CONSULENT WATERBEHEERSING Functiebenaming/graad en functionele loopbaan Consulent (niet-leidinggevend), B1-B3 Doel van de functie Adviseren van stedenbouwkundige dossiers en verkavelingsdossiers op vlak van waterhuishouding. Bestrijden van wateroverlast binnen de stad. Begeleiden van rioleringsprojecten in Roeselare. Uitvoeren van dienstondersteunende en –overschrijdende taken m.b.t. technische dossiers die een impact hebben op wegenis, mobiliteit en/of waterhuishouding van de stad. Plaats in de organisatie Rapporteert aan het diensthoofd water. Resultaatsgebieden 1. Instaan voor een efficiënte en adequate uitvoering van dienstondersteunende (technische medewerkers) en -overschrijdende (dienst stedenbouw, milieudienst) taken, m.b.t.: (75%) (a) Bouwdossiers (40%) Inwinnen van allerhande technische informatie of raadplegen van wetgeving/reglementering terzake (bvb. verkavelingsvoorwaarden, stedenbouwkundige voorschriften,…) ter controle van het respectievelijke bouwdossier, en meer bepaald rond: o inplanting van gebouwen (bouwlijn en achteruitbouw), o watertoets (zonering, buffering hemelwater en regenwaterputten), o riolering (gescheiden stelsels, zonering), o septische putten/bijkomende zuivering (bijhouden op de wettelijk verplichte lijst), o volgens KB bezwaarde rooilijnen (ook opvolgen van het rooilijnplan), o al of niet bronbemaling en hoe? Advies geven aan de dienst stedenbouw m.b.t. het al dan niet vergunnen van bouwdossiers. (b) Verkavelingen (5%) Adviseren van verkavelingen op vlak van waterbeheersing en buffering i.s.m. de dienst wegen en de dienst verkavelingen. Inventariseren van de nieuwe wachtleidingen (DWA en RWA). (c) Lijnstellingen (5%) Vastleggen van de afspraken. Administratief voorbereiden van de dossiers (achteruitbouw, hoogte, aansluiting op de riolering, staat van het voetpad). Lijnstelling ter plaatse uitvoeren indien nodig. (d) Milieudossiers (5%) Advies geven aan de dienst milieu m.b.t. het respectievelijke dossier, rekening houdend met de wetgeving of reglementering terzake en de eventuele impact op wegen, mobiliteit of waterhuishouding. (e) Vergunningen voor grachtoverwelvingen (5%) Advies geven aan de dienst stedenbouw m.b.t. het respectievelijke dossier, rekening houdend met de wetgeving of reglementering terzake en de eventuele impact op wegen, mobiliteit of waterhuishouding. Administratief verwerken van de dossiers grachtoverwelving. (f) Rioolvergunningen (5%) Administratief verwerken en afleveren van de rioolvergunningen. Inventariseren van de afgeleverde rioolvergunningen. (g) Bouwovertredingen en onregelmatigheden/mistoestanden (in samenwerking met de dienst stedenbouw) (5%) Fotografisch vaststellen, administratief verwerken (dossier samenstellen) en doorgeven aan de bevoegde dienst of verantwoordelijke (bvb. aan de juridische dienst voor wat betreft de aansprakelijkheid van de stad). (h) Te woord staan aan de onthaalbalie van interne en externe klanten en zorgen voor een efficiënte informatieverstrekking of doorverwijs m.b.t. de afgeleverde vergunningen. (5%) 2. Zoeken naar oplossingen om wateroverlast zoveel mogelijk te beperken en het mee helpen opstarten en opvolgen van rioleringsdossiers tot en met fase ontwerp. (20%) 3. Opvolgen, interpreteren en bijhouden van dienstrelevante wetgeving, reglementering, voorschriften, nieuwe evoluties, literatuur, persberichten, enzovoort, om (5%) a. Advies te kunnen verlenen aan de hiërarchische lijn met betrekking tot voormelde materie; b. Professioneel advies te kunnen verlenen aan medewerkers binnen de organisatie, rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken bij voormelde materie (wegen, riolering, waterhuishouding,…) c. … Functiedoelstellingen Vaktechnische doelstellingen ▪ Professionele