de toeschouwers

de toeschouwers
HILDE VANDERMEEREN
De toeschouwers
amsterdam · antwerpen
2014
Voor Patrick
Q is een imprint van Em. Querido’s Uitgeverij bv, Amsterdam.
Copyright © 2014 Hilde Vandermeeren
Voor overname kunt u zich wenden tot
Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam.
Omslag eevg
Omslagbeeld plain picture/Mary Robinson
Foto auteur Lona Aalders
isbn 978 90 214 5593 8 / nur 305
www.uitgeverijQ.nl
www.hildevandermeeren.be
1
De Vlindertuin, 1991
Het zonlicht valt naar binnen door een spleet in de gordijnen en
trekt een streep over de donkere vloer. Het is een grens, een richel
waarop Lilly en zij moeten lopen zonder te vallen. Want aan de
andere kant wonen de monsters.
Lilly loopt vlak voor haar. Voetje voor voetje schuifelt haar
vriendin over de richel. Zelf houdt ze haar armen gespreid en
doet haar best om niet te vallen. Met haar gouden haren lijkt Lilly
op een prinses uit een sprookjesboek. Soms leest Beth hen daar‑
uit voor. Dan wilde ze dat Beth nooit ophield met vertellen. Beth
heeft de mooiste stem die ze ooit heeft gehoord. Warm, zacht en af
en toe kraakt hij een beetje, maar dat komt omdat Beth daar al zo
lang werkt. Beth houdt voor elk kind een plakboek bij over de leu‑
ke dingen die er gebeuren. Verjaardagen, uitstapjes en wanneer
de hulpsint langskomt. Ze weet dat hij een hulpsint is want ze is
een bijdehand kind – zo noemt Conny haar ook vaak, bijdehand
en lastig – bovendien zit zijn baard los. Conny zegt dat de echte
Sint geen tijd heeft om naar de kinderen van een tehuis te komen.
Ze vindt Conny bijlange niet zo lief als Beth.
Ze zijn nu halverwege de richel. Lilly wankelt.
‘Nog niet vallen,’ zegt ze tegen Lilly.
Anders is het spelletje veel te vroeg voorbij. En dan duurt de
zondag eindeloos lang, ook al bakt Beth pannenkoeken om hen
te troosten. Lilly en zij zijn de enige kinderen die dit weekend
niet naar huis of naar een opvanggezin kunnen. Lilly zat vrijdag‑
avond klaar naast de reuzenplant bij de ingang. Dat had ze zelf
gezien. Beth had Lilly’s haar mooi gekamd en twee staartjes ge‑
5
maakt. Maar Lilly’s ouders kwamen niet. Lilly werd er niet eens
boos om. Zij wel. Elke vrijdag geeft ze wel iemand een schop. Vol‑
gens Conny kan haar moeder er ook niets aan doen dat ze dood
is.
Ze kijkt opzij. Er beweegt iemand achter het matte glas van
de deur. Het is niet Beth, want zij is in de leefruimte, dat ruikt ze
aan de pannenkoeken. Ze heeft honger. Misschien moeten ze toch
maar vallen.
Ze geeft Lilly een duw.
Met een gil valt de kleine prinses in de afgrond.
‘Help!’ roept Lilly. ‘Help! De monsters komen.’
Zelf springt ze van de richel en rent weg.
‘Je moet me redden!’ zegt Lilly boos.
De eerste pannenkoek is voor mij, denkt ze.
Net voor ze weggaat, ziet ze de deur opengaan, aan de kant
waar de monsters wonen.
Later dacht ze vaak aan dat moment terug. Ze wilde dat ze Lil‑
ly die dag had gered.
6
2
Ze wilden bloed zien. Marion hoorde hoe het publiek in de zaal
haar naam scandeerde. Ze stond in wedstrijdkleding te wachten tot de deur openging en iemand haar door een zaal vol rumoer naar de ring zou loodsen. Ze wist dat geen enkele kerel
haar onderweg zou aanraken. Dat had ze hun in het verleden
duidelijk gemaakt.
Ze gingen nog harder schreeuwen. Marion keek in de spiegel
aan de wand en maakte enkele kickboksbewegingen. Haar spiegelbeeld toonde iemand die klaar was voor de strijd. Alles aan
haar lichaam stond strak. Haar gelaatsuitdrukking, haar buikspieren en haar donkerbruine haar dat samengebonden was
onder haar helm.
