Verslag van het seminar - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Verslag Kick-off Seminar “Rijk, gemeenten en provincies nemen hun rol in de
Europa 2020 strategie”
6 februari 2014, Willemshof, Den Haag
Welkomstwoord
Jantine Kriens, voorzitter directieraad van de VNG, heet de aanwezigen welkom in het Huis van de
Nederlandse gemeenten, het huis van alle Nederlandse gemeenten. Kriens benadrukt de tweeledige
relatie tussen Europa en gemeenten. Europees beleid wordt vaak uitgevoerd door gemeenten, en
gemeenten kunnen hun doelen gerealiseerd krijgen dankzij Europees beleid. Daardoor acht zij het
van belang om Europa sterk in te bedden in de VNG organisatie. Niet alleen via de Directie Europa,
maar op alle thema’s. De Directie Europa verbindt gemeenten met Europa, onder meer door het
inzichtelijk maken van de subsidiemogelijkheden.
Hierna geeft Jantine Kriens het woord aan Marijke van Hees, wethouder in Enschede. Van Hees is
zowel portefeuillehouder Europa 2020 bij de VNG, als lid van de bestuurlijke werkgroep Europa bij de
G32 en zal het seminar leiden.
Het Europees Semester
In een korte inleiding geeft Van Hees aan dat het doel van het seminar is om duidelijk te maken wat
gemeenten bijdragen aan Europa. Hierna bespreekt Jean-Luc Annaert, European Semester Officer bij
de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland, enkele belangrijke elementen uit
het Europees Semester. Het semester is opgesteld voor coördinatie van het economisch beleid in de
EU. Binnen dit kader vallen drie elementen, waarvan de Europa 2020 strategie er één is. Het doel van
de strategie is om de Europese economie slimmer, duurzamer en inclusiever te maken.
Het Europees Semester begint met het publiceren van de Annual Growth Survey. In deze jaarlijkse
groeiraming worden de uitdagingen in de EU van het komende jaar uiteengezet en aangegeven welk
beleid hiervoor nodig is. Het document kent vijf Europese prioriteiten: op orde brengen van de
overheidsfinanciën, bevorderen van leningen, bevorderen van groei en concurrentiekracht, bestrijden
van werkloosheid en de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van overheden.
Presentatie Kernboodschappen
Na de algemene uiteenzetting over het Europees semester, benadrukt Van Hees het belang van
decentrale overheden hierin. Het lokaal bestuur is van belangrijke betekenis. Dit wordt onder meer
benadrukt in het advies dat Bas Verkerk, burgemeester van Delft, opstelt voor het Comité van de
Regio’s over een geïntegreerde stedelijke agenda in Europa.
Daarom moet in het Nationaal Hervormingsprogramma de
betrokkenheid van decentrale overheden duidelijk in beeld
zijn. Bestuurders hebben namens de VNG meegedacht
over het opstellen van de kernboodschappen. In de
kernboodschappen staan twee zaken centraal: wat dragen
we bij en wat hebben we daarvoor nodig.
Vervolgens overhandigt Van Hees de gebundelde
“Decentrale Kernboodschappen voor het Nationaal
Hervormingsprogramma 2014” aan Peter Martens,
plaatsvervangend directeur Europa van het ministerie van
Economische Zaken.
Visie van het Rijk
Nadat Martens de Decentrale Kernboodschappen heeft ontvangen, geeft hij zijn visie op het
document. Hij stelt dat het Rijk en decentrale overheden gezamenlijk aan de slag moeten. Hij acht het
belangrijk dat er nu gekeken wordt hoe dit aangepakt moet worden en hoe de thema’s ook een
regionale invulling krijgen. Martens noemt hierbij twee voorbeelden. Ten eerste verduurzaming, dat
vorm krijgt via decentrale opwekking van energie. Ten tweede de zorg, waar door decentralisaties het
lokale niveau betekenis aan het winnen is.
Martens vat het kabinetsbeleid samen in drie pijlers: het op orde krijgen van de schatkist, het verdelen
van de lasten, en het realiseren van duurzame groei. Deze drie aspecten vinden ook hun weerslag in
1
het Nationaal Hervormingsprogramma. Hoewel de voorgenomen en geplande hervormingen van
belang zijn, gaat dit niet altijd gemakkelijk. Vaak gaan hervormingen gepaard met bezuinigingen.
Het rijksbeleid is een continu proces van hervormen en aanpassen. Hierbij is het belangrijk dat er
aansluiting is met de maatschappelijke processen: wat gebeurt er in de maatschappij? Hierin is het
belangrijk dat het er rekening wordt gehouden met de drie R’en: Richting, Resultaat en Rekenschap.
Deze elementen komen ook terug in het Europese Semester.
