8 Reparatieoplossing van LuK voor

8.1 De koppelingsmodule: de oplossing voor compacte aandrijfeenheden
8 Reparatieoplossing van LuK voor koppelingsmodules
8.1 De koppelingsmodule: de oplossing voor compacte aandrijfeenheden
Bij de ontwikkeling van nieuwe sportieve automodellen wordt steeds meer aandacht besteed aan de
optimalisering van de aslastverdeling,
de verbetering van de voetgangerbescherming en wordt
geprobeerd een korte
overhang aan de voorzijde
te realiseren. Aanvullende eigenschappen
zoals goede aerodynamica en nauwkeuriger
rij-eigenschappen maken
een geslaagd voertuigconcept compleet. Om
moderne aandrijfe enheden
bovendien in nieuwe carrosserievormen met een lange
wielbasis te kunnen plaatsen, is de positie van de aandrijfcomponenten gewijzigd. Motor en transmissie zijn in
de richting van het inzittendencompartiment verplaatst.
Als de bestaande transmissiegeneratie zou zijn gebruikt,
had dit geleid tot een ongunstige verplaatsing van de
flensassen en dus tot een kortere wielbasis. Dit nadeel
kon alleen worden vermeden door een nieuwe transmissie te ontwerpen. De asaandrijving is hierbij aan de
zijkant van de transmissie geplaatst. Hierdoor is de oorspronkelijke positie van de flensassen weer hersteld.
Bij deze constructie van de transmissie wordt de flensas
van de vooras vóór de koppeling door het transmissiehuis geleid. Een traditionele combinatie van koppeling
en tweedelig vliegwiel (DMF = Dual Mass Flywheel) kon
daarom niet meer worden toegepast.
Nieuw
Oud
Vanwege dit bijzondere constructieve kenmerk van de
transmissie moest een koppelingsmodule worden ontwikkeld. Deze module is een combinatie van beproefde
koppelingscomponenten met een DMF met transmissieplaat, ook wel aandrijfplaat geheten. Dankzij deze innovatieve techniek is het mogelijk om alle componenten in
het transmissiehuis in te passen ondanks de ruimte die
nu door de flensas in beslag wordt genomen.
1
8.2 Enkelvoudige plaatkoppelingsmodule
8.2 Enkelvoudige plaatkoppelingsmodule
De enkelvoudige plaatkoppelingsmodule bestaat uit een
DMF en een diafragmakoppeling met veerschommels of
een zelfnastellende koppeling, ook wel SAC-koppeling
geheten (SAC = Self Adjusting Clutch). Om de benodigde
ruimte te creëren voor de flensas, wordt een transmissieplaat (aandrijfplaat) vast met het DMF verbonden via
een klinknagelverbinding in de krukasboutgaten. De koppelingsmodule is via de buitenste rand van de transmissieplaat bevestigd aan de aandrijfplaat van de motor. Dit
heeft tot gevolg dat de reparatieprocedure bij het vervangen van de componenten is gewijzigd. Voordat de transmissie wordt gedemonteerd, moet de koppelingsmodule
worden losgemaakt door de transmissieplaat te scheiden
van de aandrijfplaat. Deze procedure is vergelijkbaar met
het scheiden van de koppelomvormer van de aandrijfplaat
bij het demonteren van een automatische transmissie. Na
het demonteren van de transmissie blijft de koppelingsmodule in het transmissiehuis, net zoals normaal gesproken de koppelomvormer in een automatische transmissie.
De linkerflensas voorkomt dat de module eruit valt bij het
demonteren van de transmissie.
3
4
5
6
1
2
1
Aandrijfplaat
4 Asaandrijving/differentieel
2
Aandrijfnaaf (centreernaaf )
5
met pilotlager
6 Flensas, links
3
Ingaande as van de transmissie
Koppelingsmodule
1
2
3
4
5
6
7
8
1
Drukplaat
2
Transmissieplaat (aandrijfplaat)
3
Tweedelig vliegwiel
4 Klinknagelverbinding
5
Ingaande as van de transmissie
6 Aandrijfplaat
7
Flensas, links
8 Koppelingsplaat
2
8.2 Enkelvoudige plaatkoppelingsmodule
8.2.1 Constructie van de diafragmakoppeling met veerschommels
De diafragmakoppeling met veerschommels is een
verdere ontwikkeling van de conventionele koppeling.
