Na de bevrijding

Na de bevrijding
Ad van Liempt bij Uitgeverij Balans
De Oorlog
Verzetshelden en moffenvrienden
Jodenjacht
Nederland valt aan
De jacht op het verzet
Sportlegendes (met Jan Luitzen)
Sportlegendes 2 (met Jan Luitzen)
De drogist
Ad van Liempt
Na de
bevrijding
De loodzware jaren 1945-1950
Uitgeverij Balans
In samenwerking met de ntr, afdeling geschiedenis
Copyright © 2014 Ad van Liempt / Uitgeverij Balans, Amsterdam
Alle rechten voorbehouden.
Omslagontwerp Oskar Luyer
Omslagfoto voorzijde Cas Oorthuys, bevrijdingsfeest op het Amstelveld,
Amsterdam (1945), Collectie Nederlands Fotomuseum
Omslagfoto achterzijde Nationaal Archief/Anefo/Fotograaf onbekend
Foto auteur Keke Keukelaar
Typografie en zetwerk Studio Cursief, Irma Hornman
Druk Bariet, Steenwijk
isbn 978 94 600 3692 7
nur 680
www.uitgeverijbalans.nl
Inhoud
Proloog: september 1944 7
1945 Bedrogen verwachtingen 25
1946 De zuilen richten zich weer op 97
1947 Oorlog in de kolonie 157
1948 Nieuwe koninginnen: Juliana en Fanny 227
1949 Geknapte ballon 297
Nawoord 355
Noten 359
Geraadpleegde literatuur 373
Illustratieverantwoording 377
Register 379
Proloog:
september 1944
Het is voor Nederland misschien wel de meest bewogen maand uit de
twintigste eeuw, of zelfs uit de hele geschiedenis: de maand september
van het jaar 1944, de maand waarin het grotendeels bezette koninkrijk
schudt op zijn grondvesten en het toneel wordt van ongekend geweld. Er
gebeurt van alles, en het belangrijkste resultaat is dat Nederland aan het
eind van de maand opeens een frontstaat is geworden in de laatste fase van
de Tweede Wereldoorlog. De bevrijding, waar iedereen al meer dan vier
jaar reikhalzend naar heeft uitgekeken, lijkt binnen handbereik. Voor een
deel van het land is dat ook het geval, voor andere delen eindigt september 1944 in een bittere ontgoocheling, omdat de oorlog er nog eindeloos
lang zal gaan duren.
5 september: Dolle Dinsdag
Op maandag 4 september komt de cascade van gebeurtenissen in ZuidNederland op gang. Het is de dreunende stem van minister-president
Gerbrandy, die via Radio Oranje een ongelooflijke zin uitspreekt:
Nu de geallieerde legers in hun onweerstaanbare opmars de Nederlandse
grens overschreden hebben, wil ik u, uit naam van ons allen, hartelijk
welkom toeroepen op onze vaderlandse bodem.
Hij spreekt de geallieerde troepen toe, maar er is sprake van een misverstand: die troepen zíjn helemaal nog niet in Nederland. Gerbrandy is van
zijn tekst afgeweken, hij heeft een Brits inlichtingenrapport gezien, maar
dat klopt niet. Een tankcommandant had op Belgisch grondgebied een
straatnaam ‘Bredasebaan’ gezien, plus een café met op het uithangbord
‘café Breda’, en daaruit de conclusie getrokken dat hij de grens al over was.
Gerbrandy zet zijn onvoorzichtigheid nog even door: ’s avonds meldt hij
zelfs dat Breda al bevrijd is. Zijn woorden hebben een spectaculaire uit7
werking. De volgende dag heerst er een koortsachtige sfeer in Nederland.
Bij de bezetter en zijn bondgenoten is er paniek: Duitsers en nsb’ers trekken massaal naar het noorden en het oosten, op de vlucht voor de naderende geallieerden, zo ver mogelijk weg van de Belgische grens. Bij de
Nederlanders heerst vreugde: iedereen is op zoek naar vlaggen en wimpels, menigeen spreekt de laatste, lang bewaarde fles jenever aan. Er is een
foto uit Den Haag, waarop een hele sliert mensen op het Rijswijkseplein
klaarstaat met vlaggetjes om de bevrijders, die ieder ogenblik de hoek om
kunnen komen, te begroeten.
Voor ze de benen nemen, verbranden veel bezetters belastende documenten. En dan gaan ze, in alle mogelijke vervoermiddelen, vaak helemaal volgeladen met buit. nsb’ers, bang voor de wraak van hun buurtgenoten, volgen. Velen krijgen de hoon van omstanders te verduren.
Er bestaan een paar getuigenissen over, zoals dat van een nsb-functionaris uit Oudewater (op de grens van Utrecht en Zuid-Holland), die
schrijft:
Onze reis begon op 5 september 1944 des namiddags omstreeks half zes door
onze gemeente te verlaten met gejoel en gefluit, nagestaard door lachende
volksgenoten. Mijn kameraad die met zijn gezin met mij ging, beging de
fout zich tot een opgeschoten individu te wenden met verzoek te blijven
staan, wat een vloed van allerhande scheldwoorden ten gevolge had. Onze
wagen waarmee wij zouden vertrekken, stond 10 minuten gaans buiten
onze gemeente op ons te wachten, bespannen met een paard, terwijl achter
de wagen een aantal koeien waren gebonden, wat natuurlijk de lachlust van
vele omstanders opwekte.1
Tienduizenden nsb’ers vluchten in noordelijke en oostelijke richting.