toepassing van: Diverse technieken en hun toepassingen m.b.t. wegenwerken en waterbeheersing; Materialenkennis en inzichten in bouwplannen. Specifieke wetgeving, zoals: wet op de overheidsopdrachten; typebestek 250; stedenbouwkundige reglementeringen; waterhuishouding en riolering. Gangbare pc- en softwareprogramma’s (Word, Excel, Outlook,…). ▪ Basistoepassing van: Autocad; Topografie ▪ Kennis van de organisatie en de huisstijl. COMPETENTIEPROFIEL WAARDEGEBONDEN COMPETENTIES ▪ VOORTDUREND VERBETEREN (niveau 3) Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van het departement, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen. III. Leert over andere vakgebieden, methodes en technieken en werkt actief mee aan het verbeteren van de werking van de entiteit - Heeft belangstelling voor 'aanverwante' onderwerpen om zijn kennis te verruimen. Benut informatie die afkomstig is uit andere vakgebieden om de eigen aanpak en werking te optimaliseren. Onderkent de impact van nieuwe processen, technieken en methodes in andere vakgebieden op de eigen werking. Stuurt de eigen werking proactief bij naar gelang van wijzigingen op het niveau van de ploeg/dienst/sectie/organisatie. Zoekt actief naar mogelijke verbeteringen die de eigen functie en het eigen takenpakket overstijgen. ▪ KLANTGERICHTHEID (niveau 3) Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de rechtmatige behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten onderkennen en er adequaat op reageren. III. Onderneemt, binnen de mogelijkheden van de eigen functie, acties om de dienstverlening aan klanten te optimaliseren - - Gaat kritisch na op welke punten de eigen dienstverlening aan de klant kan worden verbeterd. Onderzoekt gericht (via systematisch onderzoek) de wensen, behoeften en verwachtingen van klanten (tevredenheidsenquêtes, mondelinge enquêtes,..). Formuleert concrete voorstellen om de eigen dienstverlening te verbeteren. Onderneemt concrete acties naar aanleiding van specifieke feedback van klanten. Zet nieuwe mogelijkheden op het vlak van dienstverlening meteen om in de praktijk. - Onderneemt acties om de dienstverlening aan specifieke doelgroepen te optimaliseren, rekening houdend met hun beperkingen en behoeften (bv. handicap, allochtonen …). ▪ SAMENWERKEN (niveau 3) (eventueel dienstoverschrijdend) Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van de ploeg/dienst/sectie/organisatie, ook als dat niet onmiddellijk van persoonlijk belang is. III. Stimuleert de samenwerking binnen de eigen ploeg/dienst/sectie/organisatie, werkgroepen of projectgroepen - Komt met ideeën om het gezamenlijke resultaat te verbeteren. Moedigt anderen aan om samen te werken, hun ideeën te uiten en onderling van gedachten te wisselen. Moedigt anderen aan om onderling te overleggen over zaken die het eigen werk overstijgen. Betrekt anderen bij het nemen van beslissingen die op hen een impact hebben. Bevordert de goede verstandhouding, de teamgeest en het respect voor de verscheidenheid van mensen. Geeft opbouwende kritiek en feedback. Moedigt anderen aan om gezamenlijk oplossingen te vinden. ▪ BETROUWBAARHEID (niveau 2) Handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels en van sociale en ethische normen (diversiteit, milieuzorg,…). Afspraken nakomen en zijn verantwoordelijkheid opnemen. II. Brengt sociale en ethische normen in de praktijk - Neemt de verantwoordelijkheid op zich voor zijn eigen handelen (past geen ‘paraplupolitiek’ toe). Leeft de deontologie na die eigen is aan de functie of het functieniveau. Spreekt anderen erop aan als ze niet conform bestaande regels en afspraken handelen. Handelt consequent: neemt in soortgelijke omstandigheden soortgelijke standpunten in of een soortgelijke houding aan. Kan inschatten