Onderbouwing bij de rapportage Uitwerking herindelingsvarianten de Liemers Januari 2014 Lianne van Ampting Theo Bach Hans Bosch Sjoerd Dijk Alesig Greving Patrick de Weijer Rob van Woerkum Jan Herman de Baas deBaasManagement.nl Correspondentienummer: AD-1501-67043 UONDERBOWUING BIJ RAPPORTAGE UITWERKING HERINDELINGS-VARIANTEN DE LIEMERS ONDERBOUWING In de presentatie van de onderzoeksresultaten maken we onderscheid tussen het hoofdrapport en nadere uitwerkingen, die zijn opgenomen in deze aparte bundel Onderbouwing. In het hoofdrapport zijn de belangrijkste bevindingen uit de onderzoekssporen gekoppeld aan conclusies met betrekking tot de onderzoeksvragen. In de bundel Onderbouwing vind je de verdieping op hetgeen beschreven staat in het hoofdrapport. Hiermee doen we recht aan de rijkdom van inbreng van alle Liemerse collega’s die tijdens de tweedaagse werkateliers acte de presence hebben gegeven. Daarnaast hebben we in de onderbouwing een meer uitgebreide verantwoording van ons onderzoek opgenomen. Indeling bundel Onderbouwing: 1. Verantwoording onderzoek 2. Bevindingen spoor financiën 3. Bevindingen spoor organisatie 4. Bevindingen spoor bestuur 5. Bevindingen spoor kwetsbaarheid en bestuurskracht 6. Feitenboek per gemeente 1/112 1. Verantwoording onderzoek In de zomer van 2013 hebben de gemeenteraden van de gemeenten Duiven, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar ingestemd met het uitwerken van twee scenario’s voor vergaande samenwerking in de Liemers. Conform het voorstel van de Stuurgroep Samenwerking de Liemers betreft dit: - de 4/1-variant: een herindeling van de vier gemeenten tot één nieuwe gemeente; - de 2/2-variant: een herindeling naar twee gemeenten, elk gevormd uit twee van de huidige gemeenten (te weten Duiven & Westervoort en Zevenaar & Rijnwaarden). Voor deze uitwerking heeft de Stuurgroep een aantal onderzoeksvragen meegegeven, waar tijdens de behandeling in de vier gemeenteraden nadere accenten bij zijn aangebracht. De Stuurgroep is bestuurlijk opdrachtgever voor deze uitwerking. Het ambtelijk opdrachtgeverschap ligt bij de vier gemeentesecretarissen. Voor de uitvoering van het verdiepingsonderzoek is een projectgroep gevormd, bestaande uit medewerkers van de vier gemeenten, aangevuld met externe procesbegeleiding via bureau BMC. In dit plan van aanpak zijn de onderzoeksvragen uitgewerkt in zes sporen: Spoor 1. Financiën (waaronder financiële gevolgen voor bewoners) Spoor 2. Organisatie (waaronder Formatieomvang, Goed werkgeverschap en Kwetsbaarheid) Spoor 3. Bestuur (waaronder afstand burger – bestuur, identiteit en positie van de raden) Spoor 4. Bestuurskracht (waaronder Dienstverlening, Maatschappelijke opgaven en Voorzieningen) Spoor 5. Herindelingscriteria provincie Spoor 6. Proces (waaronder planning en eenmalige kosten) In deze bundel zijn de sporen 1 t/m 4 opgenomen. Spoor 5 (met uitzondering van. het criterium interne samenhang) en 6 komen exclusief aan bod in het hoofdrapport. Samenwerking met provinciale onderzoekers Uitgangspunt voor deze uitwerking is dat het werk zo veel mogelijk door de vier gemeenten zelf wordt gedaan. Dit betekent ook dat deze eindrapportage een product is van de gemeenten zelf. Externe ondersteuning is alleen ingehuurd voor procesbegeleiding en onafhankelijke toetsing. Daarnaast wordt voor een aantal vragen teruggevallen op bijdragen van de provincie Gelderland. In dit verband is met name te noemen de Financiële Herindelingsscan. Praktisch betekent dit dat onze vraagstelling in het spoor Financiën in nauwe samenwerking met de provincie is vormgegeven. Inhoudelijk zijn beide onderzoeken met elkaar afgestemd. De gegevens voor de Financiële Herindelingsscan zijn door ons gebruikt als onderlegger voor de kwalitatieve uitwerking van de twee scenario’s. De financiële gegevens zelf worden verwoord in de Provinciale Herindelingsscan. Verder is de provincie inmiddels in samenwerking met de VNG-Gelderland gestart met een bestuurskrachtonderzoek voor alle Gelderse gemeenten: ‘Sterk en toekomstbestendig bestuur in 2 Gelderland’. Dit gaat over de toekomstbestendigheid van de huidige organisatie van de gemeenten, in het licht van de nieuwe taken en ontwikkelingen die op de gemeenten afkomen. Daarbij zal ook worden gekeken naar logische samenwerkingsverbanden en mogelijkheden voor opschaling. Ook over de opzet van dit onderzoek vindt bestuurlijk en ambtelijk overleg plaats met de provincie. Dit bestuurskrachtonderzoek zal onder meer leiden tot ‘een profiel (scan) van elke Gelderse gemeente waarin de sterktes/zwaktes en kansen/bedreigingen per gemeente in beeld worden gebracht’. De oplevering van dit Bestuurskracht-onderzoek wordt in april 2014 verwacht. Bronnen Voor het beantwoorden van onze onderzoeksvragen zijn de volgende bronnen gebruikt: - Algemeen onderzoek. Op de meeste vraagpunten zijn onderzoeksgegevens beschikbaar vanuit universiteiten, onderzoeksbureaus van de overheid, vakverenigingen, private onderzoeksen adviesbureaus en vak- en wetenschappelijke tijdschriften. Uit deze bronnen komen per onderwerp verwachtingen naar voren van patronen en effecten die zich doorgaans voordoen en die mogelijk ook gelden voor de Liemers. Dergelijke patronen hebben gediend als starthypothese, die vervolgens zijn getoetst aan de werkelijke omstandigheden in de Liemers. - Lokale gegevens. Voor veel vragen zijn binnen de gemeenten gegevens beschikbaar, uit de begrotingen, beleidstukken, bedrijfsgegevens en andere documenten. Ook bij de provincie, de stadsregio en ministeries zijn gegevens opgevraagd betreffende de Liemers. Waar beschikbaar hebben we dergelijke bestaande gegevens gebruikt. Waar nodig hebben we zelf aanvullende data verzameld. - Benchmarks en referenties. Op sommige vraagpunten zijn benchmarks beschikbaar bij adviesbureaus en/of vakverenigingen en kennisinstituten. Waar beschikbaar hebben we dergelijke bestaande gegevens gebruikt. Meer specifiek hebben we de vergelijking gezocht met andere gemeenten, met een min of meer vergelijkbare situaties. Met name gemeenten die in het recente verleden een herindeling hebben meegemaakt (Súdwest-Fryslân, Oude IJsselstreek, Lingewaard en Peel en Maas). Ervaringscijfers, evaluaties en lessen die daar zijn getrokken kunnen dienen als referentie voor de Liemers. - Kritische vrienden. Veel informatie en beoordelingen kunnen worden toegeleverd door ambtenaren en bestuurders van de vier Liemerse gemeenten. In sommige gevallen kunnen waarnemingen en ervaringen van externe betrokkenen aanvullende inzichten opleveren of een nieuw licht werpen op onze eigen interpretaties. Voor de ateliers hebben we in verschillende sporen ‘kritische vrienden’ uitgenodigd om ervaringen te delen en/of te reageren op onze (voorlopige) bevindingen. - Externe expertise. Op sommige vraagpunten kan een bijdrage van externe professionals ons snel vooruit helpen bij het beantwoorden van onze vragen. Naast het benutten van publicaties van deskundigen, hebben we hun expertise ingeschakeld door middel van interviews en het vragen van bijdragen, schriftelijk of mondeling. - Stakeholders. Burgers, instellingen en bedrijven die te maken hebben met de vier Liemerse gemeenten zijn uiteraard het belangrijkste meetpunt voor het beoordelen van de voorliggende vragen. In de vorige onderzoeksfase zijn diverse sessies georganiseerd waarin specifiek is opgehaald welke inbreng deze belanghebbenden wilden geven. We hebben de opbrengst van die momenten in deze uitwerking opnieuw benut. Na oplevering van onze rapport vindt uiteraard 3 een besluitvormingsproces plaats, waar de gemeenteraden naar eigen inzicht externe belanghebbenden nader bij kunnen betrekken. Werkwijze Liemerse Uitwerking Ieder spoor start bij de door de Stuurgroep meegegeven vraagstelling en is nader uitgewerkt in deelvragen, rekening houdend met het besprokene tijdens de behandeling in de gemeenteraden. Het verwerken van de brongegevens is zo veel mogelijk geconcentreerd, om de normale werkzaamheden van de gemeenten zo min mogelijk te belasten en tegelijk een optimaal resultaat te behalen. Concreet betekent dit dat er twee werkateliers zijn georganiseerd, op: - donderdag 31 oktober en vrijdag 1 november; - dinsdag 3 december en woensdag 4 december. Tijdens beide werkateliers is in een reeks parallelsessies gewerkt aan de bovengenoemde zes onderzoeksporen. Door de werkmomenten op één locatie en één tijdsperiode te organiseren konden bestuurders en ambtenaren, die op meerdere sporen een inbreng moesten leveren, zonder tijdsverlies in de verschillende sessies worden ingepland. De opbrengst van alle sessies is zorgvuldig genoteerd en verwerkt tot conceptbouwstenen. In de eerste weken na de beide werkateliers zijn die bouwstenen waar nodig getoetst en aangevuld door de betrokkenen binnen de vier gemeenten. Een belangrijk uitgangspunt is immers dat de uitwerking door de gemeenten zelf wordt gedaan. Zij kennen hun vak, zij kennen de lokale situatie en zij zijn verantwoordelijk voor een goede advisering aan de gemeenteraden. De objectiviteit van de rapportage is verder geborgd door onderlinge toetsing en het gebruik van externe gegevens, externe expertise en onafhankelijke procesbegeleiding. De leden van de gemeenteraden hebben tijdens de beide werkateliers de gelegenheid gekregen om zich op de hoogte te stellen van de aanpak, de voortgang en de voorlopige resultaten. 4 2. Bevindingen spoor Financiën Vraagstelling volgens onderzoeksopdracht De gevolgen voor de inwoners: ‘We maken inzichtelijk wat de gevolgen voor de inwoners van de verschillende gemeenten zijn op het gebied van lastendruk en gedeelde en/of regionale voorzieningen en of in dit opzicht het ene scenario te prefereren is boven het andere.’ De incidentele en structurele financiële gevolgen: ‘We maken inzichtelijk wat de incidentele lasten en baten en de structurele lasten en baten zijn van beide scenario’s bij ongewijzigd beleid, alsmede de vraag beantwoorden of in dit opzicht het ene boven het andere scenario te prefereren is. De herindelingsscan van de provincie zullen we hierbij betrekken. Ook zullen we de financiële startpositie van de huidige gemeenten laten zien.’ De resultaten van bovenstaande zult u voornamelijk terugvinden in de door de provincie in samenwerking met de gemeenten opgezette herindelingsscan. De herindelingsscan geeft gegevens met betrekking tot de begroting, het weerstandsvermogen, de lastendruk, de financiële effecten van een herindeling op de Uitkering Gemeentefonds et cetera. Alle gegevens voor de herindelingsscan zijn verzameld. Een eerste concept is inmiddels gereed. Begin januari zal dit concept besproken worden in GS van de provincie Gelderland. De conclusie en de belangrijkste aanbevelingen zijn in deze paragraaf opgenomen. Wat betreft de gedeelde en/of regionale voorzieningen verwijzen wij naar het spoor maatschappelijke voorzieningen. Naast de herindelingsscan hebben er informele interviews op hoofdlijnen plaatsgevonden. Dat is gebeurd tijdens de twee werkateliers. 1e werkatelier Tijdens het eerste werkatelier hebben de controllers van de vier gemeenten elkaar in carrouselvorm geïnterviewd en daarvan een verslag gemaakt. Aan de orde kwamen de geschiedenis, de grondexploitatie, de risico’s, de lastendruk, de bezuinigingen en het financiële beleid voor de komende jaren. De verslagen zijn met elkaar besproken en afgestemd. Parallel liep ook het traject van de herindelingsscan. Ook hiermee is afstemming gezocht. Al snel werden de beelden helder. Het beeld dat Zevenaar financieel in zwaar weer was gekomen werd door de grondexploitatie bevestigd. Dat ook Duiven grote risico’s loopt bij de verkoop van bedrijventerreinen was voor velen nieuw. Rijnwaarden en Westervoort lopen door het feit dat ze een kleinere grondexploitatie hebben veel minder risico. De volgende financiële schetsen zijn per gemeente gemaakt: 5 Schets financiële ontwikkeling Duiven Duiven heeft ruim 25.000 inwoners op een oppervlakte van ruim 35 km2. Het aantal arbeidsplaatsen bedraagt 803 (2012) per 1.000 inwoners. Het gemiddelde besteedbaar inkomen is in 2010 € 28.600,-. De gemiddelde WOZ-waarde van een koopwoning is € 242.000,- ( 2013). Volgens de BZK-criteria is de sociale structuur ‘goed’ en de centrumfunctie ‘redelijk’. Geschiedenis Duiven was tot in de jaren ’80 een kleine, rustige gemeente binnen de Liemers. Daarna is het een sterke groeikern geworden, waar zich eind jaren ’80 begin jaren ’90 veel jonge gezinnen met kinderen hebben gevestigd. Het aantal inwoners is bijna verdubbeld. In deze periode is eveneens een groot aantal lokale voorzieningen tot stand gebracht. Duiven was bestuurlijk en organisatorisch al klaar voor deze ontwikkelingen, mede omdat in de jaren ’70 al discussie was gevoerd over een gemeente ‘Duivoort’ met maar liefst 70.000 inwoners. Duiven anticipeerde hierop door een groeiambitie te concretiseren in uitvoeringsafspraken (woningcontingent) met de provincie. Oorspronkelijk was het plan om 6.000 woningen te realiseren, uiteindelijk omvatte het contract 4.200 woningen. De gemeente Duiven heeft tijdens de groeikernperiode de regie succesvol in eigen hand genomen. Zo is bijvoorbeeld de rijkslocatiesubsidie van de hand gewezen, vanwege de stedenbouwkundige beperkingen die daaraan waren verbonden. Duiven heeft als compensatie een bijdrage voor de aansluiting op de A12 uitonderhandeld en vervolgens haar eigen stedenbouwkundige visie gehanteerd (onder andere: minder woningen per hectare). Daarmee is in vergelijking tot andere uitbreidingswijken een gevarieerder woningaanbod tot stand gekomen en mede als gevolg daarvan ook een gevarieerder bevolkingssamenstelling. Grondexploitaties Duiven had tijdens haar groeiperiode (jaren ’90) het economische en demografische tij mee. In de woningbouw kon relatief ruim gebouwd worden, met veel kleine projecten, en toch winstgevend worden ontwikkeld. De ontwikkeling van het bedrijventerreinen Nieuwgraaf startte al eerder: eind jaren ’70, begin jaren ’80. Door de vestiging van de Makro en de Ikea werd dit terrein een majeure winkelbestemming. Door de provincie werd dit aanvankelijk met argusogen bekeken, maar later is het beleidsmatig erkend. In de tweede helft van de jaren ’90 startte de ontwikkeling van bedrijventerreinen Centerpoort op de A12-zichtlokatie. Ook hier was sprake van een economisch gunstig tij. Verwachting was dat de ontwikkeling een doorlooptijd zou kennen van tien jaar. De realisatie is echter binnen drie jaar 6 geëffectueerd. Dit leidde tot aanzienlijke winsten vanuit de Grex, gerealiseerd in de periode ’80’90. Deze winsten zijn vanuit robuust financieel beleid gestort in bestemmingsreserves, onder meer voor de toekomstige lasten voor beheer van onderhoud van wegen en wijken. Al die tijd was Duiven door winsten uit grondexploitaties relatief welvarend. In een meer recent verleden (2008-2012) is de situatie moeilijker geworden. Door de economische crisis is ook in Duiven het uitgiftetempo van bedrijventerreinen teruggevallen. Tegelijkertijd is na lange discussie juist in deze tijd het Centrumplan in uitvoering genomen. Voor de financiering daarvan had de gemeenteraad al in 2005 €10 miljoen ter beschikking gesteld. Toen werd het verantwoord geacht om daarvoor te anticiperen op toekomstige winsten uit de grondexploitatie (grex). De afgelopen jaren is er echter onzekerheid ontstaan over het uitgiftetempo. Om de start van het project Vitaal Centrum toch mogelijk te maken heeft de raad tijdelijk een bestemmingsreserve (reserve Raweb) ingezet. Deze reserve zal de komende jaren weer aangezuiverd moeten worden vanuit de verwachte opbrengsten van het project Innofase. Deze besluitvorming heeft eind 2010 plaatsgevonden, maar moet anno 2014 als risicovol worden aangemerkt. Daarom is in de bezuinigingen een taakstelling van € 550.000,- structureel opgenomen, als alternatieve compensatie van de rentelasten van de € 10 miljoen, die is ingezet voor Vitaal Centrum. Al met al bestaan er nu ook in de Duivense grondexploitatie belangrijke risico’s. Er zijn nog twee grote bedrijventerreinen (33 ha) uitgeefbaar. Hiermee is € 15,7 miljoen aan boekwaarde gemoeid (grondaankopen, arbeidskosten en rentebijschrijving). In een worstcase-scenario kan dat als het maximale verliesrisico worden aangenomen. Duiven hanteert een uitgiftefasering tot 2022, met tot 2020 een uitgifte van zo’n 4 à 5 ha per jaar. Op grond van deze planning is er een winstpotentie van € 23 miloen. Vanuit voorzichtig financieel beleid is deze winstpotentie niet meegenomen in de meerjarenbegroting 2014-2017. Over de feitelijke toekomstige resultaten kan niemand zekerheid geven. Het uitgiftetempo/ fasering van de bedrijventerreinen Seingraaf en Innofase is door de accountant bij de jaarrekening 2012 als ambitieus aangemerkt. Van de geplande uitgifte van 7,6 ha is dat jaar maar 0,13 ha feitelijk uitgegeven. Afhankelijk van de marktontwikkelingen zal de gemeente mogelijk nog nadere faseringen moeten doorvoeren, waardoor de verwachte winst zal afnemen. (Ter indicatie: Voor ieder jaar uitstel ontstaan rentekosten, die kunnen oplopen tot maximaal € 1,8 miljoen.) Risico’s De financiële positie wordt door Duiven als matig gekwalificeerd, met risico’s naar de toekomst. Door Duiven wordt geen financieel sluitende meerjarenbegroting 2014-2017 gepresenteerd. De jaarschijf 2014 is sluitend, de jaarschijven 2015 t/m 2017 niet. In 2017 is sprake van een tekort van € 3,1 miljoen. In de meerjarenbegroting 2014-2017 zijn maatregelen getroffen voor het risico met betrekking tot de toekomstige winsten grondexploitatie. Het onderhoud kapitaalgoederen is verwerkt in de begroting. Net als andere gemeenten voorziet Duiven risico’s bij het budgettair neutraal verwerken van de 3 D’s (decentralisaties). 7 Duiven geeft aan dat vanwege opgroeiende kinderen er in het heden sprake is van een situatie waarbij de kinderen het huis verlaten en dat er sprake is van (dreigende) leegstand in het basisonderwijs en in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid leegstand in het voortgezet onderwijs. Lastendruk De gemeente Duiven heeft een gemiddelde lastendruk. Een specifiek kenmerk in Duiven is dat bij het afvalaanbiedstation geen kosten worden berekend. Daardoor is de afvalstoffenheffing relatief wel hoog. Er is nog een onbenutte belastingcapaciteit van € 2,2 miljoen. Bezuinigingen Eerdere bezuinigingen konden worden opgevangen met financieel-technische maatregelen en de kaasschaafmethode. Dit jaar is er een nieuwe bezuinigingsoperatie ingezet, oplopend tot € 3,1 miljoen in 2017. Lopende investeringen worden heroverwogen en er geldt een vacaturestop. Er zijn ook inhoudelijke zoekrichtingen voor bezuinigingen verkend, al zijn deze nog niet concreet financieel uitgewerkt. Financieel beleid komende jaren Per saldo kan gesteld worden dat in de gemeente Duiven de gevolgen van de economische crisis langer opgevangen konden worden. Inmiddels zijn financiële bijstellingen echter onontkoombaar. De eerste stappen zijn daarin gezet, maar de komende jaren zijn er verdere aanpassingen nodig. Op dit moment zijn er begrotingstekorten in de jaren vanaf 2015 (€ 2,4 miljoen) oplopend naar € 3,1 miljoen in 2017. Deze tekorten moeten worden opgevangen door strategisch-inhoudelijke bezuinigingen. Duiven heeft de laatste jaren enkele bezuinigingsrondes achter de rug. Deze bezuinigingsopgaaf is hierbij daadwerkelijk gerealiseerd. De Algemene Reserve is in Duiven € 4 miljoen. Naar eigen opgave is dat niet voldoende om de berekende risico’s te kunnen opvangen. Er zijn nog geen concrete financiële maatregelen ingezet om de reservepositie te verbeteren. Gedacht wordt aan de inzet van toekomstige winsten van bedrijventerreinen (zodra deze worden gerealiseerd) ter aanzuivering van de Algemene Reserve. Schets financiële ontwikkeling Rijnwaarden Rijnwaarden heeft 11.000 inwoners op een oppervlakte van ruim 44 km2. Het aantal arbeidsplaatsen bedraagt 321(2012) per 1.000 inwoners. Het gemiddelde besteedbaar inkomen 8 is in 2010 € 25.500,-. Rijnwaarden behoort tot de 10% van armste gemeenten van Nederland. De gemiddelde WOZ-waarde van een koopwoning is € 209.000,- (2013). Volgens de BZKcriteria is de sociale structuur ‘redelijk’ en is er geen centrumfunctie. De gemeente Rijnwaarden is in 1985 ontstaan door samenvoeging van de gemeente Pannerden en de gemeente Herwen en Aerdt. Geschiedenis De nieuwe gemeente heeft in al die jaren evenzeer als haar voorgangers te maken gehad met een krappe financiële situatie, met uitzondering van een paar oplevingen ten tijde van de verkoop van de aandelen WOG (€ 1 miljoen) en later die van de NUON (€ 11 miljoen). In die jaren kon een aantal tekorten worden aangevuld en konden een paar kleine investeringen worden gedaan. Van de opbrengst is wel een aparte reserve van € 5 miljoen gevormd om de dividendderving te compenseren. Voor nieuw beleid is de afgelopen jaren heel weinig ruimte geweest. De oorzaken voor die beperkte ruimte liggen in de structuur en de ligging van de gemeente. De gemeente heeft een uitgestrekt grondgebied en relatief weinig werkgelegenheid, zeker voor een hoger opleidingsniveau. Door water en landsgrenzen is het gebied lange tijd vooral op zichzelf aangewezen geweest. Deze factoren leiden tot de lage inkomsten vanuit de Algemene Uitkering en de OZB. Dit laatste mede vanwege de inkomensstructuur van de gemeente. Niettemin presenteert men in de begroting een onbenutte belastingcapaciteit van ongeveer € 500.000,-. Met extra lastenverhogingen (boven inflatie) is men steeds terughoudend omgegaan. De afgelopen jaren zijn extra verhogingen, gezien de financiële situatie, echter wel aan de orde geweest (1% boven inflatie). De uitgaven op sociaal gebied zitten op het gemiddelde in vergelijking met gemeenten van dezelfde structuur. De overige uitgaven zitten (soms fors) onder dat gemiddelde. Grondexploitatie en voorzieningen Rijnwaarden is een gemeente met veel kernen, die ongeveer even groot zijn (1.000 tot 3.500 inwoners). De gemeente probeert de voorzieningen gelijk te verdelen over de verschillende kernen, die goed voor hun belang opkomen. Veel van die voorzieningen zijn door burgers en verenigingen in eigen beheer gerealiseerd en worden met een minimale subsidie in stand gehouden. Zo zijn er drie sporthallen, die elk een gemeentelijke subsidie van slechts € 18.000,ontvangen. De gemeenschapszin en zelfredzaamheid onder de burgers van Rijnwaarden is bijzonder, gezien het feit dat er bij de gemeente ook niet veel te halen is. Binnen het gemeentebestuur heeft steeds een pragmatisch realisme geheerst. Er zijn geen ambities geweest om grote voorzieningen en/of grote woningbouwproducties te realiseren. De gemeente is ondanks haar grote oppervlak altijd beperkt geweest wat betreft uitbreidingmogelijkheden, vanwege de aangrenzende natuurgebieden en het restrictieve beleid voor kleine kernen. 9 Mede als gevolg daarvan is de grondexploitatie altijd zeer kleinschalig geweest, zoals in Vierkenshof, waar in de jaren ’90 enkele honderden woningen zijn gebouwd. Rijnwaarden heeft geen strategische grondaankopen gedaan en heeft ook geen voorziening voor de grondexploitatie. De beperkte risico’s zijn meegenomen in het weerstandsvermogen. Risico’s Rijnwaarden heeft altijd een grens van € 600.000,- gehanteerd voor de Algemene Reserve. Dat vaste bedrag is jarenlang gehandhaafd, waarbij extra middelen direct werden ingezet voor kleine investeringen. Pas na de invoering van de BBV is daar een berekening van het weerstandsvermogen voor in de plaats gekomen. Rijnwaarden heeft zichzelf als eis gesteld om de weerstandscapaciteit op 1,0 te hebben. Daar zitten ze in de eigen begroting 2014 iets onder op 0,95. In de gecorrigeerde provinciale berekening komt dit echter uit op 1,0. Er is voor ongeveer € 2,2 miljoen aan weerstandscapaciteit. Naast deze weerstandscapaciteit beschikt de gemeente zoals gezegd nog over een ‘immobiele algemene reserve’ van € 5 miljoen. In de begroting is wel rekening gehouden met een structurele renteopbrengst van € 150.000,- uit deze reserve. Het kwaliteitsniveau van het onderhoud ligt laag. De onderhoudsplannen voor wegen en riolering zijn onlangs geactualiseerd. Op sommige wegen moet het minimumonderhoudsniveau door ‘postzegelreparaties’ in stand worden gehouden. De plannen voor gemeentelijke gebouwen en openbare verlichting moeten nodig worden herzien. Ook het plan voor groenonderhoud ontbreekt nog. Voor de riolering heeft Rijnwaarden een voorziening gevormd. Dotatie en onttrekking uit deze voorziening vinden plaats op basis van het onderhoudsplan. De relatie tussen financiering en uitvoering van de overige plannen (wegen, gebouwen, groen en verlichting) moet nog vorm krijgen. Vorig jaar gaf de rekening een verlies aan van ongeveer € 700.000,-. Dit is voornamelijk veroorzaakt door de tekorten van Presikhaaf. Voor 2013 wordt opnieuw een verlies verwacht. Dit verlies zal voornamelijk worden veroorzaakt door de nieuwe tekorten van Presikhaaf, de lagere Algemene Uitkering (in verband met de onderuitputting van het Rijk) en de tegenvallende bouwleges. Bezuinigingen en lastendruk Ook Rijnwaarden staan nog bezuinigingen te wachten de komende jaren. In verhouding tot andere gemeenten gaat het daarbij om vergelijkbare bedragen. Het laaghangende fruit is er echter de afgelopen jaren al afgeschud. Inmiddels is men al begonnen met pijnlijker ingrepen. Zo is de exploitatie van een aantal voorzieningen al tot een minimum beperkt (bijvoorbeeld bibliotheek en zwembad). Nieuwe bezuinigingen worden dus lastig. Voordat Rijnwaarden aan de maximale lokale lasten zit, zou Rijnwaarden nog wel de OZB met 33% kunnen verhogen. Financieel beleid komende jaren Al met al kan de financiële situatie van Rijnwaarden als matig tot slecht worden beoordeeld. De begroting voor 2014 is sluitend, maar richting 2017 zal nog voor tonnen moeten worden bezuinigd. Dankzij soberheid, improvisatie en gemeenschapszin lukt het nog steeds om de gemeentelijke functies te vervullen. Door jarenlange bezuinigingen op de organisatie is de 10 bestuurskracht naar de mening van het gemeentebestuur onder het minimum gezakt. Zo is er nauwelijks capaciteit beschikbaar voor het stimuleren van de recreatieve economie. Daarbij komt de dreiging van een verder teruglopende Algemene Uitkering en overschrijdingen in het sociale domein. De stijgende kosten voor Presikhaaf moeten misschien als voorbode worden gezien. De decentralisaties staan budgettairneutraal in de begroting. Rijnwaarden overweegt of hiervoor in de toekomst niet toch een bedrag moet worden opgenomen in het weerstandsvermogen. Rijnwaarden heeft weinig mogelijkheden om extra inkomsten te genereren, afgezien van lastenverhoging, wat gegeven de gemiddelde inkomens in de gemeente ook bezwaren heeft. In financiële zin is de levensvatbaarheid van Rijnwaarden echter vooralsnog niet in gevaar. Schets financiële ontwikkeling Westervoort Westervoort heeft 15.000 inwoners op een oppervlakte van bijna 8 km2. Het aantal arbeidsplaatsen bedraagt 184 (2012) per 1.000 inwoners en het gemiddelde besteedbaar inkomen is in 2010 € 26.500. De gemiddelde WOZ-waarde van een koopwoning is € 205.000,(2013). Volgens de BZK-criteria is de sociale structuur redelijk en is er weinig centrumfunctie. Geschiedenis Westervoort kende vanaf begin jaren ’80 van de vorige eeuw een groeikerntaak. Deze is vooral ingevuld met sociale woningbouw, waarin met name Arnhemse gezinnen zijn komen te wonen. De groeikerntaak heeft (anders dan in Duiven) geen financieel surplus opgeleverd. Ruimtelijk had Westervoort sindsdien nauwelijks mogelijkheden voor het genereren van opbrengsten door nieuwe ontwikkelingen. Door de manier waarop Westervoort de groeikerntaak heeft ingevuld dan wel laten invullen is een relatief eenzijdige sociale structuur ontstaan. Dit zorgt structureel voor financiële druk. Enkele jaren geleden leek het te lukken om het uitkeringsbestand beheersbaar te krijgen. Toen diende zich echter de financiële crisis aan en veel naar werk uitgestroomde cliënten keerden weer terug. Met € 400.000,- zorgt de jaarlijkse eigen bijdrage voor Wwb voor een flink beslag op de financiële middelen. Grondexploitatie Westervoort heeft weinig bedrijventerreinen (alleen voor lokale behoefte). Het grondgebied van Westervoort is vrijwel volledig benut voor woonfuncties. De agrarische functies zijn nagenoeg verdwenen. Er zijn ruimtelijk nauwelijks ontwikkelingskansen meer, behoudens wellicht aan de rivierzijde, waar Westervoort tot nu toe niet op gericht is geweest. 11 Tijdens de groeikernjaren zijn veel investeringen eenmalig gefinancierd. Het bestuur had niet gezorgd voor afschrijvingen en vervangingsreserveringen. De beheersplannen voor wegen, groen, gebouwen, openbare verlichting zijn eind jaren ’90 alsnog op orde gebracht, dankzij een forse verhoging van de OZB en de opbrengsten van de verkoop van de Nuon-aandelen (€ 11 miljoen). De belastingvrije ruimte binnen de OZB is daarmee wel opgesoupeerd. De Nuongelden zijn verder ingezet voor al lang slepende knelpunten in de infrastructuur (Hamersestraat/ spoorbrug) en het treinstation. Voor de stationsomgeving is nog een herinrichtingsplan in voorbereiding, waarvoor financiële middelen zijn gereserveerd. Risico’s De begroting is in evenwicht. De weerstandscapaciteit is zo’n € 3 miljoen. Er zit enig risico binnen de grondexploitatie (begrensd tot de boekwaarde van € 1,6 miljoen). Ook de komende leegstand van onderwijsgebouwen vormt een risico. Maar grote financiële risico’s zijn er niet en deze kunnen binnen het weerstandsvermogen worden opgevangen. De ratio weerstandsvermogen is in de provinciale herindelingsscan bepaald op 1,64. Voor de 3D-operatie is vooralsnog een budgettair neutrale financiële invulling gedaan. Voor risico’s op dit terrein zijn (net als in de andere Liemerse gemeenten) vooralsnog geen structurele voorzieningen getroffen. Bezuinigingen en lastendruk De financiële omstandigheden nopen al vele jaren tot een zuinig en sober financieel beleid. Dat wordt zowel door de ambtelijke organisatie als door het bestuur/de politiek als een realiteit erkend. Het ambitieniveau is daarop afgestemd. Het voorzieningenniveau van Westervoort is erg bescheiden (zie bijvoorbeeld het Elsevier-onderzoek). Dit wordt overigens ook in de hand gewerkt doordat voor veel voorzieningen gebruikgemaakt kan worden van het nabijgelegen Arnhem. Bezuinigingsoperaties (noodzakelijk als gevolg van verminderde inkomsten van het Rijk) zijn uitgevoerd en de bezuinigingsdoelstelling is gerealiseerd. In de begroting 2014 is een nieuwe bezuinigingstaakstelling opgenomen van – inclusief de septembercirculaire – bijna 7 ton. De verwachting is dat dit bedrag gevonden kan worden, al worden de keuzes steeds pijnlijker. Er is, zoals gezegd, nauwelijks meer onbenutte belastingcapaciteit. Financieel beleid komende jaren Westervoort is na de jaren ’80 een typische beheergemeente geworden met een sobere instelling. ‘Niet verder gaan dan de polsstok reikt’ is het devies van organisatie en bestuur. Westervoort houdt zich verre van (financiële) risico’s en is er trots op dat het ondanks de beperkte mogelijkheden steeds financieel gezond is gebleven. Dat leidt evenwel tot een weinig dynamische gemeente, zowel qua voorzieningen als qua ontwikkelkracht in de organisatie. 