De werkbaarheid in de Vlaamse gezondheids- en

VERSO- Cahier 1/ 2014
De werkbaarheid in de Vlaamse gezondheids-en
welzijnssectoren
Een beschrijvende analyse op basis van de Vlaamse werkbaarheidsmonitor
2013 (SERV-Stichting Innovatie & Arbeid)
Met dank aan Stephan Vanderhaeghe (Stichting Innovatie & Arbeid) voor de toelevering van
de gedetailleerde gegevens.
Voor vragen en toelichting
[email protected]
Zie verder
www.verso-net.be
www.werkbaarwerk.be
1
INHOUD
1. Wat u vooraf moet weten
2. De indicatoren van werkbaarheid in de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector
2.1. Werkbaarheidsindicatoren 2013
2.2 Evolutie van de werkbaarheidsindicatoren
2.3. Werkbaarheidsindicatoren volgens persoonskenmerken
2.4. Werkbaarheidsindicatoren in de sectoren
3. De risico’s van werkbaarheid in de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector
3.1. Werkbaarheidsrisico’s 2013
3.2. Evolutie van de werkbaarheidsrisico’s
3.3. Werkbaarheidsrisico’s volgens persoonskenmerken
3.4. Werkbaarheidsrisico’s in de sectoren
4. Job-demand-control-model van Karasek in de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector
5. Conclusies
Referenties
Lijst met figuren
2
1. Wat u vooraf moet weten
In dit cahier worden een reeks data beschreven die zijn gebaseerd op de Vlaamse
Werkbaarheidsmonitor van de SERV (SERV- Stichting Innovatie & Arbeid, 2013). De Stichting
Innovatie & Arbeid leverde een aantal sectorspecifieke data toe aan Verso die het toelaten om een
meer verfijnd beeld te schetsen van de werkbaarheid in de gezondheids- en welzijnssector in
Vlaanderen.
De Vlaamse Werkbaarheidsmonitor kwam er om de doelstellingen inzake werkbaarheid uit het Pact
van Vilvoorde en het Toekomstpact 2020 op een wetenschappelijk onderbouwde wijze te meten.
Sinds 2004 wordt de werkbaarheid voor loontrekkenden driejaarlijks onderzocht via de Vlaamse
Werkbaarheidsmonitor (WBM) in de schoot van de SERV.
De WBM-meting betreft een anonieme schriftelijke bevraging van een representatief staal van
loontrekkenden, woonachtig in het Vlaams Gewest. De steekproef voor de WBM-meting is getrokken
uit het DIMONA-personeelsregister, die via tussenkomst van de Kruispuntbank van de Sociale
Zekerheid werd gekoppeld aan recente woonplaatsgegevens van de loontrekkenden. In 2013 werd
de steekproef voor werknemers verdubbeld tot 40.000 eenheden. De WBM-meting 2013 had een
netto-responspercentage van 43,1%, wat ruim voldoende is om een betrouwbare representativiteit
van de steekproef te garanderen. De respondenten vinken aan in welke sector ze werken, zodat de
resultaten kunnen worden opgedeeld naar sectoren. De minimumdrempel van de steekproefomvang
voor de sectoren lag op 200 eenheden. Deze minimumdrempel laat toe om in 2013 voor het eerst
betrouwbare uitspraken te doen inzake werkbaarheid voor de volgende socialprofitsectoren:
-
Gezins-en bejaardenhulp ( N= 336);
Jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk (N=336);
Ziekenhuizen (N=1090);
Rusthuizen (N=515);
Kinderopvang en Centra voor geestelijke gezondheidszorg (N=201).
Voor de sectoren sociaal-cultureel werk (N= 141) en beschutte- en sociale werkplaatsen (N=145)
werd de minimumgrenswaarde niet bereikt. Beide sectoren worden in wat volgt niet opgenomen. Als
verder wordt verwezen naar de ‘gezondheids- en welzijnssector’, betreft het de som van de vijf
sectoren waarvoor wel de minimumdrempel werd bereikt.
De schriftelijke vragenlijst bestaat voor een groot gedeelte uit zogenaamde ‘vragenbatterijen’. Een
vragenbatterij is een samenhangend geheel van vragen over één aspect, bijvoorbeeld
‘vermoeidheid’. De Stichting Innovatie & Arbeid heeft deze vragen (mits toelating) overgenomen uit
al bestaande vragenlijsten die in binnen- en buitenland uitvoerig zijn getest op hun betrouwbaarheid
en validiteit. Daarbij werd maximaal aansluiting gezocht bij de Nederlandse Vragenlijst Beleving en
Beoordeling van de Arbeid (VBBA). Voor het meten van de vier centrale werkbaarheidsindicatoren en
de zes risico-indicatoren werd geopteerd voor psychometrische schalen. Deze schaalinformatie
wordt gebruikt om binnen een onderzoekspopulatie de groep respondenten die zich in een
problematische situatie bevindt (en haar niet-problematisch complement) af te bakenen
(kengetallentechniek). Het gebruik van kengetallen vereist dat voor de gebruikte schalen een of
meerdere kritische grenswaarden worden bepaald. Kengetallen laten de ordinale informatie uit de
achterliggende schaalscores intact en zijn dan ook perfect bruikbaar voor vergelijkingen tussen
3
deelpopulaties (leeftijdscategorieën, beroepsgroepen, sectoren) (SERV- Stichting Innovatie & Arbeid,
2013).
In wat volgt beperken we ons tot het beschrijven van de werkbaarheid in de gezondheids- en
welzijnssector en waar mogelijk in de diverse sectoren. Telkens wordt onze sector (en/of de diverse
sectoren) vergeleken met het Vlaamse gemiddelde (de werkbaarhheid op de Vlaamse arbeidsmarkt).
De werkbaarheidsmonitor meet vier belangrijke aspecten van arbeidskwaliteit: werkstress
(psychische vermoeidheid), welbevinden in het werk (motivatie), de leermogelijkheden en de balans
tussen werk en privé. Dit zijn de werkbaarheidsindicatoren. Kwaliteit van de arbeid komt tot stand in
een context waarin een hele reeks factoren een rol spelen. De werkbaarheidsmonitor kijkt naar
mogelijke sleutels op de werkplek zelf om de werkbaarheid van jobs te verbeteren. Deze sleutels zijn:
de werkdruk, de emotionele belasting, de afwisseling in het werk, de autonomie in het werk, de mate
waarin men door zijn of haar directe leiding wordt ondersteund en tenslotte de
arbeidsomstandigheden. Dit zijn de zes werkbaarheidsrisico’s.
Voor een verdere verdieping – voorbij het descriptieve- verwijzen we naar de aankomende
publicaties van de Stichting Innovatie & Arbeid (www.serv.be/stichting) en naar de resultaten van het
kwalitatief onderzoek uitgevoerd door VIVO in het kader van het addendum bij de sectorconvenant
van de Social-profit met de Vlaamse Regering (www.vivosocialprofit.org).
Beschrijven van de werkbaarheid draagt bij tot het inzichtelijk maken van de problematiek. Dit is een
eerste belangrijke stap. Waar het echt om gaat is om werkbaarheidsproblemen te voorkomen en
daar waar ze optreden te remediëren. De afgelopen twee jaar was Verso één van de partners in het
ESF-project rond werkbaar werk. Op de portaalsite www.werkbaarwerk.be vindt men o.m. de
resultaten van dit project: een online interactief instrument die de werkbaarheidsdata ontsluiten,
maar ook een Toolbox met inspirerende voorbeelden en instrumenten om rond de verschillende
aspecten van werkbaarheid aan de slag te gaan op organisatieniveau.
4
2. De indicatoren van de werkbaarheid in de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector
In de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor van de SERV wordt werkbaarheid geïndiceerd aan de hand van
de volgende indicatoren:
-
-
Werkstress (psychische vermoeidheid): de mate waarin de door psychosociale
arbeidsbelasting opgebouwde (mentale) vermoeidheid recuperabel is dan wel leidt tot
spanningsklachten en verminderd functioneren.
Welbevinden op het werk (motivatie): de mate waarin men door de aard van de job op het
werk betrokken is/blijft dan wel gedemotiveerd raakt.
Leermogelijkheden: de mate waarin men door formele opleiding en de dagdagelijkse
ervaring op de werkplek zijn competenties op peil kan houden en verder ontwikkelen.
Combinatie werk-privé: de mate waarin de taakeisen in de werksituatie al dan niet
belemmerende effecten hebben op de handelingsmogelijkheden in de thuissituatie.
De werkbaarheidsgraad is het percentage medewerkers dat aangeeft op geen enkele van de vier
indicatoren van werkbaarheid een probleem te ervaren. Indien een medewerker minimaal één
indicator als problematisch ervaart, wordt dit als “niet werkbaar” aangeduid.
