BR/CU-2140 - Nederlandse Zorgautoriteit

BELEIDSREGEL BR/CU-2140
Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage
kapitaallasten academische zorg universitaire
medische centra
Ingevolge artikel 57, eerste lid, onderdeel e, van de Wet marktordening
gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid
om beschikbaarheidbijdragen vast te stellen.
Ingevolge artikel 59, onderdeel e, Wmg heeft de Minister van VWS met
brief van 11 december 2014 (kenmerk 696543-130373-MC), ten
behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van
artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.
Op de beschikbaarheidbijdrage is titel 4.2 Algemene wet
bestuursrecht (‘subsidies’) van toepassing.
1.
Reikwijdte
Deze beleidsregel is van toepassing op academische zorg geleverd door
universitaire medische centra.
2.
Doel van de beleidsregel
Doel van deze beleidsregel is het financieren van kapitaallasten in
verband met academische zorg.
3.
Begripsbepalingen
3.1 Besluit
Besluit Beschikbaarheidbijdrage WMG van 24 augustus 2012, Staatsblad
2012, nr. 396.
3.2 Academische zorg
Hieronder wordt verstaan het uitvoeren van topreferente zorg en
innovatieve zorg, en de ontwikkeling van nieuw vormen van diagnostiek
en behandeling. De uitgebreide omschrijving van academische zorg is
opgenomen in onderdeel B van de bijlage bij het Besluit.
3.3 DHAZ-convenant
Het tussen VWS, OC&W en de NFU overeengekomen convenant
Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen. Op grond van dit
convenant, dat geldt sinds 2004, konden en kunnen de Universitaire
Medische Centra beschikken over een jaarlijks investeringskader (voor
instandhoudinginvesteringen en vervangende nieuwbouw).
3.4 PBA-middelen
Middelen toegekend in het kader van de systematiek op grond van de
regeling Planning Bouwvolume Academische ziekenhuizen. Het is een
investeringskader van de Universitaire Medische Centra voor planning en
Bouw geldend voorafgaand aan het DHAZ.
3.5 Beschikbaarheidbijdrage
Een bijdrage als bedoeld in artikel 56a Wmg.
Kenmerk
BR/CU-2140
Kenmerk
3.6 Minister
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
BR/CU-2140
Pagina
3.7 Rekenrente
Het rentepercentage waarmee de te vergoeden rentecomponent wordt
bepaald door deze te vermenigvuldigen met de berekende gemiddelde
boekwaarde van de activa ten behoeve van de academische zorg.
3.8 Normatief afschrijvingspercentage
Het afschrijvingspercentage waarmee de te vergoeden
afschrijvingscomponent wordt bepaald.
3.9 Ideaalcomplex
Bij een ideaalcomplex geldt dat afschrijvingen en investeringen aan
elkaar gelijk zijn. Voor de berekening van de beschikbaarheidbijdrage
voor de investeringen in academische zorg gaat de NZa uit van een
ideaalcomplex.
4. Algemeen
4.1 Aangewezen vormen van zorg
Bij of krachtens het Besluit is door de Minister een aantal vormen van
zorg aangewezen waarvoor de NZa een beschikbaarheidbijdrage kan
vaststellen. Mede op basis van dit Besluit heeft de NZa onderhavig beleid
ten aanzien van de verlening van de beschikbaarheidbijdrage voor 2015
vastgesteld. De kapitaallasten in verband met academische zorg van de
Universitaire Medische Centra kunnen in aanmerking komen voor een
beschikbaarheidbijdrage.
4.2 Ambtshalve toepassing artikel 56a
Op grond van artikel 56a lid 2 Wmg geeft de NZa ambtshalve toepassing
aan artikel 56a leden 1 en 7 Wmg. Aan een zorgaanbieder die op grond
van lid 7 wordt belast met een dienst van algemeen belang ter zake van
academische zorg, kan de NZa een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld
in lid 1 verlenen.