Ze sloeg haar handschoenen tegen elkaar. De deur ging open,
ze hoorde het lawaai en kon hun opwinding voelen. Ze hief haar
handschoenen op en liep onder luide aanmoedigingen naar de
ring.
Enkele minuten later steeg er opnieuw een gejuich op. Marion zag hoe Dana vanuit de andere kant de zaal binnenkwam,
blond en een hoofd kleiner dan zij. Een trainingspartner buiten
de ring en een tegenstandster tijdens de wedstrijd. Ze knikten
elkaar kort toe.
Even later stonden ze tegenover elkaar met de scheidsrechter
tussen hen in. Zijn kale hoofd zonder nek deed Marion aan een
stierenkop denken. Hij gaf het teken om te beginnen. Dana en
zij draaiden behoedzaam om elkaar heen, als trage dansers, de
handschoenen voor zich uit. Na al die jaren kenden ze elkaars
zwakke plekken maar al te goed. Het publiek werd onrustig, ze
hadden voor actie betaald en niet voor ballet, had de organisa7
tor vooraf gezegd. Ineens hoorde Marion haar naam roepen,
het was een frêle meisjesstem. Marion keek opzij.
Een fractie van een seconde slechts, maar het was genoeg voor
haar tegenstandster. Marion incasseerde een harde vuiststoot tegen haar linkerschouder. Ze sloeg terug. Het publiek veerde op.
De dansers waren uit de ring verdwenen.
Drie rondes later was de wedstrijd voorbij zonder een knockout. Marion zag hoe de scheidsrechter eerst met de jury overlegde en daarna tussen Dana en haar in kwam staan. Hij pakte haar
linkerhand en stak die met een ruk in de lucht. Er ging een pijnscheut door haar geblesseerde schouder, maar ze gaf geen krimp.
Het publiek juichte haar toe. Het deed haar allemaal weinig, net
zoals de wedstrijdpremie die ze straks contant uitbetaald zou
krijgen. De enige overwinning zat in haar hoofd. Ze had zich
aan de regels van het kickboksen gehouden. Ze had haar tegenstandster niet bij de keel gegrepen, noch in de rug gestampt of
een kopstoot uitgedeeld. Dat was ooit anders geweest. Als ze zich
binnen de ring kon beheersen, moest het daarbuiten ook lukken.
Na een gesprek met de organisator liep Marion door naar
Dana’s kleedkamer. Zonder te kloppen ging ze naar binnen.
Dana hield geschrokken haar handen voor haar borsten. Haar
haar was nat.
‘Hoe haal je het in je hoofd om Chavi mee te brengen?’ begon
Marion. ‘Zo’n wedstrijd is toch niets voor een kind van twaalf.’
‘Chavi is geen kind meer, Marion.’
Dana pakte een handdoek en begon zich af te drogen.
‘Zoals je wilt,’ zei Marion en ze draaide zich om.
‘Wacht even,’ hoorde ze Dana zeggen.
Marion bleef staan terwijl haar hand op de deurkruk rustte.
Dana had intussen een t-shirt aangetrokken, ze stond voor de
spiegel en probeerde zonder borstel haar korte kapsel in model
te krijgen.
8
‘Er is iets wat je voor me kunt doen,’ zei Dana. ‘Ik wilde je het
liever niet via de telefoon vragen. Maandag begint het nieuwe
schooljaar, Chavi gaat naar het internaat van het Schillergymnasium.’
Marion liet de deurkruk los en ving Dana’s blik in de spiegel.
‘Je wilde haar toch niet op het internaat?’ zei Marion.
Dana leek te schrikken van haar felle reactie.
‘Ik kon niet anders, ik krijg het allemaal niet meer gecombineerd, mijn werk en de zorg voor Chavi. Ze maakt er niet echt
een probleem van, daar gaat het nu niet over.’
‘Waarover dan wel?’
Dana schraapte haar keel.
‘Chavi moet elke maandagochtend gebracht en elke vrijdagmiddag opgehaald worden.’
‘Dat wist je toch van tevoren?’
‘Op 1 september ga ik voor twee weken op zakenreis naar Japan. Er zijn plannen om daar een extra kantoor op te starten.’
‘Moet je daar echt heen?’
Dana knikte.
‘Het is van groot belang voor ons bedrijf. Die afspraken liggen al een hele tijd vast, ik kan ze onmogelijk afzeggen of een
ondergeschikte in mijn plaats sturen. Dat zouden ze als een belediging opvatten.’