Dit type koppeling wordt alleen bij kleinere motoren
toegepast. De veerschommels maken deel uit van het
koppelingshuis en zijn zo vorm gegeven dat ze de bouten
naar buiten trekken. Hierdoor blijft de diafragmalagering
bij slijtage altijd spelingsvrij. Het voordeel van deze uitvoering is een gelijkblijvende ontkoppeling gedurende de
gehele levensduur.
1
2
1
Drukplaat
2
Koppelingshuis met
veerschommels en bouten
3
Diafragmaveer
4 Tangentiaalbladveer
5
Kantelring
3
4
5
Starre koppelingsplaat
3
8.2 Enkelvoudige plaatkoppelingsmodule
8.2.2 Constructie van de zelfnastellende koppeling
Vergeleken met de koppeling met veerschommels kan
de zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling met dezelfde afmetingen een groter motorkoppel overbrengen.
Nog een voordeel is de geringe bedieningskracht, die
gedurende de gehele levensduur nagenoeg constant blijft.
Vanwege deze eigenschappen wordt deze uitvoering
toegepast bij benzine- en dieselmotoren met een grote
cilinderinhoud.
1
2
1
Drukplaat
2
Koppelingshuis
3
Diafragmaveer
4 Tangentiaalbladveer
5
Sensor-diafragmaveer
6 Nastelring
3
4
5
6
Koppelingsplaat met torsiedempers
Opgelet!
Een zelfnastellende koppeling moet altijd spanningsloos worden gemonteerd! Een spanningsloze montage
kan worden uitgevoerd met het speciale gereedschap
van LuK, artikelnr. 400 0237 10.
Uitgebreide informatie over de zelfnastellende koppeling
is te vinden in hoofdstuk 4 "SAC-koppeling"
en op www.schaeffler-aftermarket.be,
www.schaeffler-aftermarket.nl en www.RepXpert.com.
4
8.3 Meervoudige plaatkoppelingsmodule
8.3 Meervoudige plaatkoppelingsmodule
De meervoudige plaatkoppelingsmodule bestaat uit een
zelfnastellende meervoudige plaatkoppeling en een
DMF met transmissieplaat (aandrijfplaat). Het belangrijkste verschil met de enkelvoudige plaatuitvoering is de
toevoeging van een tussendrukplaat met nog drie tangentiaalbladveerpakketten om het ontkoppelen te waarborgen, en een extra koppelingsplaat. Het voordeel van
deze variant is de mogelijkheid om de bedieingskrachten
te verminderen of om het over te brengen motorkoppel te
verhogen bij gelijkblijvende bedieningskracht. Vergeleken
met de enkelvoudige plaatkoppelingsmodule heeft het
DMF in deze uitvoering een extra binnendemper. In combinatie met de torsiedemper van de koppelingsplaat zorgt
deze extra demper voor een optimale trillingsdemping in
alle toerentalbereiken.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1
Drukplaat
2
Transmissieplaat (aandrijfplaat)
3
Tweedelig vliegwiel
4 Klinknagelverbinding
5
Ingaande as van de transmissie
6 Flensas, links
7
Koppelingsplaat 1
8 Tussendrukplaat
9 Koppelingsplaat 2
5
8.3 Meervoudige plaatkoppelingsmodule
8.3.1 Constructie van de zelfnastellende meervoudige plaatkoppeling
De drukplaat en het nastelmechanisme zijn hetzelfde
als in de enkelvoudige plaatuitvoering. In aanvulling
op koppelingsplaat 1, die via een aandrijfplaat met de
vertanding van koppelingsplaat 2 verbonden is, zijn via
een tussenplaat nog twee wrijvingsvlakken beschikbaar.
Hierdoor wordt de overdracht van het hoge motorkoppel
bij de 3.0 TDI-motor gewaarborgd. De torsiedemping en
krachtoverbrenging op de ingaande as van de transmissie
komen voor rekening van koppelingsplaat 2.
1
2
1
Koppelingsplaat 2
2
Tussendrukplaat
3
Sensor-diafragmaveer
4 Koppelingsplaat 1
5
Tangentiaalbladveer
6 Drukplaat
7
Nastelring
8 Koppelingshuis
3
4
5
6
7
8
Koppelingsplaat 2 met torsiedempers
Opgelet!
Een zelfnastellende koppeling moet altijd spanningsloos worden gemonteerd! Een spanningsloze montage
kan worden uitgevoerd met het speciale gereedschap
van LuK, artikelnr. 400 0237 10.
Uitgebreide informatie over de zelfnastellende koppeling
is te vinden in hoofdstuk 4 “SAC-koppeling”
en op www.schaeffler-aftermarket.be,
www.schaeffler-aftermarket.nl en www.RepXpert.com.
