Toespraak nieuwjaar event VLIR UOS 2014 Dames en heren, Sta me eerst en vooral toe me te verheugen dat ik het begin van 2014 met u mag doorbrengen. Wij laten twee turbulente jaren achter ons die gekenmerkt werden door het debat rond de zogenaamd “usurperende” bevoegdheden, dat zowel voor budgettaire als institutionele onzekerheid zorgde. Ook indien de drie komende jaren beloven intens en rijk te worden aan allerlei uitdagingen, staan de Belgische universiteiten en hun partners in het Zuiden opnieuw aan het roer en hebben ze hun statuut van partner van de Belgische ontwikkelingssamenwerking teruggevonden. Onze visie op de onmisbare solidariteit met de ontwikkelingslanden werd de voorbije jaren met pijnlijke realiteiten geconfronteerd, met de uitbarsting van de economische crisis, zelf ingehaald door de voedings-, de klimaat- en de sociale crisis, … Zo zijn de begrotingen van de Westerse landen onderhevig aan enorme druk, die zich vertaalt in een algemene daling van de officiële ontwikkelingshulp (ODA). Wij leven in een wereld die grondig verandert en waarin de uitdagingen nu wereldwijd zijn. De publieke mondiale goederen vragen om een wereldbestuur, op basis van de ethische gemeenschappelijke waarden en niet slechts op basis van de economische belangen. Dat moet dan ook verder bouwen op diverse domeinen, en op een veelheid actoren steunen. Zorgen voor coherentie tussen de verschillende domeinen (economisch, sociaal, leefmilieu, vrede,…) en de complementariteit tussen de actoren verzekeren wordt zo een nieuwe uitdaging. Dit nieuwe bestuur instellen vraagt ons de internationale betrekkingen opnieuw uit te vinden en in deze verandering moet de ontwikkelingssamenwerking, via haar solidariteit en haar op mensenrechten gebaseerde benadering, een katalyserende rol spelen. Deze rol is des te belangrijker in de mate waarin de financiële en economische crisis die we vandaag kennen desastreuze gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën van onze landen en dus het belang van de internationale solidariteit dreigt te verhullen. Dit kan zware gevolgen hebben in een wereld waarin de onderlinge Noord-Zuidafhankelijkheid steeds duidelijk wordt. Ik wil vandaag met u de drie grootste veranderingen aanhalen die getuigen van de wil van de Belgische ontwikkelingssamenwerking om haar opdracht van strijd tegen de uitsluiting en de ongelijkheden verder te zetten door haar opdrachten een meer zichtbare impact te bieden: een op rechten gebaseerde benadering, de verbetering van de hulpefficiëntie en de beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling. I. Een op rechten gebaseerde benadering In het post-2015-debat pleit België voor een op rechten gebaseerde benadering. Burgerrechten en politieke rechten, economische, sociale en culturele rechten en rechten van de derde generatie zoals het recht op ontwikkeling. De nieuwe wet op de Belgische ontwikkelingssamenwerking kadert in deze benadering en bepaalt drie prioritaire thema’s: de mensenrechten; waardig en duurzaam werk en de consolidatie van de maatschappij, en twee transversale thema’s: de empowerment van vrouwen en de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bescherming van het milieu en van de natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van de strijd tegen de klimaatverandering, de droogte en de wereldwijde ontbossing. De Belgische samenwerking dient in al haar interventies rekening te houden met de transversale thema’s. II. De Betere hulpefficiëntie wet geeft hulpefficiëntie: nu een wettelijke democratisch basis aan eigenaarschap de principes (inclusie van van de de civiele maatschappij) afstemming op het beleid, de systemen en de procedures van de partnerlanden, de Harmonisatie, de coördinatie en de taakverdeling tussen de donateurs. Ze bevestigt de ontbinding van de hulp. Ze versterkt ook het resultaatgericht beheer, dat de samenwerking een rapportageplicht oplegt dat gebaseerd is op de resultaten en een certificering van de evaluatiesystemen. Om de hulpefficiëntie te verhogen werden verschillende maatregelen genomen. Bijvoorbeeld maatregelen van Thematische en geografische concentratie om de versnippering van onze middelen te vermijden en onze expertise beter te benutten. In de hervorming van de toekenning en de subsidiëring van de actoren van de niet-gouvernementele samenwerking, moedigt een nieuw dispositief van gemeenschappelijke contextanalyses de samenwerkingen en de synergieën aan rond bepaalde precieze sectoren, thema’s en zones. Dit nieuw mechanisme vormt een opportuniteit, niet enkel in termen van de rationalisering van de hulp en de professionalisering van de actoren maar ook om terug tot de essentie te komen van de interventies rond de noden van de partners in het Zuiden. Een van de 4 prioritaire sectoren van de Belgische samenwerking is het onderwijs. Het onderwijs kan inderdaad een belangrijke factor zijn voor gelijke kansen en sociale mobiliteit. De Belgische samenwerking heeft zeker een rol te spelen in de versterking van de staten om toegankelijke en kwalitatieve onderwijssystemen op te stellen, maar de universiteiten en de wetenschappelijke actoren spelen ook een fundamentele rol door hun bijdrage aan de vorming van hoogwaardige kaderleden die de ontwikkeling van hun land kunnen versnellen. In dat opzicht blijft Centraal-Afrika een prioriteit van de Belgische samenwerking. Ik