12 Schets financiële ontwikkeling Zevenaar Zevenaar heeft ruim 32.000 inwoners op een oppervlakte van ruim 58 km2. Het aantal arbeidsplaatsen bedraagt 631(2012) per 1.000 inwoners en het gemiddelde besteedbaar inkomen is in 2010 € 27.000,-. De gemiddelde WOZ-waarde van een koopwoning is € 217.000,(2013). Volgens de BZK-criteria is de sociale structuur ‘redelijk’ en valt de centrumfunctie ook in de categorie ‘redelijk’. In 2005 is er een fusie geweest met de gemeente Angerlo, wat leidde tot een verdubbeling van het grondgebied, waaronder met name agrarisch gebied en de recreatieve functies rond Rhederlaag. Geschiedenis De kern Zevenaar is van oudsher de grootste binnen de Liemers. Ruim voordat Duiven en Westervoort groeikern werden werd er in de jaren ’60 en ’70 in Zevenaar al volop gebouwd. Zevenaar groeide in die periode van zo’n 12.000 tot ongeveer 25.000 inwoners en heeft al die tijd een zekere centrumfunctie gehad voor de omliggende gemeenten. De groei van Duiven en Westervoort ontstond twee decennia later, doordat ze als groeikeren werden aangewezen. Zevenaar bouwde gedurende haar ontwikkeling goede reserves op. Het financiële beleid bleef desondanks altijd sober, misschien zelfs zuinig. Bestuurlijk en ambtelijk was de financiële functie traditioneel sterk ontwikkeld. Rond de eeuwwisseling ontstond de vraag naar de verdere ontwikkeling van de kern. Dit tegen de achtergrond van de vergrijzing van de tijdens de groeiperiode ingestroomde bevolking en de groei van omliggende gemeenten. Een aantal voorzieningen heeft immers een bovenlokale functie. Om het draagvlak voor die voorzieningen in stand te houden besloot de gemeente in 2004 tot een verdere groeistrategie, richting minstens 30.000 inwoners (nog afgezien van de herindeling met Angerlo). Dit sloot aan bij het provinciale beleid van dat moment. In het kader van deze strategie zijn er enkele succesvolle ontwikkelingen tot stand gekomen, zoals bijvoorbeeld plan Ooy (woningbouw), bedrijventerrein Mercurion en het Centrumplan. Het Centrumplan is uitgevoerd in de periode 2005-2010 en heeft Zevenaar een betere uitstraling gegeven. Financieel is deze ontwikkeling zonder noemenswaardig tekort afgesloten. Grondexploitatie In de periode vanaf 2004 zijn in het kader van de nieuwe groeistrategie veel grondaankopen gedaan. In de jaren na 2008 werden de effecten van de crisis echter merkbaar. In 2009 en 2010 ontstonden de eerste politieke discussies hierover, maar was de hoop nog dat het economisch tij snel zou keren. Eind 2011 werd geconcludeerd dat het verder uitschuiven van de planning niet langer voldoende was. In de jaarrekening 2011 werd een verliesvoorziening grondexploitaties opgenomen van € 27 miljoen. 13 Eind 2012 heeft de Zevenaarse rekenkamercommissie specifiek onderzoek naar de grondexploitatie uitgevoerd. Daarin werd geconcludeerd dat er in de jaren daarvoor te lang was vastgehouden aan het forse ambitieniveau en dat de risico’s onvoldoende aandacht hadden gekregen. Aanbevolen werd om over te gaan tot een herprogrammering en betere informatieverstrekking. Mede naar aanleiding daarvan is in de jaarrekening 2012 een afwaardering van € 6,5 miljoen genomen op de grondposities en is de verliesvoorziening grondexploitaties aangevuld tot € 40,7 miljoen (€ 37,3 miljoen voor woningbouw en € 3,4 miljoen voor bedrijventerreinen). Dit was mogelijk dankzij een van oudsher stevige reservepositie, diverse eenmalige baten, de verkoop van aandelen en de Nuon-gelden, die voor Zevenaar over de periode 2009 t/m 2015 oplopen tot € 35 miljoen. Door rentebijschrijving groeit deze voorziening gedurende de looptijd aan tot € 80 miljoen. Het maximaal te verwachten verlies op Zevenaar-Oost en Babberich, tezamen van respectievelijk € 72 miljoen. en € 8 miljoen, is daarmee volledig afgedekt (boekwaarde voor Zevenaar Oost is € 74 miljoen, te maken kosten € 57 miljoen, rentelasten € 60 miljoen, opbrengsten € 119 miljoen). Daarbovenop is in de risicoparagraaf van de begroting 2014 rekening gehouden met een – volgens gestandaardiseerde berekening vastgesteld – maximaal verlies op alle grondexploitaties tezamen van € 15,7 miljoen. Hiervoor is € 17,9 miljoen gereserveerd. Het totaal van voorzieningen en reserves is daarmee inmiddels voldoende. Daarbij heeft de raad een zeer voorzichtig uitgiftetempo aangenomen van 30 woningen per jaar tot 2030. Het deel van het programma dat hierdoor na 2030 terecht zou komen is als verlies genomen. Zevenaar heeft het programma zelf nog niet willen aanpassen, maar financieel is er geanticipeerd op een neerwaartse bijstelling met vele honderden woningen. De feitelijke financiële uitkomst is afhankelijk van het toekomstige uitgiftetempo. Als dit binnen enkele jaren weer zou aantrekken, zullen de voorzieningen maar gedeeltelijk hoeven te worden aangesproken. De nu opgenomen fasering is door de accountant bij de jaarrekening 2012 aangemerkt als ‘realistisch’ en lijkt ook te passen in de meest recente provinciale prognoses. Met deze aanpassingen zijn de grootste risico’s in de woningbouw financieel ondervangen. De meeste zorg gaat nu uit naar de uitgifte van bedrijventerreinen. Daar staat tegenover een boekwaarde van € 32,3 miljoen slechts een reservering van € 3,4 miljoen. Risico’s De grondexploitatie is veruit de belangrijkste risicofactor. Naast woningbouw is daarbij de ontwikkeling van bedrijventerreinen van belang. Actueel is bijvoorbeeld het plan Spoorallee, met grootschalige detailhandel, waarvoor de provincie nu om herprogrammering heeft verzocht. Daarnaast speelt de verbouwing van het BAT-gebouw met herhuisvesting van het gemeentekantoor. De investeringsruimte daarvoor is inmiddels teruggeschroefd van € 29 naar € 11,1 miljoen. In de gemeentebrede risico-inventarisatie is gerekend met een maximaal risico van € 4,5 miljoen voor dit project. De exploitatiekosten van het beoogde nieuwe gemeentehuis passen binnen de bestaande posten. 14 Aandachtspunten zijn verder de mogelijke gevolgen van de doortrekking van de A15 voor het lokale wegennet van Zevenaar en natuurlijk de decentralisaties, die ook in Zevenaar vooralsnog als budgettairneutraal zijn opgenomen. Lastendruk Onderdeel van de nieuwste bezuinigingsvoorstellen is een jaarlijkse OZB-verhoging van 5% voor 2015, 2016 en 2017. De belastingdruk in Zevenaar is van oudsher laag. Uit een analyse blijkt dat de lage belastingdruk niet in de eerste plaats te maken heeft met de OZB-tarieven maar met de lage afvalstoffenheffing. Deze is in Duiven ongeveer tweemaal zo hoog (€ 61,versus € 119,-). Een verklaring voor de lage afvalstoffenheffing is de efficiënte organisatie van de afvalinzameling (samen met de gemeente Montferland). Bij een herindeling inclusief DuivenWestervoort zullen op dit punt beleidsmatige keuzes gemaakt moeten worden. Bezuinigingen Vanaf 2010 zijn inmiddels vier bezuinigingsrondes achter de rug, vanwege teruglopende inkomsten uit de Algemene Uitkering en ten behoeve van risicoreserveringen. Het in totaal bezuinigde bedrag bedraagt structureel € 7,3 miljoen (ronde 1 t/m 3). Van ronde 1 t/m 3 is ruim 95% gerealiseerd. De huidige ronde 4 omvat € 2,7 miljoen in een divers pakket maatregelen op basis van inhoudelijke keuzes, waaronder het afstoten van taken. Financieel beleid voor de komende jaren Een meerjarige sluitende begroting is het uitgangspunt en dat is ook gelukt in de begroting 2014-2017 (na provinciale correctie resteert voor 2017 een klein tekort van € 186.000,-). Het weerstandsvermogen zal gedurende die periode worden verhoogd van factor 0,81 naar 1,0. Samenvattend spreekt Zevenaar weer over een robuust, sober financieel beleid: Er is inmiddels voldoende risicoreservering en nog steeds geen maximale lastendruk, terwijl er wel een aantal voorzieningen met bovenlokale betekenis worden gedragen. 2e werkatelier In het tweede werkatelier zijn de in het eerste atelier gemaakte schetsen besproken met de portefeuillehouders financiën, ondersteund door MT-leden. Er werden kritische vragen gesteld en ook werd besproken wat het financiële beleid zou moeten zijn bij elk van de herindelingsvarianten. De discussies hebben niet geleid tot bijstellingen van de in het eerste werkatelier gemaakte schetsen. De gemeente Duiven en Westervoort discussiëren in een afzonderlijk overleg over het te voeren financiële beleid van deze combinatie. Dat doen ook Zevenaar en Rijnwaarden. Duiven/Westervoort Westervoort ziet graag volledige openheid en wil graag meer weten over de belangstelling voor de Duivense bedrijventerreinen. Gezamenlijk komen ze tot de conclusie dat er geen grote bezwaren zijn tegen een samenwerking. Het belastingbeleid is geen knelpunt, het weerstandsvermogen van Duiven is weliswaar slechter, maar daar wordt aan gewerkt en men is het eens over het feit dat de tering naar de nering dient te worden gezet. Vertrouwen in elkaar is belangrijk. 15 Zevenaar/Rijnwaarden Samenwerking is voor Rijnwaarden een oplossing, voor Zevenaar niet. Rijnwaarden is te klein en heeft een fusie nodig. Rijnwaarden heeft meer generalisten dan specialisten in dienst. Ook komt ter sprake dat Rijnwaarden relatief veel geschillen (bijvoorbeeld met de woningbouwvereniging) heeft. De fusie van Zevenaar en Rijnwaarden geeft de nieuwe gemeente te weinig financiële slagkracht. Ook op toeristisch gebied worden weinig mogelijkheden gezien. De opgave decentralisaties gaat niet lukken in deze variant. De voorkeur gaat uit naar een fusie met alle Liemerse gemeenten. De identiteit van de diverse kernen wordt niet gezien als een belemmering voor de fusie. Duiven/Westervoort/Zevenaar/Rijnwaarden Afsluitend wordt nog kort gesproken over het financiële beleid van de fusiegemeente van alle vier de Liemerse gemeenten. Het belastingbeleid wordt niet als een knelpunt gezien, en ook het weerstandsvermogen niet. Westervoort geeft aan dat belangrijke aandachtspunten zijn: de frictiekosten en de huisvesting. Het maken van een efficiencyslag is een vereiste. Herindelingsscan De provincie is van mening dat de financiële basis aanwezig is om te komen tot één Liemerse gemeente. Het besparingspotentieel is in deze vorm het grootst. Aanpassingen in de plannen met betrekking tot de grondexploitatie zijn in een groter verband nog steeds lastig, maar vormen voor iedere afzonderlijke gemeente een grotere opgave. Daarnaast zijn de toekomstige decentralisaties beter op te vangen op deze schaalgrootte. De provincie concludeert tevens dat ook de 2x2-variant levensvatbaar is. Een samensmelting van Duiven en Westervoort zorgt relatief voor de grootste bezuinigingsopdracht. Overcapaciteit met betrekking tot bedrijventerreinen vormt een risico. De overige onderzochte aspecten leveren geen financiële risico’s op. De combinatie Rijnwaarden en Zevenaar loopt het grootste risico van de drie onderzochte gemeenten. De plannen voor woningbouw en bedrijventerreinen overstijgen de behoefte het meest en daarmee is deze combinatie het meest risicovol. Belangrijkste aanbevelingen - Pas de plannen in de grondexploitatie aan, zowel voor de woningbouw als voor de bedrijventerreinen. De Liemerse woonagenda vormt hiervoor het juiste platform. In welke samenstelling de gemeenten ook verdergaan, dit is de belangrijkste opgave binnen de Liemers. - De meerjarenramingen sluiten in alle jaren met tekorten in alle drie de combinaties. Daarbij komt dat drie van de vier gemeenten nog geen rekening hebben gehouden met de (negatieve) consequenties uit de septembercirculaire van het Gemeentefonds. Het is van groot belang dat nu reeds een aanvang wordt gemaakt met het inventariseren en benoemen van mogelijke ombuigingsmaatregelen, om zo weer te komen tot een sluitende meerjarenbegroting. - Benoem en kwantificeer de risico’s voor de herindelingspartners in een risicoregister met eenzelfde systematiek. Het is belangrijk om direct volgend op het besluit tot herindeling een eenduidig risicomanagement te voeren ofwel: harmoniseer de afzonderlijke paragrafen 16 weerstandsvermogen. Daarnaast is het raadzaam om de risico’s in te delen naar structureel en incidenteel, om inzicht te krijgen in de benodigde meerjarige weerstandscapaciteit; actualiseer hiertoe jaarlijks het risicoregister. - De provincie adviseert om er in deze fase voor te zorgen dat de lasten voor de nieuwe gemeente(n) niet hoger worden voorafgaande aan de harmonisatie. In dit kader dienen de gemeenten bij een definitief besluit tot herindeling rekening te houden met de Wet Arhi, waardoor intensivering van bestaand beleid of ontwikkeling van nieuw beleid wordt beperkt. Scenario’s en conclusie Scenario Zevenaar/Rijnwaarden en Duiven/Westervoort (2 x 2) Financieel zijn er geen bezwaren tegen dit scenario. De kleine gemeenten, Westervoort en Rijnwaarden, krijgen een fusiepartner die kwalitatief een impuls geeft maar die ook een groot financieel risico met zich meebrengt. Een samensmelting van Duiven en Westervoort zorgt voor de relatief grootste bezuinigingsopdracht. De overcapaciteit van de bedrijventerreinen vormt een groot risico. De combinatie Rijnwaarden en Zevenaar loopt het grootste risico van de drie onderzochte gemeenten. De plannen voor woningbouw en bedrijventerreinen overstijgen de behoefte het meest en daarmee is deze combinatie het meest risicovol. Hoewel Zevenaar het financiële risico in de woningbouw grotendeels heeft ondervangen, resteert in combinatie met het risico op bedrijventerreinen nog een grote opgave. Grootste bezwaar tegen dit scenario is dat met het oog op de komende bezuinigingen, waarvoor alle vier de gemeenten gesteld worden, het besparingspotentieel kleiner is dan in de grote herindelingsvariant. Dit argument speelt ook voor het opvangen van het risico dat gelopen wordt op de grondexploitaties. Onderlinge concurrentie zal waarschijnlijk tot een minder goede totaaloplossing leiden. Bij een fusiegemeente is van die concurrentie geen sprake. Scenario volledige fusie In het tweede werkatelier kwamen geen financiële argumenten naar voren die dit scenario in de weg staan. Het belastingbeleid is geen knelpunt en ook het weerstandsvermogen niet. Het op orde krijgen van de grondexploitatie is een grote gemeenschappelijke opgave. In een fusiegemeente zal dit proces eenvoudiger zijn, omdat er dan geen sprake is van onderlinge concurrentie. De argumenten tegen de 2x2-variant zijn tevens de argumenten voor een volledige herindeling. Conclusie Belangrijk is de conclusie van de provincie dat alle herindelingsvarianten levensvatbaar zijn. De beide werkateliers hebben inzicht verschaft in de financiële geschiedenis en de financiële positie van de Liemerse gemeenten. De financiële schetsen geven daarvan een goed beeld. Voor zowel de 2x2- als de 4/1-variant zijn er geen belemmeringen. Dit sluit ook aan bij de conclusies uit de herindelingsscan. Een volledige fusie biedt onderscheidende voordelen, gezien het besparingspotentieel en het oplossen van de concurrentie bij de grondexploitatie. 17 3. Bevindingen spoor Organisatie Vraagstelling volgens onderzoeksopdracht Organisatie De te verwachten omvang van de organisatie(s): ‘Wij zullen aan de hand van benchmarks en kengetallen inzichtelijk maken wat de te verwachte omvang van de organisatie(s) is in de scenario’s (in termen van fte’s en orde van grootte van de loonsom) en inzichtelijk maken of in dit opzicht het ene scenario te prefereren is boven het andere.’ (…) De huidige kwantitatieve organisaties in beeld Bruto-formatieomvang Voor een zo getrouw mogelijk beeld ontlenen wij de gegevens voor het beschrijven van de huidige organisaties aan de beschikbare Berenschot-benchmarks.1 In onderstaande tabel staat de formatieomvang van het totale ambtelijke apparaat (ook wel: bruto-formatie) van de vier gemeentelijke organisaties per 1 januari 2014. Brutoformatie(ex SDL) Zevenaar Rijnwaarden Westervoort Duiven 247 66 84 157 Het totale formatieomvang van de vier ambtelijke organisaties komt uit op 554 fte. Tel daar de omvang van de SDL (60 fte) bij op en het totaal bedraagt 614 fte. Door de bruto-formatie uit drukken in fte per 1.000 inwoners kunnen wij deze afzetten benchmark voor gemeenten met een vergelijkbare omvang. Bruto formatie Inwoners Fte per 1.000 Benchmark inwoners Afwijking gemiddelde Zevenaar 247 32.391 7,6 6,9 10,5% Rijnwaarden 66 10.969 6,0 6,3 -4,5% Westervoort 84 15.142 5,5 6,8 -18,4% Duiven 157 25.569 6,1 6,8 -9,7% Uit deze cijfers blijkt dat de bruto-formatieomvang – zonder de formatie van de SdL – van de drie gemeenten lager ligt dan het landelijke gemiddelden voor gemeenten in hun grootteklasse. Dat geldt het meeste voor Westervoort. Een verklaring daarvoor is dat Westervoort verhoudingsgewijs veel taken uitbesteedt. Voor Zevenaar geldt dat haar bruto-formatieomvang hoger ligt dan het gemiddelde van gemeenten in haar grootteklasse. Een deel daarvan kan worden verklaard vanuit de verhoudingsgewijs grote werf. De omvang van de werf is groter 1 De beschikbare benchmark zijn niet alle even actueel. Wij hebben deze zo veel mogelijk geactualiseerd door reorganisaties en bezuiniging erin te verwerken. Daarbij hebben wij een aantal aannames en schattingen moeten doen. 18 omdat Zevenaar de afvalstoffenreiniging voor zichzelf en de gemeente Montferland uitvoert. De formatie van de reinigingsdienst is 33,5 fte, waarvan 28 fte vast en 5,5 fte flexibele schil. Tellen wij de SdL mee, dan komen wij tot het volgende overzicht: Inwoners Benchmark Totaal vlgs 2013 per 1.000 benchmark Feitelijk totaal Afwijking Afwijking in (bruto formatie) in fte percentage Westervoort 15.199 6,8 103 95 (84 + 11 SdL) -8 -8% Duiven 25.554 6,8 174 174 (157 + 17 SdL) 0 0% Zevenaar 32.405 6,9 224 268 (247 + 21 SdL) + 44 + 16 % Rijnwaarden 10.968 6,3 77 (66 + 11 SdL) +8 + 10 % 69 Wij zien verschillen in de mate van uitbesteding. Binnen de Liemers staat aan de ene kant van het spectrum Zevenaar, met een relatief grote werf. Aan de andere kant staat Westervoort, die relatief veel taken uitbesteed. De mate van uitbesteding verschilt tussen de gemeenten en daarbij zal bij het samenvoegen van organisaties rekening gehouden moeten worden. De relatieve verschillen die ontstaan door de variatie in de mate van uitbesteding heffen elkaar nagenoeg op. De omvang van de organisaties bij elkaar opgeteld komt dicht in de buurt van de benchmark die geldt voor de bestaande groottes van de organisaties. Het vergelijken van de bruto-formatieomvang schetst slechts een deel van het verhaal. De formatieomvang wordt beïnvloed door meerdere factoren: schaalvoor- en -nadelen, mate van uitbesteding en gemeentelijke ambities. Daar gaan wij aan het einde van deze paragraaf nog nader op in. Voor uitbesteding geldt dat dit een vrije keuze is. Bij grote gemeenten zien wij dat zij er vaker voor kiezen om taken zelf uit te voeren en niet uitbesteden aan WGR’s of de markt, omdat zij dat soms zelf goedkoper kunnen. De gemeente Zevenaar kiest er om die reden – bewust – voor om de afvalstoffenreiniging zelf uit te voeren tegen lagere kosten dan bij uitbesteding. Een andere manier om naar de formatie is te kijken naar de taken die niet uitbesteed kunnen worden en daarvan de totale formatieomvang te bepalen. Dit wordt door Berenschot de netto ambtelijke formatie genoemd. Voor de vier gemeenten bedraagt deze : Nettoformatie Zevenaar Rijnwaarden Westervoort Duiven 133 35 87 55 Ook de nettoformatie kan worden uitgedrukt in fte per 1.000 inwoners en deze kunnen wij vervolgens afzetten tegen het landelijke gemiddelde voor gemeenten met een vergelijkbare omvang. 19 Nettoformatie Inwoners 2013 Fte per 1.000 Benchmark inwoners Afwijking gemiddelde Zevenaar 133 32.391 4,1 3,9 5,3% Rijnwaarden 35 10.969 3,2 3,8 -16,0% Westervoort 55 15.142 3,6 4,0 -9,2% Duiven 87 25.569 3,4 4,0 -14,9% Bevindingen overhead In Nederland ligt de bandbreedte van de gemiddelde omvang van de overhead tussen de 30% en 34%. Het landelijk gemiddelde bedraagt 32,9%. Het merendeel van de Liemerse gemeenten bevindt zich binnen deze bandbreedte. Het overheadpercentage is het laagst in gemeenten tussen 50.000 en 100.000inwoners. Boven de 100.000 inwoners stijgt het overheadpercentage. Met uitzondering van Westervoort is de overhead van de Liemerse gemeenten lager dan de gemiddelden voor hun grootteklasse. Mogelijk is de hoge mate van uitbesteding debet aan het hogere percentage van Westervoort. De overhead wordt berekend door de overheadformatie te delen door de totale formatie. Naar mate de uitbesteding groter is, wordt de noemer lager en het overheadpercentage hoger. De overheadpercentages van de vier Liemerse gemeenten en de bijhorende benchmark van hun grootteklasse staan in de volgende tabel. Overhead Benchmark Zevenaar 28,7% 32,8% Rijnwaarden 30,6% 34,0% Westervoort 38,6% 33,8% Duiven 29,4% 33,8% De Liemerse gemeenten hebben hun overhead in meerderheid onder het landelijk gemiddelde en zelfs onder het gemiddelde van hun grootteklasse liggen. 20 Loongebouw De loongebouwen van de vier organisaties laten een verschillende opbouw zien. De verschillen zijn grotendeels te verklaren uit en deels terug te herleiden tot bewuste keuzes. In de grafiek hieronder staat de organisatieomvang van de vier organisaties beschreven met een percentage van het aantal fte in de betreffende schaal. Loonge bouw e n (% fte pe r s chaal) 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 1 2 3 4 5 6 Rijnwaar den 7 8 9 West er voor t 10 10A Duiven 2009 11 11A 12 13 14 15 Zevenaar De schalen 4 en 5 en de schalen 8 tot en met 10 laten verschillen zien. Rijnwaarden heeft in het geheel geen medewerkers in schaal 4. Mogelijk verklaart dit het verhoudingsgewijs hoge percentage fte in schaal 5. Iets vergelijkbaars kan spelen bij de schalen 9 en 8. De taken voor afvalstoffenreiniging verklaren waarom Zevenaar in schaal 4 ver boven de andere drie uitkomt. De hiervoor ook al genoemde grote omvang van de werf en het uitvoeren van de afvalstoffenreiniging voor Montferland dragen daaraan bij. Schaal 12 springt eruit voor Westervoort; hetzelfde geldt voor schaal 13 in Duiven. In deze schalen zitten over het algemeen meer leidinggevenden. Voor Duiven wordt een deel verklaard uit het feit dat veel medewerkers in hun uitloopschaal zitten. Bevindingen benchmark De grafieken op de volgende pagina geven een divers beeld. In algemene zin laten de huidige functieverdelingen zien dat er relatief extra in de schalen 8, 9 en 10 2 zit en relatief weinig in schaal 11 en 12. De laatste bestaan voor een groot deel uit leidinggevenden. In grotere gemeenten treedt zien wij in die schalen senior specialisten en beleidsmedewerkers (programmamanagers). De gemeenten geven aan juist op het punt van strategisch-tactische en interactieve vaardigheden tekorten te ervaren. Dat zijn bij uitstek vaardigheden die bij schaal 11, 12 en (bij nog grotere gemeenten) 13 horen. Beleid en interactie wordt in de huidige gemeente vormgegeven op niveau 8, 9 en 10. Een grotere gemeente biedt de mogelijkheid voor extra impuls voor beleidsontwikkeling, strategisch-tactisch handelen, interactie, bestuursadvisering op de moeilijkste/ belangrijkste dossiers. Die kans biedt een opschaling ook voor de Liemers. 2 Duiven laat ook in 10A een vertekend beeld zien door veel medewerkers in uitloopschalen. 21 25% 20% 18% 20% 16% 14% 15% 12% 10% 10% 8% 6% 5% 4% 2% 0% 0% 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Westervoort 10 10A 11 11A 12 13 14 15 1 2 3 4 5 6 Grootte klasse 7 8 Zevenaar 30,00% 9 10 10A 11 11A 12 13 14 15 16 Grootte klasse 30K-50K 18% 16% 25,00% 14% 20,00% 12% 10% 15,00% 8% 10,00% 6% 4% 5,00% 2% 0,00% 0% 1 2 3 4 5 6 7 8 Rijnw aarden 9 10 11 Grootte klasse 12 13 14 15 16 17 1 2 3 4 5 6 7 Duiven 8 9 10 10A 11 11A 12 13 14 15 Grootte klasse 15K-30K 22 De kwantitatieve organisatie van een gemeente van 80.000 inwoners In onderstaande tabel zijn de loongebouwen van de vier Liemerse gemeenten en de SdL bij elkaar opgeteld en afgezet tegen de grootteklasse waar deze gemeente dan toe zou behoren. Opvallend is de oververtegenwoordiging in de schalen 4, 8, 9 en 10A. In schaal 12 is de formatie lager en in 11 beduidend lager dan bij gemeenten in deze grootteklasse. 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 10A Totaal Liemerse gemeenten 11 11A 12 13 14 15 16 17 Grootte klasse 50K-100k Voor schaal 11 is de hogere formatie in de grootteklasse mogelijk te verklaren door meer leidinggevenden en taakspecialisten bij een gemeente van 80.000 inwoners. In de Liemers wordt deze schaal en worden de twee schalen erboven vooral gebruikt voor het (midden)management. Een grotere organisatie vraagt een hogere kwaliteit van het management. In een grotere organisatie zullen MT-leden op schaal 14/15 zitten. Bovendien kan in een grotere gemeente een duidelijker onderscheid gemaakt worden tussen beleidsadviseurs en vakspecialisten. Beleidsadviseurs spelen een belangrijke rol in het vertalen van maatschappelijke ontwikkelingen naar de invloedssfeer van de gemeenten. Vakspecialisten hebben als kerntaak om uitvoering te geven aan plannen. Daarbij maken zij gebruik van diverse beleidsinstrumenten: informatie- en communicatie-instrumenten, financieeleconomische instrumenten, juridische instrumenten en faciliterende instrumenten. Het onderscheid helpt het rolbewustzijn van medewerkers versterken en bijdragen aan de verdere professionalisering van de organisatie. Overigens kunnen de beleidsadviseur en de vakspecialist wel ondergebracht worden in één functiefamilie, zodat: er geen druk ontstaat dat medewerkers er beleid bij gaan doen om maar in die schalen terecht te komen; er recht kan worden gedaan – qua schaal – aan de functiezwaarte van zware specialisten; 23 er een versimpeling van functiehuis kan optreden door niet met heel veel families en functiebeschrijvingen te werken die per saldo van eenzelfde niveau/zwaarte zijn. De lagere formatie in schaal 9 en 10 in de benchmark wordt mogelijk veroorzaakt doordat in grotere gemeenten beleidstaken op een hoger niveau worden uitgevoerd. Bij vier gemeenten wordt beleidskracht viermaal ingezet, terwijl in een grote gemeente eenmaal kan worden ingezet op schaal 11. In het scenario van één Liemerse gemeente kan de capaciteit die vrijkomt doordat het beleidsproces eenmaal gedaan wordt in plaats van viermaal ingezet worden om beleidsfuncties op een hoger niveau in te schalen. De functies op uitvoerend niveau worden niet per definitie zwaarder. Uitvoerende functies zullen grotendeels vergelijkbaar zijn qua zwaarte. Een grotere organisatie is beter in staat om werkzaamheden te standaardiseren, waardoor taken op een lager schaalniveau – schaal 5 tot en met 7 – uitgevoerd kunnen worden. Binnen een grotere organisatie kan een aantal nieuwe functies gecreëerd worden om aan de kwaliteit die door de nieuwe organisatie wordt geleverd een impuls te geven ten opzichte van de huidige situatie. Er komt meer ruimte voor specialisten en hoogwaardige beleidsadviseurs: werknemers met specialistische kennis, conceptueel vermogen en vaardigheden in strategische zin. Bijvoorbeeld: I&A/DIV, programmamanager/ projectmanager en Kwaliteit en Control. In een grotere organisatie zijn minder eenpersoonsfuncties (dit houdt direct verband met de schaalsprong): een zieke, afwezige of vertrekkende medewerker treft de organisatie minder hard, omdat die ene medewerker niet de enige medewerker is maar één van de medewerkers met vergelijkbare kennis en kunde. De kwetsbaarheid neemt af. De kwantitatieve organisatie van een gemeente van 40.000 inwoners In onderstaande tabel zijn de loongebouwen van de vier Liemerse gemeenten en de SdL bij elkaar opgeteld en gedeeld door twee, afgezet tegen grootteklasse van gemeenten tussen de 30.000 en 50.000 inwoners. Opvallend is de oververtegenwoordiging in schaal 10A en in mindere mate de schalen 4,8 en 9. Voor schaal 4 ligt de eerder beschreven oorzaak in het uitvoeren van de afvalverwerking van Zevenaar voor twee gemeenten. Verder valt de lage formatie in de schalen 5, 6 en 11 op. 24 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Totaal Liemerse gemeenten 10 10A 11 11A 12 13 14 15 16 Grootte Klasse 30K-50K Veel van wat wij hierboven schreven voor een gemeente van 80.000 inwoners is ook van toepassing op een gemeente van 40.000 inwoners. De effecten zijn echter minder uitgesproken. Het scenario van één gemeente met 80.000 inwoners heeft onderscheidende voordelen ten opzichte van een gemeente met 40.000 inwoners: een hogere kwaliteit van het management behorende bij een grotere organisatie; meer kwaliteit door het kunnen aantrekken en behouden van zware specialisten; vermindering van de kwetsbaarheid; uitvoerende functies die grotendeels gelijk blijven, hoewel verdergaande standaardisatie kan leiden tot een verlaagde formatie in de middenschalen (schalen 8 tot en met 10) en een verhoging in de lagere schalen (6 en 7); een mogelijke kwaliteitsimpuls: I&A/DIV, programmamanager/projectmanager en Kwaliteit en Control. afnemende kwetsbaarheid. Overeenkomsten en verschillen tussen de herindelingsvarianten Optimale gemeenteomvang De optimale omvang voor een gemeente ligt tussen de 20.000 en 80.000 inwoners. Gemeenten waarvan het inwoneraantal buiten deze bandbreedte ligt hebben te maken met belangrijke nadelen voor de efficiency en effectiviteit. Gemeenten die binnen de bandbreedte vallen hebben belangrijke voordelen vanwege: de hanteerbare omvang van de organisatie; de hanteerbare omvang van de maatschappelijke problematiek; de transparante organisatie, die bijdraagt aan een realistisch evenwicht tussen ambitie en zuinigheid; schaalvoordelen en nog weinig schaalnadelen; de goede positie op de arbeidsmarkt; de kwaliteit van beleid en specialisatie.3 3 Benchmark ambtelijk gemeente – Gemeente Westervoort, p. 13-14, Berenschot juni 2012. 25 Het aantal ambtenaren per 1.000 inwoners loopt op vanaf grootteklasse 50.000100.000 inwoners.4 Oorzaken en factoren die daaraan bijdragen zijn: Mate van uitbesteding: grotere gemeenten brengen minder werk onder in WGR’s of bij marktpartijen. Ambitie: grotere gemeenten kiezen vaak een leidende/ bepalende rol ten opzichte van maatschappelijke problemen, maatschappelijke organisaties en andere overheden. Schaalvoordelen / schaalnadelen: de optimale gemeentegrootte ligt tussen de 20.000 en 80.000 inwoners. Conclusie: Een gemeente van 80.000 inwoners heeft doorgaans een aanzienlijk groter ambtelijk apparaat. Niet zozeer vanwege schaalnadelen (die treden pas op boven de 80.000), maar vanwege meer beleidsambities en gemiddeld genomen minder uitbesteden aan de markt of aan WGR’s. NB Meer ambtenaren voor ambities kosten wel geld. Schaalvoor-/-nadelen spelen hier niet. Meer ambtenaren vanwege minder uitbesteding betekent: een hogere post personeelslasten, maar niet per se zodanig dat je duurder uit bent. Uitbesteding kost ook geld, maar dat staat op andere posten. Het kan goedkoper zijn of niet, dat varieert per situatie. (De afvalstoffenreiniging van Zevenaar is een goed voorbeeld: Zevenaar voert deze taak zelf uit. Daardoor is de omvang van de het gemeentelijke apparaat is – ook relatief – veel groter dan in de andere Liemerse gemeenten. Toch voert Zevenaar deze taak afvalstoffenreiniging goedkoper uit dan wanneer zij zou uitbesteden.) Liemers huidig Uit onderstaande tabel blijkt dat er grote verschillen zijn tussen de totale (bruto) omvang van het ambtelijk apparaat van de vier gemeenten. Per saldo ligt de gezamenlijke formatie 7% boven de benchmark. Overigens is vanwege de diversiteit van factoren – zie de vorige paragraaf – een afwijking van 15% niet alarmerend. Huidige formatie individuele gemeente vergeleken met benchmark voor huidige grootteklasse Inwoners 2013 Benchmark Totaal per 1.000 volgens benchmark Feitelijk totaal (brutoformatie) Afwijking in fte Afwijking in percentage Westervoort 15.199 6,8 103 95(84 + 11 SdL) -8 -8% Duiven 25.554 6,8 174 174(157+ 17 SdL) 0 0% Zevenaar 32.405 6,9 224 268(247 + 21SdL) + 44 + 16 % Rijnwaarden 10.968 6,3 69 77(66 + 11SdL) +8 + 10 % 570 614 - 44 -7% (SDL 60 fte) Opgeteld Benchmark ambtelijk gemeente – Gemeente Westervoort, p. 7, Berenschot juni 2012. Zie ook onderzoek van Allers. 