(Sub)totaalruptuur

Maatschap Gynaecologie
(sub)totaalruptuur
Diaconessenhuis Leiden
(Sub)totaalruptuur
Algemeen
Tijdens de bevalling is er een totaalruptuur of een subtotaal ruptuur ontstaan. Deze
folder geeft u informatie over wat een (sub)totaalruptuur is en wat u kunt doen om
uw herstel te bevorderen.
Wat is een totaalruptuur?
Een (sub)totaalruptuur is het inscheuren van de huid tot en met (een gedeelte van)
de kringspier van de anus. Het weefsel bestaat uit bindweefsel en vetweefsel maar
ook uit spierweefsel. Als de kringspier rond de anus helemaal is ingescheurd, dan is
er sprake van een totaalruptuur.
Scheurt de kringspier gedeeltelijk in, dan spreken we over een subtotaal ruptuur.
Bij een eerste bevalling ontstaat bij veel vrouwen in meer of mindere mate een
scheurtje. Bij een volgende bevalling gebeurt dit minder vaak, omdat de weefsels
gemakkelijker rekken. Een (sub)totaalruptuur kan zowel bij een gewone bevalling als
bij een vacuümbevalling ontstaan. Bij een vacuümbevalling komt dit iets vaker voor.
Uit onderzoek blijkt dat inknippen een totaalruptuur lang niet altijd kan voorkomen.
Het is noodzakelijk om een totaalruptuur zorgvuldig te hechten. Dat helpt om latere
problemen te voorkomen.
Mogelijke problemen bij een (sub)totaalruptuur.
Als gevolg van een (sub)totaalruptuur kunnen er verschillende klachten ontstaan. In
het algemeen herstellen klachten binnen enkele weken. De eerste weken na de
bevalling kan bij veel vrouwen met een (sub)totaalruptuur het gevoel in het
schaamstreekgebied verminderd zijn. Dit is normaal. U voelt bijvoorbeeld niet goed
meer of u klaar bent met plassen. Of er ontsnappen ongewild windjes. De
bekkenbodemspieren zijn bij een totaalruptuur ingescheurd en weer gehecht. Ze
werken daardoor minder goed, waardoor sommige vrouwen vlak na de bevalling
tijdelijk hun ontlasting of urine niet goed kunnen ophouden.
Ook het vrijen kan pijnlijk zijn. Het is belangrijk om niet te verkrampen, maar te
ontspannen. Eventueel kan een glijmiddel helpen.
Op latere leeftijd kunnen vrouwen die een niet goed behandelde (sub)totaalruptuur
hebben gehad alsnog klachten krijgen. Om deze redenen is het belangrijk om de
bekkenbodem goed te oefenen.
Wat kunt u zelf doen voor een goed herstel?
Inwendige en uitwendige hechtingen zorgen vlak na de bevalling voor ongemak.
Hieronder leest u wat u zelf kunt doen om uw herstel te bevorderen.
De eerste dagen na de bevalling hebben zowel uw bekken als uw bekkenbodem rust
nodig.

Probeer veel te liggen, afgewisseld met kleine stukjes lopen en zitten. Sta
niet te lang achter elkaar.

Til de eerste weken niet zwaarder dan vijf kilo. Uw lichaam geeft aan wat u
kunt.

U kunt ook voorzichtig beginnen met de oefeningen die verderop in deze
brochure staan.
2
Diaconessenhuis Leiden
(Sub)totaalruptuur





