Klik hier - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de

Kennisgeving Project - MER
Hervergunning
Unilin panels, site Oostrozebeke
UNILIN PANELS, SITE OOSTROZEBEKE
INGELMUNSTERSTEENWEG 229
B - 8780 OOSTROZEBEKE
UITGAVE : 16/07/2014
REV. :
KGD_EV
Sertius CVBA
Environmental & Safety Services
Kantoor Gent
Deinsesteenweg 114
B-9031 Drongen (Gent)
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
-1-
VOORWOORD
Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te
helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het m.e.r.-proces is een
juridisch-administratieve procedure waarbij vooraleer een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens
zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde
wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te
beslissen of een bepaald project zal toegelaten of vergund worden en onder welke voorwaarden.
Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003)
voorziet in een m.e.r.-procedure opgebouwd uit verschillende stappen:
-
Opstellen van een kennisgeving door een team van deskundigen.
De kennisgeving omvat naast een beschrijving van het project en de relevante randvoorwaarden tevens
een voorstel inzake te onderzoeken disciplines en samenstelling van een team deskundigen; ook wordt
in de kennisgeving per discipline een beschrijving gegeven van de methodologie voor de beschrijving
van de referentiesituatie en de effectvoorspelling en -beoordeling.
De kennisgeving is een publiek document dat aan een ter inzage legging wordt onderworpen.
-
De opmaak van richtlijnen vanuit de Dienst Mer op basis van opmerkingen van de bevolking en het
advies van de bevoegde instanties.
-
Opmaak van een ontwerp-MER dat voorgelegd wordt voor advies aan de bevoegde instanties.
-
Opmaak van een finaal MER, dat dient goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid, de Dienst
Mer. Een finaal MER wordt een publiek document na de goed- of afkeuring.
In het geval van onderhavig project zal het goedgekeurd milieueffectrapport (MER) deel uitmaken van een
hernieuwing van de milieuvergunning.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
-2-
Initiatiefnemer:
Unilin bvba, site Oostrozebeke
KBO-nummer
0402.755.480
VE-nummer
2.003.355.648
Exploitatiezetel:
Ingelmunstersteenweg 229, 8780 Oostrozebeke
Maatschappelijke zetel:
Ooigemstraat 3, 8710 Wielsbeke
Business Unit Manager
Dhr. Lode De Boe
Operations Director
Dhr. Joeri Haverbeke
Technical Director
Dhr. Nico Claerhout
Production Director
Dhr. Irvin Coussens
Tel.:
056/66 70 21
Fax.:
056/66 82 25
Contactpersoon:
Mevr. Annick Heynderickx
Dhr. Bernard Debeuf
Voor de initiatiefnemer,
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
-3-
EXTERNE DESKUNDIGEN
MER-coördinatie
discipline water
(oppervlaktewater)
Kat ri en Van Ha eck e
Sertius cvba
Deinsesteenweg 114
9031 Drongen
e-mail: [email protected]
ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/643/V1
einddatum erkenning: 11/05/2015
Ri lk e R ae s
Sertius cvba
Deinsesteenweg 114
9031 Drongen
e-mail: [email protected]
ref. erkenningsbesluit: MER/EDA-777
einddatum erkenning: onbepaalde tijd
Bijgestaan door: Evert Vercauteren – Sertius
discipline lucht
discipline lucht – geur
An n e- Ma ri ek e Coo l s
Joh an V e r si er en
Sertius cvba
Milieubureau Joveco
Deinsesteenweg 114
Kriegsberg 29b
9031 Drongen
3221 Holsbeek
e-mail: [email protected]
e-mail: [email protected]
ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA/705-V1
einddatum erkenning: onbepaalde tijd
ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA/059/V-4
einddatum erkenning: 11/05/20015
discipline geluid
discipline mens
Gu y Pu tz ey s
Ul rik Va n S oo m
DbA plan
Mensura
Poststraat 1 b03
Italiëlei 2
3590 Diepenbeek
2000 Antwerpen
e-mail: [email protected]
e-mail: [email protected]
ref. erkenningsbesluit : MB/MER/EDA-393/V4
Einddatum : onbepaalde tijd
ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA-351/V3
einddatum erkenning: onbepaalde tijd
Bijgestaan door: Katrien Van Haecke – Sertius
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
-4-
De discipline Fauna en Flora, Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en bodem en grondwater
wordt behandeld door de MER-coördinator.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
-5-
De volgende personen zullen hun medewerking verlenen bij de opmaak van het project-MER:
-
Annick Heynderickx: Environmental Expert
-
Bernard Debeuf: HSE Manager
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
INHOUD
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
-6-
INHOUD
1.
ALGEMENE INLICHTINGEN ....................................................................................................................... 1
1.1.
1.2.
1.3.
1.4.
2.
RUIMTELIJKE SITUERING, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN .................................. 5
2.1.
Ruimtelijke situering van de inrichting ................................................................................................... 5
2.1.1.
ALGEMENE SITUERING ............................................................................................................................................ 5
2.1.2.
TOEGANGSWEGEN ................................................................................................................................................ 5
2.1.3.
NABIJE OMGEVING ................................................................................................................................................ 6
2.2.
3.
Achtergrondinformatie ........................................................................................................................... 1
Administratieve voorgeschiedenis .......................................................................................................... 1
Het project en toetsing m.e.r.-plicht van het project ............................................................................. 4
Verdere besluitvormingsproces .............................................................................................................. 4
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ...................................................................................... 7
HET PROJECT .......................................................................................................................................... 17
3.1.
3.2.
Huidige en geplande vergunde capaciteiten ........................................................................................ 17
Beschrijving van de betrokken activiteiten en installaties in de referentiesituatie .............................. 17
3.2.1.
ALGEMEEN OVERZICHT ......................................................................................................................................... 17
3.2.2.
PRODUCTIEPROCES SPAANPLATEN........................................................................................................................... 18
3.2.3.
ANDERE PROCESSEN BIJ UNILIN PANELS ORB ............................................................................................................ 25
3.2.4.
ONDERSTEUNENDE INSTALLATIES: ENERGIEPRODUCTIE ................................................................................................. 25
3.3.
3.4.
Bijkomende activiteiten en installaties in de geplande situatie ........................................................... 26
Waterhuishouding ................................................................................................................................ 27
3.4.1.
ALGEMENE WATERBALANS .................................................................................................................................... 27
3.4.2.
WATERGEBRUIK.................................................................................................................................................. 27
3.4.3.
BEDRIJFSAFVALWATER .......................................................................................................................................... 28
3.4.4.
SANITAIR AFVALWATER ......................................................................................................................................... 29
3.4.5.
NIET-VERONTREINIGD HEMELWATER ....................................................................................................................... 29
3.4.6.
AFWATERINGSSITUATIE ........................................................................................................................................ 29
3.5.
3.6.
Risico-activiteiten m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging ........................................................ 30
Luchtemissies (excl.geuremissies) ........................................................................................................ 33
3.6.1.
EMISSIEPUNTEN VAN VERBRANDINGSINSTALLATIES: GELEID ........................................................................................... 33
3.6.2.
VOS-EMISSIEPUNTEN: GELEID ................................................................................................................................. 35
3.6.3.
STOFEMISSIEBRONNEN: GELEID EN NIET GELEID .......................................................................................................... 35
3.6.4.
KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE REFERENTIESITUATIE .......................................................................................... 37
3.6.5.
KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE GEPLANDE SITUATIE / VERGUNDE SITUATIE ............................................................. 37
3.7.
Geuremissies......................................................................................................................................... 37
3.7.1.
RELEVANTE GEURBRONNEN ................................................................................................................................... 38
3.7.2.
KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE REFERENTIESITUATIE .......................................................................................... 38
3.7.3.
KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE GEPLANDE SITUATIE .......................................................................................... 38
3.8. Geluidsemissies .................................................................................................................................... 38
3.9. Energie .................................................................................................................................................. 38
3.10.
Transporten ...................................................................................................................................... 39
3.11.
Productiehoeveelheid ....................................................................................................................... 39
3.12.
Afval .................................................................................................................................................. 39
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
INHOUD
4.
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
-7-
BESCHRIJVING OVERWOGEN ALTERNATIEVEN ....................................................................................... 42
4.1.
4.2.
4.3.
Nulalternatief ........................................................................................................................................ 42
Locatiealternatief .................................................................................................................................. 42
Uitvoeringsalternatieven en BBT .......................................................................................................... 42
5.
UITGEVOERDE MILIEU-STUDIES.............................................................................................................. 43
6.
INGREEP-EFFECT ANALYSE...................................................................................................................... 44
7.
AFBAKENING STUDIEGEBIED – REFERENTIESITUATIE – EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING ........ 45
7.1.
Oppervlaktewater ................................................................................................................................. 45
7.1.1.
ALGEMENE SITUERING EN HYDROGRAFISCHE AFBAKENING ............................................................................................. 45
7.1.2.
SPECIFIEK TE BEREKENEN EN BESPREKEN ASPECTEN ...................................................................................................... 45
7.1.3.
ONDERZOEKSMETHODOLOGIE ................................................................................................................................ 48
7.2.
Lucht - Luchtkwaliteit ........................................................................................................................... 53
7.2.1.
AFBAKENING EN BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED ................................................................................................ 53
7.2.2.
EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING .................................................................................................................. 53
7.2.3.
MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 56
7.3.
Lucht - Geur .......................................................................................................................................... 57
7.3.1.
AFBAKENING EN BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED ................................................................................................ 57
7.3.2.
EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING .................................................................................................................. 57
7.3.3.
GEURIMPACT IN DE ACTUELE SITUATIE ...................................................................................................................... 64
7.3.4.
GEURIMPACT IN DE GEPLANDE SITUATIE.................................................................................................................... 64
7.3.5.
MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 64
7.4.
Geluid en trillingen ............................................................................................................................... 65
7.4.1.
AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED ....................................................................................................................... 65
7.4.2.
REFERENTIESITUATIE ............................................................................................................................................ 65
7.4.3.
EFFECTVOORSPELLING- EN BEOORDELING .................................................................................................................. 66
7.4.4.
MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 67
7.5.
Mens ..................................................................................................................................................... 68
7.5.1.
AFBAKENING EN BESCHRIJVING STUDIEGEBIED ............................................................................................................ 68
7.5.2.
EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING ................................................................................................................. 68
7.5.3.
MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 69
7.6.
Overige disciplines ................................................................................................................................ 70
7.6.1.
BODEM EN GRONDWATER ..................................................................................................................................... 70
7.6.2.
FAUNA EN FLORA ................................................................................................................................................ 70
7.6.3.
LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ............................................................................................... 70
8.
INTERDISCIPLINAIRE GEGEVENSOVERDRACHT ....................................................................................... 71
9.
LEEMTEN IN DE KENNIS .......................................................................................................................... 72
10.
GRENSOVERSCHRIJDENDE INFORMATIE-UITWISSELING ..................................................................... 73
11.
VOORSTEL INHOUDSTAFEL MER ......................................................................................................... 74
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
INHOUD
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
-8-
Lijst van bijlagen
Bijlage 1
Opsplitsing nieuwe en bestaande installaties
Bijlage 2
Overzicht geleide emissiepunten
Bijlage 3
Debietsmodellering Mandel en Hulstebeek
Lijst van tabellen en figuren
Hierna wordt een overzicht gegeven van de tabellen en figuren die in dit document vervat zijn. Tabellen en
figuren aangeduid met “” vindt men terug op het einde van dit document.
Figuren
Figuur II.1

Gewestplan
Figuur II.2

RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Spano te Oostrozebeke
Figuur II.3

Topografische kaart
Figuur II.4

Stratenplan
Figuur II.5

VEN-gebieden in de ruime omgeving
Figuur II.6

Overstromingsgebieden in de omgeving
Figuur III.1

Plattegrond Unilin Panels ORB
Figuur III.2
Schematisch overzicht productieproces spaanplaten
Figuur III.3
Overzicht opschoningproces
Figuur III.4

Schematisch overzicht hoofd- en energieinstallaties bij Unilin Panels ORB
Figuur III.5

