Advies_Omgevingsdienst_18_september_2014

ADVIES
aan
Mustapha Tekfaoui
t.a.v.
Jelger Takken (Wijk bij Duurstede)
kopie aan
Sascha Herzberg
opsteller
Mustapha Tekfaoui
telefoon
088 - 022 51 21
datum
18 september 2014
kenmerk
WBD1410.T001/
onderwerp
M.e.r. Co-vergistingsinstallatie n.a.v. memo Ekwadraat
aantal pag.
2
Naar aanleiding van een memo van Ekwadraat d.d. 11 september 2014 is de Omgevingsdienst regio
Utrecht (ODRU) gevraagd om te adviseren omtrent de inhoud van de genoemde memo in relatie tot
het vraagstuk of een m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt voor de co-vergistingsinstallatie van de Stichting
Groene Energie Krommerijen en Heuvelrug.
In de memo van Ekwadraat wordt gesproken over een vergistingsinstallatie met een maximum van
99.000 ton verwerking capaciteit per jaar, waarbij maximaal 15.000 ton afvalstoffen per jaar wordt
verwerkt. In de vergistingsinstallatie wordt maximaal 41 ton afvalstoffen per dag verwerkt, de overige
stoffen zijn geen afvalstoffen. In dat verband wordt gewezen op categorie 18.1 van onderdeel D van de
bijlage bij het Besluit m.e.r.. De drempelwaarde van 50 ton per dag in kolom 2 wordt niet overschreden.
Er is volgens de auteur daarom geen plan-MER nodig.
Beoordeling memo Ekwadraat
Onderdeel D, onder 18.1, van de bijlage bij Besluit m.e.r. (hierna: D-18.1) vormt een vangnetfunctie.
Als een handeling met een afvalstof niet specifiek in een andere categorie is omschreven, dan kan
categorie D-18.1 (nog) van toepassing zijn. In het advies van de ODRU d.d. 26 augustus 2014 is deze
categorie, volledigheidshalve, (ook) aangehaald waarbij is opgemerkt dat het verdedigbaar is dat de
activiteit in kwestie onder de reikwijdte van D-18.1 zou kunnen vallen. In het genoemde advies is
evenwel geadviseerd om in dit concrete geval de lijn van de Afdeling bestuursrechtspraak (ABRvS 29
januari 2014, nr. 201206964/1/R4) te volgen. Ik verwijs kortheidshalve naar het advies.
Over de memo Ekwadraat wordt het volgende opgemerkt:
1. In de memo van Ekwadraat wordt slechts categorie D-18.1 aangehaald (vangnetfunctie)
waarbij gefocust is op de verwerking van afvalstoffen. Er is geen aandacht geschonken aan
mogelijk andere categorieën in onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., gezien
de jurisprudentie, zoals eerder genoemd in het advies van de ODRU d.d. 26 augustus 2014,
met betrekking tot de co-vergistingsinstallaties (vgl. bijv. categorie 18.4 in onderdeel C van de
bijlage bij het Besluit m.e.r.);
2. De omschrijving in kolom 2 bij categorie D-18.1 luidt: “In gevallen waarin de activiteit
betrekking heeft op een installatie met een capaciteit van 50 ton per dag of meer.”
Er wordt dus gesproken over ‘capaciteit’; volgens de begripsbepaling in onderdeel A van de
bijlage bij het Besluit m.e.r. wordt onder ‘capaciteit’ verstaan: “een redelijkerwijs binnen
afzienbare tijd voorzienbare uitbreiding van de capaciteit”. Volgens vaste rechtspraak van de
ABRvS is de capaciteit die met de installatie maximaal kan worden gerealiseerd bepalend is
voor de vraag of m.e.r.-beoordeling moet worden gedaan. Daarbij moet worden uitgegaan van
de technische mogelijkheden en beperkingen van de installatie (vgl. bijvoorbeeld ABRvS 10
november 2010, nr. 200910067 en ABRvS 11 mei 2011, nr. 201002669/1/M1).
Kwaliteitsdocument, versie 5.0, 17 juli 2013
In de memo van Ekwadraat is niet uitgegaan van de maximale capaciteit (te weten 99.000 ton
per jaar ofwel 271 ton per dag) maar wordt enkel gekeken naar een bepaalde hoeveelheid van
co-producten (te weten maximaal 15.000 ton per jaar ofwel 41 ton per dag). Deze coproducten, die in de memo als afvalstoffen zijn aangemerkt, komen voor in bijlage Aa
onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (positieve lijst). De overige
componenten (minimaal 49.500 ton mest per jaar en de overige reststoffen) zijn niet
meegeteld.
Conform de lijn van de aangehaalde jurisprudentie moet in dit geval uitgegaan worden van de
capaciteit die maximaal kan worden gerealiseerd (i.c. 99.000 ton per jaar ofwel 271 ton per
dag).
3. De redenering van Ekwadraat dat slechts 41 ton per dag verwerkt wordt (los van de opmerking
zoals hiervoor onder 2 is geformuleerd) resulteert in een vormvrij m.e.r.-beoordeling
ondanks het feit dat de drempelwaarde van 50 ton, genoemd in kolom 2 bij categorie D-18.1,
niet is overschreden. De drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
zijn immers indicatief (vgl. art. 2 lid 5 Besluit m.e.r.). Meer informatie over de vormvrije m.e.r.beoordeling is te vinden op de website van InfoMil.
4. De toepassing van categorie D-18.1 in dit geval, wanneer uitgegaan zou worden van de
capaciteit die maximaal gerealiseerd kan worden (te weten 271 ton per dag, zie de opmerking
hiervoor onder 2) leidt tot de conclusie dat een plan-m.e.r.-plicht geldt (opstellen van een
plan-MER). De drempelwaarde van 50 ton in kolom 2 bij categorie D-18.1 is ruim
overschreden. Voor een m.e.r.-beoordeling zou in dit geval geen plaats zijn omdat voor
kaderstellende plannen, zoals in dit geval aan de orde, per definitie een plan-m.e.r.-plicht geldt
en niet een m.e.r.-beoordeling.
Conclusie / advies
De redenering van Ekwadraat wordt niet gedeeld. In het advies van de ODRU d.d. 26 augustus 2014 is
geadviseerd op basis van het gegeven van de initiatiefnemers, zoals aangehaald in de
zienswijzennota, dat maximaal 36.000 ton per jaar (100 ton per dag) verwerkt zal worden. In de memo
van Ekwadraat wordt nu een maximum genoemd van 99.000 ton verwerking capaciteit per jaar (ofwel
271 ton per dag). Dit vormt een overschrijding van de drempelwaarden zoals genoemd in kolom 2 bij
C-18.4 (te weten: meer dan 100 ton per dag) c.q. in categorie D-18.1 (meer dan 50 ton per dag). Deze
wijziging in de hoeveelheid capaciteit ten opzichte van de op 26 augustus 2014 beschikbare gegevens
leidt in dit geval tot de conclusie dat voor het bestemmingsplan ‘Bedrijf – co-vergistingsinstallatie
Cothen’ een plan-m.e.r.-plicht geldt. Op basis van de in de memo van Ekwadraat genoemde gegevens
is het opstellen van een plan-MER vereist.
pagina 2