijkt uit de gesprekken met kinderen en uit de betrokkenheid bij hun (spel)activiteiten. De student houdt zelf de lestijd en de lesdoelen in de gaten. De student zorgt op de lesdag voor een evenwichtige afwisseling in instructie en begeleiding in de groep(en). De student heeft flexibel ingespeeld op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin. De student heeft bijgedragen aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht. De De student heeft in tenminste vijf leersituaties eigen onderwijsmateriaal gebruikt. De student heeft de keuzes met betrekking tot het eigen onderwijsmateriaal verantwoord. De student heeft laten zien de in de opleiding aangereikte observatie-instrumenten in de praktijk te kunnen hanteren. De student let er bij het vastleggen van observaties op dat dit objectief, feitelijk en zonder oordeel of mening gebeurt. De student kan de mentor ondersteunen bij het registreren van toetsen in het LVS. De student kan op basis van resultaten van toetsen aangeven welke groepen kinderen extra hulp en begeleiding nodig hebben van de leerkracht. De student heeft verschillende strategieën besproken en deels getoond om om te kunnen gaan met onverwachte gebeurtenissen. De student kan achteraf aangeven en verantwoorden op welke wijze hij heeft ingespeeld op een onverwachte gebeurtenis. De student reageert op kinderen en situaties zodanig dat het pedagogisch klimaat veilig blijft. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 37 student heeft de groep als geheel en de subgroepjes daarbinnen aangesproken en aangestuurd en aangestuurd op de taak. De student heeft overzicht over de groep, bevordert taakgericht gedrag en weet de rust in de groep te handhaven C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10 Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; acht onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. Zeer goed = 9 Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; zes of zeven onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. Goed = 8 Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; vier of vijf onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. Ruim voldoende = 7 Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; twee of drie onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. Voldoende = 6 Aan alle onder A. genoemde onderdelen is voldaan en ten minste zeven van de onder B genoemde onderdelen is voldoende. Onvoldoende = 5 Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste twee onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende. Onvoldoende = 4 Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste drie onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende. Onvoldoende = 3 Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vier onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende. Onvoldoende = 2 Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vijf onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende. Onvoldoende = 1 Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste zes onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende. D. Toelichting bij beoordeling Handtekening mentor Naam: Datum: Handtekening: Handtekening opleider in de school / stagedocent Naam: Datum: Handtekening: Beoordelingsprocedure: De mentor vult het beoordelingsformulier in door middel van de onder A en B gevraagde onderdelen. De mentor geeft het beoordelingsformulier na ondertekening aan de opleider in school / stagedocent. Opleider in de school / stagedocent geeft het eindcijfer en ondertekent het formulier. Opleider in de school / stagedocent stuurt (een scan van) het ondertekende formulier met cijfer naar de instituutsopleider. De instituutsopleider/ stagedocent voert het cijfer in in SiS en stuurt een scan van het formulier naar de student en het stagebureau. Het stagebureau archiveert het beoordelingsformulier. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 38 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 39 BIJLAGE 2.| Beoordelingsformulier Praktijk 3.2 DT | Cohort 2013-2014 Pabo HvA 2014-2015 Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Coach/SLB-er: Stagedag en blok Datum Cijfer: Datum beoordeling: Stagescholen/groepen: Mentoren: Korte beschrijving van activiteit(en) en vermelding van de deelcompetentie(s) die hiermee verder zijn ontwikkeld Naam mentor Stageschool Paraaf mentor Dag 1 Blok Dag 2 Blok Dag 3 Blok Dag 4 Blok Dag 5 Blok Dag 6 Blok Dag 7 Blok Dag 8 Blok Dag 9 Blok Dag 10 Blok PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 40 Dag 11 Blok Dag 12 Blok Dag 13 Blok Dag 14 Blok Dag 15 Blok Dag 16 Blok Dag 17 Blok Dag 18 Blok Dag 19 Blok Dag 20 Blok PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 41 BIJLAGE 3.