1
1
6
Ingrijpende vertanding
8.4 Constructie van het DMF met transmissieplaat (aandrijfplaat)
8.4 Constructie van het DMF met transmissieplaat (aandrijfplaat)
De tot nu toe bekende constructie van het DMF is voor de toepassing in de koppelingsmodule is op twee punten gewijzigd.
Krachtoverbrenging
Het motorkoppel wordt via een transmissieplaat,
de zogeheten aandrijfplaat, overgebracht op het DMF.
Het primaire vliegwiel loopt via een centreerlager op de
aandrijfplaat van de motor en het secundaire vliegwiel
wordt met een naaldlager op de ingaande as van de
transmissie gelagerd.
DMF voor de enkelvoudige koppelingsmodule
Lagering
1
Transmissieplaat (aandrijfplaat)
2
Primair vliegwiel
3
Secundair vliegwiel
4 Centreerlager
5
1
2
3
Naaldlager van het secundaire vliegwiel
4
5
DMF voor de meervoudige koppelingsmodule
Het DMF van de meervoudige plaatkoppelingsmodule
onderscheidt zich van de enkelvoudige plaatkoppelingsuitvoering door zijn gewijzigde interne constructie.
De overbrenging van hogere motorkoppels maakte een
aanpassing van de trillingsdemping noodzakelijk.
De torsietrillingen worden geabsorbeerd door boogveren
met binnenveren in het veerkanaal en drukveren met
binnenveren in de flens.
1
2
1
Boogveer met binnenveer/binnendemper
2
Drukveer met binnenveer/binnendemper
Opgelet!
Vanwege de plaatsing en uitvoering van het DMF is een
slijtagemeting met het speciale gereedschap van LuK,
artikelnr. 400 0080 10, niet mogelijk!
Uitgebreide informatie over het DMF is te vinden in
hoofdstuk 7 "Tweedelig Vliegwiel"
en op www.schaeffler-aftermarket.be,
www.schaeffler-aftermarket.nl en www.RepXpert.com.
7
8.5 Lagering en centrering van de koppelingsmodule
8.5 Lagering en centrering van de koppelingsmodule
Om ongewenste motortrillingen te voorkomen, zijn
constructieve maatregelen genomen, waardoor bij de
montage van het DMF een nauwkeurig uitlijning mogelijk
wordt. Een conventioneel DMF wordt vóór de montage
van de transmissie axiaal op de krukas uitgelijnd met
behulp van een naaf. De radiale uitlijning wordt na
uitlijning van de gaten van DMF en krukas gewaarborgd
door de bevestigingsbouten.
Als gevolg van de gewijzigde constructie kan de correcte
uitlijning van de koppelingsmodule met de aandrijfplaat
pas tijdens of na de montage van de transmissie worden
uitgevoerd. De axiale uitlijning wordt mogelijk gemaakt
door een centreernaaf met steunlager. De centreernaaf
is permanent verbonden met de aandrijfplaat en is met
bouten aan de krukas bevestigd. Bovendien zorgt de
intern gemonteerde pilotlager voor de centrering van de
ingaande as van de transmissie. Bij de montage van de
transmissie gaat de centreernaaf in de centreerlager van
het DMF, tot deze de steunlager bereikt. Tegelijkertijd
bevindt de keerring, die voor de lagerafdichting aan de
DMF-zijde zorgt, zich in de juiste positie ten opzichte van
het loopvlak van de centreernaaf. De axiale positionering
vormt nu de basis voor de radiale uitlijning, die wordt
uitgevoerd via het indexgat in de aandrijfplaat.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8
1
Aandrijfplaat
2
Centreernaaf
3
Pilotlager
4
Loopvlak van radiale keerring
5
Gat met schroefdraad voor
bevestiging van aandrijfplaat
6
Transmissieplaat (aandrijfplaat)
7
Centreerlagering
8
Steunlager
9
Radiale keerring
8.6 Functie van het indexgat in de transmissieplaat (aandrijfplaat)
8.6 Functie van het indexgat in de transmissieplaat (aandrijfplaat)
De transmissieplaat van het DMF is voorzien van zes gaten op de buitenste rand. Via deze gaten wordt de transmissieplaat af fabriek met drie of zes bouten bevestigd
aan de aandrijfplaat van de motor, afhankelijk van het
aantal cilinders van de motor. Vijf van deze gaten hebben dezelfde diameter van 11 mm. Eén gat meet 10,3 x 11
mm. Dit dient als indexgat voor de radiale uitlijning van
de transmissieplaat met de aandrijfplaat. Het indexgat
bevindt zich altijd vlak bij het controlegat, dat wordt gebruikt voor de bevestiging van het montagehulpmiddel.