4.3 Verlening beschikbaarheidbijdrage
De NZa wijst voor een beschikbaarheidbijdrage die aanbieders aan die in
2012 ook een vergoeding voor instandhoudingsinvesteringen ten laste
van de DHAZ middelen ontvingen. De hoogte van de
beschikbaarheidbijdrage wordt bepaald volgens de berekeningswijze uit
artikel 5 en 6 van deze beleidsregel.
Op grond van de aanwijzing van de minister (kenmerk 696543-130373MC) komen uitsluitend de acht zorgaanbieders in aanmerking die in 2012
ook een vergoeding hebben ontvangen voor de kapitaallasten die
samenhangen met de publieke taken van universitair medisch centra. Dit
betreft de volgende instellingen: Vrije Universiteit Medisch Centrum,
Academisch Medisch Centrum Amsterdam, Erasmus Medisch Centrum
Rotterdam, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Universitair Medisch
Centrum Sint Radboud Nijmegen, Universitair Medisch Centrum
Maastricht, Universitair Medisch Centrum Groningen en Leids Universitair
Medisch Centrum.
2 van 9
4.4 Procedure verstrekken beschikbaarheidbijdrage
Het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ omschrijft de
procedure die gehanteerd wordt ten aanzien van de verlening en de
vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage door de NZa. In enkele
gevallen is een uitzondering op de uniforme procedure nodig. Deze
uitzondering staat in dat geval omschreven in onderhavige beleidsregel
en bij de betreffende zorgfunctie.
5. Hoogte van de beschikbaarheidbijdrage
5.1 Korting
Uitgangspunt vooor de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage in 2015
vormt de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage in 2014.
De NZa houdt in de bepaling van de beschikbaarheidbijdragen voor 2015
rekening met de korting van € 10 miljoen voor academische zorg, zoals
opgenomen in de toelichting bij de begroting van het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor 2012 en met de korting van € 70
miljoen voor academische zorg, zoals opgenomen in de toelichting bij de
begroting van het Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor
2014.
De korting wordt naar rato verdeeld over de beschikbaarheidbijdrage
academische zorg en beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten
academische zorg universitaire medische centra.
5.2 Jaarlijkse verhoging en indexering
Jaarlijks zal de beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg
universitaire centra in gelijke stappen worden verhoogd tot aan het
structurele eindniveau in de ideaalcomplexsituatie 2023. De jaarlijkse
stap, prijspeil 2012, bedraagt € 40.845. De nadere onderbouwing van
deze bedragen is opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregel.
De bedragen in deze beleidsregel zijn op prijspeil ultimo 2014. Bij de
vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage wordt rekening gehouden
met de definitieve materiele indexen 2015 en volgend.
5.3 Hoogte beschikbaarheidbijdrage 2015 (verlening)
Onderstaand de beschikbaarheidbedragen kapitaallasten medische
universitaire medische centra 2015 per instelling zoals deze voorlopig
ambtshalve worden verleend.
Naam instelling
Bedrag
UMCG
€ 4.878.708
UMC st Radboud
€ 4.879.431
UMCU
€ 4.521.889
AMC
€ 5.629.972
VUMC
€ 3.435.069
LUMC
€ 4.748.051
Erasmus MC
€ 6.282.503
MUMC+
€ 2.270.146
6. Berekening beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten
academische zorg universitaire medische centra –
startniveau 2013
Kenmerk
BR/CU-2140
Pagina
3 van 9
6.1 De bijdrage voor de kapitaallasten academische zorg wordt berekend Kenmerk
BR/CU-2140
door het DHAZ-kader te vermenigvuldigen met het VWS aandeel van
75%. Het resulterende bedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met de
verhouding van de bijdrage academische zorg/totale omzet zorg
Pagina
4 van 9
exclusief kapitaallasten.
Het startniveau van het investeringsbedrag 2013 wordt hiermee bepaald
op € 40.384.118. Het structurele eindniveau van het investeringsbedrag
wordt hiermee bepaald op € 40.940.236.
De nadere onderbouwing van deze bedragen is opgenomen in bijlage 1
bij deze beleidsregel.
6.2 Het in artikel 6.1 berekende jaarlijkse investeringsbedrag wordt
herrekend naar een exploitatievergoeding. Hierbij wordt uitgegaan van
een jaarlijkse investering van het in artikel 6.1. berekende bedrag vanaf
het jaar 2004.