4 26 Liemers toekomstig In onderstaande tabel is de huidige formatie toebedeeld aan de herindelingsvarianten en worden die vergeleken met de grootteklasse. Huidige formatie toegedeeld naar Herindelingsvarianten en vergeleken met benchmark voor nieuwe grootteklasse Inwoners Benchmark Totaal Feitelijk totaal Afwijking Afwijking in 2013 per 1.000 volgens (brutoformatie) in fte percentage benchmark Westervoort/ Duiven 40.753 6,9 281 269(241 + 28SdL) - 12 -4% Zevenaar/ Rijnwaarden 43.373 6,9 299 345(313 + 32SdL) + 46 + 13 % Liemers 84.126 8,8 740 614 - 126 - 21 % In de variant Westervoort/Duiven ligt de omvang van het gezamenlijke ambtelijk apparaat op of iets onder de benchmark. De afwijking valt binnen de onzekerheidsmarge. Bovendien telt de grote mate van uitbesteding door Westervoort mee. In de variant Zevenaar/Rijnwaarden ligt de omvang van het gezamenlijke ambtelijk apparaat 13% boven de benchmark. Daar zit ook de formatie bij voor de afvalstoffenreiniging. Zevenaar besteedt deze taak niet uit en zij voert deze taak tevens uit voor de gemeente Montferland. De variant van één Liemerse gemeente komt in een grootteklasse waarin gemeenten gemiddeld genomen 27% meer ambtenaren in dienst hebben. In de paragraaf Optimale gemeenteomvang leest u welke factoren daarop van invloed zijn. Vermenigvuldigd met een schaal van 84.000 inwoners ligt deze gemeente 21% onder het klassegemiddelde. Deze gemeente zou met 126 fte kunnen groeien en nog steeds op klassegemiddelde zitten. Let wel: Het is niet noodzakelijk om dat te doen. Er treden geen schaalnadelen op die extra personeel noodzakelijk maken. Het is een vrije keuze om minder uit te besteden aan de markt en of gemeenschappelijke regelingen en/of en daarvoor meer personeel in eigen dienst te houden. (Veel gemeente in deze klasse kiezen er wel voor om minder uit te besteden.) Het is een vrije keuze om meer kwaliteit en/of meer beleidsambities te formuleren en daarvoor meer personeel aan te nemen. (Veel gemeenten in deze klasse kiezen er wel voor om dat te doen). Besparingspotentieel Bij een herindeling naar 40.000 of 80.000 inwoners treden er in ieder geval schaalvoordelen op. Er ontstaat een breder draagvlak voor de kosten van investeringen in expertise, systemen en kapitaalgoederen. Ten slotte is er minder energie nodig voor besturing en management. De besparing op ambtelijke capaciteit is niet te bepalen zonder de nieuwe organisatie(s) concreet uit te werken. Een eventuele besparing is sterk afhankelijk van allerlei inrichtingskeuzes. Dat viel buiten de opdracht. 27 Het is wel mogelijk om een indicatie te geven van het besparingspotentieel. We kijken daarvoor niet naar de totale formatie, maar naar de zogenoemde ‘nettoformatie’. In de definitie van Berenschot zijn daar die taken uitgefilterd die in principe kunnen worden uitbesteed. Dat type taken groeit en krimpt doorgaans mee met het ‘areaal’: de omvang van het gebied, het aantal inwoners et cetera. Denk aan groenonderhoud of uitkeringen. In de netto-formatie zit juist veel werk dat na een herindeling nog maar één keer gedaan hoeft te worden in plaats van twee keer of vier keer. Dit geldt vooral voor allerlei ontwikkeltaken: beleidsontwikkeling, systeemontwikkeling en organisatieontwikkeling. De netto-formatie bestaat uit overhead en de zogenoemde ‘beleidskern’5. In de overhead kan een besparingspotentieel bepaald worden door vergelijking van de huidige formatie met de benchmark. Zoals gezegd zit op dit moment feitelijk alleen Westervoort boven de benchmark: ongeveer 4 fte. Duiven zit er ongeveer 7 fte onder, Zevenaar 10 fte en Rijnwaarden 2 fte. Opgeteld zou dit een formatietekort betekenen van ongeveer 15 fte. De overheadverhouding is voor een gemeente van 80.000 echter gunstiger: 30,5%. In die variant zou de overhead 15 fte lager mogen zijn en per saldo dus exact overeenkomen met de opgetelde huidige formatie. Op dit punt is er feitelijk dus geen besparingspotentieel. Feitelijk totaal Omvang Feitelijk % Benchmark (brutoformatie) overhead overhead grootteklasse Westervoort 84 32 38,6% 33,8% + 4,8% = + 4 fte Duiven 157 46 29,4% 33,8% - 4,4% = - 7 fte Zevenaar 247 71 28,7% 32,8% - 4,1% = - 10 fte Rijnwaarden 66 20 30,6% 34,0% - 3,4% = - 2 fte 4/1 169 30,5% 554 30,5% Afwijking 0% = 0 fte De ‘beleidskern’ is voor de vier gemeenten gezamenlijk zo’n 140 fte (netto-formatie 310 fte minus overhead 169 fte). Efficiencywinst door samenvoeging zou primair binnen deze 140 fte ontstaan. De exacte omvang kan alleen worden bepaald door concrete uitwerking van de nieuwe organisatie. Duidelijk zal zijn dat niet alles in deze beleidskern dubbel werk is, alleen al omdat niet iedere gemeente nu dezelfde aandacht aan dezelfde thema’s besteedt. Qua ordegrootte zou gedacht moeten worden aan een besparingspotentieel van een kwart tot een derde. Over 140 fte ligt dat qua ordegrootte rond 35-45 fte voor één Liemerse gemeente. Bij een opschaling in de 2/2-variant is de reductie in dubbel werk uiteraard minder en moet aan de helft daarvan worden gedacht (dus rond de 20 fte, oftewel 10 fte voor elk van de twee nieuwe gemeenten). Deze aantallen zijn grove benaderingen, die gepreciseerd zouden kunnen worden door een verdere uitzuivering van de in ons onderzoek gevonden netto-formatie. Uit 5 Berenschot, zie bijvoorbeeld Benchmark Westervoort 2012, pag. 26. 28 ons onderzoek komt echter ook naar voren dat de Liemerse gemeenten met hun nettoformatie op dit moment al beduidend onder de benchmark zitten. In onze becijfering zitten Westervoort, Duiven en Rijnwaarden samen ongeveer 28 fte onder de benchmark en Zevenaar ongeveer 6 fte boven de benchmark. Het lijkt erop dat drie van de vier Liemerse gemeenten nu al een formatie hebben die eigenlijk zou passen na de herindeling. Zeker in het perspectief van landelijk onderzoek mag verwacht worden dat nieuwe gemeentebesturen eerder behoefte zullen hebben aan meer dan aan minder ambtenaren. Het belangrijkste is echter dat dit in hoge mate een eigen keus van het gemeentebestuur kan zijn. Uiteindelijk gaat het om de politieke afweging van beleidsdoelen tegenover middeleninzet. De vraag of een taak met eigen personeel wordt uitgevoerd is daarbij een secundaire afweging. Wat betreft de bestuurskosten (minder collegeleden, minder raadsleden, minder secretarissen en griffiers) moet verder worden opgemerkt dat dit voordeel al wordt gecorrigeerd doordat in de uitkering Gemeentefonds de ‘vrije voet’ van ongeveer € 4 ton structureel per gemeente vervalt. In organisatorisch opzicht biedt herindeling voordelen. Die voordelen zullen groter zijn in variant 4/1 dan in variant 2/2. Beide varianten bevinden zich op dit moment echter binnen de huidige range van optimale schaalgroottes. Conclusies kwantitatieve organisatie: - In organisatorisch opzicht biedt herindeling voordelen. Die voordelen zullen groter zijn in variant 4/1 dan in variant 2/2. Beide varianten bevinden zich op dit moment echter binnen de huidige range van optimale schaalgroottes. - De mate van uitbesteding verschilt tussen de gemeenten en daarbij zal bij het samenvoegen van organisaties rekening gehouden moeten worden. - De Liemerse gemeenten hebben hun overhead in meerderheid onder het landelijk gemiddelde en onder het gemiddelde van hun grootteklasse liggen. - Bij een herindeling is er – ondanks het gunstige effect van schaalvergroting – weinig besparingspotentieel meer bij de overhead. De Liemerse gemeenten ‘scoren’ immers al keurig. - Zowel bij een opschaling naar één gemeente met 80.000 inwoners als bij een gemeente van 40.000 inwoners zijn de volgende voordelen te verwachten: . een hogere kwaliteit van het management behorende bij een grotere organisatie; . meer kwaliteit door het kunnen aantrekken en behouden van zware specialisten; . schaalvoordelen die optreden; .verminderde kwetsbaarheid; . grotendeels gelijkblijvende uitvoerende functies, hoewel verdergaande standaardisatie kan leiden tot een verlaagde formatie in de middenschalen en een verhoging in het lagere schalen; . een gelijke kwaliteitsimpuls, bijvoorbeeld: I&A/DIV, programmamanagers/ projectmanagers en Kwaliteit en Control. - Echter, in het scenario van één gemeente met 80.000 inwoners zijn dit onderscheidende voordelen ten opzichte van een gemeente met 40.000 inwoners. - Een gemeente van 80.000 inwoners heeft doorgaans een aanzienlijk groter ambtelijk apparaat. Niet zozeer vanwege schaalnadelen (die treden pas op boven de 80.000), maar 29 vanwege meer beleidsambities en gemiddeld genomen minder uitbesteden aan de markt of aan WGR’s. - Het besparingspotentieel, doordat een deel van het werk in de beleidskern na herindeling niet meer dubbel wordt gedaan, begroten wij op 35-45 fte in de 4/1-variant. In de 2/2variant zal dit op 10 fte per gemeente liggen. Dit is een zeer grove benadering. (NB Het lijkt erop dat drie van de vier Liemerse gemeenten nu al een formatie hebben die eigenlijk zou passen na de herindeling) - Binnen de overhead verwachten wij geen besparingspotentieel. - Voor de bestuurskosten wordt het besparingspotentieel teniet gedaan door een daling van de uitkering uit het Gemeentefonds. De kwalitatieve organisatie van nu en in beide scenario’s Vraagstelling volgens onderzoeksopdracht De te verwachten omvang van de organisatie(s): (…) ‘Wij zullen onder dit thema ook aandacht schenken aan de mogelijkheden voor professionalisering en doorgroeimogelijkheden van onze medewerkers (goed werkgeverschap).’ De huidige kwalitatieve organisaties in beeld Sinds enkele jaren staat bij de vier gemeenten een modern management aan het roer. De blik is naar buiten gericht: de klant staat centraal. Er zijn overeenkomsten qua filosofie en ontwikkelrichting. Medewerkers krijgen verantwoordelijkheid en de bijbehorende handelsruimte. De vier organisaties hadden van oudsher een aantal accentverschillen. De één wat meer juridisch-administratieve getint (Zevenaar). De ander een hands-on-/’doenerige’ projectorganisatie (Duiven). De volgende een sobere maar dappere organisatie (Westervoort). En ook een magere organisatie (Rijnwaarden). Het streven is er nu op gericht een modern werkgever te zijn. Vanuit normen die voor de hele organisatie gelden stuurt men de organisatie aan. Tijdens het tweede werkatelier kwam het volgende beeld naar voren: Een meerderheid van de werknemers ziet een gemeente van 80.000 als de meest aantrekkelijke werkgever, hoewel dit geluid niet overal eensluidend is. De noodzaak tot opschaling – los van de schaal – wordt breder gedeeld. De 40.000-variant wordt door velen vooral als een tussenstap gezien. Beide scenario’s hebben aandachtspunten. Men hecht belang aan korte lijnen: tussen medewerkers en leidinggevende en de bestuurders. Dit is een aandachtspunt in beide scenario’s. Kwaliteitsgerichtheid is een belangrijke bouwsteen in de nieuwe organisatie. Onderwerpen zoals professionalisering, ontwikkeling van dienstverlening, projectmatig werken en realiseren van een efficiencyslag komen hierbij aan de orde, evenals een meer bedrijfsmatige aanpak van de werkwijze. De kwalitatieve organisatie van een gemeente van 40.000 of 80.000 inwoners Naarmate een organisatie groeit krijgen medewerkers meer kansen binnen hun loopbaan. Zowel de horizontale als de verticale mobiliteit neemt toe. Doordat de 30 basis van de organisatie breder wordt, zijn er meer mogelijkheden om intern een baan met een andere inhoud te vinden op gelijk niveau, verticaal doordat er meer ruimte komt voor duale loopbaanontwikkeling: in een kleine gemeente bereikt men sneller een plafond. De volgende stap is dan het leidinggevende echelon. Grotere gemeenten bieden plaats aan senior specialisten. Vakinhoudelijk sterke medewerkers krijgen de kans zich verder in een vak te verdiepen. Beleidsmedewerkers kunnen zich doorontwikkelen tot programmamanagers. Een gemeente van 80.000 biedt meer ruimte voor doorgroei en specialisatie dan een gemeente van 40.000 inwoners. Naar verwachting kunnen de huidige werknemers goed meekomen in een organisatieverandering in beide varianten. Tot en met schaal 10 zullen de werkzaamheden niet complexer worden. Waarschijnlijk zal door verdergaande standaardisatie een deel van het werk lichter worden. Voor het (hogere) management zullen de eisen waarschijnlijk wel zwaarder worden. Een grotere organisatie stelt hogere eisen aan het management. Organisatievisie en structuur Alle vier de gemeenten hebben de laatste jaren een ontwikkeling doorgemaakt waarbij de klant centraal staat. Voor een deel is deze ontwikkeling nog gaande. Opvallend is dat van drie gemeente – Duiven, Westervoort en Zevenaar – de hoofdstructuur van de organisatie nagenoeg dezelfde is en bestaat uit vier afdelingen: KCC/Publiekszaken, Staf (en ondersteuning), Ruimtelijk Beheer en een strategische/beleidsafdeling. In Rijnwaarden ontbreekt een separate afdeling Ruimtelijk Beheer. Duiven In 2012 heeft Duiven de visie ‘Duiven: Duidelijk en Dichtbij’ vastgesteld, met het jaar 2015 als stip aan de horizon. De titel van deze visie is tevens het motto van Duiven. In deze visie staat de dienstverlening aan burger, bedrijf en instellingen centraal. De visie heeft een breed draagvlak en is ‘bottom-up’ in de organisatie tot stand gekomen. De kernboodschap is: ‘Iedereen doet mee’. De organisatie is volop in ontwikkeling en kan worden omschreven als een lerende organisatie, waar ruimte is voor persoonlijk leiderschap (management geeft hierbij goede voorbeeld) en de beginselen van HNW wordt toegepast. De kernwaarden en normen zijn nog niet verankerd in de organisatie, maar hier wordt hard aan gewerkt. Rijnwaarden In 2010 is de visie ‘Rijnwaarden op weg naar de toekomst’ vastgesteld, met het jaar 2015 als stip aan de horizon. De missie van de gemeente Rijnwaarden luidt als volgt: ‘In alle rollen die wij vervullen staan wij ten dienste aan bewoners, bedrijven, instellingen en verenigingen in de gemeente Rijnwaarden. Wij willen daarmee de kracht en vitaliteit van onze lokale gemeenschap benutten en versterken door samen met onze burgers de gestelde doelen op het gebied van wonen, werken en leven realiseren.’ Dit wil de organisatie bereiken door een cultuur te cultiveren waarbij het samen beter werken wordt gerealiseerd door beter samenwerken. De structuur van de organisatie is 2010 gekanteld naar een klantgerichte organisatie, waarbij de klant centraal staat. De organisatie kan worden gekenmerkt als open, informeel en opvallend modern. De verantwoordelijkheden zijn laag in de organisatie geplaatst. Er zijn korte lijnen met het bestuur. Door de beperkte 31 menskracht en middelen is een vooruitstrevende, maar praktische werkhouding ontstaan. Westervoort Westervoort heeft de basis voor haar bestaan vertaald in haar missie: ‘We zijn er voor onze burgers, instellingen en bedrijven. We willen hen zo goed mogelijk van dienst zijn.’ De visie van de organisatie is samengevat in de kreet: ‘Verbinden vanuit vertrouwen’. Het leiderschap in de organisatie wordt vormgegeven en gericht op het in de kracht zetten van de medewerkers. In haar visie geeft Westervoort aan een moderne professionele organisatie te willen zijn, die haar overheidstaken op goede en efficiënte wijze uitvoert ten behoeve van haar burgers, bedrijven en instellingen. In de werkomgeving waarbinnen dit moet plaatsvinden wordt met plezier gewerkt, komt iedereen tot zijn recht en is men trots op wat samen wordt gepresteerd. De organisatie is partner van het bestuur en ondersteunt het bestuur zo goed mogelijk bij het realiseren van de ambities. De organisatie kan worden getypeerd als open, collegiaal en informeel. Westervoort is een vraaggerichte organisatie, waarbij zo maximaal mogelijk gebruikgemaakt wordt van digitale mogelijkheden. Zevenaar Zevenaar heeft drie kernwaarden omarmd: ‘Klantgerichtheid, Resultaatgerichtheid en Samenwerking’. De kernwaarden zitten in de haarvaten van alle medewerkers van de organisatie. In Zevenaar is sprake van een hunkerende lerende houding en het maken van fouten mag. Medewerkers worden gefaciliteerd en gestimuleerd om zich te ontwikkelen vanuit een warme werkomgeving. In het visiedocument uit 2012, ‘Het Zevenaar van Morgen’, heeft een strategische heroriëntatie plaatsgevonden ten aanzien van de gemeentelijke rolopvatting naar meer faciliterend. Het werkgeverschap in Zevenaar kan worden getypeerd als goed en modern. De manier van werken wordt zodanig ingericht dat de faciliterende rol goed wordt ondersteund en dit uit zich in het daar waar mogelijk ‘lean en mean’ organiseren van processen. Leiderschapsstijl Een belangrijk voordeel van de gehanteerde moderne organisatiefilosofie in de vier gemeenten is dat de betekenis van de lijnorganisatie in de dagelijkse productie wordt gerelativeerd. Uitgangspunt wordt steeds meer de eigen verantwoordelijkheid van de behandelend ambtenaar. Die ambtenaar wordt geacht steeds de juiste deskundigen te horen en collega’s met relevante verantwoordelijkheden in te schakelen. Men wil de communicatie niet meer zoals vroeger via de lijn laten verlopen. De samenwerking wordt per geval ad hoc en op maat ingericht. De direct leidinggevende coacht hierbij, vanuit een concernbrede optiek. Door deze werkwijze speelt het klassieke effect van de lange communicatielijnen in moderne organisaties veel minder. Een grotere organisatie betekent daarom niet langer automatisch dat het werk over meer schijven gaat. Dat soort schaalnadelen ontstaat pas in een organisatie vanaf 900 fte, waar een derde managementlaag onvermijdelijk wordt en vaak deelculturen ontstaan. 32 Duiven Het leiderschap binnen de organisatie ontwikkelt zich naar een dienende rol. Sinds de organisatieverandering ligt in de functie van afdelingshoofd besloten: motivatie en ontwikkeling van medewerkers, strategie van de afdeling en concernbreed denken in het MT (kernteam in Duiven). De afdelingshoofden sturen de teamleiders binnen de afdeling direct aan. De teamleider is verantwoordelijk voor de inhoudelijke coördinatie en is het eerste aanspreekpunt voor bestuurders. Verantwoordelijkheden zijn laag in de organisatie geplaatst. Als stip aan de horizon wordt een model voor ogen gehouden waarbij de teams rechtstreeks worden aangestuurd door de gemeentesecretaris, hoewel dit laatste als een hoopvolle toekomstverwachting wordt geprojecteerd en wordt aangegeven dat de organisatie hier op dit moment nog niet klaar voor is. De leidinggevenden in de organisatie hebben een voorbeeldrol en het persoonlijk leiderschap wordt in de organisatie gemotiveerd en doorontwikkeld. Rijnwaarden In de visie ‘Rijnwaarden op weg naar de toekomst’ is aangegeven dat een inzet op professionalisering van het management noodzakelijk was. Het leiderschap in de organisatie kenmerkt zich als omgevingsgericht, resultaatgericht, mensgericht en organisatiegericht. In 2010 heeft een nagenoeg volledige vernieuwing van het management plaatsgevonden. Dit heeft een positief effect gehad op de organisatie. Er is een andere koers ingeslagen. Er is veel gedaan aan de verbetering van de communicatie. Daardoor is ook een veel betere band met de ondernemingsraad ontstaan. Westervoort Het leiderschap in de gemeente Westervoort vindt haar wortels in het collegiaal management, coachend leidinggeven en procesmanagement. Een duidelijke uitspraak in Westervoort is: ‘Bestuur bestuurt, management managet’. De strategische visie van 2013 heeft een organisatieverandering per 1 januari 2014 als gevolg. Hierbij is de keuze gemaakt om terug te keren naar een organisatiestructuur met vier eenhoofdige afdelingen. De afdelingshoofden krijgen hierbij een rol waarbij het organisatiebelang vóór het afdelingsbelang gewogen moet worden en de manager verantwoordelijk wordt voor integraliteit en sparringpartner moet zijn voor het bestuur. Bij een typering van het leiderschap in de organisatie kan worden gesteld dat in het MT een gebalanceerde mix van verschillende leiderschapsstijlen (dienend en faciliterend én krachtig en visionair) te vinden is. Zowel vernieuwers als procesbegeleiders maken deel uit van het management, waardoor een evenwicht ontstaat in de rollen die het MT heeft. De managers luisteren goed, onderzoeken oorzaken en pakken knelpunten effectief op. Er is veel ambitie en innoverend vermogen, waarbij er soms een knelpunt ontstaat bij het aanhaken van de organisatie op de ambities van het management. Daar waar voorheen primair sprake was van een interne oriëntatie, wordt de focus van het management van Westervoort verlegd naar een meer Liemers perspectief. 33 Zevenaar Het leiderschap in Zevenaar gaat uit van ‘vertrouwen en loslaten’ (een voorbeeld hiervan is het afschaffen van de prikklok en daarmee sturing op aanwezigheid). De leiderschapsstijl die hierbij wordt toegepast is dienend. Dit houdt in: het overlaten van bepaalde werkzaamheden aan afdelingshoofden, teamleiders en seniormedewerkers. De rol van teamleiders en senior medewerkers is een nieuwe. Er is nadrukkelijk geen sprake van een nieuwe managementlaag. Het betreft hier partieel leidinggevenden, die de dagelijkse inhoudelijke aansturing op zich nemen. Deze rol is meer die van meewerkend voorman op inhoud en uitvoering. Dit omdat er steeds meer een focusverlegging plaatsvindt van afdelingsgericht werken (lijnafdelingen) naar meer procesgericht werken (procesoriëntatie). Het MT is samen met de directeur eindverantwoordelijk voor het organisatiebeleid. Afdelingshoofden zijn tegelijkertijd MT-lid. Dit voorkomt verkokering van de organisatie en biedt meer balans, ook in gesprekken met de bestuurders. De dubbelrol afdelingshoofd/MT-lid stelt de managers in staat om cultuuraspecten mee te nemen in contacten met de medewerkers. Er is binnen het MT verschil in stijl van leidinggeven en in stijl van communiceren met medewerkers. Hier is ruimte voor. Sturing vindt plaats door middel van de gesprekkencyclus, waarbij de leidinggevende met de medewerker resultaatafspraken maakt en oog heeft voor de individuele ontwikkeling van de medewerkers. De drie kernwaarden van Zevenaar zijn geïntegreerd in de gesprekkencyclus. In de stafafdeling is een ontwikkeling van het adviseurschap ingezet. Dit in het bijzonder om vorm te geven aan de klantoriëntatie binnen deze afdeling en om de kernwaarde klantgerichtheid ook binnen de staf te beter gestalte geven. In 2012 heeft binnen het MT een managementroulatie plaatsgevonden. Hierbij zijn twee afdelingshoofden van functie gewisseld. HRM-Beleid Perspectieven voor de medewerker. Duiven Het HRM-beleid van de gemeente Duiven is volop in ontwikkeling. Het HRM-beleid heeft als motto ‘Iedereen doet mee’ en ‘vertrouwen’ vormt de leidraad. De organisatieomslag in 2012 heeft meer flexibiliteit in de organisatie gebracht. Er is een duidelijke beweging zichtbaar in de profielen van de medewerkers. Er is een ontwikkeling gaande waarbij medewerkers worden gestimuleerd zich van vakinhoudelijke specialist door te ontwikkelen naar generalist. Voor de organisatieomslag werden de HRM-instrumenten niet volledig benut. Duiven werkt nu aan een volledige integratie van het HRM-beleid in de bedrijfsvoering. Voor alle medewerkers en leidinggevenden zijn profielschetsen 2015 gemaakt. De gemeente zet in op competentiemanagement, waarbij de competenties ‘resultaatgericht’, ‘ontwikkelingsgericht’, ‘professioneel’ en ‘flexibel’ centraal staan. Om dit te realiseren wordt de gesprekken tussen afdelingshoofd en teamleider én het reflectieverslag van de medewerker als hulpmiddel gebruikt. Het ontwikkelen van het niveau van de medewerkers is een speerpunt. In het bijzonder gaat aandacht uit naar het ondersteunen van de medewerkers bij het ontwikkelen van persoonlijk leiderschap. Dit past bij de visie op de organisatie, waarbij wordt uitgegaan van het plaatsen van verantwoordelijkheden laag in de organisatie. 34 Duiven voert een strategisch personeelsbeleid. Een groot deel van het personeel is meer dan tien jaar in dienst bij de gemeente. Dit geeft stabiliteit in het personeelsbestand, maar brengt ook risico’s met zich mee met het oog op de komende vergrijzing. Duiven heeft binnen het strategisch personeelsbeleid daarom ook ingezet op verjonging van het personeel, met als doel dat jongeren en ouderen binnen de organisatie van elkaar kunnen leren. Bij werving van nieuw personeel wordt hier actief op ingezet, door het aantrekken van trainees/stagiaires en jonge ‘high potentials’. Rijnwaarden Op het gebied van HRM-beleid zijn de regelingen in Rijnwaarden actueel. Er is echter nog geen duidelijk strategisch beleid geformuleerd. Daarentegen zijn er de afgelopen jaren een aantal speerpunten binnen het personeelsbeleid benoemd (ontwikkeling naar meer samenhang P&O-instrumenten, aantrekkelijk werkgeverschap, ‘juiste fit’ organisatie en medewerker en ontwikkeling van competente medewerkers door opleidingen). Competenties die voor de gemeente Rijnwaarden centraal staan zijn: aanpassingsvermogen, flexibiliteit en ambitie. De geringe omvang van de organisatie zorgt ervoor dat binnen Rijnwaarden veel generalisten werkzaam zijn. De schaarste aan middelen in de organisatie heeft geleid tot een verhoogde werkdruk. Dit heeft zijn impact gehad op medewerkers in de organisatie. Er was sprake van uitval en het risico op uitval doet zich nog voor. Met het oog hierop en vanwege de focus op herindeling heeft de ontwikkeling van de medewerkers prioriteit gekregen. In de afgelopen jaren heeft elke medewerker een loopbaanscan aangeboden gekregen. Het overgrote deel van de medewerkers heeft dit aanbod aangenomen. Dit heeft geleid tot interne doorgroei op een aantal plaatsen in de organisatie. De introductie van een nieuwe gesprekkencyclus voor de medewerkers is succesvol. Er worden resultaten behaald. Daar waar sprake is van zeer goed functioneren wordt dit extra beloond. Daarnaast is er ook strengere sturing op minder goed functionerende medewerkers. Met ‘achterblijvers’ worden gesprekken gevoerd. De afgelopen jaren zijn er echter ook moeilijke beslissingen genomen, die geleid hebben tot een gedwongen afscheid van medewerkers. De aandacht is nu gefocust op het klaarmaken van medewerkers voor de toekomst van de samenwerking, zodat ze voorbereid zijn om op een wat hoger niveau een plek te vinden in de nieuwe organisatie. Nu zijn de medewerkers nog wat weinig trots op zichzelf. Het perspectief van een herindeling schept verwachtingen. Westervoort Westervoort heeft een integraal personeelsbeleid. Instrumenten van personeelsbeleid worden gekoppeld aan de organisatorische doelstelling, in samenhang met missie of doelstelling van de organisatie. Op dit moment zitten veelal de juiste mensen op de juiste plek. Er blijft hierin wat kwetsbaarheid vanwege de schaalgrootte, maar primair is het de ambitie om dit niveau te handhaven. Er is een focus op het up-to-date houden van kennis en vaardigheden van de medewerkers. Om de twee jaar wordt er bijvoorbeeld een scholingsmarkt georganiseerd voor alle medewerkers. Westervoort loopt het risico op kennisuitstroom op middellange termijn. De gemiddelde leeftijd van het personeel neemt toe. Dit leidt ertoe dat er medewerkers zijn die moeizaam aanhaken bij de 35 digitale innovaties. Er is een extra investering nodig voor de ontwikkeling van deze groep medewerkers om hen inzetbaar te kunnen houden. Westervoort zet ook in op competentiemanagement. De volgende kerncompetenties zijn benoemd voor de Westervoortse medewerkers: ‘Samenwerken, professioneel, vraaggericht en servicegericht’. Voor diverse groepen medewerkers zijn competentieprofielen opgesteld. Maar ook de competenties ‘kunnen opereren in een netwerk, integrale blik en vakkennis’ zijn belangrijke competenties voor Westervoort. Zevenaar Het HRM-beleid van Zevenaar is gebaseerd op integraal management en collegiale aansturing. De manager regelt personele aangelegenheden en is verantwoordelijk voor budgetten. Er wordt veel ruimte gemaakt voor ‘horizontale’ bewegingen (interne mobiliteit), waarbij de medewerkers gefaciliteerd en gemotiveerd worden voor een andere job binnen de organisatie. De gesprekkencyclus vormt een belangrijk onderdeel van het HRM-beleid. Met alle medewerkers worden jaarlijks drie gesprekken gevoerd, te weten: plannings-, voortgangs- en resultaatgesprekken. Deze zijn zowel zakelijk als persoonlijk. Vaste onderwerpen zijn verzuim, mobiliteit en werkdruk. Door het voeren van deze gesprekken wordt er meer gestuurd op resultaat en is er ruimte om oog te hebben voor het welzijn van de medewerkers; hierbij staat de balans tussen werk en privé centraal. De kernwaarden komen terug in deze gesprekken en worden steeds doorvertaald naar de centrale vraagstelling: ‘Hoe willen we met elkaar omgaan?’. Wat Zevenaar onderscheidend maakt is de focus op de visie van de rolverandering naar de meer faciliterende overheid. Op het gebied van HRM is dit in de organisatie doorvertaald naar een strategische personeelsplanning (SPP). Ook Zevenaar heeft te maken met een personeelsbestand met een steeds hoger wordende gemiddelde leeftijd. Vanuit het SPP wordt ook hierop ingezet. Voorbeelden van ontwikkelingen in de organisatie, die hun oorsprong hebben in het SPP, zijn de interne mobiliteit van medewerkers en managementroulatie. Dit wordt als typisch Zevenaars geduid. Omgevingsinvloeden organisatie Ontwikkelingen (context) die van invloed zijn geweest op de huidige staat van de organisatie. Duiven Duiven is de afgelopen decennia fors gegroeid in de woningbouw. Er zijn jaren geweest waarbij er meer dan 1.000 woningen per jaar moesten worden opgeleverd in het kader van de groeikerncontracten die met Rijk en provincie waren afgesloten. De focus in de organisatie lag daarom vooral op het realiseren van de ontwikkeling en groei van de gemeente. Hier hoorde een ‘handen uit de mouwen’-mentaliteit bij, waarbij men harder ging lopen als de druk werd opgevoerd. Er waren strakke, korte soms directieve lijnen, die de organisatie wendbaar en resultaatgericht maakten. De laatste jaren is de organisatie zich bewust geworden van de noodzaak om deze stijl om te zetten naar meer planmatig werken. Met de komst van de huidige gemeente-secretaris/algemeen directeur is dit proces verder doorontwikkeld. De 36 huidige fase van de organisatie wordt getypeerd als een fase waarin de ontwikkeling van ‘groei’ naar ‘beheer’ gaande is. Dit alles heeft geleid tot de kanteling van de organisatie naar het huidige model. Dit betekent ook een omslag in de cultuur van de organisatie, waarbij een bepaalde mate van een familiecultuur en vrijblijvendheid wordt omgezet naar ‘afspraak is afspraak’ en een toegroei naar meer professionaliteit. Onder invloed van de gemeentelijke financiën is bij bezuinigingen vooral ingezet op besparen (dingen slimmer doen). Het invoeren van het ‘leantraject’ (processen efficiënter inrichten) en de indeling van de afdeling – ondersteuning op velden en niet op kennisgebieden – zijn hier voorbeelden van. De medewerkers van Duiven voelen zich thuis in de organisatie. De werkomgeving is vriendelijk, open, ambitieus en informeel. Rijnwaarden De kleinschaligheid heeft ervoor gezorgd dat Rijnwaarden altijd keuzes heeft moeten maken. In de afgelopen jaren heeft Rijnwaarden veel bezuinigd. De bedrijfsvoering is daarbij niet ontzien en er zijn risico’s genomen. Op de bedrijfsvoering is (te) veel bezuinigd, waardoor schaarste aan menskracht en middelen is ontstaan. Dit heeft geleid tot het inleveren van kwaliteit en onvermijdelijk daarbij is een toename van de kans op fouten. Fouten hebben zich de afgelopen periode dan ook voorgedaan, met als gevolg dat het herstel ook weer tijd en geld heeft gekost. De kwetsbaarheid van de organisatie is groter geworden en daarmee zijn ook de risico’s voor de bedrijfsvoering verder toegenomen. In de organisatie is inmiddels geaccepteerd dat niet alle taken volledig uitgevoerd kunnen worden. Met andere woorden: ‘de rek is eruit’. Om het tij te keren is er geïnvesteerd in het vergroten van vertrouwen en heeft er een omslag in het management plaatsgevonden. Daar waar in 2010 zelfstandig blijven nog als reëel scenario werd beschouwd, is inmiddels in de organisatie en bestuurlijk (college en raad) de overtuiging gegroeid dat een herindeling de toekomst heeft. Westervoort De organisatorische innovatie van Westervoort heeft anderhalf tot twee jaar geleden een impuls gekregen, na vervanging van enkele sleutelfunctionarissen. Deze zijn bewust vervangen door daadkrachtige innovators, waardoor Westervoort nu bijvoorbeeld vooroploopt in de Liemers op het gebied van digitalisering. Hiervóór was er sprake van een rustigere managementstijl, solide maar minder gericht op innovatie. Vanuit het verleden spelen er geen zaken die nog impact hebben op de organisatie. Om de ambities rondom innovatie te realiseren is formatie gereserveerd voor creatieve functies (strategisch adviseur). Dit blijft gehandhaafd ook in deze financieel krappe tijden. Tot nu toe is er bezuinigd met de kaasschaafmethode. Opvallend is dat het ambtelijk apparaat redelijk gespaard is gebleven. Er is nog wat slagkracht en ook is men er in de afgelopen jaren in geslaagd om processen, werkwijze en structuur up-to-date te hebben en houden. Zevenaar Zevenaar heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt na het vertrek van enkele beeldbepalende medewerkers. De samenstelling van het MT is veranderd. Daarbij is de cultuur omgeslagen van hiërarchisch naar meer open. Er ligt een focus op resultaatgericht werken en afspraken met elkaar worden nagekomen. 