Dana ging dichter bij Marion staan.
‘Het was de bedoeling dat Eliane, mijn directiesecretaresse,
Chavi naar school zou brengen en ophalen,’ zei Dana. ‘En dat
Chavi twee weekends bij Eliane zou blijven.’
‘Waarom gaat dat niet door?’
‘Eliane is met ziekteverlof, overspannen.’
‘Waarom kan je zus niet bijspringen?’ vroeg Marion.
‘We hebben ruzie gekregen tijdens de verdeling van mama’s
erfenis.’
Er viel een stilte.
9
‘Ik weet wat je me wilt vragen,’ zei Marion. ‘Maar ik betwijfel
of Chavi dat wel wil. Ze zegt nooit veel tegen mij.’
‘Zo is ze tegenover anderen ook.’
‘Ik ben niet goed met kinderen.’
‘Je hebt toch een poos op een school gewerkt?’
Marion zweeg. Ze had Dana nooit verteld wat er zes jaar geleden in het Sint-Gemma-Instituut was gebeurd.
‘Het werk als opvoedster ligt me niet echt,’ zei Marion. ‘Ik heb
me niet voor niets omgeschoold tot freelance webdesigner.’
Voor Dana kon reageren, ging de deur open. De deurkruk
raakte een van de blauwe plekken die Marion aan de wedstrijd
had overgehouden. Marion begroette Chavi met een grimas.
Chavi liep naar een stoel en diepte haar mobieltje op. Marion
keek naar Chavi. Het meisje glimlachte terwijl ze een bericht
las. Met haar ravenzwarte haar, donkere ogen en haar getinte
huidskleur was ze altijd een mooi kind geweest. Later zou ze
vast een mooie vrouw worden. Marion vroeg zich af of Chavi
zich ervan bewust was dat mensen vaak naar haar keken.
Chavi streek een haarlok achter haar oren. Ze lijkt niet op
haar moeder, bedacht Marion, ze lijkt op haar Egyptische vader,
een zakenman die Dana vergat te vertellen dat hij in zijn vaderland al een gezin had.
Dana boog zich naar Marion toe en ging op fluistertoon verder.
‘Ze ruimt zelf haar kamer op.’
‘Je doet alsof ik al toegezegd heb.’
‘Twee weekends maar.’
Marion keek Dana aan.
Ze hoorde weer wat de psychologe tegen haar had gezegd na
het laatste voorval in het Sint-Gemma-Instituut.
Niet geschikt voor dit werk.
‘Je vindt vast leuker gezelschap voor Chavi dan ik,’ zei Ma­
rion.
10
Dana zweeg en draaide zich toen om. Marion knikte naar
Chavi en verliet de kleedkamer.
Na een korte douche liep Marion even later met haar schoudertas terug de zaal in. De volgende wedstrijd was bezig, ze zag
dat Dana in gesprek was met een vrouw uit het publiek. Uit de
zaal steeg een gejoel op. Marion draaide zich om. De scheidsrechter had een van de kickboksers een strafpunt gegeven. Haar
supporters waren het daar duidelijk niet mee eens. Vlak bij de
ring stond Chavi toe te kijken. Rondom haar begonnen mensen tegen elkaar te schreeuwen en met hun vuisten te zwaaien.
Chavi probeerde zich staande te houden terwijl er overal werd
getrokken en geduwd.
Marion liep de zaal uit zonder om te kijken.
11
3
Marleen Vandeweghe zat op de voorlaatste rij in de studiezaal
waar de personeelsvergadering elk moment kon beginnen. Beide stoelen naast haar waren leeg. Ze keek om zich heen en bedacht dat ze zich oud voelde. Oud en uitgeblust. Misschien
kwam het door het stel jonge leerkrachten dat net was binnengewaaid als een frisse bries in dit lokaal dat vast de hele zomer
lang dicht was gebleven. Ze keek naar de lerarentas aan haar
voeten, de hoeken waren afgesleten en er zaten krassen op het
leer. Voor haar zat een nieuweling met zwart haar en een montuurloze bril. Hij had zich zojuist aan haar voorgesteld. Jasper
Stevens. Hij lispelde een beetje en aan zijn colbert te zien had
hij last van roos.
Hij zou het moeilijk krijgen.