Martens sluit af met twee belangrijke thema’s uit de Decentrale Kernboodschappen. Ten eerste
energie. Na het sluiten van het SER Energieakkoord is het van belang dat de partijen het akkoord
samen oppakken. Hierin is decentrale opwekking van energie een sterk element. Ten tweede het
versterken van het financieringsvermogen van Nederland. Hiertoe werkt het Rijk samen met
verzekeraars en pensioenfondsen bij de oprichting van de Nationale Investeringsinstelling (NII), maar
het is van belang om ook op regionaal niveau nieuwe financieringsmodellen te ontwikkelen .
De vraag voor de toekomst is: zijn we in staat het binnenlands groeivermogen te versterken? Hiervoor
moeten we samen aan de slag, zodat daarna de dialoog met Brussel aangegaan kan worden, aldus
Peter Martens.
Paneldiscussie Decentrale Kernboodschappen
Vervolgens leidt Marijke van Hees de paneldiscussie, die
aan de hand van enkele stellingen ingaat op de
kernboodschappen. Naast Annaert en Martens nemen
enkele gemeentebestuurders deel aan de discussie. JeanPaul Gebben, burgemeester van de gemeente Renkum,
was betrokken bij de totstandkoming van de
kernboodschap op het gebied van arbeidsparticipatie en
armoedebeleid. Wethouder in Doetinchem Loes van der
Meijs was betrokken bij de kernboodschap rond onderwijs
en voortijdig schoolverlaten. Bas Verkerk, burgemeester
van Delft, geeft zijn visie op het thema innovatie vanuit zijn
rapporteurschap bij het Comité van de Regio’s. André van
de Nadort, burgemeester van Ten Boer en betrokken bij de kernboodschap over duurzaamheid en
energie, was verhinderd.
Stelling 1: Arbeidsparticipatie en armoedebestrijding
“De Europese doelen op het gebied van arbeidsparticipatie en armoedebeleid zijn onhaalbaar. Het
gaat ons niet lukken om het arbeidsreserve regulier aan het werk te krijgen.”
Burgemeester Gebben merkt op dat er momenteel weinig flexibiliteit is voor gemeenten. Voor het
halen van de doelstellingen is het van belang dat er vrijheid komt voor maatwerk, ook binnen de regio.
Er moet flexibeler gereageerd worden op de arbeidsmarkt. Meestal is er gemopper over geld, maar
het moet juist gaan om creativiteit.
Van Hees benadrukt dat er een groep is die blijvend afhankelijk is van een uitkering. Hoe moet dit
aangepakt worden? Peter Martens stelt dat er stevig geïnvesteerd wordt in economie, maar er moet
ambitie blijven. Flexibiliteit en ruimte is nodig. Er wordt in Nederland soms erg centraal gekeken,
waardoor ruimte voor verschillen niet altijd groot is. Deze ruimte is echter wel van belang.
Volgens Van Hees is het daarom belangrijk dat er nuance in afspraken komt. Afspraken op het gebied
van de arbeidsmarkt moeten regionaal gemaakt worden. Daarom merkt Martens op dat niet alle
aanbevelingen uit Europa door het Rijk dicht gereguleerd moeten worden. Burgemeester Verkerk
versterkt dit door te zeggen dat economische ontwikkeling zich met name in het stedelijk gebied
afspeelt. Daarom speelt de toekomst zich vooral af in de steden.
Stelling 2: Onderwijs
“Voorgesteld wordt om af te stappen van de uniforme startkwalificatie in het onderwijs en daarvoor in
de plaats ruimte te bieden voor individueel maatwerk onder regie van gemeenten.”
2
De tweede stelling speelt in op de vraag of de startkwalificatie voor MBO2 nog wel haalbaar is.
Wethouder Van der Meijs vindt het belangrijk dat er passende maatregelen komen voor de groep die
deze kwalificatie niet haalt. Hiervoor moeten gemeenten de ruimte krijgen, om maatwerk te leveren
voor deze groep, zodat ze kunnen meedoen in de maatschappij.
Van Hees merkt op dat in Nederland de Europese doelstelling op het gebied van vroegtijdig
schoolverlaten al gehaald is, maar dat er toch een groep jongeren blijft dat nog thuis zit. Volgens Van
Hees mist Europa hierin de nuance van de doelstelling. Annaert merkt hierover op dat het een
Europees probleem is, dat in Nederland veel minder is dan in andere lidstaten. Dat neemt niet weg dat
het wel nog steeds een probleem is.
