Mazzel en pech René Appel Ze parkeren het busje dicht bij de bouwplaats. Daar staat alleen nog het skelet van een nieuw pand dat aan de achterkant aan het warenhuis wordt vast gebouwd. Gisteravond en ook de avond daarvoor hebben ze alles grondig verkend. Het kan niet misgaan en hoe het binnen is, weten ze van Brian, Theo’s neefje, die een paar maanden in het magazijn heeft gewerkt, maar ontslagen werd omdat hij een paar mp3-spelers had gescoord. Ja, je moet Brian niet als een kat op het spek binden. Al die mooie spullen die zomaar voor het grijpen liggen, dat is vragen om moeilijkheden. Ze halen een kleine ladder uit het busje en lopen naar de bouwplaats. Max blijft op de hoek van de straat staan om alles in de gaten te houden. Theo heeft zijn mobieltje aangezet, Max kan hem bellen als er onraad dreigt. Geen mens te zien. Hun handschoenen hebben ze al aan, Erol draagt een rugzak met gereedschap en Theo een lege rugzak om de spullen in te doen. De mutsen worden straks bivakmutsen vanwege de camera’s die in het warenhuis hangen. Volgens Brian staan die ’s nachts wel aan, maar is er geen bewaking die de beelden bekijkt. Dat heeft hij een van de bedrijfsrechercheurs een keer horen zeggen. Snel, ze zijn snel. Theo en Erol klimmen naar de eerste verdieping van het skelet, trekken de ladder op en gaan verder omhoog. Op de derde verdieping zijn ze bij een raam aan de achterkant van het warenhuis. Ze inspecteren alles nog eens grondig. Nee, geen alarm, zoals op de ramen aan de voorkant. Binnen een paar weken is het hier weer dichtgebouwd en kan niemand meer bij dit raam komen. Theo haalt de glassnijder en de glaszuiger uit Erols rugzak. De spanning groeit. Hij slikt een paar keer; zijn keel is droog. Zijn licht trillende handen voelen zelfs in de handschoenen koud aan. Rustig blijven, houdt hij zich voor, er kan niets misgaan zolang ze het van tevoren uitgewerkte plan blijven volgen. Hij maakt met de glassnijder een grote cirkel, direct boven de vensterbank, zet de glaszuiger erop, trekt hem vacuüm en rukt met een kleine ‘plop’ een stuk uit de ruit. Als ze binnen staan, kijken ze elkaar glimlachend aan en doen hun bivakmuts naar beneden. ‘Een makkie,’ fluistert Theo. Voorlopig hebben ze alle tijd van de wereld, maar ze lopen toch gehaast, eerst door een gang, dan langs een personeelskantine. ‘Ik barst van de dorst,’ zegt Theo met schorre stem. Hij doet een handschoen uit, pakt een euro uit zijn portemonnee en werpt die in een frisdrankautomaat. Hij schrikt een beetje als het blikje cola naar beneden bonkt. Meteen neemt hij een paar forse slokken. ‘Jij ook?’ ‘Nee, dank je. Dat blikje wel meenemen, hè?’ waarschuwt Erol. Daarna zijn ze in het winkelgedeelte. Over de stilstaande roltrappen gaan ze naar de begane grond. Erol steekt zijn middelvinger op naar een van de camera’s die – gelet op het kleine rode lampje – inderdaad werkt. Morgen zal de bewaking samen met de politie de beelden bekijken. Te laat! In de hoek is de Diamond Corner, ver van de straat af, vlak bij de liften. Vorige week hebben ze ieder een paar keer de situatie geïnspecteerd. Sasha, Erols vriendin, is als mogelijk geïnteresseerde koper ook wezen kijken. De spullen liggen in vitrines onder dik glas te pronken. Erol pakt de moker en de handboor. Als ze ruim vijf minuten bezig zijn en het glasgruis en de splinters onder hun voeten knerpen en knarsen, gaat Theo’s telefoon. Max. Er is net een surveillance-auto van het bewakingsbedrijf langsgekomen. Ze stonden enkele seconden stil en reden toen door. ‘Misschien toch beter om als de razende sodemieter naar buiten te komen.’ ‘Fuck. Dan moeten we die vitrines laten staan,’ wijst Erol. Met hebberige ogen blijft Theo nog even kijken naar al het waardevols waar ze niet aan toe zijn gekomen. Erol is al bezig hun gereedschap in de rugzak te doen. Ze lopen naar de roltrappen. Als ze op de tweede verdieping zijn, beseft Theo wat hij vergeten is. ‘Shit, ik moet terug… dat colablikje.’ Het warenhuis blijft nog zeker een halve dag gesloten, zelfs het personeel moet buiten blijven of wordt naar huis gestuurd. De ravage bij de Diamond Corner is gigantisch. De dieven zijn grof en ruw te werk gegaan. Een subtiele aanpak was ook niet nodig. Harry en Patricia hebben geen enkel spoor van de daders kunnen ontdekken. Gebroken glas, veel gebroken glas. Daartussen nog een enkele ring en een met diamanten afgezet horloge, die de dieven in de haast hebben laten vallen. Al eerder heeft het bewakingsbedrijf vastgesteld hoe de inbrekers binnen moeten zijn gekomen: het raam op de derde verdieping, waar een fraai rond gat in zit. Hun sectorhoofd loopt nerveus rond met een niet-aangestoken sigaret tussen zijn vingers. Waarschijnlijk doodsbang dat zijn bedrijf aansprakelijk zal worden gesteld. Harry en Patricia staan bij het raam en kijken naar beneden. ‘Dat was een fluitje van een cent,’ zegt Harry. ‘Met een laddertje van de ene naar de andere verdieping, stukkie glas weghalen, naar binnen stappen, en even lekker beuken op die kasten met glimmers.’ Op de bouwplaats zijn metselaars en timmerlieden bezig. Er staat al een plaat multiplex klaar, die straks voor het raam moet worden gespijkerd. Harry en Patricia gaan, het commentaar van de bouwvakkers negerend, naar de derde verdieping van het bouwskelet, en stappen door het gat in het raam het warenhuis binnen. Het lijkt erop dat er nergens voetafdrukken zijn te zien. Jammer dat het vannacht niet regende. Ze willen de route volgen die de inbrekers ook zijn gegaan en lopen eerst door een gang en langs een personeelskantine. Harry blijft staan en kijkt om zich heen, maar weet al dat er hier geen enkele aanwijzing zal zijn te vinden. Ze gaan naar beneden over de stilstaande roltrappen, die op Harry een gehandicapte indruk maken. Nog steeds niets, geen enkel teken, geen enkele aanwijzing. Het sectorhoofd van het bewakingsbedrijf loopt nog altijd rond met de sigaret in zijn hand. Het zweet staat op zijn voorhoofd. ‘En?’ vraagt hij. ‘Niks,’ zegt Harry, ‘waarschijnlijk professionals.’ ‘We hebben wel beelden.’ ‘Maar er zit dus ’s nachts niemand die monitors te bekijken?’ ‘Nee, waarom zouden we? Normaal kan niemand hier naar binnen.’ ‘Oké,’ zegt Patricia, ‘maar wat is normaal?’ De bewakingsman kijkt haar vragend aan. ‘Laat maar.’ Ze gaan naar beneden. In het souterrain is een ruimte waar bedrijfsrechercheurs via monitors het gebeuren in de winkel in de gaten kunnen houden. Drie van de rechercheurs, die hier koffie zitten te drinken, bieden hun hulp aan. ‘Voorlopig willen we alleen de banden van vannacht bekijken.’ Ze moeten heel wat doorspoelen voor ze de twee mannen in beeld krijgen. Beiden zo te zien volledig in het zwart, handschoenen aan, bivakmutsen over hun hoofd, rugzakken op hun rug. Het merk van de rugzakken is voorlopig onzichtbaar. Als ze later beeldje voor beeldje gaan bekijken, is dat misschien nog te achterhalen. Aan hun manier van lopen valt niets bijzonders te zien. Mannen tussen de twintig en de vijftig jaar, maar dat zijn er heel veel. De inbrekers lopen langs de personeelskantine. Dan zijn ze uit het zicht. Er wordt overgeschakeld naar het beeld van een andere camera, in de winkel. Eén van de twee drinkt uit een blikje. De ander steekt op een gegeven moment zijn middelvinger op naar de camera. ‘Fuck you too,’ mompelt Patricia. Zo volgen ze, van de ene naar de andere monitor, de twee mannen