Op reis kriskras door historisch Velsen Zondag 14 september 2014 1 Op reis: kriskras door historisch Velsen Ook dit jaar vinden de Open Monumentendagen weer plaats rond een centraal thema. Met het thema ‘Op reis’ zal deze keer aandacht worden besteed aan het reizen over land, over water en door de lucht. Maar ook vervoer in meer algemene zin zal uitgebreid aan bod komen. Voor Velsen ligt het accent echter voornamelijk op reizen en transport over land en water. Bij het thema ‘Op reis’ kan worden gedacht aan middelen van vervoer, over mobiel erfgoed, over wegen, sporen en waterwegen als ook de gebouwde monumenten die daarbij horen, zoals pleisterplaatsen, remises, koetshuizen, scheepswerven en natuurlijk nog veel meer. Bus uit omstreeks 1928 van de firma NV Stormvogels. Ook Velsen kent in dit verband een aantrekkelijke diversiteit aan onderwerpen die als voorbeeld kunnen dienen bij het genoemde thema. Zo staat IJmuiden bekend als kustplaats gelegen aan de monding van het Noordzeekanaal met het bijbehorende sluizencomplex en een aantal omliggende havens, zoals visserijhavens, industriehavens en een buitenhaven ten behoeve van de pleziervaart. Met de aanleg van het Noordzeekanaal (1865-1876) veranderde er veel voor Velsen en wijde omgeving. Sinds de opening in 1876 is het kanaal verschillende keren verdiept en verbreed. Daarbij ging met name in 1963 en 1969 een belangrijk deel van de oorspronkelijke bebouwing van het schilderachtige dorp Oud-Velsen verloren. Een plaquette langs het Noorderdorppad getuigt hiervan en toont schematisch de diverse oeverlijnen 2 na de opeenvolgende verbredingen, die verstrekkende gevolgen had voor het buurtschap. Tegelijkertijd met de aanleg van het kanaal werd bij de monding naar de Noordzee de Kleine en de Zuidersluis gebouwd. In 1899 volgde de Middensluis; tot aan de opening van de sluizen bij het Panamakanaal in 1913 de grootste ter wereld. De Noordersluis dateert uit 1930 en is met een lengte van 400 meter, een breedte van 50 meter en een diepte van 15 meter één van de grootste schutsluizen ter wereld. Inmiddels zijn er vergevorderde plannen voor de aanleg van een nieuwe Zeesluis die toegang moet gaan bieden aan de allergrootste schepen. Uiteraard komt ook het wegennet en het vervoer over land ruimschoots aan de orde. De eerste onverharde verbindingen over land ontstonden veelal spontaan ter plaatse van hoger gelegen droge gebieden, zoals oude strandwallen, of liepen bijvoorbeeld over dijken en kruisten van noord naar zuid en van oost naar west. Zo’n oude oost-west verbinding is bijvoorbeeld de historische Velserenderlaan. Een ander bijzonder gegeven is de oriëntatie van het stratenpatroon in delen van IJmuiden en Santpoort-Noord. Deze wijkt namelijk plaatselijk aanzienlijk af van de loop van omringende wegen. De reden hiervan heeft alles te maken met de situering van de toenmalige duinrellen en de aangrenzende verkaveling. Een ander belangrijke transportverbinding vormt het spoorwegnet. De eerste Nederlandse spoorwegverbinding uit 1839 liep van Amsterdam naar Haarlem. Precies dertig jaar later opent de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij een treinverbinding tussen Haarlem en Uitgeest die door Velsen loopt. In 1876 wordt bij Velsen een brug over het nieuwe Noordzeekanaal gebouwd. In 1883 en 1899 wordt een aftakking aangelegd naar achtereenvolgens het sluizencomplex en de Vissershaven in IJmuiden. Het spoorwegnetwerk van de toenmalige Hoogovens is tussentijds op het landelijk netwerk aangesloten. In 1957 wordt met de ingebruikname van de Velsertunnel de bestaande spoorbrug en de pontverbinding over het Noordzeekanaal vervangen dan wel ontlast. Hoewel de treinverbinding naar IJmuiden ondertussen is komen te vervallen, herinnert een aantal karakteristieke spoorweghuisjes langs dit traject ons hier nog dagelijks aan. De in de beschrijving gebruikte aanduidingen GM, PM en RM staan achtereenvolgens voor gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument. De nummers in de tekst verwijzen naar het bijgevoegde kaartje. 