Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Kwaliteit Verkeersafwikkeling Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Kwaliteit Verkeersafwikkeling De Dienst Verkeerskunde (DVK) is een technisch wetenschappelijke dienst die adviezen uitbrengt en onderzoek initieert en uitvoert ten behoeve van beleids- en uitvoerende instanties. De afdeling vxo levert basisgegevens (m.n. op het gebied van wegen, verkeer en verkeersonveiligheid) en beleidsinformatie (met betrekking tot verkeer en vervoer), die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling, uitvoering, toetsing en bijsturing van het verkeers- en vervoerbeleid. Op basis hiervan worden produkten ontwikkeld, o.m. sturingsinformatie en Kwaliteit Verkeersafwikkeling. Deze brochure geeft u informatie omtrent het doel, de totstandkoming, de mogelijkheden en de verdere ontwikkeling van het produkt Kwaliteit Verkeersafwikkeling. Inleiding Het hoofdwegennet vervult een belangrijke rol bij het in stand houden van Nederland als distributieland. Om aan de vraag naar een goed functionerend vervoersysteem tegemoet te komen is het nodig te investeren in dit wegenstelsel. Een ongeremde groei heeft echter ook negatieve kanten, zoals hoge kosten voor aanleg en onderhoud, een vermindering van de leefbaarheid en hoge milieulasten. Er moet daarom selectief worden geïnvesteerd in de infrastructuur. Om te bepalen waar geïnvesteerd moet worden zijn normen nodig. In het Tweede Structuurschema Verkeer & Vervoer (deel A) werd daarover onder meer opgemerkt: De kwaliteit van de verkeersafwikkeling: 2% norm. Het vaststellen van het wegtype en het aantal rijstroken voor een verbinding in het hoofdwegennet geschiedt op basis van een kwaliteitseis voor de afwikkeling van het verkeer. Kwaliteitseisen dienen echter in een redelijke verhouding te staan tot de kosten. Deze bestaan uit directe kosten van aanleg en onderhoud en indirecte kosten: milieulasten, onveiligheid en oponthoud. Bij een moeizame afwikkeling van het verkeer zijn de kosten van aanleg en onderhoud lager maar nemen de in geld uit te drukken indirecte kosten, met name de vertragingskosten en de kosten van verkeers- Kosten/ /baten 0% TT 1% 3% 5% optimum ca. 2% congestiepercentage onveiligheid snel toe. Van de honderden wegvakken in het hoofdwegennet zijn de meeste congestievrij. Maar op de ergste knelpunten loopt die congestie soms op tot ongeveer 20%. Over het hele net genomen is de som van directe en indirecte kosten het laagst bij een kwaliteitsnorm van 2%. Bij deze kwaliteitsnorm is de vertraging die de automobilisten ondervinden van zeer beperkte omvang. Al naar gelang de plaatselijke omstandigheden, zoals de samenstelling van het verkeer, de bouwkosten, mobiliteitsregulerende maatregelen, kan het optimum verschillen. In de praktijk wordt per project bepaald welk optimum voor de lokale situatie geldt. In deel D van het tweede structuurschema Verkeer & Vervoer wordt deze norm genuanceerd: Om te komen tot een zo effectief mogelijke besteding van de financiële middelen wordt nu voor het principe van de gedifferentieerde kwaliteitsnorm gekozen. Dat houdt in dat op de verbindingen van het hoofdwegennet waar het meeste zakelijke verkeer en goederenvervoer wordt afgewikkeld, i.c. de achterlandverbindingen van de mainports, een geringere kans op congestie zal gelden dan op de overige verbindingen van