→ Leestip : Hoe hoger de balk, hoe gunstiger.
2.1 De werkbaarheidsindicatoren 2013
Figuur 1 toont dat in 2013 58,8% van de medewerkers in de gezondheids-en welzijnssector werkbaar
werk heeft, tegenover 54,6% gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Figuur 1: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart met werkbaarheid (2013, Vlaams
Gewest)
100
88,2
90
80
81,9
85,1
91,4 89,2
82
70,4 70,7
70
58,8
60
54,6
50
40
30
20
10
0
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Leermogelijkheden Combinatie werk- Niet-problematisch
privé
alle 4 indicatoren
Gezondheids-en welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
5
In 2013 geeft 70,4% van de medewerkers uit de gezondheids-en welzijnssector aan geen problemen
te hebben met werkstress (70,7% voor alle sectoren), 88,2% heeft geen problemen met
werkbetrokkenheid en motivatie (81,9% voor alle sectoren), 85,1% heeft geen gebrek aan kansen op
competentie-ontwikkeling (82% voor alle sectoren) en 91,4% van de medewerkers in onze sector
geeft aan geen problemen te ervaren inzake combinatie werk en sociaal (gezins)leven (89,2% voor
alle sectoren).
2.2. Evolutie van de werkbaarheidsindicatoren
Hoe is de werkbaarheid in de gezondheids-en welzijnssector geëvolueerd? Uit figuur 2 blijkt dat over
lange termijn (2004-2013) de werkbaarheid in de gezondheids- en welzijnssector duidelijk is
verbeterd. Dit geldt zowel voor de algemene werkbaarheid (+2,7 ppn.) als voor de vier
werkbaarheidsindicatoren afzonderlijk. Tevens stellen we vast dat de werkbaarheid ten aanzien van
de vorige meting (2010) er in onze sector licht op achteruit is gegaan.
Figuur 2: Evolutie van het percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen
problemen ervaart met de werkbaarheidsindicatoren (2004-2013, Vlaams Gewest)
95,0
91,4
87,2
90,0
89,2
88,2
85,1
85,0
82,0
80,0
75,0
70,0
69,1
70,4
65,0
58,8
60,0
56,1
55,0
50,0
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
2004
Leermogelijkheden
2007
2010
Combinatie werkprivé
Niet-problematisch
alle 4 indicatoren
2013
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Als we de evolutie van de werkbaarheid (2004-2013) in onze sector vergelijking met de evolutie van
de werkbaarheid op de Vlaamse arbeidsmarkt (figuur 3) dan stellen we vast dat verbetering van de
werkbaarheid in onze sector sterker is dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Dit geldt voor de
algemene werkbaarheid (+2,7 ppn.) en voor drie van de vier afzonderlijke werkbaarheidsindicatoren.
Enkel de verbetering van de leermogelijkheden (+3. 1 ppn.), verliep in onze sectoren trager dan
gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt (+4,6 ppn.). Vooral in 2013 zijn er iets meer medewerkers die
het gebrek aan leermogelijkheden als problematisch percipiëren in de gezondheids- en
welzijnssectoren dan in 2010, terwijl de evolutie op Vlaams niveau min of meer gelijk blijft.
6
Figuur 3 : Evolutie (in ppn.) tussen 2004 en 2013 van het percentage medewerkers dat geen
problemen ervaart met de werkbaarheidsindicatoren (Vlaams Gewest)
5,0
4,0
3,0
2,0
1,0
0,0
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Leermogelijkheden Combinatie werk- Niet-problematisch
privé
alle 4 indicatoren
-1,0
Gezondheids-en welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
2.3 Werkbaarheidsindicatoren naar persoonskenmerken
Figuur 4 toont dat er in de gezondheids- en welzijnsector iets meer mannen (86,8%) dan vrouwen
(84,9%) zijn die geen probleem ervaren met de leermogelijkheden in de job. Inzake de combinatie
werk-privé zijn er amper verschillen tussen mannen en vrouwen in onze sector. Deze zien we wel bij
de overige twee werkbaarheidsindicatoren. Zo zijn er aanzienlijk meer mannen (74,6%) dan vrouwen
(69,5%) die aangeven geen probleem te ervaren met werkstress, terwijl wat betreft het welbevinden
op het werk er meer vrouwen (88,9%) dan mannen (86,8%) aangeven hieromtrent geen probleem te
ervaren.
Figuur 5 geeft aan dat in de gezondheids- en welzijnssector het percentage medewerkers dat zegt
geen probleem te hebben met werkstress aanzienlijk lager ligt bij de 40-49-jarigen (68,4%) in
vergelijking met de voorgaande leeftijdscategorie (72%). Het welbevinden op het werk scoort het
hoogst bij de 55-plussers (91%), terwijl deze bij de 50-54 jarigen het laagst ligt (86,6%). Het gros van
de medewerkers die blijven werken na 55 jaar in onze sector kent amper motivatieproblemen. Het
percentage medewerkers dat aangeeft geen probleem te ervaren met zijn/haar leermogelijkheden in
de job daalt met de leeftijd. Dus hoe ouder, hoe groter het gebrek aan leermogelijkheden.
Omgekeerd zien we dat het percentage medewerkers dat de combinatie gezin-werk als niet
problematisch ervaart, stijgt met de leeftijd. Dus hoe jonger, hoe problematischer de
combinatieproblematiek.
7
Figuur 4: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar geslacht (2013, Vlaams Gewest)
95
91,6 91,3
88,9
86,8
84,8
90
84,9
85
80
74,6
69,5
75
70
65
60
55
50
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Leermogelijkheden
Man
Combinatie werkprivé
Vrouw
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 5: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar leeftijd (2013, Vlaams Gewest)
95
92,9 93,2
90,791,7
88,3
91
88 87,9 88,2
90
88,2 88
86,6
84,5
83,5
81,6
85
80
75
70
71 72
71,2 71
68,4
65
60
55
50
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
< 30 j.
30-39 j.
Leermogelijkheden
40-49j.
50-54 j.
Combinatie werkprivé
> 54 j.
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
8
Figuur 6 toont dat in de gezondheids- en welzijnsector er amper verschillen bestaan naar motivatie
naargelang het arbeidsregime waarin men actief is. Zowel het percentage voltijders, als deeltijders
dat geen motivatieprobleem heeft ligt hoog (rond de 88%). De problematiek van werkstress is
prominenter bij voltijders dan bij deeltijders: respectievelijk 68,7% en 73,7% van hen geeft aan geen
probleem met werkstress te ervaren. Verder toont de figuur dat de leermogelijkheden groter zijn bij
de voltijdse medewerkers, dan bij de deeltijdse medewerkers en dat de combinatieproblematiek
werk-privé groter is bij de voltijds - dan bij de deeltijds werkenden.
Figuur 6 : Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar arbeidsregime (2013, Vlaams Gewest)
100
95,8
93,1
95
87,6 88,6 88,6
90
88,2
87,8
84,1
85
79,9
80
73,7
75
70
68,7
70,4
65
60
55
50
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Voltijds
Leermogelijkheden
Deelt (>60%)
Combinatie werkprivé
Deelt (<60%)
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
→ Leestip : Hoe hoger de balk, hoe gunstiger.
Figuur 7 differentieert het beeld van ‘de medewerker’ in de gezondheids- en welzijnssector. Zo
stellen we vast dat de werkstressproblematiek zich vooral stelt bij de zorgmedewerkers en het
kaderpersoneel. Slechts 67,4% van kaderpersoneel en 69% van de zorgmedewerkers geeft aan geen
probleem te ervaren met werkstress. Anderzijds is net het welbevinden op het werk bij de
zorgmedewerkers en het kaderpersoneel bijzonder hoog. Bij de kaders geeft maar liefst 97% onder
hen aan geen probleem te ervaren met leermogelijkheden, wat in schril contrast staat met de
arbeiders in onze sector (59,6%). De combinatieproblematiek is het sterkst aanwezig bij de kaders.
Slechts 86% geeft aan geen probleem te ervaren met de combinatie werk-privé, tegenover meer dan
90% voor de andere functies.
9
Figuur 7: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar functie (2013, Vlaams Gewest)
97
100
93,6
95
89,8 90,8
90,8
88,7
86,7
90
95
86
85
85
78,7
80
73 73,4
75
67,4 69
70
65
59,6
60
55
50
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Arbeider
Leermogelijkheden
Bediende
Kader
Combinatie werkprivé
Zorgmedewerker
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 8: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkstress naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
76
74,6
74
73
72
72
70,4
70
68,4
68
68,7
69
71
71
71,2
69,5
67,4
66
64
62
60
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
10
73,4
73,7
Figuur 8 vat de differentiëring die er bestaat in de gezondheids- en welzijnssector wat betreft de
werkstressproblematiek goed samen. Deze situeert zich vooral bij de kaders, de 40-49-jarigen, de
voltijdse medewerkers, de zorgmedewerkers en de vrouwen. Bij de andere medewerkers geeft meer
dan 70% aan geen probleem te ervaren inzake werkstress.