Ook partijleider Anton Mussert verlaat de Utrechtse Maliebaan, waar
hij zijn hoofdkwartier heeft. Hij verhuist naar Almelo, naar het landhuis
Bellinckhof. Seyss-Inquart vertrekt eveneens, hij verlaat het landgoed
Clingendael en gaat in Beekbergen wonen, in kasteel Spelderholt. Zijn
werkplek wordt Apeldoorn, waar, aan de Loolaan, bomvrije werkruimtes
beschikbaar zijn. Bij de achterblijvende Nederlanders is de stemming
voortre^elijk, het is de eerste vrolijke dag sinds jaren. Het is Dolle Dinsdag – al bestaat de naam dan nog niet, want die duikt pas half september
op in het fascistische blaadje De Gil. En de weg Utrecht-Arnhem zal nog
heel lang ‘Het Hazenpad’ heten.
8
6 september: Westerbork, Vught
Duizenden nsb’ers komen die week terecht op de meest onwaarschijnlijke plek die je voor vluchtende collaborateurs kunt verwachten: het doorgangskamp voor joodse gedeporteerden Westerbork, op de Drentse hei.
Ze arriveren op 6 september. Het is moeilijk na te gaan wie op die idiote
gedachte is gekomen. Daar, vanaf het perron midden in het kamp, langs
wat ze de Boulevard des Misères noemen, is op 3 september nog een
transport naar Auschwitz vertrokken, een eindeloos lange trein met aan
boord onder anderen Otto en Edith Frank en hun dochters Margot en
Anne, die een maand eerder uit hun Amsterdamse schuilplaats zijn gehaald. Er zijn dan nog ongeveer 1300 joden in Westerbork, die verbijsterd
toekijken hoe duizenden nsb’ers op hun vlucht in het kamp neerstrijken.
Een van de joodse gevangenen is Hans Bial, een Duitse vluchteling, die
elke dag noteert wat hij meemaakt. Op woensdag 6 september schrijft
hij:
De eerste nsb’ers zijn gekomen, de meesten in particuliere auto’s
volgestouwd met ko^ers, kinderwagens, kisten en dekens. De stroom
nsb-vluchtelingen golft door het kamp. Te voet, in auto’s, op fietsen en
boerenwagens, en op het laatst ook in goederen- en personentreinen komen
ze aan. Iedereen staart elkaar aan, we staan maar wat in het kantoor van
de afdeling Statistiek en kijken onze ogen uit. Nu zijn jullie aan de beurt,
dat zeggen alle blikken.2
Bial maakt melding van ruzies en antisemitische scheldpartijen in het
kamp. Daar staat nog een laatste jodentransport op de agenda, maar dat
wordt uitgesteld. Eerst moeten de nsb’ers weggeleid zijn. Dat gebeurt na
een dag of vier: op 10 en 11 september leveren de Nederlandse Spoorwegen extra treinen om de kortstondige Westerbork-bewoners weer af te
voeren. Ze komen terecht in de regio Hannover, waar ze provisorisch
worden ondergebracht. De toestand in Westerbork wordt weer, min of
meer, normaal. Op 13 september zal het allerlaatste transport van 280 joden alsnog naar het oosten gaan, met bestemming Bergen-Belsen.
Op 5 en 6 september heerst ook in het ss-concentratiekamp Vught een
paniekerige stemming. De dagen die eraan vooraf zijn gegaan, zijn gekenmerkt door massale executies van gevangenen. Op maandag 4 september vallen 76 mannen op de fusilladeplaats, vlakbij, in het bos. De volgende dag weer veertig, de spanning in het kamp is voelbaar, niemand
9
weet wat er het volgende uur zal gebeuren, de ss’ers lijken, bij de nadering van de geallieerden, totaal van de kook, ze zijn tot alle gruwelen in
staat. Later die dag verschijnt er op de speciale spoorlijn die vlak langs het
kamp loopt opeens een ongewoon lange trein. Alle gevangenen uit het
Schutzhaftlager, het strafkamp, worden in de wagons gedreven. Het zijn
2221 mannen. Terwijl in de verte de artillerie van de oprukkende geallieerden te horen is, vertrekt de trein naar het oosten: de Duitsers zijn niet
van plan hun gevangenen prijs te geven, ze voeren hen af naar concentratiekamp Sachsenhausen, 35 kilometer van Berlijn. Daar zullen ze moeten
werken voor de industrie van het Duitse Rijk, waarvan de leiding de
hoop op de overwinning nog niet heeft opgegeven.
De volgende morgen staat er in Vught opnieuw een trein klaar. Die is
bestemd voor alle ongeveer 600 vrouwelijke gevangenen, en ook voor de
ongeveer 600 mannen die als Untersuchungshäftlinge werden beschouwd
– gevangenen die in een soort voorarrest zitten. Voordat ze instappen,
hebben ze een halve dag op het appèl gestaan – aan het tellen komt geen
einde. Ook zieken moeten op appèl en op transport. Aan het eind van de
middag vertrekt de goederentrein uit Vught. De mannen komen in Sachsenhausen terecht, de vrouwen in Ravensbrück, een speciaal vrouwenkamp ongeveer honderd kilometer ten noorden van Berlijn.
Al die 3400 gevangenen in die twee treinen komen op het verkeerde
moment op de verkeerde plek terecht. ‘Vernietiging door arbeid’ is de
strategie van de nazitop voor de gevangenkampen, voor voedsel en medische verzorging van de dwangarbeiders heeft Duitsland geen aandacht
meer. Dat gaat de komende maanden velen het leven kosten.