3 Vervoer over land De mens heeft zich door de geschiedenis heen letterlijk een weg over land gebaand om op de plaats van bestemming te komen. Aanvankelijk te voet of te paard, later met behulp van allerlei eigentijdse transportmiddelen, zoals koets of stoomtram. Waar voorheen wegverbindingen vooral bestonden uit eenvoudige karrensporen of onverharde paden, veranderde dit met de jaren in wegen die werden bestraat. Voor het onderhoud van de wegen – maar ook dijken – waren in het begin de omwonenden verantwoordelijk. Na verloop van tijd nam de plaatselijke overheid het onderhoud voor haar rekening en werd vaak via tolheffing in de kosten voorzien. Door de voortdurende uitbreiding van het wegennet ontstond een groeiende noodzaak tot de aanleg van allerlei kunstwerken, waaronder bruggen, viaducten en tunnels om de doorstroming van het toenemende verkeer te bevorderen. Zoals veel dorpen en steden kent ook Velsen een aantal oude verbindingsroutes die sinds eeuwen (nagenoeg) het zelfde tracé volgen. Een aantal voorbeelden van dergelijke historische wegen wordt hierna kort beschreven. Wegennet Velsen-Zuid en -Noord De 1 Meervlietstraat (door de jaren heen ook Dorpsstraat, Voorstraat, Rijksstraatweg en Rijksweg geheten) maakte vroeger deel uit van een belangrijke verkeersader tussen Haarlem en Alkmaar, de Heereweg. De aanleg van het Noordzeekanaal betekende dat deze belangrijke verkeersader werd doorsneden. Een pont zorgde voor de verbinding tussen beide oevers van het kanaal. Ook de stoomtram, die tussen 1896 tot aan 1925 over deze route reed, maakte gebruik van deze pont. Langs de Meervlietstraat stonden veel uitspanningen en bedrijven. Zo herbergde het pand aan de 2 Meervlietstraat 58 [RM] sinds 1894 de drukkerij en uitgeverij van J.P. Nauta. Deze uitgever is vooral bekend van de vele ansichtkaarten met historische straatbeelden vanuit heel Nederland. De woning uit 1821 is aan de buitenzijde nog grotenVoormalige drukkerij van J.P. Nauta aan de Meervlietstraat 58. deels hetzelfde als in de 4 tijd dat Nauta er woonde. Het achterliggende bijgebouw was ooit het oorspronkelijke magazijn van deze drukkerij. Voor de aanleg van het Noordzeekanaal liep de Meervlietstraat over in de 3 Grote Hout- of Koningsweg en de 4 Wijkerstraatweg. De Grote Hout- of Koningsweg was lange tijd, na de Wijkerstraatweg, de belangrijkste doorgaande weg in het meest noordelijke deel van Velsen. De weg splitste zich af van de Wijkerstraatweg en liep eeuwenlang door een fraai gebied met weilanden en akkers naar de vroegere gemeente Wijk aan Zee en Duin. Vanaf de 17de eeuw veranderde dit voor een groot deel in een bosgebied dat behoorde bij de buitenplaats Watervliet. De Grote Hout- of Koningsweg verloor door de indu-strialisatie veel – zo niet alles – van haar landelijke charme. De Wijkerstraatweg heette voorheen Rijksstraatweg en nog eerder Heereweg. Het was de belangrijkste weg door Wijkeroog (het huidige Velsen-Noord) en liep via Beverwijk naar Alkmaar. Langs deze weg lagen vele buitenplaatsen, zoals Watervliet en Rooswijk, die vanwege de aanleg van het kanaal moesten wijken. Wegennet IJmuiden Al snel na de aanleg van het kanaal bleek er behoefte aan een verbinding tussen het dorp Velsen en het snel groeiende (Oud-)IJmuiden. Tot die tijd moest men door het zand ploegen of met een stoombootje van het station Velsen naar IJmuiden varen. In 1878 werd aan de zuidzijde van het kanaal de 5 IJmuiderstraatweg aangelegd, de eerste nieuwe weg door de duinen. Het vormde lange tijd de enige verbinding tussen Oud-IJmuiden en het dorp Velsen. Een andere oude route in IJmuiden vormt de 6 Wijk aan Zeeërweg. Deze heette eind 19de eeuw Wijk aan Zeeërvoetpad. Het pad verbond Wijk aan Zee met Driehuis, Santpoort en verder. Het tracé staat daarmee diagonaal op het omringende stratenpatroon, dat bij de aanleg logischerwijze werd georiënteerd op de algemene verkavelingsinrichting en dus eigendomsgrenzen. Deze kavels waren op hun beurt aangepast aan de loop van de beken of duinrellen, die ter plaatse enigszins scherend georiënteerd lagen ten opzichte van noord-zuid richting. Omdat het Wijk aan Zeeërvoetpad een steeds drukkere verbinding vormde, werd in de loop der tijd het ‘voetpad’ opgewaardeerd tot ‘weg’. Die drukte nam toe omdat rond de watertoren de nederzetting De Hoogeberg ontstond, het woongebied van de kanaalwerkers. Het gebied werd vernoemd naar het duinterrein dat ten noorden van de watertoren lag. De kanaalwerkers woonden hier in primitieve hutjes en houten keten zonder elementaire voorzieningen, zoals water en elektriciteit. Op de begraafplaats bij de Engelmun5 De Wijk aan Zeeërweg slingerend door het duingebied De Breesaap. duskerk in het dorp Velsen liggen nog altijd enkelen van deze Engelse kanaalwerkers begraven. Ook de 7 Zeeweg is een eeuwenoude verbindingsroute. Hij werd onder andere gebruikt door bewoners van de Breesaap en Velserduin als verbinding tussen hun boerenwoningen en de meer landinwaarts gelegen wei- en teellanden in de polder de Velserbroek. Aan het einde van de 17de eeuw volgde de Zeeweg een ander tracé en liep via de huidige Duin- en Kruidbergerweg en de Driehuizerkerkweg, boog ter hoogte van de kruising met de Van Lenneplaan af naar het noordwesten en volgde de Groeneweg tot op de huidige Zeeweg. Wegennet Driehuis en Santpoort Het tracé van de 8 Driehuizerkerkweg volgt grotendeels een eeuwenoude route door Driehuis en Velsen-Zuid. Deze