37 Door haar grootte is de gemeente Zevenaar minder kwetsbaar dan een kleinere gemeente. Zevenaar heeft echter een viertal bezuinigingsoperaties gehad. Deze bezuinigingen hebben een nadelig effect gehad op bedrijfsvoering en personeel. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van het digitaliseringproces. Dit betekent dat kwaliteit wordt ingeleverd. Tegelijkertijd ontstaat er meer creativiteit in het vinden oplossingen. Het realiseren van een nieuw gemeentehuis in het BAT-gebouw in Zevenaar biedt de organisatie de gelegenheid om zich verder te ontwikkelen als moderne organisatie. Dit vertaalt zich in een inrichting waar bijvoorbeeld geen vaste werkplekken zijn. Deze ontwikkeling wordt organisatiebreed ingezet door het project Mens en Organisatie. Organisatiekwaliteiten Waar is de organisatie trots op? Duiven De mensgerichtheid en vriendelijkheid van de organisatie wordt beschouwd als een van de kwaliteiten ervan. Men is trots op de wijze waarop de visie ‘Duiven: Duidelijk en Dichtbij’ tot stand is gekomen. De visie is opgesteld in samenwerking met de hele organisatie. Het proces van herinrichting van de nieuwe structuur in de organisatie wordt als positief ervaren. Het bereikte resultaat wordt dan ook als positief gekwalificeerd. Een andere kwaliteit van de organisatie is de systematiek waarmee de organisatiedoelstellingen worden bepaald en de wijze waarop dit doorwerking vindt in de werkplannen van de individuele medewerkers. Speerpunten die in de organisatiedoelstellingen staan worden doorvertaald in individuele werkplannen. Medewerkers benoemen daarnaast ook voor zichzelf twee speerpunten. Ook de hoge kwaliteit van de dienstverlening (klantgerichte balies), de betrokkenheid van medewerkers en de wijze waarop wordt samengewerkt binnen de organisatie zijn sterke punten van de organisatie. Rijnwaarden De organisatie benut digitale mogelijkheden en systemen optimaal. Er wordt veel werk verzet met weinig mensen. Ondanks de schaarste ‘gaat er veel goed’. De mogelijkheid om creatieve oplossingen te bedenken en toe te passen is een kwaliteit van de organisatie. Rijnwaarden is trots op de cultuuromslag die in de organisatie heeft plaatsgevonden en ervaart dit als een succesvol proces. Het ‘wij-gevoel’ in de organisatie wordt zeker als een kwaliteit gezien. Westervoort Westervoort is een digitale voortrekker in de Liemers. Dit wordt als een kwaliteit van de organisatie gezien. Westervoort heeft in 2013 de Jong Lokaal-Bokaal in de wacht gesleept. Dit is een prijs voor de gemeente die zich inzet voor positief jeugdbeleid en jongerenparticipatie. Hier is men in Westervoort trots op. Maar zeker ook de loyaliteit van de medewerkers, de collegialiteit en de goede werksfeer binnen de organisatie worden als kwaliteiten getypeerd. Er wordt gelachen en fouten maken mag. 38 Zevenaar In Zevenaar is het goed werken. Zevenaar is trots op het lage ziekteverzuim, de interne mobiliteit, de lage boventalligheid en de geslaagde invoering én toepassing van de gesprekkencyclus. De organische ontwikkeling van de organisatie wordt als een positieve eigenschap van de eigen cultuur beschouwd. Dit stelt de organisatie in staat om ontwikkelingen zoals decentralisaties en de huisvesting te gebruiken als vliegwiel om cultuurinterventies tot stand te brengen. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van de Zevenaarse stijl (HNW) en het dienstverleningsconcept. Ontwikkelpunten organisatie Welke ontwikkelpunten worden gezien voor de eigen organisatie? Duiven Met behoud van de kenmerken ‘vriendelijkheid en informaliteit’ inzetten op verhoging van de zakelijkheid binnen de organisatie. De digitalisering van informatiestromen kan verder worden doorontwikkeld. In de werkprocessen kan meer nadruk worden gelegd op planmatig en efficiënt werken. Rijnwaarden In Rijnwaarden is de visie van de gemeente gericht op herindeling. Daar waar binnen deze context ruimte is voor ontwikkeling binnen de eigen organisatie wordt deze gevonden in het realiseren van meer ‘trots’ op de eigen resultaten en de gezamenlijke resultaten van de organisatie. Westervoort De Liemerse samenwerking kan nog wat meer body krijgen in concrete actiepunten en in de visie en ambitie van Westervoort. Nu staat de Liemerse samenwerking als stip aan de horizon voor 2017/2018. Van oudsher zoekt men de contacten met Duiven gemakkelijker dan met de andere gemeenten. Daar is ruimte voor groei. Verder wordt ernaar gestreefd om alle lagen in de organisatie geïnformeerd en betrokken te houden bij recente ontwikkelingen. Andere ontwikkelpunten zijn het meekrijgen van alle medewerkers in de verdere digitalisering van de werkprocessen binnen de organisatie. Het vergroten van het strategisch vermogen van de organisatie en het verminderen van de kwetsbaarheid van de organisatie (eenpersoonsfuncties) worden een noodzakelijke ontwikkeling genoemd. Zevenaar Zevenaar worstelt met haar veranderende rol van de terugtredende overheid. Het is een natuurlijke worsteling. Deze trend zet Zevenaar door in HRM en ook in de aanpak van processen. De ontwikkelcapaciteit van de organisatie is een zorgpunt. Er worden keuzes gemaakt in schaarste. Om hierbij te helpen en de juiste keuzes te maken worden HRM-componenten toegepast daar waar schaarste leidt tot afstoting van taken. Ze hebben mensen om het werk te kunnen doen en daar waar mogelijk worden medewerkers horizontaal ingezet. Andere ontwikkelpunten van de organisatie zijn de invoering van ‘lean en mean werken’, werving van jong personeel, de rolverandering van een bepalende naar faciliterende gemeente en het projectmatig werken. Bij het projectmatig werken wordt een betere verankering van de opdrachtgeverrol als specifiek aandachtspunt naar voren gehaald. 39 Tot slot heeft de gemeente een lage overhead, waarbij zij ver onder het gemiddelde scoort. Dit is op zich een positieve ontwikkeling; echter, de schaduwkant hiervan is dat de slagkracht van de organisatie is verminderd. Conclusies kwalitatieve organisatie: De organisaties komen uit een verschillende achtergrond, maar er zijn overeenkomsten qua filosofie en ontwikkelrichting. De organisaties zijn naar buiten gericht: de klant staat centraal. De hoofdstructuur van drie van de vier organisaties is nagenoeg hetzelfde. Flexibiliteit, resultaatgerichtheid, professionaliteit maken in de vier gemeenten deel uit van het HRMbeleid. Veel werknemers spreken de voorkeur uit voor een 80.000-variant, maar het geluid is niet eensluidend. Voor beide varianten gelden aandachtspunten. Een gemeente van 80.000 inwoners biedt meer ruimte voor doorgroei en specialisatie dan een gemeente van 40.000 inwoners. 40 4. Bevindingen spoor Bestuur Vraagstelling volgens onderzoeksopdracht Positie van Positie van de raad/raden: de raden/ Kunnen de gemeenteraden in de scenario’s in een positie gebracht bestuur worden dat zij hun politieke rol volwaardig kunnen invullen, met name in de kaderstellende (meer strategische) en controlerende rol en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere? Om het huiselijk te formuleren: gaan de raden straks nog over de grote politieke thema’s of kunnen zij op die punten enkel ‘gevoelens uiten’ en wordt noodgedwongen elders, bijvoorbeeld in gemeenschappelijke regelingen, besloten? Afstand burger-bestuur en identiteit: Kunnen wij in beide scenario’s zorgen dat het bestuur niet anoniem wordt, de bestuurders hun burgers nog (her)kennen, de identiteit(en) van de gemeenschappen overeind blijven en de raden (raad) hun volksvertegenwoordigende rol goed kunnen oppakken en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere? Positie van de raad Uit Drents onderzoek (Vier jaar later. Impact van de Drentse herindelingen in beeld, B&A groep 2002) blijkt dat de volksvertegenwoordigers de schaalsprong wel moeilijk vinden. Volgens dit onderzoek ‘lijken raadsleden nog erg te worstelen met de betekenis van de nieuwe schaal van de gemeente in relatie tot de eigen taak’. De raadsleden blijven daarbij achter bij de ambtelijke organisatie en het college, die veel minder moeite hebben met de schaalsprong. Raadsleden beschikken na een herindeling over meer kwaliteit. Zij zijn hoger opgeleid en brengen vaker dan voorheen de ervaring van een betaalde baan in. Dat leidt tot betere bestuurders, effectiever beleid en een sterkere positie ten opzichte van andere overheden(Effecten van gemeentelijke herindelingen, onderzoek naar 12 Zuid-Hollandse herindelingen, Fraanje e.a. 2008). Ook de evaluatie van 39 herindelingen in Limburg, Gelderland en Overijssel (Lichte evaluatie gemeentelijke herindeling, Twist e.a. 2013) levert een vergelijkbaar beeld op. Herindeling draagt volgens dit evaluatieonderzoek bij aan het vergroten van de bestuurskracht, het professionaliseren van de organisatie en het verbeteren van de dienstverlening aan de burger. Doorgaans, zo zien wij in deze onderzoeken, zijn de gemeenteraden na herindeling in staat om hun kaderstellende en controlerende rol te versterken. Toch leidt dat volgens een Deense studie (Municipal Amalgamations and the Democratic Functioning of Local Councils: The Case of The Danish 2007 Structural Reform, publicatie 2010) niet altijd tot meer invloed van het raadslid op het dagelijks bestuur bij schaalvergroting. Voor een deel wordt die invloed afgestaan aan het dagelijks bestuur en de ambtelijke organisatie, voor een ander deel wordt die invloed geconcentreerd bij enkele vooraanstaande raadsleden, zoals fractievoorzitters en commissievoorzitters. Onderzoekers zijn sceptischer over de ontwikkeling van de volksvertegenwoordigende rol van de raad na een herindeling. Die zou door de groeiende afstand tot de burger minder tot ontwikkeling komen. De uitkomsten van 41 de onder de Liemerse raadsleden gehouden enquête bevestigen dat bij hen ook dit beeld heerst. 60% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 50% VEEL STERKER STERKER MINDER STERK VEEL MINDER STERK 40% 30% VEEL STERKER 20% STERKER 10% MINDER STERK 0% De kaderstellende rol van de raad zal na een herindeling naar 40.000 inwoners sterker of minder sterk tot uitdrukking komen? De kaderstellende rol van de raad zal na een herindeling naar 80.000 inwoners sterker of minder sterk tot uitdrukking komen? VEEL MINDER STERK Raadsleden verwachten in ruime meerderheid dat hun kaderstellende rol na een herindeling naar 40.000 inwoners sterker tot uitdrukking kan komen. Die redenering gaat in vergelijkbare mate op voor deze rol in een gemeente van 80.000 inwoners. 60% 50% 40% VEEL STERKER 30% STERKER 20% MINDER STERK 10% VEEL MINDER STERK 0% De contolerende rol van de raad zal na een herindeling naar 40.000 inwoners sterker of minder sterk tot uitdrukking komen 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% VEEL STERKER STERKER MINDER STERK De controlerende rol van de raad zal na een herindeling naar 80.000 inwoners sterker of minder sterk tot uitdrukking komen. VEEL MINDER STERK Een kleine meerderheid van raadsleden verwacht dat hun controlerende rol na een herindeling naar 40.000 inwoners sterker tot uitdrukking kan komen. Die redenering gaat in vergelijkbare mate op voor deze rol in een gemeente van 80.000 inwoners. Hiemstra en anderen zien na een herindeling de betrokkenheid van bestuur en organisatie juist gecontinueerd en zelfs verbeterd worden, doordat die expliciete aandacht krijgt in het kernenbeleid en de implementatie van interactief werken (Gemeentelijke fusies en samenwerkingsverbanden, Leeuwendaal 2012) Naast deze effecten op de positie en het functioneren van de raden en het raadslid als gevolg van een schaalvergroting, is het goed om te onderkennen dat het raadswerk ook vanuit andere ontwikkelingen aan verandering onderhevig is. De grote decentralisaties in het sociaal domein, de veranderende samenleving (waarin de burger meer het eigen initiatief neemt en dat ook van hem wordt gevraagd, omdat de overheid niet alles wil en kan regelen) vragen om een gemeenteraad dieniet vanuit de ivoren toren van het gemeentehuis regeert, maar in een steeds wisselend netwerk met vele samenwerkingspartners gezamenlijk de lijnen uitzet. Fraanje stelt dat de regie over het proces het primaire domein van de raad wordt. Concreter gezegd: de raad gaat over de rolkeuze van de gemeente en de vrijheidsgraden van de andere actoren. Fraanje pleit er daarom voor dat 42 gemeenteraden ook maatschappelijke partners in het verantwoordingsproces betrekken. De raad kan niet alleen sturen door vertrouwen/wantrouwen van het college, maar ook door de rolkeuze van de gemeente meer of minder nadrukkelijk te maken, afhankelijk van het presteren van partners (www.gemeenteraadvandetoekomst.nl en Lezing Rien Fraanje voor de Gemeenteraad van de Toekomst in mei). Dat vraagt om een ander soort gemeenteraad en een ander profiel van de raadsleden. De situatie in de Liemers Werkdruk Iets meer dan 50% van de Liemerse raadsleden ervaart de werkdruk van het raadslidmaatschap als te hoog. Voor iets minder dan de helft is dat niet het geval. Onderstaande tabel brengt de gemiddelde werkdruk van het raadslid uit de vier Liemerse gemeenten in beeld, zoals dat uit het Nationaal Raadsledenonderzoek 2012 naar voren komt. De gemeenten zijn daarbij naar inwonerklasse ingedeeld. Naast de werkdruk per week is ook de maandelijkse vergoeding van het raadslid aangegeven. Gemeente Werkdruk in uren per week Brutovergoeding in € per maand (2012) Rijnwaarden Westervoort Duiven Zevenaar 12, 1 16,1 16,1 17,2 367 572 889 889 Vergoeding per uur (40 weken/ 12) 9,11 10,67 16,58 15,51 In het geval van een herindeling levert dat het volgende beeld op: 43 Gemeente Rijnwaarden/Zevenaar Westervoort/Duiven Liemers Werkdruk in uren per week 17,2 17,2 18,9 Brutovergoeding in € per maand (2012) 1157 1157 1354 Vergoeding per uur (40 weken/ 12) 20,20,21,50 De werkdruk neemt voor het raadslid na een herindeling vanuit het Rijnwaardens perspectief gezien fors toe. Vanuit het perspectief van de andere gemeenten is de toename beperkt. In alle varianten stijgt de raadsvergoeding aanzienlijk en zullen daardoor de mogelijkheden om tijd vrij te maken voor het raadswerk worden vergroot, waardoor de werkdruk gemakkelijker gedragen kan worden. Uitgaande van 40 weken loopt de huidige vergoeding uiteen van € 9,- per uur in Rijnwaarden tot € 16,50 per uur in Duiven. Na een herindeling wordt dat (op basis van de getallen uit het Nationaal Raadsledenonderzoek) € 20,- per uur in de 2/2varianten en € 21,50 per uur in de 4/1-variant. Het raadswerk is echter eerder een roeping dan een baan. Om die reden is de praktische mogelijkheid om bijvoorbeeld een dag minder te gaan werken van groter belang dan de toename van de vergoeding per uur. Afstand tot de burger In de huidige situatie wordt de Liemerse bevolking in de vier gemeenteraden door 76 raadsleden vertegenwoordigd. Dat zijn 1.090 inwoners per raadslid. Per gemeente ziet dat er als volgt uit: Gemeente Inwoners Aantal Raadsleden Rijnwaarden Westervoort Duiven Zevenaar 11.000 15.000 25.000 32.000 15 17 21 23 Aantal inwoners per raadslid 730 880 1190 1390 Totaal 83.000 76 1090 In geval van herindeling levert dat het volgende beeld op: Gemeente Inwoners Aantal Raadsleden Rijnwaarden/Zevenaar Westervoort/Duiven Liemers 43.000 40.000 83.000 25 25 37 Aantal inwoners per raadslid 1720 1600 2240 Hieruit volgt dat het aantal inwoners per raadslid in het geval van een herindeling in beide varianten (fors) stijgt, waarbij het effect voor de twee kleinste gemeenten het grootst is. In zekere zin geeft dit beeld aan dat de vrees voor het vergroten van de afstand van de burger tot het bestuur bij opschaling, zoals ook uit de enquête onder Liemers raadsleden bleek, niet zonder grond is. 44 Volksvertegenwoordigende taak Uit het eerder aangehaalde Nationaal Raadsledenonderzoek blijkt dat een raadslid ongeacht de grootte van de gemeente ongeveer 30% van zijn tijd besteedt aan de volksvertegenwoordigende taak. Die volksvertegenwoordigende activiteiten bestaan uit persoonlijke contacten met (groepen van) burgers, activiteiten in maatschappelijke organisaties, buurt- en wijkbijeenkomsten, werkbezoeken, spreekuur, internetactiviteiten en contacten met de media. Een opschaling heeft in die zin ogenschijnlijk weinig effect, omdat ook in de opgeschaalde gemeente de volksvertegenwoordigende taak 30% van de tijdsbesteding van het raadslid uitmaakt. In absolute getallen worden er echter wel meer uren aan die taak besteed, omdat dat raadslid meer uren tot zijn beschikking heeft. De vrees dat een herindeling ten koste gaat van de behartiging van de volksvertegenwoordigende taak blijkt dus niet terecht. In de twee scenario’s is in absolute zin meer tijd voor de uitvoering van deze taak. Het aantal inwoners per raadslid neemt in beide scenario’s wel fors toe, waardoor het voor het raadslid moeilijker wordt om persoonlijk contact met de inwoners te onderhouden. De tijd voor één-op- ééncontacten met inwoners zal daarom na opschaling inderdaad verminderen. Als indicatie daarvoor kunnen we het aantal uren beschikbaar voor de volksvertegenwoordigende rol delen door het aantal inwoners per raadslid. Uit zo’n berekening komt naar voren dat de voor volksvertegenwoordiging beschikbare tijd per raadslid per 1.000 inwoners afneemt van 4,8 uur per week in het huidige Rijnwaarden en 3,6 uur per week in het huidige Zevenaar tot 3,2 uur per week in een toekomstige gemeente Duiven-Westervoort en 2,5 uur per week in een toekomstige gemeente de Liemers. Om de hiervoor beschikbare tijd op Rijnwaardens peil te handhaven zou een raadslid in de nieuwe gemeente de Liemers niet 18,9 uur maar 21,5 uur per week moeten werken. Het contactniveau van een gemeente als Zevenaar zou niet 18,9 uur maar 20 uur per week vergen. Eén tot drie uur per week extra lijkt overzienbaar, maar daarbij moet bedacht worden dat iets meer dan de helft van de raadsleden de werkdruk op dit moment al te hoog vindt. Tijdens de werkateliers is overigens de vraag naar voren gekomen welke keerzijde rechtstreekse betrokkenheid bij individuele kwesties kan hebben. In een klassiek Weberiaanse bureaucratie is de ambtelijke organisatie en het dagelijks bestuur niet goed in staat om maatwerk te bieden en billijke oplossingen te zoeken, omdat hun werk in gedetailleerde regels is vastgelegd. In zo’n situatie is directe politieke bemoeienis nodig om een uitweg te bieden als regels knellen of tot onbedoelde uitkomsten zouden leiden. De laatste decennia is dat beeld echter steeds meer achterhaald. Regels laten steeds meer beleidsvrijheid en in de dagelijks praktijk wordt voor ambtenaren en collegeleden zelf al naar passend maatwerk gezocht. Daarom hebben inleiders en raadsleden uit andere gemeenten gesteld dat een raadslid niet moet willen sturen op basis van door burgers aangedragen incidenten, maar juist op daarin te onderkennen patronen, die om een bepaalde aanpak vragen. Een raadslid kan individuele gevallen doorverwijzen en het college ter verantwoording roepen als er stelselmatig onvoldoende op signalen van burgers wordt ingespeeld. Dit laatste valt dan niet meer onder de volksvertegenwoordigende, maar onder de kaderstellende en controlerende rol. 45 Een kleine gemeente wordt vaak geroemd om de korte en informele lijnen die er bestaan tussen de burger en het bestuur. Het bestuur zou gemakkelijk benaderbaar zijn voor de burger, waardoor hij eerder vaker en sneller een gewillig oor zou vinden voor zijn vraag. In de praktijk blijkt dat alleen op te gaan voor de burger die toch al een kort lijntje naar de bestuurder heeft en krijgt vaak alleen de hardste schreeuwer op deze wijze een podium. De keerzijde van die korte en informele lijnen is bovendien het gevaar dat daarmee transparantie en integriteit in het geding kunnen komen of dat daardoor een ongewenste beeldvorming ontstaat. In dit opzicht is er wat te zeggen voor een professionele en zakelijke relatie met de burger, waarbij via een ingeburgerd systeem van interactief werken de burger optimaal de gelegenheid wordt geboden om mee te doen aan beleidsvorming en uitvoering. Dat ontlast ook de bestuurder van de soms gevoelde druk van een te korte afstand tot de burger. Afstand tot bestuur Het is niet alleen van belang om de afstand van de burger tot het bestuur vanuit bestuurlijk perspectief te beschouwen, maar ook om er oog voor te hebben hoe die afstand door de burger wordt ervaren. De veronderstelling is dat er in een kleine gemeente korte lijnen zijn tussen burger en bestuur, die ervoor zorgen dat de burgers de bestuurder kennen, zich betrokken voelen bij en vertrouwen hebben in het bestuur. Een goede graadmeter voor de mate van betrokkenheid van de gemeentelijke bevolking bij de gemeentelijke politiek en de gemeentelijke taakuitvoering kan worden afgelezen uit het opkomstpercentage bij de gemeenteraadsverkiezingen. Hieronder laten we de ontwikkeling van het opkomstpercentage in de Liemerse gemeenten sedert de afgelopen vijf raadsverkiezingen zien. Gemeente Rijnwaarden Westervoort Duiven Zevenaar 1994 66.9 58.4 63.0 60.6 1998 59.8 53.5 58.9 58.8 2002 59.9 51.0 57.0 53.1 2006 58.0 55.0 61.3 42.4¹ 2010 47.8 47.6 50.7 52.3 landelijk 65.2 58.9 57.9 58.6 54.1 ¹ Tussentijdse verkiezingen in 2005 in verband met een gemeentelijke herindeling De opkomstpercentages voor de gemeenteraadsverkiezingen in de Liemers ontwikkelen zich niet beter dan landelijk gemiddeld. Sterker nog: in 2010 was het opkomstpercentage voor het eerst voor alle Liemerse gemeenten lager dan landelijk gemiddeld. Conclusie Schaalvergroting zorgt voor een kwalitatief beter raadslid, dat beter berekend is op zijn taken, vooral als het gaat om de kaderstellende en controlerende rol. Van de volksvertegenwoordigende taak bestaat over het algemeen de indruk dat deze door de toegenomen afstand tot de burger bij schaalvergroting minder tot zijn recht komt. In de praktijk blijkt dat vooral te gaan om het één-op-ééncontact met de burgers. In 46 kleinere gemeenten is daar meer tijd voor dan in een gemeente van 80.000 inwoners (4,8 uur per week tegenover 2,5 uur per raadslid per 1.000 inwoners). In absolute zin is er in een grote gemeente overigens meer tijd voor de volksvertegenwoordigende taak als geheel. Toch verliest het directe contact tussen raadsleden en inwoners aan betekenis bij een schaalvergroting. Dit contact wordt meer afgestaan aan het dagelijks bestuur, aan de ambtelijke organisatie en aan sleutelfiguren binnen de raad, zoals fractie- en commissievoorzitters. De rol van raadsleden komt meer te liggen in het stellen van kaders voor de omgang met burgers en het toezien daarop (kaderstellende en controlerende rol). De werkdruk neemt toe, vooral in vergelijking met de beide kleinere gemeenten in de Liemers. Daar staat tegenover dat de raadsvergoeding fors stijgt, waardoor de mogelijkheden om tijd vrij te maken voor het raadswerk aanmerkelijk worden vergroot. Bovenstaande effecten manifesteren zich meer in de opschaling naar een gemeente van 80.000 inwoners dan in een opschaling naar 40.000 inwoners. Interactief werken Huidige situatie Hiervoor zagen we al dat een goed participatiebeleid ervoor kan zorgen dat de afstand van het bestuur tot de burger wordt verkleind. Alle vier de Liemerse gemeenten hebben in het recente verleden al in meer of mindere mate vormen van interactief werken geïntroduceerd. Dit interactief werken onderscheidt zich langs de lijnen van gebiedsgericht en project- of themagericht. Voor het gebiedsgericht werken is in alle gemeenten een vorm van kernenbeleid ontwikkeld. Westervoort werkt met wijkgericht werken. De gemeente is nagenoeg gebiedsdekkend ingedeeld in wijkraden. De wijkraden ontvangen een vergoeding voor organisatiekosten en kunnen daarnaast aanspraak maken op een budget dat beschikbaar is voor projecten. De wijkraden richten zich op het grijs, groen en blauw in de wijk. Ze hebben op deze terreinen een adviesfunctie. Duiven kent ook een vorm van wijkgericht werken. De plaats Duiven is daarvoor ingedeeld in 14 wijken. De dorpen Loo en Groessen hebben een dorpsraad. Verder zijn er in de kern Duiven drie wijkraden actief. De wijk- en dorpsraden ontvangen een tegemoetkoming voor organisatiekosten en daarnaast een bedrag per inwoner voor projecten. Ook in Duiven richten de wijk- en dorpsraden zich vooral op grijs en groen en daarnaast hebben ze een rol op het gebied van de openbare orde. Rijnwaarden kent met drie dorpsraden voor de dorpen Aerdt, Herwen en Spijk geen gebiedsdekkende indeling met dorpsraden. Het beleid van de gemeente is gericht op de totstandkoming van dorpsraden vanuit een bottum-upbenadering. Het initiatief voor een dorpsraad moet in het dorp liggen. De dorpsraden krijgen subsidie voor organisatiekosten en daarnaast vergoedt de gemeente de kosten van eventuele aansluiting van de dorpsraad bij de Vereniging van Kleine Kernen Gelderland. De dorpsraden hebben een brede adviesfunctie voor alle zaken die het dorpsbelang aangaan. In de praktijk beperkt zich dat vooral tot de fysieke ruimte. Zevenaar gaat uit van gelijkheid tussen wijkteams en dorpsraden. Beide hebben geen formele bevoegdheden. De dorpsraden zijn als vereniging georganiseerd en voelen zich daardoor sterker intermediair tussen gemeente en bevolking. Zij zijn door haar ontstaan (aanleg Betuwelijn) sterker georganiseerd dan wijkteams. De 47 wijkteams en dorpsraden hebben een budget voor organisatiekosten en een beperkt budget voor wijk- of dorpsactiviteiten. Ook als het gaat om project- of themagericht interactief werken hebben alle Liemerse gemeenten hiermee ervaring opgedaan. Westervoort kent geen inhoudelijke beleidsnotitie als basis voor interactief werken. De Leidraad projectmatig werken, de Inspraakverordening en het Dienstverleningsconcept zeggen er wel iets over. Elk collegevoorstel vraagt in het gebruikte model aandacht voor de verschillende aspecten van communicatie rond het in het voorstel behandelde vraagstuk. Westervoort kent een ruim geformuleerde inspraakverordening, waarin naast de wettelijke inspraak ook andere vormen van burgerparticipatie zijn geregeld. In de praktijk wordt die verordening niet consequent toegepast. Interactief werken is geen in de organisatie breed ingeburgerde werkwijze. In de praktijk is de aanpak maatwerk: afhankelijk van het onderwerp wordt bepaald of een interactieve werkwijze aanbeveling verdient en welke vorm daarvoor het beste is. Ook Zevenaar kent geen ingeburgerde praktijk van interactief werken. Er ligt geen beleidsnotitie over dit onderwerp. In het project ‘Frisse wind’ is geëxperimenteerd met een nieuwe aanpak van wijkgericht interactief werken. Bij projectmatig werken wordt in een projectplan aandacht voor het aspect gevraagd, maar dit heeft niet geleid tot een standaardaanpak. Duiven kent als enige van de vier Liemerse gemeenten een vastgestelde beleidsnotitie ‘Besturen met burgers’, maar de beleidsnotitie is niet op een goede wijze in de organisatie geïmplementeerd en de beleidsmedewerkers zijn niet voor het werken ermee opgeleid en daarop voorbereid. In de praktijk wordt de beleidsnotitie nauwelijks gehanteerd. Volgens het Rijnwaardense collegeprogramma 2010-2014 moet het beleid in samenspraak met de burgers worden voorbereid en vastgesteld. Voor de strategische onderwerpen moet een startnotitie en een projectplan worden opgesteld, waarin aandacht moet worden besteed aan een interactieve aanpak. In de praktijk geldt hier ook dat er maatwerk wordt geleverd en dat er maar zeer incidenteel een echt interactieve aanpak tot stand komt. Capaciteit in kwantitatieve en kwalitatieve zin ontbreekt om het op een goede wijze op te pakken. Participatiebeleid in de twee herindelingsscenario’s De Nationale Ombudsman heeft tien spelregels ontwikkeld die naar het oordeel van dit instituut in acht moeten worden genomen wil er sprake zijn van een ‘behoorlijke’ burgerparticipatie (Participatiewijzer 2009). Deze spelregels zijn een handreiking voor zowel burger als gemeente om deze behoorlijke participatie in de praktijk in te vullen. Voor de Nationale Ombudsman zijn deze spelregels het kader waaraan hij in concrete gevallen de behoorlijke burgerparticipatie kan toetsen. We kunnen deze spelregels daarom beschouwen als het kwaliteitscriterium waaraan het gemeentelijk participatiebeleid moet voldoen. De spelregels zijn: Heldere keuzes vooraf 1. De gemeente motiveert of en zo ja hoe ze burgers betrekt bij beleids- en besluitvorming. Criteria daarbij zijn: heeft het invloed op de leefomgeving en is er ruimte voor participatie? Deze motivering maakt de gemeente desgevraagd kenbaar. 48 2. De gemeente maakt participatie een vast onderdeel van het politieke en bestuurlijke besluitvormingstraject. 3. De gemeente gaat zeer terughoudend om met de mogelijkheid om participatie te beperken vanwege het algemeen belang. Kiest de gemeente er toch voor burgerparticipatie te beperken, dan moet ze deze keuze motiveren. 4. De gemeente bepaalt voordat het participatietraject van start gaat welke rol de burger krijgt: meebeslissen, coproduceren, adviseren, raadplegen of informeren. 5. De gemeente zorgt voor een zorgvuldig vormgegeven participatieproces. Dit betekent dat de gemeente expliciet maakt: • welk onderwerp ter discussie staat; • wie ze bij de beleids-/besluitvorming betrekt, dus wie de belanghebbenden zijn; • op welke wijze ze het participatieproces inricht, zo mogelijk in overleg met de belanghebbenden; • op welke wijze ze de burger het best kan bereiken, bijvoorbeeld per brief, via de media of huisbezoek. Voor welke wijze ze kiest is mede afhankelijk van de rol die de burger heeft gekregen in het participatieproces. Constructieve houding 6. De gemeente is oprecht geïnteresseerd in hetgeen burgers naar voren brengen en laat dat merken in woord en daad. Van burgers mag een constructieve bijdrage worden verwacht. 