Dankzij de combinatie van de gaten is het indexgat veel
gemakkelijker te herkennen.
Na de montage van de transmissie wordt de transmissieplaat met de eerste bout handvast (2 Nm) met de
aandrijfplaat verbonden via het indexgat. Alle andere
schroefdraden van de aandrijfplaat zijn dan precies
uitgelijnd met de gaten van de transmissieplaat.
Nu wordt de krukas in stappen (bij viercilindermotoren
120o, bij zes- en achtcilindermotoren 60o) gedraaid.
Hierdoor kunnen alle andere bouten via de serviceopening worden gemonteerd en handvast worden
aangedraaid. Zo kan de transmissieplaat spanningsloos
worden gemonteerd op de aandrijfplaat. Bij de tweede
krukasomwenteling worden de bouten met 60 Nm
definitief vastgedraaid.
11 mm
10,3 mm
1
Indexgat
2
Controlegat
2
1
9
8.7 Beschrijving van montagehulpmiddelen
8.7 Beschrijving van montagehulpmiddelen
Om functionele en montageproblemen te voorkomen,
moet de koppelingsmodule nauwkeurig worden gepositioneerd voordat de transmissie wordt gemonteerd.
Deze voorbereidende stappen kunnen alleen worden
uitgevoerd met de juiste montagehulpmiddelen.
Het montagehulpmiddel 1 heeft de volgende functies:
• Radiale ondersteuning van de module voor de
klemvrije geleiding op de centreerlagering
(centreernaaf ) tijdens de montage.
• Fixering van het indexgat via de serviceopening.
• Radiale ondersteuning van de koppelingsmodule
tijdens het transport van de transmissie.
Het montagehulpmiddel 2 heeft de volgende functies:
• Axiale ondersteuning van de koppelingsmodule tijdens de montage van de transmissie; hierdoor wordt de
koppelingsmodule op de centreernaaf gedrukt.
• Axiale fixering van de koppelingsmodule tijdens het
transport van de transmissie.
Het montagehulpmiddel 3 (handgreep) heeft de
volgende functies:
• Veiliger demontage, montage en transport van de
koppelingsmodule.
10
8.8 Beschrijving en inhoud van het speciale gereedschap van LuK
8.8 Beschrijving en inhoud van het speciale gereedschap van LuK
Het speciale gereedschap is absoluut noodzakelijk voor de juiste montage van de SAC-koppeling. De koppeling
moet spanningsvrij worden gemonteerd, anders bestaat het gevaar dat de nastelring vroegtijdig verdraait in de
koppelingsdrukplaat.
8.8.1 Inhoud van de gereedschapskoffer
5
11
4
2
4
1
10
3
6
9
1
Artikelnr. 400 0237 10
8
10
7
1
Zes verschillende conische bussen om de beide witte
6 Vier tapbouten M6, M7 en M8
span-/centreerelementen (15-28 mm) te spreiden ter
7
ondersteuning van de koppelingsplaat
8 Draadafsluitdop ter bescherming van de inwendige
2
Universele centreerdoorn met geleiding en spanelement
3
Drie opschroefbare centreerdoorns met verschillende
9 Twee span-/centreerelementen (12-28 mm) voor toplager
diameters (12, 14 en 15 mm) voor in de toplager
Vier kartelmoeren
schroefdraad
en krukasgat
4 Drukstuk en spindeldrager met drie of vier poten
10 Vier speciale centreerdoorns (BMW) met verschillende
5
Centreerbus (BMW)
diameters en bijbehorende bouten
11 Kopgatsleutel/ontgrendelingsgereedschap voor
voorgespannen koppelingen (Audi, Seat, Skoda en VW)
11
8.8 Beschrijving en inhoud van het speciale gereedschap van LuK
Het centreren van de koppelingsplaat is van wezenlijk
belang voor de juiste montage van de transmissie en voor
de werking van de koppeling. Een correcte centrering
zorgt ervoor dat de ingaande as van de transmissie bij
de montage soepel door het naafprofiel van de koppelingsplaat kan worden geleid. Hierdoor wordt de kans op
beschadiging van de koppelingsplaat of het naafprofiel
geminimaliseerd.
Om het centreren van de koppelingsplaat bij alle
voertuigtypen te kunnen uitvoeren, is een modulair
systeem voor een universele centreerdoorn ontwikkeld.
Door de juiste onderdelen te combineren kan telkens de
benodigde centreerdoorn worden samengesteld.