historische noord-zuidverbinding dateert uit de Middeleeuwen. Waar aanvankelijk het omringende landschap bestond uit weilanden, akkers en een enkele boerderij verrezen later statige buitenplaatsen als Velserbeek [RM] en Waterland [RM]. Opvallend is de afscheiding met Velserbeek in de vorm van een aardenwal, bekleed met kinderhoofdjes. De Driehuizerkerkweg was tussen 1859 en 1917 een tolweg om met de opbrengst van de tolheffing de aangebrachte bestrating te bekostigen. De 9 Hagelingerweg is onderdeel geweest van een vroegere doorgaande hoofdroute van Santpoort naar Wijk aan Zee. De weg deed onder andere dienst 6 als ontsluitingsweg voor de vele akkers ten noord-westen van Santpoort. De Hagelingerweg kende in het verleden meerdere namen, zoals Zeeweg, Dood- of Kerkweg en Driehuizerkerkweg. Deze weg maakte pal ten zuiden van het huidige spoorwegviaduct in het verleden een haakse hoek in westelijke richting en sloot vervolgens aan op de Driehuizerkerkweg. Driehuizerkerkweg met rechts de befaamde Kinderboom. De 10 Velserenderlaan [GM] in Santpoort-Zuid is een restant van een van de talrijke verdwenen buitenplaatsen in Kennemerland, namelijk buitenplaats Velserend. In 1857 werd de laan door de eigenaar van Velserend ter plaatse van het huis naar het noorden verlegd, waarschijnlijk voor het maken van een terras voor zijn logement. Dit verklaart de slinger naar rechts in de weg. Voordien liep de laan recht aan op de Jonge Duinen. Vanaf de Bergweg is dit tracé nog zichtbaar in het landschap. Deze oude ‘buijr wegh’ vormt een stukje van de oude grafelijke weg, de Heereweg. Dit was een zeer oude verbindingsweg uit de Middeleeuwen, die langs de binnenduinrand liep. Hieraan stonden onder andere kasteel Brederode [RM] en het huis te Velsen dat even ten zuiden lag van het huidige Driehuis. Vanuit de genoemde kastelen beveiligden de graven van Holland deze weg tegen de opstandige Kennemers en Westfriezen. Vanwege het historisch belang en het beeldbepalende karakter van de Velserenderlaan werd deze in 2007 als gemeentelijk monument aangewezen. Verreweg de belangrijkste noord-zuid route door Velsen was de Heereweg. De 11 Hoofdstraat, eeuwenlang onderdeel van de Heereweg, heeft hoogstwaarschijnlijk een middeleeuwse voorganger gekend. Deze bevond zich enkele tientallen meters ten oosten van de randweg naar Haarlem. Op de oostflank van de oude strandwal bij Santpoort werd tijdens opgravingen een intensief bereden 7 middeleeuws karrenspoor gevonden met hoefindrukken en resten van een hekwerk. Het belang van de Hoofdstraat als Heereweg wordt geïllustreerd door de bouw van de Patrickkapel rond 1400 door Jan van Brederode op de kruising met de route naar zijn kasteel (hoek Hoofdstraat/ Huis ten Biltstraat). Tussen beide tracés in bevindt zich tegenwoordig de randweg (A208) die aansluitend op de Velsertunnel eind jaren vijftig van de vorige eeuw werd aangelegd. Polderwegen Met de Westlaan en de Hofgeesterweg Karrenspoor aangetroffen bij Groot Olmen. behoorde de 12 Oostlaan tot de belangrijkste verbindingswegen van het oostelijke deel van Velsen. Vanaf de aansluiting op de hoger gelegen Hofgeest, ter hoogte van Huis te Spijk [RM/GM], liep de weg dwars door de polder tot aan de Oostlaandersluis. Het was een ontsluitingsweg ten behoeve van de ingelanden. Daarbij vormde het de kortste route om de inwoners van het dorp Velsen via de Velserdijk [GM] naar het veer op Assendelft te brengen, een verbinding met de Zaanstreek. De Oostlaan is door de aanleg van de rijksweg A9/A22 in tweeën gedeeld. Het deel dat vanaf Huis te Spijk aan de Hofgeesterweg zuidwaarts loopt tot de eerste bocht is nog oorspronkelijk. Het gedeelte van de Oostlaan aan de overzijde van de snelweg is omgedoopt in Oostbroekerweg. Doodwegen Om bij begrafenissen de hoofdwegen zoveel mogelijk te ontlasten, volgde de zich langzaam voortbewegende begrafenisstoet vaak vaste binnenwegen, veelal aangeduid als doodwegen. Zo lag er aan de noordkant van het dorp Velsen – ter plaatse van het huidige Velsen-Noord – een Doodweg als verbindingsroute tussen de Corverslaan en het verder gelegen achterland. Aan de zuidkant lag de 13 Dood- of Nieuweweg waar tegenwoordig de Waterlandweg, (het fietspad langs) de Van Lenneplaan en de Kapelweg lopen. 