Ontwatering van het weglichaam en toepassing van

Geotechnisch onderzoek
Frank Theys
Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw
Contact:
ir. Frank THEYS
Onderzoeker – Technologisch adviseur
Geotechniek - Milieu
Centre de recherches routières
 02 766 03 20
 [email protected]
Geotechnisch onderzoek ?
Wat hebben we nodig van informatie over de grond om de
wegstructuur te kunnen ontwerpen en dimensioneren ?
Beter voorkomen dan genezen!
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Welke informatie over grond ?
Wegstructuur
Verharding
Fundering
Onderfundering
Aanwezige grond
-
M1 > 110 MPa
M1 > 35 MPa
M1 > 17 MPa
draagvermogen (M1, gemeten door plaatproef)
doorlatendheid
niveau van grondwatertafel
vorstweerstand (weerstand tegen opvriezen)
Welke informatie over grond ?
Dit draagvermogen moet gekend zijn
-
op het moment van de uitvoering
én gedurende de levensduur van de weg
Máár is geen constante want afhankelijk van het watergehalte
en het type van grond
Daarom moet ook
-
-
de grondsoort bepaald worden door middel van de nodige onderkennings- en
karakterisatieproeven
het watergehalte bepaald worden
het niveau van de grondwatertafel bepaald worden (ook over een langere
tijdsperiode)
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Welke informatie over grond ?
Doorlatendheid:
Kan gemeten worden in-situ maar is zeer omslachtig en duur
inschatten aan de hand van identificatieproeven.
Weerstand tegen opvriezen:
Inschatten aan de hand van de
korrelverdeling
Onderkenningsproeven
Plaatproef
In de wegenbouw wordt de Belgische plaatproef als referentie
gebruikt voor het bepalen van het draagvermogen.
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Onderkenningsproeven
Plaatproef: metingen
Onderkenningsproeven
Plaatproef: metingen
Meetmethode MN 40/78
Gratis te downloaden op site www.ocw.be
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Onderkenningsproeven
Slagsonde
Deze plaatproef is moeilijk uit te voeren bij een vooronderzoek
alternatieve geotechnische proeven voor het inschatten
van dit draagvermogen zijn vereist
Slagsonde:
M
10 kg
1m
2kg
50cm
A
5cm 2
60°
Onderkenningsproeven
Slagsonde
Resultaten worden uitgedrukt in indringing (mm) per slag,
gemeten over 10 cm
Toepassingsbeperkingen:



niet in steenhoudende of steenrijke grond
max. 2 m diepte per proef
in droge grond (niet onder het grondwaterpeil)
Richtwaarde voor de indringing/slag:
Ongeveer
12 mm/slag
Te interpreteren in funktie van type grond,
watergehalte en grondwaterstand
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Indringing (mm/slag)
Onderkenningsproeven
PANDA-slagsonde
PANDA- slagsonde:
Een reeks staven met een diameter van 14 mm en een punt van 2 cm² of 4 cm²
wordt met een heihamer ingeslagen. De impactsnelheid en de indringing
worden bij elke slag geregistreerd.
Met behulp van een heiformule (hier de Hollandse formule) wordt de
puntweerstand als functie van de diepte verkregen
Onderkenningsproeven
PANDA-slagsonde
Resultaten worden uitgedrukt als een puntweerstand qd in MPa
Toepassingsbeperkingen en –voordelen:
niet in steenhoudende of steenrijke grond
maximale diepte tot zo’n 6 m
laat beter toe van eventuele gelaagdheid
van de grond te herkennen
 punt van 4 cm² laat toe te meten zonder
zijdelingse wrijving op stangen
 iets minder robust dan gewone slagsonde



Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Onderkenningsproeven
PANDA-slagsonde
De resultaten worden automatisch geregistreerd en kunnen worden
doorgegeven aan een microcomputer, om sondeerdiagrammen op te maken.
Richtwaarde voor de puntweerstand:
ongeveer
5 MPa
Te interpreteren in funktie van type grond,
watergehalte en grondwaterstand
Onderkenningsproeven
Vergelijking slagsonde - PANDA
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Onderkenningsproeven
Monsterontname
Om de nodige identificatieproeven te kunnen doen op de grond moeten er
grondmonsters genomen worden in de diepte.
Handboringen:
+
+
-
Snel
Goedkoop
Mogelijke grondmenging
Enkel mogelijk in stabiel boorgat
(dus meestal niet onder water)
Onderkenningsproeven
Monsterontname
Gutsboringen:
- Minder snel
- Duurder
+ Geeft nauwkeurig beeld van de gelaagdheid van de grond
+ Kan ook beperkt in minder stabiele en
nattere gronden (soms ook onder water)
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Onderkenningsproeven
Monsterontname
Eventueel kunnen de boringen vervangen worden door het uitvoeren van een
verkenningsput met een graafmachine
Onderkenningsproeven
Grondidentificatie
Op deze grondmonsters kunnen we dan volgende identificatieproeven doen:

de korrelverdeling

de plasticiteitsindex ‫ܫ‬௣

de methyleenblauwwaarde MB

het watergehalte
Met de korrelverdeling en de ‫ܫ‬௣ en/of MB kunnen we de gronden identificeren:
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek

Zand heeft hoofdzakelijk korrels met een grootte van 0,063 mm tot 6,3 mm

Leem hoofdzakelijk tussen 0,002 mm en 0,063 mm

Klei hoofdzakelijk kleiner dan 0,002 mm
Onderkenningsproeven
Grondidentificatie
We kunnen de grond classificeren volgens de Belgische classificatie,
bijv. deze van het standaardbestek 250.
Deze classificatie steunt op de waarde van de ‫ܫ‬௣ en het relatieve aandeel van de
volgende zeven fracties in de korrelverdeling:
(met d = diameter van de fracties I, II en IIa of de maaswijdte van de zeven voor de
fracties III, IV, V en VI)







fractie
fractie
fractie
fractie
fractie
fractie
fractie
I
II
IIa
III
IV
V
VI
:
:
:
:
:
:
:
d  0,002 mm;
< d  0,063 mm;
< d  0,020 mm;
< d  0,200 mm;
<d
2,0 mm;
< d  20,0 mm;
< d  100,0 mm.
0,002 mm
0,002 mm
0,063 mm
0,200 mm
2,0 mm
20,0 mm
Onderkenningsproeven
Grondidentificatie
II
IIa
III
IV
10
80
20
70
30
60
40
50
50
40
60
30
70
20
80
10
90
0
100
Monster
nr.
0,002
0,020
Natuur
1
KLEI
2
LEEM
3
FIJN ZAND
0,060
>VI VI
0,200
V
Opmerking : nm = niet meetbaar
Geotechnisch onderzoek
VI
90
I. S. O.
R 20
Fr. Theys
V
IV III
2,000
II
I   L

rest in %
doorval in %
I
20,00
P
I P Org. Ca ZE ZEZ
mat.
4 7 43 46 32 52 25 27
1 10 67 22 34 27 18 9
32 60 5 3 1 nmnmnm
Onderkenningsproeven
Grondidentificatie
IP
Korrelverdeling
Ip > 25
-
Zandhoudende klei
15  Ip  25
III + IV + V > 50 %
Leemhoudende klei
5  Ip  25
Benaming
Klei
Leem
of
Kleihoudend zand
Leemhoudend zand
Weinig kleihoudend zand
15  Ip  25
5  Ip  15
5  Ip  15
5  Ip  15
en
III + IV + V < 50 %
II < 50 %
en
II  50 %
III + IV + V < 50 %
en
III + IV + V > 50 %
I > IIa
en
III + IV + V < 50 %
I < IIa
Ip < 5
I > IIa
IP
Korrelverdeling
Onderkenningsproeven
Grondidentificatie
Benaming
Ip < 5
I < IIa
Fijn zand
niet plastisch
III > 50 %
Middelfijn zand
niet plastisch
Weinig leemhoudend zand
Grof zand
niet plastisch
III + IV > 50 %
III < 50 %
IV < 50 %
IV  50 %
Fijn-rolgrindhoudende
en fijn-steenhoudende
grond
niet plastisch
V  50 %
Middelgrof-rolgrindhoudende
en middelgrof-steenhoudende
grond
niet plastisch
VIa  50 %
en
en
Grof-rolgrindhoudende
en grof-steenhoudende grond
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
niet plastisch
en
VIa < 50 %
VI  50 %
Onderkenningsproeven
Grondidentificatie, interpretatie
Verschillende bemerkingen op deze classificatie:
- Is niet exact hetzelfde in Vlaanderen, Brussel en Wallonië (is dus niet echt
Belgisch!)
- Bij lage ‫ܫ‬௣ -waarden kan dit leiden tot tegenstrijdigheden omdat de
plasticiteitsindex bij lage waarden zeer onnauwkeurig kan zijn
Een classificatie die geen absolute prioriteit geeft aan de ‫ܫ‬௣ en die ook de
methyleenblauwwaarde MB gebruikt zou hier beter zijn.
Bij lage ‫ܫ‬௣ -waarden (bijv. < 10) kan men dus niet vertrouwen enkel op de
Belgische classificaties maar dient men ook naar de korrelverdeling te kijken
en de MB-waarde om te oordelen of een grond al dan niet gevoelig aan
water kan zijn of al dan niet voldoende doorlatend.
De volgende tabel uit de OCW Praktijkgids ‘Verbetering van grond bij
grondwerken en voor het baanbed’ kan daarbij een indicatie geven.
Onderkenningsproeven
Grondidentificatie, interpretatie
Tabel uit de OCW Praktijkgids ‘Verbetering van
grond bij grondwerken en voor het baanbed’
Opgepast: dit is geen officiële grondclassificatie,
enkel een leidraad voor grondbehandeling en
eventueel voor ontwerp van wegen bij lage Ip (< 10).
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Voorafgaandelijk grondonderzoek
Samengevat dient men dus het volgende grondonderzoek uit te voeren voor
het ontwerp van een wegenis:


slagsondes en/of PANDA-slagsonderingen tot 1,5 à 2,0 m diepte, om de 50-100 m
handboringen of gutsboringen (eventueel verkenningsputten met kraan) tot 1,5 à 2,0 m
diepte met ontname van monsters minstens om de 50 cm, om de 100-200 m

identificatieproeven op de genomen monsters:
 korrelverdeling
 watergehalte
 Ip (plasticiteitsindex)
 MB (methyleenblauwwaarde)

boorbeschrijving op basis van gegevens boorder én de identificatieproeven (door
geoloog/expert geotechniek)

plaatsen van open waterstandspijpen in enkele boorgaten (met opmeten
waterniveau gedurende langere tijd)

(Proctor- en CBR/IPI-proeven i.f.v. watergehalte op mengmonsters per grondsoort)
Nooit !: - gebruik maken van enkel boorbeschrijving van milieutechnisch onderzoek
- gebruik maken van boorbeschrijving enkel op basis van gegevens boorder
Voorafgaandelijk grondonderzoek
Voor 1 km weg betekent dit dus:

10 à 20 slagsonderingen
(in een 1ste fase om de 100 m, uit te breiden in functie van de
resultaten)

5 à 10 handboringen met monsternames minstens om de 50 cm diepte

1 à 2 grondwaterstandspijpen (indien een grondwatertafel werd gevonden in de
(in een
1ste fase kan men dit aantal beperken tot 5, achteraf uit te breiden in functie van de resultaten)
handboringen ook door meting waterniveau in boorgat)
Dit kan in 1 à 2 dagen worden uitgevoerd.


bepalen watergehaltes op elk grondmonster (minstens 15 monsters)
uitvoeren grondidentificaties op 5 à 10 mengmonsters (aantal en samenstelling in
funktie van sonderingen en boorbeschrijving, minimaal 1 per boring)
Als we beschouwen dat dit onderzoek zo’n 5 000 à 15 000 Euro kost en de aanleg van een doorsnee
2 vaksweg zo’n 500 000 à 750 000 Euro (in functie van al of niet kantstroken, trottoirs, drainage, enz.)
dan lijkt die kost meer dan redelijk om later grote meerkosten te vermijden bij een onaangepast
ontwerp.
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Voorafgaandelijk grondonderzoek
Voorbeeld
Boorbeschrijving en watergehaltes bepaald op de genomen monsters,
vóór het maken van de mengmonsters
Diepte
Van
Tot
(cm)
(cm)
0
20
20
50
Watergehalte
(%)
Omschrijving van de materialen
21,6
28,1
Grijs-zwarte fijn zandhoudende leem
Grijs-bruine meer lemige grond met kleine wortels
50
90
32,2
Grijs-bruine meer lemige grond met minder wortels
90
110
140
110
140
150
24,6
21,4
23,0
Grijs-groene leem, licht fijn zandhoudend
150
160
36,5
Meer groenige leem, licht zandhoudend
Zandhoudende leem die grote organische elementen
(houtresten) bevat.
Monsters in hun recipiënt, gebruikt om de materialen te omschrijven.
Voorafgaandelijk grondonderzoek
Voorbeeld
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek
Voorafgaandelijk grondonderzoek
Besluit:
Om een goed ontwerp te maken van een wegkoffer is een
voorafgaandelijk geotechnisch grondonderzoek noodzakelijk.
Dit voorafgaandelijk onderzoek voor het ontwerp en dimensionering
van een wegenis moet toelaten van het draagvermogen van de grond in
te schatten op het moment van uitvoering en tijdens de levensduur van
de weg.
Hiertoe dient men goed de aard van de grond te kennen én zijn
watergehalte om ook de mogelijke evolutie van dat draagvermogen in
de tijd te kunnen inschatten.
Om de noodzaak van een onderfundering en een eventueel
drainagesysteem te kunnen inschatten dient ook nog goed het niveau
van de grondwatertafel gekend te zijn (over een langere periode!).
Dit grondonderzoek hoeft niet onoverkomelijk duur te zijn.
Fr. Theys
Geotechnisch onderzoek