Ze keek naar het blad in haar handen. Stevens zou dit jaar
Frans geven in 602, de klas waarvan zij klassenleraar was en die
ze Nederlands gaf. Een groep waar niemand dit jaar met plezier
naartoe zou gaan, de kwelduivels uit het vijfde jaar waren jammer genoeg niet allemaal van school weggestuurd. Ze zag hoe
directeur Erwin Muyters op het podium achter de microfoon
plaatsnam. Hij zat netjes in het pak, zijn dunne haar naar voren
gekamd om te verbergen dat hij even kaal zou worden als zijn
vader. Ze had Muyters senior nog als directeur gekend. Hij was
net zo rigide als zijn zoon. Het gerucht deed de ronde dat de vader zijn directeursstoel had opgewarmd voor zijn zoon, andere
kandidaten zouden nooit een eerlijke kans hebben gemaakt.
Erwin Muyters tikte tegen de microfoon. Marleen Vandeweghe voelde een lichte hoofdpijn opkomen. Muyters’ toespraak was al tien jaar ongeveer dezelfde, altijd beklemtoon12
de hij dat dit niet zomaar een school was. Hij had gelijk, dacht
Marleen Vandeweghe. Niet iedereen kan het kostgeld van een
jaar verplicht internaat in het Schillergymnasium ophoesten.
Wettelijk kon de school de ouders niet verplichten om hun kind
op het internaat in te schrijven, maar het werd sterk aangeraden
omwille van de optimale integratie, zoals dat heette. Hier zaten
zonen en dochters van advocaten, notarissen, toppolitici en bedrijfsleiders. Voor zover ze wist had geen enkele leerkracht zijn
eigen kinderen hiernaartoe gestuurd. Ze keek naar de lege stoel
rechts van haar, aan de keukentafel thuis was dat Marks plaats
geweest.
Hij had zelfs nooit de kans gehad om naar een middelbare
school te gaan.
Op de laatste rij werd er gelachen. Ze keek achterom. Johan
Devriendt sloeg zijn hoofd naar achteren en gierde het uit. Haar
collega wiskunde was iets ouder dan zij. In het begin was hij
nog vriendelijk geweest. Dat was omgeslagen toen ze tijdens
een bespreking openlijk met hem in de clinch was geraakt. De
jongen die het onderwerp van discussie was, had het na stemming niet gehaald. Achteraf had ze toevallig vernomen dat het
om een kennis van Devriendt ging. Twintig jaar geleden had
ze de confrontatie nog aangedurfd, maar toen was datgene met
Mark nog niet gebeurd.
Johan Devriendt keek haar richting uit en ze draaide haar
hoofd snel weer weg. Ze zou hem ook dit jaar proberen te vermijden. Dat viel niet mee in een school van amper driehonderd
leerlingen met een bescheiden lerarenkorps en een krappe personeelskamer.
Erwin Muyters vroeg om stilte. Marleen Vandeweghe boog
zich naar haar tas en controleerde of haar mobiele telefoon uit
stond. Eigenlijk kon ze hem evengoed laten aanstaan, er was
toch niemand die haar zou bellen. Ze stopte haar mobieltje
weg. Over een paar uur mocht ze naar huis. Dan zou ze zich
13
weer voor de buitenwereld kunnen verbergen.
De microfoon piepte.
‘Dit is niet zomaar een school,’ begon Erwin Muyters.
Er was niemand anders op het kerkhof. Op de laatste vakantiedag zochten mensen prettiger oorden op, bedacht Marion. Ze
sloeg de laan in waar het graf was dat ze al zo vaak had bezocht.
Vlak voor de grafzerk bleef ze staan. Ze bukte zich en veegde
een blaadje weg. Ze keek naar de data, het begin en het einde
van zijn leven waren in de steen gebeiteld. Er lag slechts vierenvijftig jaar tussen.
Op het ruisen van de bomen na, bleef het stil.
Dat was altijd zo geweest, bedacht ze, ze hadden nooit veel
tegen elkaar gezegd. En toch hadden ze elkaar begrepen. Na een
poos draaide ze zich om en liet het graf achter zich. Net toen ze
haar autoportier wilde openen, kwam er een bericht binnen op
haar mobiele telefoon. Het was van Dana.
Mijn buurvrouw kan ook al niet. Ik heb echt niemand anders.
Met haar mobiel in haar hand leunde Marion tegen haar auto. Ze sloot haar ogen en zag Chavi voor zich die in de massa
heen en weer werd geduwd. Sommige kinderen waren van porselein, dacht Marion, als je even niet keek gingen ze stuk. Ze
zocht het nummer en belde Dana.