8 Tolhuizen Eeuwenlang waren landwegen en de wegen en paden die erop uitkwamen niet bestraat en slecht begaanbaar. In 1816 werd de bestrating van de Heereweg, als eerste in de gemeente Velsen, voltooid. Om deze bestrating en het onderhoud hiervan te bekostigen, werden op verschillende plaatsen tolhuizen opgericht waar bij passage betaald moest worden. Een dergelijk tolhuis stond aan de oostkant langs de oude Rijksweg nabij de op- en afrit van en naar de A208 bij Velsen-Zuid. Een ander tolhuis in Velsen stond aan Driehuizerkerkweg in de buurt van begraafplaats Westerveld [RM]. Langs de Slaperdijkweg – recht tegenover de Dammersweg – staat een 14 oud tolhuis dat tegenwoordig als woonhuis dient. Dit voormalige tolhuis staat praktisch op de gemeentegrens van Haarlem en Velsen. Hier werd vroeger tol geheven om de aanleg van de straatweg vanaf Santpoort naar Spaarndam te financieren. Herbergen In een herberg kon men tegen betaling eten, drinken en overnachten. Herbergen waren meestal gevestigd op plaatsen waar veel reizigers langskwamen. Ze beschikten vaak over stallen voor de paarden van ruiters en (post)koetsen en er kon hier van paarden worden gewisseld. De wachttijd werd door de reizigers 9 gebruikt om iets te nuttigen. Bij veel herbergen was een stal aanwezig waar men met koets en al naar binnen kon rijden, de zogenaamde doorrit of doorrijstal. In de meeste dorpen waren herbergen eeuwenlang de enige openbare gelegenheden. Vergaderingen van het dorpsbestuur en rechtszittingen werden dan ook hierin gehouden, evenals openbare verkopingen en verpachtingen. Gedurende de 18de eeuw werden de dorpen verplicht een raadhuis te bouwen. Ook in Velsen was een groot aantal herbergen te vinden, zoals in Santpoort. Vanwege de ligging aan de Heereweg – de hoofdroute tussen Haarlem en Alkmaar – was dit gemeentedeel Uithangbord van Het Roode Hert. uitgegroeid tot een vermaarde pleisterplaats. Bekende namen van herbergen waren 15 De Groene Valk, 16 De Wildeman en 17 De Weijman. De Groene Valk bevond zich aan de Hoofdstraat 186, de Wildeman even verderop aan de Hoofdstraat 196 en tenslotte De Weijman aan de Hoofdstraat 248 (de locatie van het huidige hotel De Weijman). Midden in het oude dorp Velsen bevindt zich nog het historische pand van de herberg 18 Het Root Hart [RM]. Deze uitspanning wordt al in 1592 in verschillende geschriften genoemd. Het lag destijds aan een veelgebruikte achterweg, De doorrijstal van de herberg De Weijman anno 1775 . 10 het Haarlemmervoetpad. Dit weggetje liep vanaf de noordkant dwars door het dorp (deels huidige Hoofdbuurtstraat) richting Driehuis, Santpoort en Haarlem. De herberg was voor de lokale bevolking ook een belangrijke plek voor vertier. In het begin van de 19de eeuw was het pand als een kruidenierswinkel met woonhuis in gebruik, maar in 1973 werd het gerestaureerd en verbouwd en kreeg het onder de naam Het Roode Hert weer zijn oorspronkelijke functie terug. Op de hoek van de Kerkesingel en de Meervlietstraat in Oud-Velsen was al sinds de 18de eeuw 19 herberg De Prins gevestigd. De herberg fungeerde later als tramhalte voor de stoomtram van Haarlem naar Alkmaar. Na een brand werd op deze locatie in 1926 opnieuw een horecagelegenheid gebouwd. Vandaag de dag is in dit pand het restaurant De Heeren van Velsen gevestigd. Op de plek van het naastgelegen 20 hoekhuis Kerkesingel 11-13 [GM] stond in het verleden een stalhouderij die tot deze voormalige herberg behoorde. In hartje Driehuis staat 21 café Middeloo [GM], dat van oorsprong een herberg annex boerderijtje was. Het complex is in 1870 gebouwd aan de kruising van de Driehuizerkerkweg, de voormalige Zeeweg (nu Valeriuslaan) en het Wijk aan Zeeërvoetpad (ook wel het Hellepad geheten). Het gebouw is een zeldzaam voorbeeld van een eenvoudige boerderij met een tweeledige functie, namelijk hoeve en herberg. Velsertunnel [RM] De geschiedenis van de 22 Velsertunnel gaat terug tot 1934, toen de minister van Waterstaat opdracht gaf om te onderzoeken of het veer bij Velsen met enkele ponten kon worden uitgebreid, of dat dit veer zou moeten worden vervangen door een brug of een tunnel. Het scheepvaartverkeer nam na de crisisjaren zodanig toe dat men een eventuele brug te hinderlijk vond voor een goede doorvaart. Daarom werd na verloop van tijd de bouw van een tunnel serieus overwogen. Het plan voor een tunnel bestond oorspronkelijk uit één tunnelbuis met twee rijstroken. Met de bouw hiervan werd begonnen in 1941, maar na het uitbreken van Tweede Wereldoorlog werden eind 1942 de werkzaamheden gestaakt. Na de bevrijding besefte men dat de geplande tunnel te weinig capaciteit zou hebben om het alsmaar groeiende verkeersaanbod moeiteloos te kunnen verwerken. Er werd dan ook een nieuwe tunnel ontworpen die bestond uit drie buizen: twee buizen met elk twee rijstroken voor het autoverkeer en een aparte buis voor het treinverkeer. In 1952 begonnen de bouwwerkzaamheden op de zuidelijke oever na de afbraak 11 Het Noordzeekanaal met aan beide zijden de ventilatietorens van de Velsertunnel. van de werken uit 1941. De aanleg van de bouwput op de noordelijke oever begon drie jaar later. De aanleg van de tunnel gold voor die tijd als een spectaculair en uniek project. Doordat tegelijkertijd de geplande verbreding van het Noordzeekanaal gerealiseerd werd, kon de scheepvaart tijdens de bouw van de tunnel gebruik blijven maken van het kanaal. In 1956 werd de verbinding tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van de tunnel tot stand gebracht en het jaar daarop vond de officiële opening van de Velsertunnel plaats door Koningin Juliana. Het was de eerste grote snelwegtunnel van Nederland. Daarna werd de spoorbrug bij IJmuiden afgebroken en daalde het gebruik van de veerponten aanzienlijk. Uitsnede van kaartje uit omstreeks 1867 met het pas geopende Noordzeekanaal. 