Supplement werkgroepstof Inleiding Burgerlijk recht 2014-2015 WG 7. Levering J.H. Nieuwenhuis, Hoofdstukken vermogensrecht, hoofdstuk 10.1-10.4 (overdracht) & Jac. Hijma M.M. Olthof, Compendium Nederlands vermogensrecht, nrs. 149-161 en 163 & Uitslag/Wolterink arrest Onderwerpen: Overdracht van goederen; Levering; Beschikkingsbevoegdheid. Vorige week stond de overdracht van goederen centraal. Daar bleek dat steeds aan een aantal eisen dient te zijn voldaan om een geldige overdracht te bewerkstelligen. Wanneer aan één van de eisen niet is voldaan kunnen derden daartegen onder omstandigheden worden beschermd. Een voorbeeld: wanneer A aan B een goed overdraagt, en B draagt hetzelfde goed vervolgens over aan C, ontstaan er problemen wanneer achteraf blijkt dat de overdracht van A aan B niet geldig is (bijvoorbeeld vanwege een nietige of vernietigde titel). Het gaat dan eigenlijk steeds om de vraag wie rechthebbende is: is A dat gebleven, of is C het toch geworden? De vraag is dus of de derde wordt beschermd tegen het ontbreken van beschikkingsbevoegdheid van zijn voorschakel. Casus 1. Op 1 januari leent Anken haar racefiets uit aan Bever. Op 1 februari verkoopt en levert Bever de motor aan zijn buurman Coster, met dien verstande dat Bever en Coster afspreken dat Bever de racefiets tot aan het einde van het raceseizoen mag gebruiken. Coster had geen reden om eraan te twijfelen dat Bever eigenaar was van de racefiets. Op 1 april haalt Coster de racefiets op. a. Wie is de eigenaar van de racefiets op 2 januari, 2 februari en 2 april? Op 2 januari is Anken eigenaar. Er is hier sprake van een bruikleen overeenkomst (artikel 7A:1777). Anken blijft eigenaar op grond van artikel 7A:1778. Op 2 februari is Anken eigenaar. Aan de vereisten van artikel 3:84 is niet voldaan, want de levering klopt niet. Een houder kan niet per constitutum possessorium leveren (artikel 3:90 jo. 3:115). Op 2 april is Coster eigenaar indien hij zich beroept op artikel 3:86. b. Hoe zou uw antwoord op de vorige vraag luiden indien Bever de racefiets van Anken had gestolen? Op 2 januari is Anken eigenaar. Op 2 februari is Anken eigenaar, omdat de racemotor nog niet in handen van Coster is gekomen (artikel 3:90 lid 2). Op 2 april is Anken eigenaar (art. 5:2). Bever was beschikkingsonbevoegd, er dus niet voldaan aan de vereisten van artikel 3:84. Coster wordt echter niet beschermd door artikel 3:86, omdat Coster de racefiets niet in een winkel heeft gekocht o.i.d. Anken kan dus binnen 3 jaar zijn racefiets revindiceren. Facebook.com/SlimStuderen 1 Supplement werkgroepstof Inleiding Burgerlijk recht 2014-2015 Casus 2. Dentink is eigenaar van een fabriekshal die hij op 20 februari verkoopt en op 1 maart levert aan Everts. Daags hierna verkoopt en levert Everts het gebouw aan Flentrop. Op 1 november vordert en verkrijgt Dentink vernietiging van de koopovereenkomst met Everts vanwege misbruik van omstandigheden. Tevens blijkt dan dat Flentrop destijds op de hoogte was van de malicieuze wijze waarop de koopovereenkomst tussen Dentink en Everts tot stand is gekomen. a. Wie is na vernietiging van de koopovereenkomst tussen Dentink en Everts eigenaar van de fabriekshal? Krachtens artikel 3:53 lid 1 jo. 3:53 heeft vernietiging van een overeenkomst terugwerkende kracht. Everts is dus nooit eigenaar geworden en was beschikkingsonbevoegd bij de overdracht aan Flentrop. Flentrop wordt echter niet beschermd door artikel 3:88, omdat hij niet ter goede trouw was (artikel 3:11). b. Hoe luidt uw antwoord op de vorige vraag van de koopovereenkomst tussen Dentink en Everts zou zijn ontbonden wegens het uitblijven van betaling van de koopprijs? Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht (art. 6:296). Everts was dus eigenaar geworden krachtens 3:84 (er was namelijk een geldige titel). Everts was beschikkingsbevoegd en heeft eigendom overgedragen aan Flentrop krachtens geldige titel, dus aan de vereisten van artikel 3:84 is voldaan. Flentrop is eigenaar geworden. Casus 3. Tandarts Mandring draagt middels een geregistreerde onderhandse akte al zijn vorderingen op zijn cliënten over aan Factor BV, die handelt in vorderingen. Onder die vorderingen bevindt zich een rekening aan Ponsioen van 1.400,- ter zake van het plaatsen van een kroon. Factor BV draagt deze vordering door middel van een akte en onder mededeling aan de