Figuur 9 toont dat de motivatieproblematiek (welbevinden op het werk) zich in de eerste plaats bij
de arbeiders in onze sector situeert en in beperktere mate bij de mannen. Bij de andere
medewerkers geeft 85% of meer aan geen probleem te ervaren met het welbevinden op het werk.
Figuur 9: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met welbevinden op het werk (motivatie) naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
95
90
86,6
87,9
88
88,2
88,6
88,6
88,9
90,8
91
84,8
85
80
86,7
87,6
89,8
78,7
75
70
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 10 geeft aan dat de problematiek van het gebrek aan leermogelijkheden van en door de job
zich in onze sector in de eerste plaats bij de arbeiders situeert. Bij de andere medewerkers geeft 80%
of meer aan geen probleem te ervaren met een gebrek aan leermogelijkheden.
In figuur 11 zien we dat de combinatieproblematiek in onze sector speelt bij de kaders, de voltijdse
medewerkers en de min 30-jarigen. Bij de andere medewerkers geeft meer dan negen op tien aan
geen problemen te ervaren met de combinatie privé-werk.
11
Figuur 10: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met leermogelijkheden naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
100
97
95
90
85
79,9
80
81,6
83,5
84,1
84,5
84,9
85
86,8
88,2
88
88,2
88,7
75
70
65
60
59,6
55
50
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 11: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met combinatie privé-werk naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
98
96
95
94
92,9
92
90,7
90
87,8
88
90,8
91,3
91,6
93,1
93,2
91,7
88,3
86
86
84
82
80
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
12
93,6
95,8
Figuur 12 vergelijkt de vier werkbaarheidsindicatoren volgens persoonskenmerken in onze sector
met de situatie op de Vlaamse arbeidsmarkt. De balken rechts van het nulpunt impliceren dat de
gezondheids-en welzijnssector het beter doet dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. De balken
links geeft de “achterstand” met de Vlaamse arbeidsmarkt. Inzake werkstress zowel bij deeltijders als
bij voltijders en werkstress bij 40-49-jarigen en bij min 30-jarigen scoren de gezondheids- en
welzijnssector iets (2,2 ppn. of minder) slechter dan gemiddeld op de arbeidsmarkt in Vlaanderen.
Ook wat betreft de combinatie werk-privé bij de min 30-jarigen doen we het iets (2,3 ppn.) minder
goed dan op de Vlaamse arbeidsmarkt. Voor het overige doen we het telkens beter dan gemiddeld in
Vlaanderen.
Figuur 12: Verschil(in ppn.) in werkbaarheidsindicatoren naar kenmerken tussen de gezondheids- en
welzijnssector en de Vlaamse arbeidsmarkt (2013)
Deelt (<60%)
Deelt (>60%)
Voltijds
> 54 j.
50-54 j.
40-49j.
30-39 j.
< 30 j.
Vrouw
Man
-4
-2
0
2
4
6
Combinatie werk-privé
Leermogelijkheden
Welbevinden op werk (motivatie)
Werkstress
8
10
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 13 geeft een beeld van de werkbaarheidsindicatoren naar de omvang van de onderneming
waarin men werkt. We stellen vast dat alle vier de werkbaarheidsindicatoren gunstiger zijn voor de
medewerkers die in kleine ondernemingen (< 50 medewerkers) actief zijn, dan voor medewerkers
die in grotere ondernemingen werken. Het meest frappant is het verschil in werkstress. 75,6% van de
medewerkers uit kleine ondernemingen in onze sector geeft aan geen probleem te ervaren met
werkstress, terwijl dit bij ondernemingen met meer dan 50 medewerkers slechts rond 69% ligt, zowel
voor de middelgrote - als voor de grote - en de zeer grote ondernemingen.
13
Figuur 13: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar de omvang van de onderneming waarin men werkt (2013, Vlaams
Gewest)
100
87,7 87 88,9 88,8
90
80
70
86,4
81,8 83,6
87
91,6 90,5 91,3 91,2
75,6
69 69,8 68,4
60
50
40
30
20
10
0
Werkstress
< 50 mdw
Welbevinden op werk
(motivatie)
50-99 mdw
Leermogelijkheden
100-499 mdw
Combinatie werk-privé
>500 mdw
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
2.4. Werkbaarheidsindicatoren in de sectoren
Figuur 14 toont dat de werkbaarheid in de sector van de ‘gezins- en bejaardenhulp’ beter scoort dan
de gemiddelde werkbaarheid op de Vlaamse arbeidsmarkt. Opvallend is het hoog aandeel
medewerkers in deze sector dat aangeeft geen werkstress te ervaren (76,5%), tegenover slechts
70,7% op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ook wat betreft de combinatie werk-privé is het bijzonder goed
werken in de ‘gezins- en bejaardenhulp’: 93,6% ervaart hieromtrent geen problemen. Enkel inzake
leermogelijkheden scoort de sector onder het Vlaams gemiddelde: 80,6% van de medewerkers geeft
aan hier geen problemen te ervaren, terwijl dit 82% is op de Vlaamse arbeidsmarkt.
→ Leestip : Hoe hoger de balk, hoe gunstiger.
14
Figuur 14: Percentage (%) medewerkers in de gezins- en bejaardenhulp dat geen probleem ervaart
met werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
93,6 91,4
95
90
86,6
88,2
85,1
81,9
85
89,2
80,6
82
80
75
70
76,5
70,4 70,7
65
60
55
50
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Gezins-bejaardenhulp
Leermogelijkheden
Gezondheids-welzijnssector
Combinatie werkprivé
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 15 toont dat de sector van de ‘jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk’ inzake
werkbaarheid voor de vier indicatoren beter scoort dan het Vlaamse gemiddelde. Bovendien zijn
deze verschillen zeer uitgesproken. Zo ligt het percentage medewerkers dat geen problemen ervaart
inzake leermogelijkheden maar liefst 10,8 ppn. hoger dan gemiddeld in Vlaanderen. Voor de andere
indicatoren ligt dit 8,8 ppn. (voor welbevinden), 7,1ppn. (voor werkstress) en 4,9 ppn. (voor
combinatie werk-privé) hoger dan de respectievelijke Vlaamse gemiddelden.
Figuur 16 schetst het beeld van de werkbaarheid in de ‘ziekenhuizen’. Met uitzondering van
werkstress scoort de ziekenhuissector beter op de werkbaarheidsindicatoren dan gemiddeld op de
arbeidsmarkt. Er zijn vooral een pak meer medewerkers in de ziekenhuissector (+7,2 ppn.) die geen
motivatie-problemen ervaren in vergelijking met het gemiddelde op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Inzake werkstress doet de sector het evenwel minder goed. 67,3% van de medewerkers in de
‘ziekenhuizen’ geeft aan geen probleem te ervaren met werkstress, terwijl dit op de Vlaamse
arbeidsmarkt gemiddeld 70,7% bedraagt.
15
Figuur 15: Percentage (%) medewerkers in de jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk dat
geen probleem ervaart met werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
95
90,7
90
88,2
91,4
89,2
85,1
82
81,9
85
80
94,1
92,8
77,8
70,470,7
75
70
65
60
55
50
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Leermogelijkheden
Jeugd, gehandicapten en welzijnswerk
Vlaamse arbeidsmarkt
Combinatie werkprivé
Gezondheids-welzijnssector
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 16: Percentage (%) medewerkers in de ziekenhuizen dat geen probleem ervaart met
werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
95
90,7
89,1 88,2
90
89,2
87,2 85,1
82
81,9
85
91,4
80
75
70
70,4 70,7
67,3
65
60
55
50
Werkstress
Ziekenhuizen
Welbevinden op
werk (motivatie)
Leermogelijkheden
Gezondheids-welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
16
Combinatie werkprivé
Figuur 17 geeft aan dat in de rusthuissector de werkbaarheidsproblematiek zich uitdrukkelijk
manifesteert inzake werkstress en het gebrek aan leermogelijkheden. Slechts 64,7% van de
medewerkers in de ‘rusthuizen’ geeft aan geen problemen te ervaren met werkstress terwijl dit op
de Vlaamse arbeidsmarkt 6 ppn. hoger ligt. Op de Vlaamse arbeidsmarkt geeft 82% van de
medewerkers aan geen probleem te ervaren met leermogelijkheden, terwijl dit in de rusthuissector
slechts 78,8% is. Anderzijds ligt het welbevinden op het werk (de motivatie) in de rusthuissector
hoger dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Figuur 17: Percentage (%) medewerkers in de rusthuizen dat geen probleem ervaart met
werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
95
90
86,4
90,1
88,2
82
78,8
80
75
70
89,2
85,1
81,9
85
91,4
70,4 70,7
64,7
65
60
55
50
Werkstress
Rusthuizen
Welbevinden op
werk (motivatie)
Leermogelijkheden
Gezondheids-welzijnssector
Combinatie werkprivé
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 18 toont dat in de sector van de ‘kinderopvang en de centra voor geestelijke gezondheidszorg’
de werkbaarheid voor al haar indicatoren beter is dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. De
sector steekt duidelijk uit boven het Vlaamse arbeidsmarktgemiddelde: 8,6 ppn. meer medewerkers
zonder probleem inzake motivatie, 6,2 ppn. meer medewerkers zonder probleem met betrekking tot
de leermogelijkheden en 4,7 ppn. meer medewerkers zonder probleem met werkstress.