12 Vervoer over spoor De geschiedenis van de spoorwegen in Nederland begon op 20 september 1839 met de opening van de spoorlijn Amsterdam-Haarlem. Nederland was al rijkelijk voorzien van waterwegen en veel vrachtvervoer ging dan ook per schip. Voor het reizigersvervoer waren er de postkoets, veerboten en de trekschuit. De spoorwegen werden dan ook voornamelijk gebouwd voor personenvervoer, wat veel sneller ging dan de bestaande transportmiddelen. Wat betreft het vrachtverkeer bleef de binnenvaart echter een grote concurrent van de spoorwegen. Toch zorgde de trein in ons land uiteindelijk voor een ware revolutie. Reizen ging voortaan vier keer zo snel! Vooral in de tweede helft van de 19de eeuw breidde het spoorwegnet zich gestaag uit. Nadat de grotere plaatsen met elkaar verbonden waren, kregen ook de kleinere plaatsen en dunbevolkte gebieden railverbindingen. Ook andere vormen van railvervoer ontstonden, zoals de tram. De spoorweg heeft Nederland in de 19de eeuw mobiliteit gebracht die van onschatbare waarde was voor de modernisering van de maatschappij. Spoorlijn Haarlem-Uitgeest De Velserspoorbrug die in 1958 werd gesloopt. De 23 spoorlijn tussen Haarlem en Uitgeest werd op 1 mei 1867 geopend. In 1876 werd ten behoeve van de spoorlijn een draaibrug gebouwd. Zeven jaar later werd even ten zuiden van het kanaal een aftakking naar de sluizen bij IJmuiden aangelegd. De spoorlijn naar de nieuwe plaats was voornamelijk 13 bedoeld voor het vervoer van en naar passagiersschepen. Toen echter bleek dat deze merendeels doorvoeren naar Amsterdam werd de spoorlijn in 1899 nog enkele kilometers doorgetrokken naar de vissershaven, waar in dat jaar ook station IJmuiden werd gebouwd. De te lage draaibrug werd in 1905 vervangen door een hogere. Het traject tussen Haarlem en IJmuiden groeide na de Eerste Wereldoorlog uit tot een belangrijke forensenlijn en werd daarom al in 1927 geëlektrificeerd. In 1931 volgde het traject Velsen-Uitgeest. Behalve voor het plaatselijke personenvervoer is de spoorlijn ook voor goederen een belangrijke verbinding. In eerste instantie vanwege de visafslag in IJmuiden, maar aan het begin van de 20ste eeuw kwam hier het vervoer van en naar de Hoogovens bij. In 1957 werd de Velsertunnel voor auto- en treinverkeer geopend. Hiervoor werd tussen Santpoort-Zuid en Beverwijk een geheel nieuwe spoorlijn aangelegd. Het oude traject tussen Santpoort en Velsen-IJmuiden Oost hoorde voortaan bij de zijtak naar IJmuiden. In Santpoort-Noord werd een nieuw station geopend waar beide lijnen samenkwamen. Het oude traject ten noorden van het Noordzeekanaal ging deel uitmaken van het spoorwegnetwerk van de Hoogovens. Na de opening van de Velsertunnel nam het aantal reizigers op de spoorlijn naar IJmuiden geleidelijk af. Tijdens een bezuinigingsronde begin jaren tachtig besloot de NS de spoorlijn te sluiten. Op 24 september 1983 was de laatste treinrit tussen Haarlem en IJmuiden. IJmondlijn De 24 spoorlijn tussen Velsen en IJmuiden is in 1883 geopend als zijlijn van de spoorlijn Haarlem-Uitgeest en stond ook wel bekend als de Vislijn. Nog in datzelfde jaar werd het station IJmuiden in gebruik genomen. In 1899 werd de lijn verlegd naar de Vissershaven. Het vistransport per spoor maakte sinds die tijd een enorme groei door. In 1915 werd er achter de vishallen, aansluitend op het spoorwegemplacement met de verschillende perrons, een goederenstation gebouwd. Halverwege de vorige eeuw liep het vervoer per spoor terug ten gunste van het vervoer over de weg. Als gevolg hiervan raakte het spoorwegstelsel buiten gebruik. In 1971 zijn de perrons, het visstation en de visbrug (als verbinding tussen het station en de Bik en Arnoldkade) gesloopt om de ruimte achter de vishallen vrij te maken voor de aanleg van de huidige Halkade. Hoewel de spoorlijn naar IJmuiden in 1983 werd opgeheven, vond de afbraak van het stationsgebouw pas in 1995 plaats. 