debiteur over aan Incasso BV. Wanneer Incasso BV de vordering wil innen, blijkt dat Ponsioen de behandelovereenkomst met Mandring heeft vernietigd wegens dwaling. Wordt Incasso BV beschermd door artikel 3:88 BW? Er is hier sprake van een cessieovereenkomst (artikel 3:94 lid 3), dit is een geldige titel. Om aan de vereisten van 3:88 lid 1 te voldoen moet de derde ter goeder trouw zijn, en de onbevoegdheid moet voortvloeien uit de ongeldigheid van een eerdere overdracht, die niet voortvloeit uit onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder. De behandelovereenkomst is vernietigd, dus de vordering bestaat niet meer. Mandring is met terugwerkende kracht beschikkingsonbevoegd geworden. Incasso BV is niet langer rechthebbende. Artikel 3:88 beschermt Incasso BV dus niet, aangezien de toenmalige vervreemder onbevoegd was. MC-vraag 1. Karel leent op 30 november zijn paard uit aan Lucas die vervolgens het paard op 4 december verkoopt en feitelijk levert aan Mirte. Mirte is niet op de hoogte van het feit dat Lucas het paard geleend heeft van Karel. Wat is op 5 december de goederenrechtelijke positie van een ieder ten opzichte van het paard? A. Mirte is houder, Lucas is houder en Karel is eigenaar. B. Mirte is bezitter, Lucas is houder en Karel is eigenaar. C. Mirte is eigenaar, de anderen hebben geen goederenrechtelijke positie meer. D. Mirte is bezitter, Lucas heeft geen goederenrechtelijke positie meer en Karel is eigenaar. Facebook.com/SlimStuderen 2 Supplement werkgroepstof Inleiding Burgerlijk recht 2014-2015 Alternatief C is juist. Lucas heeft het paard verkocht en feitelijk geleverd aan Mirte. Er is dus een geldige titel en tevens is er voldaan aan de leveringsvereisten. Lucas was echter beschikkingsonbevoegd, omdat hij het paard had geleend van Karel en zelf geen eigenaar was. Aan de vereisten van artikel 3:84 is dus niet voldaan. De beschikkingsonbevoegdheid van Lucas wordt echter geheeld door artikel 3:86, omdat het hier om een roerende zaak gaat en Mirte te goeder trouw was (artikel 3:11). Mirte is dus eigenaar geworden en de anderen hebben geen goederenrechtelijke positie meer. MC-vraag 2. Fruitteler Armando levert 100 kisten appels brevi manu aan Beversluis. Fruitteler Constant levert 100 kisten kersen constituto possessorio aan Dopper. Bij wie bevinden zich, direct nadat de genoemde leveringen hebben plaatsgevonden, de vruchten feitelijk? A. De appels zijn bij Armando, de kersen zijn bij Constant. B. De appels zijn bij Armando, de kersen zijn bij Dopper. C. De appels zijn bij Beversluis, de kersen zijn bij Constant. D. De appels zijn bij Beversluis, de kersen zijn bij Dopper. Alternatief C is juist. Bij levering brevi manu wordt de houder de eigenaar, de appels bevonden zich dus al bij Beversluis en feitelijke overgave hoeft hier niet meer plaats te vinden (art. 3:115 sub b). Bij levering constitutum possessorium worden de kersen verkocht aan Dopper, maar de vervreemder (Constant) houdt de kersen voor Dopper. De kersen bevinden zich dus bij Constant (art. 3:115 sub a). MC-vraag 3. Van Putten verliest op 6 maart zijn horloge. Het wordt een dag later gevonden door Quast, die het op 9 maart verkoopt en feitelijk levert aan Richardson. Richardson heeft geen reden om te denken dat het horloge niet van Quast is. Op 14 april verkoopt en levert Richardson het horloge aan Straathof. Wie is op 15 april eigenaar van het horloge? A. Van Putten. B. Straathof. C. Straathof, maar alleen als hij te goeder trouw is. D. Straathof, maar alleen als hij het horloge in een winkel heeft gekocht. Alternatief B is juist. Van Putten heeft weliswaar zijn horloge verloren, maar hij verliest daarmee niet het eigendom. Quast vindt het horloge en verkoopt en levert het aan Richardson. Er is hierbij wel sprake van een geldige titel en een feitelijke levering, maar de beschikkingsbevoegdheid van Quast ontbreekt. Aan de vereisten van artikel 3:84 is derhalve niet voldaan. Richardson heeft echter geen reden om te denken dat het horloge niet van Quast is, dus hij is te goeder trouw (artikel 3:11). De beschikkingsonbevoegdheid van Quast wordt daarom geheeld door artikel 3:86. Richardson is dus eigenaar van het horloge op het moment dat hij het horloge aan Straathof verkoopt en daarom is Straathof op 15 april eigenaar geworden van het horloge. Facebook.com/SlimStuderen 3
© Copyright 2024 ExpyDoc