Figuur 19 geeft een samenvattend overzicht voor de werkbaarheidsindicator werkstress. De sectoren
‘jeugdbijstand, gehandicaptenwerk en welzijszorg’, ‘gezins- en bejaardenhulp’ en ‘kinderopvang en
centra voor geestelijke gezondheidszorg’ doen het beter dan gemiddeld op de Vlaamse
arbeidsmarkt, terwijl de ‘ziekenhuizen’ en de ‘rusthuissector’ benedengemiddeld scoren voor
werkstress.
17
Figuur 18: Percentage (%) medewerkers in de kinderopvang en de cenrta voor geestelijke
gezondheidszorg dat geen probleem ervaart met werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
95
90,5
90
88,2
89,3
91,4
89,2
85,1
82
81,9
85
80
88,2
75,4
75
70,470,7
70
65
60
55
50
Werkstress
Welbevinden op
werk (motivatie)
Kinderopvang en cggz
Leermogelijkheden
Gezondheids-welzijnssector
Combinatie werkprivé
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 19: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart met werkstress naar sector (2013,
Vlaams Gewest)
80
75
70
77,8
76,5
75,4
70,7
65
70,4
67,3
60
64,7
55
50
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
18
Figuur 20 illustreert duidelijk dat in al de sectoren van de gezondheids-en welzijnssector het
welbevinden op het werk (motivatie) hoger ligt dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Bovendien zijn deze verschillen erg uitgesproken.
Figuur 21: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart met welbevinden op het werk
(motivatie)naar sector (2013, Vlaams Gewest)
95
90
85
90,7
90,5
89,1
88,2
86,6
86,4
80
81,9
75
70
65
60
55
50
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 21 toont dat in de sectoren ‘gezins- en bejaardenhulp’ en in ‘de rusthuizen’ er een groter
probleem is inzake een gebrek aan leermogelijkheden dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
De andere sectoren scoren duidelijk beter dan het Vlaamse gemiddelde.
Figuur 22 bevestigt dat wat betreft het combineren van werk en privé het beter werken is in al de
sectoren van de gezondheids-en welzijnssector dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
19
Figuur 21: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart inzake leermogelijkheden naar
sector (2013, Vlaams Gewest)
95
90
92,8
85
88,2
87,2
85,1
80
82
75
80,6
78,8
70
65
60
55
50
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 22: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart inzake combinatie privé-werk
naar sector (2013,Vlaams Gewest)
95
90
94,1
93,6
91,4
90,7
85
90,1
80
75
70
65
60
55
50
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
20
89,3
89,2
Figuur 23 toont dat de werkbaarheid, als synthetiserende parameter van de vier onderliggende
indicatoren, enkel in de ‘rusthuissector’ lager ligt dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. In de
rusthuissector ervaart 51,4% van de medewerkers geen enkel probleem voor één van de vier
werkbaarheidsindincatoren, terwijl dit gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt voor 54,6% van de
medewerkers geldt. In de overige sectoren van de gezondheids-en welzijnssector ligt de
werkbaarheid aanzienlijk boven dit Vlaamse gemiddelde. De sector ‘jeugdbijstand,
gehandicaptenzorg en welzijnswerk’ kent de hoogste werkbaarheid (68,9%), gevolgd door de
‘kinderopvang en centra voor geestelijke gezondheidszorg’ (64,4%), de ‘gezins- en bejaardenhulp’
(62,9%) en de ‘ziekenhuizen’ (57,4%).
Figuur 23: Percentage (%) medewerkers dat geen enkel werkbaarheidsprobleem ervaart naar sector
(2013, Vlaams Gewest)
70
60
68,9
64,4
62,9
58,8
50
57,4
40
54,6
51,4
30
20
10
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
21
3. De risico’s van de werkbaarheid in de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector
In de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor van de SERV wordt ingezoomd op een reeks jobkenmerken,
die als een mogelijk risico worden geïndiceerd voor de werkbaarheid. De SERV onderscheid zes
werkbaarheidsrisico’s.
-
-
Hoge werkdruk: de mate van arbeidsbelasting vanuit kwantitatieve taakeisen zoals het
werkvolume, het werktempo en tijdslimieten.
Emotioneel belastend werk: de mate van arbeidsbelasting vanuit contactuele taakeisen
(bv. contact met klanten, patiënten, medewerkers).
Routinematige werk: de mate waarin de functie-inhoud een afwisselend takenpakket
omvat en beroep doet op de vaardigheden van de medewerkers. Bij onvoldoende
afwisseling spreken we over routinematig werk.
Gebrek aan autonomie: de mate waarin medewerkers invloed hebben op de planning en
organisatie van hun eigen werk – ‘regelmogelijkheden’.
Gebrek aan steun van de directe leiding: de mate waarin medewerkers door hun
rechtstreekse chef adequaat gecoacht en sociaal gesteund worden.
Belastende arbeidsomstandigheden: de mate waarin medewerkers blootgesteld worden
aan fysische inconveniënten in de werkomgeving en lichamelijke belasting.
Per werkbaarheidsrisico wordt telkens aangegeven hoeveel % van de medewerkers dit als een
probleem ervaart.
→ Leestip : Hoe lager de balk, hoe gunstiger.
3.1 Werkbaarheidsrisico’s 2013
Figuur 24 toont dat de werkbaarheidsrisico’s in de gezondheids- en welzijnssector hoger of rond het
gemiddelde op de Vlaamse arbeidsmarkt liggen. In de gezondheids-en welzijnssector ervaart 35,4%
van de medewerkers de emotionele belasting van de job als problematisch (20% voor alle sectoren)
en 23,5% geeft aan dat een gebrek aan autonomie problematisch is (19% voor alle sectoren). Ook de
arbeidsomstandigheden worden door iets meer medewerkers in onze sector als problematisch
ervaren dan de gemiddelde medewerker in Vlaanderen. Voor andere jobrisico’s zoals het gebrek aan
taakvariatie, het gebrek aan ondersteuning door de directe leiding en voor hoge werkdruk scoort de
gezondheids- en welzijnszorg min of meer op het gemiddelde voor de Vlaamse arbeidsmarkt.
22
Figuur 24: Percentage (%) medewerkers dat problemen ervaart met de werkbaarheidrisico’s (2013,
Vlaams Gewest)
40
35
30
25
35,4
29,8 29
20
22,9 23,7
23,5
19
20
13,2 14,4
15
14,7
12,9
10
5
0
Gezondheids-en welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
3.2. Evolutie van de werkbaarheidsrisico’s
Over lange termijn (2004-2013) springen volgende evoluties in het oog. Figuur 25 toont dat het risico
van emotionele belasting in de gezondheids- en welzijnssector sterk afneemt (-5,7ppn.), terwijl het
gebrek aan autonomie (+4,5 ppn.) toeneemt. Tevens neemt ook het risico op belastend werk toe
(+3,5 ppn.) tussen 2004 en 2013 toe. Op korte termijn (2010-2013) zien we twee evoluties. Zo neemt
het gebrek aan taakvariatie (routinematig werk) toe (+4,4 ppn.) in onze sector en daalt de werkdruk
behoorlijk sterk (-6,7 ppn.) in onze sector tussen 2010 en 2013.
Als we de evolutie van de werkbaarheidsrisico’s (2004-2013) in onze sector vergelijken met de
evolutie van de werkbaarheidsrisico’s op de Vlaamse arbeidsmarkt (figuur 26), dan stellen we vast
dat de afname van de risico’s ‘emotionele belasting’ en ‘hoge werkdruk’ in onze sector sterker zijn
dan de gemiddelde dalingen op de Vlaamse arbeidsmarkt. Minder gunstig is echter het stijgend risico
van een ‘gebrek aan autonomie’ en ‘belastende arbeidsomstandigheden’ in de gezondheids- en
welzijnssector, terwijl deze risico’s tussen 2004 en 2013 licht afnamen op de Vlaamse arbeidsmarkt
als geheel.