8.8.2 Combinatiemogelijkheden van de universele centreerdoorn
De universele centreerdoorn is in principe geschikt voor gebruik op alle voertuigtypen. Meestal bevindt zich in het
krukasgat een toplager. Deze lager heeft een kleinere binnendiameter dan de naaf. Het bijzondere aan deze universele
centreerdoorn is dat deze ook bij toepassingen zonder toplager kan worden toegepast. In dit geval kan de binnendiameter van het krukasgat groter zijn dan die van de naaf.
Welke samenstelling van de centreerdoorn wordt gekozen, is afhankelijk van de binnendiameter van de toplager of het
krukasgat. De keuze is ook afhankelijk van de afstand tussen de toplager of het krukasgat en het naafprofiel van de
koppelingsplaat.
Bij de keuze van de juiste centreerdoorn moet onderscheid
worden gemaakt tussen de volgende twee situaties:
•Voor toplagers met een binnendiameter van 12,
14 of 15 mm worden de desbetreffende opschroefbare
centreerdoorns gebruikt.
•Voor alle andere toepassingen worden de variabele
span-/centreerelementen met mogelijke diameters
van 12 tot 28 mm gebruikt.
De verschillende onderdelen kunnen naar believen met
elkaar worden gecombineerd om de juiste centreerdoorn
samen te stellen. Hierbij moet wel de juiste volgorde van
de onderdelen in acht worden genomen.
De afbeelding toont de volgorde waarin de onderdelen
aan de centreerdoorn moeten worden geschroefd of
bevestigd. Als geen van de drie opschroefbare centreerdoorns wordt gebruikt, moet in elk geval de draadafsluitdop worden opgeschroefd. Hierdoor wordt de
schroefdraad beschermd tegen vuil en beschadiging.
12
Na het kiezen van juiste combinatie voor de desbetreffende toepassing wordt de universele centreerdoorn door de
naaf van de koppelingsplaat in het krukasgat ingebracht.
De span-/centreerelementen moeten zich op gelijke
hoogte met het krukasgat en de naaf van de koppelingsplaat bevinden. Door het spanelement op het doorneinde
aan te draaien worden de elementen gespreid en wordt
de juiste centrering bereikt.
1
2
4
3
5
3
5
1
2
3
4
5
3
Draadafsluitdop ter bescherming van de
inwendige schroefdraad
Twee span-/centreerelementen (12-15 mm en
15-28 mm) voor toplager of krukasgat
Centreerdoorn met geleidings- en spanelement
Drie opschroefbare centreerdoorns met verschillende
diameters voor de toplager
Zes verschillende conische bussen om de beide witte
span-/centreerelementen (15-28 mm) te spreiden
ter ondersteuning van de koppelingsplaat
8.9 Speciale reparatieoplossingen voor koppelingsmodules
8.9 Speciale reparatieoplossingen voor koppelingsmodules
LuK RepSet® met enkelvoudige plaatkoppeling met
veerschommels
Inhoud:
• Drukplaat.
• Koppelingsplaat.
• Druklager.
• Geleidingsbus.
• 6 bevestigingsschroeven voor de drukplaat.
• 3 bevestigingsschroeven voor de transmissieplaat
(aandrijfplaat).
• 2 montagehulpmiddelen(axiale en radiale ondersteuning).
• 1 handgreep voor montage en demontage van de module.
Opgelet!
Voor de montage van de koppeling moet een geschikte
centreerdoorn worden gebruikt!
LuK RepSet® met zelfnastellende enkelvoudige
plaatkoppeling
Inhoud:
• Drukplaat.
• Koppelingsplaat.
• Druklager.
• Geleidingsbus.
• 6 bevestigingsschroeven voor de drukplaat.
• 6 bevestigingsschroeven voor de transmissieplaat
(aandrijfplaat).
• 2 montagehulpmiddelen(axiale en radiale ondersteuning).
• 1 handgreep voor montage en demontage van de module.
Opgelet!
Voor de montage van de zelfnastellende koppeling
is het speciale gereedschap van LuK,
artikelnr. 400 0237 10 nodig!
LuK RepSet® met zelfnastellende meervoudige
plaatkoppeling
Inhoud:
• Drukplaat (met voorgemonteerde koppelingsplaat 1).
• Koppelingsplaat 2.
• Druklager.
• Geleidingsbus.
• 6 bevestigingsschroeven voor de drukplaat.
• 6 bevestigingsschroeven voor de transmissieplaat
(aandrijfplaat).
• 2 montagehulpmiddelen (axiale en radiale ondersteuning).