of informatie al dan niet verder kan of mag worden verspreid. Vertoont voorbeeldgedrag rond basisregels en afspraken. INTERPERSOONLIJK GEDRAG ▪ OVERTUIGINGSKRACHT (niveau 3) Instemming verkrijgen voor een mening, aanpak of visie door goed onderbouwde argumenten te gebruiken, door dialoog en overleg aan te gaan, door autoriteit (bevoegdheid en deskundigheid) gepast aan te wenden en door gepaste strategieën uit te bouwen. III. Hanteert aangepaste beïnvloedingsstrategieën - - Trekt tijd uit om in te gaan op signalen van weerstand ook al betreft het inhoudelijke details. Legt voorafgaandelijk contacten met anderen om problemen te kunnen detecteren en om tot afspraken te komen. Vergroot de impact van zijn boodschap door een gepaste communicatiemix te gebruiken (bv. beeldmateriaal gebruiken, interactieve momenten inlassen). Weet tegenargumenten om te buigen en aan te wenden in de eigen argumentatie. Denkt (vooraf) aan de impact die de eigen argumentatie kan hebben op anderen. Durft hiervoor een speciale, ongewone actie te gebruiken. OMGAAN MET INFORMATIE ▪ PROBLEEMANALYSE (ANALYTISCH DENKEN) (niveau 2) Een probleem duiden in zijn verbanden. Op een efficiënte wijze op zoek gaan naar aanvullende, relevante informatie. II. Legt verbanden en ziet oorzaken - Benadert een probleem vanuit verschillende gezichtspunten. Benoemt de oorzaken van problemen die zich voordoen. Legt verbanden tussen verschillende soorten informatie. Detecteert onderliggende problemen. Integreert nieuw gevonden informatie met bestaande informatie. ▪ VISIE (CONCEPTUEEL DENKEN) (niveau 2) De dagelijkse praktijk overstijgen en eigen ideeën uitwerken voor de toekomst, feiten bekijken van op een afstand, ze in een ruimere context en langetermijnperspectief plaatsen. II. Betrekt bredere (maatschappelijke, technische,…) factoren bij zijn aanpak - Kent de relevante trends en ontwikkelingen binnen en buiten de organisatie en de eigen functie/job/takenpakket of domein. - Wijst op nieuwe problemen en situaties die voor anderen nog niet zo duidelijk zijn. Denkt kritisch en zelfstandig. Plaatst adviezen, beslissingen en initiatieven in de bredere organisatie- of beleidscontext Heeft voeling met wat er in de toekomst kan worden gevraagd. PROBLEEMOPLOSSEND GEDRAG ▪ RESULTAATGERICHTHEID (niveau 3) Het ondernemen van concrete en gerichte acties met het oog op het behalen of overstijgen van doelstellingen. III. Werkt resultaatgericht en draagt dat uit naar de eigen omgeving - Formuleert uitdagende doelstellingen die een impact hebben op de werking van anderen of van de ploeg/dienst/sectie/organisatie. Ontwikkelt een doelgericht en concreet actieplan met doelen, mensen, middelen, timing enzovoort. Maakt concrete afspraken met alle betrokkenen om de gestelde doelstellingen te bereiken. Communiceert op regelmatige basis over de stand van zaken aan de andere betrokkenen. Spreekt anderen aan op het bereiken van de doelstellingen als dat nodig blijkt BEHEERSMATIG GEDRAG ▪ ORGANISEREN (niveau 2) De benodigde acties, tijd en middelen aangeven en die elementen coördineren om de doelstellingen te bereiken conform de planning. II. Coördineert acties, tijd en middelen - Splitst een opdracht adequaat op in deelopdrachten en gaat stapsgewijs en goed doordacht te werk. Organiseert zich op zodanige wijze dat hij een overzicht kan bewaren. Houdt bij het opmaken van een planning op realistische wijze rekening met de beschikbare middelen. Zet schaarse middelen (mensen, instrumenten,…) zo in dat ze optimaal worden benut. Is resultaatgericht in zijn actieplannen en doelstellingen (bv. werkt met duidelijke doelen en timing). Voorziet voor een omvangrijkere opdracht in een actieplan met benodigde budgetten, middelen, mensen en informatie.
© Copyright 2024 ExpyDoc