6.3 De vergoeding voor kapitaallasten is opgebouwd uit een normatieve
rentecomponent en een normatieve component afschrijvingen.
6.4 De rekenrente waarmee de rentecomponent wordt berekend
bedraagt 5%.
Rentecomponent = rekenrente * gemiddelde boekwaarde
instandhoudingsinvesteringen voor academische zorg
6.5 Het normatieve afschrijvingspercentage waarmee de component voor
afschrijvingen wordt bepaald bedraagt 5%. Dit betekent dat voor de
berekening wordt aangenomen dat instandhoudingsinvesteringen
academische zorg in 20 jaar worden afgeschreven.
6.6 Het maximale bedrag voor de vergoeding wordt berekend uitgaande
van jaarlijkse investeringen ter hoogte van het in artikel 6.1 berekende
bedrag en de ideaalcomplex-situatie die wordt bereikt in 2023. Het
maximum bedraagt €40.940.236 (prijspeil 2012). De jaarlijkse
beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg kan nooit
hoger worden dan de exploitatie uit het DHAZ-kader uitgaande van de
rekenrente en het normatief afschrijvingspercentage.
6.7 Vergoeding PBA middelen
Het voor 2013 berekende bedrag uit het DHAZ wordt structureel
verhoogd met een evenredig deel van de PBA middelen 2012.
Dit laatste bedrag wordt bepaald op basis van:
−
de jaarrekeningen van de UMC's
−
een aandeel academische zorg dat wordt berekend met de
verdeelfactor uit artikel 6.1
−
de rekenrente uit artikel 6.4
−
de afschrijvingen uit de jaarrekening
6.8 De verhoging in artikel 6.7. heeft geen invloed op het
maximumbedrag genoemd in artikel 6.1. Dat betekent dat de vergoeding
voor de PBA middelen niet leidt tot een verhoging van de uit het DHAZ
structureel beschikbare middelen.
7. Voorwaarden, voorschriften en beperkingen
In aanvulling op de in het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa
genoemde voorwaarden gelden de volgende voorwaarden, voorschriften
en beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheidbijdrage
kapitaallasten academische zorg universitaire medische centra:
7.1 Na afloop van het jaar waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is
verleend, wordt het totale bedrag beschikbaarheidbijdrage definitief
verdeeld over de Universitaire Medische Centra op basis van de opgave
door de centra. Zorgaanbieders dienen daartoe voor 1 juni na afloop van
het jaar waarvoor een beschikbaarheidbijdrage is verleend een
schriftelijke aanvraag in bij de NZa tot definitieve vaststelling van de
beschikbaarheidbijdrage. Bij deze aanvraag dient de opgave van de
centra te zijn bijgevoegd. Na ontvangst van deze aanvraag stelt de NZa
de beschikbaarheidbijdrage definitief vast.
7.2 De bedragen van de beschikbaarheidbijdragen worden door de
zorgaanbieder apart verantwoord in de betreffende jaarrekeningen.
7.3 De mogelijkheid tot reservering voor het doel waarvoor een
beschikbaarheidbijdrage voor kapitaallasten is verleend, is beperkt tot
een periode van maximaal vier jaren met ingang van het jaar waarvoor
de bijdrage is toegekend. Het bedrag dat is gereserveerd wordt apart
verantwoord in de jaarrekening van de zorgaanbieder.
Artikel 8. Overige bepalingen
8.1 De beleidsregel Garantieregeling kapitaallasten 2011 tot en met
2016 (BR/CU-2001) is niet van toepassing op de kapitaallasten
academische zorg Universitaire Medische Centra bekostigd uit DHAZ en
PBA-middelen. De kapitaallasten academische zorg Universitaire
Medische Centra worden immers voor 100% gegarandeerd middels deze
beleidsregel. De UMC’s lopen geen prijs-/volumerisico over
beschikbaarheidbijdragen.
8.2 De Beleidsregel Garantieregeling kapitaallasten 2011 tot en met
2016 blijft van kracht voor PBA-middelen en DHAZ reguliere (niet
academische) medisch specialistische zorg.