het hoofdwegennet. Uit een afweging tussen investeringskosten en filekosten volgt dat de congestiekans voor de achterlandverbindingen op 2% gehandhaafd blijft. Voor de rest van het hoofdwegennet wordt de kans verhoogd naar 5%. Onder de voorwaarde dat per corridor de optimale congestiekans van geval tot geval (=maatwerk) wordt bepaald. Deze norm houdt in dat niet meer dan 2%, respectievelijk 5% van het dagelijks verkeer op het hoofdwegennet met congestie zal worden geconfronteerd. Ontstaan van de congestienorm In het eerste structuurschema Verkeer & Vervoer deel D (1979) werd de kwaliteit van de verkeersafwikkeling aangegeven met behulp van zogenaamde 'afwikkelingsniveau's', waarbij men de niveaus A tot en met F onderscheidde. Niveau A kenmerkte zich hierbij door een volledige vrije verkeersafwikkeling op een vrijwel lege weg. Niveau F was een volledig gedwongen verkeersafwikkeling bij fileverkeer. Het voornaamste bezwaar van deze methode is dat ze geen mogelijkheden biedt om de belangrijkste vorm van verkeershinder, de congestievorming, te kwantificeren en te beoordelen. Mede daarom is de norm van de congestiekans ontwikkeld. Bij het ontwikkelen van deze norm heeft men gezocht naar het punt waar met betrekking tot de dimensionering van de hoofdwegennet het economisch optimum ligt. Hier is de in het SVV-2 genoemde kwaliteitsnorm uit voortgekomen. intensiteit in de buurt komt van de capaciteit gaan merkbare snelheidsverliezen optreden. Voor autosnelwegen ligt dit punt ongeveer bij 90% van de capaciteit en voor enkelbaanswegen bij ongeveer 1/3 van de capaciteit. (Daar is de mogelijkheid om in te halen kleiner) Congestievorming komt voor als het verkeersaanbod groter is dan de capaciteit van de weg: de snelheid neemt abrupt af en het teveel aan verkeer komt in een file terecht. Congestie kenmerkt zich dan ook door een lage snelheid van het verkeer en een hoge verkeersdichtheid, d.w.z. veel voertuigen per kilometer weg. W a t is verkeerskwaliteit ? Op een weg met weinig verkeer kan iedere verkeersdeelnemer zijn eigen snelheid bepalen. De hinder die men daarbij van anderen ondervindt is gering. Naarmate het verkeer drukker wordt, neemt de individuele vrijheid af, zonder dat overigens de gemiddelde snelheid van het verkeer veel zal dalen. Pas als de De omvang van de congestie hangt af van de duur en de mate waarin de wegcapaciteit door het verkeersaanbod wordt overschreden. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor de omvang van het opgelopen tijdverlies. Dit tijdverlies a.g.v. congestie kan, afhankelijk van de invalshoek, weer worden omgerekend naar tal van afgeleide grootheden. Mogelijke invalshoeken zijn de wegbeheerder, de opgelopen economische schade, schade aan het milieu en de individuele weggebruiker. Men moet zich dan echter wel realiseren dat onafhankelijk van de gekozen invalshoek congestie een gevolg blijft van een teveel aan verkeersaanbod. Vertaling van norm naar indicatoren De SVV-norm van 2%, respectievelijk 5% is in eerste instantie een op de wegbeheerder gerichte norm. In de uitwerking van deze norm naar indicatoren kan men echter zowel een lijn richting wegbeheerder volgen als een voor de weggebruiker. Voor de uitwerking hiervan is gekozen voor drie voorbeelden: de in het SVV aangegeven hoofdtransportassen. - Amsterdam - Rotterdam - Schiphol - Belgische grens bij Antwerpen. - Aalsmeer - Duitse grens bij Arnhem. «=" C^' J" Wegbeheerder De afgebeelde overzichten geven voor het jaar 1989 een overzicht van de onderdelen van deze route's. U vindt overzichten van de intensiteiten en de mate waarmee deze nog kan groeien voor de SVV-norm wordt bereikt. Een tweede overzicht geeft de congestiekansen weer en in de groei die daarbij nog mogelijk is. Het derde overzicht tenslotte geeft een beeld van de opgelopen wachttijdverliezen op de verschillende wegvakken, zowel (macro-)economisch, de totale wachttijd op een segment, als vanuit het oogpunt van gebruikerscomfort, de gemiddelde wachttijd per voertuig. Amsterdam Noord - Rotterdam Zuid (Hoogvliet) 1989 Relatie Jaar tot afstand percentage geconfronteerd met congestie Schiphol 18.3 21.3 13.6 17.0 12.4 34,3% 9,1% 21,6% 15,4% 24,1% 13000 500 2500 2000 4000 tijdverlies: omrijfactor: 22000 vtg-uur 1.17 segment van 1 A'dam Noord 2 Schiphol 3 Leiden 4 Den Haag 5 R'dam Kp.plein Resumé - Leiden Den Haag - R'dam Kp.plein • R'dam Zuid afstand over de weg: hemelsbreed: km km km km km 82,6 km 70.4 km totaal der tijdverliezen gem. per dag vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur Schiphol - Antwerpen 1989 Relatie Jaar segment van 1 2 3 4 5 6 7 tot Schiphol Leiden Den Haag R'dam Kp.plein R'dam Ridderk. Dordrecht Breda Resumé - Leiden Den Haag R'dam Kp.plein R'dam Ridderk. Dordrecht Breda Grens België afstand over de weg: hemelsbreed: afstand 21.3 13.6 17.0 17.7 7.6 24.4 13.3 km km km km km km km 114.9 km 90.8 km segment tot A4-Hoofddorp Kp. Badh.dorp Kp. Holendrecht Kp. Oudenrijn Driebergen Arnhem Resumé totaal der tijdverliezen gem. per dag 9,1% 21,6% 15,4% 30,9% 0,0% 0,1% 0,0% 500 2500 2000 10000 - tijdverlies: omrijfactor: 15000 vtg-uur 1.27 percentage geconfronteerd met congestie totaal der tijdverliezen gem. per dag vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur Aalsmeer - Duitse grens 1989 Relatie 1 2 3 4 5 6 percentage geconfronteerd met congestie Kp. Badh.dorp Kp. Holendrecht Kp. Oudenrijn Driebergen Arnhem Duitse grens afstand over de weg: hemelsbreed: afstand 7.1 10.2 29.3 13.9 57.1 19.2 km km km km km km 136.8 km 107.0 km 6,4% 0,7% 12,5% 13,4% 0,3% 9,6% 600 1300 1000 500 vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur vtg-uur tijdverlies: omrijfactor: 3400 vtg-uur 1.28 Intensiteiten Intensiteit (duizenden) 150 • 120 90 60 30 0 - i 1 il 1 2 -f: _ 3 4 Route: Schiphol-Antwerf ien congestienorm: 2% jaar: 1989 5 6 7 'istijd-prafiel J V — — -/] _— Weggebruiker Op de afbeeldingen wordt de gemiddelde reistijd per weggedeelte in beeld M M gebracht. Dit is een maat voor het 10 11 12 13 ondervonden comfort op een bepaald Route: Amsterdam-Rotterdam jaar: 1989 weggedeelte. 15 16 17 18 19 20 vertrektijdstip (uur) Daarnaast is het voor de weggebruiker belangrijk te weten hoeveel tijd een Reistijd-profiel bepaalde reis vergt. Ook dit is afgebeeld. I /U Opvallend is hierbij het verschil in reistijd 105- afhankelijk van het vertrektijdstip. | 5 98- 1 c II J \ y «-> 'g 75^ r 68 - J 'OJ 4538 -(i 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Route: Schiphol-Antwerpen |aar: 1989 Relatie Jaar Schiphol - Antwer|1989 segment van 1 2 3 4 5 6 7 tot Schiphol Leiden Den Haag R'dam Kp.plein R'dam Ridderk. Dordrecht Breda Resumé - Leiden - Den Haag - R'dam Kp.plein - R'dam Ridderk. - Dordrecht - Breda - Grens België afstand over