Schema waterhuishouding
Zones voor houtopslag
Figuur III.6
Figuur III.7

Grondplan met aanduiding van de emissiepunten
Figuur VII.1.1

Ligging van de waterlopen en meetpunten die beschouwd worden in deel water
Figuur VII.3.1
Nuleffectniveaus van diverse geuren (bron: visiedocument LNE, 2006)
Figuur VII.3.2
Effectenladder voor neutrale geuren in functie van de geurgevoeligheid van het
toetsingsobject/-gebied (bron LNE, RLB lucht, 2012)
Figuur VII.4.1
Mogelijke inplanting van de vaste geluidsmeetpunten – gelegen buiten het
industriegebied
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
INHOUD
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
-9-
Tabellen
Tabel I.1
Overzicht van de verleende milieuvergunningen, meldingen, lozingsvergunningen,
Tabel II.1
Woonkernen in een straal van 5 km rond Unilin Panels ORB
Tabel II.2
Bedrijven in de omgeving van Unilin Panels ORB
Tabel II.3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Tabel III.1
Huidige en geplande capaciteiten bij Unilin Panels ORB
Tabel III.2
Overzicht van huidige energieproductie bij Unilin Panels ORB
Tabel III.3
Verbruiken voor de verschillende waterbronnen in referentiejaar 2013
Tabel III.4
Overzicht van de actuele Vlarem- en Vlarebo-rubrieken
Tabel III.5
Overzicht van de uitgevoerde bodemonderzoeken
Tabel III.6
Luchtemissiegrenswaarden voor de drogers
Tabel III.7
Overzicht stuifgevoelige producten
Tabel III.8
Overzicht luchtemissies IMJV 2013
Tabel III.9
Overzicht energieverbruiken 2013
Tabel III.10
Overzicht van aankomende en vertrekkende goederentransporten van Unilin Panels
ORB
Tabel III.11
Productiehoeveelheden voor de jaren 2009-2013 (in m³)
Tabel III.12
Geproduceerde afvalstoffen bij Unilin Panels ORB in 2013 (in ton)
Tabel VII.1.1
Gehanteerde debieten voor de impactberekeningen (alles in m³/s)
Tabel VII.2.1
VMM-meetstations in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB
Tabel VII.3.1
Duiding van een aantal geurgerelateerde begrippen
Tabel VII.3.2
Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in equivalente geureenheden/m³ als
98P-waarde (equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
- 10 -
TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST
µg
microgram, één miljoenste van een gram
afgas
gasvormige verontreiniging van een productieproces die geëmitteerd wordt
barg
Eenheid van overdruk
BBT
Best Beschikbare Technieken
BKG-inrichting
BroeiKasGas-inrichting, zijnde een vergunningsplichtige inrichting die als zodanig is aangeduid
door de Vlaamse Regering
BREF
BBT referentiedocument
BS
Belgisch Staatsblad
BWK
Biologische Waarderingskaart
BZV
biochemisch zuurstofverbruik, maat voor biologisch afbreekbare organische verontreiniging
CO2
Koolstofdioxide
CZV
chemisch zuurstofverbruik, maat voor organische verontreiniging
DABM
Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
dB(A)
Eenheid waarin het geluidsdrukniveau van een geluid wordt uitgedrukt, met correctie voor de
subjectieve gehoorgewaarwording bij de mens volgens de A-curve
depositie
hoeveelheid van een stof of een groep van stoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een
gebied, uitgedrukt als een hoeveelheid per oppervlakte-eenheid en per tijdseenheid (bv. 10 kg
SO2/ha.j).
DOV
databank ondergrond Vlaanderen
e.g.w.
emissiegrenswaarde
emissie
de directe of indirecte lozing, uit puntbronnen of diffuse bronnen van de installatie, van
stoffen in de lucht, het water of de bodem
geleide emissie
is een emissie waarvoor welbepaalde fysische kenmerken bestaan (ligging, hoogte, diameter)
en een in een principe meetbare volume stroom
GJ
gigajoule (106 joule - 103 megajoule)
ha
hectare (10.000 m²)
hl
hectoliter (100 l)
IFDM
Immissie Frequentie Distributie Model
immissieconcentratie
de concentratie van een bepaalde stof in de omgevingslucht op een bepaalde plaats als
resultante van verschillende bronnen, incl. natuurlijke en meteorologische omstandigheden
inkuiping
een kuipvormige uitgevoerde vloeistofdichte constructie die in staat is om lekvloeistoffen (uit
een vat of tank) te weerhouden
km
Kilometer
kWh
kilowatt uur, een eenheid van elektrische energie
l
Liter
LA95 1h
het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95% van een tijdsinterval van 1 uur wordt
overschreden
Lxp
Het specifiek geluid van een bedrijf en/of delen van een bedrijf/installatie.
m²
vierkante meter
m³
kubieke meter
m.e.r.
Milieueffectrapportage
MER
Milieueffectrapport
mg
milligram, één duizendste van een gram
MWh
megawatt uur, een eenheid van energie
niet geleide emissie
elke emissie die één van de kenmerken van een geleide emissie ontbreekt
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Nm³ of m³(n)
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
- 11 -
normaal kubieke meter: dit is een hoeveelheid gas, technisch vrij van waterdamp, die bij een
temperatuur van 0 °C (273,15 K) en een absolute druk van 1,01325 bar, een volume inneemt
van 1 kubieke meter.
NOx
Stikstofoxiden
nv of NV
naamloze vennootschap
OUe
geureenheid
OVAM
Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest
PCDD
Polygechloreerde dibenzo-p-dioxinen
PCDF
Polygechloreerde dibenzofuranen
PJ
petajoule (= 1012 kilojoule)
PNEC
Predicted no effect concentration
project-MER
MER met betrekking tot projecten waarvoor een milieuvergunning of stedenbouwkundige
vergunning vereist is
RSV
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
RWZI
Riool waterzuiveringsinstallatie
s
Seconde
SBZ-H
speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de
Habitatrichtlijn
SBZ-V
speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de
Vogelrichtlijn
TEQ
Toxische Equivalent
VEN
Vlaams Ecologisch Netwerk
VEN-gebied
gebied dat opgenomen is in het Vlaams Ecologisch Netwerk
Vl. Reg.
Vlaamse Regering
VLAREA
Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer
VLAREBO
Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering
VLAREM
Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning
VMM
Vlaamse Milieumaatschappij
WESP
Wet electrostatic precipitator (Natelektrofilter)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.1
1.
Algemene inlichtingen
1 . 1 . A c h t e r g r o n d i n f o r m a ti e
Voorliggend MER wordt opgesteld i.k.v de hervergunning van de activiteiten van Unilin BVBA – divisie Panels –
site Oostrozebeke, hierna verder Unilin Panels ORB (vroeger gekend onder de naam Spano NV).
SPANO NV
Het bedrijf Spano NV werd in 1963 opgericht in Oostrozebeke, op de huidige locatie langs de
Ingelmunstersteenweg te Oostrozebeke. Sindsdien heeft het bedrijf op de site verschillende uitbreidingen
gekend. Momenteel heeft het bedrijf 2 productielijnen voor de productie van diverse spaanplaten. Het
productieproces start van diverse houtgrondstoffen (recyclage-, rest-, verpakkings-, schavelingen, zaagmeel,
dossen, paletten, …) en heeft als eindproduct naast de gewone spaanplaat ook speciale, watervaste en
brandvertragende, gelakte en tand & groef spaanplaten.
Om de recuperatie van hout te stimuleren, hebben Spano en Indaver in het jaar 2000 de vennootschap
Spanin NV opgericht. Spanin NV beschiktte over een vergunde inzamelsite op het Indaver-milieupark in
Willebroek en over een vergunde inzamelsite en opschoninginstallatie in Oostrozebeke (op site van Spano NV).
Op de productiesite te Oostrozebeke werd het geschikte afvalhout opgeschoond tot bruikbare grondstof voor
de productie van spaanplaat bij Spano Group. Sinds 2012 is Spanin volledig samengevoegd bij Spano.
Ingevolge partiële splitsing zonder vereffening, werden alle operationele activiteiten van Spano NV met ingang
van 1 juni 2013 volledig geïntegreerd in Unilin BVBA (divisie Panels). In deze context is het gedeelte van het
vermogen van Spano NV dat betrekking heeft op deze operationele activiteiten, waaronder de onroerende
goederen gelegen te Oostrozebeke, overgegaan naar Unilin BVBA.
UNILIN BVBA
Unilin werd in 2005 overgenomen door het Amerikaanse Mohawk Industries. Mohawk Industries is
marktleider in de sector van vloerbekleding in de US en biedt karpetten, tapijt, parket, laminaat, keramische
tegels en vinyl aan. De groep is genoteerd op de beurs (NYSE) en heeft een omzet van 5,4 miljard $. De 31.200
werknemers zijn tewerkgesteld in 75 productie-eenheden. Anno 2013 heeft de groep Unilin 3 kernactiviteiten
(of businessunits).

Unilin Panels :
productie van MDF- en spaanderplaten en gemelamineerde platen –
hieronder behoort Unilin Panels ORB