Spoelen met de douchekop of een kan lauw water tijdens het plassen kan het
plassen makkelijker en minder pijnlijk maken.
Probeer de ontlasting vanzelf te laten komen door goed te ontspannen en
pers eventueel voorzichtig mee. U krijgt medicatie om de ontlasting zachter
te maken en de stoelgang makkelijker te laten verlopen. Drink anderhalf à
twee liter water per dag en eet vezelrijke voeding. Zie voor tips
www.voedingcentrum.nl. (schijf van vijf).
Tegen pijn en zwelling rond de hechtingen kan een ‘koude pakking’ helpen.
Bijvoorbeeld een bevroren nat maandverband in een washandje.
U kunt het beste zitten op een stevige zitting, en zo ontspannen mogelijk.
Bouw het zitten rustig op van kort naar steeds langer. Doe dit ook met staan
en lopen. Luister hierbij goed naar uw lichaam.
Als u meer pijn krijgt of een toenemend zwaar/moe gevoel dan moet u even
rusten door te zitten of liggen. Probeer wel elke dag wat meer te doen.
Verzwaar voorzichtig.
De bekkenbodem
De bekkenbodem is een groep spieren die als een hangmatje onder in het bekken
ligt, tussen het schaambeen, het heiligbeen en het staartbeen. De bekkenbodem
ondersteunt de organen die onder in de buik liggen: de blaas met de urinebuis, de
baarmoeder met de vagina en de endeldarm.
De bekkenbodemspieren hebben verschillende functies:
 Ze ondersteunen de organen onder in de buik;
 Ze moeten goed kunnen aanspannen om urine, ontlasting en windjes tegen te
houden;
 Ze moeten goed kunnen ontspannen om te kunnen plassen, ontlasten en vrijen.
De bekkenbodem
3
Diaconessenhuis Leiden
(Sub)totaalruptuur
Oefeningen voor de bekkenbodemspieren
Uw bekkenbodemspieren kunt u gaan oefenen zodra u gevoel heeft in uw
bekkenbodem.
Probeer de eerste twee weken drie tot vijf oefenmomenten per dag te vinden. Daarna
is één maal per dag voldoende.
Basisoefening
Ga ontspannen liggen of zitten. Leg uw hand op uw buik en volg de adembeweging.
Het is tijdens het oefenen gemakkelijker om door de mond uit te ademen. U zult
merken dat met inademen uw buik zachtjes omhoog komt en met uitademen naar
beneden gaat: adem in een rustig tempo.
Trek vervolgens op een uitademing uw anus en vagina zachtjes in. Laat vervolgens
helemaal los. Adem rustig twee maal in en uit. Op de derde uitademing herhaalt u de
oefening.
U kunt beginnen met twee tellen aanspannen. Herhaal dit enkele malen tot tien
keer. Als uw spieren moe worden en u minder controle voelt over het aanspannen en
loslaten, dan kunt u beter stoppen en het een paar uur later nog eens proberen.
Verzwaren
U kunt de oefening moeilijker maken door uw spieren langer aangespannen te
houden, het liefst tot zes seconden lang.
Uw billen en benen mogen niet meedoen. Blijf goed doorademen en let erop dat u
goed blijft ontspannen.
Liggend is de oefening het makkelijkst, zittend iets moeilijker en staand het
moeilijkst.
Knipoogoefening
Als u enige controle voelt over uw bekkenbodemspieren, kunt u proberen ze snel
aan te spannen en weer los te laten: u ‘knipoogt’ dan als het ware met uw
bekkenbodemspieren. Herhaal dit tien keer elke dag. Deze oefening helpt om de
bekkenbodem weer snel te leren reageren bij bijvoorbeeld hoesten en niezen.
Oefening voor de anusspier
Probeer op een uitademing de anus licht in te trekken, alsof je een kraaltje omvat
zonder het op te tillen. Probeer zes seconden vast te houden en dan geheel te
ontspannen. Herhaal dit tien keer.
Deze oefening is specifiek voor de kringspier die gedeeltelijk of geheel is
ingescheurd en gehecht.
Oefening in functie
Indien u voelt dat u moet hoesten of niezen, span dan voordat u hoest de
bekkenbodemspieren aan. Dit kunt u ook oefenen tijdens het tillen van voorwerpen
of een kind zwaarder dan vijf kilo.
Bij wie kunt u terecht als uw klachten niet vanzelf overgaan?
Heeft u zes weken na de bevalling nog klachten, bespreek dit dan met uw
gynaecoloog, verloskundige of huisarts. Zij kunnen u eventueel verwijzen naar een
bekkenfysiotherapeut.
4
Diaconessenhuis Leiden
(Sub)totaalruptuur
Wat is en doet een bekkenfysiotherapeut?
Een geregistreerde bekkenfysiotherapeut is een fysiotherapeut met een speciale
opleiding. De bekken-fysiotherapeut behandelt patiënten met bekken- of
bekkenbodemproblemen. De meest gehoorde klachten bij de bekkenfysiotherapeut
zijn:
 Ongewild verlies van urine en of ontlasting;
 Moeite met de stoelgang;
 Verzakking van de blaas, baarmoeder of darmen;
 Houding- en bewegingsadviezen;
 Pijn bij het vrijen.
De bekkenfysiotherapeut geeft voorlichting en adviezen. Ook geeft zij oefeningen
om de bekkenbodem te trainen.
Verwijzingen
 Folder: Plasadviezen (vrouwen)
 Folder: Adviezen voor een goede stoelgang
 Folder: Bekkenfysiotherapie
Afdeling Obstetrie tel. 071 – 517 89 80.
Afdeling bekkenfysiotherapie tel. 071 - 517 80 44,
H.A. Wempe en M.J.H. Clemens-van der Poel, geregistreerd bekkenfysiotherapeuten.
Maatschap Gynaecologie
Tel. 071 – 517 81 78
1014/708209/DIA1317
5