de weg: hemelsbreed: omrijfactor: afgelegde afstand 21.3 34.9 51.9 69.6 77.2 101.6 114.9 km km km km km km km 114.9 km 90.8 km 1.27 vertrektijdstip (uur) Vertrektijd 08 00 uur Vertrektijd 17 .00 uur verstreken reistijd* verstreken reistijd* tijdverlies op segment 12 min. 19 min. 39 min. 75 min. 80 min. 93 min. 100 min. 0 min. 0 min. 11 min. 27 min. 0 min. 0 min. 0 min. gem. snelheid: gem. snelheid: reistijd: tijdverlies 68.8 km/uur 54.4 km/uur 100 min. 37 min. 12 min. 28 min. 37 min. 47 min. 51 min. 64 min. 72 min. gem. snelheid: gem. snelheid: reistijd: tijdverlies: tijdverlies op segment 0 min. 9 min. 0 min. 0 min. 0 min. 0 min. 0 min. 96.2 km/uur 76.1 km/uur 72 min. 9 min. Beschrijving van de rekenmethodiek De kwaliteit van het hoofdwegennet wordt bepaald door de verhouding van de vraag (= het verkeer) en het aanbod (de aanwezige infrastructuur). Hierop is de methode voor het meten van de verkeerskwaliteit dan ook gebaseerd. De voornaamste factoren die de capaciteit van een weg bepalen zijn het aantal rijstroken en het wegtype. Op grond van het aantal rijstroken en het wegtype wordt een standaardwaarde voor de capaciteit berekend (zie tabel). De op deze manier berekende capaciteit moet in geval van bijzondere omstandigheden gecorrigeerd worden, (bijvoorbeeld bij in- en uitvoegstroken, afvalstroken, weefvakken) Het verkeersaanbod wordt in dit model gekenschetst door drie variabelen. De eerste twee zijn het werkdagjaargemiddelde (24-uur) voor een bepaalde doorsnede en het percentage vrachtverkeer. Uit deze twee wordt een zogenaamde pae-waarde berekend; een voor het percentage vrachtverkeer gecorrigeerde intensiteitswaarde. De derde variabele is de verdeling van het verkeer over de dag naar richting (e-waarde, zie bladzijde 8). In een rekenmodule wordt het aanbod met de vraag geconfronteerd. Dit levert een aantal maten op zoals wachttijd, kans op wachttijd, marge tot de norm en wachttijdverliezen. Met behulp van deze maten wordt de verkeerskwaliteit weergegeven. wegtype aantal rijstroken capaciteit autoweg autoweg autoweg autosnelweg autosnelweg autosnelweg autosnelweg autosnelweg 1*2 2*2 2*3 2*1 2*2 2*3 2*4 2*5 1500 3800 5800 2000 4300 6700 9000 11200 wegsituatie pae/uur/richting pae/uur/richting pae/uur/richting pae/uur/richting pae/uur/richting pae/uur/richting pae/uur/richting pae/uur/richting verkeersaanbod werkdag jaargemiddelde en het percentage vrachtvervoer bijzondere omstandigheden rijstroken wegcapaciteit rekenmodule verkeerskwaliteit • wachttijd • kans op wachttijd • marge tot norm • wachttijdverliezen richtingsverhouding (e-waarde) E-waarde Elk wegvak kent een bepaald dagpatroon voor de intensiteit; de dagcurve. De vorm van deze dagcurve is ook van invloed op de congestievorming. Een weg met een gelijkmatige verdeling van de intensiteit over de dag kan een hoger dagelijks verkeersaanbod verwerken dan een weg waar sterke spitspieken zijn. Congestie treedt immers op als veel verkeer op het hetzelfde moment van een wegvak gebruik maakt. Dit verschijnsel wordt weergegeven door de zogenaamde e-waarde; de richtingsverhouding. Bij de berekening van deze e-waarde worden de beide dagcurves ontbonden in een symmetrische component, het gemiddelde van de beide curves en een a-symmetrische component, het verschil tussen deze curves (zie middelste figuur). De e-waarde is nu de oppervlakte onder de