2. Stedenbouwkundige voorschriften 2.1. Algemeen 2.1 - GIS-West

Toelichting
2. Stedenbouwkundige voorschriften
2.1. Algemeen
2.1.1.
Begrippen
bezettingsgraad
De verhouding van de bebouwde
oppervlakte van het deel van het
perceel binnen een welbepaalde
zone t.o.v. het volledige deel van
het perceel binnen diezelfde zone.
bouwlagen en bouwhoogtes
Een bouwlaag is een gedeelte van
een gebouw met een betreedbare
vloer. Als richtwaarde voor de
hoogte van een bouwlaag geldt 3 m
tenzij in de specifieke
stedenbouwkundige voorschriften
anders bepaald.
De hoogte van de kroonlijst wordt
gemeten vanaf het referentiepeil
tot de bovenkant van de kroonlijst.
De hoogte van de nok wordt
gemeten vanaf het referentiepeil
tot aan de nok.
Het referentiepeil ligt tussen 0 m en
maximum 0,40 m hoger dan het
peil van het openbaar domein ter
hoogte van de bestaande of
ontworpen wegas. Dit geldt niet
voor afwijkende bestaande
toestandsituaties.
gabariet
Buitenomtrek van de verticale
doorsnede van een gebouw,
loodrecht op voorgevel.
duurzame materialen
Een duurzaam materiaal heeft een
lange levensduur in open lucht mits
het voorgeschreven onderhoud.
2.1.2.
Werken van algemeen belang
In iedere zone van het RUP zijn
nutsvoorzieningen, nutsleidingen en
constructies voor waterbuffering
toegestaan, zonder dat de eigenlijke
functie van de bestemming in het
gedrang komt. In het geval van de
bufferzone dient de visuele buffering
gegarandeerd te worden. Deze bepaling
heeft voorrang op de
zonevoorschriften.
Verhardingen in functie van de
brandveiligheid én op uitdrukkelijk
verzoek van de brandweer (moet
blijken uit verslag), worden toegelaten
in alle zones van het plangebied,
behalve in de zone voor buffergroen
34
Toelichting
(zone 4). Deze bepaling heeft voorrang
op de zonevoorschriften.
De aanleg van nutsvoorzieningen en
verhardingen in functie van de
brandweer mogen evenwel geen
aanleiding geven tot het niet uitvoeren
van de zone voor buffergroen (zone 4).
Dit om de noodzakelijke landschappelijke
inkleding van het bedrijf te garanderen en de
hinder voor de omwonenden tot een minimum
te beperken.
Deze maatregelen kunnen bv. de aanleg van
een infiltratie- en/of buffervoorziening
inhouden.
Alle milderende maatregelen in het
kader van een goede waterhuishouding
zijn toegelaten in alle zones van het
plangebied zonder dat de eigenlijke
functie van de bestemming in het
gedrang komt.
2.1.3.
Hemelwaterafvoer
Voor de hemelwaterafvoer, ook deze
afkomstig van verharde oppervlakten
binnen openbaar wegdomein, moet de
voorkeur gegeven worden aan de
volgende afvoerwijzen in afnemende
graad van prioriteit: opvang voor
hergebruik, infiltratie op eigen terrein,
buffering met vertraagd lozen in een
oppervlaktewater of een kunstmatige
afvoerweg voor hemelwater en tot slot
lozing in de (regenwater)afvoerleiding
in de straat.
2.1.4.
Dit voorschrift geeft uitvoering aan een
geïntegreerd waterbeleid, dat als maatregel is
opgenomen bij de gewenste natuurlijke
structuur uit het GRS.
Op te heffen voorschriften
Voorschriften en bepalingen van
volgende gewestplanzones die binnen
het plangebied liggen, komen te
vervallen bij goedkeuring van
onderhavig RUP:
•
Landschappelijk waardevol
agrarisch gebied
35
Toelichting
2.2. Zone 1: zone voor bedrijfsgebouwen
Deze zone valt onder de categorie van
gebiedsaanduiding: “bedrijvigheid”.
2.2.1.
Bestemming
Deze zone is bestemd voor
bedrijvigheid, m.n. een bedrijf voor
schrijnwerkactiviteiten en fabricatie van
houten en PVC interieuronderdelen voor
de bouw van bussen.