naar de Diamond Corner. In een volgende fase van het onderzoek moet hier met knip- en plakwerk een lopende film van worden gemaakt. Harry weet dat er iets is, iets wat een aanknopingspunt zou kunnen bieden, waarschijnlijk het enige aanknopingspunt, maar het lukt hem niet om de vinger erop te leggen. De mannen pakken hun gereedschap en gaan met grof geweld aan de gang. Plotseling houden ze op. Eén van de twee haalt een mobieltje uit zijn broekzak. Kennelijk worden ze gewaarschuwd, want gehaast pakken ze hun spullen in en verdwijnen. Een van de twee komt nog even terug om het blikje weg te grissen, dat hij waarschijnlijk vergeten was. Jammer. Nog drie keer bekijken ze de beelden. De zenuwachtige bewakingsman staat buiten een sigaret te roken. Dan begint er bij Harry een gedachte te groeien, vooral omdat hij op dat blikje cola bleef letten. Welke inbreker neemt een blikje cola mee naar een klus? ‘In die gang naar de personeelskantine staat een frisdrankautomaat. Stel dat dat blikje daaruit komt.’ ‘Dan hebben ze er een munt ingegooid. Een munt waar we misschien iets mee kunnen.’ ‘Als we die ene munt tenminste terug kunnen vinden.’ Ze hebben mazzel, de grootste mazzel van de wereld. De avond voor de inbraak is de automaat geleegd. Eén munt bevat hij slechts, één munt van één euro voor één blikje cola voor een dorstige inbreker. Erol leest voor uit de krant. ‘“Bij deze spectaculaire juwelenroof hebben de dievenmeer dan een half miljoen euro aan sieraden buitgemaakt… Rechercheurs proberen nog altijd een inschatting te maken van de totale omvang van de buit…De politie gaat ervan uit dat ze ook hulp van buiten hebben gekregen. Waarschijnlijk zijn ze met een gereedstaande auto gevlucht.” Ze zijn jou niet vergeten, Maxie! “De kraak doet denken aan de blockbuster Ocean’s Eleven…” Je weet wel, met George Clooney, “…waarin een groep criminelen met een detil…eh, detillistisch plan een casino weet leeg te roven.” Maar die moesten met z’n twaalven delen, wij met z’n drieën. Dan hou je wel heel wat meer over.’ ‘Toch was ik liever die George Clooney,’ zegt Max. ‘Met al die poen kan jij ook makkelijk een lekker wijf versieren.’ ‘Jij nog een blowtje?’ Theo houdt Max het pakje wiet voor. ‘Nee, dank je.’ Max trekt het lipje van een blikje bier open. ‘Staat die stash eigenlijk nog hier bij je in de kast?’ vraagt Erol. ‘Hoeveel kilo is het?’ ‘Anderhalf.’ ‘Zorg dat je het kwijtraakt, desnoods onder de prijs. We kunnen nu niet hebben dat de wouten via die wiet bij ons terechtkomen.’ ‘Een wout met wiet,’ giechelt Max. ‘En we hebben doekoe nodig,’ zegt Erol. ‘We kunnen toch een paar ringetjes of horloges verkopen?’ ‘Nee, voorlopig niet. Eerst goed uitzoeken waar we dat een beetje safe kunnen doen. In ieder geval moeten we ver bij Rudy vandaan blijven, je kent hem wel. Ik denk dat we naar Antwerpen moeten.’ ‘Awel, ge zijt…’ begint Theo. Max heeft de krant gepakt en overstemt hem. ‘“Na een dag staat de teller al boven een half miljoen euro aan sieraden die zijn verdwenen. ‘En we zijn nog lang niet uitgeteld,’ zegt een politiewoordvoerder.” Joehoe!’ Het ééneurostuk wordt onder licht van verschillende golflengtes bekeken. Mark heeft de bril met filterende glazen opgezet om eventuele sporen van vingerafdrukken te kunnen waarnemen, maar dit levert niet echt iets op. Daarna behandelt hij de munt met cyanoacrylaat. Door de reactie met deze stof worden er nu delen van drie vingersporen zichtbaar, die wit kleuren. ‘Raak,’ prevelt Mark. Drie sporen, dat was te verwachten: een munt gaat nu eenmaal door verschillende handen. Mark spoelt een fluorescerend reagens over het muntstuk waardoor de sporen geel van kleur worden en beter zichtbaar zijn bij licht