Unilin Flooring :
productie van laminaatvloeren

Unilin Insulation :
productie van daksystemen en isolatiemateriaal
Voorliggend MER heeft betrekking op de milieueffecten veroorzaakt door activiteiten van Unilin Panels ORB,
gelegen Ingelmunstersteenweg 229 te Oostrozebeke (activiteiten door het vroegere Spano NV).
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.1
1 . 2 . A d m i n i s tr a t i e v e v o o r g e s c hi e d e n i s
De basisvergunning dateert van 27 april 1995 en werd afgeleverd door de Deputatie van de provincie WestVlaanderen aan de N.V. Spano. De vergunningen van Spano werden nadien nog verscheidene keren uitgebreid
en aangepast.
Unilin Panels ORB beschikt tevens over een vergunning voor het capteren van oppervlaktewater uit de het
kanaal Roeselare-Leie (nr. WV/58535 van 05/01/2005) en een vergunning van het Fanc voor de detectie en
opslag van radio-actieve bronnen (FANC 3185/B-3341-A van 11/01/2006).
Tabel I.1
Overzicht van de verleende milieuvergunningen, meldingen, lozingsvergunningen,
Besluit – referentie
Datum
Omschrijving
Geldigheids-
Vennootschap
duur
S2/036/219/RL
29/01/1987
Lozingsvergunning voor lozing van ander dan
normaal
huisafvalwater
(sanitair
1/09/2011
1
en
industrieel) in de openbare riolering van de
Ingelmunstersteenweg (LP1 – max. 7m³/uur
en 50m³/dag)
37010/15/A/2
27/4/1995
Verder exploiteren en uitbreiden van een
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
spaanderplaatfabriek
37010/15/W/1
05/10/1995
Wijzigen van de vergunningsvoorwaarden
met betrekking tot de inkuiping van de
300.000 l extra zware fuel tank
AMV/00014571/600
27/10/1995
Besluit
over
37010/15/A/2,
de
de
beroepen
beroepen
tegen
werden
ongegrond verklaard
37010/15/W/2
21/03/1996
Besluit
wijziging
voorwaarden
mbt
emissiemetingen – waterdicht maken van de
bezinkput
37010/15/M/1
02/04/1998
Melding uitbreiding tand- en groefinstallatie
en een inpakkingseenheid.
37010/15/M/2
22/04/1999
Melding buitengebruikstelling van verspaners
PL3 en 5; uitbreiding breker en verspaanderij;
uitbreiding silo van 7000 m³
37010/15/2/M/1
17/10/2000
Melding gedeeltelijke overname van NV
Spanin tegenover NV Spano (verspaanderij en
silo hakselbrokken)
7C/37010/15/1/M/3
19/12/2001
Mededeling
buitengebruikstelling
van
Drogerinstallaties (Bison 1 en 2) bij PL1 en
PL2, verpaanderij bij PL1, verwarmingsketels
conus 1 en 2 en bijhorende thermische
olietanks,
metaalbewerking
PL1,
verspaanderij PL2. Uitbreiding met een
1
Op de vergunning zelf staat geen einddatum, doch in de daaropvolgende milieuvergunningen (die de bestaande lozingsvergunning niet
volledig hebben opgegeven, werd deze vergunning beperkt tot 1/09/2011
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.2
Besluit – referentie
Datum
Omschrijving
Geldigheids-
Vennootschap
duur
verspaanderij (vervanging bij productielijn 1
en 2), een drooginstallatie (vervanging van
Bison
1
en
2),
roosterverbrandingsinstallatie
een
(vervanging
conus 1 en 2) en een rookgaszuivering voor
Bison
4
en
6,
Promill
3
en
de
roosterverbrandingsinstallatie
37010/15/1/W/3
2/10/2003
Wijziging bijzondere voorwaarde in besluit
-
NV Spano
-
NV Spano
Vergunning voor het capteren van water uit
Automatisch
NV Spano
het kanaal Roeselare – Leie (1.200 m³/dag)
jaarlijks voor
het opgepomte water wordt na gebruik en
de duur van
voorzuivering teruggeloosd naar het kanaal
1
Roeselare-Leie via bestaand rioleringsstelsel
verlengd
7C/37010/15/1/M/3: 9 maanden na het begin
van de exploitatie dienen resultaten van
akoestische simulatie te worden opgestuurd
naar AMV en MI. (initieel 6 maanden)
37010/15/1/W/4
4/03/2004
Wijziging bijzondere voorwaarde in besluit
7C/37010/15/1/M/3 m.b.t de frequentie van
het meten van PCDD’s en DCDF’s en de wijze
van meten en toetsen aan egw. van de
rookgaszuiveringsinstallatie
WV/58535
5/01/2005
jaar
en afvoergrachten.
37010/15/1/W/5
13/01/2005
Wijziging van de vergunningsvoorwaarden
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spanin
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
mbt de luchtemissiegrenswaarden van de
direct
gestookte
spaandrogers
en
de
meetfrequentie wordt gewijzigd
37010/15/2/A/1
13/01/2005
MV
voor
het
exploiteren
van
een
houtverwerkingsbedrijf met installatie voor
het
breken
en
de
opschoning
van
onbehandeld houtafval en niet gevaarlijk
behandeld
houtafval
(voor
metaalrecuperatie) en een installatie voor de
behandeling van niet-gevaarlijk behandeld
houtafval voor energierecuperatie
37010/15/1/A/5
27/07/2006
Uitbreiding met een productie-eenheid voor
de productie van granulaten (50% kunststof /
50% houtstof)
37010/15/1/W/6
17/03/2007
Wijziging van de vergunningsvoorwaarden
met
betrekking
tot
de
luchtemissiegrenswaarden
7C/37010/15/1/M/4
21/08/2008
Mededeling kleine verandering, wijziging
vermogen rubriek 43.1.3 en 43.4
37010/15/1/M/5
9/07/2009
Mededeling kleine verandering, uitbreiding
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.3
Besluit – referentie
Datum
Omschrijving
Geldigheids-
Vennootschap
duur
met een lakstraat en de opslag
37010/15/1/M/6
7/10/2010
Mededeling kleine verandering: vervanging
1/09/2011
NV Spano
1/09/2011
NV Spano
01/09/2016
NV Spano
1/09/2016
NV Spano & NV
van conus 2 door een nieuwe conus 2 met
extra vermogen
37010/15/1/M/7
4/08/2011
Mededeling kleine verandering. Vervanging
van
(1)
vergunde
brander
(zware
fuel/houtstof) van droger 5 door een nieuwe
(aardgas/houtstof)
brander
met
zelfde
vermogen; (2) vergunde brander (zware fuel)
‘conus 4’ door een nieuwe aardgasgestookte
brander met hoger vermogen (3) vervanging
van brander (zware fuel) van ‘conus 5) door
een nieuw aardgasgestookte brander met
een lager thermisch vermogen.
37010/15/1/M/8
10/05/2012
Mededeling kleine verandering, vervanging
brander (zware fuel-houtstof) van droger 3
door een brander op aardgas met hetzelfde
vermogen, vervanging van brander (zware
fuel) van conus 2 door een nieuwe brander
op aardgas met een kleiner vermogen
37010/15/3/M/1
11/04/2013
Melding overname
Spanin
Ingediend
Melding overname
1/09/2016
Unilin BVBA
7/07/2014
De eindtermijn van de lopende vergunningen (1/09/2011) werd verlengd tot 1/09/2016 conform art. 4 uit het
2
decreet van 11 juni 2010 .
De bijzondere voorwaarden opgelegd aan Unilin Panels ORB zullen opgelijst worden i.k.v. het MER.
OPLIJSTING BESTAAND - NIEUW
In bijlage 1 wordt de opsplitsing weergegeven van de nieuwe en de bestaande installaties. Deze worden tevens
aangeduid op een grondplan. In de discipline geluid zal de deskundige zich hierop baseren om de toetsing en
effectbeoordeling uit te voeren.
2
Decreet houdende wijzigingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, wat betreft de invoering van
maatregelen tot aanpak van de milieuvergunningenpiek, BS dd 19/07/2010.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.4
1 . 3 . H e t p r o j ec t e n t o e t s i n g m. e . r . - p l i c h t v a n h e t p r o j e c t
HET PROJECT
Unilin Panels ORB wenst na september 2016 (einde van huidige vergunningstermijn) verder spaanplaten te
produceren met een productiecapaciteit van max. 815.000 ton/jaar (of ca. 2.200 m³/dag of 1.450 ton/dag).
Hiertoe zal zij een milieuvergunningsaanvraag indienen om tot een hervergunning te komen. Naast de
hervergunning voor de spaanplaatproductie wenst het bedrijf enkele neveninstallaties bij te plaatsen:
-
Een briketteermachine om het stof van de MDF-platen in het recyclagehout te compacteren;
Een melaminepers;
Een stoomtoestel voor injectie van stoom in de spaankoek.
DE MER-PLICHT
De fabricage van spaanderplaten is opgenomen in bijlage II – 8e van het besluit van de Vlaamse Regering van
3
10 december 2004 :
“houtvezelplaat-, spaanderplaat-, duplex-, triplex-, en multiplexfabrieken met een productiecapaciteit
van 200 ton per dag en meer”
Dit betekent dan ook dat de vooropgestelde hervergunning m.e.r.-plichtig is. Daar enkel een categorie van
bijlage II van toepassing is bij Unilin Panels ORB, kan het bedrijf ontheven worden van de m.e.r.-plicht door het
indienen van een ontheffingsnota. Unilin Panels ORB kiest er echter toch voor om een MER op te maken.
1 . 4 . V e r d e r e b e s l u i tv o r mi n g s p r o c es
Het goedgekeurde MER zal deel uitmaken van een hernieuwing van de milieuvergunning waarin tevens de
voorziene uitbreiding wordt aangevraagd. Voor het project is geen stedenbouwkundige vergunning vereist.
3
Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage
(B.S. 17/02/2005) en gewijzigd door besluit van de Vlaamse regering (B.S.21 mei 2008, 6 september 2011 en 29 april 2013).
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.5
2.
R u i m t el i j k e s i t u er i n g , j u r i d i s c h e e n b el e i d s m a t i g e r an d v o o r w a a r d en
2 . 1 . R u i m t el i j k e s i t u e r i n g v a n d e i n r i c ht i n g
2 . 1 . 1 . A l g e m e n e s i t ue r i n g
SITUERING VOLGENS BESTEMMINGSPLANNEN
Unilin Panels ORB bevindt zich aan de Ingelmunstersteenweg 229 te Oostrozebeke, op de linkeroever van het
kanaal Roeselare-Leie. Het bedrijf is gelegen in een gebied dat bepaald wordt door het RUP ‘Historisch
gegroeid bedrijf Spano te Oostrozebeke’ (RUP_0200_212_00014_00001 – goedgekeurd op 04/07/2003).
De site van Unilin Panels ORB wordt op het RUP hoofdzakelijk ingekleurd als ‘zone voor bedrijfsactiviteiten van
het historisch gegroeid bedrijf’(paars ingekleurd). Naast deze paarse inkleuring komen op het bedrijfsterrein
van Unilin Panels ORB ook een zone voor buffergroen (gestreept groen – noordoostelijk deel van de site) en
een zone voor ‘niet-hinderlijke bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf’ (zwart gestreept –
noordelijk deel van de site) voor. Het gebied ingekleurd als ‘zone voor bedrijfsactiviteiten van het historisch
gegroeid bedrijf’ is echter groter dan het huidig bedrijfsterrein van Unilin Panels ORB. Er zijn nog
uitbreidingsmogelijkheden ten oosten van de huidige site.
Het RUP wijzigt de vroegere gewestplan bestemmingen, Agrarisch gebied (11,2 ha), gebied voor
milieubelastende industrie (18 ha), industriegebied (11,3 ha) en woongebied met landelijk karakter (1,1 ha) in
een zone voor bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf en een reservatiestrook voor secundaire
weg en kade-infrastructuur. Het RUP is weergegeven op figuur II.2.
De bestemming van de gebieden rond het RUP zijn bepaald door het gewestplan. Ten oosten, ook op
linkeroever van het kanaal is een gebied voor milieubelastende industrie gelegen (paars ingekleurd met
opdruk II). In dit gebied zijn verschillende bedrijven gevestigd. Ten Noorden (wijk aan de Nijverheidsstraat) en
deels ten noordoosten (gebied omvat een lintbebouwing langs de Ingelmunstersteenweg en de leegstraat) is
een woongebied met landelijk karakter (rood-witte arcering) gelegen. Ten oosten van het RUP is een agrarisch
gebied (gele inkleuring) gelegen.
Ten zuiden van de site loopt het kanaal Roeselare-Leie. Aan de overkant van het kanaal is een agrarisch gebied
gelegen.
De vestigingsplaats van de onderneming is aangeduid op het bijgevoegde uittreksel van het gewestplan (figuur
II.1).
SITUERING OP TOPOGRAFISCHE KAART
In figuur II.3 wordt de ligging van het bedrijf weergegeven op topografische kaart.
AFSTAND TOT HET VLAAMSE GEWEST
De meest nabije grens van Vlaanderen wordt gevormd met het Waals gewest. De minimale afstand bedraagt
ca. 20 km m.n. in zuidzuidwestelijke richting t.o.v. Unilin Panels ORB.
2 . 1 . 2 . T o e g a n g sw e g e n
Een wegenplan wordt weergegeven in figuur II.4.
Unilin Panels ORB is per voertuig enkel bereikbaar via de Ingelmunstersteenweg (N357).
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.6
De N357 leidt langs westelijke richting naar Roeselare-Rumbeke waarna aansluiting mogelijk is met de E403A17 (Brugge – Kortrijk). Het verkeer van en naar Unilin Panels ORB vanuit oostelijke richting kan gebruik maken
van de N382 die ten zuiden van de site loopt en ten westen van het bedrijf een verbinding maakt met de