14 Station Santpoort-Zuid [PM] Het oorspronkelijke station van SantpoortZuid dateert uit 1867. In 1898 werd dit gebouw vervangen door het 25 huidige station, gebouwd naar een ontwerp van architect D.A.N. Margadant, dezelfde ontwerper als van het station Haarlem. Gelijktijdig met de ingebruikname van het station in 1899 is het Station Santpoort- Zuid aan de Willem de Zwijgerlaan. enkelspoor verdubbeld. In 1888 kwam een directe verbinding tussen de lijn Haarlem-Uitgeest en het Provinciaal Ziekenhuis Meerenberg tot stand met de aanleg van een zijspoor van station Sandpoort-Zuid naar de ingang van Meerenberg. Op de huidige locatie van het emplacement staat nu een tankstation en diverse garageboxen. In station Santpoort-Zuid werd een speciale wachtkamer voor patiënten van het Provinciaal Ziekenhuis ingericht. Om te voorkomen dat andere reizigers de verkeerde deur namen, kwam boven deze wachtkamer het opschrift ‘Krankzinnigen’ te staan. Het lijntje bleef gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw voornamelijk in bedrijf voor goederenvervoer. Stoomtram De bouw van de kolenloods met waterbevoorrading in 1895. Vlak na de Tweede Oorlog is dit pand aan de Ladderbeekstraat omgebouwd tot woning. 15 Tussen 1896 en 1924 reed tussen Haarlem en Alkmaar een stoomtram, die ook over Velsens grondgebied liep. De route van de tram liep vanuit Wijkeroog (Velsen-Noord) over de Velservoetbrug door de Meervlietstraat, langs de Rijksweg, door de Hoofdstraat te Santpoort naar de Rijksstraatweg in het vroegere Schoten met als eindpunt het Soendaplein. Tot 1906 reed de tram over een draaibrug over het kanaal. Daarna maakte de stoomtram gebruik van een kettingstoompont, die ook geschikt was voor het overige verkeer. Door de concurrentie van de autobus werd de lijn in 1924 opgeheven en gesloopt. Het baanvak tussen Velsen-Noord en Alkmaar was al een jaar eerder opgeheven. Ten behoeve van de stoomtram stond er in de Ladderbeekstraat in VelsenNoord een 26 remise en een gebouw voor opslag van briketten en een watertoren. Dit markante gebouw is nog te vinden op nummer 192, zij het dat het al zo’n driekwart eeuw een andere functie heeft. Iets verder in de Ladderbeekstraat bevond zich de tramremise. Deze heeft plaats moeten maken voor nieuwbouwwoningen. Stoomtrein Hoogovens Oude stoomlocomotief in bedrijf bij de vroegere Hoogovens. Op het terrein van de 27 Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken (het tegenwoordige Tata Steel) is sinds 1920 een uitgebreid spoorwegnet ontstaan, waar vele stoom- en diesellocomotieven hebben dienstgedaan voor het goederenverkeer. Ook tegenwoordig vindt er nog een intensief vervoer met moderne diesellocomotieven plaats. Tussen 1948 en 1957 geschiedde vanaf de halte Velsen Hoogovens het personeelsvervoer met een eigen Hoogoventrein. Bij de 16 Overweg bij Jan Gijsenvaart aan het begin van de Wüstelaan met rechts het oude tolhuisje. ingebruikname van de Velsertunnel kwam de halte Velsen Hoogovens in 1957 te vervallen en dat betekende ook het einde van het personenvervoer. De vereniging Hoogovens Stoom IJmuiden verzorgt rondritten voor publiek over het terrein van Tata Steel. Baanwachterswoningen In heel Nederland staan langs het spoor baanwachterswoningen, meestal gebouwd in het derde kwart van de 19de eeuw. De woningen zijn herkenbaar aan de eenvoudige hoofdvorm en de karakteristieke keperbogen van gele baksteen boven de vensters. Elke woning heeft op de kopgevel een cijfer dat verwijst naar het baanvak van het spoorwegtracé waarvoor de daar woonachtige spoorwegambtenaar verantwoordelijk was. Hij bediende de spoorbomen als er een trein in aantocht was. Vaak woonde de spoorwegbeambte er met zijn hele gezin. Halverwege de vorige eeuw verdween dit beroep, omdat de meeste overwegen automatisch werden beveiligd. Veel van deze baanwachterswoningen zijn inmiddels gesloopt omdat ze te klein zijn of omdat ze te dicht bij het spoor liggen. Niettemin zijn er in Velsen diverse van deze woningen bewaard gebleven, zoals die aan de 28 Grote Hout- of Koningsweg [GM] en de 29 Driehuizerkerkweg [GM]. 17 Vervoer over water In het waterrijke Nederland waren vroeger weinig goede wegen. Het vervoer van mensen, dieren en goederen ging vooral over water. Eeuwenlang ging dit vervoer hoofdzakelijk over natuurlijke waterwegen, zoals rivieren en meren. Door de economische groei tijdens de 17de eeuw ontstond echter een grote behoefte aan meer mobiliteit van zowel goederen als mensen. Om dit te realiseren werd een uitgebreid stelsel van trekvaarten aangelegd. Een trekvaart bestond uit een vaarweg met een naastgelegen jaagpad waarover een paard het schip voorttrok. Op die manier werden, naast het vervoer van goederen, tussen veel steden passagiersdiensten onderhouden. Pas in de 19de eeuw kwam er een einde aan de populariteit van dit vervoermiddel toen de snellere spoorlijnen de trekschuiten wegconcurreerden. Vanwege de noodzaak van betere waterverbindingen werden