Het gewei: hoofd- of bijzaak?

ruben smit/bb
danny green/npl
Groep edelhertmannen met bastgewei
Geboorte
van een gewei
Een hertenkalf wordt gemiddeld rond
juni geboren, zonder gewei uiteraard.
Als het ongeveer acht maanden oud
is, worden op de kop twee bulten
zichtbaar, het begin van de zogenoemde rozenstokken. De rozenstok
is een verhoogd stuk schedelbot
waarop het gewei wordt gevormd. Als
het kalf tien tot twaalf maanden is,
zijn de rozenstokken volgroeid. Die
zijn dan ongeveer 5 tot 8 centimeter
groot. In de lente begint de groei van
het eerste gewei.
In september is het gewei van een
spitser (mannetje van een jaar oud)
volgroeid. Het jonge edelhert heeft
dan twee spitsen, ook wel spiesgewei
genoemd, van 10 tot 40 cm groot op
zijn kop staan die een geheel vormen
met de rozenstokken (zie foto).
In de jaren die volgen wordt het gewei
steeds iets groter en zwaarder met
meer vertakkingen, enden genaamd.
Vanaf het vijfde levensjaar kan een
hert herkend worden aan zijn gewei.
Het gewei
Hoofd-of bijzaak?
Herten, antilopen en elanden delen iets opvallends: een gewei.
Is die indrukwekkende headset nu bedoeld als functioneel wapen of is hij
meer voor de show? Roots ontrafelt de geheimen van het gewei.
Tekst Kim Veenman
Trots loopt een edelhertman over de vlakte. Zijn
statige gewei zorgt er voor dat andere mannetjes
zich snel uit de voeten maken. Soms waagt een rivaal het om de strijd aan te gaan en wordt er stevig
geknokt. Maar deze man laat zich niet kennen en
verovert een roedel hindes. Lijkt het nu zo, of showt
hij zijn tooi even extra aan de dames?
Darwins had het mis
Darwin was er van overtuigd. Het gewei had één
uiterst duidelijke functie, namelijk een vrouwtje
imponeren en voor je winnen. Dat lijkt logisch,
want bij veel hoefdieren hebben alleen mannetjes
een gewei. En bij soorten waar beide seksen een
gewei dragen, is dat van de man vaak groter met
meer details. De keuze voor het vrouwtje leek
Darwin simpel: hoe groter het gewei, hoe gezonder
en dus aantrekkelijker de man. Toch is Darwins
theorie van tafel geveegd. De meeste onderzoeken
laten namelijk zien dat vrouwtjes maar weinig inspraak hebben over wie er met hen paart. Biologen
dachten daarom lange tijd dat het gewei een uiterst
functioneel wapen was om rivalen en roofdieren
mee op afstand te houden. Maar inmiddels is ook
dat idee naar de achtergrond verdwenen. Het gewei
is een ‘imponeermiddel’ en voorkomt juist veel gevechten. Hieraan meten mannetjes elkaars kracht
en conditie, wat een zinloos gevecht bespaart. Staat
er als man een te imposant exemplaar voor je? Laat
maar zitten, dat win je toch niet…
>
Het elandgewei is het
snelstgroeiende
zoogdierweefsel: het groeit
tot wel 1,5 cm
per dag
www.
mag.nl
85
philipe clement/npl
simon king/npl
Het prille begin van
de groei van een gewei
bij een damhert
Staat er een té imposant exemplaar voor je neus?
Laat maar zitten, dat win je toch niet…
Kringloop van het gewei
Bij edelherten en veel andere soorten draagt alleen
de man een gewei. Dit is
bekleed met bloedvaten en
huid. Na vier tot vijf maanden stopt de groei van het
gewei en laat de huid los
(zoals op deze foto is te
zien). Dit jeukt. Daarom
schuren ze langs bomen en
bosjes om het vel kwijt te
raken. In de nazomer kun je
als wandelaar in het bos de
lappen huid soms aan de
bomen zien hangen.
Eigenlijk sterft het gewei
op dat moment al, maar de
man werpt het pas af in
februari, als de bronsttijd
achter de rug is. Het jaar
erop krijgt hij een nieuw en
nog groter exemplaar. De
geweikringloop is voor alle
soorten hetzelfde, alleen
verschillen de vormen en
de periodes. Omdat een
gewei voor ruim de helft
bestaat uit kalk en magnesium en voor de rest
uit eiwitten en mineralen,
vormt een afgevallen gewei
een voedselbron voor muizen, eekhoorns en andere
knaagdieren.
> Toch komt er voor elke hertenman een dag dat hij
moet strijden voor een vrouwtje. Dat leidt zelden tot
ernstige verwondingen, maar heel soms vallen er
dodelijke slachtoffers door een moordenaarsgewei.
Dit gewei heeft door een breuk of afwijking een
scherpe punt gekregen die een rivaal –onbedoeldde dood in jaagt. Gelukkig komt dit zelden voor.
Joekels van jachttrofeeën
Ieder jaar een nieuw gewei kost veel energie.
Gezondheid en leefomgeving hebben daarom veel
invloed op de groei. In de zeventiende eeuw waren
er joekels van geweien. Maurits van Saksen en zijn
opvolgers in Burcht Moritsburg bij Dresden hingen
deze jachttrofeeën graag te pronk. Edelhertgeweien
lieten ze zelfs pas conserveren als ze 24 of meer geweipunten (enden) telden. Tegenwoordig komen
deze grote geweien niet meer voor.
Het verschil in geweigrootte tussen edelherten vroeger en nu komt door bejaging en de kwaliteit van de
leefomgeving. Jagers schoten vooral de indrukwekkende jongens af. Toch had het leefgebied vermoedelijk de meeste invloed. Sinds de 17e eeuw
verschraalde de Veluwe en werden de geweien kleiner. Na de Tweede Wereldoorlog werden loofbos en
wildakkers aangelegd en kregen edelherten weer
forsere exemplaren.
Aantrekkelijke geurtjes
Is het gewei stiekem toch een versiertruc voor de
vrouwtjes? Op de huid die groeiende geweien bedekt, zitten tenslotte aantrekkelijke geurstofjes
– feromonen - die voor een geheime extra functie
lijken te zorgen. De feromonen bevatten veel informatie, onder andere over een goede match van
genen. Als de huid van het gewei af is (zie kader
‘Kringloop van het gewei’), zorgt het mannetje nog
steeds voor een zwoele geur. Hij sproeit urine op
zijn gewei of wrijft ermee langs met urine gemarkeerde bomen of bosjes. Omdat het gewei een groot
oppervlak heeft, worden zijn aantrekkelijke geuren
snel via de lucht verspreid.
Eigenlijk is het wel duidelijk. Met het imposante
gewei houd je rivalen op afstand om vervolgens de
vrouwtjes met heerlijke geweigeuren te veroveren.
De heren zelf maken daar geen geheim van.
Kopstukken
Indruk maken, een partijtje knokken: dat kan
met geweien, maar net
zo goed met horens.
Zijn geweien een soort
horens? “Nee”, zegt
dierecoloog Jasja
Dekker. “Horens blijven
botachtig en hebben
een laagje keratine aan
de buitenkant. Geweien
hebben geen onderliggend bot en kunnen
daarom afgeworpen
worden. Geweien en
horens hebben dezelfde
vorm en functie, maar
een andere ‘bouw’.”
www.
mag.nl
87