Ingelmunstersteenweg. De N382 geeft in oostelijke richting aansluiting op de E17 (Kortrijk - Antwerpen). Op de
E17 is aansluiting op de E40 (richting Brussel of Oostende) mogelijk ter hoogte van Gent.
De aan- en afvoer van grondstoffen/producten kan ook via binnenwateren gebeuren. Er is een kade gelegen
ten zuiden van de site aan het kanaal Roeselare-Leie.
Via het spoor is het bedrijf niet bereikbaar.
2 . 1 . 3 . N a b i j e o m g ev i n g
2.1.3.1.
Woonkernen
De belangrijkste woonkernen in een straal van 5 km van het bedrijf zijn opgenomen in tabel II.1.
Tabel II.1
Woonkernen in een straal van 5 km rond Unilin Panels ORB
Naam
Afstand
Unilin
tot
Richting
Panels
Aantal
inwoners
(ca.)
(exclusief
deelgemeenten)
ORB (km)
Ingelmunster
Ca. 2,5
W
10.800
Oostrozebeke
Ca. 3
NO
7.600
Wielsbeke
Ca. 5
O
3.100
Ooigem
Ca. 3,2
ZO
3.700
Hulste
Ca. 2,5
Z
3.400
Lendelede
Ca. 5
ZW
5.700
Meulebeke
Ca. 3,5
N
11.000
Bavikhove
Ca. 4,5
Z
3.800
2.1.3.2.
Bedrijven
In tabel II.2 wordt een overzicht gegeven van de bedrijven gelegen omheen Unilin Panels ORB. De bedrijven
worden ook aangeduid op figuur II.3.
Tabel II.2
Bedrijven in de omgeving van Unilin Panels ORB
Naam bedrijf
Afstand t.o.v. Unilin Panels
Activiteit
ORB
A&S Energie nv
Aanpalend ten O
Biokrachtcentrale
Plastivan nv
Aanpalend ten W
Productie van kunstofelementen voor de bouw
Euromonta fashion nv
Ten NW
Groothandel
Tissat international nv
Ten NW
Textielbedrijf (productie van katoenen weefsels)
Debackere agro
Ten NW
Grond- en betonwerken
Oostro carpets nv
150 m ten O
Tapijtindustrie
Waelkens nv
150 m ten NO
Textiel (productie vlaggen)
Orotex nv
200 m ten NW
Textiel (productie tapijt en naaldvilt)
Vandekerckhove
250 m ten O
Metaalconstructiebedrijf
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.7
2.1.3.3.
Natuurgebieden
HABITATRICHTLIJNGEBIEDEN
Het dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebied is gelegen op een afstand van 12 km ten NO van de site. Het gebied
heet ‘Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: oostelijk deel’ (BE2300005). Dit gebied is ook een VEN gebied
‘De vallei van de Zeverenbeek’ (nr. 212 – GEN). Binnen dit VEN- en Habitatgebied zijn 3 kleine gebieden als
erkend natuurgebied gelegen (Vallei van de Zeverenbeek).
VEN-GEBIEDEN
Het VEN-gebied ‘Klei van Ieper en Maldegem klei’ (nr.139 – GENO) is gelegen op een afstand van > 3 km ten
NO van de site. Ten westen van de site op een afstand van > 3 km is het VEN-gebied ‘De Mandelhoek’ (nr. 125 GEN) gelegen.
Op een afstand van > 5,5 km ten oosten is het VEN-gebied ‘West-Vlaamse Leievallei’ (nr. 126 – GEN) gelegen.
Op figuur II.5 de VEN-gebieden weergegeven in de ruime omgeving van Unilin Panels ORB te Oostrozebeke
2.1.3.4.
Overstromingsgebieden
In figuur II.6 worden de overstromingsgevoelige zones weergegeven in de ruime omgeving van Unilin Panels
ORB te Oostrozebeke. Het terrein is gedeeltelijk gelegen in overstromingsgevoelig gebied (zuidelijk stuk op het
bedrijfsterrein). Ten westen op een afstand van 200 m en ten oosten op een afstand van 600 m is er een
effectief overstromingsgevoelig gebied gelegen (Bron: geopunt Vlaanderen, watertoets –
overstromingsgevoelige gebieden).
2.1.3.5.
Beschermingszones en Waterwingebieden
De dichtstbijgelegen beschermingszone (type I,II,III) is gelegen op > 16 km ten zuidoosten van de site (ter
hoogte van Avelgem – Kluisbergen). Het dichtstbijgelegen waterwingebied (Bron: galerij en Neyt) is gelegen ter
hoogte van Volkegem op een afstand van ca. 25 km ten OZO van de site.
2.1.3.6.
Beschermende monumenten en landschappen
In de omgeving van de site is het lijnrelict ‘De Mandel (L30041)’ aanwezig ten O en Z op een afstand van ca.
500 m van de site. Binnen een straal van 2 km rond de site zijn geen ankerplaatsen, puntrelicten of relictzones
aanwezig.
Volgend historisch monument is aanwezig in de nabijheid van de site:
-
Muizemolen te Harelbeke (1,6 km ten zuiden van de site);
2.2. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
In tabel II.3 wordt er een overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden. Tevens
wordt er voor de vermelde juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangegeven of zij voor het project
relevant zijn en wordt de relevantie kort toegelicht.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.8
Tabel II.3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
RUIMTELIJK ORDENINGSRECHT
Korte inhoud
Gewestplan
Relevant?
De gewestplannen leggen de bestemmingen van de gronden in
Ja
Vlaanderen vast.
Een uitvoeringsplan is gericht op de uitvoering van een beleid.
bedrijf Spano te Oostrozebeke’
Het
ook
De bestemming van de site zelf is niet bepaald door het gewestplan. De
omgeving van de site echter wel.
GRUP ‘Historisch gegroeid
kan
Bespreking relevantie
beheersmaatregelen
bevatten.
Ja
Deze
De bestemming van de site en van enkele aanpalende percelen is bepaald
door dit GRUP.
uitvoeringsplannen vertrekken steeds vanuit de visie van een
ruimtelijk structuurplan. Het GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf
Spano’ omvat het huidig bedrijfsterrein van Unilin Panels ORB en
de
site
van
A&S
Energy
en
voorziet
nog
uitbreidingsmogelijkheden van Unilin Panels ORB.
Stedenbouwkundige
De verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van
verordening inzake
niet-verontreinigd
hemelwaterputten,
oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat
infiltratievoorzieningen,
hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In
(B.S.8/10/2013)
tweede instantie moet het resterende gedeelte van het
hemelwater,
afkomstig
van
Nee
2 . 2 . 1 . In kader van het project (hervergunning en uitbreiding) worden er
verharde
geen nieuwe verhardingen aangelegd.
hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste
instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd.
Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de
infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.
Vlaamse codex Ruimtelijke
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is een coördinatie van
ordening (in voege sinds
het vroegere decreet ruimtelijke ordening. In deze codex en
1/9/2009)
bijhorende uitvoeringsbesluiten is o.a. bepaald voor welke
activiteiten
een
stedenbouwkundige
aangevraagd te worden.
vergunning
dient
Nee
Er is geen wijziging gepland waarvoor een stedenbouwkundige vergunning
vereist is.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.9
MILIEUBEHEERRECHT
Korte inhoud
Relevant?
Decreet natuurbehoud
Het decreet regelt de bescherming, ontwikkeling, het herstel en
(d.d. 21/10/1997 en latere
beheer van de natuur en vormt de basis voor de afbakening van
van soorten. Het projectgebied is niet gelegen in een VEN-gebied of een
wijzigingen) – incl. bijhorende
VEN-gebieden en legt verbods- en gebodsbepalingen op voor
speciale beschermingszone. Het meest nabije VEN-gebied ten westen van
uitvoeringsbesluiten
handelingen
de site op een afstand van 3,2 km is het VEN-gebied ‘De Mandelhoek’ (nr.
in
VEN-gebied,
vogelrichtlijngebied
Ja
Bespreking relevantie
en
habitatrichtlijngebied alsmede de verplichting tot het uitvoeren
Algemeen relevant (zorgplicht en stand-still principe) en voor bescherming
125 - GEN).
van een habitattoets m.b.t. speciale beschermingszones.
Vogelrichtlijn (79/409/EEG met
De vogelrichtlijn heeft tot doel de instandhouding te bevorderen
uitbreiding 85/411/EEG)
van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het
Europese
grondgebied.
Hiertoe
worden
Nee
Het projectgebied is niet binnen of in de onmiddellijke omgeving van een
Vogelrichtlijngebied gelegen.
speciale
beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones
opgelegd.
Habitatrichtlijn (92/43/EEG)
De habitatrichtlijn heeft tot doel om de biologische diversiteit te
Nee
Het projectgebied is niet binnen of in de onmiddellijke omgeving van een
waarborgen door het in stand houden van de natuurlijke habitats
Habitatrichtlijngebied gelegen. (dichtstbijgelegen gebied is op afstand van
en van de wilde fauna en flora. Hiertoe worden speciale
12 km van de site)
beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones
opgelegd.
Onbevaarbare waterlopen
Regelt ondermeer de bepalingen betreffende de ‘buitengewone
Nee
Het project omvat geen werken of wijzigingen van een waterloop.
Nee
Er zijn geen indicaties dat een archeologische waardevolle site zich t.h.v. of
werken van verbetering of wijziging’ aan waterlopen.
Decreet houdende de
Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het
bescherming archeologisch
herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Via dit
patrimonium (30/06/1993 en
decreet wordt o.m. de vondstmeldingsplicht en de zorgplicht van
latere wijzigingen)
archeologische vondsten geregeld
in de nabijheid van het projectgebied bevindt.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.10
Korte inhoud
Decreet tot bescherming van
Via dit decreet wordt de beschermingsplicht van monumenten,
monumenten, stads- en/of
stads- en/of dorpsgezichten en landschappen geregeld.
Relevant?
Nee
Bespreking relevantie
Het project is niet in of in de onmiddellijke omgeving van beschermde
monumenten of landschappen gelegen.
dorpsgezichten (20/3/1976 en
latere wijzigingen) en het
decreet tot bescherming van
landschappen (16/04/1996).
MILIEUBESCHERMINGSRECHT
Korte inhoud
Bodemdecreet (27/10/06) en
Via het bodemdecreet en het Vlarebo worden kwaliteitsnormen
Vlarebo (14/12/2007)
voor bodem en grondwater vastgelegd, alsmede de regeling
Relevant?
Ja
Bespreking relevantie
Op het terrein zijn verschillende inrichtingen aanwezig die beschouwd
worden als risico-inrichting m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging.
m.b.t. uitvoeren van onderzoeken en sanering van gronden.
Hoofdstuk X van het Vlarebo stelt de regeling m.b.t. het
hergebruik van uitgegraven bodem vast.
Grondwaterdecreet (24/1/1984) Vaststellen principes inzake bescherming en beheer van
Nee
grondwater.
Besluit m.b.t. het afleveren van
Via dit besluit worden de procedures en regelingen m.b.t. het
een vergunning voor watervang
winnen van oppervlaktewater vastgelegd.
Het dichtstbijzijnde waterwingebied (‘Bron galerij en Neyt’) ligt op meer
dan 15 km afstand.
Ja
Unilin Panels ORB beschikt over een captatievergunning
voor het
oppompen van oppervlaktewater (Kanaal Roeselare - Leie).
(3/5/1991)
Besluit Milieukwaliteitsnormen
Dit besluit bepaalt de nieuwe milieukwaliteitsnormen, waaraan
voor oppervlaktewateren,
dient te worden voldaan inzake oppervlaktewater, waterbodems
waterbodems en grondwater
en grondwater.
(21/5/2010)
Ja
Unilin Panels ORB loost bedrijfsafvalwater in de Hulstebeek. De Hulstebeek
mondt uiteindelijk uit in de Mandel.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.11
Korte inhoud
Relevant?
Decreet integraal waterbeleid
Via het decreet worden de doelstellingen en instrumenten m.b.t.
(18/7/2003)
integraal waterbeleid. Dit omvat o.m. het verplicht uitvoeren van
Bespreking relevantie
Ja
Zie hoger.
Ja
Het project omvat diverse vergunningsplichtige activiteiten.
Ja
Het project omvat diverse activiteiten die dienen te voldoen aan de
een watertoets in het kader van de vergunningverlening.
Milieuvergunningendecreet
Het decreet en VLAREM bepalen de inrichtingen waarvoor een
(28/6/1985) & VLAREM I
milieuvergunning dient aangevraagd te worden en bepalen ook
(6/2/1991)
de procedures voor het aanvragen van een milieuvergunning.
VLAREM II (1/6/1995)
Voorwaarden voor vergunningsplichtige inrichtingen.
voorwaarden van VLAREM II.
Materialendecreet en Vlarema
Op 14 december 2011 werd het nieuwe materialendecreet
goedgekeurd. Het implementeert de Europese kaderrichtlijn (EG)
2008/98 voor het beheer van afvalstoffen in Vlaanderen en
verankert
het
duurzaam
materialenbeheer.
Het
decreet
veronderstelt dat een integrale kijk op de materiaalketen
onontbeerlijk is om een blijvende oplossing te vinden voor het
afvalvraagstuk. Het Materialendecreet gaat in op 1 juni 2012.
Parallel aan het decreet, is er een nieuw uitvoeringsbesluit dat
het VLAREA volledig vervangt. Het Vlaams Reglement voor het
duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
(VLAREMA), is goedgekeurd op 17 februari 2012 en bevat meer
gedetailleerde voorschriften over (bijzondere) afvalstoffen,
grondstoffen, selectieve inzameling, vervoer, de registerplicht en
de
uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid.
Het
materialendecreet en het VLAREMA zijn gelijktijdig inwerking
getreden vanaf 1 juni 2012, mits enkele uitzonderingen of
overgangsbepalingen.
Ja
Met de recyclage van hout werkt Unilin Panels ORB mee aan het sluiten
van de materialenkringloop
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.12
Korte inhoud
Relevant?
Kaderrichtlijn Lucht - richtlijn
De kaderrichtlijn lucht legt o.a. kwaliteitsdoelstellingen op.
Ja
2008/50/EG van het Europees
Opm. Voor diverse parameters zijn de kwaliteitsdoelstellingen
Parlement en de Raad
opgenomen in de richtlijn reeds opgenomen in VLAREM II.
Bespreking relevantie
Het project geeft aanleiding tot emissies waarvoor in de richtlijn en
VLAREM II kwaliteitsdoelstellingen zijn vastgelegd.
betreffende de luchtkwaliteit en
schonere lucht voor Europa (P.B.
11/06/2008)
Energiebesluit (19/11/2010)
Het besluit legt specifieke voorwaarden vast voor zogenaamde
Ja
energie-intensieve inrichtingen (inrichtingen met een primair
Het primaire energieverbruik van Unilin Panels ORB is groter dan 0,1
PJ/jaar
energieverbruik van meer dan 0,1 PJ/jaar). Een van de
voorwaarden is de verplichting tot het opstellen van een
energieplan of een energiestudie.
Besluit verhandelbare
Vaststellen van specifieke voorwaarden voor BKG-inrichtingen en
emissierechten (14/5/2004)
het vastleggen van een regeling m.b.t. het toekennen van
Ja
Unilin Panels ORB is een BKG-inrichting
Ja
Unilin Panels ORB beschikt over een aantal koeltorens die onder het
emissierechten.
Legionella besluit (9/2/2007)
Vaststellen
van
voorwaarden
legionellabesmettingen
uitgaande
ter
van
voorkoming
zogenaamde
van
risico-
Legionella besluit vallen.
inrichtingen.
Decreet Algemene bepalingen
Dit decreet regelt o.m. de bepalingen omtrent milieu- en
inzake milieubeleid (5/04/1995)
veiligheidsrapportage
Ja
Unilin Panels ORB is m.e.r.-plichtig
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.13
GEWESTELIJK BELEID
Korte inhoud
Relevant?
Nee
Bespreking relevantie
Ruimtelijk structuurplan
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en
Er zijn geen directe maatregelen of beperkingen van toepassing op het
Vlaanderen (2011)
legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de
project. De ontwikkelingsperspectieven van bedrijven en economische
toekomst.
activiteiten buiten de bedrijventerreinen worden vooral bepaald door de
aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke
draagkracht van de omgeving. Omwille van de verantwoordelijkheid van de
gemeente inzake verlening en/of advisering van de milieuvergunning, de
kennis en inschatting van de plaatselijke toestand komt het de gemeente
toe om ontwikkelingsperspectieven te formuleren voor bestaande
bedrijven buiten de bedrijventerreinen. Het bedrijventerrein langs het
kanaal Roeselare-Leie te Oostrozebeke wordt in de herziening van het RSV
aangeduid als een bijzonder economisch knooppunt. Ten noorden van het
kanaal liggen de potenties tussen Unilin Panels ORB en de Hulstestraat.
Vlaams Ecologisch Netwerk
Afbakening VEN-gebieden. Binnen VEN-gebieden gelden er
(VEN) (1993)
specifieke voorschriften m.b.t. handelingen die toegelaten zijn
Nee
Het projectgebied is niet binnen of in de onmiddellijke omgeving van een
VEN-gebied gelegen.
binnen dergelijke gebieden.
Minaplan 4 (2011-2015)
Legt de krachtlijnen vast van het Vlaamse milieubeleid naar de
Ja
Diverse thema’s uit het Mina-plan zijn relevant voor het project.
toekomst.
Protocol van Kyoto (1997)
Protocol ter reductie van emissie broeikasgassen
Ja
Unilin Panels ORB wordt beschouwd als een energie-intensieve inrichting.
Vlaams Klimaatsbeleidsplan
Beleidsplan ter uitvoering van Kyoto-protocol. Het plan bestaat
Ja
Zie protocol van Kyoto
(VKP) 3de plan 2013-2020
uit een overkoepelend luik en twee deelplannen: het Vlaams
Mitigatieplan (VMP), om de uitstoot van broeikasgassen te
verminderen, en het Vlaams Adaptatieplan (VAP) om de effecten
van de klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.14
Korte inhoud
Relevant?
Protocol van Göteborg / NEC-
Protocol / richtlijn ter reductie van o.m. emissies VOS en NOx.
Ja
richtlijn (11/2001)
Het NEC – reductieprogramma bevat maatregelen ter realisatie
De activiteiten van Unilin Panels ORB geven aanleiding tot de emissies van
NOx. Wat betreft NOx wordt een reductie van de totale NOx-uitstoot op
NEC-reductieprogramma (2006) van de doelstellingen van de NEC-richtlijn.
Vlaams stofplan (2005)
Bespreking relevantie
Vlaams niveau beoogd.
Beleidsplan ter beperking van de concentratie aan fijn stof
Ja
De activiteiten van het bedrijf geven intrinsiek aanleiding tot emissies van
(fijn) stof.
Visiedocument 'De weg naar een Het visiedocument beschrijft de visie van het departement
duurzaam geurbeleid' (sept.
Leefmilieu, Natuur en Energie met betrekking tot het geurbeleid.
2008)
Het is het resultaat van heel wat beleidsvoorbereidend werk en
ja
Unilin Panels ORB heeft verschillende geurbronnen binnen het bedrijf. De
geurimpact wordt onderzocht volgens het visiedocument.
intensief overleg op diverse niveaus en met diverse stakeholders.
De aanbevelingen vermeld in het document omvatten de
belangrijkste maatregelen die op korte termijn (periode 20082010) kunnen gerealiseerd worden. Zo worden o.m. beleidsopties
naar voor geschoven m.b.t. het aanpassen van VLAREM II (o.a.
het
vastleggen
van
geurkwaliteitsnormen
en
emissiegrenswaarden m.b.t. geurstoffen).
Industriële emissierichtlijn
Tot 2011 was de Europese regelgeving voor industriële emissies
(I.E.D.-richtlijn) (2011/75/EU)
vervat in de Richtlijn inzake geïntegreerde preventie en
(17 december 2010)
bestrijding
van
verontreiniging,
oftewel
de
Ja
Unilin Panels ORB is een IPPC inrichting en dient te voldoen aan BBT.
Relevante BBT/BREF’s voor Unilin Panels ORB zijn:
IPPC-richtlijn
-
BBT houtverwerkende nijverheid (2010)
(afkorting van Integrated Pollution Prevention and Control,
-
BBT stookinstallaties en stationaire motoren (2012)
96/61/EG en 2008/1/EG). Deze richtlijn verplichtte de Europese
-
BREF emissions from storage (2006)
lidstaten grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren met een
integrale vergunning voor alle mogelijke soorten van vervuiling,
op basis van BBT’s. (omgezet in VLAREM I en II op 12/01/99). De
Richtlijn Industriële Emissies (Industrial Emissions Directive (IED))
van 06/01/2011 integreert de IPPC- en zes andere richtlijnen (de
Richtlijn grote stookinstallaties, de Afvalverbrandingsrichtlijn, de
Oplosmiddelenrichtlijn
en
drie
Richtlijnen
voor
de
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.15
Korte inhoud
Relevant?
Bespreking relevantie
titaniumdioxide-industrie). De richtlijn dient uiterlijk tegen
07/01/2013 omgezet te worden (o.a. in VLAREM).
Reductieprogramma gevaarlijke
Het Reductieprogramma gevaarlijke stoffen kadert de diverse
stoffen (2005)
elementen van het beleid inzake lozing van gevaarlijke stoffen in
Ja
Unilin Panels ORB loost bedrijfsafvalwater, dat gevaarlijke stoffen bevat, in
de Hulstbeek.
het oppervlaktewater.
Waterbeleidsnota (2005)
De waterbeleidsnota legt de krachtlijnen vast van de visie van de
Ja
Unilin Panels ORB loost bedrijfsafvalwater in de Hulstbeek
Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid in het Vlaamse
Gewest.
PROVINCIAAL BELEID
Korte inhoud
Ruimtelijk structuurplan
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie
provincie West-Vlaanderen
West-Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk
Relevant?
Ja
Bespreking relevantie
Oostrozebeke wordt gezien als een hoofddorp in het RSP. Het
bedrijfsterrein tussen Unilin Panels ORB en de Hulststraat wordt ook in het
(2002 + gedeeltelijke herziening beleid naar de toekomst.
RSP-W-Vl gezien als een regionaal watergebonden bedrijventerrein.
2014)
Provinciaal milieubeleidsplan
Legt de krachtlijnen vast van het provinciaal milieubeleid naar de
West-Vlaanderen (2009-2013)
toekomst.
Ja
Er is een milieubeleidsplan opgesteld (2009-2013) voor de provincie WestVlaanderen. Relevante thema’s zijn luchtverontreiniging, hinder door
lawaai en mobiliteit.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.16
GEMEENTELIJK BELEID
Korte inhoud
Gemeentelijk ruimtelijk
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente
structuurplan Oostrozebeke
en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de
(2006)
toekomst.
Gemeentelijk milieubeleidsplan
Legt de krachtlijnen vast van het gemeentelijk milieubeleid naar
Oostrozebeke (2005-2009 en
de toekomst.
Relevant?
Nee
Bespreking relevantie
In het richtinggevend gedeelte is te lezen dat Unilin Panels ORB voor de
gemeente wordt gezien als een historisch gegroeid bedrijf.
Ja
Het plan geeft aan waar de gemeente naar toe wil met haar stedelijk
milieubeleid. In het gemeentelijk milieubeleidsplan worden 7 thema’s
verlengd tot 2013)
uitgewerkt, waarvan de thema’s mobiliteit en hinder en bijzondere
doelgroepen van het milieubeleid het meest relevant zijn voor het
opstellen van het MER.
Gemeentelijk mobiliteitplan
Legt de doelstellingen, gewenste structuur en de maatregelen
(2002 – actualisatie in 2009)
vast m.b.t. de mobiliteit binnen de gemeente
Gemeentelijk
Geeft weer welke plannen er op langere termijn zijn die door de
natuurontwikkelingsplan (2001)
gemeente zullen uitgevoerd worden i.f.v. het bos.
Ja
Het oorspronkelijk conform verklaarde mobiliteitsplan dateert van 14
januari 2002, in 2009 werd het document geactualiseerd (gevolgd spoor 3).
Nee
Er is een GNOP opgesteld voor de gemeente Oostrozebeke, waarin vooral
aandacht wordt geschonken aan het voeren van een gebiedsgericht beleid.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.17
3.
Het project
3 . 1 . H u i d i g e e n g e p l a n d e v e r g u n d e c a p a c i t ei t en
In tabel III.1 worden de vergunde hoeveelheid, de geproduceerde hoeveelheid in referentiesituatie en de
geplande hoeveelheid weergegeven.
Tabel III.1
Huidige en geplande productiecapaciteiten Unilin Panels ORB
Productie spaanplaten
Referentiesituatie (2013)
Geplande situatie (max)
m³/jaar
477.699
815.000
Ton/jaar*
310.504
530.000
Ton/dag*
940
1.450
* gerekend met een dichtheid van 650 kg/m³ en 365 dagen/jaar
Unilin Panels ORB plant om haar productie verder te zetten met de vergunde installaties. In de geplande situatie
wordt gerekend met een maximale productie van 365 dagen per jaar en een maximale dagproductie van 1.450
ton/dag.
3 . 2 . B e sc h r i j v i n g v a n
referentiesituatie
de
betrokken
activiteiten
en
i n s t a l l a ti e s
in
de
3 . 2 . 1 . A l g e m ee n o v e r z i c ht
De plattegrond van Unilin Panels ORB wordt weergegeven in figuur III.1.
Bij Unilin Panels ORB worden verschillende soorten spaanplaten geproduceerd. Spaanplaten bestaan uit door
verspaning verkregen houtdeeltjes die gebonden worden met lijm bij een bepaalde druk en temperatuur.
Hiervoor zijn verschillende grond- en hulpstoffen nodig die achtereenvolgens in het proces gebruikt worden. Dit
proces is voor de verschillende soorten spaanplaten die bij Unilin Panels ORB geproduceerd gelijkaardig.
Figuur III.2 geeft een schematisch overzicht van dit proces.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.18
Figuur III.2
Schematisch overzicht productieproces spaanplaten
3 . 2 . 2 . P r o d u ct i e p r o c e s S p a an p l a t e n
De verschillende stappen en grond/hulpstoffen in dit proces worden hieronder verder beschreven.
Momenteel zijn er 2 lijnen actief, nl. lijn 4 en lijn 5. Lijn 2 is stilgelegd sinds december 2012.
Lijn 3 is buiten gebruik genomen. De verspanerij (Verspaning 3) en droger 3 zijn wel nog in gebruik.
3.2.2.1.
Grondstoffen
HOUT
Hout is de voornaamste grondstof voor de productie van spaanplaten. Het hout wordt in verschillende
hoedanigheden aangeleverd, zijnde:

Boomstammen, rondhout, kaphout
Het betreft hier o.a. boomstammen die omwille van technische of ethische redenen niet kunnen
aangewend worden als massief hout, dunningshout gekapt in het kader van bosbeheer, … .

Recyclagehout (post consumer hout)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.19
Recyclagehout bestaat uit houten producten die reeds voor andere doeleinden zoals meubels, paletten, …
werden aangewend. Het betreft hier zowel behandeld als onbehandeld recyclagehout. Het recyclagehout
wordt zowel buiten als binnen opgeslagen.
Er dient opgemerkt te worden dat het behandelde hout conform de bepalingen van art. 5.2.3bis.4.14 van
VLAREM II als niet verontreinigd behandeld hout dient beschouwd te worden.

Plaketten en houtkrullen
Het betreft hier resthout afkomstig van houtverwerkende industrieën zoals zagerijen, meubelindustrie,
timmerbedrijven, … Naargelang de grootte wordt er een onderscheid gemaakt tussen plaketten
(houtspanen van enkele centimeters) en houtkrullen.

Stof
De brander van de drogerinstallatie werkt o.a. op houtstof. Voor het lossen van het houtstof is er een losplaats
voorzien. Deze losplaats bestaat uit een losput waarin het houtstof gelost wordt. Het lossen gebeurt via
walkingfloors.
LIJM
Bij Unilin Panels ORB wordt gebruik gemaakt van ureumformaldehydelijm (UF-lijm) en melamineureumformaldehydelijm (MUF-lijm). De componenten van UF-lijm zijn formaldehyde en ureum. Formaldehyde
wordt gevormd uit oxidatie van methanolethers, bij een overmaat aan lucht of uit zuurstofarme mengsels. Op
die manier wordt een waterige oplossing gevormd, die voor 38% uit formaldehyde bestaat. Dit reageert met
kristallijn ureum in een reactor tot hoogmoleculaire polymeren. Door destillatie kan de overmaat aan water
verwijderd worden en houdt men een vloeistof over die voor 66% uit vaste stof bestaat. MUF-lijm is een variant
op de klassieke UF-lijm. De component melamine zorgt ervoor dat de lijm beter bestand is tegen vocht en
warmte. De MUF-lijm is duurder dan de UF-lijm. Sedert 2014 wordt ook MDI als additief aan de UF-lijm
toegevoegd. De toevoeging van MDI als additief zorgt voor een snellere reactie van de UF-lijm waardoor een
hogere productiecapaciteit behaald kan worden.
3.2.2.2.
Hulpstoffen
Aan een spaanplaat worden enkele hulpstoffen toegevoegd om de eigenschappen van de plaat te verbeteren.
Deze kunnen bestaan uit:

Waterwerende stoffen.
Om de wateropname van spaanplaten binnen de perken te houden wordt paraffinewas aan de lijm toegevoegd.

Verharders
Door gebruik te maken van verharders hardt de lijm sneller uit wat betekent dat in de pers een hoge
productiesnelheid gerealiseerd kan worden. Er wordt geopteerd voor ammoniumnitraten of –sulfaten. Door de
verzurende eigenschappen van deze stoffen wordt de uitharding versneld. Ammoniak of ureum worden als
bufferstof toegevoegd om de reactie voor het persen te vertragen.

Brandvertragers
Brandvertraging kan gerealiseerd worden door toevoeging van brandvertragende middelen, door toevoeging
van minerale bindmiddelen of door het verhogen van de densiteit.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.20
3.2.2.3.
Aanvoer - opslag
De aanvoer van grond- en hulpstoffen gebeurt met vrachtwagens. Na een kwaliteitscontrole en weging wordt
het hout gestapeld volgens grootte: massieve stukken, spanen, fijne deeltjes en houtkrullen. De opslag van het
hout bevindt zich hoofdzakelijk in open lucht, grotendeels achteraan en aan de zijkant van het bedrijfsterrein of
in losputten.
De hulpstoffen worden na controle in de voorraadtanks gepompt of de opslag gebeurt in vaten of multiboxen.
De opslag van fuel, paraffine, formol en lijmen gebeurt hoofdzakelijk in bovengrondse tanks. De opslag van
smeerolie en kleurstoffen gebeurt in vaten of multiboxen.
Milieuaspecten
Daar het hout, zowel de grove als fijnere fractie buiten opgeslagen wordt, vormt dit een bron van niet-geleide
stofemissie.
De meerderheid van de aanwezige opslagtanks en opslagvoorzieningen beantwoorden aan de geldende
regelgeving (i.k.v. bodembescherming). Er is een periodieke controle van de tanks en de leidingen.
3.2.2.4.
Breken van hout
Het aangevoerd recyclagehout (>10 cm) wordt gebroken in een mobiele breekinstallatie. Deze installatie bestaat
uit een hamermolen en diversie transportsystemen.
Milieuaspecten
Er is stofvorming bij het (voor-)breken en transporteren van het hout. Op de mobiele breker is geen afzuiging
voorzien.
3.2.2.5.
Mengen-Verspanen
Het hout wordt via diverse toevoersystemen naar de verspaanders gevoerd en gesneden tot spanen van
welbepaalde dikte, lengte en breedte en opgeslagen in silo's. Het is van een groot belang dat onzuiverheden
vooraf verwijderd worden (opschoningsproces zie figuur III.3). Dit is voornamelijk van belang bij het gebruik van
recyclagehout. Na het verspanen wordt er nogmaals gesorteerd. Metallische deeltjes worden verwijderd met
behulp van een bovenbandmagneet. Dit is een draaiende magneetband waaronder de spaanmassa gevoerd
wordt, en die zo metaal verwijderd. De fijne fractie in het resthout wordt doorheen de gevormde spanen
gemengd. Na het verspanen worden de (vochtige) spanen opgeslagen in silo's, vooraleer gedroogd te worden.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.21
Figuur III.3: Overzicht opschoningproces
(a) en (b): De kuisinstallatie bestaat uit twee kuislijnen die de plaketten reinigen. De ferro afscheider verwijdert,
met behulp van een magneet, het ijzer uit het materiaal. De non-ferro afscheider verwijdert de overige nietmagnetische metalen zoals aluminium, koper, zink,.. met behulp van een inductierol.
(c) Het resterende materiaal wordt door schijvenbed 1 in 3 fracties verdeeld: grofste, middelgrote en fijnste
materiaal.
(d) Het grofste materiaal kan de werking van de installatie verstoren en wordt daarom afgescheiden naar buiten
waar het in een opslagbox belandt.
(e) Het fijnste materiaal gaat naar de windzift die zand, steen en kleine metaaldeeltjes verwijdert.
(f) Na de windzift komt het fijnste materiaal opnieuw bij het middelgrote en komt het in de chip cleaner terecht
die al het materiaal met een hogere densiteit dan hout afscheidt.
(g) Schijvenbed 2 verdeelt het materiaal opnieuw in 2 fracties
(h) Het fijne materiaal gaat naar de silo voor de hamermolens
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.22
(i) Het grovere materiaal gaat naar de buffersilo voor de mesring-verspaners (maiers)
Milieuaspecten
De stofemissies die ontstaan in de verspaanderij worden afgezogen via cyclonen.
Opschoningsinstallatie is gesitueerd in een gesloten ruimte, voorzien van stofafzuiging.
3.2.2.6.
Drogen
Na verspaning hebben de spanen een verschillend vochtgehalte en kunnen ze nog niet verwerkt worden tot
platen, omdat bij de verwerking stoom zou kunnen ontstaan die kan leiden tot een verminderde hechting van de
spanen. Het hout (recyclage of vers rondhout) kan bijgevolg pas verwerkt worden wanneer dit voldoende droog
is. Het hout wordt gedroogd tot ongeveer 1,5 à 3 % eindvochtigheid. Dit gebeurt bij Unilin Panels ORB in direct
gestookte spaandrogers met een gedeeltelijke recirculatie van de afgassen. Er is bijgevolg direct contact tussen
de rookgassen (afkomstig van verbranding van aardgas en/of houtstof), gerecirculeerde afgassen en de te
drogen spanen.
In de brandkamer is er een gemengde verbranding van houtstof en aardgas. De houtspanen worden in
draaitrommels gedroogd. De spanen worden daarna over een cycloon gescheiden van de lucht.
Milieuaspecten
De luchtemissies afkomstig van de cyclonen die de spanen van de lucht scheiden worden via een natte
elektrofilter geleid alvorens uiteindelijk geëmitteerd te worden in de lucht. Iedere droger beschikt over een
dergelijke WESP-filter. Een WESP-filter (Wet Electrostatic Precipitator = Natte Electrofilter) bestaat uit 3 zones.
In een eerste zone worden de drogergassen met water besproeid tot een verzadigingspunt wordt bereikt. In een
tweede zone worden de gassen over een verdeelplaat door een buizenstelstel gestuurd waarbinnen een aantal
hoogspanningskabels gespannen zijn. Door het spanningsveld worden de stofdeeltjes gepolariseerd en naar de
wanden van het buizenstelsel geleid. Een periodieke spoeling van het buizenstelsel houdt de wanden proper, d.i.
het neergeslagen stof afkomstig van de rookgassen, wordt verwijderd. Het waswater en het spoelwater worden
behandeld: de vaste bestanddelen worden verwijderd met vorming van filterresidu, waardoor het water in een
kringloop herbruikbaar is. De derde zone leidt de gereinigde gassen via de schouw naar buiten.
Karakteristiek voor WESP-filters is het hoge afscheidingsrendement voor fijn stof. Zo kan tevens een hoog
afscheidingsrendement bekomen worden voor stofgebonden emissies zoals zware metalen en dioxines. Voor
organische stoffen wordt met een WESP in het algemeen slechts een beperkt afscheidingsrendement bekomen,
dat wel toeneemt met hogere wateroplosbaarheid van deze organische stoffen en de mogelijkheid van
verwijdering via de slibafscheiding bij de waterbehandeling. Op andere polluenten zoals CO en NOx heeft een
WESP-filter geen impact.
Bij uitval van de WESP (gedurende een beperkt aantal uren per jaar) is er een mogelijkheid om toch verder te
werken. De afgassen worden dan in de atmosfeer geloosd via een noodschouw.
3.2.2.7.
Zeven
De gevormde spaanplaten bestaan uit drie lagen: de onderste en de bovenste laag bestaan uit fijnere spanen, de
kern bestaat uit grovere spanen. Het is dus noodzakelijk om de spanen te scheiden volgens grootte. De scheiding
gebeurt aan de hand van mechanische schudzeven en leidt tot volgende fracties:


Grofgoed bestemd voor verder verfijnen en ziften;
Normaalgoed: bestemd voor de middenlaag van de spaanplaat;
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.23



Fijngoed: bestemd voor de tussenlaag tussen midden en buitenlagen van de spaanplaat;
Fijnste fijngoed: bestemd voor de buitenlaag van de spaanplaat;
Houtstof: brandstof voor de brandkamer bij de drogerinstallaties. Het ziftstof afkomstig van
recyclagehout wordt momenteel afgevoerd wegens te veel contaminatie met zware metalen.
Deze verschillende fracties worden in silo's opgeslagen alvorens gemengd te worden in de belijmerij.
Milieuaspecten
Vele transporten van de verschillende fracties gebeuren pneumatisch en de spanen worden uit de luchtstroom
afgescheiden met cyclonen; de luchtuitlaat van deze cyclonen wordt in mouwenfilters geleid om het houtstof
dat in de luchtstroom niet afgescheiden werd in de cyclonen, op te vangen.
3.2.2.8.
Belijmen
Aan de verschillende spaanfracties wordt de UF-lijm en de hulpstoffen afzonderlijk toegevoegd. MUF-lijm wordt
toegevoegd aan de waterbestendige en brandvertragende platen. De watervaste platen krijgen eveneens een
groene kleur mee als herkenning, de brandvertragende een rode kleur. Het belijmen is een continu proces
waarbij de benodigde hoeveelheid lijm aangepast wordt aan de toegevoerde spaanstroom. Na het belijmen
hebben de spanen een vochtgehalte van 6 à 8 %.
Milieuaspecten
3.2.2.9.
Strooien
In deze fase wordt de spaankoek gevormd. Eerst en vooral wordt een laag fijn materiaal gestrooid, vervolgens
een laag grof materiaal om te eindigen met een laag fijn materiaal. De gekozen dikte van de spaankoek is
afhankelijk van de dikte en het volumegewicht van de toekomstige plaat.
Milieuaspecten
3.2.2.10. P e r s e n
In de continupers wordt de gevormde spaankoek gepolycondenseerd en gebeurt de uitharding met een
overdikte van 0,5 à 0,6 mm. De perstijd is afhankelijk van de gewenste dichtheid, het vochtgehalte, de lijm en de
persdruk. Elektronische diktemetingen worden uitgevoerd voor bijsturing zodat een zeer gelijkmatige
oppervlakte- en densiteitstructuur bekomen worden. Via een computergestuurde zaag worden de platen op de
gewenste lengte gezaagd.
Milieuaspecten
Bij het persen ontstaan er ter hoogte van de spaanplaatpersen voornamelijk formaldehyde emissies, deze
emissies komen voornamelijk vrij op het einde van de pers, waar de geperste, nog warme spaanplaat
ontspannen wordt. Deze dampen/afgassen worden geëvacueerd via verschillende afzuigventilatoren (per pers
12) in het dak.
De warmte nodig om het persen wordt geleverd door warme thermische olie die door thermische olieketels
opgewarmd worden.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.24
3.2.2.11. Z a g e n
Na de pers wordt de eindeloze houtspaanplaat op lengte gezaagd zodanig dat men afzonderlijke delen bekomt.
Milieuaspecten
Het stof dat vrijkomt wordt afgezogen en afgevoerd.
3.2.2.12. K o e l e n
Het koelen van de plaat heeft als doel de lijm te laten uitharden en het evenwichtsvochtgehalte te laten
intreden. Het koelen gebeurt door de platen na het persen in een groot waaiervormig draaistel te schuiven. De
tijd dat de plaat nodig heeft om een halve cirkel mee te draaien bedraagt 30 minuten. Deze periode is voldoende
om het grootste deel van de perswarmte te laten ontsnappen.
Milieuaspecten
Er is ter hoogte van de wender mogelijks nog emissie van VOS, deze emissie wordt afgezogen en doorheen het
dak uitgestoten.
3.2.2.13. S c h u r e n
Vooraleer de platen geschuurd worden, worden ze gestapeld per dikte, breedte, lengte en soort. Het schuren
zorgt ervoor dat de plaat de einddikte krijgt.
Milieuaspecten
Het stof dat vrijkomt bij het schuren wordt afgezogen en wordt ofwel opnieuw in het productieproces gebracht
of geleid naar de verbrandingsinstallatie.
3.2.2.14. V e r z a g e n – V e r p a k k e n
Na het persen werden de platen op standaardlengte gezaagd, nu worden ze op hun eigenlijke maat gezaagd.
Enerzijds in standaardformaten en anderzijds op maat van de klant.
Met behulp van de tand- en groeflijn kan aan de randen van de spaanplaten een tand en groef aangebracht. Dit
is een bijkomende bewerking die slechts op een deel van de productie wordt uitgevoerd.
Tenslotte worden de platen gegroepeerd en met spanbanden verpakt.
Milieuaspecten
Opnieuw wordt het stof dat vrijkomt afgezogen en afgevoerd.
3.2.2.15. O p s l a g
Na het verpakken worden de platen klaargezet in het magazijn om geleverd te worden.
Milieuaspecten
3.2.2.16. T r a n s p o r t
De platen worden naar de klant gebracht met vrachtwagens. Het laden van de vrachtwagens gebeurt met
heftrucks.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.25
3 . 2 . 3 . A n d e r e p r o ce s se n b i j U n i l i n P a n e l s O R B
LAKSTRAAT
De lakstraat heeft tot doel spaan- en/of MDF-platen (vanuit de vestiging Unilin Bazeilles – Frankrijk) te lakken
met een doorschijnende of witte lak. Deze gelakte platen worden vooral als bekistingsplanten gebruikt. Door het
lakproces komend deze platen gemakkelijker los van de bekisting, men krijgt hierdoor een egaal oppervlak.
Daarenboven kunnen deze gelakte platen vele malen meer hergebruikt worden dan de klassieke platen.
In grote lijnen bestaat de laklijn achtereenvolgens uit:
-
Diverse transporteenheden, een buffereenheid en een wentelaar;
Rollenbaan;
Schuurmachine;
IR belichting (opwarming oppervlak);
UV-droging (1 eenheid, gedeeltelijke droging);
2 lakeenheden (alternerend gebruik van witte of transparante lak);
UV-droging (5 eenheden);
2 lakeenheden (alternerend gebruik van witte of transparante lak);
Schuurmachine;
Diverse transporteenheden,
2 lakeenheden;
UV-droging (1 eenheid, gedeeltelijke droging);
1 lakeenheid;
UV-droging (5 eenheden);
Afstapeling of transport naar wentelaar.
Milieuaspecten
De stofemissies die ontstaan in de schuurmachine zijn volledig omsloten en worden afgezogen en geleid naar
een stoffilterinstallatie (mouwfilters).
Er wordt gelakt met watergedragen lakken (geen organische oplosmiddelen) en UV-hardende lak (arm aan
organische opslosmiddelen. VOS-emissies worden bijgevolg niet beschouwd. Naar geluidsaspecten is de
installatie geluidsarm.
Ter hoogte van de lakeenheden is er, ter bescherming van de bodem, een vloeistofdichte inkuiping voorzien.
3 . 2 . 4 . O n d e r s t e u n e n d e i n s ta l l a t i e s : e n e r g i e p ro du c t i e
Er wordt bij Unilin Panels ORB energie geproduceerd om de spanen na het opschoningsproces te drogen. Dit
gebeurt in een directe droger. Per lijn is er 1 droger (nl. Droger 4 en droger 5, 2*18 MW) aanwezig. Daarnaast is
ook nog droger 3 actief om plakketten van vershout te drogen. Deze 3 drogers gebruiken aardgas en houtstof als
energiebron.
Om de thermische olie voor de perslijnen op te warmen worden Konus 4 (3,5 MW) en Konus 5 (5 MW) gebruikt.
In tabel III.2 wordt een overzicht van de energieproductie bij Unilin Panels ORB weergegeven. In 2013 was Konus
2 (0,5MW – lichte stookolie/aardgas) nog in gebruik maar nu niet meer (buitengebruikstelling december 2012).
In figuur III.4 zijn de belangrijkste installaties in een flow-chart weergegeven.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.26
Tabel III.2
Overzicht van huidige energieproductie bij Unilin Panels ORB
Installatie
Nominaal thermisch ingangsvermogen
Brandstof
(kWth)
Directe houtdroger 3
11.628
Aardgas/houtstof
Directe houtdroger 4
18.000
Aardgas/houtstof
Directe houtdroger 5
17.985
Aardgas/houtstof
Konus 4 (opwarmen thermische olie)
3.500
Aardgas
Konus 5 (opwarmen thermische olie)
5.000
Aardgas
3 . 3 . B i j k o m e n d e a c t i v i t e i te n e n i n s t a l l a t i e s i n d e g e p l a n d e s i t u a t i e
In de geplande situatie voorziet Unilin Panels ORB een nieuwe briketteermachine, een stoomtoestel en een
melaminepers.
MELAMINEPERS
De spaanplaat wordt langs beide zijden voorzien van één of meerdere lagen melaminepapier en vervolgens
geperst. Door de invloed van hoge temperatuur en hoge druk, treedt er hier een verdere polymerisatie op
waardoor het papier blijft kleven aan de plaat.
STOOMTOESTEL
Via een stoomketel wordt stoom geïnjecteerd in de spaankoek. Op deze manier wordt de koek sneller
opgewarmd waardoor verblijftijd in de pers korter wordt, m.a.w. de spaantemperatuur is al hoger alvorens hij de
pers binnentreedt en dus de perssnelheid verhoogd kan worden.
BRIKETTEERMACHINE
De briketteer-installatie zal gebruikt worden om fijn stof te compacteren zodat het beter verhandelbaar is voor
transport en beter inzetbaar is voor verbranding.
Probleem nu is dat de fractie zo fijn is dat dit problemen veroorzaakt in verbrandingsinstallaties omdat door de
separate dosering van dit stof het verbrandingsproces moeilijk in de hand te houden is.
De briketteer-installatie zal het houtstof in schijfjes persen zodat een vaste massa ontstaat.
De grondstof zal gelost worden in een overdekte losplaats en via een transportband naar de 2
briketteermachines getransporteerd worden.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.27
3.4. Waterhuishouding
3 . 4 . 1 . A l g e m e ne w at e r b a l a ns
De waterhuishouding wordt schematisch weergegeven in Figuur III.5.
Het schema geeft een overzicht van de herkomst van het gebruikte water, de watergebruiken en de bestemming
van het afvalwater. De verbruiken zijn gegroepeerd per locatie (opslag en productielijnen).
In het beschrijvend gedeelte van het MER zal een hydraulische balans worden opgemaakt en zal worden
afgewogen of er sprake is van niet-verontreinigd hemelwater dan wel bedrijfsafvalwater. Afhankelijk van
eventuele maatregelen in de geplande situatie, kan dit onderscheid wijzigen en dus verschillen tussen de
referentiesituatie als de geplande situatie. Specifieke aandacht zal worden besteed aan de (mogelijkheid tot)
opsplitsing van de verschillende (afval)waterstromen.
3.4.2. Watergebruik
Bij Unilin Panels ORB wordt zowel oppervlaktewater, hemelwater als leidingwater aangewend voor de
verschillende processen/activiteiten, waarbij voornamelijk oppervlaktewater wordt verbruikt en slechts een
beperkt aandeel hemelwater en leidingwater. De respectievelijke verbruiken worden weergegeven in tabel III.3.
Tabel III.3
Verbruiken voor de verschillende waterbronnen in referentiejaar 2013
Waterbron
Verbruik in 2013
Percentage op totaalverbruik
Oppervlaktewater
109.958 m³
96,5%
Leidingwater
368 m³
0,3%
Hemelwater
Totaal verbruik
3.684 m³
114.010 m³
3,2%
100%
Het oppervlaktewater wordt onttrokken uit het Kanaal Leie-Roeselare en wordt, na behandeling, gebruikt als
proceswater. Het verbruik wordt opgevolgd door een teller op de kanaalwaterpomp en voorziet in vrijwel het
volledige waterverbruik (96,4% in referentiejaar 2013). Het kanaalwaterverbruik vervangt het vroegere hoge
leidingwaterverbruik voor laagwaardige toepassingen, a.g.v. een gezamenlijk project met de VMW, waarbij een
beperkte behandeling van het kanaalwater wordt voorzien.
Hemelwater is de tweede grootste waterbron en is afkomstig van een recent gebouwde hemelwaterbuffer van
1.000 m³, aangesloten op het dakoppervlak van 255 m² van het laatst bijgezette gebouw.
Leidingwater wordt enkel aangewend indien drinkwater noodzakelijk is (keukens, lavabo’s en douches) en
bedraagt slechts een verwaarloosbaar aandeel van het totaalverbruik (< 1%).
Kanaalwater (beperkt voorbehandeld) en hemelwater wordt voor het grootste deel verpompt naar twee
buffertanks (nl. één voor de productielijnen en één voor droger 3). Hydrofoorgroepen zorgen dan voor de
bevoorrading van proceswater vanuit deze buffers. De bevoorrading gebeurt op 8 bar, via het zgn. 8 bar net.
Belangrijke toepassingen voor proceswater zijn:

Sproeiwater voor de spaanderplaten: Dit dient voor koeling van de geperste platen. Dit water wordt
door fijne sproeikoppen verdeeld (0,5 mm opening).

