Sopraan Janny Zomer: overrompelend variété

18 januari 2014, pag. 40
gewiktgewogen
Sopraan Janny Zomer:
overrompelend variété
Plaats: Doopsgezinde kerk,
Leeuwarden Gebeurtenis:
’Grande Variété Classique’ met
Janny Zomer (sopraan) en het
Grieg Pianoduo (Siebert Nix
en Elles van der Heiden)
Belangstelling: 140 personen
LEEUWARDEN - Het ene moment was ze op zoek naar ‘the
next whiskeybar’. Even later
zwierf ze met Black Max door
het nachtelijke Rotterdam. Het
oeuvre van Kurt Weill en William Bolcom lijkt haar op het lijf
te zijn geschreven.
Sopraan Janny Zomer uit
Leeuwarden kan meer dan opera-aria’s zingen. Ze is een zangeres met lef, flair en acteertalent,
die met het grootste gemak en
vol overtuiging repertoire uit
music halls en cabarets tot leven
kan wekken.
Dat bleek vrijdag tijdens het
concert met als thema ‘Grande
Variété Classique’. Even was ze
Satie’s speelse, zwoele en verveelde ‘La diva de l’Empire’,
verderop in het programma
lanceerde ze een vonkende csardas van Franz Lehár.
Soepel en zeer effectief schakelde ze soms over naar een
soort spreekzang, zoals in Weills
‘Wie lange noch?’ waardoor dit
nummer in de akoestische kerkruimte weinig van zijn verstaanbaarheid verloor.
Zomer was overrompelend en
ontwapenend spontaan. Ze
communiceerde goed met haar
publiek en deelde zelfs, als de
tekst er om vroeg, consumpties
uit.
De vraag ‘Warum soll eine
Frau kein Verhältnis haben’ werd
niet beantwoord; wel kreeg dit
lied van Oscar Straus door haar
een frisse, aanstekelijke interpretatie.
Siebert Nix, haar begeleider,
trad tevens op in instrumentaal
werk, samen met Elles van der
Heiden, waarmee hij het Grieg
Pianoduo (Groningen) vormt.
Hoofdmoot van dit aandeel was
‘Le Boeuf sur le Toit’ van Darius
Milhaud, een collage van melodieën van Braziliaanse componisten, die hier dienst deed als
muziek bij een ‘stomme’ film.
Mime- en maskerspel in een
obscure kroeg: net zo kostelijk
als de opzet van ‘Grande Variété
Classique’ zelf, waarin zelfs
liederen van Tsjaikowski opdoken. Een tweede aflevering van
dit variété mag er wat mij betreft komen.
RUDOLF NAMMENSMA