7. De gemeente weegt de inbreng van burgers mee in de uiteindelijke beslissing en maakt dat zichtbaar. 8. De gemeente levert extra inspanning om álle belanghebbenden er actief bij te betrekken, dus ook degenen die zich niet meteen in eerste instantie zelf aanmelden. Informatieverstrekking 9. De gemeente informeert de burgers tijdig en volledig over het onderwerp van participatie, hun rol en de manier waarop het participatieproces vorm krijgt. 10. De gemeente informeert burgers gedurende het participatietraject regelmatig over wat er gebeurt met hun inbreng. De inbreng van burgers wordt schriftelijk vastgelegd. De gemeente informeert burgers ook over het lang stilliggen, uitstel of wijziging van voornemens of plannen van de gemeente. De gemeente motiveert haar besluit, waarbij ze aandacht besteedt aan de door burgers naar voren gebrachte (tegen)argumenten. Met een zogenoemde participatielader als hulpmiddel kan duidelijkheid worden gegeven over de mate waarin burgers invloed kunnen uitoefenen op beleid en beheer. De verschillende treden van de ladder zijn: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren, meebeslissen en zelf organiseren. Hoe hoger op de ladder, hoe meer invloed er kan worden uitgeoefend. Maar het blijft maatwerk: soms is de reële invloed van de burger beperkt, bijvoorbeeld door tijd of regelgeving, en dan is het verstandig om de participatietrede daarop af te stemmen. 49 De laatste vorm van burgerparticipatie, die van het zelf organiseren, vormt de hoogste trede van de participatieladder. Eigenlijk is er in dat geval geen sprake meer van burgerparticipatie maar van overheidsparticipatie. Het initiatief is op sommige terreinen immers verschoven van overheid naar samenleving. Als gemeente wil je meer inspelen op de kracht van de samenleving, je wilt als partner meedoen met de netwerksamenleving en de creativiteit van gemeenschap en inwoners beter benutten. Faciliteren dus in plaats van regisseren. Beleidsmakers en vakspecialisten, zoals we die kennen, blijven een rol houden, ook in dit nieuwe type proces. Daarnaast vraagt het ook om andere ambtenaren met andere competenties: van beleidsmakers naar procesmanagers. Een andere mentaliteit, andere omgangsvormen en het loslaten van controle en beheersing. Conclusie Als we de bestaande praktijk in de vier Liemerse gemeenten bezien, kunnen we concluderen dat alle vier de gemeenten het interactief werken min of meer als speerpunt van het participatiebeleid hebben gemaakt, maar er geen van alle in slagen geheel te voldoen aan de Participatiewijzer van de Nationale Ombudsman. Alle vier de gemeenten kunnen op zichzelf, als er voldoende geld, tijd en menskracht wordt ingezet, het interactief werken op zodanige wijze organiseren dat aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan. Voor de meeste gemeenten geldt echter dat aan deze randvoorwaarden voor succesvol interactief werken niet kan worden voldaan, omdat de middelen daarvoor ontbreken. Interactief werken is nergens een in de organisatie verankerde werkwijze geworden, waardoor het te veel afhankelijk wordt van de welwillendheid van een beleidsmedewerker of het opgepakt wordt. Door bestuur en management wordt er niet echt op gestuurd. De vraag is of de gemeente of gemeenten in het opgeschaalde niveau er wel in slagen om aan de aanbevelingen van de Nationale Ombudsman te voldoen. Het is niet per se een schaalprobleem. Maar de verwachting is wel dat het bij een grotere schaalgrootte eenvoudiger als een standaardwerkwijze te verankeren is. Dat heeft vooral te maken met het feit dat een dergelijk systeem van werken gemakkelijker in de ambtelijke organisatie kan worden geïmplementeerd. Eén of twee medewerkers kunnen worden vrijgemaakt om dergelijke processen te begeleiden, terwijl in de huidige situatie beleidsmedewerkers het ‘erbij moeten doen’. Ook een communicatieafdeling is in een grotere gemeente er beter voor toegerust om die processen te ondersteunen. De verwachting is dat dit in de schaal van een gemeente van 80.000 inwoners nog beter te doen is dan in de schaal van een gemeente van 40.000 inwoners. Die verwachting is mede ingegeven door het feit dat de huidige gemeenten Duiven en Zevenaar, die de schaal van 40.000 al enigszins benaderen, er tot op heden ook niet in slagen om interactief werken op een goede wijze vorm te geven. Belangrijker is nog dat de praktijk laat zien dat het bestuur van een heringedeelde gemeente bewust aandacht besteedt aan de betrokkenheid van burgers. Interactief werken wordt doorgaans een speerpunt in het gemeentelijk beleid. Als gevolg daarvan gaat de feitelijke betrokkenheid van burgers, verenigingen, instellingen en bedrijven eerder vooruit dan achteruit. 50 5. Bevindingen spoor Bestuurskracht en Kwetsbaarheid Bestuurskracht is de mate waarin een gemeente in staat is om haar taken uit te voeren en haar doelen te bereiken. De bestuurskracht wordt bepaald door de kracht van de bestuurders en de bestuursorganen, de kracht van de organisatie en de kracht van het maatschappelijke netwerk rond bepaalde opgaven. Wij hebben dit uitgewerkt voor een viertal beleidsterreinen. Deze terreinen zijn bewust gekozen omdat ze vaak worden genoemd in discussies over bestuurskracht. De effecten van herindeling op bestuurskracht zouden dus zeker op deze terreinen zichtbaar moeten worden. Het gaat om: de taken rond vergunningverlening en handhaving, de decentralisaties sociaal domein, het ruimtelijk-economisch beleid en de klantdienstverlening. Vraagstelling volgens onderzoeksopdracht Bestuurskracht Kracht van het bestuur (in de regio): Leiden de scenario’s tot voldoende bestuurs- en bestuurderskracht om de opgaven van gemeente(n) nu en in de toekomst te realiseren, zowel in de eigen gemeente(n) en in stadsregionaal verband als in de ‘regio Arnhem’ en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere? Kwaliteit van de dienstverlening6 : Kunnen/kan de gemeente(n) in de scenario’s zorgen dat wij onze inwoners, bedrijven en instellingen een goed niveau van dienstverlening kunnen bieden tegen aanvaardbare kosten en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere? Organisatie Kwetsbaarheid van de organisaties: Leiden de scenario’s tot (een) voldoende robuuste organisatie(s) die de taken zowel strategisch als operationeel uit kunnen (kan) voeren op adequaat niveau, nu en in de toekomst, en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere? Achtereenvolgende beschrijven we de volgende cases: 1. KCC/ Dienstverlening 2. Decentralisaties 3. Ruimtelijk economisch beleid 1. KCC/ Dienstverlening Veel gemeenten, en zo ook de Liemerse gemeenten, willen een kwaliteitsslag in hun dienstverlening realiseren. Hierbij sluiten ze aan bij de landelijk geschetste doelstellingen. Kern van deze doelstellingen: transparantie, eenmalige uitvraag van 6 Dienstverlening is een veelomvattend begrip. In engere zin wordt dienstverlening gezien als de voorkant van de gemeente – de contactafhandeling met burgers, instellingen en ondernemingen via balie, telefoon, post en internet. Ook worden in deze zin vaak de activiteiten bedoeld die traditioneel door de afdeling Burgerzaken worden uitgevoerd, zoals het verlenen van paspoorten en rijbewijzen. In ruimere zin gaat het om alle processen van voor tot achter, zoals het beheren van de burgerlijke stand, de sociale voorziening en het ontwikkelen van de gemeentelijke ruimte en economie. Dienstverlening wordt in dit onderzoek breed bedoeld; alle beleidsactiviteiten van de gemeente vallen hieronder. Als bedoeld wordt de dienstverlening in engere zin, is dat ook zo aangeduid. 51 gegevens, dienstverlening ingericht vanuit de logica van de klant en in één keer het juiste antwoord. Deze doelstellingen zijn opgeschreven in het concept Antwoord©. Klanten komen op verschillende manieren binnen bij de gemeente: via het loket, de website, e-mail, post, telefoon en sociale media. Streven is om de klant eenzelfde antwoord en eenzelfde behandeling te geven, ongeacht het kanaal dat hij kiest. Uit ervaringen van gemeenten die het Antwoord©-concept al hebben neergezet blijkt dat er na een periode van investeren structurele kostenbesparingen zijn te realiseren. Via het Antwoord©-concept wordt het voor gemeenten mogelijk om de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren tegen lagere kosten. Deze besparingen kunnen worden gerealiseerd door slimme integratie van techniek, verminderen van het aantal klantcontacten door bij het eerste contact gelijk het juiste antwoord te kunnen geven, kanaalsturing en efficiënter inzetten van personele capaciteit. Het slim uitrusten van een frontoffice zorgt voor ontlasting van de backoffice. Specialisten (veelal hogere betaalde functies binnen gemeenten) hoeven zich steeds minder bezig te houden met informatie en statusverstrekking, waardoor de kosten per klantcontact afnemen. Het is hierdoor niet voor niets dat ook de Liemerse gemeenten het Antwoord©concept hebben omarmd. Huidige individuele ambities Het Antwoord©-concept beschrijft vijf fasen van ontwikkeling. Elke gemeente heeft zijn eigen visie op dienstverlening geformuleerd. Met het vaststellen van deze visie heeft elke raad aangegeven wat voor hen het aanvaardbare niveau van dienstverlening is. De Liemerse gemeenten omarmen alle vier de uitgangpunten zoals weergegeven in Antwoord©, maar geven hier op eigen wijze invulling aan. De individuele ambities liggen niet ver uit elkaar. Elke gemeente wil zich naar fase 3 van Antwoord© ontwikkelen, met elementen van fase 4. Huidige ervaringen bij realisatie van deze ambities Hoewel de ambities niet veel van elkaar verschillen, constateren we dat we elkaar nog (te) weinig opzoeken en gezamenlijk optrekken in de ontwikkeling. Het afstemmen van deze ontwikkeling blijkt toch wel lastig. Elk bestuur wil net even wat andere accenten op verschillende momenten. Dit maakt feitelijk gelijktijdig optrekken lastig. We zijn het wiel veelal vier keer opnieuw aan het uitvinden. Het neerzetten van de nieuwe wijze van dienstverlening wordt door alle gemeenten als complex en omvangrijk ervaren. Realisatie van fase 3 van het Antwoord©concept betekent investeren in systemen, werkwijzen en veranderen van klantbeeld. Je praat naast het implementeren en koppelen van techniek ook over een organisatieveranderingstraject. De gemeenten hebben beperkte ontwikkelformatie en ontwikkelbudgetten beschikbaar. Hoewel iedereen vooruit wil in de dienstverlening, blijft de winkel gewoon open. De applicaties voor front- en midoffice worden (op termijn) op Liemerse schaal hetzelfde, maar zullen in de huidige situatie viermaal geïmplementeerd moeten worden. Deze implementaties zijn complex en tijdrovend. Momenteel loopt een gezamenlijke aanbesteding voor de aanschaf van deze fronten midofficecomponenten. De deelnemers geven aan dat dit traject, ondanks een positieve instelling van elke gemeente, in de huidige samenwerkingsvorm veel afstemmingstijd kost, voordat besluiten genomen worden. Iedere gemeente moet 52 zaken toch weer even intern bespreken en elke gemeente heeft toch weer een eigen mening die naar voren gebracht moet worden. De KCC-ontwikkeling is iets van de hele organisatie en vraagt om cultuuraanpassing. Alle medewerkers zullen moeten groeien in klantbesef. Dit kost tijd. Om het KCC goed te laten functioneren is het belangrijk dat de ontwikkelingen op het gebied van dienstverlening over drie pijlers (ICT & informatie, organisatie en Dienstverleningsconcept (DVC) /visie) gelijk optrekken. Er zijn meer ontwikkelingen die op gemeenten afkomen dan sec alleen dienstverlening (denk aan de decentralisaties en trajecten als kwaliteitscriteria VTH). Wettelijke ontwikkelingen krijgen vaak voorrang in prioritering of urgentie boven de lokale ambities. Alle gemeenten ervaren op dit moment kwetsbaarheid. Elke gemeente heeft moeite om de loketten (+ TIP) voldoende bemenst te krijgen (vraagt strakke planning/inroostering). Daarnaast is een specialisme vaak bemenst door één persoon. Dit komt de continuïteit en de mogelijkheden voor ontwikkeling niet ten goede. Wat zal er gebeuren met de kwaliteit van dienstverlening in de Liemers in geval van herindeling(en)? De gezamenlijke ambitie Tijdens de werkateliers hebben Liemerse collega’s onderzocht of er in de Liemers winstpunten te behalen zijn als de gemeenten zouden herindelen. De groep medewerkers bestond uit leidinggevenden Publiekszaken en hun teamleiders. De groep is in hun dagelijks werk nauw betrokken bij de ontwikkeling van dienstverlening en heeft op basis van hun deskundige oordeel geschetst hoe de toekomst eruit zou kunnen zien in het geval van herindeling. Hierbij is concreter ingezoomd op de onderwerpen Ontwikkelkracht en KCC. De professionals geven aan dat de gezamenlijke ambitie na een herindeling nog steeds gevonden kan worden in realisatie van fase 3 met elementen van fase 4 van het Antwoord©-concept. Men ziet voordelen, omdat de huidige ontwikkeling minder vaak geïmplementeerd hoeft te worden dan in de huidige situatie. In deze ambitie wordt zwaar ingezet op de ontwikkeling van één centraal KCC, dat alle kanalen op eenduidige wijze afhandelt. Er vindt kanaalsturing plaats, waarbij digitale dienstverlening (via de website) de voorkeur heeft boven het telefoniekanaal en het fysieke loket. Steeds minder zal het fysieke loket hoeven te worden bezocht. Dit fysieke loket wordt vanaf één locatie in de gemeente aangeboden. Binnen dit fysieke loket wordt zo veel mogelijk op afspraak gewerkt. De vrije inloop zal beperkt worden tot één of enkele momenten per week. Hierdoor kan de benodigde personele inzet zo efficiënt mogelijk zijn en krijgt de klant direct de deskundigheid vanuit de organisatie aangeboden waarop hij recht heeft. Tegelijkertijd kan juist door efficiënte inzet van personeel maatwerk worden geboden (bijvoorbeeld bezoek aan huis of aan een verpleeghuis), voor die inwoners die dit nodig hebben. Er is sprake van één backoffice, het liefst ook op één locatie. Dienstverlening is iets van de gehele organisatie en niet alleen van het KCC. 53 Naar het oordeel van de professionals is het niet effectief en efficiënt om één KCC neer te zetten voor vier verschillende organisaties. Het is bijna ondoenlijk om vanuit een dergelijk KCC goede dienstverlening te bieden als je daarachter te maken hebt met vier verschillende organisaties, met vier verschillende werkwijzen en culturen. De belangrijkste winstpunten van het kunnen neerzetten van dienstverlening op een schaal van 80.000 inwoners De medewerkers noemen als belangrijk winstpunt dat het wiel dan nog maar één keer uitgevonden hoeft te worden ten opzichte van vier keer nu. Je kunt in één keer systemen en processen inrichten en je hoeft systemen nog maar één keer te beheren. Ook zal er één backoffice ontstaan waarop aangesloten wordt. Dit is voor één organisatie gemakkelijker dan wanneer dit voor meerdere gemeenten apart moet worden gedaan. De kwetsbaarheid zal afnemen en de onderlinge vervangbaarheid neemt toe. Er zullen meer mensen zijn die inzetbaar zijn voor dezelfde werkzaamheden. In plaats van de huidige eenpitters zullen er specialismen ontstaan. Meerdere collega’s die hetzelfde werk doen, die ervaringen uit kunnen wisselen en die meer expertise zullen ontwikkelen, omdat ze bepaalde aanvragen vaker voorbij zien komen. Je hebt meer mogelijkheden om mensen het werk te laten doen waar ze goed in zijn. Deze vermindering van de kwetsbaarheid heeft een positief effect op de kwaliteit van de dienstverlening. In de variant 4/1 ontstaat de meeste ruimte om het KCC naar eigen keuze in te richten en te ontwikkelen. Je zou door het anders inzetten van je medewerkers een medewerker een coachende rol kunnen geven die continu bezig is met (het verbeteren van) kwaliteit van dienstverlening, die ter plaatse medewerkers begeleidt en tips geeft. Kortom: de ontwikkelkracht en het lerend vermogen van het KCC wordt groter. Uitgaande van de huidige personele omvang kan de gemeente zich sneller ontwikkelen tot het gewenste ambitieniveau en zal de kwaliteit van dienstverlening toenemen. In termen van duurzaamheid ontstaat er een robuuste organisatie. Wat doet een herindeling met de ontwikkelkracht (bestuurskracht)? Op dit moment hebben de afzonderlijke gemeenten de volgende formatie beschikbaar voor ontwikkeling: Duiven 0,3 fte, Rijnwaarden: 0,5 fte, Westervoort 1 fte en Zevenaar 0,5 fte. Elke gemeente geeft aan dat het met de huidige ontwikkelformatie niet of nauwelijks te doen is om de beoogde ambitie lokaal te realiseren. In gezamenlijkheid hebben de gemeenten (situatie 80.000 inwoners) 2,3 fte ontwikkelcapaciteit beschikbaar. Om de dienstverlening in elkaar te vlechten geeft de ateliergroep aan dat deze formatie niet voldoende is. Er moeten veel zaken uitgewerkt en opgezet worden: herijken van het dienstverleningsconcept voor de nieuwe organisatie, inrichten website, kennisbank vullen, procesharmonisatie, uitvoering organiseren et cetera. Vanuit iedere gemeente is er iemand nodig in verband met cultuur, kennis, processen. De eerste twee tot drie jaar zal er aanvullende ontwikkelformatie nodig zijn (3,5 fte extra) om deze slag te kunnen maken. 54 In deze situatie is het voordelig dat de systemen slechts eenmaal hoeven te worden ingericht en nieuwe activiteiten slechts een keer hoeven te worden ontwikkeld. Er gaat geen wrijvingsenergie verloren, doordat er geen afstemming tussen en besluitvorming door meerdere organisaties plaats hoeft te vinden. Om ontwikkelingen te kunnen blijven volgen en om de dienstverlening op peil te kunnen houden, kan men wel volstaan met de huidige beschikbare formatie. Als er één KCC ontwikkeld zou kunnen worden voor meerdere gemeenten, zou de benodigde inzet meer dan evenredig afnemen. Op dit moment zijn er per kanaal vier steeds iets anders ingerichte toegangen. Ook zijn er vier backoffices met afwijkend georganiseerde afdelingen, met steeds andere werkprocessen en zaaksystemen. Dat zijn per kanaal vier combinaties, dus 3 x 4. Per combinatie bestaan er andere werkprocessen, zijn er dus specifieke werkafspraken en is er specifieke webcontent. De uitwisselbaarheid van medewerkers is daarmee ook beperkt. In een 2/2herindelingsvariant blijven er 3 x 2 combinaties. In een 4/1-herindeling daalt het aantal combinaties tot 3 x 1. De ontwikkelopgave neemt dus af van twaalf naar zes naar drie combinaties. Blijft er voldoende ontwikkelkracht over bij een herindeling naar twee gemeenten van 40.000 inwoners? In de variant 2/2 neemt de ontwikkelcapaciteit toe ten opzichte van de huidige situatie. Er ontstaan twee gemeenten met 1,3 en respectievelijk 1,6 fte aan huidige ontwikkelcapaciteit. Inclusief de extra capaciteit heeft elke gemeente grofweg 3 fte ontwikkelcapaciteit beschikbaar. Het moge duidelijk zijn dat het ontwikkeltempo wel wat toeneemt ten opzichte van de huidige situatie, maar lager zal liggen dan in een opschaling naar 80.000. De slagkracht zal niet zo groot zijn als in een situatie met 80.000 inwoners, omdat je twee keer je systemen blijft ontwikkelen, vullen en bijhouden. Je blijft het wiel nog twee keer uitvinden. Eén KCC voor een gemeente van 80.000 inwoners versus twee gemeenten van 40.000 inwoners Het zal helder zijn dat het neerzetten van één KCC voor een organisatie het meest efficiënt is. Het KCC zorgt ervoor dat klantvragen ongeacht de kanaalkeuze op uniforme wijze afgehandeld worden. Voor alle kanalen geldt: daar waar systemen ingezet, ontwikkeld of beheerd moeten worden hoeft dit bij een herindeling naar één gemeente slechts op één plaats te gebeuren. Ditzal na een herindeling naar twee gemeenten nog twee keer moeten gebeuren. Daarnaast zullen gemeenten moeten blijven afstemmen, aangezien men wel met dezelfde systemen gaat werken. Naast het ontwikkelen en beheren van systemen zal elk kanaal voldoende (robuust) bemenst moeten zijn. Hieronder zijn de effecten bij de twee varianten per kanaal in het kort beschreven. Deze beschrijvingen illustreren waar het besparingspotentieel zit. Telefonie In de huidige situatie heeft elke gemeente een plek waar de telefoontjes in ontvangst worden genomen. De huidige bezetting in de ochtenden bestaat uit twee of drie medewerkers. In de middagen gaat dit terug naar één of twee medewerkers. Zeker 55 in de middagen is er ‘loze’ tijd. Medewerkers pakken dan vaak andere taken erbij op. De huidige totale ochtendbezetting varieert van acht tot tien medewerkers en die in de middagen van vier tot zes medewerkers. Als er één KCC ontstaat, kan zowel in de ochtenden als in de middagen de bezetting tot de helft worden teruggebracht. Alle binnenkomende telefoontjes worden geconcentreerd op één punt. Dit betekent een effectievere inzet van de medewerkers, doordat de telefoontjes elkaar meer frequent zullen opvolgen. Telefonie kan steeds meer een hoofdtaak in plaats van een gedeelde taak worden. Daarnaast neemt de frequentie van het typen van vragen toe, waardoor medewerkers meer deskundigheid kunnen opbouwen. In het geval van twee telefoonpunten ontstaat er nog steeds een gunstiger situatie dan nu het geval is. Het effect is echter beperkter. Loket Loketten vragen om bemensing. Naarmate er meer bezoeken op afspraak zullen plaatsvinden, is de inzet het meest efficiënt. Ter illustratie het volgende voorbeeld: Daar waar vrije inloop mogelijk is, zijn minimaal twee medewerkers per locatie nodig om acceptabele dienstverlening te kunnen leveren. Als er ook sprake zal zijn van vrije inloop voor alle specialismen, betekent dit een verdubbeling van deze bezetting. Even op een rij: In huidige situatie hebben de vier gemeenten (locaties) bij een vrije inloop in totaal acht tot zestien medewerkers nodig om de dienstverlening te kunnen bieden. Wordt het aantal gemeenten (locaties) teruggebracht tot twee, dan heb je zes tot twaalf medewerkers nodig en in het geval van één gemeente en één locatie kun je volstaan met vier tot zes medewerkers. Digitale dienstverlening via de website Momenteel heeft elke gemeente haar eigen site, met eigen content, een eigen productendienstencatalogus, eigen formulieren enzovoorts. Door bundeling van de content kan het accent van de contentbeheerders verschuiven van beheren naar ontwikkelen. Het digitale kanaal kan versneld ontwikkeld worden, en daarmee krijgt kanaalsturing een positieve impuls. Post Op korte termijn maakt het voor het kanaal post niet veel uit of deze behandeld wordt vanuit een heringedeelde gemeente of niet. Wat wel uitmaakt is de vermindering van beheer in het onderliggende zaaksysteem. Zodra gemeenten erin slagen om gericht te kunnen sturen op het digitale kanaal en de e-formulieren gekoppeld zijn aan het zaaksysteem (aanvraag wordt direct verwerkt als inkomende post en wordt automatisch aangeboden aan behandelende medewerker). zal het kanaal post kleiner worden wat betreft aandeel. Backoffice Een herindeling heeft effecten op de backoffice. In het geval van een herindeling in variant 4/1 zal er één backoffice gevormd moeten worden. Bij het feitelijk samenvoegen van backoffices is het nauwelijks van belang of hier twee of vier organisaties samengevoegd moeten worden. Alle zullen overgaan naar die ene nieuwe gewenste cultuur. De complexiteit van de samenvoeging van backoffices zit hem meer in het aanlooptraject tot de feitelijke samenvoeging. In het geval van een herindeling naar 80.000 inwoners wordt deze stap in één keer gezet. Bij twee 56 herindelingen naast elkaar zal dit traject twee keer naast elkaar (en wie weet ook nog twee keer na elkaar) plaatsvinden. Een impuls in de dienstverlening door middel van goede kanaalsturing, goed vindbare informatie en inzicht in de status van de aanvraag ontlast de backoffice van gemeenten. Door goede informatieontsluiting zal de backoffice ontzien worden. Conclusie Conclusie: Bestuurskracht in relatie tot kwetsbaarheid Gemeenten kunnen zowel in een 2/2- als een 4/1Kwaliteit van de dienstverlening : herindeling positieve effecten verwachten qua ‘Kunnen/kan de gemeente(n) in de ontwikkelkracht en kwaliteit van dienstverlening. scenario’s zorgen dat wij onze De ontwikkelkracht en (mede daardoor) de kwaliteit inwoners, bedrijven en instellingen een van dienstverlening zal beperkt toenemen in variant goed niveau van dienstverlening 2/2. kunnen bieden tegen aanvaardbare Bij variant 4/1 kan aan inwoners, bedrijven en kosten en is in dit opzicht het ene instellingen een goed niveau van dienstverlening scenario te prefereren boven het tegen aanvaardbare kosten worden geboden. andere?’ De herindelingsvariant 4/1 is vanuit dit scenario te prefereren. Gemeenten kunnen zowel in een 2/2- als een 4/1Kwetsbaarheid van de organisaties: herindeling positieve effecten verwachten qua ‘Leiden de scenario’s tot (een) vermindering van kwetsbaarheid. voldoende robuuste organisatie(s) die Echter, alleen in de variant 4/1 leidt dit ook tot een de taken zowel strategisch als voldoende robuuste organisatie op zowel operationeel uit kunnen (kan) voeren strategisch als operationeel niveau. op adequaat niveau, nu en in de toekomst, en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere?’ 2. Decentralisaties In de komende jaren worden budgetten en bevoegdheden op de terreinen jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en participatie integraal bijeengebracht bij de gemeentebesturen. Deze ‘drie decentralisaties’ vormen de grootste ontwikkeling ooit in het gemeentelijke takenpakket. De begroting van gemeenten zal waarschijnlijk met de helft toenemen en de rol van gemeenten in het sociale domein wordt fundamenteel anders. De aard en omvang van deze nieuwe taken is in veel gemeenten aanleiding om te denken over schaalvergroting. In de Kamerbrieven van het kabinet wordt die relatie ook expliciet gelegd: decentralisatie is volgens het kabinet alleen mogelijk naar gemeenten met een schaalomvang van (ongeveer) 100.000. Samenwerkingsconstructies kunnen daarvoor alleen tijdelijk een oplossing bieden. Ook in de Liemers is dit een van de motieven om onderzoek te doen naar de varianten van herindeling. Zelfs als er andere redenen zijn voor dat onderzoek, dan nog is het belangrijk om in kaart te brengen wat de relatie is tussen de decentralisaties en schaalgrootte/herindeling, in het bijzonder in de Liemers. Levert 57 herindeling op dit dossier meer bestuurskracht op? Is dat inderdaad een onmisbare voorwaarde? Wat is hierbij het verschil tussen de varianten 2/2 en 4/1? De Liemerse gemeenten onderzoeken of men door samen te werken onderdelen van de decentralisaties binnen de Liemerse schaal kan behouden of juist kan gaan organiseren. De taken die op Liemerse schaal opgepakt worden, kunnen na een herindeling alsnog opgaan binnen een grote eigen gemeente. Schets van het krachtenveld Transformatie De uitwerking van bestuurskracht voor het domein Decentralisaties laat zien dat de decentralisatie de komende vijf tot tien jaar eerst en vooral een ontwikkelopgave vormen. De filosofie achter de decentralisaties wordt gesteund door de vier gemeenten, maar het vraagt om een grote transformatie in het handelen van gemeenten, zorgaanbieders, bedrijven en burgers. De implementatie van de decentralisaties is deels een vraagstuk van een nieuwe taakverdeling, informatiehuishouding, nieuw beleid en financieel beheer. De inhoud en organisatie van deze punten moet de komende jaren worden uitgedacht. Maar het meest wezenlijk is de rolverandering van alle betrokkenen: dat burgers zelfredzamer worden, hun omgeving meer bijdraagt, bedrijven sociale verantwoordelijkheid nemen, zorgaanbieders integraal vraaggericht gaan werken en gemeenten dit proces gaan regisseren (in plaats van normeren en beheersen). Een dergelijke transformatie ontstaat niet vanzelf, ook niet door gewijzigde wetgeving. Het vraagt heel veel ontwikkelwerk, denkwerk, interactie, onderhandeling en experimenteren. Het is een leerproces voor alle betrokkenen. Individueel, maar grotendeels juist in wisselwerking met andere spelers. Dit vraagt van gemeenten een open houding, tijd en aandacht voor de eigen ontwikkeling en het regisseren van het proces van de gezamenlijke ontwikkeling. Hiervoor is bestuurlijke kracht nodig en ambtelijke capaciteit op het juiste niveau. In het proces van implementatie (invoering in gemeentelijke organisatie) en het proces van transformatie (wijzigende rollen maatschappelijke partijen) is samenwerking van de Liemerse gemeenten zowel een noodzaak als een ballast. Samenwerking is noodzakelijk om de opgave effectief en efficiënt te kunnen oppakken. De huidige samenwerkingsvorm vraagt veel afstemming (ballast). Voor iedere stap is overeenstemming nodig tussen de vier gemeenten en de maatschappelijke partners moeten overleg voeren met vier partijen. Daar komt nog bij dat er altijd (accentverschillen ontstaan, die in extra overleg weer bij elkaar gebracht moeten worden. Om vanuit eenzelfde kader te kunnen werken hebben de Liemerse gemeenten besloten een gezamenlijke kadernotitie op te stellen. Regierol Aan gemeenten is een regierol toegedacht in de werking van het nieuwe stelsel. Dit omdat gemeenten dicht bij de lokale situatie maatwerk kunnen faciliteren en daarbij het publieke belang kunnen inbrengen. De regierol houdt ook in dat gemeenteraden verantwoording kunnen vragen over het verloop en de uitkomsten van de integrale zorg en ondersteuning. 58 Die rol geldt niet alleen straks, nadat de implementatie van de decentralisaties is uitgekristalliseerd, maar zeker ook nu, in de periode waarin het stelsel ontwikkeld wordt en lokaal/ regionaal wordt ingericht. De opzet, invulling en organisatie van het stelsel is in veel opzichten nog in beweging. Basiskeuzes die daarbij nu worden gemaakt zullen de werking en bewegingsruimte straks bepalen. Rond die basiskeuzes is een zoekproces gaande bij alle betrokken partijen. Zorgaanbieders oriënteren zich op hun aandeel in het nieuwe stelsel. Sociale diensten en werkvoorzieningsbedrijven kiezen positie en bieden zich aan om een rol te spelen. Vooral grotere gemeenten mengen zich op dit moment al actief in dit spel op lokaal en regionaal niveau. Iedere partij handelt daarbij vanuit het eigen denkraam. Doorgaans met de beste bedoelingen, maar tegelijk vanuit het streven om de eigen inbreng te behouden of te versterken. Wie nu ideeën ontwikkelt, krijgt het initiatief in de discussie en wordt bepalend voor de inrichting van het stelsel. Wie nu afwacht, zal zich straks moeten voegen in de keuzes die komende periode door anderen worden gemaakt. Om een effectieve rol te spelen in het huidige ontwikkelingsproces is ontwikkelcapaciteit nodig: inhoudelijke expertise, procesvaardigheid en strategisch vermogen. Dit vraagt meer van bestuurders en ambtenaren dan tijdens de normale taakvervulling, zeker in vergelijking met het huidige takenpakket. Opgaven worden vaak naast een bestaand takenpakket opgepakt. Er is, ten minste voor een aantal jaren, extra capaciteit nodig op strategisch, procesmatig en beleidsontwikkelend niveau. Schaalniveaus - Veel van de uitwerking van de decentralisaties is nog onzeker. Dat geeft ook onzekerheid over de gewenste schaalgrootte voor beleid en uitvoering. Het ziet ernaar uit dat zich drie schaalniveaus zullen aftekenen: - Integrale toegang en ondersteuning: Hierbij wordt gedacht aan integrale sociale teams, waarbij een verzorgingsgebied past van ongeveer 11.000 tot 22.000 inwoners. Grotere gemeenten, zoals Arnhem, overwegen hun gebied op dit schaalniveau onder te verdelen. Binnen de Liemers zou ruimte zijn voor vier tot zes van dit soort ‘wijken’, mogelijk (deels) volgens de indeling naar huidige gemeenten. Dit vraagt wel een nieuwe toedeling van expertise vanuit gemeenten en regionale zorginstellingen. Hiermee wordt op dit moment al geëxperimenteerd . - Specialistische zorg: Hoewel er gestreefd wordt naar het aanpakken van hulpvragen zo vroeg mogelijk in de zorgketen, zal er altijd een aandeel specialistische zorg nodig zijn: specialismen die niet binnen de schaal van de integrale sociale teams kunnen worden georganiseerd. In veel gevallen vragen deze specialisaties om (minimaal) de schaal van de regio Arnhem7. Er is immers een behoorlijk groot aantal gevallen nodig om dergelijke specialismen te kunnen onderhouden. 