12 september: Mesch
Inmiddels gaat de geallieerde opmars langzaam verder. De bevrijding van
Nederland heeft geen prioriteit, het gaat erom Duitsland te verslaan. Het
eerste aanvalsdoel is de stad Aken. Daartoe is de verovering van het zuiden van Nederlands Limburg een belangrijke stap, en daarop is de aanval
dan ook gericht. Op 12 september is als eerste het piepkleine dorpje
Mesch aan de beurt, dat in 1943 bij de gemeente Eijsden is gevoegd. Kort
daarna volgt het dorp Noorbeek. Er is al jaren enige verwarring over de
vraag welk dorp nu eigenlijk het eerst is bevrijd. Mesch is in de oªciële
documenten overgeslagen, maar het staat wel vast dat de Amerikanen van
de 30e Infanteriedivisie (‘Old Hickory’) daar voor het eerst Nederland
hebben betreden. Ze moeten er eerst nog een paar uur slag leveren met
10
een groep Duitse soldaten, die de avond tevoren op het weiland achter het
huis van de familie Van Hoven materiaalwagens hadden neergezet. De familie Van Hoven zit in de schuilkelders op betere tijden te wachten en
trilt hevig mee als de wagens in de tuin worden opgeblazen. Uiteindelijk
kunnen de Amerikanen rond halfdrie het dorp binnentrekken. Onderwijzer Sjef Warnier is de eerste die de schuilkelder durft te verlaten, hij
heet de eerste bevrijders, onder leiding van kapitein Kent, welkom. Tegen
de regionale omroep L1 doet hij vele jaren later zijn verhaal:
We zaten al de hele nacht in de kelder. Op de speelplaats van de school stond
een mitrailleur opgesteld en we hoorden hoe er geschoten werd. Plotseling
werd het stil. Toen ik ging kijken zag ik een Duitse soldaat met de armen
in de lucht staan. Hij werd door een Amerikaan onder schot gehouden. Het
enige dat ik zeggen kon was ‘welkom in Holland’.3
Vervolgens bereiden de Amerikanen zich voor op de verovering van
Maastricht4: er ligt een felle strijd in het verschiet, de Duitse bezetters van
die stad hebben de spoorbrug, de Sint Servaasbrug en de Wilhelminabrug
opgeblazen. Maar het loopt anders: een andere Amerikaanse eenheid is
bij Luik de Maas overgestoken, en daardoor komt de geallieerde aanval
van twee kanten, van twee Maasoevers. Als de Duitse commandant dat
doorkrijgt, besluit hij de stad niet te verdedigen. De Duitse troepen verlaten Maastricht in de nacht van 13 op 14 september. De intocht van de
Amerikanen verloopt dan ook ongestoord en uitbundig, alsof ze op de
Via Gladiola de Nijmeegse Vierdaagse afsluiten. De vreugde is immens,
zo blijkt uit het verslag van een Maastrichtenaar in zijn dagboek:
De menigte zingt het Wilhelmus. De mo^en weg! De nachtmerrie is
voorbij! Maastricht, de eerste grote stad van Nederland die bevrijd is. Nooit
zal ik deze dag weer vergeten. Het is heerlijk, al die blijde gezichten. Die
feestkleur. Het rood, wit, blauw. Te mogen zeggen wat je wilt! Mensen die
elkaar nooit gezien hebben schudden elkaar de hand. Waar komt al dat
oranje ineens vandaan?5
Voor Radio Oranje maakt Robert Kiek een meeslepend ooggetuigenverslag. Hij beschrijft het laaiende enthousiasme dat hij nooit eerder heeft
gezien, maar gaat ook op zoek naar wat er gebeurt met de eerste politieke
delinquenten die in bevrijd Nederland zijn opgepakt:
11
In het gemeentehuis van Eijsden vond ik de eerste ladingen nsb’ers achter
de tralies. De heren verzekerden me allemaal, dat ze lid van de nsb waren
geweest alleen met het doel voor de ondergrondse beweging te spioneren. De
vrouwen die nu met kaalgeschoren hoofden in de cellen zaten – bij sommigen
was het haar in de vorm van een swastika geknipt – jammerden, dat zij nog
nooit een Duitser bij zich in huis hadden gehad. Het edele gezelschap kon
waarlijk van geluk spreken, dat het zo veilig achter de tralies is gezet. Want
deze bijltjesdag is in volmaakte rust verlopen.6
17 september: Arnhem e.o.
Een paar dagen later volgt de grootste militaire operatie die zich ooit op
Nederlands grondgebied heeft afgespeeld: de geallieerden lanceren Market Garden. Het is een gecombineerde aanval: Market is de codenaam van
een grootschalige luchtlanding, Garden staat voor een grondo^ensief
vanuit België. De luchtlandingstroepen moeten de bruggen over de Brabantse kanalen, de Maas, het Maas-Waalkanaal, de Waal (Nijmegen) en
de Rijn (Arnhem) veroveren, waarna grondtroepen door de Duitse verdediging moeten breken en over de door de parachutisten vrijgemaakte
corridor naar Arnhem moeten oprukken. Als de troepen Arnhem hebben bereikt, ligt de route naar het Ruhrgebied en Berlijn open. Het voordeel van deze route is dat de opmars om de met achttienduizend bunkers zwaar verdedigde Duitse Siegfriedlinie (of Westwall) heen gaat. Tot
zover, heel in het kort, het plan van de Britse commandant van de 21e
legergroep, veldmaarschalk Bernard Law Montgomery. Het is een zeer
riskant plan: de geallieerde troepen landen immers midden in door de
vijand bezet gebied. Montgomery mag het doorzetten, ondanks aarzelingen van zijn Amerikaanse collega Dwight Eisenhower, die vooral bang
is dat de aanvoerlijnen van mensen en materieel te lang zullen worden.
De operatie start op zondagochtend; dan stijgen, van 22 bases in Engeland, honderden vliegtuigen op om parachutisten te droppen. Met gliders
(zweefvliegtuigen) moeten ze wapens en voorraden overbrengen naar
de landingsterreinen tussen Eindhoven en Arnhem. De inwoners van
Arnhem en omgeving kijken met gemengde gevoelens naar boven: de
stroom parachutisten lijkt eindeloos, er worden duizenden soldaten aangevoerd, maar dat betekent ook dat het front voor hun deur komt te liggen.