• 1 handgreep voor montage en demontage van de module.
Opgelet!
Voor de montage van de zelfnastellende koppeling
is het speciale gereedschap van LuK,
artikelnr. 400 0237 10 nodig!
13
8.9 Speciale reparatieoplossingen voor koppelingsmodules
LuK DMF
Inhoud:
• DMF.
• 6 bevestigingsschroeven voor de drukplaat.
• 3 of 6 bevestigingsschroeven voor de
transmissieplaat (aandrijfplaat).
• 2 montagehulpmiddelen (axiale en radiale
ondersteuning).
• 1 handgreep voor montage en demontage van de module.
Opgelet:
Voor de montage van het DMF is het speciale gereedschap van LuK, artikelnr. 400 0237 10 nodig!
LuK RepSet® DMF
Inhoud:
• DMF.
• Drukplaat met zelfnastelling of koppeling met
veerschommels.
• Koppelingspla(a)t(en).
• Geleidingsbus.
• Druklager.
• 6 bevestigingsschroeven voor de drukplaat.
• 3 of 6 bevestigingsschroeven voor de
transmissieplaat (aandrijfplaat).
• 2 montagehulpmiddelen (axiale en radiale
ondersteuning).
• 1 handgreep voor montage en demontage van
de module.
Opgelet:
Voor de montage van de zelfnastellende koppeling
is het speciale gereedschap van LuK,
artikelnr. 400 0237 10 nodig!
14
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende
enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.1 LuK-reparatieoplossing voor koppelingsmodules – trainingsvideo op DVD
De instructieve film staat op de Service Guide DVD.
15
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.2 Algemene reparatie-instructies
• Reparaties alleen laten uitvoeren door geschoold
personeel en met geschikte werkplaatsapparatuur!
Koppelingsmodule transmissiezijde
• Op basis van voortgaande verdere technische
ontwikkelingen door de autofabrikant kunnen zich
wijzigingen in de reparatieprocedure of de benodigde speciale gereedschappen voordoen.
• Een reparatie moet in principe worden uitgevoerd
met de meest recente reparatiehandleiding en het
desbetreffende speciale gereedschap.
Actuele gegevens en instructies vindt u op:
www.schaeffler-aftermarket.be,
www.schaeffler-aftermarket.nl of www.repexpert.com,
via de nieuwe Duitstalige LuK INA FAG
reparatie-hotline: +49 (0) 1801 753-111*
* het Duitse vaste net
• Geadviseerd wordt om bij het vervangen van het
tweedelig vliegwiel (DMF) te controleren en eventueel
te vervangen.
• Bij het vervangen van koppeling en/of DMF moet de
pilotlager in de aandrijfplaat van de motor worden
gecontroleerd en eventueel worden vervangen.
• Na het uitbouwen van de transmissie moet het
lagerpunt van het DMF op de ingaande as van de trans-
missie op slijtage worden gecontroleerd en in geval van schade moet de ingaande as worden vervangen.
• Elke LuK RepSet® of elk LuK DMF moet altijd
compleet (met componenten uit de verpakkings inhoud) worden gebruikt. Een combinatie van reeds gebruikte onderdelen en nieuwe onderdelen is niet
toegestaan.
• Met olie besmeurde en/of vervuilde transmissie onderdelen moeten voor het inzetten van nieuwe
onderdelen worden gereinigd. Gedurende de gehele reparatie moet op zuiverheid worden gelet.
Let op!
De koppelingsmodule mag onder geen beding vallen.
Schokken moeten altijd worden vermeden, omdat deze
negatieve gevolgen kunnen hebben voor de nastelinrichting van de zelfnastellende koppeling!
16
Koppelingsmodule motorzijde
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.3 Demontage van de koppelingsmodule
Opgelet!
In de volgende instructies wordt de demontage en
montage van de zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling toegelicht. Afwijkende reparatieprocedures
van de zelfnastellende meervoudige en enkelvoudige
plaatkoppeling met veerschommels worden beschreven
in hoofdstuk 11 en 12.
• Verwijder de serviceklep bij de transmissie.
• Verwijder de bouten op de transmissieplaat (aandrijfplaat).
Opgelet!
Verwijder drie bouten bij viercilindermotoren.
Verwijder zes bouten bij zes- en achtcilindermotoren.
Opgelet!
Demonteer de transmissie overeenkomstig de richtlijnen
van de autofabrikant!
Het stangenstelsel van het schakelmechanisme en de
elektrische stekkerverbinding van de schakelaar van de
versnellingsherkenning moeten met geschikte gereedschappen worden losgemaakt van de transmissie!