7 De regio Arnhem bestaat uit de volgende gemeenten: Arnhem, Renkum, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Duiven, Westervoort, Rijnwaarden, Zevenaar, Doesburg, Montferland. 59 - Regie en beleid: Ergens tussen de schaalniveaus van specialisten en de directe opvang vindt de sturing plaats op het functioneren van het stelsel. Dit zal gebeuren door het ontwikkelen van processen, normen en protocollen, door best practices, opleiding en intervisie tussen collega’s. Het gaat hierbij niet zozeer om het bepalen van criteria voor verstrekkingen. Het bepalen van die criteria was het domein van beleidsvrijheid in het oude stelsel, waarin gemeenteraden in gemeentelijke regelingen hun accenten konden leggen. De kanteling van het nieuwe stelsel houdt juist in dat er niet meer vooraf ‘rechten’ op bepaalde voorzieningen worden vastgelegd. In plaats daarvan wordt in de context van de concrete situatie één samenhangend zorgplan ontwikkeld, dat per gezin andere voorzieningen kan inhouden. De inhoud van zo’n plan wordt op professioneel niveau in samenspraak met de betrokkenen bepaald. (Uiteraard dient dit ook zorgvuldig en rechtvaardig te gebeuren. Dat zal echter niet meer geborgd worden door rechtsgelijkheid d.m.v. gemeentelijke toekenningscriteria, maar door zorgvuldigheid in het proces, protocollen en de kwalificaties van de professionals.) Het nieuwe stelsel zal meer maatwerk inhouden dan ooit tevoren, maar dat maatwerk bestaat niet meer uit een verordening per gemeente. Maatwerk zal op een lager schaalniveau plaatsvinden. Het betekent afstemming op het concrete gezin en haar omgeving, in buurt, familie, werk, school of vereniging. Gemeenteraden zullen dus veel minder kunnen sturen via gemeentelijke regelingen en criteria. Daarvoor in de plaats komt sturing op de uitgangspunten van de organisatie en het proces van omgaan met cliënten en maatschappelijke problemen. Naast kaderstelling vooraf krijgt de verantwoordingsrol een veel grotere betekenis: gemeenteraden dienen verantwoording te vragen aan de nieuwe uitvoeringsorganisaties en hebben die taak vanuit hun budgetrecht en het vertegenwoordigen van het publieke belang. Door te debatteren over de uitvoeringspraktijk zullen gemeenteraden mede richting geven aan de ontwikkeling daarvan. Het schaalniveau waarop deze nieuwe sturing van ‘regie en beleid’ zal plaatsvinden is op dit moment nog open. Het ziet ernaar uit dat de bepalende beslissingen genomen zullen worden in het eerste kwartaal van 2014. Enerzijds is er een neiging om hiervoor aan het schaalniveau van specialisten te denken. Voordeel daarvan zou zijn dat de regie plaatsvindt op het hoogste schaalniveau binnen het regionale stelsel. In onze regio zou dit betekenen dat de regie komt te liggen bij een intergemeentelijk verband op de schaal van de regio Arnhem (waarschijnlijk in een WGR-constructie). Qua uitvoeringsorganisatie kan dan gedacht worden aan een samensmelting van het SW-bedrijf Presikhaaf en de Arnhemse Sociale Dienst. Een initiatief in deze richting is al in gang gezet door Presikhaaf en de gemeente Arnhem. 60 De Liemerse Sociale Dienst zou daar in dit scenario in opgaan. In ieder geval zal de sturingskracht van Liemerse gemeenteraden veel geringer zijn dan binnen de huidige Wmo. Het zal eerder vergelijkbaar zijn met de huidige sturing op het SWbedrijf Presikhaaf. Anderzijds ligt het voor de hand om beleid juist te ontwikkelen op Liemerse schaal en de uitvoering op wijkniveau te organiseren. Er is juist behoefte aan onderlinge leerprocessen, uitwisseling en het delen van financiële onevenwichtigheden. In de huidige fase van ontwikkeling ligt nog wel de optie open om de regie onder te brengen op het schaalniveau van subregio’s binnen de regio Arnhem. De Liemers zou daarvoor in principe een geschikt schaalniveau vormen, dicht bij de door het kabinet wenselijk geachte schaal. De omvang van de budgetten, het aantal professionals en het aantal sociale teams biedt voldoende ruimte om een stevige regiefunctie in te richten. Voor regionale zorgaanbieders zou op dit schaalniveau een volwaardige partner en tegenspeler ontstaan. De directe aansluiting op maatschappelijke verbanden en werkgeversorganisaties binnen de Liemers zou zelfs een belangrijk pluspunt kunnen zijn, zeker op het onderdeel begeleiding naar werk. Het organiseren van dit schaalniveau is in principe niet afhankelijk van een herindeling. Het zou ook kunnen door het bundelen van bestuurskracht in samenwerking. Uit het huidige procesverloop blijkt wel dat de samenwerking van de vier Liemerse gemeenten op dit moment niet voldoende snelheid, denkkracht en eensgezindheid oplevert om een strategische rol van betekenis te spelen. De inschatting van betrokken medewerkers d.d. 31 oktober 2013 was dat het momentum om de bovengenoemde discussie te voeren voorbij zou gaan als de Liemerse gemeenten er niet in slaagden om als één gezamenlijke speler te gaan opereren. Tijdens het 2e atelier d.d. 3 december 2013 is het op ambtelijk niveau gelukt om een gezamenlijke kadernotitie op te leveren. In deze kadernotitie staat vermeld dat de Liemerse gemeenten ervoor kiezen om op Liemerse schaal samen te werken. ‘….Beslispunt 10 Samenwerken in de Liemers In te stemmen met een voorstel om de samenwerking in de Liemers efficiënter en effectiever uit te werken. Deze samenwerking wordt bevorderd. Samenwerken kan alleen slagen als er gekozen wordt voor één beleid, één ambitie, één kader, één richting. Hierin zit ruimte voor lokale uitvoeringsaccenten.’ Op 10 december hebben de college ingestemd met het voorstel. Hierbij moet opgemerkt worden dat er uit één gemeente ondanks uitgebreide ambtelijke afstemming, voorgesteld is om de tekst op een paar onderdelen alsnog aan te passen. In januari/februari februari zullen de raden zich over deze kadernotitie uitspreken. 61 Binnen het herindelingsonderzoek is deze casus wel een treffend voorbeeld op het thema bestuurskracht. Een majeure ontwikkeling, als de decentralisaties (of in het verleden een groeikerntaak) vragen om strategisch vermogen op een niveau dat zich kan meten met dat van de grote stad, de stadsregio, de provincies en departementen of, buiten de overheidskolom, grootschalige bedrijven en non-profitinstellingen. Een voordeel van gemeenten op een schaal van 80.000 inwoners is dat zij in hun staf en management een dergelijk vermogen steeds voorhanden zullen hebben. Kleinere gemeenten zullen heel alert moeten zijn om dit soort situaties snel te herkennen, zodat ze een dergelijke capaciteit in projectvorm kunnen mobiliseren, eventueel in samenwerking en/of door externe inhuur. De praktijk van deze casus laat zien dat de Liemerse gemeenten op dit moment minder snel (kunnen) handelen dan partners in de omgeving. De Liemerse visie is nog in ontwikkeling, terwijl de centrumgemeente al de toon zet. In de kadernotitie zoals nu is vastgesteld door de colleges wordt een beroep gedaan op één beleid, een ambitie enzovoort (beslispunt 10). Deze notitie laat echter toch weer ruimte voor eigen handelen en accenten. Vermoedelijk gaat in de uitwerking straks weer heel veel afstemmingsenergie zitten. In de loop van dit jaar is gebleken dat het de grootste moeite kost om extra capaciteit voor deze ontwikkeltaak in te zetten of vrij te maken. Per organisatie werkt er zo’n 1,5 fte aan deze enorme opgave. Voor een ontwikkeling die de helft van de begrotingsomvang zal betreffen is dat niet in proportie. Ondanks de beperkte ontwikkelcapaciteit zijn de kleinere gemeenten wel goed in staat om op goede wijze dwarsverbanden tussen de decentralisaties aan te brengen, iets wat voor ‘het grote Arnhem’ lastig blijkt (wat een illustratie is van het soort schaalnadelen van gemeenten boven de 100.000 inwoners). Uitwerking scenario Liemerse bestuurskracht In onze regio wordt de ontwikkeling bepaald door (regionale) zorgaanbieders, het werkvoorzieningsschap (Presikhaaf), het regionale bedrijfsleven (Liemers en Stadsregio), de sociale diensten in het gebied (Arnhem en de Liemers) en de gemeentebesturen. Bij het toetsen van de bestuurskracht in dit domein komt naar voren dat de Liemerse gemeenten in dit veld relatief op achterstand staan. De vier gemeenten hebben verhoudingsgewijs weinig ontwikkelcapaciteit (zo’n 1,5 fte per gemeente en 0,75 fte bij de RSD) beschikbaar gemaakt. De beleidsmatige oriëntatie is nog primair gericht op het lokale. Er vindt wel afstemming tussen de gemeenten plaats, maar dat verloopt traag. Er is een variantennotitie ‘Invulling geven aan de Participatiewet’ opgeleverd (bureau RADAR), maar daarover is nog geen besluit genomen. Met de Sociale Dienst de Liemers beschikken de gemeenten over een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie in dit domein, maar er is geen gezamenlijke strategie voor het 62 positioneren van deze dienst in de toekomstige ontwikkeling. De beleidsmatige afstemming tussen de Liemers is volgens betrokkenen nog meer gericht op de onderlinge verschillen dan op de gezamenlijke strategie. Dit wordt gezien als een illustratie van het soort bestuurskracht dat we op dit moment nog missen. De Liemers blijft achter in slagkracht, zeker in vergelijking tot de stadsregio en de Arnhemse organisaties. Laatstgenoemde partijen hebben op dit moment het initiatief in de visieontwikkeling en organisatorische denkbeelden. Kansen die er op Liemerse schaal zouden kunnen zijn, blijven daardoor relatief onderbelicht en gaan mogelijk voorbij. Tijdens het tweede werkateliers is er een doorkijk gemaakt naar één Liemerse uitvoeringsorganisatie. Liggen hier kansen voor de Liemers om de bestuurskracht te vergroten? Schets van één Liemerse uitvoeringsorganisatie als voorbeeld van bestuurskracht in de Liemers Tijdens de werkateliers is door de deelnemers gesproken over een schets hoe het sociaal domein in de Liemers georganiseerd zou kunnen zijn. Deze beschrijving is ook weergegeven in de Kadernotitie Samenwerken aan de Samenleving ‘…Liemers: één toegang tot het hele sociale domein Wij voeren deze transformatie door omdat wij daarmee omdat wij de inwoners die ondersteuning nodig hebben een grote dienst willen bewijzen: overzichtelijkheid dicht bij huis. De Liemerse gemeenten kiezen voor een integrale aanpak met één toegang tot het hele sociale domein. Binnen de afzonderlijke gemeenten blijft de mogelijkheid bestaan om straks bij de Uitvoering de weg naar dit ideaalbeeld met lokale mogelijkheden in te vullen. Maar ook de praktische invulling blijft een verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten, mits het Liemerse principe van één toegang voor het gehele sociale domein niet wordt aangetast. De gemeenten in de Liemers kiezen voor één (integraal) sociaal team per gemeenschap van +/11.000-22.000 inwoners. Binnen de Liemers geeft dit ruimte voor 4-6 sociale teams. Het sociaal team is in ons beeld een eenheid, waarin mensen werken die een brede kijken hebben op het sociaal domein. Zij zijn lokaal zeer goed ingevoerd met de kennis en mogelijkheden die er o.a. binnen de mantelzorg en algemene voorzieningen is. Zij zijn erop getraind om mensen op het spoort te zetten van het (her)organiseren van hun eigen leven met her en der een steuntje in de rug. Vervolgens zijn door de deelnemers effecten besproken van de herindelingsvarianten 4/1 en 2/2. Effecten van herindeling in variant 4/1 De deelnemers aan de werkateliers hebben voordelen van de 4/1-variant in beeld gebracht. Ze hebben dit gedaan vanuit de perspectief van de Liemerse inwoners en vanuit organisatorisch perspectief. 63 Voor de inwoners heeft het de volgende winstpunten als er heringedeeld wordt in variant 4/1: - De kwaliteit van het aanbod is beter. - Inwoners kunnen sneller geholpen worden. - Er kunnen meer specialismen aangeboden worden in de eigen omgeving. Winstpunten vanuit organisatie perspectief: - De organisatie kan door meer massa sneller reageren op nieuwe ontwikkelingen. - Er ontstaat massa om afspraken te maken met zorgverzekeraars. - Je hebt voldoende massa om specialismen in de 1e lijn op Liemerse schaal te organiseren (bijv. adhd, beschut werken/dagbesteding;). - Je hebt inkoopvoordeel (massa is kassa). - De (zorg)woningbehoefte/aanbod kan beter afgestemd worden. - Onderlinge concurrentie verdwijnt. - De opdrachtgeversrol kan goed belegd worden. - De gemeente zal goed in staat zijn om ook de digitale toegang goed te regelen. Collega’s noemen in deze context de kreet ‘Groot in denken, klein in doen’. In het geval van herindeling in variant 2/2 zullen genoemde voordelen zich in mindere mate voordoen. De twee gemeenten die ontstaan zullen, gelet op de omvang van de opgaven, moeten blijven samenwerken en dus afstemmen (zowel ambtelijk als bestuurlijk). In de situatie 2/2 blijf je te klein (minder slagkracht, meer kwetsbaar, minder kwaliteit). Conclusie: Bestuurskracht in relatie tot kwetsbaarheid Kracht van het bestuur (in de regio): In variant 4/1 zal er een gemeente ontstaan die wel degelijk een substantiële partner wordt in de regio Leiden de scenario’s tot voldoende Arnhem-Noord (de gemeente vertegenwoordigt dan bestuurs- en bestuurderskracht om de 80.000 van de 320.000 inwoners in dit gebied). Bij opgaven van gemeente(n) nu en in de de massa die deze schaal met zich meebrengt, telt toekomst te realiseren, zowel in de de gemeente ook mee voor zorgaanbieders. eigen gemeente(n) en in Er zal sprake zijn van één beleid, één regie. Er Stadsregionaal verband als in de ‘regio ontstaat een bestuurskrachtige gemeente. Arnhem’ en is in dit opzicht het ene In variant 2/2 is dit effect nauwelijks aanwezig. Er scenario te prefereren boven het blijft inzet ‘wegglijden’ doordat noodzakelijkerwijs andere? met elkaar afgestemd moet blijven worden. Kwetsbaarheid van de organisaties: In variant 2/2 ontstaat er geen robuuste organisatie. In variant 4/1 ontstaat er wel een robuuste ‘Leiden de scenario’s tot (een) organisatie. voldoende robuuste organisatie(s) die Vanuit zowel de inwoners als de organisatie is de taken zowel strategisch als operationeel kunnen (kan) uitvoeren op scenario 4/1 te prefereren. adequaat niveau, nu en in de toekomst, en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere?” 64 3. Ruimtelijk economisch beleid Huidige samenwerking De ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Liemers is nauwelijks lokaal te beschouwen. Deze wordt grotendeels bepaald door de dynamiek rondom Arnhem, de stadsregio of nog grotere verbanden. Bij dit laatste kan gedacht worden aan de economische relatie tussen de Randstad en het Ruhrgebied, die van grote invloed is op de dynamiek in de A12-zone. Ook de recreatie en de vrijetijdseconomie rond de grootschalige detailhandel in Nieuwgraaf hebben een boven-Liemerse schaal. De afgelopen decennia heeft dit geleid tot onderlinge concurrentie binnen de Liemers, met name tussen Zevenaar en Duiven. In de markt kan concurrentie stimulerend werken voor kwaliteit en innovatie, maar het leidt ook tot winnaars en verliezers. Tussen overheden leidt concurrentie vaak tot een overaanbod, hetgeen ook in de Liemers aanwijsbaar is in de ontwikkeling van grootwinkellocaties, bedrijventerreinen en woningbouwlocaties. De individuele gemeenten proberen aan de betere kant van zo’n concurrentieslag te blijven. De laatste jaren lijkt Duiven hierbij in het voordeel, zowel in de markt als in het provinciale/ stadsregionale beleid. Sprekend voorbeeld daarvan is de recente erkenning van Nieuwgraaf als (boven)regionale grootwinkelconcentratie. Op langere termijn is voorzienbaar dat de economische ontwikkeling zich uiteindelijk ook verder oostwaarts langs de A12 zal gaan ontwikkelen, zeker na de doortrekking van de A15. Het is daarom heel wel denkbaar dat in volgende decennia juist op Zevenaars grondgebied de beste ontwikkelkansen gaan ontstaan. Intussen leidt een overaanbod per saldo tot verliezen, die hoe dan ook op de belastingbetaler verhaald moeten worden. Een gecoördineerde, niet-concurrerende programmering biedt strategische voordelen voor de gezamenlijkheid, zowel in perioden van economische voorspoed als wanneer (zoals nu) neerwaartse bijstellingen nodig zijn. De gemeenten zelf hebben tal van documenten/beleidsnotities. Deze notities zijn veelal vanuit individueel perspectief ontwikkeld. Er vindt op dit moment geen gecoördineerde ontwikkelingsstrategie plaats tussen de gemeenten. Niet tegenover marktpartijen (hoewel er onderling geen prijzenslag plaatsvindt) en niet in het optreden naar provincie en/of stadsregio. De Liemerse bestuurders stemmen hun inbreng normaal gesproken niet van tevoren af (resultaat spoor regie). Daarnaast is gebleken dat alle vier de bestaande gemeenten slechts zeer beperkt capaciteit beschikbaar hebben voor economisch ontwikkelingsbeleid. Ieder voor zich minder dan 1,6 fte en opgeteld nog geen 3,5 fte. Het merendeel van die capaciteit gaat bovendien op aan de rol van bedrijfscontactfunctionaris. Dat is een waardevolle rol in de gemeentelijke dienstverlening, maar het is geen rechtstreekse bijdrage aan de economische ontwikkelingsstrategie. Volgens de betrokken medewerkers zou een gezamenlijke aanpak een stevige impuls kunnen betekenen, met name rond de recreatieve en vrijetijdseconomie waarvoor in de Liemers met jaarlijks meer dan 4 miljoen dagbezoekers grote kansen liggen. 65 Verkenning van het gebied in variant 4/1 Ambtenaren vanuit de vakgebieden hebben tijdens de werkateliers de mogelijkheden verkend van het gebied bij het opgaan in één gemeente. Hieronder wordt per gebied recreatie, woningbouw, landbouw, zorgeconomie, infrastructuur/verkeer, vrijetijd economie en wonen de opbrengsten en resultaten beschreven. Woningbouw/wonen - Belangrijk: aangegeven wordt dat het belangrijk is om ieder dorp zijn eigen identiteit te laten behouden binnen één gemeente, kernenbeleid. Kijkend naar het economische beleid zal er voor bewoners niet veel veranderen. - In het geval van één gemeente kijk je als vanzelf anders aan tegen locatiebeleid: naar het grotere geheel. - De vraag die naar voren komt is wat het perspectief is voor het wonen in de dorpen wanneer er sprake is van één gemeente. Enerzijds wordt aangegeven dat het samengaan kansen biedt op woongebied, anderzijds is de vergrijzing een risico. Er zal gekeken moeten worden naar welke mensen je wilt aantrekken om bedrijventerreinen (werkgelegenheid) te behouden. - Cultuurhistorisch erfgoed: wanneer je één gemeente bent, kan er een afweging worden gemaakt wat wel en niet moet worden behouden (bijvoorbeeld twee soortgelijke objecten). Nu willen alle gemeenten het eigen erfgoed vooral behouden. Bij één gemeente is er meer capaciteit en professionaliteit die ingezet kan worden ten behoeve van het behoud van cultureel erfgoed. - Er is een groter draagvlak voor culturele en maatschappelijke voorzieningen, waardoor deze beter in stand gehouden kunnen worden. Het samengaan naar één gemeente biedt hiertoe kansen. Tevens wordt het woonmilieu hierdoor aantrekkelijker. - Bij één gemeente is er één gezamenlijk belang en ben je niet elkaars concurrent. - Eén gemeente leidt tot minder versplintering/versnippering. De onderlinge concurrentie verdwijnt. De neiging om je eigen contingenten veilig te stellen verdwijnt. Bedrijventerreinen - Advies: Maak gebruik van de kracht van bedrijven. Kijk niet direct naar het creëren van nieuwe bedrijventerreinen, maar optimaliseer en revitaliseer de bestaande bedrijventerreinen. - Advies: kijk naar welke relatie bedrijven hebben met betrekking tot de kern waar ze zitten. - Men voorziet geen grote financiële consequenties. Wel ontstaat er in potentie een aantrekkelijker vestigingsklimaat. - Verandering: uitbreidingsmogelijkheden kunnen in een groter gebied worden afgestemd, waarbij de bestaande bedrijventerreinen het uitgangspunt zijn. Qua acquisitie zal er niet veel veranderen. - Wellicht investeert een ontwikkelaar of investeerder in onroerend goed eerder als hij weet dat in de gehele Liemers eerst alleen terrein A wordt ontwikkeld en later pas andere locaties. - Verandering: een veranderend kijken naar functies en logische locatie. 66 - - - Gekeken zal kunnen worden bij het samengaan naar één gemeente naar de herstructurering en segmentering van bedrijven (die werkgelegenheid bieden). Er dient gekeken te worden naar de behoefte aan het aantal hectare grond voor bedrijventerreinen. Fasering wordt dan een afweging voor het gehele gebied. Bij één gemeente: één aanspreekpunt voor bedrijven: één bestuurder. Je gaat een abstractieniveau hoger werken als het gaat om acquisitie, faciliteren en slagkracht en dat biedt meer mogelijkheden. De werkwijze is nu vooral reactief; indien iemand interesse heeft en bij de gemeente komt, wordt de vraag opgepakt. Bij één gemeente komt er ruimte om proactief ontwikkelgericht bezig te zijn, laten zien wat je te bieden hebt. Landbouw - Tussen het beleid van Zevenaar en Duiven zitten geen grote essentiële verschillen. Er is geen afstemming, men stuurt elkaar plannen toe. - In Zevenaar mogen agrarische bedrijven groeien tot 2 hectare en in Duiven tot 1,5 hectare. - Het Broek is een geschikte locatie voor schaalvergroting van agrarische bedrijven. - De benadering van agrarisch gebied zal bij het samengaan naar één gemeente niet wezenlijk veranderen. Gekeken dient te worden naar ‘wat is de vraag uit de sector?’. Zorgeconomie (ziekenhuis) - Door de vergrijzing zal de vraag naar zorg toenemen (o.a. mantelzorg), maar het brengt aan de andere kant ook (extra) werkgelegenheid met zich mee. - Het ziekenhuis is de grootste voorziening met betrekking tot werkgelegenheid. Wanneer er sprake is van één gemeente, heeft dit geen gevolgen ten aanzien van de werkgelegenheid. De overheid daarineen actievere rol innemen met één gemeente. - De zorgvraag neemt toe. Je hebt als één gemeente meer middelen om te faciliteren. - Bij het overgaan naar één gemeente verandert het speelveld ten aanzien van de aansluiting van het openbaar vervoer en parkeergelegenheid. - Er ontstaat een groeimarkt particuliere initiatieven. - Als één gemeente kun je bekijken op welke doelgroep je je richt: op ouderen of meer op jongeren. Dat betekent een bredere afweging wat locatiegericht het meest logisch is. - Momenteel kan niet gezegd worden op welke doelgroep er ingezet moet worden, en wat een positief effect beoogt voor het economische beleid. Infrastructuur/verkeer - De aanleg van een nieuwe bovenregionale infrastructuur biedt kansen voor de ontwikkelingen van de regio. Het gebied wordt aantrekkelijker voor vestigers van buiten. De verbinding met Duitsland wordt beter. Vrijetijdseconomie - Rol van de gemeente moet anders: meer faciliterend. 67 - - - - - Eén Liemerse gemeente heeft grote potenties op het gebied van recreatie. Dit op het gebied van zowel dag- als verblijfsrecreatie. Denk hierbij aan wandelen, fietsen, water, uitgaan, campings en hotels. Publiekstrekkers als Ikea, Macro, Saturn e.d. kunnen dan een veel groter achterland bedienen en hiervoor de economische motor zijn. Via deze publiekstrekkers kunnen mensen worden verleid tot vestiging in het aantrekkelijke achterliggende gebied. Als één gemeente kun je meer mensen binnenhalen en binnenhouden,gebruik makend van de kracht van de deelgebieden. Dit heeft ook gevolgen voor de werkgelegenheid. De slagkracht wordt groter, ook in de regio. Er kan gerichter worden ingespeeld op wat het gebied nog nodig heeft en waar een bedrijf het beste past, bijvoorbee;ld:een wellnesscentre, in het recreatiegebied in Rijnwaarden, en daarvoor een zwaar bedrijf verplaatsen naar de A12-zone. Afstemming is binnen één gemeente gemakkelijker, waardoor het totaalproduct versterkt kan worden. In Tolkamer is reeds een Toeristisch informatiecentrum gevestigd. Eén gemeente biedt de mogelijkheid om meer ontwikkelgericht in te zetten op de vrijetijdseconomie (bijvoorbeeld: meer acquisitie, partijen bij elkaar brengen). Het totale gebied van de Liemers biedt veel mogelijkheden. Algemeen - De organisatie moet zo worden ingericht dat er slagvaardig gehandeld kan worden: korte lijnen en procedures. De realiteit is nu dat we kwetsbaar zijn: indien iemand ziek is, is er geen vervanging. - Welke benodigde mensen: dit ligt aan de gemeente die je wil zijn: met een regierol of een faciliterende rol. Het type gemeente bepaalt de rol en de competenties van medewerkers. De inzet van specialisten wordt groter. - Van belang is om te leren denken vanuit de burger/klant. Je komt tot andere oplossingen door meer vraaggericht te denken en daarnaarte handelen. - Bij één gemeente ontstaat er een groter speelveld. Dan kunnen er bredere afwegingen worden gemaakt tussen de behoefte aan ruimte en de beschikbare ruimte. Binnen het gebied kan een betere afstemming worden gemaakt. Als voorbeeld: Westervoort had bij één Liemerse gemeente waarschijnlijk geen ambachtelijk terrein bij de entree van het dorp aangelegd. Bij één Liemerse gemeente is er ook geen onderlinge concurrentie meer. Zowel Duiven als Zevenaar willen grote winkels binnen hun grondgebied hebben. Elke gemeente wil een eigen basisvoorzieningenniveau. Binnen één Liemerse gemeente is er een groter draagvlak voor voorzieningen binnen de vrijetijdseconomie. Nu wil elke gemeente een bibliotheek, een zwembad, culturele voorzieningen en dergelijke binnen haar grenzen hebben. Bij één gemeente is er een beter financieel draagvlak voor dit soort voorzieningen. 68 Verkenning van het gebied in de variant 2/2 Herindeling Zevenaar/Rijnwaarden Voor een herindeling van Zevenaar en Rijnwaarden zal er een versterking optreden van de gezamenlijke ambities. De huidige individuele ambities vullen elkaar goed aan. Winkelvoorzieningen Recreatie & Toerisme Ontsluiting Gebiedskenmerken Zorgeconomie In dit scenario is het logisch dat Zevenaar het centrale centrum zal zijn. Het kent een kernwinkelgebied met bovenlokale voorzieningen als een theater en een bioscoop. De kernen kunnen uitgerust blijven op basisniveau. De kernen van de gemeente bestaan uit: Giesbeek, Lathum, Angerlo, Babberich, Tolkamer, Lobith en Pannerden. In het noorden en zuiden van het plangebied bevinden zich een aantal recreatieve (knoop)punten. De verbinding tussen deze uiteinden wordt gevormd door het kernwinkelgebied. Bundeling leidt ertoe dat zaken nog beter op elkaar kunnen worden afgestemd en kansen voor het gebied effectiever en efficiënter kunnen worden opgepakt. Niet meer van hetzelfde, maar meer variatie. De belangen die spelen rond de A15, verbreding A12 en nieuwe aansluiting Hengelder kunnen beter voor het voetlicht worden gebracht. Landbouwontwikkeling gebieden met dorpen, Uiterwaarden, Rijnstrangen (recreatief medegebruik). Nieuwe regelgeving, andere vraagstukken en verschillende partijen leiden tot versnippering (risico leegstand). Per gemeente totaalbeeld in het oog houden, en gemeenten onderling afstemmen (voorbeeld: woningbouwprogramma in de Stadsregio) Herindeling Duiven/Westervoort In de huidige situatie wordt er niet samenwerkt op het ruimtelijk-economische beleid. Verkeer/infra Woningbouw Bedrijven Zorg/maatschappelijke voorzieningen Arbeidsmarkt Ontsluiting kern Westervoort. Grotere gemeente wint aan bestuurskracht. Men kan als grotere partij optreden richting de stadsregio of de provincie om problematiek te adresseren. Er ontstaan betere mogelijkheden om kansen en opgaven bij elkaar te brengen. Lokale bedrijven meer naar Westervoort, regionaal in de A12zone. Kansen voor een betere relatie tussen zorg en wonen oftewel betere mogelijkheden voor functiegewijze locatiekeuze. Onderwijs, arbeidsmarktbeleid en economische zaken kunnen bij elkaar gebracht worden. 69 Buitengebied Vrijetijdseconomie Algemeen Samengaan biedt kansen voor structurele aansluiting, verbinding en benutting van het buitengebied. Dit is meer een item voor Westervoort dan voor Duiven. Duiven/Westervoort heeft wat betreft intensieve recreatie niet veel te bieden. Er ligt potentie op het gebied van extensieve recreatie door de ligging aan de rivieren. Duiven heeft grote publiekstrekkers met Ikea, Makro en Van de Valk. Het achterland van deze bedrijven wordt groter en daarmee ook de uitdaging om deze mensen (langer) in het gebied te houden. Voordeel van samengaan is dat je geen concurrent meer bent van elkaar. De kernen Duiven en Westervoort zijn vergelijkbaar. De kernen Groessen en Loo zijn weer anders. De ruimtelijke mogelijkheden in Westervoort zijn beperkt. Hoe zou de gezamenlijke ambitie eruit kunnen zien en welke functies heb je hierbij nodig? Op de gebieden Bedrijventerreinen, Woningbouw, Infrastructuur en Vrijetijdseconomie zijn ambities geformuleerd. Vervolgens is bekeken welke functies nodig zijn om deze ambities te realiseren. Dit uitgaande van scenario 4/1. Bedrijventerrein In zijn algemeenheid gaat het om uitgifte en revitalisering. Ambitie Segmentering Herstructurering mogelijk door juiste bedrijf naar juiste locatie. Kracht van de locatie benutten Kans voor krachtiger en gerichter acquireren Krachtiger partner in combinatie met sterkere concurrent buiten de grenzen (proactief) Arbeidsmarktbeleid gekoppeld aan bestaande en nieuwe bedrijven Functies interngericht (eigen organisatie).Coördinator gericht op proces (onder meer vergunningen, voorzitter Wabo team), 2 fte Extern gericht (ondernemerskwaliteit, klanten binnenhalen, lobbyist) Bedrijfscontactfunctionaris, 2 fte Beleidsmedewerker economische zaken, 1 fte Algemeen Kwaliteitsslag: er ontstaat synergie door deskundigen bij elkaar te zetten. Doorschieteffect: specialisten zitten op de puntkomma. Samenwerking: We trekken al veel samen op. Denk aan de Liemerse economische agenda. Hier zijn speerpunten geformuleerd (scholing, opleiding). 