23
Figuur 25: Evolutie van het percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat
problemen ervaart met de werkbaarheidrisico’s (2004-2013, Vlaams Gewest)
45,0
40,0
35,0
30,0
25,0
20,0
15,0
10,0
5,0
0,0
41,1
32,1
35,4
29,8
21,5
23,5
22,9
19,0
14,1
2004
2007
2010
13,2
14,7
11,2
2013
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 26: Evolutie (in ppn.) tussen 2004 en 2013 van het percentage (%) medewerkers dat problemen
ervaart met de werkbaarheidrisico’s (Vlaams Gewest)
6,0
4,0
2,0
0,0
-2,0
-4,0
-6,0
-8,0
Gezondheids-en welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
24
3.3. Werkbaarheidsrisico’s volgens persoonskenmerken
Figuur 27 toont dat in de gezondheids- en welzijnsector het gebrek aan taakvariatie en belastende
arbeidsomstandigen meer geproblematiseerd wordt door vrouwen dan door mannen, terwijl de
emotionele belasting en het gebrek aan steun door de directe leiding meer door mannen dan door
vrouwen als een probleem wordt ervaren.
Figuur 27: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar geslacht (2013, Vlaams Gewest)
38,1
40
35,1
30,9 29,9
30
24,1
23,7
16,9
16,6
20
21,4
12,5
12,4
15,1
10
0
Man
Vrouw
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 28 toont dat de problematiek van werkdruk en van emotionele belasting piekt bij de 30-39jarigen, en in de volgende leeftijdscohortes duidelijk lager ligt. Tevens stellen we vast dat in de
gezondheids-en welzijnssector het gebrek aan steun van de directe leiding toeneemt met de leeftijd,
terwijl de problematisering van de belastende arbeidsomstandigheden daalt naarmate men ouder
wordt (vanaf 30 jaar). Verder valt het op dat het percentage medewerkers tussen 50 en 54 jaar dat
aangeeft een probleem te ervaren met een gebrek aan autonomie opmerkelijk hoger (+5 ppn.) ligt
dan in de jongere - en in de oudere leeftijdscohortes.
25
Figuur 28: Percentage (%) medewerkers in de gezondheid- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar leeftijd (2013, Vlaams Gewest)
38,140
40
35
30
33,2
33,4 35,4
31
30,2
29,6
30,7
25,6
27,3
24,8 22
22,3
21,3
20,3
25,524,4
21,7
19,4
25
15,8
15,3
15,3 15,914,7
13,9
13,9
12,7
11 10,3
20
15
10
5
0
< 30 j.
30-39 j.
40-49j.
50-54 j.
> 54 j.
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
In figuur 29 springt in het oog dat 41, 3% van de voltijds werkenden in onze sector problemen ervaart
met emotionele belasting, terwijl dit bij deeltijds werkenden aanzienlijk lager ligt (27,7%). Tevens
opvallend is dat bijna één op drie van de kleine deeltijders aangeeft een gebrek aan taakvariatie te
ervaren, terwijl dit bij de voltijders slechts 18% bedraagt.
→ Leestip : Hoe lager de balk, hoe gunstiger.
26
Figuur 29: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar arbeidsregime (2013, Vlaams Gewest)
45
41,3
40
35
30
30,2
32,6
29,9
28,4
31,6
27,7
25,9
22,9 22,9
24,3
25
18
20
14,9
12,2 11,7
15
16,3 14,7
13,6
10
5
0
Voltijds
Deelt (>60%)
Deelt (<60%)
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 30 toont dat maar liefst de helft van de kaders in de gezondheids- en zorgsector aangeeft
geconfronteerd te worden met een te hoge werkdruk en met emotionele belasting. Ook voor ruim
43% van de zorgmedewerkers is emotionele belasting een probleem. Arbeiders in onze sector
worden dan weer heel wat meer geconfronteerd met een gebrek aan taakvariatie (48,2%) en met
een gebrek aan autonomie (36,2%), dan de andere functies in onze sector. Het percentage arbeiders
(19%) en zorgmedewerkers (18,4%) dat belastende arbeidsomstandigheden in de job
problematiseert, ligt ongeveer op hetzelfde niveau.
→ Leestip : Hoe lager de balk, hoe gunstiger.
Figuur 31 vat de differentiëring die er bestaat in de gezondheids- en welzijnssector wat betreft het
risico op hoge werkdruk goed samen. Globaal geeft rond de 30% van de medewerkers in onze sector
aan dat de werkdruk een probleem is, onafhankelijk van geslacht, leeftijd of arbeidsregime waarin
men aan de slag is. Maar het zijn vooral de kaders die het meest aangeven met werkdruk
geconfronteerd te worden.
27
Figuur 30: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar functie (2013, Vlaams Gewest)
60
50,1
49,4
50
48,2
43,3
36,2
40
29,5
30
25,2
20,1
23,5
23,3
23,5 24,4
21,1
19
20
14,61515,3
7,5
10
11,8
7,8
4,6
5
3
18,4
0
Arbeider
Bediende
Kader
Zorgmedewerker
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 31: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met werkdruk naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
60
50
49,4
40
33,2
30
31
30,9
30,2
30,2
29,9
29,9
29,6
29,5
28,4
25,6
25,2
20,1
20
10
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
28
Zoals uit figuur 32 blijkt is de problematiek van de emotionele belasting prominent aanwezig in onze
sector. Met uitzondering voor de 55-plussers, de bedienden en de arbeiders geeft meer dan 30% van
de medewerkers aan hiermee geconfronteerd te worden. De hoogste toppen worden geschoren
door de kaders (50,1%), de zorgmedewerkers (43,3%), de voltijders (41,3%) en de 30-39-jarigen
(40%).
Figuur 32: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met emotionele belasting naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
60
50,1
50
43,3
40
41,3
40
38,1
38,1
35,4
35,1
33,4
32,6
30,7
27,7
30
23,3
20
7,5
10
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 33 geeft aan dat het gebrek aan taakvariatie (routinematig werk) zich in de eerste plaats
situeert bij de arbeiders (48,2%) in onze sector en in minder mate bij de kleine deeltijders (31,6%).
Ook in figuur 34 schieten de arbeiders er bovenuit wat betreft het gebrek aan autonomie in de job:
36,2% onder hen ervaart dit als problematisch. Ook heel wat 50-54-jarigen en kleine deeltijders
geven aan te maken te hebben met onvoldoende autonomie in de job. Van de meeste andere
medewerkers in onze sector geeft tussen één op vijf en één op vier aan dat ze een gebrek aan
autonomie in de job ervaren. Bij de kaders problematiseert slechts 5% het gebrek aan autonomie.
29
Figuur 33: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met routinematig werk naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
60
50
48,2
40
31,6
30
25,5
24,4
24,3
24,1
23,5
21,7
21,1
20,3
20
19,4
18
16,6
10
3
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 34: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met een gebrek aan autonomie naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
40
36,2
35
30
25
27,3
25,9
24,8
24,4
23,7
23,5
22,9
22,9
22,3
22
21,4
21,3
20
15
10
5
5
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
30
Figuur 35 toont dat het percentage vrouwen, deeltijders en min 40-jarigen dat een gebrek aan
directe steun van de leiding ervaart, iets lager ligt dan bij andere medewerkers in onze sector.
Figuur 35: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met een gebrek aan steun van de directe leiding naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
18
16
16,9
15,9
15,3
15,3
15
14,9
14,6
14
13,9
12,5
12,2
12
11,8
11,7
11
10,3
10
8
6
4
2
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 36 geeft aan dat belastende arbeidsomstandigheden in de eerste plaats een zaak is van
arbeiders en zorgmedewerkers en slechts in beperkte mate voor de bedienden en de kaders. Naar
leeftijd en geslacht zien we weinig variatie.
Figuur 37 vergelijkt de zes werkbaarheidsrisico’s volgens persoonskenmerken in onze sector met de
situatie op de Vlaamse arbeidsmarkt. De balken rechts van het nulpunt impliceren dat de
gezondheids-en welzijnssector het minder goed doet dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. De
balken links geven de “voorsprong” met de Vlaamse arbeidsmarkt. Voor de meeste
werkbaarheidsrisico’s doet de gezondheids- en welzijnssector het, onafhankelijk van de
persoonskenmerken, minder goed dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Uitschieter hierin is
de emotionele belasting. Enkel inzake routinematig werk doen we het, onafhankelijk van
persoonskenmerken, beter dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Opvallend is verder dat wat
betreft de belastende arbeidsomstandigheden, mannen in onze sector beter af zijn dan gemiddeld
op de Vlaamse arbeidsmarkt.