17
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Om te voorkomen dat er olie uit de transmissie loopt,
moet deze in de richting van het differentieel en iets
naar achteren worden gekanteld.
• Verwijder de bevestigingsbouten van de flensas.
• Om beschadigingen aan de radiale keerring aan
transmissiezijde te vermijden, moet de flensas bij de
demontage met de hand via de serviceopening worden
ondersteund.
Opgelet!
Als u hier niet op let, kan de vertanding van de
flensas bij de montage tegen de radiale keerring
aan transmissiezijde komen en kan de keerring
hierdoor worden beschadigd! Het gevolg hiervan is
transmissieolieverlies, wat tot vroegtijdige uitval
van de koppeling kan leiden!
18
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Bevestig montagehulpmiddel 3 (handgreep) op
de transmissieplaat (aandrijfplaat).
• Neem de koppelingsmodule uit de transmissie.
Opgelet!
Het gewicht van de koppelingsmodule bedraagt tot
22 kg. Bij ondeskundige demontage bestaat er een
verhoogd risico op ongelukken! U moet in de
onmiddellijke nabijheid een plek hebben waar u de
module kunt neerleggen.
• Controleer de radiale keerring en naaldlager van
het DMF.
• In geval van schade moet het DMF worden vervangen.
19
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.4 Voorbereidende maatregelen
• Reinig de ingaande as van de transmissie en
controleer deze op slijtage.
• Het asuiteinde (astap) moet in een goede
conditie zijn.
• Reinig en controleer de radiale keerring in het
transmissiehuis en voorzie deze van het juiste
smeermiddel.
Opgelet!
Gebruik het door de autofabrikant aanbevolen
afdichtvet voor radiale keerringen.
• Demonteer de ontkoppelvork met druklager.
• Controleer en vervang eventueel kogeltap,
klemveer en tussenstuk.
• Breng een door de autofabrikant goedgekeurd
smeermiddel aan op de kogeltap.
20
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Demonteer de geleidingsbus.
• Controleer de radiale keerring van de ingaande as
van de transmissie.
• Monteer nieuwe geleidingsbussen.
• Breng borgmiddel aan op de bevestigingsbouten van
de geleidingsbus.
• Draai de bevestigingsbouten vast met een aanhaal moment van 8 Nm.
Opgelet!
Geleidingsbussen van de eerste generatie kunnen
met een borgplaat bevestigd zijn. Deze wordt bij de
montage van de nieuwe geleidebussen niet meer
gebruikt.
• Monteer de ontkoppelvork met de nieuwe druklager.
• Let erop dat de klemveer goed is geplaatst.
• Breng smeermiddel aan op de vertanding van de
ingaande as van de transmissie.
Opgelet!
Gebruik het Luk hoogwaardig vet,
artikelnr. 414 0014 10.
21
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Breng smeermiddel aan op de naaf van de nieuwe
koppelingsplaat.
Opgelet!
Gebruik het Luk hoogwaardig vet,
artikelnr. 414 0014 10.
• Verschuif de koppelingsplaat meerdere keren
axiaal op de ingaande as van de transmissie.
• Verwijder de koppelingsplaat, draai deze en monteer deze weer.
• Herhaal deze procedure.
• Verwijder na demontage van de koppelingsplaat het
overtollige smeermiddel op de vertandingen.
22
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.5 Demontage van de zelfnastellende koppeling
• Leg de koppelingsmodule met de transmissie plaat (aandrijfplaat) op een vlak oppervlak.
• Demonteer de drukplaat en de koppelingsplaat.
• Reinig en controleer het wrijvingsoppervlak van
het DMF.
• Stel de centreerdoor samen uit onderdelen van het
speciale gereedschap van LuK, zoals op de afbeelding
is te zien.
1
Span-/centreerelement van de toplager(pilotlager)
2
Draadafsluitdop
3
Conische bus nr.2, 15 x 40 mm
1
3
4
2
4 Span-/centreerelement van de koppelingsplaat
23
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Plaats de koppelingsplaat op het DMF.
• Let op de juiste montagepositie van de koppelingsplaat.
• Het opschrift "Getriebeseite" (Transmissiezijde) moet zichtbaar zijn.
• Centreer de koppelingsplaat.
Opgelet!
Bij het voorspannen van de centreerdoorn moet
het span-/centreerelement van de toplager zich precies in de lagering van het DMF bevinden.
De juiste positie kan vanuit de transmissieplaatzijde
worden gecontroleerd.
24
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.6 Montage van de zelfnastellende koppeling
• Monteer de drukplaat.