70 Gezond bedrijventerrein: Van belang om jonge mensen naar de Liemers te halen en hier te houden. Dit heeft een directe relatie met de vrijetijdseconomie, het arbeidsmarktbeleid en wonen. Wonen Ambitie Aantrekkelijke woonomgeving, ter versterking van onder andere de arbeidsmarkt Doelgroepenbeleid laten aansluiten bij de kwaliteit/identiteit van de kernen en deze versterken Herstructurering en revitalisering bestaande voorraad koppelen aan doelgroepenbeleid Functies Beleid, verband met ruimtelijke ontwikkeling en zorg noodzakelijk, 2 fte Specialisme, analyses van de markt (bijvoorbeeld: woningmarkt onderzoek, prognose met termijn van tien jaar, daardoor meer zelfsturingen en continuïteit), 1 fte Infra Ambitie Goede bereikbaarheid (fysiek en digitaal) ten behoeve van woonbeleid en bedrijven (denk aan goed openbaar vervoer, goede fietsverbindingen, veiligheid, relatie met Duitsland, recreatief netwerk) Versterken recreatieve routenetwerk Functies Beleid, 2 fte (de eerste periode 3 fte) Scharnierfunctie tussen beleid en uitvoering (bijvoorbeeld een andere wijze van aanbesteding), 2 fte Vrijetijdseconomie Ambitie Meer bestedingen in het gebied de Liemers door toeristen en recreanten (economisch) Subambities Sterker maken funshoppen Benutten water aan de noord- en zuidkant Leefbaarheid gebied (voor passanten en bewoners) Taken/rol overheid Stimuleren werkgelegenheid door: Voorwaarden creëren visie (planologie, ruimte bieden voor ontwikkelingen) Stimuleringsfonds Regiomarketing (bijvoorbeeld ‘De Liemers Helemaal Goed’) Deregulering 71 Functies Strategisch beleid (Ruimtelijke Ontwikkeling/EZ/Recreatie en toerisme), 1 fte Bedrijfscontactfunctionaris, 2 fte (dezelfde personen als bij bedrijven) Marketeer, 1 fte (is een ambassadeur, positioneren van de Liemers) Financieel expert, 1 fte Procesmanager, 2 fte (vertaling van visie naar uitvoering) Conclusie Scenario 2/2 Versterking van de gezamenlijke ambities: deze vullen elkaar aan. Wonen: kansen en opgaven in woningbouwprogramma’s kunnen in beide gemeenten beter bij elkaar gebracht worden. Concurrentie tussen beide gemeenten blijft. Werken: in beide gemeenten ontstaan ruimere mogelijkheden om bestaande bedrijventerreinen te revitaliseren en te optimaliseren. D+W krijgt mogelijkheden om lokaal en (boven) regionaal te scheiden. Z+R heeft beschikking over loswal. Zorgeconomie: betere afstemming is mogelijk door woningbouwprogramma’s op elkaar af te stemmen en zorgaanbieders beter te kunnen sturen, om zo leegstand in wonen/zorg te voorkomen. Infrastructuur: meer interne capaciteit om lokale infrastructurele vraagstukken op te pakken (ontsluiting Westervoort, Rijnwaarden, nieuwe A15, A12). Mogelijk kunnen vraagstukken beter voor het voetlicht worden gebracht bij (hogere) overheden. Vrijetijdseconomie: R+Z krijgt een uitgebreider recreatief routenetwerk, waarbij het noorden en zuiden met elkaar verbonden kunnen worden met de kern Zevenaar als middelpunt. D+W kan inzetten op funshopping. Er ontstaan mogelijkheden om kansen en opgaven bij elkaar te brengen. Formatief zijn er meer mogelijkheden om te specialiseren en ambities te realiseren. Ambities die zijn geformuleerd voor scenario 4/1 zijn niet te realiseren in scenario 2/2. Het ontbreekt dan aan formatie. Voor een aantal grote opgaven in het gebied blijft het een eigen afweging. Scenario 4/1 Wonen: kansen en opgaven in woningbouwprogramma’s kunnen beter bij elkaar worden gebracht. De mogelijkheid ontstaat om interne concurrentie aan te pakken, waardoor de Liemers zich sterker kan profileren naar buiten toe. Werken: door schaalvergroting wordt het haalbaar om revitaliseren, optimaliseren en segmenteren actiever op te pakken. Hiervoor is formatie beschikbaar. Hiernaast is er éen aanspreekpunt en één bestuurder. Zorgeconomie: betere afstemming is mogelijk door woningbouwprogramma’s op elkaar af te stemmen en zorgaanbieders beter te kunnen sturen, om zo leegstand in wonen/zorg te voorkomen. Door een grote diversiteit van locaties is sturing beter mogelijk. Infrastructuur: inzet op regionale goede bereikbaarheid (fysiek en digitaal) ten behoeve van woonbeleid en bedrijven. Meerwaarde ligt in het aanhalen van de relatie met Duitsland, openbaar vervoer, recreatief netwerk. 72 Vrijetijdseconomie: één gemeente kan meer mensen binnenhalen en binnenhouden, door hotelcapaciteit en funshopping (Duiven) en een aantrekkelijk achterland (Zevenaar en Rijnwaarden) binnen één gemeente. Hier kan de toeristische sector van profiteren (waaronder de horeca). Hiernaast is er capaciteit om het onderwerp op de agenda te zetten. Ambities die zijn geformuleerd zijn haalbaar binnen de huidige gezamenlijke, beschikbare formatie. Er komt een eensluidend beleid in het gebied. Er is geen sprake meer van concurrentie, maar het wordt een interne opgave. Hierdoor kan de Liemers zich sterker positioneren. Conclusie: Bestuurskracht in relatie tot kwetsbaarheid Kracht van het bestuur (in de De ruimtelijk-economische ontwikkeling van de regio): Liemers is nauwelijks lokaal te beschouwen. Deze wordt grotendeels bepaald door de dynamiek rondom Leiden de scenario’s tot voldoende Arnhem, de stadsregio, of nog grotere verbanden. bestuurs- en bestuurderskracht om Variant 4/1: Er komt een eensluidend beleid in het de opgaven van gemeente(n) nu en gebied. Er is geen sprake meer van concurrentie, in de toekomst te realiseren, zowel in maar het wordt een interne opgave. Hierdoor kan de de eigen gemeente(n) en in Liemers zich sterker positioneren. Stadsregionaal verband als in de Varianten 2/2: Versterking van de gezamenlijke ‘regio Arnhem’ en is in dit opzicht het ambities: deze vullen elkaar aan. ene scenario te prefereren boven het andere? Kwetsbaarheid van de organisaties: ‘Leiden de scenario’s tot (een) voldoende robuuste organisatie(s) die de taken zowel strategisch als operationeel uit kunnen (kan) voeren op adequaat niveau, nu en in de toekomst, en is in dit opzicht het ene Lokale ambities nu zijn groter dan past bij feitelijk beschikbare middelen (o.a. formatie). Variant 4/1: Ambities die zijn geformuleerd zijn haalbaar binnen de huidige gezamenlijke beschikbare formatie. Variant 2/2: Ambities die zijn geformuleerd voor scenario 4/1 zijn niet te realiseren in scenario 2/2. Het ontbreekt dan aan formatie. scenario te prefereren boven het andere?’ Overall conclusie spoor Bestuurskracht in relatie tot kwetsbaarheid Kracht van het bestuur (in de regio): Leiden de scenario’s tot voldoende bestuurs- en bestuurderskracht om de opgaven van gemeente(n) nu en Het strategisch vermogen (de ontwikkelkracht) neemt in variant 2/2 beperkt toe en in variant 4/1 substantieel toe. In variant 4/1 wordt de Liemers een substantiële partner in de regio. in de toekomst te realiseren, zowel in de eigen gemeente(n) en in Stadsregionaal verband als in de ‘regio Arnhem’ en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere? 73 Kwaliteit van de dienstverlening : Kunnen/kan de gemeente(n) in de scenario’s zorgen dat wij onze inwoners, bedrijven en instellingen een goed niveau van dienstverlening kunnen bieden tegen aanvaardbare kosten en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere? Kwetsbaarheid van de organisaties: ‘Leiden de scenario’s tot (een) voldoende robuuste organisatie(s) die de taken zowel strategisch als operationeel uit kunnen (kan) voeren op adequaat niveau, nu en in de toekomst, en is in dit opzicht het ene scenario te prefereren boven het andere?’ Gemeenten kunnen zowel in een 2/2 als een 4/1 herindeling positieve effecten verwachten qua ontwikkelkracht en kwaliteit van dienstverlening. De ontwikkelkracht en (mede daardoor) kwaliteit van dienstverlening zal beperkt toenemen in variant 2/2. Bij variant 4/1 kan aan inwoners, bedrijven en instellingen een goed niveau van dienstverlening tegen aanvaardbare kosten worden aangeboden. Ambities die in de huidige situatie niet kunnen worden gerealiseerd, kunnen wel worden gerealiseerd. De herindelingsvariant 4/1 is vanuit dit scenario te prefereren. In alle scenario’s vermindert de kwetsbaarheid in het geval van variant 2/2. De organisaties die ontstaan in deze variant blijven onvoldoende robuust. Er blijft afstemmingscapaciteit nodig, omdat samenwerking tussen de twee gemeenten noodzakelijk blijft. Er blijft sprake van concurrentie. In variant 4/1 ontstaat er een veel robuustere organisatie. Door capaciteit te bundelen (en handelingen en overleg verminderen), krijgt kwaliteit van dienstverlening een impuls en kunnen ambities die in de huidige situatie niet kunnen worden gerealiseerd, wel worden gerealiseerd. 74 Bestuurskracht – Regie op verbonden partijen Een belangrijk aandachtspunt bij bestuurskracht is ook de sturing op verbonden partijen. De meeste gemeenten hebben voor de uitoefening van hun taken meerdere extern verbonden partijen ingeschakeld. Er is sprake van een ‘verbonden partij’ als het gaat om een privaatrechtelijk of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft.8 Regie in de huidige situatie De Liemerse gemeenten zijn verbonden aan een groot aantal partijen. De meest in het oog springende zijn: SDL; VGGM; Presikhaaf Bedrijven; Stadsregio ArnhemNijmegen. Daarnaast zijn er onder andere nog: ODRA (omgevingsdienst); Euregio; MRA (milieuregio); Onderwijshuisvesting en Volwasseneducatie; Streekarchivariaat; Liander/Vitens/ Nuon Energy; BNG; RGV (recreatiebedrijf). Om sturing te houden op de meest in het oog springende verbonden partijen hebben de vier Liemerse gemeenten onderling afspraken gemaakt. Elk van de gemeente verzorgt de advisering van één van de verbonden partijen. Afhankelijk van de verbonden partij omvat dit zowel de als financiële de inhoudelijke aspecten of uitsluitend de financiële aspecten. Uit de werksessie met betrokken medewerkers en portefeuillehouders bleek dat naleving van de gemaakte afspraken in het slop is geraakt. Soms krijgen bestuurders een voorbereiding uit de eigen organisatie, soms bestuurders krijgen helemaal geen ambtelijk advies als ze naar een bestuursvergadering van een verbonden partij gaan. Voor zover advisering wordt uitgewisseld, heeft die geen inter-gemeentelijk karakter. Dit leidt er soms toe dat het advies ambtelijk wordt overgedaan. Al met al is gebleken dat er nauwelijks bewuste afweging plaatsvindt van de sturing van verbonden partijen. De eigen regie-inspanning wordt niet systematisch afgestemd op een risico-analyse en blijft doorgaans vooral financieel. Er vindt geen systematische afstemming plaats tussen de Liemerse bestuurders over hun inbreng bij verbonden partijen. Op de korte termijn kan hierin verbetering worden gebracht door de eerder gemaakte afspraken beter na te komen. Op de lange termijn zijn de gemeenten gebaat bij een herijking van het huidige model. Wij doen hierna een voorzet voor een mogelijk regiemodel: het adoptiemodel. Regie na een herindeling Wij stellen vast dat in beide scenario’s (twee maal 40.000 en een maal 80.000) gemeenten te maken blijven houden met verbonden partijen. Het grote verschil is dat bij een gemeente van 80.000 inwoners er geen noodzaak meer is voor een 8 Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). 75 aparte SdL en deze ondergebracht zal worden in de organisatie. Ongeacht welk scenario gekozen wordt; er zal behoefte blijven aan een goed werkend regiemodel voor de verbonden partijen. Voor het hieronder beschreven regiemodel hebben wij gekeken naar de gemeente Dordrecht. Dordrecht werkt op vele vlakken samen en heeft meer dan veertig verbonden partijen. Het regiemodel bestaat uit vier onderdelen: 1) Een afwegingskader voor (nieuwe) verbonden partijen 2) Een inventarisatie van de bestaande verbonden partijen 3) Een risicoanalyse voor bestuurlijke en financiële risico’s 4) Drie toezichtarrangementen 1) Afwegingskader verbonden partijen Om te bepalen of een taak ondergebracht zou moeten worden bij een verbonden partij, kan een afwegingskader worden toegepast dat bestaat uit de volgende vragen: Ad 1) Zonder publiek belang dient een overheid de behartiging van dat belang aan de markt over te laten. Ad 2) Als volledige gemeentelijke betrokkenheid noodzakelijk is, dan dient de gemeente de taak zelf uit te voeren. Ad 4) Voordelen zijn aanwezig als door samenwerking: de kwetsbaarheid van de organisatie vermindert; de kwaliteit van het werk verbetert de kwaliteit van het werk, en dus de dienstverlening aan onze burgers; zaken efficiënter kunnen worden uitgevoerd; 76 de (wettelijke) ontwikkelingen sneller opgepakt worden.9 2) Inventarisatie Om een goed overzicht te krijgen van de risico’s waar een gemeente aan bloot gesteld wordt, is een totaal overzicht van verbonden partijen onontbeerlijk. 3) Risicoanalyse Op alle verbonden partijen wordt onderstaande risicoanalyse toegepast. De uitkomsten van onderstaande tabel geven antwoord op vraag in welke mate de verbonden partij een inhoudelijk/ bestuurlijk belang van de gemeente behartigt en in welke mate de gemeente daar invloed op heeft. In hoeverre komt het gemeentelijk belang overeen met het belang van de organisatie? Is er invloed op de samenstelling van het bestuur? Is de gemeente vertegenwoordigd in het bestuur? Zijn er duidelijke afspraken over doelen en te leveren prestaties? Zijn er duidelijke afspraken over informatievoorziening? In hoeverre zijn de te leveren prestaties van invloed op de realisatie van de gemeentelijke doelstellingen? LAAG MIDDEN HOOG Volledig Gedeeltelijk Minimaal Ja Nee Dagelijks bestuur Algemeen Best./ overig Nee Ja Gedeeltelijk Nee Ja Gedeeltelijk Nee Minimaal Gemiddeld Maximaal De uitkomsten van onderstaande tabel geven antwoord op vraag in welke mate de gemeente een financieel risico loopt. Omvang van jaarlijkse financiële bijdrage Is het weerstandsvermogen van de verbonden partij toereikend? Benodigd gemeentelijk weerstandvermogen op basis van risico’s bij de verbonden partij In hoeverre is de gemeente financieel aansprakelijk? Is de organisatie in staat om financieel te sturen? Is de bedrijfsvoering van de organisatie op orde? LAAG PM MIDDEN PM HOOG PM Volledig Deels Niet PM PM PM Niet Gedeeltelijk Volledig Volledig Deels Niet Ja Gedeeltelijk Nee In deze tabel zijn de bedragen niet ingevuld. De reden daarvoor is dat de risicoinschatting per gemeente kan verschillen. 9 Sturing en beheersing Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking De Liemers (Sociale Dienst, ICT en Inkoop), november 2011. 77 Op basis van de risico-inventarisatie wordt iedere verbonden partij ingedeeld in: categorie 1 Laag of Laag/Gemiddeld categorie 2 Gemiddeld categorie 3 Hoog. 4) Drie toezichtsarrangementen Elke risicocategorie krijgt een toezichtarrangement. Een toezichtsarrangement bestaat uit twee elementen: sturing en informatie voorziening aan de raad. Het Basis-pakket (risico is Laag of Laag/Gemiddeld): Sturing: 1. Bestuurlijke vertegenwoordiging DB/AB/AVA 2. Financieel en inhoudelijk adviseurs 3. Prestatieafspraken 4. Doorvertaling risico’s (bijvoorbeeld: Naris) 5. Bestuurlijk en ambtelijk contact Informatie voor de raad bij: 1. Begroting 2. Jaarrekening 3. Raadsinformatiebrieven bij belangrijke ontwikkelingen. Het Plus-pakket (risico is Gemiddeld) omvat hetzelfde als het basispakket aangevuld met de vetgemaakte onderdelen. Sturing: 1. Bestuurlijke vertegenwoordiging DB/AB/AVA 2. Financieel en inhoudelijk adviseurs 3. Geïntensiveerde Prestatieafspraken 4. Doorvertaling risico’s (bijvoorbeel: Naris) 5. Geïntensiveerde Bestuurlijk en ambtelijk contact 6. Periodiek agendering college 78 Informatie voor de raad bij: 1. Begroting 2. Jaarrekening 3. Raadsinformatiebrieven bij belangrijke ontwikkelingen 4. Bestuurlijke rapportages 5. Stresstest Het Extra-plus-pakket (risico is Hoog) omvat hetzelfde als het Pluspakket aangevuld met vetgemaakte onderdelen: Sturing: 1. Bestuurlijke vertegenwoordiging DB/AB/AVA 2. Financieel en inhoudelijk adviseurs 3. Maximaal ggeïntensiveerde Prestatieafspraken 4. Doorvertaling risico’s (bijvoorbeel: Naris) 5. Maximaal geïntensiveerde Bestuurlijk en ambtelijk contact 6. Periodiek agendering college Informatie voor de raad bij: 1. Begroting 2. Jaarrekening 3. Raadsinformatiebrieven bij belangrijke ontwikkelingen 4. Bestuurlijke rapportages 5. Stresstest 6. Periodieke raadsinformatiebrieven Het Extra-plus pakket is er op gericht de situatie terug te brengen tot een Gemiddeld risico niveau. Daarna kunnen de ook teruggekeerd worden naar het Plus-pakket. 79 6. Feitenboek per gemeente. Om de interne samenhang van de gemeenten te kunnen bespreken in het licht van de scenario’s zijn voor alle vier de gemeenten feitenboeken opgesteld. Inhoud feitenboek 1. Profielschets van de gemeente Duiven (bron: verschillende ambtenaren, de adjunct directeur en ondersteunende sheets: ter ondersteuning van interne samenhang) 2. Kerncijfers per gemeente (bron: wsjg) 3. Staat van de gemeente: scores burgerrollen (bron: wsjg) 4. Dienstverlening aan bedrijven (bron: Bewijs van Goede Dienst) 5. Bezwaren en klachten (bron: jaarverslag/programma begroting) 6. Opkomstcijfers verkiezingen 2006 en 2010 7. Voorzieningen niveau per gemeente (bron: Elsevier) 8. Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen 1. Profielschets van de gemeente Duiven De gemeente Duiven is een voormalige groeikern. Van 1986 tot 1994 is het inwoneraantal meer dan verdubbeld, van 12.000 naar 25.000. Die uitbreiding vond vooral in de kern Duiven plaats. Op 1 januari 2013 telt de gemeente Duiven 25.554 inwoners. De gemeente Duiven kent drie dorpen: de grote kern Duiven en de kerkdorpen Groessen en Loo. Door de groeikern heeft de gemeente lange tijd een relatief jonge bevolking gekend. Echter, sinds de laatste jaren heeft ook Duiven te maken met ‘ontgroening’. Het motto van de gemeente Duiven is: ‘Duidelijk en dichtbij’; daarmee geeft zij aan dat zij er voor haar inwoners wil zijn. Ook dient de organisatie gemakkelijk toegankelijk en benaderbaar te zijn voor de Duivenaar. De gemeente Duiven heeft een bijzondere perifere detailhandelslocatie op Nieuwgraaf, waar grote ketens (Ikea, Praxis, Intratuin, Gamma, Kwantum, Makro etc.) zijn gevestigd. In regioverband zal deze locatie nog verder worden versterkt in een Wonen+-profiel. Binnenkort vestigen zich er een Saturn en een Hornbach en anderen zullen nog volgen. Deze PDV-locatie heeft nu al tussen de 4,5 miljoen en 5 miljoen bezoekers per jaar. Voor het overige heeft de gemeente Duiven een zeer belangrijke economische functie in de regio. De gemeente heeft circa 14.000 arbeidsplaatsen binnen haar gemeentegrenzen en grote bedrijven, zoals TNT, Liander, Sorbo, logistieke bedrijven etc. De gemeente Duiven heeft het grootste aaneengesloten bedrijventerrein van Oost-Nederland. Qua infrastructuur ligt Duiven op een knooppunt. De A12 en straks de A15 doorkruisen de gemeente. De gemeente heeft nu twee, straks drie op- en afritten op snelwegen. De gemeente ligt aan belangrijke internationale vaarwegen. De gemeenten wordt doorkruist door een (mede internationale) spoorweg en heeft 80 een station. Verder loopt de Betuwelijn dwars door de gemeente Duiven. Busverbindingen zijn naar de omliggende gemeenten/plaatsen voorhanden. Het rapport van de Elsevier ‘Beste gemeenten 2012’ geeft weer dat in Duiven erg veel basisvoorzieningen zijn te vinden (basisscholen, middelbare school, winkels, zorgpakket) en een voor Nederland gemiddeld aantal plusvoorzieningen (cultuur, recreatie, sport). Bijzonder aan Duiven zijn de drie schutterijen en de drie processies die nog altijd plaatsvinden. Duiven heeft basisonderwijs in alle geledingen (openbaar, katholiek en protestants-christelijk) en een grote scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs met circa 2.400 leerlingen. Binnen het onderwijs wordt regionaal samengewerkt. Duiven kent een goed welzijns- en sociaal cultureel niveau met actieve organisaties en meerdere fysieke locaties die hiervoor worden ingezet. Duiven heeft een ruim voorzien winkelniveau. In de kern Duiven wordt hard gewerkt aan een nieuw dorpshart, met een nieuw cultureel centrum. De gemeente Duiven is de laatste jaren actief in de versterking van haar vrijetijdseconomie. Zij werkt hierin nauw samen binnen de Liemers. De komst van een groot Van der Valk-hotel in Duiven enkele jaren terug heeft dit proces versterkt. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 kwam 61,26% van de 11.446 stemgerechtigden stemmen. In 2010 daalde dit percentage naar 50,74% van de 9.715 stemgerechtigden. Dit ligt onder het landelijk gemiddelde. In 2012 zijn er in totaal 63 bezwaarschriften ingediend tegen een besluit van het college van B&W. In 2011 waren dit er 56, terwijl er in 2010 60 bezwaarschriften tegen collegebesluiten zijn ingediend. In het jaar 2010 zijn er zes bezwaren gegrond verklaard. Hetzelfde geldt voor het jaar 2011, waarin eveneens zes gegronde bezwaarschriften binnenkwamen. In 2012 zijn er vier gegrond verklaard. Duiven heeft zich altijd sterk gemaakt voor bestuurlijke samenwerking. Binnen de Liemers, maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in de regio Arnhem. De komende decentralisatieoperatie heeft deze positieve grondhouding verder versterkt. Met de Liemerse gemeenten is een Gemeenschappelijke Regeling opgericht voor de sociale dienst (RSD) en de informatievoorziening en inkoop (RID) De gemeente Duiven heeft sterke vriendschapsbanden met Gemunden am Main in Duitsland en Calafat in Roemenië. De gemeente Duiven schrijft in haar visiedocument ‘Duiven, Duidelijk en Dichtbij. Van droom naar realiteit’ dat zij ‘de mens centraal’ als belangrijkste waarde nastreeft. Deze waarde is leidend voor de organisatie op weg naar 2015. 2. Kerncijfers van de gemeente Duiven Bevolking Op 1 januari 2013 telt de gemeente Duiven 25.554 inwoners, verspreid over vier kernen. In de gemeente Duiven is 43,0% van de bevolking jonger dan 20 jaar en 24,4% 65 jaar of ouder. De groene druk heeft in de gemeente de overhand. De gemeente Duiven kent een kleiner aandeel inwoners van 65 jaar en ouder, en een groter aandeel inwoners jonger dan 20 jaar dan gemiddeld in de gemeenten van dezelfde gemeentegrootteklasse (Gemeentegrootte 25.000-50.000 inwoners). 81 Duiven Gem.grootte 25.000-50.000 inwoners Nederland Bevolkingsdichtheid (pers/km2) 2013 726 295 404 Groene druk (%) 2013 43,0 40,4 38,4 Grijze druk (%) 2013 24,4 32,2 28,0 Westerse allochtonen (%) 2013 8,3 7,7 9,4 Niet-westerse allochtonen (%) 2013 4,4 5,7 11,7 Bron: CBS Huishoudens De omvang van de huishoudens in de gemeente Duiven bedraagt gemiddeld 2,48. In verhouding is de omvang van de huishoudens in de gemeente Duiven groter dan in de vergelijkbare gemeentegrootteklasse. De grotere omvang van de huishoudens hangt samen met een relatief groter aandeel meerpersoonshuishoudens. Duiven Gem grootte 25.000- 50.000 inwoners Nederland Huishoudgrootte (gem. aantal pers.) 2012 2,48 2,36 2,23 Eenpersoonshuishoudens (%) 2012 24,9 30,4 36,8 Meerpersoonshuishoudens (%) 2012 75,1 69,6 63,2 Bron: CBS Woningmarkt In 2011 zijn er in de gemeente Duiven 93 woningen gebouwd. In 2011 maakt 49,5% van de nieuwgebouwde woningen deel uit van de koopsector en 50,5% van de huursector. Duiven Gem. grootte 25.000 - 50.000 inwoners Nederland Koopwoningen (%) 2011 49,5 67,1 61,1 Huurwoningen (%) 2011 50,5 32,9 38,9 Bron: ABF Research 82 WOZ-waarde De WOZ-waarde van koopwoningen in de gemeente Duiven bedraagt gemiddeld € 242,- (x1.000) en ligt daarmee lager dan gemiddeld in de gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Duiven WOZ-waarde (1.000 euro) Gem. grootte 25.000 - 50.000 inwoners 2013 242 256 Nederland 239 Bron: Waarderingskamer WOZ Lokale Lasten De lokale woonlasten voor eenpersoonshuishoudens bedragen gemiddeld € 521,-. De lokale woonlasten voor meerpersoonshuishoudens zijn met € 738,- hoger dan voor eenpersoonshuishoudens. Duiven Gem. grootte 25.000-50.000 inwoners Nederland Woonlasten éénpersoonshuishouden (euro) 2013 521 639 640 Woonlasten meerpersoonhuishouden (euro) 2013 738 723 712 Bron: ABF Research Lokale economie In vergelijking met de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang bevinden zich in de gemeente Duiven relatief minder vestigingen van bedrijven. Het aantal banen per 1.000 inwoners bedraagt 803,0 en is daarmee hoger dan in de referentiegroep. Duiven Gem. grootte 25.000-50.000 inwoners Nederland Vestigingen van bedrijven (per 1.000 inw.) 2012 98,7 116,2 114,1 Banen (per 1.000 inw.) 2012 803,0 610,3 709,2 Bron: CBS 83 Arbeidsparticipatie Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking of de beroepsgeschikte bevolking bedraagt in Duiven 67,3%. Duiven Netto-participatiegraad (%) Gem. grootte 25.000- 50.000 inwoners 2012 67,3 Nederland 68,0 67,2 Bron: CBS Inkomenspositie Het gemiddelde besteedbaar inkomen van personen is met € 28,6,- (x 1.000) lager dan het gemiddelde in de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Duiven Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen (*1.000 euro) 2010 Gem. grootte 25.000- 50.000 inwoners Nederland 28,7 28,5 28,6 Bron: CBS Sociale zekerheid In de gemeente Duiven zijn relatief minder personen in de arbeidsproductieve leeftijd aangewezen op een uitkering dan in de vergelijkingsgroep. Duiven Personen met een uitkering (per 1.000 inw.) 2012 Gem. grootte 25.000- 50.000 inwoners Nederland 117 136 108 Onderwijs In de gemeente Duiven bevinden zich in 2009 twaalf scholen voor basisonderwijs, en één school voor voortgezet onderwijs. Duiven Basisonderwijs 2009 12 Voortgezet onderwijs 2009 1 Bron: CBS 84 Overlast en onveiligheid In de gemeente Duiven komen relatief minder misdrijven voor dan in de vergelijkingsgroep. Duiven Misdrijven (per 1.000 inw.) 2011 Gem. grootte 25.000- 50.000 inwoners Nederland 52,7 71,7 45,6 Bron: CBS Verkeersveiligheid In de gemeente Duiven vonden in 2012 149 (geregistreerde) ongevallen plaats. De gemeente Duiven kent relatief minder verkeersongevallen met dodelijke afloop dan de vergelijkingsgroep. Duiven Gem. grootte 25.000- 50.000 inwoners Nederland Dodelijke afloop 2012 0,0 0,7 0,5 Ziekenhuisopname 2012 2,7 2,1 2,1 Bron: Min. van Infrastructuur en Milieu Staat van de gemeente: scores burgerrollen (bron: wsjg) De scores per burgerrol en bijbehorende dienstverlening van de gemeente Duiven. Duiven Provincie Gelder -land Gem. grootte <50.000 inw. NL Max Min A. Burger als Kiezer 6,1 5,8 5,9 5,9 6,6 4,6 B. Burger als Klant 7,9 7,6 7,7 7,7 8,0 7,2 C. Burger als Onderdaan 6,4 6,3 6,3 6,3 6,7 5,7 D. Burger als Partner 5,9 5,7 5,8 5,8 6,5 5,1 E. Burger als Wijkbewoner 7,0 7,0 7,0 7,0 7,5 6,6 85 Dienstverlening aan bedrijven Omdat de gemeente Duiven niet participeert in het project ‘Bewijs van goede dienstverlening’ kan men zich in dit feitenboek niet op deze bron beroepen. Bezwaren en klachten tegen gemeente Duiven In 2012 zijn er in totaal 63 bezwaarschriften ingediend tegen een besluit van het college van B&W. In 2011 waren dit er 56, terwijl er in 2010 er 60 bezwaarschriften tegen collegebesluiten zijn ingediend. In deze jaren zijn er respectievelijk zes (2010 en 2011) en vier bezwaarschriften gegrond verklaard. 2010 2011 2012 Niet-ontvankelijk verklaring 9 10 10 Gegrondverklaring i.v.m. motivering 3 4 1 Gegrondverklaringen i.v.m. onrechtmatigheid besluit 3 2 3 Ongegrondverklaringen 24 20 15 Intrekkingen 19 17 31 Nog in behandeling 2 3 3 Totaal: 60 56 63 Opkomstcijfers verkiezingen 2006 en 2010 Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 kwam 61,26% van de 11.446 stemgerechtigden stemmen. In 2010 daalde dit percentage naar 50,74% van de 9.715 stemgerechtigden. Dit percentage ligt onder het landelijk gemiddelde van 54%. Tijdens de verkiezingen van 2010 waren er 97 mensen te kiezen op de kieslijst. 86 Voorzieningenniveau per gemeente (bron: Elsevier-onderzoek/benchmark) In onderstaande tabel is zichtbaar hoe de vier Liemerse gemeenten scoren op het onderzoek van Elsevier. Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen Presikhaaf: Gemeente Bestuurslid/leden Arnhem M. van Wessem, M. Leisink, J. Soek Doesburg Duiven Lingewaard J.W. Bouman K.H.J.M. Schols B. van Eeten Neder-Betuwe Overbetuwe Rheden Rijnwaarden Rozendaal Westervoort Zevenaar Totaal G.C. Koopmans T.M.N. Vugts T.J. Schopman A.C.L. Adema J.P. Breunissen G.J.M. Nijland Aantal inwoners 147.018 Aantal stemmen 15 11.600 2 25.593 3 45.445 5 22.553 3 45.577 5 43.724 5 11.080 2 1.495 1 15.237 2 31.907 4 47 87 Stadsregio Arnhem-Nijmegen: - De raden van Doesburg, Groesbeek, Ubbergen, Heumen, Millingen, Mook en Middelaar, Rozendaal, Rijnwaarden en Westervoort wijzen 1 lid en 1 plaatsvervangend lid aan. - De raden van Beuningen, Wychen, Duiven, Zevenaar, Lingewaard, Montferland, Overbetuwe, Renkum en Rheden wijzen alle 2 leden en 2 plaatsvervangend leden aan. - De raden Arnhem en Nijmegen wijzen beide 5 leden en 5 plaatsvervangers leden. De leden van Arnhem en Nijmegen hebben allemaal 2 stemmen. GRO Arnhem: Het algemeen bestuur bestaat uit alle wethouders op het gebied van onderwijs. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een dagelijks bestuur bestaande uit: · een lid namens de gemeenten Duiven, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar; · een lid namens de gemeenten Overbetuwe en Lingewaard; · een lid namens de gemeenten Renkum, Rheden en Rozendaal; · een lid namens de gemeente Arnhem. GR VGGM: Bij de samenstelling van het dagelijks bestuur geldt het uitgangspunt dat een evenredige geografische verdeling over de regio wordt aangehouden. Hierbij wordt de onderstaande verdeling gehanteerd: - een burgemeester afkomstig uit de subregio Veluwezoom (de gemeenten Arnhem, Renkum, Rheden en Rozendaal); - een burgemeester afkomstig uit de subregio Liemers (de gemeenten Doesburg, Duiven, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar); - een burgemeester afkomstig uit de subregio Over-Betuwe (de gemeenten Lingewaard en Overbetuwe); - een burgemeester afkomstig uit de subregio West-Veluwe/Vallei (de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen); - een wethouder afkomstig uit de subregio West-Veluwe/Vallei (de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen); - de wethouder Volksgezondheid van de gemeente Arnhem. ODRA: - provincie Gelderland - gemeente Arnhem - gemeenten Lingewaard & Overbetuwe - gemeenten Doesburg, Renkum, Rheden & Rozendaal - gemeenten Duiven, Rijnwaarden, Westervoort & Zevenaar 1 lid 1 lid 1 lid 1 lid 1 lid 88 Inhoudsopgave 1. Profielschets van de gemeente (interne samenhang) 2. Kerncijfers per gemeente (bron: wsjg) 3. Staat van de gemeente: scores burgerrollen (bron: wsjg) 4. Dienstverlening aan bedrijven (bron: Bewijs van Goede Dienst) 5. Bezwaren en klachten (bron: jaarverslag/programmabegroting) 6. Opkomstcijfers verkiezingen 2006 en 2010 7. Voorzieningen niveau per gemeente (bron: Elsevier) 8. Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen 1. Profielschets van de gemeente De slogan van gemeente Rijnwaarden is ‘Vveelzijdig Rijnwaarden’. Deze slogan dateert van begin deze eeuw. De beelden die destijds met het begrip ’veelzijdig’ geassocieerd werden zijn: o veel kernen; o gevarieerd rivierenlandschap en natuur; o rijk sociaal en cultureel leven; o vernieuwende ambtelijke organisatie. De gemeente Rijnwaarden heeft 10.968 inwoners. Dit aantal is al jaren stabiel. Het aantal mannen en vrouwen is ongeveer gelijk. Het percentage allochtonen is 12%. Dit percentage ligt beneden het landelijk gemiddelde. In de gemeente Rijnwaarden neemt de vergrijzing langzaam toe. In 2012 zijn er in gemeente Rijnwaarden 4.697 woningen. 