Er is een ooggetuigenverslag beschikbaar van de Duitse cameraman
Hans Ertl. Hij filmt voor de Duitse Wehrmacht (hij had eerder voor de
12
befaamde regisseuse Leni Riefenstahl gewerkt) en hij is in de omgeving
van Arnhem als hij op zondag opeens een schuilplaats moet zoeken voor
de geallieerde bombardementen, die aan de luchtlandingen voorafgaan.
Als hij weer naar de hemel kan kijken, ziet hij grote aantallen bommenwerpers, die enorme zweefvliegtuigen achter zich aan slepen:
Het is een onwaarschijnlijk schouwspel dat zich voor mij ontplooit: de
zweefvliegtuigen maken zich los en landen links van me, op het open veld.
Als bijen die uit hun korven komen, stromen gewapende soldaten uit de
vliegtuigen en formeren zich, alsof het een oefening is, onder het commando
van hun oªcieren. Uit een ander zweefvliegtuig rijden soldaten met jeeps
en motoren naar buiten. Verderop worden kanonnen en andere wapens
uitgeladen. Ik sta er verbijsterd naar te kijken.7
Hans Ertl lijkt overrompeld, maar dat geldt niet voor het Duitse opperbevel in deze regio. In de eerste plaats vinden Duitse soldaten in een neergeschoten zweefvliegtuig al snel een draaiboek van de luchtlandingen; dat
komt heel goed van pas bij de verdediging van het gebied. En verder hebben de Duitsers geluk (en de geallieerden pech) dat er vlakbij, in de Achterhoek, twee Duitse tankdivisies zijn neergestreken om er op adem te
komen. Ze kunnen vrijwel direct worden ingezet, en daarmee komen de
parachutisten al snel tegenover een overmacht te staan. Cameraman Ertl
schrijft het toe aan geluk:
Het toeval wilde dat vlak bij de landingszones van Arnhem een
ss-Pantsergrenadier-bataljon onder Hauptsturmführer Kraft zijn
intrek had genomen. En daar vlakbij lagen twee divisies van het Tweede
ss-Pantserkorps van generaal Bittrich uit te rusten. Het geluk dat je in
een oorlog nodig hebt, had dit keer onze zijde gekozen.8
Het geallieerde o^ensief bij Arnhem loopt daardoor vast, de parachutisten komen in bittere gevechten terecht, slechts een deel van hen kan via
riskante acties over de Rijn ontkomen. De duizenden anderen sneuvelen
of worden krijgsgevangenen. Operatie-Market Garden eindigt in een
mislukking, vooral ook omdat de opmars door Brabant te traag verloopt.
De doorstoot naar Berlijn blijft daardoor uit, en dus ook de verdere bevrijding van Nederland en van de gevangenen in de Duitse concentratiekampen. Voor de bevolking van de regio heeft de Slag om Arnhem ingrijpende gevolgen. Op 23 september eisen de Duitsers dat heel Arnhem,
Oosterbeek, Renkum, Heelsum en Wageningen geëvacueerd worden.
13
In totaal moeten 150.000 mensen zeer snel hun huis verlaten, te voet of
op de fiets. De Veluwe wordt één groot opvangkamp, velen komen in en
om Apeldoorn terecht, een grote groep evacués gaat in het Openluchtmuseum wonen.
18 september: de Junyo Maru
Aan de andere kant van de aarde, maar ook binnen de grenzen van het
Koninkrijk der Nederlanden, doet zich de dag na de eerste luchtlandingen in Arnhem de grootste scheepsramp voor uit de geschiedenis tot dan
toe: het Japanse vrachtschip Junyo Maru, dat tegen alle regels in ongeveer
6700 dwangarbeiders vervoert, krijgt een voltre^er. Er zijn ruim 5600
slachto^ers te betreuren, voor het merendeel Javanen die door de Japanners naar Sumatra werden gebracht om daar aan een enorm spoorwegproject te werken, de Pakanbaroe-spoorlijn.9
Een paar dagen eerder zijn ze allemaal ingescheept, de 4200 Indonesische werksoldaten (romoesja’s), de 2400 krijgsgevangenen (van wie de
helft Nederlanders, en de rest vooral Engelsen en Amerikanen) en de
bemanning, die inclusief bewaking ongeveer honderd man telt. Nederlands-Indië is dan al tweeënhalf jaar bezet door Japan, dat er een terreurbewind vestigt. De situatie in de kampen voor Europeanen en krijgsgevangenen wordt steeds erger, en de Japanners ronselen steeds meer
dwangarbeiders, die ze aan tamelijk zinloze projecten tewerkstellen,
waarbij honderdduizenden zich doodwerken.
Op zaterdag vaart de Junyo Maru, stampvol met al die dwangarbeiders, weg uit Tandjong Priok, de haven van Batavia. Op maandagmiddag
om negen minuten voor vier slaat een torpedo midscheeps in, een zware
explosie doet het schip schudden. Door de luidsprekers roept de kapitein
dat de motoren zijn uitgevallen, maar enkele seconden later volgt een
tweede explosie, opnieuw veroorzaakt door een torpedo-inslag. Een van
de Nederlandse opvarenden is Willem Punt, zelf een zeeman. Hij is na de
eerste klap in het water gesprongen en houdt zich vast aan een stuk wrakhout. Als hij om zich heen kijkt, ziet hij zeer veel drenkelingen, maar nog
meer mensen óp het schip. Het zijn voornamelijk de romoesja’s die aan
boord blijven. De meesten kunnen niet zwemmen en klampen zich vast.
Als de steven van het schip omhoogkomt en de rest in zee begint te verdwijnen, breekt er paniek uit. Als trossen hangen de mensen aan het
schip; bij honderden vallen ze in de zee. Het duurt twintig minuten voor
het hele schip in zee verdwenen is. Overal roepen mensen om hulp,
14
en om hun moeder. Ook roepen ze: ‘Toeloeng Nippon’ (Japanners, help!).