‘Het is goed, ik doe het.’
Dana reageerde zo opgelucht dat Marion haar mobiele telefoon even van haar oor weg moest houden.
‘We hebben vanmorgen haar spullen al naar het internaat gebracht,’ zei Dana. ‘Dat heb ik met de directeur kunnen regelen
omdat ik zaterdag niet vrij ben. Die middag is er een speciale
ontvangst voor alle eerstejaars en hun ouders. Maar daar hoef je
je dus niet meer om te bekommeren.’
‘Als je maar niet verwacht dat ik in het weekend met potten
en pannen aan de slag ga,’ zei Marion voor ze ophing.
14
Geruisloos trok Gilles Ramus de deur achter zich dicht. Hij
stond op de eerste verdieping in de Kapel, het gebouw waar
een veertigtal eerstejaarsmeisjes per twee een kamer deelde. De
bedden waren de afgelopen weken onbeslapen geweest. Daar
zou binnenkort verandering in komen. Midden in de gang
bleef hij staan.
Een van de kamerdeuren stond op een kier. Hij liep ernaartoe
en deed de deur open. Het rechterbed was al opgemaakt, hoewel de ontvangst voor de eerstejaars pas morgen plaatsvond.
Het laken had een kleurrijk bloemetjesmotief. Hij liep de kamer in. Zijn neusvleugels trilden toen hij zich over het hoofdkussen boog. Lentefris.
Ineens draaide hij zich met een ruk om. Hij meende voetstappen te horen van iemand die de trap op kwam. Niemand
wist dat hij hier was, als opvoeder in het jongensinternaat had
hij hier niets te zoeken. De directeur zat op dit moment met de
leerkrachten in vergadering. Hij voelde zijn lichaam verstrakken en wachtte.
Er kwam niemand de gang in. Na een poos liet hij zijn adem
ontsnappen. Hij ging op het bed zitten, zijn handen gleden over
het laken.
Hij bedacht dat hij zich daarnet nodeloos zorgen had gemaakt. Het was niet ongewoon dat hij als nieuwe internaats­
opvoeder de gebouwen op het domein verkende. Bovendien
was hij maanden geleden van zijn driften gezuiverd, tot op het
bot. Hij rilde toen hij aan het zuiveringsritueel van de Indiase
genezer terugdacht. De wonden op zijn rug hadden hem wekenlang uit zijn slaap gehouden en de littekens zouden nooit
verdwijnen.
Hij keek de kamer rond. Die jonge meisjes deden hem niets
meer. Echt niet. Hij wilde alleen een kijkje nemen in de kamers
die ze binnenkort zouden betrekken. Hij stond op en liep naar
de kast die bij het opgemaakte bed hoorde. Hij deed de kastdeur
15
open. Op de onderste plank lagen handdoeken en washandjes.
Bovenop lag een stapel meisjesondergoed. Wit en bont meisjesondergoed. Zijn hand bleef in de lucht hangen zonder iets aan
te raken. Hij deed de kast dicht en verliet de kamer met een tevreden gevoel.
Er was niets gebeurd.
Hij had alles onder controle.
16
4
Erwin Muyters keek uit het raam van zijn kantoor en veegde
met een schone zakdoek het zweet van zijn voorhoofd. Het was
zaterdagmiddag en het kwik was gestegen tot 30 graden Celsius. Het was daarvoor een druilerige zomer geweest. Hij was blij
dat het schooljaar weer begonnen was.
De parkeerplaats begon aardig vol te raken. Hij zag hoe eerstejaarsmeisjes hun reistassen de hoofdtrap op zeulden om
daarna in de richting van de Kapel te lopen. Enkele jaren geleden had de inspectie hem op de noodzaak van een hellend vlak
gewezen. De trap was niet geschikt voor rolstoelgebruikers. De
inspecteurs hadden niet naar zijn argumenten willen luisteren,
namelijk dat een dergelijke voorziening voor gehandicapten
niet paste in een historische omgeving. Hij had gezegd dat zo’n
hellend vlak niets meer zou zijn dan een kwetsuur aan de symmetrie van deze imposante gebouwen. Na wat onderhandelen
kwamen ze tot een compromis. Er was een hellend vlak gekomen. Aan de achterkant van het hoofdgebouw. Het richtingbordje met de aanduiding voor rolstoelgebruikers bevond zich
vlak bij de parkeerplaats in een haag van klimop. Rondom het
bord was de haag intussen dichtgegroeid.