Bedrijfsondersteunende functies zoals
kantoren, showroom, vergaderruimtes,
personeelsvoorzieningen,…zijn
toegelaten als nevenbestemming. Een
verkoopsruimte en een showroom zijn
enkel toegelaten als de
verkoopsproducten een relatie hebben
met de aanwezige bedrijfsactiviteiten.
De nevenbestemmingen moeten een
relatie hebben met de aanwezige
bedrijfsactiviteiten en mogen (samen)
een maximale oppervlakte hebben van
250m², waarbij de showroom en
verkoopsruimte samen een maximale
oppervlakte van 100m² hebben.
2.2.2.
Inrichtingsvoorschriften
2.2.2.1. Afmetingen van de
gebouwen:
Deze zone mag volledig worden
bebouwd. De inplanting van de
gebouwen is vrij in deze zone.
Bestaande gebouwen mogen
herbouwd en/of verbouwd worden
binnen hun bestaande gabariet.
De maximale kroonlijst- en
nokhoogte van nieuwe gebouwen
bedraagt 6.00m. De dakvorm is
vrij. In geval van hellende daken
zullen de dakhellingen maximaal
45° bedragen.
2.2.2.2. Materialen en kleur:
Kwaliteitsvolle materialen kunnen zijn:
sandwichpanelen, gevelparament of silexbetonpanelen.
Dit om de noodzakelijke inpassing van het
bedrijf binnen de omgeving te garanderen.
De gevels in kwaliteitsvolle
materialen en kleur moeten
zorgen voor een optimale
integratie van de gebouwen in
hun omgeving.
2.2.2.3. Onbebouwde delen:
Om te voldoen aan de watertoets kan het
aangewezen zijn om waterdoorlatende
materialen te gebruiken. Het type
verharding wordt binnen onderhavig RUP
echter niet vastgelegd omdat er ook op
De onbebouwde delen binnen
deze zone mogen maximaal 80%
verhard worden, in een
verharding naar keuze. Het
stapelen van materialen is
36
Toelichting
andere manieren kan voldaan worden aan de
watertoets (infiltratievoorziening,
buffervoorziening).
toegelaten, maar de maximale
stapelhoogte is beperkt tot de
kleinste kroonlijsthoogte van de
aanpalende bedrijfsgebouwen.
Vormen van publiciteit: publiciteitsborden al
dan niet bevestigd aan of op gebouwen,
publiciteitsverlichting,…
Deze zone is weinig of niet zichtbaar van op
openbaar domein waardoor publiciteitsborden
e.d. weinig zin hebben in deze zone.
Geen enkele vorm van publiciteit
is toegelaten in deze zone.
37
Toelichting
2.3. Zone 2: zone voor bedrijfswoning
Deze zone valt onder de categorie van
gebiedsaanduiding: “bedrijvigheid”.
2.3.1.
Bestemming
Deze zone is bestemd voor een
bedrijfswoning. Slechts één
bedrijfswoning is toegelaten.
2.3.2.
Inrichtingsvoorschriften
2.3.2.1. Afmetingen van de
gebouwen:
Deze zone mag volledig worden
bebouwd. De inplanting van het
gebouw is vrij in deze zone. Het
gebouw mag een maximaal
volume hebben van 1000m³. De
maximale kroonlijsthoogte
bedraagt 6.00m, waarna het
volume kan toenemen onder een
maximale hoek van 45° tot een
maximale nokhoogte van 10.00m.
2.3.2.2. Materialen en kleur:
De kleuren en de materialen dienen de
continuïteit in het straatbeeld te ondersteunen
of er positief mee te contrasteren.
Vrije keuze, voor zover ze
esthetisch verantwoord is en
harmonisch ingepast wordt ten
opzichte van de aanpalende en/of
omringende gebouwen.
Het is toegelaten om
zonnepanelen of zonneboilers
geïntegreerd in hellende
dakvlakken van
gebouwen te plaatsen op
voorwaarde dat deze geen
aanleiding geven tot het kappen
van bomen en geen beperking
inhouden van de
bouwmogelijkheden op
aanpalende percelen.