Uiteindelijk verdwijnt de Junyo Maru met donderend geraas in de golven, vijftien kilometer ten westen van Bengkulu voor de westkust van
het Indonesische eiland Sumatra.
De torpedo’s zijn afkomstig van de Britse onderzeeboot hms Tradewind. Kapitein Stephen Maydon heeft opdracht om Japanse vrachtschepen, die de bevoorrading van bezet Indië verzorgen, aan te vallen. Als ze
krijgsgevangenen vervoeren, moeten ze dat op grond van de Conventie
van Genève kenbaar maken door een rood kruis te voeren. Daar is niets
van te zien, vandaar dat Maydon niet aarzelt als zijn oªcier van de wacht
hem de nabijheid van het schip meldt. Hij laat torpedo’s afschieten. Het
resultaat is de grootste scheepsramp tot dan toe, met 5620 doden.
De Tradewind keert snel om en vaart verder. Kapitein Maydon heeft
geen idee wat zijn torpedo’s hebben aangericht. Hij zal dat pas 24 jaar later horen. Een groep overlevenden uit Amerika is voor een reünie bijeengekomen en besluit aan de kapitein, die in Wales woont, een geluidsband
op te sturen met daarop hun herinnering aan de ramp. Maydon, dan al gepensioneerd, roept zijn zoon erbij om de band gezamenlijk te beluisteren.
De kapitein van de Tradewind hoort, volgens zijn zoon, uiterlijk onbewogen het relaas aan. Robert Maydon, zelf ook een marineman:
Mijn vader was van een andere generatie. Over de oorlog sprak je niet. En
voor hem gold dat het aantal slachto^ers dat hij had gemaakt nu opeens een
stuk hoger was geworden. Maar, zo zei hij, daar kan ik nu toch niets meer
aan veranderen.10
Onder de slachto^ers zijn vermoedelijk vierduizend Indonesische en elfhonderd Europese Nederlanders. Ongeveer honderd Europese Nederlanders hebben de scheepsramp overleefd, van wie er nog eens tien bezweken tijdens het werk aan de spoorweg dwars door Sumatra. Bij de
Junyo Maru vielen vier keer zoveel slachto^ers als bij de Titanic, maar de
ramp is zeker duizend keer zo onbekend.
22 september: Curaçao
Er vallen duizenden slachto^ers in het koninkrijk in die wrede maand
september 1944. Alleen niet in de West, de Nederlandse rijksdelen in de
Caraïben. Toch is ook daar de oorlog voelbaar aanwezig. Zeker voor wie
op 22 september een huiveringwekkend bericht leest in de plaatselijke
15
krant, de Amigo di Curaçao. ‘Nederlanders sterven in de dodenfabriek van
Sobibur’ luidt de kop boven het bericht. De naam Sobibur of Sobibor is
in Nederland dan nog totaal onbekend. Laat staan dat iemand weet dat
het de plek is waar inmiddels 34.000 Nederlandse joden zijn vergast, in
een onherbergzaam gebied in het laatste randje Polen, tegen de grens met
de Oekraïne.
Het krantenbericht is afkomstig van de Russische schrijver Ilja Ehrenburg, die in 1944 als reporter verslag doet van de opmars van het Sovjetleger. Hij heeft het eerst gepubliceerd in een joods blad, de Independent
Jewish Press Service, waarna het door de Amigo di Curaçao is overgenomen.
Ehrenburg heeft in oostelijk Polen een ontmoeting gehad met Selma
Wijnberg (1922), een Nederlandse vrouw die de verschrikkingen van het
kamp heeft overleefd. Ze was aan de gaskamer ontsnapt omdat ze met een
groep andere vrouwen uit de rij werd geplukt om op een speciale afdeling
voor de ss’ers te werken: ze moest kleren van vermoorde joden sorteren
en in pakketten verzamelen die naar Duitsland werden opgestuurd. Ze
was met haar Poolse vriend Chaim Engel uit het kamp gevlucht toen
daar op 14 oktober 1943 een opstand was uitgebroken. Een groep wanhopige gevangenen had veertien ss’ers overmeesterd en was in een spervuur
van kogels en dwars door een mijnenveld door de poort gevlucht. Selma
had daarna ook de onderduik op het Poolse platteland overleefd, en was
daardoor in staat aan Ilja Ehrenburg het verhaal van het vernietigingskamp te vertellen:
Ik kwam 9 April 1943 in Sobibur aan. Op de binnenplaats van kamp nr. 2
werd aan de mannen geboden zich te ontkleden. Zij werden vervolgens naar
kamp nr. 3 gebracht. De vrouwen moesten een hut binnengaan en zich
daar ook ontkleden. Een Duits oªcier koos 28 meisjes uit, waartoe ook ik
behoorde, voor werk in kamp nr. 2. De rest van de vrouwen en kinderen
werd naar kamp nr. 3 gedreven. Ik bleef vijf maanden in Sobibur en moest
de kleren uitzoeken van hen, die vermoord waren. Een Nederlander, die
naast mij werkte, kreeg de kleren in handen van zijn eigen vrouw, die met
de anderen naar kamp nr. 3 gedreven was. Kamp nr. 3 was het kamp,
waarin de mensen gedood werden. Door middel van slangen werd gifgas
in de ‘badhuizen’ gebracht, waarin de mensen in groepen van 750 man
omkwamen.11
Het zal nog zeker acht maanden duren voordat in Nederland bekend
wordt dat Sobibor de plek is waar een derde van de vermoorde joden terecht is gekomen. De verbindingen tussen de rijksdelen zijn volledig ver16
broken, daardoor blijft dat schokkende bericht in de Amigo di Curaçao onopgemerkt.