in de 19de eeuw op grote schaal kanalen aangelegd, zoals het Noordhollandsch Kanaal en het Noordzeekanaal. Het gaandeweg vervangen van stoomschepen door motorschepen in de 20ste eeuw zorgde voor een schaalvergroting van het vervoer over binnenwateren. Als gevolg hiervan werden opnieuw kanalen gegraven, zoals het Amsterdam-Rijnkanaal. Ook in Velsen speelde het vervoer over water een belangrijke rol. Reconstructietekening van het Romeinse havenfort Velsen 1. Romeinse havenforten Tussen 15 en 49 n.Chr. zijn er op het huidige grondgebied van Velsen twee Romeinse havenforten, onafhankelijk van elkaar, aan de Oer-IJgeul gebouwd. De forten (ook wel castella genaamd) zijn opgericht tijdens een campagne van Germanicus, de kleinzoon van keizer Augustus. Het doel was het brengen van orde en rust in een periode waarin werd getracht om de noordelijke grens van het Romeinse rijk naar de Duitse rivier Elbe te verleggen. Naast de militairstrategische overwegingen waren de aantrekkelijke landschappelijke omstan18 digheden ter plaatse de reden voor de bouw van de forten. Beide versterkingen werden opgericht op hoger gelegen zandlichamen aan de oever van het Oer-IJ (de meest noordelijke vertakking van de Rijn), waarbij de ligging aan de rivier voorzag in een redelijk veilige buffer en een onmisbare transportroute. Het oudste fort, 30 ‘Velsen 1’ genaamd en in functie tussen 15 en 28 n.Chr., bevond zich ter hoogte van de zuidoever bij de Wijkertunnel. Het was het meest noordelijke Romeinse fort op het Europese vasteland. De restanten van het jongere fort 31 ‘Velsen 2’ (circa 40-49 n.Chr.) [RM] zijn geconcentreerd ter hoogte van de Huisvuilcentrale (HVC), ten oosten van de Velsertunnel. Velserhaven De streek Kennemerland was gewild bij de nieuwe rijken uit de Gouden Eeuw om er een buitenplaats op te richten. Vooral locaties aan het water waren in trek, omdat deze buitens aan de oever van het Wijkermeer op slechts enkele uren varen van Amsterdam lagen. Een rol bij de bereikbaarheid speelde het 32 haventje van Velsen. Velsen kreeg de beschikking over een eigen haven toen in 1657 vanaf het Wijkermeer door de Meerweiden een vaart werd gegraven. De haven lag ten noorden van Villa Maria aan de Meervlietstraat. Niet alleen personen kwamen via het meer naar Velsen, ook post en goederen zoals turf, mest, stenen en bier uit onder andere Haarlem en Amsterdam werden op deze manier vervoerd. Vanwege de sterke verlanding was de haven slechts een kort leven beschoren. Noordzeekanaal en sluizencomplex Om de verbinding naar de haven van Amsterdam te verbeteren werd in 1824 het Noordhollandsch Kanaal tussen Amsterdam en Den Helder in gebruik genomen. Dit kanaal voldeed al snel niet meer aan de eisen van het groeiende scheepvaartverkeer. Om een verbinding tussen de Noordzee en de Amsterdamse haven te realiseren, werd besloten een nieuw kanaal te graven. Dit 33 kanaal zou worden gegraven op het smalste stuk land van Noord-Holland. Dit gebied, ‘Holland op zijn smalst’ genoemd, begon ten westen van het IJ tot en met de duinen bij het dorp Velsen. Na elf jaar graven, dijken aanleggen en het bouwen van de 34 Kleine Sluis en de Zuidersluis werd op 1 november 1876 het kanaal officieel geopend door koning Willem III. Het kanaal was toen echter nog niet voltooid. De baggermolens hadden nog voor jaren werk om de vaargeul op voldoende te diepte te brengen. Inmiddels werden de oceaanstomers almaar groter. Om ook die te kunnen ontvangen, werd tussen 1889 en 1896 een nieuwe sluis, de tegenwoordige 35 Middensluis, gebouwd. Zoals wel vaker, herhaalde de 19 geschiedenis zich opnieuw. De nog veel grotere 36 Noordersluis [GM], met een lengte van vierhonderd meter, werd aangelegd tussen 1924 en 1930. Daarmee was de Noordersluis bijna een halve eeuw de grootste ter wereld. Het kanaal werd ook steeds dieper en breder gemaakt, van 27 meter bij de opening tot de 270 meter nu. Omdat de afmetingen van de schepen blijven toenemen is ook deze sluis inmiddels een knelpunt geworden voor de scheepvaart naar de haven van Amsterdam. Daarom zijn er plannen om een nieuwe, nog grotere, vierde zeesluis te bouwen om ruimte te bieden voor de steeds groter wordende schepen. De Middensluis tijdens de aanbouw in 1892. Bebouwing bij sluizencomplex Ten behoeve van het sluispersoneel werd al in 1875 het 37 rijtje woningen Sluisplein 15-23 [RM] opgericht. Oorspronkelijk bestond de bouw uit tien sluiswachterswoningen aan beide kanten geflankeerd door een grotere sluismeesterswoning. Vier van de woningen aan de oostkant, waaronder dus een grotere, zijn tijdens de Duitse bezetting gesloopt. Deze woningen vormen de eerste en oudste bebouwing van IJmuiden. Aan de westzijde van de woningen staat een losstaand pakhuisje met