31
Figuur 36: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem
ervaart met belastende arbeidsomstandigheden naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
20
19
18,4
18
16,3
16
15,8
15,3
15,1
14,7
14
14,7
13,9
13,6
12,7
12,4
12
10
7,8
8
6
4,6
4
2
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 37: Verschi l(in ppn.) in werkbaarheidsrisico’s naar kenmerken tussen de gezondheids- en
welzijnssector en de Vlaamse arbeidsmarkt (2013)
Deelt (>60%)
Deelt (>60%)
Voltijds
> 54 j.
50-54 j.
40-49j.
30-39 j.
< 30 j.
Vrouw
Man
-5
0
5
10
15
20
Belastende arbeidsomstandigheden
Onvoldoende steun directe leiding
Onvoldoende autonomie
Routinematig werk
Emotioneel belastend werk
Hoge werkdruk
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
32
25
Figuur 38 geeft een beeld van de werkbaarheidsrisico’s naar de omvang van de onderneming waarin
men werkt. Deze liggen over het algemeen lager in kleine ondernemingen, dan in grotere
ondernemingen. Zo geeft 24,3% van de medewerkers die in kleine ondernemingen werken aan te
kampen met een te hoge werkdruk, terwijl dit bij medewerkers die werken in ondernemingen tussen
50 en 100 medewerkers zelfs 10 procentpunten hoger ligt. Ook voor routinematig werk en voor
gebrek aan autonomie ligt het verschil tussen medewerkers uit kleine en uit iets grotere
ondernemingen (50-100) rond de 10 procentpunten. Opvallend is dat er voor de diverse
werkbaarheidsrisico’s nagenoeg geen verschillen zijn tussen de grote - en de zeer grote
ondernemingen.
Figuur 38: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar omvang van de onderneming waarin men werkt (2013, Vlaams
Gewest)
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
38,5
38,2
34,6
32,8
28,5
32,2
31,3
29,1
24,3
23,9
21,8
18,4
< 50 mdw
27,1
24,9
24,1
16,6
50-99 mdw
14,1
13,9
12,6
11,6
100-499 mdw
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
33
17,5
15,5
15,2
10,6
>500 mdw
3.4. Werkbaarheidsrisico’s in de sectoren
Figuur 39 toont dat de risico’s van hoge werkdruk, gebrek aan autonomie en gebrek aan steun van de
directe leiding in de sector van de ‘gezins en bejaardenhulp’ opvallend lager liggen dan gemiddeld op
de Vlaamse arbeidsmarkt, terwijl de risico’s op routinematig werk en belastende
arbeidsomstandigheden er hoger liggen dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Figuur 39: Percentage (%) medewerkers in de gezins- en bejaardenhulp dat problemen ervaart met de
werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
40
35
30
35,4
29,8 29
22,3
25
20
28,5
22,923,7
23,5
20
19
15,1
13,214,4
15
7,4
10
15,514,7
12,9
6,7
5
0
Gezins-bejaardenhulp
Gezondheids-welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
→ Leestip : Hoe lager de balk, hoe gunstiger.
Uit figuur 40 blijkt overduidelijk dat hét risico in de sector van ‘jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en
welzijnswerk’ de emotionele belasting van de job is. Bijna de helft van de medewerkers in deze
sector problematiseert de emotionele belasting, tegenover 20% op de Vlaamse arbeidsmarkt. Voor
de overige werkbaarheidsrisico’s scoort de sector telkens gunstiger dan gemiddeld op de Vlaamse
arbeidsmarkt.
Uit figuur 41 concluderen we dat in de ‘ziekenhuissector’ vooral de emotionele belasting, het gebrek
aan autonomie en de hoge werkdruk als bovengemiddelde werkbaarheidsrisico’s naar voren komen:
respectievelijk +20,9 ppn., +7,6 ppn. en +9,7 ppn. meer medewerkers zien deze werkbaarheidsrisico’s
als problematischer dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
34
Figuur 40: Percentage (%) medewerkers in de jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk dat
problemen ervaart met de werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
49,6
50
35,4
40
30
29,8 29
23,1
20
20
22,923,7
11,8
23,5
19
14,7 12,9
14,4
11,613,2
9,5
6,7
10
0
Jeugd, gehandicapten en welzijnswerk
Gezondheids-welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 41: Percentage (%) medewerkers in de ziekenhuizen dat problemen ervaart met de
werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
40,9
45
40
35
36,6
35,4
29,8
29
28,7
30
25
20
22,923,7
21,3
23,5
20
19
14,913,214,4
15
15,4 14,7
12,9
10
5
0
Ziekenhuizen
Gezondheids-welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
35
Figuur 42 geeft aan dat de zes werkbaarheidsrisico’s in de sector van de ‘rusthuizen’ telkens
ongunstiger scoren dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Met uitzondering van het gebrek
aan steun van de direct leiding zijn de verschillen bovendien erg uitgesproken. Zo ligt het percentage
medewerkers uit de ‘rusthuissector’ dat aangeeft dat de werkdruk problematisch is bijna 11 ppn.
hoger dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Voor emotionele belasting bedraagt dit verschil
15,4 ppn., voor een gebrek aan taakvariatie 11,5 ppn., voor een gebrek aan autonomie 12,7 ppn. en
voor belastende arbeidsomstandighden 10,7 ppn.
Figuur 42: Percentage (%) medewerkers in de rusthuizen dat problemen ervaart met de
werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
39,9
40
35
35,4 35,4
35,2
31,7
29,8 29
30
25
20
22,9 23,7
23,6
23,5
19
20
15
16,4
13,214,4
14,7
12,9
10
5
0
Rusthuizen
Gezondheids-welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 43 geeft bijna het spiegelbeeld van figuur 42. In de sector van de ‘kinderopvang en de centra
voor geestelijke gezondheidszorg’ geeft amper 17% van de medewerkers aan dat ze de hoge
werkdruk problematisch vinden, tegenover 29% gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ook inzake
routinematig werk en belastende arbeidsomstandigheden doet deze sector het merkelijk beter dan
gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Wat betreft onvoldoende autonomie en emotionele
belasting van het werk scoort de sector iets boven het Vlaamse gemiddelde, maar beneden het
globale gemiddelde voor de gezondheids- en welzijnssector. Wat betreft emotionele belasting is deze
sector atypisch voor de gezondheids- en welzijnssector.
Figuur 44 geeft een samenvattend overzicht voor het werkbaarheidsrisico hoge werkdruk. Deze
wordt door weinig medewerkers als problematisch gezien in de ‘gezins –en bejaardenhulp’ (15,1%)
en in de ‘kinderopvang- en centra voor geestelijk gezondheidszorg’ (16,9%), maar door opvallend
veel medewerkers in de ‘ziekenhuizen’ (36,6%) en in de ‘rusthuizen’ (39,9%).
36
Figuur 43: Percentage (%) medewerkers in de kinderopvang en centra voor geestelijke
gezondheidszorg dat problemen ervaart met de werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
40
35,4
35
29,8 29
30
23,7
25
20
22,923,7
23,5
20,5
16,9
20
19
1313,214,4
11,8
15
14,7
12,9
9,1
10
5
0
Kinderopvang en cggz
Gezondheids-welzijnssector
Vlaamse arbeidsmarkt
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 44: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake de hoge werkdruk naar
sector (2013,Vlaams Gewest)
40
39,9
36,6
35
30
29,8
29
25
23,1
20
15
15,1
16,9
10
5
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
37
Figuur 45 laat zien dat het percentage medewerkers dat probemen ervaart met de emotionele
belasting van de job, in alle gezondheids- en welzijnssectoren hoger ligt dan het Vlaamse
gemidddelde, waarbij dit in de ‘rusthuizen’ oploopt tot ruim één op drie medewerkers, in de
‘ziekenhuizen’ tot vier op tien medewerkers en in de ’jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en
welzijnswerk’ zelfs tot bijna de helft van de medewerkers.
Figuur 45: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake de emotionele belasting
naar sector (2013, Vlaams Gewest)
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
49,6
40,9
35,4
20
22,3
35,4
23,7
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 46 toont dat enkel in de ‘gezins- en bejaardenhulp’ en in de ‘rusthuizen’ een bovengemiddeld
percentage medewerkers routinematig werk problematiseert.
In figuur 47 stellen we vast dat minder dan één op 10 medewerkers uit de ‘gezins-en bejaardenhulp’
en uit de ‘jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk’ een gebrek aan autonomie in de job als
probleem ervaart. Dit ligt een heel eind beneden het Vlaams gemiddelde van 19%. In de
‘ziekenhuizen’ en de ‘rusthuizen’ ligt dit gebrek aan autonomie dan weer een heel eind boven het
Vlaamse gemiddelde.