25 september: de honger komt eraan
In Zuid-Nederland is de situatie eind september uitgesproken onoverzichtelijk. Een deel van Limburg is bevrijd, een smalle strook van Brabant ook. De geallieerden bereiden zich voor op de volgende grote klus:
het vrijmaken van de haven van Antwerpen, waarvoor ze de Westerschelde op de Duitsers moeten gaan veroveren. Op die manier kan de aanvoerlijn naar de troepen die straks de nazi’s uit Duitsland moeten verjagen
aanzienlijk worden ingekort. Verder moet Noord-Brabant worden bevrijd. Eindhoven is al tijdens operatie-Market Garden in geallieerde handen gevallen, maar de andere steden moeten nog volgen. Door de mislukking van Market Garden staat wel vast dat het noorden van Nederland
geduld moet hebben. De bevrijding is uitgesteld, geen mens weet tot
wanneer. Maar zwaar zal het worden. Er rijden geen treinen meer. De
Nederlandse regering heeft een spoorwegstaking uitgeroepen toen de
luchtlandingen in Arnhem begonnen, om op die manier de bezetter zo
veel mogelijk te hinderen. Het antwoord van rijkscommissaris Arthur
Seyss-Inquart is hard: op 25 september verbiedt hij alle voedseltransporten naar de steden in het westen. De binnenvaart wordt zo goed als stilgelegd. Het is de aanzet tot de Hongerwinter, die in westelijk Nederland
de komende maanden zeker twintigduizend mensen het leven zal kosten
en een veelvoud daarvan op de rand van de ondergang brengt.
Eind september 1944 is Nederland een frontstaat. De oorlog, die voor
veel mensen, vooral op het platteland, niet veel impact had, wordt opeens overal voelbaar; de strijd wordt grimmiger, de omstandigheden worden steeds zwaarder, de oorlog kan elk ogenblik de eigen voordeur bereiken.
Maar in een beperkt deel van het land is de situatie onvergelijkbaar
veel beter: daar is de vijand verdreven, daar heerst al de vreugde, de vrijheid. Daar is het feest. Frontstaat Nederland is een land van scherpe contrasten geworden.
17
Het bevrijde zuiden
Na Maastricht is Eindhoven de volgende Nederlandse stad die wordt bevrijd. De vreugde is er onbegrensd. En ook zijn er direct al de taferelen
zoals Robert Kiek die een paar dagen eerder uit Maastricht meldde: het
oppakken en vernederen van collaborateurs en het kaalscheren van vrouwen die omgang met Duitsers hebben gehad. Zo zal het overal gaan de
komende drie maanden, als langzamerhand heel Zuid-Nederland zal
worden bevrijd, vaak na felle en bloedige strijd.
Levensgevaarlijk is de situatie in Nijmegen. De stad is bij operatieMarket Garden weliswaar in Amerikaanse handen gevallen, maar de
Duitsers geven de strijd niet op en bombarderen en beschieten de oude
keizerstad met grote regelmaat. Er vallen honderden doden, elke nacht
weer slaan er bommen en granaten in. Half oktober brengt de fameuze
Amerikaanse oorlogscorrespondente Martha Gellhorn een bezoek aan
Nijmegen. Ze seint een sfeerverslag naar huis:
Ik heb geen idee hoe Nijmegen er vroeger uitzag; de stad had waarschijnlijk
een mooie oude wijk, te oordelen naar sommige puinhopen, sommige
overblijfselen van daken en hier en daar een bewerkte voordeur. Ik stel
me ook voor dat de halve kring van huizen op de steile oever bij de rivier
de Waal een lieflijk aanzien bood, maar aangezien de huizen allemaal
uitgebrand zijn, is dat moeilijk te beoordelen. En verder het centrum van
de stad in, waar de universiteit stond, was het heel waarschijnlijk
aangenaam en schoon en vredig; maar als gevolg van een maand of langer
ononderbroken bombarderen, ziet de stad er nu uit alsof zij jaren geleden
verlaten was na een aardbeving of een overstroming. Nu is Nijmegen een
stad waar mensen in kelders slapen en voorzichtig over straat lopen en
scherp luisteren of er geen granaten aankomen.12
De weken erna loopt Nijmegen steeds meer vol met militairen. De stad
wordt een soort winterverblijf voor de geallieerden, waar ze troepen samenbrengen die straks de aanval op het Rijnland moeten uitvoeren, operatie-Veritable. Het levert een onwezenlijke situatie op. Terwijl Duitse
kanonnen de stad geregeld blijven beschieten, wordt Nijmegen een uitgaanscentrum voor geallieerde troepen, waar regelmatig Amerikaanse
sterren komen optreden. Het eerste Canadese Legerkorps krijgt het Rijk
van Nijmegen als standplaats, later gevolgd door het 30e Britse Legerkorps. Op het laatst zijn er 470.000 manschappen rond Nijmegen geconcentreerd, die tot begin februari moeten wachten voor ze de aanval op de
18
meest westelijke strook van Duitsland mogen inzetten. Het is de grootste
troepenconcentratie aan het westelijke front in de hele oorlog.
Dan is het in de rest van zuidelijk Nederland al geruime tijd feest. Zeeland en Brabant zijn in de maanden oktober en november grotendeels
bevrijd. De Canadese militairen die, gesteund door de Polen, de vrijheid
hebben gebracht, zijn zeer in trek. Ze stralen jeugd en kracht uit, en ze
hebben chocolade en sigaretten. Brabantse meisjes vallen massaal voor
hen. Dat leidt direct tot grote ongerustheid onder de vaders en moeders,
die hun dochters totaal niet meer in de hand hebben. Eind november verschijnt er een pamflet uit naam van de Katholieke Actie te Den Bosch.