zadeldak, dat bij het complex behoort. Naast het rijtje woningen staat op de hoek van het Sluisplein en de Visse20 Rij sluiswachterswoningen aan het Sluisplein in IJmuiden. ringstraat het 38 voormalige commiezenhuis [RM], dat in 1876 werd gebouwd in opdracht van het Departement van Financiën. Het op een verhoging gesitueerde pand was onderdeel van zeven geschakelde dienstwoningen voor ambtenaren van de klaringsdienst die belast was met het heffen van invoerrechten en accijnzen. Oorspronkelijk behoorde het commiezenhuis tot een reeks van zeven dienstwoningen, maar doordat ze in de Tweede Wereldoorlog veel oorlogsschade opliepen, zijn de overige zes panden gesloopt. Tegenover de sluiswachterswoningen naast de verkeerstoren van de Kleine en Zuidersluis staat het 39 voormalig havenkantoor [GM]. Dit is omstreeks 1900 gebouwd ten behoeve van de sluismeester en de sluiswachters, die vanuit dit gebouw een goed uitzicht hadden op de sluizen. Dit pand is later met een aanbouw in dezelfde stijl vergroot. Vissershaven Toen het Noordzeekanaal in 1876 gereed kwam, was er sprake van een onverwachte bijkomstigheid. De vissers uit de dorpen langs de Noordzeekust ontdekten namelijk de mogelijkheid van een veilige ‘haven’. Niet langer hoefden zij de platte bomschuiten het strand op te slepen of met andere typen schepen een verre haven op te zoeken. Zij voeren eenvoudigweg de monding van het Noordzeekanaal binnen en meerden daar aan om de vis te verhandelen. Het werd weldra een drukte van belang en de vissers begonnen de scheepvaart te hinderen. Op sommige dagen lagen er zoveel vissersschepen dat de 21 vrachtschepen onderweg naar Amsterdam er nog nauwelijks konden passeren. De overheid besloot daarom een 40 haven aan te leggen. Deze werd in 1896 in gebruik genomen en dat was het begin van IJmuiden als vissershaven. Vissers uit onder andere Egmond, Zandvoort, Noordwijk en Katwijk gingen zich hier definitief vestigen. Zij vormden samen met de kanaalwerkers en hun gezinnen plus het sluispersoneel, de eerste bewoners van IJmuiden. Nadat bleek dat particuliere vishandelaren onderling prijsafspraken maakten waardoor de visprijzen, ten nadele van de vissers, laag werden gehouden nam de overheid in 1899 de vishandel over. De Rijksvisafslag te IJmuiden, de eerste en enige in Nederland, ging op 1 juli 1899 van start en de vishandel bleef gedurende 90 jaar in overheidshanden. IJmuiden was zeer populair onder de vissers. De haven was nieuw en modern uitgerust en in 1899 werd een spoorwegstation aangelegd met een apart gedeelte voor het vistransport. Met de trein kon de vis snel naar belangrijke afzetmarkten als Amsterdam en Duitsland worden vervoerd. Aanvankelijk kwam de visserij in de Eerste Wereldoorlog geheel tot stilstand, onder andere door een uitvaarverbod. Pas bij de wapenstilstand in november 1918 werd het uitvaarverbod ingetrokken. In 1920 werd een tweede haven aangelegd, tussen de Vissershaven en de Noordzeekust, te weten de 41 Haringhaven. Vissershaven in vogelvlucht. 22 Op 10 april 1989 is het Staatsvissershavenbedrijf geprivatiseerd door de oprichting van Zeehaven IJmuiden NV waar alle bezittingen en activiteiten zijn ondergebracht. Deze onderneming is sindsdien verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het havengebied. Vuurtorens [RM] IJmuiden heeft twee vuurtorens die sinds de oprichting door het leven gaan als 42 hoge en 43 lage vuurtoren. De torens zijn in 1878 als identieke zuilen ontworpen en gebouwd. De voorspoedige industriële ontwikkeling van Nederland, met Amsterdam als belangrijke internationale haven, leidde tot de bouw van grotere zeeschepen. Rond 1909 was IJmuiden dringend toe aan een bredere en diepere vaargeul. Als gevolg hiervan moest de buitenvuurtoren om navigatieredenen worden verlaagd, omdat met de aanpassing van de vaargeul er ook een andere lichtlijn ontstond. Vanuit zee moet men, om veilig binnen te kunnen varen, altijd de vuurtorenlichten op één lijn zien. Om dit te De Hoge vuurtoren. bereiken werd van de lage vuurtoren drie verdiepingen verwijderd. Alsof dat nog niet genoeg was werd deze vuurtoren in 1966 zo’n 40 meter geplaatst. De vuurtorens van IJmuiden zijn ronde, roodbruine, gietijzeren torens die ontworpen zijn door Quirinus Harder. De lage toren heeft een hoogte van 24 meter en vormt samen met de hoge vuurtoren, die 43 meter meet, vanaf IJmuiden een lichtlijn die de IJgeul en de ingang van de haven markeert. 23 Deze brochure is gemaakt door Publiekszaken (Monumentenzorg en Archeologie) Druk: Interne Dienstverlening (Repro) Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Masja Gemser 0255-567536 Brenda Klinge 0255- 567431 Frits van der Veldt 0255-567425 E-mailadres: [email protected] 24
© Copyright 2024 ExpyDoc