a-symmetrische component gedeeld door het oppervlak onder de symmetrische component. De waarde van deze e-waarde ligt theoretisch tussen de 0 en de 1 maar beweegt zich in de praktijk tussen de 0 en 0.35. Hoe groter nu de e-waarde des te groter de kans op congestie bij gelijkblijvende intensiteit. Dit wordt weergegeven in de onderste figuur. Verkeerskwaliteit HWN Inlichtingen Door de DVK is het programma Kwaliteit Verkeersafwikkeling ontwikkeld. Met dit programma kan op wegvak niveau een beeld worden gegeven van de kwaliteit van het Nederlandse hoofdwegennet. Hiermee hebben beleidsmedewerkers op het gebied van aanleg en onderhoud van wegen een instrument om bovengenoemde svv-norm te toetsen. Over het programma Kwaliteit Verkeersafwikkeling of over het door de DVK laten uitvoeren van opdrachten in dit kader en de daaraan verbonden kosten zijn inlichtingen te verkrijgen bij: Ing. D. Broekhuizen telefoon 010 - 4026821/4026810 Ing. J. Bekkers telefoon 010 - 4026822/4026810 In de nabije toekomst zal dit programma uitgebreid worden met een "strengenbenadering". Hierdoor zal het mogelijk zijn om effecten van congestieverminderende maatregelen in beeld te brengen; vragen zoals wat gebeurt er als de congestie op een punt vermindert en welke wegvakken moeten als eerste verbeterd worden om de kans op congestie op een totale route te verminderen. Zoals uit het voorgaande blijkt kan in de verder gelegen toekomst wellicht óók de weggebruiker profiteren van de mogelijkheden die dit produkt biedt. Gecombineerd met informatie over alternatieve vervoermiddelen kan deze programmatuur deel uitmaken van een statisch reizigersinformatiesysteem. te» c Intensiteiten op het hoofdwegennet ^ O - 25000 25000 - 50000 50000 - 75000 75000 -100000 >100000 niet opgenomen De intensiteit is één van de voornaamste factoren bij het bepalen van de congestiekans. Deze wordt in de kaart aangegeven in personenauto equivalenten (p.a.e.). Bij deze maat is de intensiteit gecorrigeerd voor het vrachtverkeer. 10 Congestiekans Ca ( M < 2% • ü 2 - 5% 5- 10% • • 10- 15% M > 15% ^ B niet opgenomen De congestiekans is de kans dat een automobilist op een wegvak congestie ondervindt. In het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer deel D is hiervoor een norm vastgelegd van 2% voor de achterlandverbindingen en 5% voor het overige hoofdwegennet. 11 ^ O- Congestiepunten in het hoofdwegennet O e^ <500 O 500 - 1000 O 1000 - 2000 O 2000 - 4000 O 4000 - 6000 Q > 6000 Deze kaart toont die punten waar gedurende de dag een grote mate van congestie kan voorkomen en het daarbij optredende tijdverlies. Dit tijdverlies (in voertuiguren) is de totale verliestijd over één etmaal van alle voertuigen die dat punt passeren. 12 De Dienst Verkeerskunde (DVK) is een technisch wetenschappelijke dienst die adviezen uitbrengt en onderzoek initieert en uitvoert ten behoeve van beleids- en uitvoerende instanties. De afdeling VXO levert basisgegevens (m.n. op het gebied van wegen, verkeer en verkeersonveiligheid) en beleidsinformatie (met betrekking tot verkeer en vervoer), die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling, uitvoering, toetsing en bijsturing van het verkeers- en vervoerbeleid. Daarnaast levert zij gegevens ten behoeve van de taakuitvoering van de Specialistische Diensten en de Regionale Directies van Rijkswaterstaat.
© Copyright 2025 ExpyDoc