Dat is een kort voor de oorlog opgerichte organisatie die de ontkerkelijking van Nederland wil tegengaan, en pal staat voor het katholieke
geloof. Het pamflet, gericht tot ‘de Ouders en Meisjes van onze Stad’, is
bezorgd van toon. Het is een waarschuwing. Jarenlang hebben we hier,
aldus de schrijver, een dédain superbe getoond tegenover soldaten – een
hoogstaande minachting. Maar nu het geen Duitse maar Canadese soldaten zijn, voelen wij, zo staat er:
ons gedrongen aan deze mannen onze dankbaarheid te tonen. En dat is
juist, zeer juist. Maar ook hier schuilen gevaren en zelfs zeer grote gevaren,
vooral voor onze jonge meisjes. Zo licht vallen wij van het ene uiterste in het
andere, zo gauw geven wij ons over aan een verderfelijke vreugderoes, en dat
mag niet. Wij moeten zorgen dat ook deze soldaten ons, vrouwen en meisjes,
blijven eerbiedigen en hoogachten.
En daarom roept het pamflet:
In geen geval een lichtvaardige omgang! De gevolgen hiervan voor ziel en
lichaam zijn nu even zo verderfelijk als vroeger.
De waarschuwing haalt niet veel uit. Een recent onderzoek wijst uit dat
er uit de ‘lichtvaardige omgang’ tussen Nederlandse vrouwen en Canadese militairen rond de achtduizend kinderen zijn geboren.13 Een seksuoloog die met de onderzoekster heeft meegerekend, schat dat er ongeveer
350.000 keer de liefde bedreven is tussen een bevrijder en een Nederlandse vrouw. Dat allemaal ondanks de zeer bezorgde woorden van de mensen van de Katholieke Actie in dat pamflet dat in Den Bosch wordt rondgedeeld:
19
Is er iets meer schaamteloos en onverantwoordelijk voor een soldaat, die elk
ogenblik aan het gevaar bloot staat te sneuvelen, dan aanleiding te worden
tot grote zonde?
Voor dat soort taal stonden de Nederlandse meisjes en vrouwen van 1944
en 1945 even niet open.
Militair Gezag
Het was ooit de bedoeling geweest van de regering in ballingschap dat de
ministers direct na de bevrijding naar Nederland zouden terugkeren en
de leiding van het land weer op zich zouden nemen. In de tussentijd zou
korte tijd een militaire organisatie de zaken regelen, het Militair Gezag.
Maar in 1944 loopt alles anders dan verwacht: Nederland wordt maar
voor een deel bevrijd, en dat maakt een snelle terugkeer van de regering
onmogelijk. Het Militair Gezag, onder leiding van chef-staf generaalmajoor Hans (eigenlijk: Hendrik Johan) Kruls, krijgt daardoor meer dan
een hal∆aar lang het bestuur in handen; een groot deel van Nederland
staat dan langdurig onder militair bewind. Soepel loopt dat allemaal niet,
het Militair Gezag heeft allerlei secties ingesteld voor de diverse beleidsterreinen en moet daarnaast ook gaan samenwerken met het voormalig
verzet. Dat is sinds september 1944 gebundeld in de Binnenlandse Strijdkrachten onder leiding van prins Bernhard. De competentiegeschillen
zijn niet van de lucht, vooral als het gaat om de zuivering van de burgemeesters en de politiecommissarissen in de diverse bevrijde gemeenten.
Daar zitten nogal wat nsb’ers tussen, die sowieso moeten verdwijnen.
Maar de vraag wie daarvoor moet zorgen en in hoeverre de voormalige
verzetsorganisaties daarbij betrokken worden, leidt op veel plaatsen tot
onmin, ruzie en chaos.
Intussen beginnen de ministers in Londen enigszins onrustig te worden: sommigen denken dat er in bevrijd Nederland meer te regeren valt
dan in Londen, ze willen de oversteek maken. Dat zou dan kunnen als
‘kwartiermakers’, wegbereiders van het oªciële bestuur. Kruls voelt daar,
als hoogste man van het Militair Gezag, weinig voor. Hij probeert hun de
pas af te snijden en schrijft een ongewoon scherpe brief aan ministerpresident Gerbrandy, aan zijn superieur minister van Oorlog Van Lidth
de Jeude, en aan prins Bernhard. Hij noemt de terugkeer van ministers
‘desastreus’. Ze willen natuurlijk allemaal beslissingen gaan nemen, en
dat leidt tot chaos en tot overbelasting van het beperkte bestuursapparaat
20
dat Kruls tot zijn beschikking heeft. Kruls laat zich in zijn brief helemaal
gaan, hij schrijft dat het nemen van beslissingen ernstig zal worden vertraagd als de ministers zich ermee gaan bemoeien en hij wijst er weinig
subtiel op dat de Londense regering in Nederland allesbehalve populair
is. Als klap op de vuurpijl laat hij doorschemeren dat hij bij de komst van
de ministers wel eens zou kunnen opstappen. De meeste ministers zijn
des duivels als ze de brief van Kruls onder ogen krijgen, sommigen eisen
zijn ontslag. Maar het loopt met een sisser af, Kruls erkent dat hij de brief
beter niet aan Gerbrandy en prins Bernhard had kunnen sturen, hij krijgt
een preek van de minister-president en mag dan weer verder.
En de kwartiermakers, die komen toch. Op 25 november landen ze op
vliegveld Eindhoven onder leiding van minister-president Gerbrandy.
Als hun auto’s korte tijd later worden aangehouden door leden van de
Binnenlandse Strijdkrachten, denken ze ongetwijfeld dat generaal Kruls
zijn bezwaar kracht bijzet, maar het blijkt een daad van verregaande
plichtsbetrachting te zijn: de ministers kunnen, vers uit Londen, geen
geldige persoonsbewijzen tonen en dat ze ministers zijn, ja, dat kan iedereen wel zeggen. Het incident wordt spoedig opgelost, maar ingewikkeld
blijft het bestuur van het bevrijde maar nog altijd onder militaire controle staande zuiden nog vele maanden.