2.3.2.3. Onbebouwde delen:
Om te voldoen aan de watertoets kan het
aangewezen zijn om waterdoorlatende
materialen te gebruiken. Het type
verharding wordt binnen onderhavig RUP
echter niet vastgelegd omdat er ook op
andere manieren kan voldaan worden aan
de watertoets (infiltratievoorziening,
buffervoorziening).
Vormen van publiciteit: publiciteitsborden al
dan niet bevestigd aan of op gebouwen,
publiciteitsverlichting,…
In deze zone primeert de woonfunctie.
Verwijzingen naar de bedrijvigheid worden niet
toegelaten.
De onbebouwde delen binnen
deze zone mogen maximaal 80%
verhard worden, in een
verharding naar keuze. Het
stapelen van materialen is niet
toegelaten binnen deze zone.
Geen enkele vorm van publiciteit
is toegelaten in deze zone.
38
Toelichting
2.4. Zone 3: zone voor parking en interne
ontsluiting
Deze zone valt onder de categorie van
gebiedsaanduiding: “bedrijvigheid”.
2.4.1.
Bestemming
De vrachtwagens van en naar het bedrijf
kunnen op deze manier op eigen terrein
manoeuvreren zonder het verkeer op openbaar
domein te stremmen.
Daarnaast wordt op eigen terrein
parkeerruimte voorzien voor werknemers en
bezoekers zodat het openbaar domein niet
belast wordt.
Deze zone is bestemd voor verharding
die dienst kan doen als interne
ontsluiting en parking.
2.4.2.
Inrichtingsvoorschriften
Om te voldoen aan de watertoets kan het
aangewezen zijn om waterdoorlatende
materialen te gebruiken. Het type
verharding wordt binnen onderhavig RUP
echter niet vastgelegd omdat er ook op
andere manieren kan voldaan worden aan
de watertoets (infiltratievoorziening,
buffervoorziening).
De zone mag maximaal 80% verhard
worden, in een verharding naar keuze.
De overige delen van deze zone mogen
onverhard blijven en aangelegd worden
met streekeigen beplantingen of mogen
verhard worden met waterdoorlatende
materialen.
Vormen van publiciteit: publiciteitsborden al
dan niet bevestigd aan of op gebouwen,
publiciteitsverlichting,…
Het parkeren van voertuigen is
toegelaten, evenals het plaatsen van
elke vorm van publiciteit.
Stapelen van materialen is niet
toegelaten.
39
Toelichting
2.5. Zone 4: zone voor buffergroen
Deze zone valt onder de categorie van
gebiedsaanduiding: “bedrijvigheid”.
2.5.1.
Bestemmingsomschrijving
Dit om de noodzakelijke landschappelijke
inkleding van het bedrijf te garanderen en
de hinder voor de omwonenden tot een
minimum te beperken.
Deze zone is bestemd voor de aanleg
van een groene buffer tussen het
bedrijf en de aangrenzende open
ruimte.
2.5.2.
Inrichtingsvoorschriften
De bufferzone moet integraal beplant
en deskundig aangelegd worden met
zomereiken met minimum stamomtrek
10/12 (minimum 1 per 20 m²) en een
gemengd struikmassief (minimum
plantmaat 60/80, minimum 1 per m²)
bestaande uit 5 inheemse soorten en
voor tenminste 20% uit bladhoudende
soorten.
Toegelaten afsluitingen zijn ofwel
levende hagen, ofwel draad- en/of
metaalafsluitingen, al dan niet
gecombineerd met groenaanplantingen.
Afsluitingen hebben een maximale
hoogte van 2.50 meter.
Aarden bermen zijn niet toegelaten.
Verhardingen zijn niet toegelaten.
De bufferzone mag niet onderbroken
worden voor toegangen en/of
doorgangen.
Stapelen is niet toegelaten.
2.5.3.
Beheer
De bufferzone dient aangelegd te
worden het eerste plantseizoen na
uitvoering van de werken volgens de
eerste afgeleverde stedenbouwkundige
vergunning na inwerkingtreding van
onderhavig RUP. De bufferzone dient
een minimale hoogte te hebben van
3.00m.
De beplanting moet vakkundig en regelmatig
onderhouden en gesnoeid worden zodat een
bufferzone tot stand komt met de opgelegde
minimale hoogte.
40