heb recent het project ‘Herstelprogramma voor CentraalAfrika’ gelanceerd. Dit plan moet steunen op een coördinatie van de middelen die de Lidstaten van de Europese Unie in de regio uitvoeren om de strategische assen te financieren, die door de landen van de regio zelf zijn uitgewerkt. Dit herstelprogramma zal vereisen dat alle actoren hun krachten bundelen. De civiele maatschappij, zowel in het Noorden als in het Zuiden, zal er haar plaats moeten innemen. III. De derde grote verandering bestaat uit de verbetering van de Beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling en de opstelling van een Belgisch mechanisme om deze coherentie te waarborgen (PCD) Het gaat om de opstelling van een impactstudie naar de ontwikkeling van het beleid in andere domeinen, volgens het kader dat bepaald werd op het niveau van de Europese Unie. Deze impactstudie opent de weg naar een institutioneel mechanisme om de Belgische beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling te waarborgen. Dit mechanisme zal bestaan uit een interministeriële conferentie (om een politiek engagement in de brede zin de verzekeren), een interdepartementale commissie (voor de coördinatie tussen de verschillende administraties) en een adviesraad bestaande uit deskundigen (voor een onafhankelijke opvolging). Zowel de Franstalige als de Nederlandstalige academische wereld moeten vertegenwoordigd zijn in deze adviesraad, die voorzien is voor het eerste semester van 2014. Dit mechanisme zal het bijvoorbeeld mogelijk maken te ijveren voor een regionale en internationale handel ten dienste van ontwikkeling en van de voedselsoevereiniteit, via de wegwerking van de landbouwsubsidies voor de export, de insluiting van dwingende sociale en milieubepalingen in de handelsakkoorden en de regulering van de landbouwmarkten om de speculatie op grondstoffen (waaronder voedsel) tegen te gaan; zo is een betere beleidscoherentie voor de handel bijzonder belangrijk voor de Belgische samenwerking die kleinschalige landbouw bijzonder steunt, met name via het ‘Platform landbouw en Voedselzekerheid’. De duurzame impact van de inspanningen ten gunste van de familiale landbouw zullen beter gewaarborgd kunnen zijn indien ze zich in een algemene, voor de ontwikkeling gunstige context inschrijven. Ik ben van mening dat we fier kunnen zijn over het geleverde werk, maar, en ik zeg het vaak; het werk is nooit af! In de ontwikkelingssamenwerking, waarschijnlijk nog meer dan in andere domeinen, zien nieuwe uitdagingen dagelijks het licht. Zo worden rond onderwijs verschillende werven opgestart: - Op termijn moeten de lokale universiteiten aan de Staat de hoogwaardige kaderleden afleveren die de ontwikkeling van hun land kunnen versnellen. Er moet een brede denkoefening gevoerd worden rond de rol en de inzet van de universiteiten en hun onderzoekscentra als ontwikkelingsactoren. - Inzake onderwijs zullen kaderleden gevormd moeten worden die als taak zullen hebben het onderwijssysteem te analyseren en te hervormen, het aangepast beleid te bepalen, de leerkrachten te vormen, de curricula te bepalen, de handboeken goed te keuren, enz. De universitaire actoren van Noord en Zuid beschikken over de nodige expertise om na te denken over de bijdrage van de universiteiten aan de ontwikkeling van deze competenties (bijvoorbeeld de statistische analyse, de docimologie) - de aansluiting moet beter tussen educatieve inspanning en de kansen op werk; tussen de educatieve inspanning en de ontwikkelingsnoden, maar ook, op individueel vlak, tussen de verwachtingen en de kansen op realisatie. Het beheer van de transitiestromen tussen de verschillende onderwijsniveaus en de oriëntering in de vakken vormen een fundamenteel element van het evenwicht van de educatieve systemen en de optimalisering van de uitgaven. De universiteiten hebben een rol te spelen in de uitwerking van de dispositieven en de instrumenten van het beheer van de overgangsstromen op basis van de competentie. Tot slot Om de enorme planetaire uitdagingen van vandaag aan te pakken moeten we ons voorzien van een samenwerkingsbeleid dat als katalysator kan dienen voor een wereldpartnerschap voor de duurzame ontwikkeling. Dit impliceert dat we de kwantitatieve inspanning van de hulp moeten aanhouden, maar die hulp ook doeltreffender moeten maken, met name via de betere afstemming op het beleid en de strategie van ontwikkeling van de partnerlanden, de harmonisering, de coördinatie en de verdeling van het werk tussen de donateurs, met name op het niveau van de EU, of nog de wederzijdse verantwoordelijkheid. De versterking van de civiele maatschappij van het Zuiden is een essentieel element voor alle actoren van de niet-gouvernementele samenwerking, die des te strategischer is in de landen in kwetsbare situaties waar ze kan bijdragen tot de opbouw van een rechtsstaat. Om de hulp doeltreffend te laten verlopen, moeten we ervoor zorgen dat het overige beleid de inspanningen van de ontwikkelingssamenwerking niet tegenwerkt. Dat is mogelijk door de beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling te bevorderen. Tot slot kan de expertise van de universiteiten en de wetenschappelijke instellingen op het vlak van onderwijs zeker beter worden benut in het samenwerkingsbeleid. Daarvan ben ik overtuigd. Ik wens u nog een prettig 2014 en dank u voor uw aandacht.
© Copyright 2024 ExpyDoc