Muyters vouwde zijn zakdoek op.
Hij keek op zijn horloge. Waar bleef die advocaat nu? De afspraak was om twee uur stipt. Het was nu kwart over. Hij hield
niet van mensen die te laat komen.
Hij draaide zich om en ging achter zijn notenhouten bureau
in de leren stoel zitten. Het was hetzelfde bureau als waarachter zijn vader had gezeten. De bureaustoel was wel nieuw. Die
was aan vervanging toe geweest toen hij het roer overnam. De
17
stoel was bijna bezweken onder het gewicht van zijn vader. Zelf
moest hij ook beginnen op te letten, dacht hij, hij merkte het
aan de knoopjes van zijn overhemd.
De zoemer ging.
Eindelijk, dacht Muyters. Hij duwde op de knop en de deur
werd opengedaan. Hij herkende de advocaat meteen, als bekend strafpleiter kwam de man af en toe in het nieuws. Het haar
van de advocaat zat warrig en hij had zich vanmorgen beslist
niet geschoren. Zijn bezoeker droeg een zwarte tas.
Ze begroetten elkaar met een stevige handdruk.
‘Gaat u zitten,’ zei Muyters. ‘Is uw vrouw niet meegekomen?’
De advocaat schudde zijn hoofd.
‘Door de toestand met onze dochter is ze aan rust toe,’ zei hij.
Weer zo’n typisch geval van de foute driehoek, dacht Muyters. Zwakke moeder, afwezige vader en verwend kind. Opvoeden was een kwestie van doorzetten, iets waar dit gezin duidelijk in mislukt was.
De advocaat pakte een vel papier uit zijn tas. Muyters keek
toe en wachtte tot de man het woord zou nemen. Hij deed zijn
best om te verbergen dat hij de zorgen van de advocaat over zijn
dochter wat overdreven vond. Het meisje was vorig schooljaar
in januari op het gymnasium gekomen. Ze had het inderdaad
af en toe wat bont gemaakt in de klas. Maar ze was niet de enige geweest. Op verzoek van de leerkrachten was er vorig jaar
zelfs een crisisberaad geweest. Twee leerkrachten waren daarna een poos met ziekteverlof gegaan. Vrouwelijke leerkrachten
natuurlijk, dacht Muyters. Hij had hun gezegd dat ze overdreven. Dat brandje in de vuilnisemmer was zo geblust en het vandalisme in het muzieklokaal kon ook door een andere klas zijn
veroorzaakt. Natuurlijk moest alle ophef vermeden worden in
een school die regels en discipline hoog in het vaandel droeg.
Het was allemaal een kwestie van gezag, had hij in de klassenraad gezegd. Je had het of je had het niet. En wie het niet had,
18
hoorde niet in zijn school thuis. Drie nieuwe leerkrachten had
hij op het einde van het schooljaar de laan uitgestuurd. Hij had
gewild dat hij met Marleen Vandeweghe hetzelfde kon doen.
Die vrouw liep hier rond met een gezicht alsof ze in de supermarkt altijd achter in de verkeerde rij bij de kassa aanschoof.
Zo had Johan Devriendt haar ooit eens beschreven tijdens een
naschoolse borrel. Ze hadden er samen hartelijk om gelachen.
Devriendt wist tenminste van aanpakken, dacht Muyters. Marleen Vandeweghe daarentegen was allesbehalve een visitekaartje voor zijn school. Helaas had ze een vaste aanstelling. En helaas was ze tijdens de inspectiebezoeken nog nooit op fouten
betrapt.
Erwin Muyters schrok op uit zijn gedachten toen de advocaat
iets zei.
‘We hebben er lang over nagedacht,’ zei de man. ‘Dit is niet
gemakkelijk geweest voor ons.’
Hij schoof een papier naar Muyters toe. Muyters zag dat er
drie handtekeningen op stonden.
‘Zoals ik u telefonisch vertelde, heeft dit contract geen juridische waarde, het gaat louter om interne afspraken binnen ons
gezin,’ zei de advocaat.
Het bleef even stil. Muyters staarde naar het papier dat voor
hem lag.
‘Isabeau weet dat het haar allerlaatste kans is,’ zei de advocaat.
‘Als ze een van die voorwaarden schendt, reken ik erop dat dit
ons onmiddellijk gemeld wordt...’