Artikel 9. Overgangsbepaling
De beleidsregel ‘Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische
zorg universitaire medische centra’ (kenmerk BR/CU-2099) blijft van
toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden
in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die
beleidsregel gold.
Artikel 10. Inwerkingtreding en citeerregel
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Indien de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20,
tweede lid, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg
(Wmg) wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2014, treedt
de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling wordt geplaatst en
werkt zij terug tot en met 1 januari 2015.
Gelijktijdig met inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de
beleidsregel ‘Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg
universitaire medische centra’, met kenmerk BR/CU-2099 ingetrokken.
Kenmerk
BR/CU-2140
Pagina
5 van 9
Kenmerk
Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel
beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg universitaire
medische centra’
BR/CU-2140
Pagina
6 van 9
Toelichting bij beleidsregel
Kenmerk
BR/CU-2140
Voor een aantal taken van zorgaanbieders is het niet mogelijk en/of
wenselijk om ze rechtstreeks aan zorgproducten voor individuele
consumenten toe te rekenen. Dit geldt ook voor de academische zorg die Pagina
de UMC's op grond van de zorgverzekeringswet (ZVW) door de overheid 7 van 9
opgedragen hebben gekregen: topreferente zorg en het daarmee
samenhangend onderzoek. Deze taken worden bij besluit van de Minister
aangewezen en vallen onder het vaste segment. Voor de somatische
functies ontvangen zorgaanbieders vanaf 1 januari 2012 (al dan niet
deels) beschikbaarheidbijdragen.
De academische component dekt de meerkosten samenhangend met
topreferente zorg alsmede de kosten van translationeel onderzoek (i.e.
gerichte vertaling van onderzoek naar behandeling). Het betreft dus de
verbinding van onderzoek met zorg.
Op basis van deze beleidsregel wordt het deel kapitaallasten voor de
publieke zorgtaken afgezonderd naar rato van het aandeel van de
toeslag voor academische zorg in de totale zorgomzet. De toeslag voor
academische zorg (beschikbaarheidbijdrage) wordt gezien als beste
benadering voor de omzet van de publieke zorgtaken.
Voor de toepassing van de beleidsregel Garantieregeling kapitaallasten
2011 tot en met 2016 dient de bestaande vergoeding voor kapitaallasten
in het budget gecorrigeerd te worden met dezelfde verdeelsleutel als
voor de toerekening van de academische zorg vergoeding wordt
gehanteerd. Dit betekent dat alleen het reguliere zorgdeel onder de
werking van de garantieregeling kapitaallasten valt. Het academische
zorgdeel wordt in een vaste beschikbaarheidbijdrage opgenomen. Voor
dit deel is geen afzonderlijke overgangsregeling nodig omdat de UMC’s
geen prijs-/volumerisico lopen over de beschikbaarheidbijdrage.
In artikel 6. van deze beleidsregel staat hoe de hoogte van de
beschikbaarheidbijdrage 2013 is bepaald. In artikel 5. staat beschreven
op basis waarvan de beschikbaarheidbijdrage wijzigt ten opzicht van het
voorgaande jaar. De beschikbaarheidbijdrage (inclusief jaarlijkse stap)
wordt ieder jaar geïndexeerd met de materiele index. In de beleidsregel
‘Beschikbaarheidbijdrage Cure – ambtshalve’ is een toelichting
opgenomen op de verdeling van de korting over academische zorg en de
kapitaallasten academische zorg.
Algemeen proces
Het proces van verlenen en vaststellen van een beschikbaarheidbijdrage
door de NZa geschiedt – kort samengevat - als volgt. De NZa zal aan het
begin van het subsidiejaar een verleningsbeschikking afgeven. Na afloop
van het subsidiejaar zal de NZa een vaststellingsbeschikking afgeven. De
beschikbaarheidbijdrage zal worden bevoorschot. Uitbetaling geschiedt in
12 termijnen. Bij de vaststellingsbeschikking wordt de hoogte van de
beschikbaarheidbijdrage na afloop van het subsidiejaar definitief door de
NZa vastgesteld. Voor uitbetaling van de door de NZa vastgestelde
beschikbaarheidbijdrage dient de zorgaanbieder zich te wenden tot ZiNL.