Volgens Annaert moeten we wel rekening
houden met een ernstige economische
situatie van recessie. Daarnaast zijn
nationale autoriteiten de partners van de
Europese autoriteiten, hoewel lokale
deelname ook noodzakelijk is. Toch kunnen
de Europese instellingen lidstaten niet
verplichten lokale overheden te betrekken,
evenals nationale parlementen. Verkerk stelt
dat Europees beleid alleen kan slagen bij
uitvoeringskracht op het goede niveau: de
regio’s! Dit moet door nationale overheden
goed begrepen worden.
Martens reageert door aan te geven dat het
Rijk het aanspreekpunt is voor de EU. Dit
neemt niet weg dat lokale partijen betrokken moeten worden. Commitment van regionale en nationale
partijen is noodzakelijk. Martens is op het gebied van onderwijs sceptisch als het gaat om de
suggestie om de startkwalificatie af te schaffen. Hij vraagt hardop af of het niet beter zou zijn om juist
ruimte en beleid te maken voor de groep die de startkwalificatie niet haalt. Er komen hiervoor goede
voorbeelden uit de gemeente.
Van der Meijs benadrukt dat in de Achterhoek een erg grote groep mensen laaggekwalificeerd is, 2025%. Daardoor is het enorm belangrijk dat er beleidsruimte komt voor gemeenten. Ruimte voor
maatwerk en soepelere regelgeving vanuit het rijk.
Van Hees sluit af met de vraag wat de Europa 2020-doelstellingen betekenen voor Van der Meijs. Van
der Meijs vindt dat de doelstellingen aangeven welke kant we op gaan. Voor haar is het vervolgens
van belang hoe de doelen te vertalen zijn voor haar eigen regio.
Stelling 3: Innovatie
“Innoveren betekent risico nemen. Ontwikkel nieuwe financieringsmodellen om innovatief
opdrachtgeverschap en maatschappelijke proeftuinen mogelijk te maken.”
Burgemeester Verkerk gaat in op de derde stelling. Het is belangrijk dat innovatie wordt aangejaagd.
Men moet zich goed bedenken dat maar liefst 35% van de overheidsinvesteringen in de EU gedaan
wordt door lokale overheden. Daarom is slim opdracht geven, slim aanbesteden door lokale
overheden van groot belang. Aanbesteden gebeurt nu nog te vaak vanuit financieel, boekhoudkundig
perspectief. Het zou moeten gaan om resultaten, om effecten: duurzaamheid, innovatie. Overheid
moet hieraan richting geven. Met jaarlijks vele tientallen miljarden aan overheidsopdrachten kan de
overheid ook zelf een belangrijke bijdrage leveren. Het aanjagen van innovatie werkt mee aan het
halen van de andere Europa 2020-doelstellingen.
Het belang van innovatie ziet Verkerk ook in zijn adviesrapport over de geïntegreerde stedelijke
agenda. Gemeenten moeten hun middelen gericht gebruiken. Hij merkt op dat de Europese agenda
de Nederlandse agenda op dit gebied dekt. Er moet voldoende aandacht zijn voor het regionale.
Gebben vindt het als burgemeester belangrijk scherp te krijgen wat een gemeente als Renkum
hiermee moet. Europa gebeurt in de regio, er zit ambitie in de gemeente. Daarom moet er een
3
vertaalslag gemaakt worden van Europa 2020 naar gemeenten. Het Rijk en Europa moeten in de
gaten hebben dat het daar gebeurt.
Slotwoord
Het is aan Hubert Bruls, voorzitter van de G32, om het seminar af te sluiten. Ook hij refereert naar het
huis van de gemeenten waar we vandaag zijn. Hij benadrukt het belang van de samenwerking tussen
G32 en VNG. Daarnaast stelt hij ook vast dat tegenwoordig een “offline” ontmoeting van groot belang
is. Reflecterend op het seminar bespreekt hij de “governance” van Europa. De focus op lidstaten is
een probleem, de wereld is niet te vangen in lidstaten. Er is een overbodige bestuurslaag.
Vanuit zijn eigen ervaring refereert Bruls naar de Interreg-programma’s. De programma’s voor
grensregio’s reiken tegenwoordig tot Utrecht. Voor succes is een rechtstreekse verantwoordingslijn
naar Brussel belangrijk. Dit geeft enthousiasme. We moeten voorkomen dat het rijk of de provincies
extra voorwaarden hanteren waardoor de uitvoering van projecten wordt bemoeilijkt.
Europa is een kwestie van samenwerken, en daarom een kwestie van mensen ontmoeten. In de
grensregio moeten we ons omdraaien en met het gezicht naar de grens gebruik maken van de kansen
van de regio. Bruls sluit af met het bedanken van de organisatoren van het seminar, in het bijzonder
Marijke van Hees. Hij bedankt een ieder voor de aanwezigheid en roept op om gedachten over
Europa uit te wisselen.
4