Het is ook in de ‘rusthuizen’ en in de ‘ziekenhuizen’ dat er een bovengemiddeld percentage
medewerkers aangeeft dat een gebrek aan steun van de directe leiding problematisch is zoals blijkt
uit figuur 48.
→ Leestip : Hoe lager de balk, hoe gunstiger.
38
Figuur 46: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake een gebrek aan taakvariatie
(routinematig werk) naar sector (2013, Vlaams Gewest)
40
35
35,2
30
25
22,9
21,3
20
23,7
28,5
15
10
11,8
11,8
5
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 47: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake een gebrek aan autonomie
naar sector (2013, Vlaams Gewest)
35
31,7
30
28,7
25
20
19
20,5
23,5
15
10
5
7,4
9,5
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
39
Figuur 48: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake een gebrek aan
ondersteuning van de directe leiding naar sector (2013, Vlaams Gewest)
18
16
16,4
14
13,2
12
14,4
14,9
13
10
11,6
8
6
6,7
4
2
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
Figuur 49: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake belastende
arbeidsomstandigheden naar sector (2013, Vlaams Gewest)
25
23,6
20
15
15,4
14,7
10
5
12,9
6,7
9,1
0
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
40
15,5
Figuur 49 toont dat het percentage medewerkers dat een probeem ervaart met de belastende
arbeidsomstandigheden in de ‘ziekenhuizen’, de ‘gezins- en bejaardenhulp’ en de ‘rusthuizen’ hoger
ligt dan het Vlaamse gemiddelde, waarbij dit in de ‘rusthuizen’ oploopt tot bijna één op vier
medewerkers.
41
4 Job-demand-control-model van Karasek in de Vlaamse gezondheids- en
welzijnssector
Karasek ontwikkelde reeds eind jaren ’70 een (ideaaltypisch) model (job demand-control-model) met
daarin vier ‘soorten’ jobs, die hij onderscheidt op basis van twee parameters, namelijk de
beslissingsruimte (de regelmogelijkheden, jobcontrol) die een medewerker heeft in zijn/haar job en
de taakeisen (job demands) die worden gesteld in de job. Het ‘soort’ job kenschetst op zijn beurt de
mate waarin medewerkers beschikken over meer of minder leermogelijkheden én over de mate van
stressrisico’s in de job. Een werkbare job (het nastrevenswaardige) is in Karasek’s model de “actieve
job” waarin een goed evenwicht wordt gevonden tussen de regelmogelijkheden en de de taakeisen.
In dit soort jobs beschikt de medewerker over meer leermogelijkheden en worden de stressrisico’s
beperkt.
Job demands, job control model van Karasek (1979)
Via de data van de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor kan het model van Karasek worden
geconstrueerd aan de hand van de volgende variabelen:


Regelmogelijkheden (Control)
o Hoog: taakvariatie niet problematisch en autonomie niet problematisch
o Laag: taakvariatie problematisch en/of autonomie problematisch
Taakeisen (Demands)
o Hoog: werkdruk problematisch en/of emotionele belasting problematisch
o Laag: werkdruk niet problematisch en emotionele belasting niet problematisch
Deze constructie geeft volgende Jobtypes (soort werk):
o Rustige jobs (eenvoudig werk, Low strain): taakeisen laag + regelmogelijkheden
hoog;
o Slopende jobs (stressvol werk, High strain): taakeisen hoog + regelmogelijkheden
laag;
o Passieve jobs (saai werk): taakeisen laag + regelmogelijkhden laag;
o Actieve jobs (uitdagend werk): taakeisen hoog + regelmogelijkheden hoog.
42
Figuur 50 toont dat 26,9% van de medewerkers in het Vlaams Gewest een job heeft met een goed
evenwicht tussen de werkeisen en de beslissingsruimte (uitdagend werk, actieve jobs). Op Europees
niveau bevindt Vlaanderen zich bij de koplopers inzake actieve jobs, enkel Finland (31%) doet het
beter. Het Europese gemiddelde van het aandeel medewerkers in actieve jobs bedraagt 20%
(Vermeerbergen, L., e.a., 2013, p.69).1 Bijna 40% van de medewerkers in het Vlaams Gewest heeft in
de job te veel autonomie ten opzichte van de werkeisen (eenvoudig werk, rustige job), terwijl 21,2%
in zijn/haar arbeidsplaats te weinig werkeisen en beslissingsruimte heeft (passieve job, saai werk).
12% van de medewerkers in Vlaanderen heeft te weinig beslissingsruimte voor de werkeisen
(slopende jobs, stressvol werk).
Figuur 50: Percentage (%) medewerkers naar soort “job” volgens het job-demand-control-model van
Karasek (2013, Vlaams Gewest)
100
90
17,7
80
70
17,9
12
9,7
21,6
10,3
26,5
22,7
21,2
18
31,1
39,9
24,9
24,7
40
10
17,1
50,3
46,7
30
20
8,3
33,9
20,8
60
50
7,5
48,3
33,2
26,9
35,5
28
20,9
24,4
0
Uitdagend werk (actieve jobs)
Eenvoudig werk (rustige jobs)
Saai werk (passieve jobs)
Stressvol werk (slopende jobs)
Bron : Serv, Stichting Innovatie en Arbeid, Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
1
We maken hier de vergelijking met het Europese niveau, omdat het percentage medewerkers in een actieve
job zoals die naar voren komt op basis van de gegevens van de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor (26,9%),
nagenoeg overeenkomt met de gegevens voor Vlaanderen op basis van de European Working Conditions
Survey (ECWS) uit 2010 van Eurofound (Dublin): 26%. Toch zijn er ook verschillen tussen de EWCS-2010 en de
Vlaamse Werkbaarheidsmonitor 2013. In de EWSC bedragen de percentages eenvoudig werk, stressvolwerk en
saai werk voor Vlaanderen respectievelijk 31% (39,9% VWBM), 21% (12% VWBM) en 22% (21,2% VWBM).
43
Hoe is de situatie in de gezondheids- en welzijnssectoren? Figuur 50 laat zien dat in de
‘jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk’ bijna de helft van de medewerkers (48,3%)
werkzaam is in een job met een goed evenwicht tussen beslissingsruimte en taakeisen (actieve job),
in een job die veel leermogelijkheden heeft en waar de stressrisico’s beperkt zijn. Ook de
‘ziekenhuizen’ (35,5%) en de ‘rusthuizen’ (28%) scoren ruim boven het Vlaamse gemiddelde inzake
actieve jobs. In de ‘de gezins-en bejaardenhulp’ (20,9%) en de ‘kinderopvang en centra voor
geestelijke gezondheidszorg’ (24,4%) ligt het aandeel medewerkers in een actieve job dan weer
onder het Vlaamse gemiddelde. Anderzijds zijn het net deze sectoren waar ook het percentage
medewerkers (respectievelijk 9,7% en 8,3%) die werken in een slopende job met stressvol werk,
kleiner is dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt (12%). Dit soort jobs scheert dan weer hoge
toppen in de ‘ziekenhuizen’ (21,6%) en in de ‘rusthuizen’ (26,5%).
44
5. Conclusies
- In 2013 is de werkbaarheid in de gezondheids- en welzijnssector beter dan gemiddeld op de
Vlaamse arbeidsmarkt.
- De gezondheids-en welzijnssector scoort beter dan het Vlaamse gemiddelde voor het welbevinden
op het werk (motivatie), de leermogelijkheden en de combinatie werk-privé. Voor werkstress ligt
onze sector op het gemiddelde in Vlaanderen.
- Alhoewel de werkbaarheid in de gezondheids- en welzijnssector er tussen 2010 en 2013 licht op
achteruit ging, gaat de werkbaarheid in onze sector er over lange termijn (2004-2013) aanzienlijk op
vooruit.
- Deze vooruitgang is sterker dan de gemiddelde verbetering op de Vlaamse arbeidsmarkt. Zowel wat
betreft combinatie werk-privé, als inzake het welbevinden op het werk verbeteren we ons in de
periode 2004-2013 sterker dan gemiddeld op de arbeidsmarkt. Ook inzake werkstress tekenen we
een verbetering op terwijl er op de Vlaamse arbeidsmarkt zelfs een lichte verslechtering is. Enkel wat
betreft de leermogelijkheden is de vooruitgang in de gezondheids- en welzijnssector minder
uitgesproken dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
- In de gezondheids- en welzijnssector situeert de werkstressproblematiek zich vooral bij kaders, de
40-49-jarigen, de voltijdse medewerkers, de zorgmedewerkers en de vrouwen. De
motivatieproblematiek en het gebrek aan leermogelijkheden is in de eerste plaats een zaak van
arbeiders. De combinatieproblematiek (van werk en privé) speelt vooral bij de kaders, de voltijders
en bij de min-30-jarigen.