De advocaat liet een pauze vallen en keek Muyters aan.
‘Uiteraard, vanzelfsprekend,’ zei Muyters.
‘Als ze dus thuis of op school een van die voorwaarden
schendt, dan rest ons niets anders dan naar de vrederechter te
stappen voor een gedwongen opname in een psychiatrische instelling.’
Muyters dacht aan vroeger. Zijn vaders losse handen stelden
19
niets voor in vergelijking met een vader die overwoog zijn kind
in een gekkenhuis te stoppen.
‘Deze informatie zal ik bij haar dossier voegen,’ zei hij.
De advocaat schudde zijn hoofd.
‘U bent de enige van de school die op de hoogte is,’ zei hij, ‘en
dat wil ik graag zo houden.’
De man stond op.
‘Ik zal niet meer van uw tijd in beslag nemen dan nodig,’ zei
hij.
Ze namen afscheid. Vlak voor de advocaat naar buiten ging,
draaide hij zich om.
‘Er zijn deze zomer veel nare dingen gebeurd,’ zei hij. ‘Isabeau
is er ’s nachts met de wagen van mijn vrouw vandoor gegaan
en heeft de muur van een huis geramd. Er waren gelukkig geen
slachtoffers. En toen de werkster een keer zonder te kloppen
haar kamer binnenging, heeft Isabeau haar aangevallen en met
een schaar verwond. En zo kan ik wel meer zaken opnoemen.
Haar negenjarige broer is door die hele toestand opnieuw met
bedplassen begonnen. Tot nu toe hebben we alles met de slachtoffers kunnen regelen zonder dat de politie eraan te pas kwam,
maar dat zal niet lang meer duren. De psychiater bij wie ze onder behandeling is, zegt dat hij weinig kan doen zolang ze zelf
geen hulpvraag heeft. Voor mijn vrouw en mij is de maat vol.
Dit contract maakt duidelijk dat we het deze keer ook menen.’
‘U kunt op me rekenen,’ zei Muyters.
Hij voelde zich opgelucht toen de advocaat verdwenen was.
Nu kon hij eindelijk aan belangrijke zaken beginnen. De schilders die in de vakantie gekomen waren om de muren in de gangen en in de lerarenkamer op te frissen, waren niet klaar geraakt
voor het schooljaar zou beginnen. Ze hadden er een andere opdracht tussen moeten nemen. Gelukkig was de lerarenkamer
bijna af en zouden de leerkrachten er tijdens de schilderwerken
vrij in en uit kunnen lopen. De schildersbaas had hem gezegd
20
dat de klus in één dag geklaard zou zijn. Nu wilde Muyters eerst
nog controleren of de schilders op 8 september daadwerkelijk
zouden komen opdagen. Hij zocht het nummer, pakte zijn telefoon en tikte ongeduldig met zijn vingers op zijn bureau tot er
werd opgenomen.
21
5
Marion nam wat gas terug na een blik op de kilometerteller;
volgens het navigatiesysteem zou ze op tijd komen. Op maandag begon de school pas om tien uur, ze hoefde op de snelweg
niet met de maximumsnelheid te flirten. Chavi zat op de passagiersstoel en geeuwde luid. Waarschijnlijk was ze moe, dacht
Marion. Dana had haar dochter vanmorgen vroeg afgezet en
had maar geen afscheid kunnen nemen waardoor Marion iets
later vertrokken was dan ze had voorzien.
Marion keek opzij en zag hoe Chavi op een velletje van haar
duim kauwde. Tot nu toe had het meisje geen woord gezegd.
‘Zenuwachtig?’ vroeg Marion.
Chavi haalde haar schouders op.
‘Ik heb nog nooit een kamer gedeeld met iemand die ik niet
ken. En ik ben ook nog nooit op internaat geweest, maar mama
heeft uitgelegd dat het niet anders kon.’
‘Een week is zo voorbij.’
‘Ben jij ooit intern geweest?’
Marion wachtte even voor ze antwoordde.
‘Nee,’ zei ze.
‘Dan kun je niet weten hoe het is.’
Chavi beet verder op haar duim. Marion keek in de achteruitkijkspiegel en zag hoe een zilverkleurige terreinwagen bijna
tegen haar bumper aan plakte. Door het drukke verkeer viel er
weinig te manoeuvreren. Ineens minderde Marions voorganger vaart waardoor ze op de rem moest staan.