Deze procedure staat meer uitgebreid omschreven in het Uniform kader
beschikbaarheidbijdrage NZa. Dit kader is ook van toepassing op
onderhavige beschikbaarheidbijdrage. In onderhavige beleidsregel zijn
slechts enkel daar waar de procedure afwijking behoeft ten opzichte van
het uniform kader, procedurele aspecten belicht.
De zorgaanbieder die een beschikbaarheidbijdrage ontvangt, dient dan
ook kennis te nemen van zowel de regels uit het Uniform kader als ook
van de op hem van toepassing zijnde specifieke beleidsregel(s).
Kenmerk
BR/CU-2140
Pagina
8 van 9
Bijlage 1: Nadere onderbouwing bedragen kapitaallasten
academische zorg
Kenmerk
BR/CU-2140
Pagina
Beschikbaarheidbijdrage ac ademisc he zorg 2011
645.688.754 (1)
VWS-omzet exc lusief kapitaallasten 2011
9 van 9
3.870.541.089 (2)
Aandeel besc hikbaarheidbijdrage academische zorg
16,7% (3) = (1) / (2)
Toerekening DHAZ aan ac ademisc he zorg (75%)
12,5% (4) = 75% * (3)
DHAZ
DHAZ-kader 2012 c umulatief
2.322.982.863
DHAZ- afsc hrijving 2012 c umulatief
Gemiddelde boekwaarde DHAZ ac ademisc he zorg c umulatief 2012
(5) volgens opgave VWS/Nfu
14.532.115 (6) = (5) * afschrijvingspercentage *(4)
210.429.924
(7)
DHAZ-rente kosten 2012
10.521.496 (8) = '(7) * rentepecentage
Kapitaallasten VWS-deel DHAZ
25.053.611 (9)
PBA
PBA-afsc hrijvingen 2012
Gemiddelde boekwaarde PBA academisc he zorg c umulatief 2012
8.018.059 (10) opgave NFU
148.261.613
PBA-rente kosten 2012
(11)
7.413.081 (12) = (11) * rentepercentage
15.431.139 (13)
Opslagpercentage Besc hikbaarheidbijdrage
beschikbaarheidsbijdrage kapitaallasten academische zorg 2012 (voor korting)
40.484.750 (14) = (9) + (13)
beschikbaarheidsbijdrage ac ademisc he zorg 2012
669.248.264 (15)
totaal beschikbaarheidbijdrage ac ademisc he zorg 2012
709.733.014 (16)
Opslag op beschikbaarheidsbijdrage ac ademisc he zorg
6,0% (17) = (14) / (15)
Korting 2012
Verdeling korting naar rato over BB ac ademisc he zorg en kapitaallasten ac ademisc he zorg
Korting Universitaire Medische Centra
9.640.772 (17)
Koritngspercentage
1,36% (18)
beschikbaarheidsbijdrage ac ademisc he zorg 2012
660.157.423 (19) = (1-(18)) *(17)
Beschikbaarheidsbijdrage kapitaallasten academische zorg 2012
39.934.819 (20) = (1-(18)) * (14)
Opslagpercentage in Ideaalcomplex (bij gemiddelde materiele index 3,27%)
cumulatieve afschrijving ideaalc omplex
38.448.521
cumulatieve rente ideaalcomplex
19.878.029
kapitaallasten ideaal complex
BB ac ademisc he zorg zonder korting
Opslag BBAZ ideaal situatie
58.326.550
(21)
953.461.586
(22)
6,1% (23) = (21) / (22)
Beschikbaarheidsbijdrage prijspeil 2012 bij ideaalc omplex
40.940.236 (24) = (23) * (15)
Beschikbaarheidsbijdrage kapitaallasten academische zorg bij ideaalcomplex
40.384.118 (25) = (1-(18)) * (24)
jaarlijkse stappen periode 2013-2023
40.845 (26) = ((25)-(20)) / 11