Boekbesprekingen Het zijn ook deze vragen die op de achtergrond een rol spelen in het eind vorig jaar verschenen boek van Boyd van Dijk Leven naast het kamp, over ‘de Vughtenaren’ en hun relatie tot het concentratiekamp dat begin 1943 aan de rand van hun dorp in gebruik werd genomen. 1 Bij de jacht betrokken Door Jeroen van den Eijnde De schrijver Anton Coolen stond op een warme zomerdag in 1944 op het perron van station Vught en belandde zomaar in een verontrustende situatie. Uit een ‘zon geblakerde’ trein stroomde een bonte groep mensen het perron op. Het waren gevangenen op weg naar kamp Vught. Coolen stond als aan de grond genageld. De ongemakkelijke situatie zette hem aan het denken. Wat hadden hij en zijn medereizigers kunnen doen? ‘Je begint er zo weinig tegen, is altijd het besluit, en het betekent, dat je er niets tegen begint.’ Waarom deden Coolen en zijn medereizigers niets? Konden ze werkelijk niets ondernemen? Hoe zou ik gehandeld hebben in zo’n situatie? Dit zijn vragen die ertoe doen. Vragen die zich nergens anders zo nadrukkelijk opdringen als op de plaatsen van vervolging en terreur in Nederland, zoals ook bij het ‘schuldige landschap’ rondom het voormalige kamp Vught. 64 i n b r a b a n t Ontvangst Zowel in de landelijke als in de regionale pers is Leven naast het kamp besproken. Opvallend is hoe de ontvangst verschilt. Landelijk is men positief. Onder meer wordt gesteld dat het zo knap is dat Van Dijk geen oordeel velt. In een interview stelt hij zelf: ‘Het boek zet mensen niet in een bepaalde hoek van goed of fout, dader of slachtoffer.’ De loftuitingen in de landelijke pers staan in schril contrast met de kritiek die ik in mijn omgeving bespeur, bij veel mensen – ook niet-Vughtenaren! – die goed zijn ingevoerd in de gebeurtenissen rondom het kamp. Het boek is volgens deze ingewijden beslist goed geschreven, stoelt op relevante vragen en maakt gebruik van interessant nieuw bronmateriaal. Opvallend is echter de grote mate van overeenstemming over de gebreken: het boek bevat veel tegenstrijdigheden en onterechte conclusies, heeft een verkeerde toonzetting, is tendentieus en bagatelliseert ten onrechte motieven en gevoelens. Suggestief proza Van Dijk zoomt telkens in op het dorp Vught, als was het samen met zijn inwoners helemaal losgezongen van een context en gebeurtenissen er om heen. Het wordt bij hem een dorp dat maar niet wil deugen en zelfs áls er al geholpen wordt ook eigenlijk nog bijdroeg aan het nazi-Duitse vervolgingssysteem. Alle Vughtenaren zijn volgens Van Dijk omstanders, die ‘een rol spelen’ in een vreselijk proces waarvan zij echt wel wisten dat het zou eindigen in de gaskamer. In zijn inleiding stonden ‘alle 15.000’ inwoners van het dorp met hun neus op de transporten en roken ze de lucht van het crematorium. Ze zijn dan misschien geen jager of prooi, maar ‘wel bij de jacht betrokken’. Een brief van de ANWB die voor haar leden ‘dwaaltochten’ wil organiseren in de bossen van Vught wordt op onthutsende wijze tot bewijslast gemaakt tegen de TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED Vughtenaren. Het aantal NSB-stemmers in het dorp was laag maar, zo kan Van Dijk toch niet nalaten, ‘overigens niet het laagste van Brabant’. Het valt hem op ‘dat in Vught niet veel Joden ondergedoken zijn geweest’. Hoezo? In vergelijking waarmee dan? Getallen ontbreken, zoals vaker. Áls er al een ontsnapping helemaal door ‘Vughtenaren’ wordt opgezet, betreft het een verschrikkelijke kampbeul. En al in de twaalfde eeuw vond op Vughts grondgebied een – overigens door Bosschenaren uitgevoerde – afschuwelijke pogrom plaats. Ja, geen wonder dat dan zeven eeuwen later antisemitisme wel een rol moest spelen bij de onverschillige houding van de dorpelingen. En Vughtenaren drinken gezellig met SS’ers een borreltje op een terrasje bij de IJzeren Man, intussen ‘pieus’ de gevangenen die hen passeren in zich opnemend. Het zijn zomaar wat voorbeelden uit het boek, waaruit – en zo betoog ik hier: ten onrechte – een beeld oprijst van een heel dorp dat zich massaal aan betrokkenheid bij massamoord medeplichtig heeft gemaakt. Een Aankomst van joodse gevangenen op het station in Vught, 9 april 1943. Deze foto is stiekem vanuit een dakraampje genomen door de heer Van Heel. Let op de mensen op de voorgrond. (Collectie NM Kamp Vught/Van Heel) beeld dat wringt met het middendeel van het boek, waar juist ook uitgebreid wordt ingegaan op de hulp die door Vughtenaren werd verleend. Hier blijft weinig van de beweringen uit het begin overeind. Van Dijk creëert hier een nieuwe mythe. Na de beginmaanden van de transporten, spreidden ‘de Vughtenaren’ volgens Van Dijk een massale onverschilligheid en afstandelijkheid ten toon. In schril contrast hiermee staan de volgende, niet in het boek gebruikte, citaten uit het dagboek van de Vughtse mevrouw Vogel-Koets. Op 16 september 1943 schrijft zij: ‘Jodenvervoer. Overal SS als wachten, op Helv. Weg. Vreeselijk !! Heele huishoudens, met kinderen, oude menschen.’ En enkele da- inbrabant N U M M E R 1 M A A R T 2 0 1 4 65 Boekbesprekingen Tot lang na de Tweede Wereldoorlog stond een bepaald deel van de IJzeren Man bekend als het ‘Duitse bad’; speciaal gereserveerd voor de vele Duitse militairen, het SS-kamppersoneel en hun gezinnen. Op een steenworp afstand was het concentratiekamp Vught. (Collectie NM Kamp Vught) gen later (waarbij ook nog interessante details over het al dan niet vrijwillig sluiten van gordijnen en verlenen van hulp): ‘Jodenvervoer. Soms kon men boterhammen geven. In de buurt werd rondgegaan om aan de menschen van Joodsche Raad af te geven. Later werd het veel strenger, men moest op een afstand blijven. Er waren zelfs wachten bij, die sommeerden de gordijnen dicht te doen in de Stationsstraat en de poorten te sluiten.’ Natuurlijk, ook dit is slechts één citaat. Maar het komt wel uit een contemporaine bron en staat naar mijn oordeel veel dichter bij de historische realiteit dan het slechts in schijn neutrale betoog van Van Dijk. 66 i n b r a b a n t Het omstanderdebat De laatste jaren is in het historisch onderzoek naar de terreur, vervolging en massamoord tijdens de Tweede Wereldoorlog terecht steeds meer plaats voor een beschouwing – en waarom ook niet een debat – over de positie van de ‘omstanders’. Van Dijk laat in zijn boek de exponenten van het omstanderdebat, zoals dat in de afgelopen decennia in Nederland is gevoerd, de revue passeren en spreekt zich in het middendeel niet duidelijk voor de een of de ander uit. Inleiding en conclusie maken overduidelijk waar zijn voorkeur naar uitgaat. In Leven naast het kamp worden met terugwerkende kracht niet alleen de bomen in het bos, maar het hele dorp Vught en zijn inwoners ‘schuldig’ verklaard. In de kern komt het betoog erop neer dat de getuigen van toen, de omstanders, actoren waren die in veel gevallen niets deden om te helpen. Integendeel, er werd flink geprofiteerd en meegedaan. En zelfs als ze wél iets deden, worden hun motieven onderuit gehaald en TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED speelde hun hulp slechts de daders in de kaart (zie Van Beuningen). In dit boek komen uiterst wezenlijke vragen aan de orde die ook een universele betekenis hebben voor de wijze waarop wij mensen omgaan met morele dilemma’s. Het is jammer dat Van Dijk wel refereert aan relevante studies over dit onderwerp, maar verzuimt een duidelijke en heldere afbakening te geven van hetgeen wij nu onder ‘omstanders’ moeten verstaan. Deze onduidelijkheid leidt tot vage grenzen, die dan ook gemakkelijk kunnen worden verschoven om een punt te maken. Bart van der Boom schrijft in zijn studie Wij weten niets van hun lot (2012): ‘In plaats van omstanders de maat te nemen – onze maat – zouden wij moeten pogen hen van binnenuit te begrijpen, vanuit hún perceptie van de gebeurtenissen en hún gedachten over goed en fout. Dit is nu precies, waar Van Dijk hier niet in slaagt. Ik bespeur weinig oprechte bereidheid zich te verdiepen in de lastige dilemma’s en keuzemomenten van de mensen die ruim zeventig jaar geleden leefden in een complexe realiteit. In veel gevallen wordt kennis achteraf ingezet om de keuzes en daden (of het gebrek daaraan) van de mensen toen te veroordelen. Teveel wordt in een (kwaad) daglicht geplaatst met de kennis van nu, de wetenschap achteraf. Conclusie En zo trekt Boyd van Dijk ten strijde tegen nóg een mythe die door hemzelf is geconstrueerd; namelijk het idee alsof in Vught nog steeds een beeld van collectief verzet en massale hulp door Vughtenaren in stand wordt gehouden. Het blijft jammer, want zijn vragen en het thema zijn erg valide en interessant nieuw bronnenmateriaal is boven water gekomen. Volgens Van Dijk heeft zijn onderzoek tot doel gehad om de historische werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Ik vrees dat zijn missie niet is geslaagd. Het wachten is op nieuwe studies – onder meer vergelijkend (in dit boek wordt een grondige vergelijking met de gang van zaken in en rond kamp Amersfoort en Westerbork node gemist) – die een werkelijk zinvolle bijdrage zullen leveren aan het debat over een onderwerp, dat ons allemaal zou moeten aangaan. Het gaat hier immers in de kern om vragen die een plaats Allerlei bedrijven en bedrijfjes werden ingeschakeld bij de bouw van het kamp, zo ook deze schilders uit de omgeving. (Collectie NM Kamp Vught) zouden moeten hebben in elke opvoeding die tot actief en bewust burgerschap moet leiden. Maar laat ik positief eindigen, we staan nog maar aan het begin van een uiterst relevant en actueel debat. Dit moet een vervolg krijgen. Een betere aanleiding om het 25-jarig jubileum van Nationaal Monument Kamp Vught volgend jaar inhoud te geven met een symposium over dit thema is er niet. Boyd van Dijk, Leven naast het kamp (Unieboek/Het Spectrum, 2013), 256 blz., ISBN: 9789000321674. Prijs: € 19,99. Dank Met dank aan onder anderen Marieke Meeuwenoord, Bert Oomen, Joost Seelen, Henk Smeets en Ottie Thiers voor hun commentaar. Wilt u reageren op deze bespreking ? Stuur een e-mail aan [email protected]. inbrabant N U M M E R 1 M A A R T 2 0 1 4 67
© Copyright 2024 ExpyDoc