2.923 daarvan zijn koopwoningen (62,2%), 1.732 huurwoningen (36,9%) en 42 woningen met situatie onbekend (0,9%). Bron: CBS. De gemeente Rijnwaarden bestaat uit zes kerkdorpen: Lobith, Tolkamer, Spijk, Herwen, Aerdt en Pannerden. De dorpen Lobith, Tolkamer en Pannerden beschikken over een supermarkt. In Herwen wordt sinds kort een supermarkt gerund door vrijwilligers. De dorpen Spijk en Aerdt hebben deze voorziening niet. Verder zijn er in de gemeente Rijnwaarden weinig winkels en dergelijke voorzieningen. Het gebied is goed bereikbaar vanaf de A-12 en is direct gelegen aan de Europese hoofdtransportas over water, Bovenrijn en Waal. De N336 is een belangrijke verkeersader in dit gebied. Met het openbaar vervoer is Rijnwaarden minder goed te bereiken. Het heeft namelijk geen treinstation. De gemeente Rijnwaarden kent een rijk geschakeerd verenigingsleven op het terrein van sociaal cultureel werk en sport. Naast verenigingen voor bijna elke denkbare sport zijn er ook traditionele verenigingen, zoals schutterijen en carnavalsverenigingen, en verenigingen op het gebied van cultuur, vrije tijd en jeugd- en jongerenwerk. De Rijnvaart bracht de dorpen Tolkamer en Lobith in het verleden tot grote bloei. Mede door de vervaging van de binnengrenzen in de toenmalige EG 89 verminderde die economische relatie met de binnenscheepvaart allengs. In de laatste jaren valt er echter weer een duidelijke toename te constateren. De directe ligging van de gemeente aan internationaal vaarwater heeft gezorgd voor de vestiging van riviergebonden bedrijven op het aan de Rijn gelegen industrieterrein met loswal. De in ruime hoeveelheid aanwezige (rivier)klei vormt de vestigingsbasis voor een viertal grote steenfabrieken in Rijnwaarden. Gezamenlijk nemen de steenfabrieken in Rijnwaarden ruim 30% van de Nederlandse productie van bakstenen voor hun rekening. In Tolkamer is vanaf de jaren twintig een scheepswerf gevestigd die zelf zeeschepen bouwt. Als grensoverschrijdende activiteit van de gemeente Rijnwaarden kan worden genoemd de deelname aan de Euregio Rijn-Waal, een samenwerkingsverband met ruim vijftig deelnemende gemeenten en instanties uit de Nederlands-Duitse grensregio rond de benedenlopen van Rijn, Maas en Waal. De gemeente Rijnwaarden telt zes basisscholen. Voor het voorgezet onderwijs en het volgen van bijzonder onderwijs zijn de burgers van Rijnwaarden voornamelijk georiënteerd op de gemeente Zevenaar. De gemeente Rijnwaarden beschikt over drie huisartsenpraktijken, alle drie apotheekhoudend. Kerncijfers per gemeente Bevolking Op 1 januari 2013 telt de gemeente Rijnwaarden 10.968 inwoners, verspreid over zes kernen. In de gemeente Rijnwaarden is 37,6% van de bevolking jonger dan 20 jaar en 28,4% 65 jaar of ouder. De groene druk heeft in de gemeente de overhand. De gemeente Rijnwaarden kent een kleiner aandeel inwoners van 65 jaar en ouder, en een kleiner aandeel inwoners jonger dan 20 jaar dan gemiddeld in de gemeenten van dezelfde gemeentegrootteklasse (Gemeentegrootte < 25.000 inwoners). Rijnwaarden Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland Bevolkingsdichtheid (pers/km2) 2013 228 187 404 Groene druk (%) 2013 37,6 41,3 38,4 Grijze druk (%) 2013 28,4 32,6 28,0 Westerse allochtonen (%) 2013 9,7 7,0 9,4 Niet-westerse allochtonen (%) 2013 1,7 3,4 11,7 Bron: CBS 90 Huishoudens De omvang van de huishoudens in de gemeente Rijnwaarden bedraagt gemiddeld 2,39. In verhouding is de omvang van de huishoudens in de gemeente Rijnwaarden kleiner dan in de vergelijkbare gemeentegrootteklasse. Rijnwaarden Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland Huishoudgrootte (gemiddeld aantal personen) 2012 2,39 2,43 2,23 Eenpersoonshuishoudens (%) 2012 27,0 28,2 36,8 Meerpersoonshuishoudens (%) 2012 73,0 71,8 63,2 Bron: CBS Woningmarkt In 2011 zijn er in de gemeente Rijnwaarden 18 woningen gebouwd. In 2011 maakt 61,1% van de nieuwgebouwde woningen deel uit van de koopsector, en 38,9% van de huursector. Rijnwaarden Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland Koopwoningen (%) 2011 61,1 71,0 61,1 Huurwoningen (%) 2011 38,9 29,0 38,9 Bron: ABF Reseach WOZ-waarde De WOZ-waarde van koopwoningen in de gemeente Rijnwaarden bedraagt gemiddeld € 209,- ( x1.000) euro en ligt daarmee lager dan gemiddeld in de gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Rijnwaarden WOZ-waarde (€ 1.000,-) 2013 209 Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland 270 239 Bron: Waarderingskamer WOZ 91 Lokale Lasten De lokale woonlasten voor eenpersoonshuishoudens bedragen gemiddeld € 583,-. De lokale woonlasten voor meerpersoonshuishoudens zijn met € 800,- hoger dan voor eenpersoonshuishoudens. Rijnwaarden Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland Woonlasten eenpersoonshuishouden (euro) 2013 583 662 640 Woonlasten meerpersoonshuishouden (euro) 2013 800 751 712 Bron: ABF Research Lokale economie In vergelijking met de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang bevinden zich in de gemeente Rijnwaarden relatief minder vestigingen van bedrijven. Het aantal banen per 1.000 inwoners bedraagt 321,7, en is daarmee lager dan in de referentiegroep. Rijnwaarden Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland Vestigingen van bedrijven (per 1.000 inw.) 2012 98,8 127,1 114,1 Banen (per 1.000 inw.) 2012 321,7 499,7 709,2 Bron: CBS Arbeidsparticipatie Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking of de beroepsgeschikte bevolking bedraagt in Rijnwaarden -%. Rijnwaarden Nettoparticipatiegraad (%) 2012 - Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland 68,2 67,2 Bron: CBS 92 Inkomenspositie Het gemiddeld besteedbaar inkomen van personen is met € 25,5 ( x1.000) lager dan gemiddeld in de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Gem.grootte Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen (x 1.000 euro) Rijnwaarden < 25.000 inwoners Nederland 25,5 28,7 28,5 2010 Bron: CBS Sociale zekerheid In de gemeente Rijnwaarden zijn relatief meer personen in de arbeidsproductieve leeftijd aangewezen op een uitkering dan in de vergelijkingsgroep. Rijnwaarden Personen met uitkering (per 1.000 inw.) 2012 Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland 107 136 132 Onderwijs In de gemeente Rijnwaarden bevinden zich in 2009 zes scholen voor basisonderwijs, en geen scholen voor voortgezet onderwijs. Rijnwaarden Basisonderwijs 2009 6 Voortgezet onderwijs 2009 0 Bron: CBS Overlast en onveiligheid In de gemeente Rijnwaarden zijn relatief minder misdrijven dan in de vergelijkingsgroep. Rijnwaarden Misdrijven (per 1.000 inw.) 2011 28,6 Gem.grootte < 25.000 inwoners Nederland 45,7 71,7 Bron: CBS 93 Verkeersveiligheid In de gemeente Rijnwaarden vonden in 2012 25 (geregistreerde) ongevallen plaats. De gemeente Rijnwaarden kent relatief meer verkeersongevallen met dodelijke afloop dan de vergelijkingsgroep. Gem.grootte Rijnwaarden < 25.000 inwoners Nederland Dodelijke afloop 2012 4,0 0,7 0,5 Ziekenhuisopname 2012 8,0 2,1 2,1 Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Staat van de gemeente: scores burgerrollen Gem.grootte Rijnwaarden Provincie Gelderland A. Burger als Kiezer 5,9 B. Burger als Klant < 25.000 inwoners Nederland Max Min 5,8 5,9 5,9 6,5 5,1 7,6 7,5 7,6 7,4 8,1 7,1 C. Burger als Onderdaan 6,0 6,2 6,2 6,2 6,7 5,7 D. Burger als Partner 5,5 5,7 5,7 5,7 6,4 5,1 E. Burger als Wijkbewoner 6,5 6,9 6,9 6,9 7,3 6,4 Dienstverlening aan bedrijven Gemeente Rijnwaarden heeft niet deelgenomen aan het Bewijs van Goede Dienst. Bezwaren en klachten Bezwaren 2012 2011 2010 94 Gegrond Ongegrond Deels gegrond/deels ongegrond Niet-ontvankelijk Ingetrokken Lopend Overig Totaal 10 10 1 1 10 8 3 8 2 1 8 1 12 31 31 32 2012 2011 2 4 2010 4 2 6 6 19 Klachten Gegrond Ongegrond Deels gegrond/deels ongegrond Niet-ontvankelijk Ingetrokken Lopend Overig Totaal 4 1 5 Opkomst cijfers gemeenteraadsverkiezingen 2006 en 2010 Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 ontvingen 8.582 kiesgerechtigden een oproep. Het opkomstpercentage bedroeg 57,98% Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 zijn 8683 kiesgerechtigden opgeroepen. De opkomst was 47,75%. Er werd door vier partijen aan de verkiezingen deelgenomen. Het aantal mensen op kieslijsten bedroeg 71. Voorzieningen niveau per gemeente Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen Zie bij gemeente Duiven. 95 Inhoud feitenboek 1. Profielschets van de gemeente (interne samenhang) 2. Kerncijfers per gemeente (bron: wsjg) 3. Staat van de gemeente: scores burgerrollen (bron: wsjg) 4. Dienstverlening aan bedrijven (bron: Bewijs van Goede Dienst) 5. Bezwaren en klachten (bron: jaarverslag/programma begroting) 6. Opkomstcijfers verkiezingen 2006 en 2010 7. Voorzieningen niveau per gemeente (bron: Elsevier) 8. Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen Profielschets gemeente Westervoort is het oudste dorp in De Liemers. De naam komt al voor in een document uit het jaar 726. Westervoort was een ‘heerlijkheid’ van de heren van Bergh en behoorde tot het gebied van Gelre. Dit in tegenstelling tot de rest van de Liemers, dat altijd Kleef-Pruisisch gebied is geweest. Vanaf ongeveer eind jaren zeventig neemt de verstedelijking sterk toe. Samen met Duiven vormt het een groeikern; het inwonertal stijgt explosief van ongeveer 6.000 in 1981 tot 16.500 in 2003. Vanaf die tijd neemt het inwonertal weer licht af tot 15.199 nu. Westervoort is een dorp op de splitsing van de Neder-Rijn en de IJssel. De ruim 15.000 inwoners van de voormalige groeikern vormen een gemêleerde, hechte gemeenschap, met een rijk verenigingsleven. Het voorzieningenniveau is op peil en sinds de komst van het station is de gemeente met het openbaar vervoer nog beter bereikbaar. De dijken en prachtige uiterwaarden bieden volop mogelijkheden tot ontspanning en beweging. Westervoort werkt graag samen met andere gemeenten in de regio, maar waakt voor het behoud van de eigen identiteit. Het Westervoorts ‘gevuul’ wordt gekoesterd. De bevolking van Westervoort vergrijst als gevolg van de groeitaak de komende periode relatief snel. Westervoort is een echte woongemeente. De bebouwingsdichtheid is hoog ( 866 per km2). De gemeente kent een vrij eenzijdige woningvoorraad. Het overgrote deel bestaat uit eengezinswoningen en de huurvoorraad is relatief groot. Hoogbouw komt praktisch niet voor. Als gevolg van de hoge bebouwingsdichtheid is het aantal bewoners per km2 ook hoog. Westervoort is uniek gelegen aan de Neder-Rijn en de IJssel en heeft een prachtig uiterwaardengebied, dat ongeveer een derde van het totale grondoppervlak van de gemeente beslaat. 96 Westervoort kent een bescheiden lokaal bedrijventerrein met nog een uitbreidingscapaciteit van circa 3,5 hectare. De weinige zware industrie is geconcentreerd langs de IJsseldijk. De openbaarvervoersvoorzieningen zijn uitstekend (trein en bus). De doorstroming van het verkeer in Westervoort wordt vooral beïnvloed door het omliggende rijks- en regionale wegennet. Door onder andere de aanpassingen van de A12 lijken de knelpunten nu verleden tijd. Westervoort heeft geen historisch dorpshart. Het centrum is relatief nieuw en het winkelaanbod is grotendeels geconcentreerd in het kleine, maar gevarieerde en veelzijdige winkelcentrum De Wyborgh. Westervoort kent een zeer rijk verenigingsleven. De Westervoortse Kermis en het carnaval zijn een begrip en worden uitbundig gevierd. De Westervoortse carnavalsoptocht is de grootste in de regio. In het basisonderwijs zijn alle gezindten vertegenwoordigd. Zoals alle Liemerse gemeenten heeft ook Westervoort te maken met een (sterke) daling van het aantal leerlingen. Het aantal leerlingen is de afgelopen tien jaar gedaald van ruim 2.600 leerlingen naar ongeveer 1.300 leerlingen nu. Ook in 2012 heeft Westervoort meegedaan aan het onderzoek ‘Waar staat je gemeente?’. In dat onderzoek is aan de inwoners gevraagd om vanuit de rol van klant, kiezer, onderdaan, partner en wijkbewoner de gemeente een cijfer te geven. Als klant (7.5) en wijkbewoner (7.1) zijn de Westervoortse inwoners heel tevreden. Als partner, onderdaan en kiezer weliswaar wat minder (respectievelijk 6.0, 6.4, 6.1), maar nog altijd tevredener dan gemiddeld in de referentiegemeenten. Op tal van terreinen wordt al samengewerkt met andere gemeenten. Op Liemers’ niveau op het terrein van Inkoop, ICT en RSD. Met Duiven samen subsidieert de gemeente de welzijnsstichting Mikado; samen nemen zij hiervan gezamenlijk tal van producten af. Op tal van andere terreinen zijn samenwerkingsverbanden in verschillende samenstellingen actief. Westervoort kent een sterk sociaal beleid. Van de Liemers heeft Westervoort het grootste aantal uitkeringsgerechtigden. Voor culturele voorzieningen is Westervoort voornamelijk aangewezen op Arnhem en Zevenaar. Westervoort kent een eigen dialect. Kerncijfers Bevolking Op 1 januari 2013 telt de gemeente Westervoort 15.199 inwoners in 1 kern. In de gemeente Westervoort is 36,7% van de bevolking jonger dan 20 jaar en 22,0% 65 jaar of ouder. De groene druk heeft in de gemeente de overhand. De gemeente Westervoort kent een kleiner aandeel inwoners van 65 jaar en ouder, en een kleiner aandeel inwoners jonger dan 20 jaar dan gemiddeld in de gemeenten van dezelfde gemeentegrootteklasse (Gemeentegrootte < 25.000 inwoners). 97 Westervoort Gem.grootte <25.000 inw. Nederland Bevolkingsdichtheid (pers/km2) 2013 1.939 187 404 Groene druk (%) 2013 36,7 41,3 38,4 Grijze druk (%) 2013 22,0 32,6 28,0 Westerse allochtonen (%) 2013 9,6 7,0 9,4 Niet-westerse allochtonen (%) 2013 7,5 3,4 11,7 Bron: CBS Huishoudens De omvang van de huishoudens in de gemeente Westervoort bedraagt gemiddeld 2,37. In verhouding is de omvang van de huishoudens in de gemeente Westervoort kleiner dan in de vergelijkbare gemeentegrootteklasse. Westervoort Gem.grootte <25.000 inw. Nederland Huishoudgrootte (gem. aantal pers.) 2012 2,37 2,43 2,23 Eénpersoonshuishoudens (%) 2012 27,7 28,2 36,8 Meerpersoonshuishoudens (%) 2012 72,3 71,8 63,2 Bron: CBS Woningmarkt In 2011 zijn er in de gemeente Westervoort 52 woningen gebouwd. In 2011 maakt 65,4% van de nieuwgebouwde woningen deel uit van de koopsector, en 34,6% van de huursector. Westervoort Gem.grootte <25.000 inw. Nederland Koopwoningen (%) 2011 65,4 71,0 61,1 Huurwoningen (%) 2011 34,6 29,0 38,9 Bron: ABF Reseach 98 WOZ-waarde De WOZ-waarde van koopwoningen in de gemeente Westervoort bedraagt gemiddeld € 205,- (x 1.000) en ligt daarmee lager dan gemiddeld in de gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Westervoort WOZ-waarde (1.000 euro) 2013 205 Gem.grootte <25.000 inw. Nederland 270 239 Bron: Waarderingskamer WOZ Lokale lasten De lokale woonlasten voor zowel een- als meerpersoonshuishoudens zijn in de gemeente Westervoort hoger dan in de referentiegroep. De lokale woonlasten voor eenpersoonshuishoudens bedragen gemiddeld € 730,-. De lokale woonlasten voor meerpersoonshuishoudens zijn met € 811,- hoger dan voor eenpersoonshuishoudens. Westervoort Gem.grootte <25.000 inw. Nederland Woonlasten eenpersoonshuishouden (euro) 2013 730 662 640 Woonlasten meerpersoonshuishouden (euro) 2013 811 751 712 Bron: ABF Research Lokale economie In vergelijking met de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang bevinden zich in de gemeente Westervoort relatief minder vestigingen van bedrijven. Het aantal banen per 1.000 inwoners bedraagt 184,0, en is daarmee lager dan in de referentiegroep. Westervoort Gem.grootte <25.000 inw. Nederland Vestigingen van bedrijven (per 1.000 inw.) 2012 74,0 127,1 114,1 Banen (per 1.000 inw.) 2012 184,0 499,7 709,2 Bron: CBS 99 Arbeidsparticipatie Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking of de beroepsgeschikte bevolking bedraagt in Westervoort 66,3%. Westervoort Netto-participatiegraad (%) 2012 Gem.grootte <25.000 inw. Nederland 68,2 67,2 66,3 Bron: CBS Inkomenspositie Het gemiddeld besteedbaar inkomen van personen is met € 26,5 (x 1.000) lager dan gemiddeld in de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Westervoor t Gemiddeld besteedbaar inkomen van personen (x 1.000 euro) 2010 26,5 Gem.grootte <25.000 inw. Nederland 28,7 28,5 Bron: CBS Sociale zekerheid In de gemeente Westervoort zijn relatief meer personen in de arbeidsproductieve leeftijd aangewezen op een uitkering dan in de vergelijkingsgroep. Westervoort Personen met een uitkering (per 1.000 inw.) 2012 Gem.grootte <25.000 inw. Nederland 107 136 133 Onderwijs In de gemeente Westervoort bevinden zich in 2009 zes scholen voor basisonderwijs, en geen scholen voor voortgezet onderwijs. Westervoort Basisonderwijs 2009 6 Voortgezet onderwijs 2009 0 Bron: CBS 100 Overlast en onveiligheid In de gemeente Westervoort komen relatief meer misdrijven voor dan in de vergelijkingsgroep. Westervoort Misdrijven (per 1.000 inw.) 2011 Gem.grootte <25.000 inw. Nederland 45,7 71,7 46,0 Bron: CBS Verkeersveiligheid In de gemeente Westervoort vonden in 2012 51 (geregistreerde) ongevallen plaats. De gemeente Westervoort kent relatief minder verkeersongevallen met dodelijke afloop dan de vergelijkingsgroep. Westervoort Gem.grootte <25.000 inw. Nederland Dodelijke afloop 2012 0,0 0,7 0,5 Ziekenhuisopname 2012 0,0 2,1 2,1 Bron: Min. van Infrastructuur en Milieu Scores burgerrollen Bron ‘Waar staat je gemeente 2012?’ Gemeente Gemiddelde < 25.000 Westervoort Kiezer 5.9 Klant 7.7 Onderdaan 6.3 Partner 5.8 Wijkbewoner 6.9 6.1 7.5 6.4 6.0 7.1 Dienstverlening aan bedrijven Bron Bewijs van goede dienst 2011 Norm Voldoen aan de aanvraag termijn Hersteltermijn Volledigheid verzoeken en aanvragen Inhoudelijke kennis en deskundigheid Beleving van toezicht Responsesnelheid Actualiteit gemeentelijke informatie Klanttevredenheid Deugdelijk besluitvorming Vermindering administratieve lasten Minimum norm 100% Behaalde norm 96% 60% 85% 90% 86% 7 6.4 7 Geen gegevens 90% 5.9 Geen gegevens 84% 7 90% 25% 7 90% 20% 101 Bezwaren jaar aantal gegrond ongegrond 2010 2011 2012 32 33 44 1 2 3 13 14 9 Nietontvankelijk 1 0 1 Ingetrokken /heroverwogen 17 17 31 Opkomstpercentage verkiezingen 2006 54.97% 2010 47.60% Voorzieningenniveau per gemeente Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen Zie de gemeente Duiven 102 Inhoud 1. Profielschets van de gemeente (interne samenhang) 2. Kerncijfers per gemeente (bron: wsjg) 3. Staat van de gemeente: scores burgerrollen (bron: wsjg) 4. Dienstverlening aan bedrijven (bron: Bewijs van Goede Dienst) 5. Bezwaren en klachten (bron: jaarverslag/programmabegroting) 6. Opkomstcijfers verkiezingen 2006 en 2010 7. Voorzieningen niveau per gemeente (bron: Elsevier) 8. Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen 1. Profielschets van de gemeente Zevenaar is een middelgrote gemeente in het grensgebied tussen Arnhem, Nijmegen en Duitsland. De gemeente Zevenaar heeft een uitstekend en gevarieerd voorzieningenaanbod, in het bijzonder in de stad, en neemt daardoor in de regio een belangrijke positie in. De stad is uitstekend bereikbaar door haar ligging aan (inter)nationale en regionale infrastructuur. De historisch gegroeide diversiteit in landschap en kernen maakt van de gemeente een verrassend veelzijdige omgeving om te wonen, te werken en te recreëren. De sterke sociale samenhang en de gemoedelijke mentaliteit geven de gemeente karakter. Zevenaar is een gemeente gericht op kwalitatieve groei en heeft de ambitie zich op duurzame wijze verder te ontwikkelen op het gebied van woningbouw, economie, landschappelijke waarde en mobiliteit. Zevenaar heeft een stadskern Zevenaar en vijf kerkdorpen: Oud-Zevenaar, Babberich, Angerlo, Giesbeek en Lathum. In 1487 kreeg Zevenaar stadsrechten. Pas in 1811 werd Angerlo een zelfstandige gemeente. Vanaf midden 19e eeuw wordt de Liemers beter bereikbaar door de aanleg van spoorverbindingen, de A12 en verharding van de wegen. Door de groei van de stad Arnhem zijn de nabijgelegen kernen Westervoort, Duiven, Zevenaar en Didam sterk gegroeid. In de zone tussen de snelweg en de spoorlijn waar de kernen gelegen zijn is een stedelijk gebied ontstaan. Zevenaar maakt na de Tweede Wereldoorlog een groeispurt door de bouw van grootschalige uitbreidingswijken. In 2005 vindt er een gemeentelijke herindeling plaats met de voormalige gemeente Angerlo. In de gemeente Zevenaar wonen 32.405 mensen (peildatum 1 januari 2013 GBA). Circa 70% van hen woont in de (stedelijke) kern Zevenaar. Naar verwachting zal de bevolkingsomvang van de gemeente, ondanks een toekomstig sterfteoverschot, blijven toenemen. De groei zal naar verwachting echter beperkter zijn dan in het verleden. De komende jaren zal er sprake zijn van vergrijzing (‘verzilvering’) en ontgroening (minder aandeel jongeren) van de bevolking en een toenemend aantal huishoudens. 103 Het onderwijsaanbod in Zevenaar bestaat uit vijftien basisscholen en op drie locaties in Zevenaar wordt voortgezet onderwijs aangeboden door het Liemers College. De gemeente Zevenaar heeft een rijk en actief verenigingsleven. Er zijn vijf schutterijverenigingen actief in de gemeente. Het aanbod van sportverenigingen is zeer divers. Naast de voetbalverenigingen is er een hockeyvereniging, een basketbalvereniging, een atletiekvereniging en een bowlingvereniging. Er is een ruim aanbod van eerstelijnszorg in de gemeente. In Zevenaar zijn vier huisartspraktijken gevestigd. Daarnaast zijn er in de dorpen Giesbeek en Angerlo ook huisartsenpraktijken gevestigd. In Zevenaar is een onderdeel van Rijnstate gevestigd als basisziekenhuis met een brede poliklinische functie voor de regio van de Liemers. Het winkelaanbod is sterk geclusterd in de stad Zevenaar. Dit geeft het winkelgebied van de stad Zevenaar ook een regionale functie. Het centrum van Zevenaar telt ruim 180 winkels, met een totale winkelvloer verkoopoppervlakte (wvo) van circa 66.000 m2. In de andere kernen van de gemeente zijn ongeveer 15 winkels gevestigd, met een totale omvang van circa 3.500 m2 wvo. Deze winkels zijn vooral lokaal verzorgend. De infrastructurele ligging van Zevenaar is goed gelegen: aan de A12. De interne infrastructuur is op orde en Zevenaar zet zich in op een goede aansluiting op het (regionale) hoofdwegennet (verbreding A12 en doortrekking A15) om de bereikbaarheid van de gemeente verder te verbeteren. Met het openbaar vervoer is de gemeente Zevenaar goed bereikbaar met verschillende buslijndiensten. Zevenaar beschikt daarnaast over een treinstation en er zijn plannen om in de toekomst een tweede station te realiseren. In het rapport van Elsevier ‘De beste gemeenten van 2012’ scoort de gemeente Zevenaar hoog op verkeersveiligheid en recreatiegebieden. De woonlasten binnen de gemeente Zevenaar zijn laag. Aandachtspunt voor Zevenaar uit dit rapport is het economisch klimaat in de gemeente. ‘Het woont goed!’ is een belangrijke uitspraak die tijdens bewonersavonden werd gehoord. De leefbaarheid in Zevenaar wordt als zeer positief beoordeeld. Zevenaar onderhoudt internationale stedenbanden met drie steden: de Duitse gemeente Weilburg, de Poolse gemeente Pruszcz en de Hongaarse gemeente Mátészalka. Met het onderhouden van stedenbanden wordt bijgedragen aan de bevordering van internationale uitwisseling. De gemeente Zevenaar werkt bestuurlijk samen op lokaal niveau met de Liemerse collega’s binnen de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking de Liemers (SdL), maar ook de gezamenlijke reinigingsdienst (RDL) en het streekarchief zijn voorbeelden van samenwerkingsverbanden op lokaal niveau. Daarnaast participeert de gemeente Zevenaar in samenwerkingsverbanden op regionaal niveau (regio Arnhem). In 2010 stonden er 134 mensen op de kieslijst. De opkomst was 52,3%. Het gemiddelde landelijke opkomstcijfer was 54,1%. In 2012 zijn er vier bezwaren gegrond verklaard. In 2011 waren dat er nog vijf. In totaal zijn er in 2012 85 bezwaarschriften ingediend; in 2011 waren dat er nog 77. De gemeentelijke organisatie heeft de volgende kernwaarden: Klantgericht, Resultaatgericht & Samenwerking. 104 - In 2012 heeft Zevenaar een strategische heroriëntatie op de toekomst van de gemeente uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in het visiedocument ‘Het Zevenaar van Morgen’. Hierbij is in een verschuiving van de gemeentelijke rol voorzien. Zevenaar kiest voor een verschuiving van een meer bepalende naar een meer faciliterende rol. Dat betekent dat de gemeente minder activiteiten zelf uitvoert en meer overlaat aan maatschappelijk instanties, verenigingen, burger en private partijen, daar waar mogelijk en/of wenselijk. Hiertoe zijn de volgende inhoudelijke uitgangspunten geformuleerd: Zevenaar is een centrumgemeente op het gebied van cultuur, horeca en detailhandel (winkelaanbod). Zevenaar behoudt het voorzieningenniveau dat past bij een centrumgemeente. Zevenaar wordt een ondernemende gemeente. Duurzaamheid en innovatie zijn leidraad voor het handelen. Zevenaar is een aantrekkelijke leef- en werkgemeente voor jong en oud. Zevenaar is een sociale gemeente. Zevenaar stimuleert (zelf)activiteit. Zevenaar is een veilige gemeente. Zevenaar benut en genereert inkomsten maximaal. Zevenaar is een moderne organisatie, die efficiënt werkt. Kerncijfers per gemeente Bevolking Op 1 januari 2013 telt de gemeente Zevenaar 32.405 inwoners, verspreid over zes kernen. In de gemeente Zevenaar is 36,7% van de bevolking jonger dan 20 jaar en 35,2% 65 jaar of ouder. De groene druk heeft in de gemeente de overhand. De gemeente Zevenaar kent een groter aandeel inwoners van 65 jaar en ouder, en een kleiner aandeel inwoners jonger dan 20 jaar dan gemiddeld in de gemeenten uit dezelfde gemeentegrootteklasse (Gemeentegrootte 25.000-50.000 inwoners). Zevenaar Gem.grootte 25.000-50.000 inwoners Nederland Bevolkingsdichtheid (pers/km2) 2013 559 295 404 Groene druk (%) 2013 36,7 40,4 38,4 Grijze druk (%) 2013 35,2 32,2 28,0 Westerse allochtonen (%) 2013 10,3 7,7 9,4 Niet-westerse allochtonen (%) 2013 4,4 5,7 11,7 Bron: CBS Huishoudens 105 De omvang van de huishoudens in de gemeente Zevenaar bedraagt gemiddeld 2,26. In verhouding is de omvang van de huishoudens in de gemeente Zevenaar kleiner dan in de vergelijkbare gemeentegrootteklasse. Zevenaar Gem.grootte 25.00050.000 inw. Nederland Huishoudgrootte (gem. aantal pers.) 2012 2,26 2,36 2,23 Eenpersoonshuishoudens (%) 2012 30,4 30,4 36,8 Meerpersoonshuishoudens (%) 2012 69,6 69,6 63,2 Bron: CBS Woningmarkt In 2011 zijn er in de gemeente Zevenaar 297 woningen gebouwd. In 2011 maakt 80,8% van de nieuwgebouwde woningen deel uit van de koopsector, en 19,2% van de huursector. Zevenaar Gem.grootte 25.000-50.000 inwoners Nederland Koopwoningen (%) 2011 80,8 67,1 61,1 Huurwoningen (%) 2011 19,2 32,9 38,9 Bron: ABF Research WOZ-waarde De WOZ-waarde van koopwoningen in de gemeente Zevenaar bedraagt gemiddeld € 217,- (x 1.000) en ligt daarmee lager dan gemiddeld in de gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Zevenaar WOZ-waarde (x € 1.000,-) 2013 217 Gem.grootte 25.000 - 50.000 inwoners Nederland 256 239 Bron: Waarderingskamer WOZ 106 Lokale lasten De lokale woonlasten voor zowel een- als meerpersoonshuishoudens zijn in de gemeente Zevenaar lager dan in de referentiegroep. De lokale woonlasten voor eenpersoonshuishoudens bedragen gemiddeld € 466,-. De lokale woonlasten voor meerpersoonshuishoudens zijn met € 556,- hoger dan voor eenpersoonshuishoudens. Zevenaar Gem.grootte 25.000 - 50.000 inwoners Nederland Woonlasten eenpersoonshuishouden (euro) 2013 466 639 640 Woonlasten meerpersoonshuishouden (euro) 2013 556 723 712 Bron: ABF Research Lokale economie In vergelijking met de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang bevinden zich in de gemeente Zevenaar relatief minder vestigingen van bedrijven. Het aantal banen per 1.000 inwoners bedraagt 631,7 en is daarmee hoger dan in de referentiegroep. Zevenaar Gem.grootte 25.000 50.000 inw. Nederland Vestigingen van bedrijven (per 1.000 inw.) 2012 98,2 116,2 114,1 Banen (per 1.000 inw.) 2012 631,7 610,3 709,2 Bron: CBS Arbeidsparticipatie Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking of de beroepsgeschikte bevolking bedraagt in Zevenaar 67,5%. Zevenaar Nettoparticipatiegraad (%) 2012 67,5 Gem.grootte 25.000 - 50.000 inwoners Nederland 68,0 67,2 Bron: CBS 107 Inkomenspositie Het gemiddelde besteedbaar inkomen van personen is met € 27,0 (x 1.000) lager dan gemiddeld in de groep gemeenten van vergelijkbare bevolkingsomvang. Zevenaar Gemiddelde besteedbaar inkomen van personen (*1.000 euro) 2010 Gem.grootte 25.000 50.000 inw. Nederland 28,7 28,5 27,0 Bron: CBS Sociale zekerheid In de gemeente Zevenaar zijn relatief meer personen in de arbeidsproductieve leeftijd aangewezen op een uitkering dan in de vergelijkingsgroep. Gem.grootte 25.000 - 50.000 inwoners Zevenaar Personen met een uitkering (per 1.000 inw.) 2012 134 117 Nederland 136 Onderwijs In de gemeente Zevenaar bevinden zich in 2009 elf scholen voor basisonderwijs, en één school voor voortgezet onderwijs. Zevenaar Basisonderwijs 2009 11 Voortgezet onderwijs 2009 1 Bron: CBS Overlast en onveiligheid In de gemeente Zevenaar komen relatief minder misdrijven voor dan in de vergelijkingsgroep. 108 Zevenaar Misdrijven (per 1.000 inw.) 2011 Gem.grootte 25.000 - 50.000 inwoners Nederland 52,7 71,7 50,9 Bron: CBS Verkeersveiligheid In de gemeente Zevenaar vonden in 2012 196 (geregistreerde) ongevallen plaats. De gemeente Zevenaar kent relatief meer verkeersongevallen met dodelijke afloop dan de vergelijkingsgroep. Zevenaar Gem.grootte 25.000 50.000 inw. Nederland Dodelijke afloop 2012 1,5 0,7 0,5 Ziekenhuisopname 2012 1,5 2,1 2,1 Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Staat van de gemeente: scores burgerrollen In onderstaande tabel zijn de scores per burgerrol en bijbehorende dienstverlening van de gemeente Zevenaar opgenomen. Zevenaar Provincie Gelderland Gem.grootte <50.000 inw. Nederland Max Min A. Burger als Kiezer 6,2 5,8 5,9 5,9 6,5 5,1 B. Burger als Klant 7,6 7,5 7,4 7,4 8,1 7,1 C. Burger als Onderdaan 6,4 6,2 6,2 6,2 6,7 5,7 D. Burger als Partner 5,9 5,7 5,7 5,7 6,4 5,1 7,3 6,4 E. Burger als Wijkbewoner 7,0 6,9 6,9 6,9 109 Dienstverlening aan bedrijven In 2011 heeft de gemeente Zevenaar een onderzoek laten uitvoeren in samenwerking met de ondernemersverenigingen in Zevenaar. Het onderzoek van Bewijs van Goede Dienst brengt in beeld hoe er op de dienstverlening van de gemeente aan ondernemers wordt gescoord. Uit het onderzoek blijkt dat Zevenaar voldoet of ruim voldoet aan zeven van de tien normen binnen het onderzoek. Ten aanzien van deze normen voldoet de dienstverlening aan ondernemers aan het landelijk gemiddelde en op vier van deze normen scoort Zevenaar zelfs boven het landelijk gemiddelde. Deze score is door de onderzoekers als een goede prestatie gekwalificeerd. Om een verbetering in de dienstverlening aan ondernemers te realiseren is er een verbeterplan in gang gezet door het college. Bezwaren en klachten 5.1. Bezwaarschriften In 2012 zijn er in totaal 85 bezwaarschriften ingediend tegen een besluit van het college van B&W, waarvan er 4 gegrond zijn verklaard door de adviescommissie. In 2011 waren er 77 bezwaarschriften ingediend. Dit betekende nagenoeg een halvering van het aantal bezwaarschriften ten opzichte van 2010 (142 bezwaarschriften). In deze jaren zijn er respectievelijk 5 (2011) en 8 (2010) gegrond verklaard. 110 2010 2011 2012 Niet-ontvankelijk 8 6 4 Gegrond 8 5 4 Deels gegrond / deels ongegrond 18 1 7 Ongegrondverklaringen 33 35 15 Ingetrokken 30 17 31 Nog in behandeling tijdens publicatie jaarverslag / overig 44 13 24 Totaal: 142 77 85 Klachten Naast het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit zoals bedoeld in de zin van de Algemene wet bestuursrecht bestaat er voor inwoners van Zevenaar de mogelijkheid om een klacht in te dienen over het handelen van de gemeente. De gemeente Zevenaar hanteert een interne klachtenregeling, waarbij de klacht eerst ambtelijk wordt behandeld. Dit gebeurt door de afdeling waaraan de klacht is gericht. Indien de afhandeling van de klacht niet naar tevredenheid van de indiener plaatsvindt, biedt de gemeente Zevenaar nog de mogelijkheid om in tweede en laatste instantie een klacht in te dienen bij de Ombudscommissie. 6. Opkomst cijfers gemeenteraadsverkiezingen 2010 Op 1 januari 2005 zijn de voormalige gemeenten Angerlo en Zevenaar heringedeeld naar de huidige gemeente. In verband met deze herindeling hebben er in 2005 verkiezingen plaatsgevonden en zijn er in 2006 geen gemeenteraadsverkiezing gehouden. In het jaar 2005, bij de herindelingsverkiezing (Zevenaar - Angerlo), was de opkomst 42%. In 2010 stonden er 134 mensen op de kieslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. De opkomst was 52,3%. Het gemiddelde landelijke opkomstcijfer in 2010 was 54,1%. 111 Voorzieningen niveau per gemeente Stemverhoudingen in bestaande gemeenschappelijke regelingen Zie de gemeente Duiven. 112
© Copyright 2024 ExpyDoc