met de juiste golflengte. Het duurt even voor hij die heeft ingesteld. Er zitten twee sporen op de kop en één op de munt. De eerste twee scheidt hij van elkaar met behulp van de soft-ware van de Fourier Transformatie, die in staat is om twee patronen uit elkaar te halen. Uiteindelijk legt hij de drie sporen fotografisch vast, en brandt ze op een cd, die hij met de politiepost verstuurt. Zijn werk zit erop. De recherche zal moeten analyseren of ze in HAVANK*) zitten, de databank met vingerafdrukken. Harry heeft de smoor erover in en dat laat hij ook merken. ‘Dan denk je verdomme dat je wat hebt, en dan sta je nog met lege handen. Eerst dikke mazzel, maar ten slotte vette pech.’ Patricia schuift hem een bekertje koffe toe. ‘Of heb je liever een blikje cola?’ ‘Geen geintjes, daar ben ik niet voor in de stemming.’ Harry roert fanatiek in zijn koffie en breekt daarna het plastic roerstaafje in vier stukjes. ‘En ik maar denken dat het professionals waren.’ ‘Dacht ik ook.’ ‘Als dat zo was, dan waren ze ook zeker een keer gepakt, en dan zaten ze gegarandeerd in HAVANK. Alle drie sporen mis. Het hee. geen enkele zin om het NFI er nog een keer op te zetten.’ ‘Dus toch amateurs?’ ‘Nee, die durven zoiets niet. Mannen die dit flikken zijn geen beginnelingen, dat maak je mij niet wijs. Die hebben al eerder wat uitgevreten, maar ze zijn nog nooit gepakt.’ Als Harry erover praat, voelt hij zijn woede groeien. Hij drinkt de laatste slokken koffie, verfrommelt het bekertje, staat op en mikt het in de prullenbak. Ze zijn nu afhankelijk van hun contacten. ‘Wat wordt er aan sieraden aangeboden in de criminele markt? Rudy kan misschien…’ ‘Rotterdamse Rudy?’ ‘Ja, wie anders.’ Niemand heeft het busje gezien, er is geen kenteken genoteerd, want anders hadden de cops al lang op de stoep gestaan. De wiet is verpakt in een supermarktzak, die Theo voor de passagiersstoel op de grond legt. Ze hebben een ons gehouden voor eigen gebruik. Theo heeft daarvan nog een flinke joint gerookt om in de stemming te komen. Rijdend door de stad droomt hij over wat hij met het geld gaat doen. Eerst naar Thailand. Lekker op het strand liggen. Zwemmen, zonnen, een pilletje, een drankje, feestvieren met een lekkere meid. Misschien naar Curaçao, daar praten ze ook Nederlands, lekker makkelijk. En dan… Knal. Godverdegodver. Hij heeft zijn rechtervoorkant in een oude Nissan geboord. Wild met zijn armen zwaaiend stapt daar een man uit. ‘Wat is dat nou? Ik kom van rechts. Heb je soms stront in je ogen?’ Theo stapt ook uit zijn auto. Volgens de Nissanman moeten ze de politie erbij halen, terwijl Theo dit zaakje onderling wil afhandelen. Voordat hij het kan verhinderen, heeft de man 112 al gebeld. Allerlei omstanders bemoeien zich ermee. Dit loopt verdomme uit de klauwen. Hij grijpt de man van de Nissan beet. ‘Sodemieter toch op, man, loop toch niet te fucken. Ik betaal, dat heb ik toch gezegd!’ Dan is de politie er. Theo kan zich niet inhouden en blijft schelden tegen de Nissan-bestuurder. Tevergeefs probeert een agent hem te kalmeren. Iemand pakt hem vast. Hij probeert zich los te rukken, maar met zijn tweeën slagen ze erin om hem te boeien. Op het politiebureau wordt hem gevraagd hoe die plastic zak met wiet in zijn auto komt. ‘Die hebben de kaboutertjes er toch niet in gezet?’ Dan moet hij meekomen naar een kamertje, waar zijn vingerafdrukken worden afgenomen. Geen probleem. Bij die kraak heeft hij de hele tijd zijn handschoenen aan gehouden. *) HAVANK is niet alleen het pseudoniem van een van de bekendste Nederlandse misdaadauteurs, maar is ook een afkorting die staat voor Het Automatische Vinger Afdrukkensysteem Nederlandse Kollektie.
© Copyright 2025 ExpyDoc