Van de talloze problemen die Kruls als leider van het Militair Gezag op
zijn bord krijgt, is er één wel extra pijnlijk: de klacht van veel mensen dat
ze hun huis, na terugkeer van een evacuatie, geplunderd door geallieerde
soldaten aantre^en. Aanvankelijk is het antwoord steeds dat zoiets niet te
bewijzen is en dat het onderzoek naar dat soort kwesties wel heel ingewikkeld is, maar de klachten blijven binnenstromen. Ook Gerbrandy
hoort ervan als hij door bevrijd gebied reist. Hij schrijft erover in zijn uitgebreide verslag aan koningin Wilhelmina:
Er wordt zeer veel gestolen en geplunderd door de geallieerde troepen. Op
de vergadering van burgemeesters uit de omgeving van Nijmegen bleek o.a.
dat bij 8 van de 17 burgemeesters de gemeentekas was weggehaald. Elders
werden brandkasten opengebroken en leeggehaald terwijl de inventaris van
gerequireerde woningen steevast verdwijnt.14
Een van de oªcieren van het Militair Gezag die een onderzoek instelt
naar het wangedrag van de bevrijders, rapporteert heel precies hoe de gestolen spullen hun weg vinden:
21
Het is meermalen geconstateerd dat Engelse of Amerikaanse plunderaars
hun buit en zelfs delen van hun uitrusting verkochten aan burgers. Ook
deze heling gaat alle perken te buiten. Dekens, juwelen, benzine, wapens
zijn overal te koop. Een jeep kost bijvoorbeeld F 1500. Typisch is het geval
van een man die voor F 2,- de foto van zijn pas gestorven vader terugkocht.15
Kruls beklaagt zich bij regionale commandanten, maar dat helpt weinig.
Het antwoord dat hij uiteindelijk uit Eisenhowers hoofdkwartier krijgt,
is dat hij vooral moet letten op het uitstekende gedrag van de meerderheid van de soldaten en niet op het eventuele wangedrag van een heel
kleine minderheid. Dan volgen er nieuwe klachten, nu via Gerbrandy
naar Churchill, en zo naar Montgomery, maar het duurt tot na de Duitse
capitulatie voor die zijn troepen erop wijst dat ze zich niet aan het bezit
van de burgerij mogen vergrijpen. En dat is tamelijk laat.
Internering
Zuid-Nederland heeft voor veel naoorlogse problemen een proeftuinfunctie, ook voor de internering van mensen die van collaboratie worden
verdacht. Het is een vast patroon: zodra een gemeente is bevrijd, beginnen de arrestaties. Dat is oªcieel een taak van de politie, maar die komt er
vaak niet aan te pas. De Binnenlandse Strijdkrachten hebben lokaal hun
eigen arrestatieploegen ingesteld, waarvan de leden zich al jaren op dit
moment hebben verheugd: eindelijk kunnen ze de ‘foute’ landgenoten
hun verdiende loon bezorgen. Ze voelen zich gesteund door de geallieerde autoriteiten, die pleiten voor massale arrestaties, omdat ze niet in de
rug willen worden aangevallen door pro-Duitse Nederlanders. Het gaat
er niet erg geordend en niet erg zachtzinnig aan toe bij het oppakken van
vermeende landverraders. En er zijn totaal geen opvangfaciliteiten: de
geïnterneerden komen in loodsen, fabrieken, scholen en andere provisorische kampen terecht. Het grootste aantal komt in het voormalige ssconcentratiekamp Vught; in december 1944 zitten er 4500 mensen en in
maart 1945 zelfs bijna 6200.16 De situatie in dat kamp is uitgesproken
slecht, er is gebrek aan ongeveer alles. Er zijn geen goed opgeleide bewakers, er is te weinig plek, er is te weinig eten, er is vaak geen water. Een
rapport van een kampcommissie maakt melding van alle denkbare misstanden. Er staat zelfs in dat er op enig moment een gestudeerde nsb’er in
een barak een lezing heeft gehouden voor zijn voormalige partijgenoten
over ‘De positie van het jodendom in de wereld’.
22
Het duurt nog maanden voordat de situatie in de kampen in ZuidNederland verbetert. Als ook het noorden wordt bevrijd en de Duitsers
capituleren, hopen de nsb’ers in het zuiden dat hun tijd erop zit en dat ze
weer terug kunnen in de maatschappij. Dat valt tegen: de sfeer in het hele
land is dan vervuld van wraak, het zal nog heel lang duren eer de ‘lichte’
gevallen naar huis mogen. Wat voor de gedetineerden in het zuiden betekent dat ze gemiddeld langer op vrijlating moeten wachten dan hun
kompanen in de rest van het land.
Het duurt tot 12 maart 1945 voordat koningin Wilhelmina naar bevrijd
gebied terugkeert. Van haar grensoverschrijding in het Zeeuws-Vlaamse
Eede is een filmopname, waarop te zien is dat de grenslijn, bij gebrek aan
verf, wordt gevormd door meel, geleverd door een naburige molenaar. Er
zijn zoveel notabelen om haar te begroeten dat de koningin er geen erg in
heeft dat ze al handenschuddend de ‘meelstreep’ overschrijdt. Maar ze is
in een opgewekte bui, dus ze stapt voor de fotografen bereidwillig nog
een keer de grens over.
De koningin neemt voorlopig haar intrek op het landgoed Anneville
bij Ulvenhout. Dat raakt daar dezelfde dag nog bekend. Die avond staat
ze langdurig in de tuin te wuiven naar een onafzienbare stoet onderdanen
die langstrekken, opgetogen dat hun vorstin weer terug is. Het duurt nog
twee maanden voordat ook de rest van Nederland haar weer mag begroeten.
23