- De werkbaarheid in onze sector is beter voor medewerkers in kleine ondernemingen, dan voor
medewerkers in grotere ondernemingen.
- Binnen onze sector ligt de werkbaarheid enkel in de rusthuizen beneden het Vlaamse gemiddelde.
- Binnen onze sector hebben vooral de rusthuizen en de ziekenhuizen te kampen met
werkstressproblematiek. Wat betreft een gebrek aan leermogelijkheden doen enkel de rusthuizen en
de gezins- en bejaardenhulp het minder goed dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Voor
welbevinden en voor de combinatie werk-privé scoren al onze sectoren beter dan gemiddeld op de
Vlaamse arbeidsmarkt.
- Ondanks dat de werkbaarheid in de gezondheids-en welzijnssector merkelijk beter is dan gemiddeld
op de Vlaamse arbeidsmarkt, zijn er toch een reeks werkbaarheidsrisico’s waar onze sector slechter
scoort dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Er worden meer problemen ervaren inzake een
gebrek aan autonomie, belastende arbeidsomstandigheden en vooral inzake de emotionele belasting
van het werk. Dit laatste risico scheert hoge toppen in onze sector.
- Bovendien neemt het het gebrek aan autonomie en de belastende arbeidsomstandigheden over
langere termijn (2004-2013) toe in onze sector, terwijl ze gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt
licht afnemen. Anderzijds nemen de risico’s van emotionele belasting en hoge werkdruk over lange
termijn sterker af in onze sector dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
45
- Met uitzondering bij de arbeiders is het risico van emotionele belasting, onafhankelijk van
persoonskenmerken, vrij algemeen aanwezig in onze sector, maar opvallend sterk bij de kaders, de
zorgmedewerkers, de voltijders en de 30-39-jarigen. Ook wat betreft hoge werkdruk springen de
kaders er bovenuit. Het gebrek aan autonomie piekt dan weer bij de arbeiders in onze sector.
- Door de band liggen de werkbaarheidsrisico’s lager in de kleine ondernemingen dan in de grotere
ondernemingen.
- Binnen onze sector hebben vooral de medewerkers in de ‘ziekenhuizen’ en de ‘rusthuizen’ te
kampen met een werkdrukrisico in de job, terwijl dit vrij beperkt is in de ‘kinderopvang en centra
voor geestelijke gezondheidszorg’ en in de ‘gezins- en bejaardenhulp’. Het risico op emotionele
belasting ligt in al onze sectoren boven het Vlaamse gemiddelde maar scheert vooral hoge toppen in
de ‘ziekenhuizen’ en de ‘jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk’. In deze laatste sector en
in de ‘gezins- en bejaardenhulp’ is er een erg laag risico inzake gebrek aan autonomie in de job, die
het grootst is in de ‘rusthuizen’.
- In de Vlaamse gezondheids- en welzijnssector zijn er procentueel meer jobs met een goed
evenwicht tussen de werkeisen en de beslissingsruimte (actieve jobs) dan gemiddeld op de Vlaamse
arbeidsmarkt. Deze vinden we vooral in de ‘jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk’ en in
de ‘ziekenhuizen’. Anderzijds zijn er in de ‘ziekenhuizen’ en in de ‘rusthuizen’ ook meer jobs met een
onevenwicht tussen de werkeisen en de beslissingsruimte, dan gemiddeld in Vlaanderen.
46
Referenties
SERV-Stichting Innovatie & Arbeid (2013). Vlaamse werkbaarheidsmonitor loontrekkenden 2013.
Brussel: SERV-Stichting Innovatie & Arbeid.
Vermeerbergen, L., Dessers, E., Van Hootegem G. & Huys R. (2013). Meer jobs door beter werkbare
jobs. In : Callens M., Noppe J. & Vanderleyden L (red). (2013) De Sociale staat van Vlaanderen 2013.
Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. p.61-91.
www.werkbaarwerk.be
47
Overzicht figuren
Figuur 1: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart met werkbaarheid (2013, Vlaams
Gewest)
Figuur 2: Evolutie van het percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen
problemen ervaart met de werkbaarheidsindicatoren (2004-2013, Vlaams Gewest)
Figuur 3: Evolutie (in ppn.) tussen 2004 en 2013 van het percentage medewerkers dat geen
problemen ervaart met de werkbaarheidsindicatoren (Vlaams Gewest)
Figuur 4: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar geslacht (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 5: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar leeftijd (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 6: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar arbeidsregime (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 7: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar functie (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 8: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkstress naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 9: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met welbevinden op het werk (motivatie) naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 10: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met leermogelijkheden naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 11: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met combinatie privé-werk naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 12: Verschil (in ppn.) in werkbaarheidsindicatoren naar kenmerken tussen de gezondheids- en
welzijnssector en de Vlaamse arbeidsmarkt (2013)
Figuur 13: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat geen probleem
ervaart met werkbaarheid naar de omvang van de onderneming waarin men werkt (2013, Vlaams
Gewest)
Figuur 14: Percentage (%) medewerkers in de gezins- en bejaardenhulp dat geen probleem ervaart
met werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 15: Percentage (%) medewerkers in de jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk dat
geen probleem ervaart met werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 16: Percentage (%) medewerkers in de ziekenhuizen dat geen probleem ervaart met
werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
48
Figuur 17: Percentage (%) medewerkers in de rusthuizen dat geen probleem ervaart met
werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 18: Percentage (%) medewerkers in de kinderopvang en de centra voor geestelijke
gezondheidszorg dat geen probleem ervaart met werkbaarheid (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 19: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart met werkstress naar sector (2013,
Vlaams Gewest)
Figuur 20: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart met welbevinden op het werk
(motivatie) naar sector (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 21: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart inzake leermogelijkheden naar
sector (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 22: Percentage (%) medewerkers dat geen probleem ervaart inzake combinatie privé-werk
naar sector (2013,Vlaams Gewest)
Figuur 23: Percentage (%) medewerkers dat geen enkel werkbaarheidsprobleem ervaart
(2013,Vlaams Gewest)
Figuur 24: Percentage (%) medewerkers dat problemen ervaart met de werkbaarheidrisico’s naar
sector (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 25: Evolutie van het percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat
problemen ervaart met de werkbaarheidrisico’s (2004-2013, Vlaams Gewest)
Figuur 26: Evolutie (in ppn.) tussen 2004 en 2013 van het percentage (%) medewerkers dat problemen
ervaart met de werkbaarheidrisico’s (Vlaams Gewest)
Figuur 27: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar geslacht (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 28: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar leeftijd (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 29: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar arbeidsregime (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 30: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar functie (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 31: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met werkdruk naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 32: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met emotionele belasting naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 33: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met routinematig werk naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
49
Figuur 34: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met een gebrek aan autonomie naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 35: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met een gebrek aan steun van de directe leiding naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 36: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat probleem ervaart
met belastende arbeidsomstandigheden naar persoonskenmerken (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 37: Verschil in werkbaarheidsrisico’s (in ppn.) naar kenmerken tussen de gezondheids- en
welzijnssector en de Vlaamse arbeidsmarkt (2013)
Figuur 38: Percentage (%) medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector dat problemen ervaart
met de werkbaarheidrisico’s naar omvang van de onderneming waarin men werkt (2013, Vlaams
Gewest)
Figuur 39: Percentage (%) medewerkers in de gezins- en bejaardenhulp dat problemen ervaart met de
werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 40: Percentage (%) medewerkers in de jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk dat
problemen ervaart met de werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 41: Percentage (%) medewerkers in de ziekenhuizen dat problemen ervaart met de
werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 42: Percentage (%) medewerkers in de rusthuizen dat problemen ervaart met de
werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 43: Percentage (%) medewerkers in de kinderopvang en centra voor geestelijke
gezondheidszorg dat problemen ervaart met de werkbaarheidsrisico’s (2013, Vlaams Gewest)
Figuur 44: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake de hoge werkdruk naar
sector (2013,Vlaams Gewest)
Figuur 45: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake de emotionele belasting
naar sector (2013,Vlaams Gewest)
Figuur 46: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake een gebrek aan taakvariatie
(routinematig werk ) naar sector (2013,Vlaams Gewest)
Figuur 47: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake een gebrek aan autonomie
naar sector (2013,Vlaams Gewest)
Figuur 48: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake een gebrek aan
ondersteuning van de direct leiding naar sector (2013,Vlaams Gewest)
Figuur 49: Percentage (%) medewerkers dat een probleem ervaart inzake belastende
arbeidsomstandigheden naar sector (2013,Vlaams Gewest)
Figuur 50: Percentage (%) medewerkers naar soort “job” volgens het job-demand-control-model van
Karasek (2013, Vlaams Gewest)
50