• Let op de juiste montagepositie van de drukplaat.
• Bij correcte montage bevinden alle centreerstiften
van het DMF zich in de bijbehorende gaten van
het drukplaathuis.
• Draai 3 tapbouten van het speciale gereedschap van
LuK in met intervallen van 120O.
25
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Plaats de spindeldrager met het drukstuk.
• Draai 3 kartelmoeren zo ver in tot ze vlak zijn met
de tapbouten.
• Span de diafragmaveer van de koppeling voor door de
spindel aan te draaien.
• Beëindig de procedure zodra het drukplaathuis het
DMF raakt.
26
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Draai de drukplaatbouten handvast in.
• Demonteer de spindeldrager met het drukstuk
en de centreerdoorn.
• Breng de overige drukplaatbouten aan.
• Draai alle drukplaatbouten vast met een aanhaal moment van 22 Nm en 90O.
27
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.7 Montage van de koppelingsmodule in de transmissie
• Bevestig montagehulpmiddel 3 (handgreep) op
de transmissieplaat (aandrijfplaat).
• Monteer de koppelingsmodule in de transmissie.
• Draai de transmissieplaat (aandrijfplaat) totdat
het flensasgat zichtbaar wordt.
• Om beschadigingen aan de radiale keerring aan
transmissiezijde te vermijden, moet de flensas bij
montage met de hand via de serviceopening worden
ondersteund.
• De flensas kan zo centrisch in het transmissiegat
worden geleid.
28
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
Opgelet!
Als de flensas bij de montage niet met de hand
wordt geleid, komt de vertanding in aanraking met
de radiale keerring aan transmissiezijde die
hierdoor wordt beschadigd! Het gevolg hiervan is
transmissieolieverlies, wat tot vroegtijdige uitval van
de koppeling kan leiden!
• Breng de bevestigingsbouten van de flensas aan
en draai ze vast met een aanhaalmoment van 24 Nm.
• Draai de transmissieplaat (aandrijfplaat) totdat
index- en controlegat boven de serviceopening van de transmissie staan.
29
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Monteer montagehulpmiddel 1 voor de radiale onder steuning van de koppelingsmodule.
• Bevestig montagehulpmiddel 2 voor de axiale onder steuning van de koppelingsmodule op de flensas.
• Correcte montagepositie van montagehulp 2
(bij wijzevan voorbeeld weergegeven zonder
transmissieplaat).
30
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.8 Instructies voor de aandrijfplaat
• Voor de montage van de transmissie moeten de
starterkrans, pilotlager en centreernaaf van de
aandrijfplaat worden gecontroleerd.
• Een defecte pilotlager kan afzonderlijk worden
vervangen.
• Voor de vervanging van de pilotlager moet de
aandrijfplaat worden gescheiden van de motor.
31
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
8.10.9 Instructies voor de montage van de transmissie
Opgelet!
Monteer de transmissie overeenkomstig de richtlijnen
van de autofabrikant!
• Bevestig de koppelingsmodule met de eerste bout
handvast op de aandrijfplaat.
• Verwijder montagehulpmiddel 2.
32
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Verwijder montagehulpmiddel 1.
• Draai de motor en draai alle bouten achtereenvolgens
met de hand vast.
Opgelet!
Bevestig drie bouten bij viercilindermotoren.
Bevestig zes bouten bij zes- en achtcilindermotoren.
• Draai alle bouten vast met een aanhaalmoment van
60 Nm.
33
8.10 Demontage en montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende enkelvoudige plaatkoppeling
• Sluit de klep van de serviceopening van de transmissie.
34
8.11 Montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende meervoudige plaatkoppeling
8.11 Montage van de koppelingsmodule met zelfnastellende meervoudige plaatkoppeling
• Leg de koppelingsplaat op de drukplaat.
• Let erop dat de vertandingen van beide
koppelingsplaatnaven in elkaar grijpen.
• Monteer de drukplaat samen met de koppelingsplaat
op het DMF.
• Alle volgende stappen in de procedure zijn gelijk
aan de montagestappen van de zelfnastellende
enkelvoudige plaatkoppeling.
8.12Demontage en montage van de koppelingsmodule met enkelvoudige plaatkoppeling met veerschommels
• Voor de demontage van de enkelvoudige plaat koppeling met veerschommels is geen speciaal gereed-
schap vereist.
• Bij de montage moet een geschikte centreerdoorn
worden gebruikt.
• De montage en demontage van de gemonteerde
koppelingsmodule is bij alle uitvoeringen identiek.
35