| Beoordelingsformulier Beroepsvoorbereiding: rijk leermiddel Pabo HvA 2014-2015 Rijk leermiddel: laat kleuters DENKEN, VERWONDERD ZIJN, SAMEN WERKEN, PLEZIER BELEVEN, ONTDEKKEN, MATERIAAL LEREN KENNEN Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Kerndocent: Cijfer: Datum beoordeling: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee 1. Taalnorm pabo O O 2. Literatuurverwijzing volgens APA O O 3. Handleiding is toegevoegd O O Het leermiddel voldoet aan B. Inhoudelijke criteria Handleiding KLEUTER Onv. Voldoende Goed Het doel van het leermiddel is aangegeven De differentiatiemogelijkheden zijn aangegeven De doelgroep is omschreven In de handleiding wordt een koppeling gemaakt tussen theorie en praktijk De didactische aanpak voor de leraar is duidelijk gemaakt K indgericht & L Het materiaal zet aan tot ontdekkend en onderzoekend gedrag Het materiaal sluit aan bij de belevingswereld en ontwikkelingsbehoeften van kleuters Het materiaal leidt tot actieve leerervaringen eerrijk E & Het materiaal is geschikt voor kleuters (groep 1-2, 4 tot 6 jarigen) Het is concreet materiaal dat kleuters zelf kunnen pakken en opruimen In het materiaal komen leerdoelen duidelijk naar voren. Het kind verwerft nieuwe inzichten In de handleiding worden zowel product als procesdoelen weergegeven In de handleiding wordt duidelijk gemaakt dat het leermiddel onderdeel uitmaakt van een leer/ontwikkelingslijn In de handleiding worden extra differentiatiesuggesties gegeven De didactische aanpak wordt in relatie tot organisatie/klassenmanagement beschreven Er worden denkstimulerende vragen gegeven gericht op het leermiddel. Er worden extra bronnen gebruikt, buiten de basisliteratuur Het materiaal is gericht op de brede ontwikkeling van kleuters Het materiaal doet een appèl op de fantasie Het materiaal biedt mogelijkheden om van concreet naar abstract handelen te komen Het materiaal nodigt uit tot probleemoplossend denken rvaringsgericht Het materiaal lokt uit tot het doen van meerdere zintuiglijke ervaringen Het materiaal bevordert zelfstandig werken Het materiaal nodigt uit tot interactie en samenwerkend leren Het materiaal prikkelt de verbeeldingskracht PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 42 U T itdagend alentgericht & E R In het materiaal zit 1 differentiatiemogelijkheid Het materiaal stimuleert een succesbeleving Het materiaal nodigt uit tot ontdekken en experimenteren In het materiaal zitten meerdere differentiatiemogelijkheden (niveau, tempo en/of belangstelling) Het leermiddel sluit aan bij verschillende leerstijlen van kinderen (Kolb of Gardner) Het materiaal is vakoverstijgend De zone van de naaste ontwikkeling wordt zichtbaar geactiveerd middels het leermiddel Uitbreiding van het handelingsrepertoire xperimenteren esultaat Het materiaal is duurzaam Het materiaal ziet er verzorgd uit Het materiaal is kleurrijk Het materiaal heeft een open en rijk karakter Het materiaal is productgericht Het materiaal beantwoordt aan het idee van de ‘stem der dingen’ Het materiaal is product- en procesgericht Het materiaal heeft een zelfcontrolerend karakter C. Eindbeoordeling / cijfer O 10 Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. O 9 Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en vier onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. O 8 Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en drie onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. O 7 Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en een of twee onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. O 6 Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld. D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 43 BIJLAGE 4.| Beoordelingsformulier Vakopdracht Bewegingsonderwijs DT 2.1 Pabo HvA 2014-2015 Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Cijfer: Datum beoordeling Docent: A. Algemene onderdelen Ja Nee Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O In het verslag met verantwoording worden APA richtlijnen voor bronvermelding en literatuurverwijzing op correcte wijze toegepast. O O B. Onderdelen Helemaal niet (o punten) Niet helemaal (1 punt) Voldoende (2 punten) Goed (3 punten) 1.De student heeft drie lesopzetten in samenhang ontworpen en verantwoordt in voldoende mate deze samenhang met behulp van de videobeelden. Dit criterium telt dubbel. 2. Het verslag bevat in voldoende mate een verantwoording van de twee verschillende organisatie- en groeperingvormen. De student kan twee voor- en nadelen noemen van de gekozen organisatie- en groeperingvormen vanuit de literatuur. 3.In het verslag zijn minimaal twee manieren van relevante leerhulp per activiteit beschreven. 4. De student evalueert zijn gegeven les aan de hand van de vragen: wat ging er goed en wat kan er beter? 5. De student weet in voldoende mate een persoonlijke visie op bewegingsonderwijs te verwoorden. Bonus Het product is door de docent beoordeeld als origineel, excellent en kenmerkt zich door eigenheid. . + Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is. PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 44 C. Eindbeoordeling / cijfer O Uitmuntend = 10 18 punten O Zeer goed = 9 16-17punten O Goed = 8 14-15 punten O Ruim voldoende = 7 12-13 punten O Voldoende = 6 10-11 punten O Onvoldoende = 5 8-9 punten O Ruim onvoldoende = 4 6-7 punten O Zwaar onvoldoende=3 4-5 punten O Helemaal onvoldoende=2 1-2-3 punten O Niets=1 0 punten D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 45 BIJLAGE 5.| De taalnorm van Pabo HvA PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 46 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 47 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 48 PABO HVA - STUDIEWIJZER 2014-2015 - DT 2.1 - DEFINITIEVE VERSIE 01-09-2014. 49
© Copyright 2024 ExpyDoc