Achter haar werd geclaxonneerd. Enkele jaren geleden zou
ze haar raam hebben opengedraaid om een obsceen gebaar te
maken. Ooit had ze het op een verlaten veldweg met een te22
genligger aan de stok gekregen. De man had haar klemgereden,
was uitgestapt en viel met een moersleutel haar motorkap aan.
Binnen twee tellen stond ze naast hem en even later scheurde
ze weg terwijl ze hem beduusd achterliet in de berm, met zijn
moersleutel netjes aan zijn voeten.
Zoiets zou haar nu niet meer gebeuren. Ze zat niet alleen in
de wagen. En ze had geleerd om zich te beheersen. Meestal lukte dat.
Even later reed de terreinwagen haar voorbij. Een blonde bestuurster gebaarde dat Marion getikt was. Marion klemde haar
handen stevig om het stuur.
Het Schillergymnasium stond verscholen in het bos alsof het
niet gevonden mocht worden, dacht Marion. Net op tijd had
ze de richtingaanwijzer gezien en was ze op de rotonde de laan
ingeslagen die naar het gymnasium leidde. Chavi had het haar
ook gewoon kunnen vertellen, bedacht ze – Chavi was afgelopen vrijdag al op school geweest om samen met haar moeder
haar spullen naar haar kamer te brengen – maar echt spraakzaam was het meisje nog altijd niet. Aan weerszijden van de
laan was alleen maar bos te zien. Lantaarnpalen waren er niet.
Verderop in de laan reden nog enkele auto’s. Marion vermoedde dat het de enige toegangsweg was. Het duurde een poos voor
ze op de parkeerplaats een vrije plek vond. Het viel haar op dat
er vooral dure wagens stonden, op enkele uitzonderingen na.
Haar eigen auto, die ze na een aantal grote opdrachten als webdesigner bijeen gespaard had, viel niet uit de toon.
Marion deed de kofferbak open, Chavi pakte haar bagage uit,
die bestond uit een rugzak en een kleine reistas.
‘Je hoeft niet mee te gaan,’ zei Chavi nogal stuurs.
‘Ik wil weleens zien waar je slaapt, ik blijf heus niet hangen,’
antwoordde Marion.
Ze sloot haar auto af en draaide zich om. Het Schillergym23
nasium zag er in het echt nog indrukwekkender uit dan op de
website, vond Marion. Het gebouwencomplex dateerde uit de
achttiende eeuw, het hoofdgebouw bevond zich in het midden. Boven de toegangsdeur hing een wapenschild met daaronder de Latijnse spreuk Conanti dabitur. Aan hem die waagt,
zal gegeven worden. Het was de lijfspreuk geweest van Diederik
Schiller, naar wie de school was vernoemd, Marion was vergeten wat de man precies had gedaan om dat te verdienen. In het
hoofdgebouw volgden alle leerlingen les en de meisjes, behalve
de eerstejaars, sliepen er ook. Rechts was het jongensinternaat
met de sportzaal en links was de Kapel, de naam van het gebouw waar de eerstejaarsmeisjes overnachtten en zich ’s avonds
ook konden ontspannen. Echt een vooroorlogse maatregel om
te denken dat de meisjes meer begeleiding nodig hadden dan
de jongens, dacht Marion. Ze keek naar de schaduwen rond het
hoofdgebouw, de talrijke donkere plekken zoals er binnenin
vermoedelijk ook veel waren, kamers zonder ramen, duistere
gangen met dikke muren en ruimtes waar dingen konden gebeuren die het daglicht niet mochten zien.
Ze schudde het beeld van zich af en ging op zoek naar Chavi.
Chavi liep met haar bagage de trap op in de richting van de
Kapel, waarvan de toegangsdeur openstond. Samen met een
ander meisje en een vrouw die vermoedelijk haar moeder was,
liep Marion met Chavi naar binnen. Aan de linkerkant van de
gang was een deur naar de eetzaal. Marion had het geroken nog
voor ze het bordje had opgemerkt. De geur die in een eetzaal
hangt is overal dezelfde, dacht ze, het ruikt er naar bloemkool
en braadworst. Ze sloot haar ogen. Misschien was het toch beter om niet naar binnen te gaan.
‘Kom je nou mee of niet?’ vroeg Chavi ongeduldig.
De andere vrouw en het meisje waren verdwenen, zag Ma­
rion. Ze volgde Chavi de trap op naar de slaapgang op de eerste
verdieping. Aan de rechterkant van de gang was een deur waar24