Reinigen van cyclonen. Een aantal cyclonen dient regelmatig (ongeveer om de drie weken) met water
gereinigd te worden. Hiervoor wordt een lans met speciale sproeikop in de cycloon gelaten.

Bluswater: er wordt regelmatig geoefend met bluswater en schuim.

Koelen droger: indien de drogers te hoog in temperatuur gaan, wordt water gebruikt voor de koeling.

Lijmbereiding: gebeurt in de centrale lijmkeuken en in de verschillende productielijnen.

Kleinere reinigingen (o.a. het afstomen van het rollend materieel en bepaalde machineonderdelen):
Dit gebeurt op een speciaal daartoe voorziene plaats.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.28

Besproeiingen tijdens activiteiten in het houtpark.

Waterbevoorrading van de 3 WESP-filters.
Voor het sanitair wordt voor 90% kanaalwater en voor 10% leidingwater aangewend.
3 . 4 . 3 . B e d r i j f s a f v a lw a te r
Het bedrijf beschikt over een vergunning voor het lozen van bedrijfsafvalwater. Dit bestaat in principe enkel uit
als potentieel verontreinigd beschouwd hemelwater.
Slechts een deel van het hemelwater dient te worden beschouwd als potentieel verontreinigd hemelwater. Het
betreft m.n. het hemelwater dat wordt opgevangen op de niet overdekte houtopslagplaatsen. Een groot deel
van het opgevangen hemelwater op die locatie zal worden opgenomen in het opgeslagen hout en doet als
dusdanig dienst als remediëring tegen opstuivend stof. Deze twee zones voor houtopslag worden aangeduid op
figuur III.6 en bedragen respectievelijk 1.280 m² (zone 1) en 2.200 m² (zone 2). Rekening houdende met een
4
gemiddelde neerslag van 800 l/m².jaar geeft dit een maximaal lozingsdebiet van 3.480 m³/jaar .
Figuur III.6
Zones voor houtopslag
Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd afkomstig uit het proces. Een groot deel van het proceswater wordt
aangewend in de nat-elektrofilter die de drogergassen reinigt. Dit water zal verdampen. Proceswater wordt
verder aangewend voor bevochtiging en verneveling. Dit proceswater absorbeert in het materiaal en zal later bij
de verwerking ervan verdampen.
4
Hier wordt nog geen afvloeicoëfficiënt (verdampingsverliezen e.d.) in rekening gebracht. In werkelijkheid zal dit jaardebiet nog lager liggen.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.29
Voor de aanmaak van lijm is een hoeveelheid proceswater nodig die uiteindelijk in het product terecht komt.
Afvalwater dat hierbij ontstaat, wordt opgevangen in de lijmputten, die op regelmatige basis worden
leeggetrokken en waarvan de inhoud wordt afgevoerd voor externe verwerking.
Momenteel zal meer dan 90% van het proceswater op het materiaal absorberen, in het product opgenomen
worden en/of verdampen. Een beperkte hoeveelheid (+/- 5%) wordt voor verwerking afgevoerd naar een erkend
verwerker.
Het bedrijfsafvalwater, dat dus bestaat uit potentieel verontreinigd hemelwater, wordt geloosd via hetzelfde
rioleringsstelsel als het overige hemelwater. Er is dus geen opdeling van beide stromen. De afwatering wordt
besproken in een aparte paragraaf (§ 3.4.6).
In het MER zal een overzicht worden gegeven van de geldende lozingsvergunning en normen. De beschikbare
analyseresultaten van de geloosde afvalwaterstromen worden getoetst aan deze normen en de
milieukwaliteitsnormen en, waar nodig, zal de noodzaak voor bijkomende normen worden geëvalueerd.
3 . 4 . 4 . S a n i t a i r a f v a lw a t e r
Huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties. In totaal zijn er een zevental sanitaire
voorzieningen. Er wordt hoofdzakelijk hemelwater aangewend in de sanitaire installaties. Het huishoudelijk
afvalwater wordt volledig opgevangen in ondergrondse citernes, die op regelmatige basis worden leeggezogen
en waarvan de inhoud wordt afgevoerd door een externe verwerker. Er is m.a.w. geen lozing van sanitair
afvalwater.
3 . 4 . 5 . N i e t - v e ro n t re i n i g d h em e lw a t e r
De totale oppervlakte van het bedrijfsterrein van Unilin Panels ORB is ongeveer 34 ha. Hiervan is er ca. 21 ja
e
volledig verhard. Het verhard terrein is grofweg opgedeeld in twee delen waarvan ongeveer 1/3 afwatert naar
e
de voorkant, op de riolering van de Ingelmunstersteenweg, en 2/3 naar de achterkant, via het lozingspunt op de
Hulstebeek. De afwatering wordt besproken in een aparte paragraaf (§ 3.4.6).
Een verharde oppervlakte van 21 ha is, rekening houdende met een gemiddelde jaarlijkse neerslag van 800 l per
m² per jaar, goed voor een jaarlijks hemelwaterdebiet van 168.000 m³. Hiervan wordt slechts een zeer beperkt
gedeelte, goed voor 0,1%, aangewend.
Een beperkt deel van het hemelwater opgevangen op de site (zone 3 op plan), goed voor 255 m², wordt
gebufferd voor hergebruik in lijn 3.
Er is geen apart rioleringsstelsel voor hemelwater.
In het MER zal de impact van de lozing van hemelwater worden besproken, net als alternatieven voor de huidige
hemelwaterafvoer (gebruik, infiltratie, buffering).
3 . 4 . 6 . A f w a t e r i n g s s i t u at i e
Zoals in bovenstaande paragrafen toegelicht, is er geen gescheiden riolering aanwezig op het bedrijf. Daar
sanitair afvalwater apart wordt opgevangen en afgevoerd, is dus enkel het bedrijfsafvalwater (o.a. potentieel
verontreinigd hemelwater) en niet-verontreinigd hemelwater gemengd. Er zijn twee lozingspunten op het
terrein.
Het lozingspunt vooraan mondt uit in het openbaar rioolstelsel, dat niet is aangesloten op een operationele
openbare afvalwaterzuiverings-installatie. Deze riolering ligt volgens het zoneringsplan in een zuiveringszone C,
d.i. een collectief te optimaliseren buitengebied, wat wil zeggen dat de aansluiting op een RWZI zal worden
gerealiseerd. Navraag bij Aquafin geeft een te verwachten uitvoeringsdatum op van 2017 waarbij een aansuiting
zou worden gerealiseerd op de RWZI van Ingelmunster. Via dit lozingspunt wordt ongeveer 1/3e van het
hemelwater afgevoerd en quasi geen proceswater.
Het tweede lozingspunt bevindt zich achteraan op de site en loost op de Hulstebeek, die via de Ooigembeek op
de Mandel uitmondt. Het lozingspunt achteraan ontvangt het merendeel van het water afkomstig van de
besproeiing van het houtpark en het regenwater van het houtpark en 2/3e van het hemelwater.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.30
Meer informatie over de ontvangende waterlopen en riolering wordt gegeven in deel Afbakening studiegebied –
referentiesituatie – effectvoorspelling en –beoordeling van deze kennisgeving (§ 7.1).
In het MER zullen de mogelijkheden worden bekeken voor een alternatieve afwateringssituatie. Eventuele
wijzigingen zullen ook hun gevolgen hebben op het evaluatiegedeelte (al dan niet (gescheiden) lozen naar RWZI
en/of RWA, etc.).
3 . 5 . R i si c o - a c t i v i t ei t e n m. b . t . b o d e m - e n g r o n d w a t e r v e r o n t r e i ni g i n g
De risico-activiteiten van Unilin Panels ORB m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging omvatten diverse
activiteiten (transfo’s, garage, verdeelinstallatie, …) en de opslag van gevaarlijke producten in opslagtanks.
In tabel III.4 wordt een overzicht gegeven van de actuele Vlarem- en Vlarebo-rubrieken.
Tabel III.4
Overzicht van de actuele Vlarem- en Vlarebo-rubrieken
rubriek
Omschrijving rubriek
Klasse
Vlarebo
2.1.2.b.
opslag en overslag van afvalstoffen
1
A
2.2.2.b.2.
opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen uit 2.2.1.c.
1
A
2.2.2.f.2.
opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen
1
2.3.4.2.a.2.2.
opslag en medeverbranding van niet verontreinigd behandeld houtafval
1
-
3.4.2.
lozen van bedrijfs-afvalwater (sanitair + industrieel)
2
-
4.3.b.1.i.
aanbrengen bedekkings-middelen
3
A
7.1.3.
productie, verwerking of behandeling van chemicaliën
nvt
12.2.1.
transformatoren < 1.000 kVA
3
12.2.2.
transformatoren > 1.000 kVA
2
15.1.2.
stallen van voertuigen
2
-
15.2.
garagewerkplaats
3
A
16.3.1.2.
luchtcompressoren
2
-
16.4.1.
vulstation verplaatsbare gasflessen
1
-
16.7.2.
opslag gassen in flessen
2
-
16.8.2.
opslag gassen in tanks
2
-
17.3.2.3.
opslag van giftige en ontplofbare stoffen
1
B
17.3.3.3.
opslag oxiderende, schadelijke, irriterende, … stoffen
1
B
17.3.4.2.a.2.
opslag P1-producten
2
A
17.3.5.1.
opslag P2-producten
3
-
17.3.6.3.a
opslag P3-producten
1
B
17.3.7.2.a.
opslag P4-producten
2
A
17.3.9.3.
installatie voor ontvangen, opslag en laden van vloeibare koolwaterstoffen
1
B
19.1.3.a.
fineer-, triplex-, houtvezel en spaanderplaatfabriek
1
O
19.3.3.a.
mechanische behandeling van hout
1
O
19.3.3.a.
mechanisch behandelen van hout
1
O
19.5.3.
drooginstallaties
1
-
19.6.3.a.
opslag van hout
2
-
-
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.31
rubriek
Omschrijving rubriek
Klasse
Vlarebo
19.6.3.a.
opslag van hout
2
-
19.9.
De industriële fabricage van een of meer van de volgende platen en panelen van 1
hout: oriented strand board (OSB), spaan-plaat, vezel-plaat met een productiecapaciteit van meer dan 600 m³ per dag (Er kan overlapping zijn met een of meer
subrubrieken van rubriek 19.)
23.2.3.a.
mechanische bewerking kunststoffen
1
O
23.3.1.a.
opslag kunststoffen
3
-
24.4.
laboratoria
3
-
26.1.2.a.
bereiden van lijmen
2
B
26.2.
opslag van lijm
2
-
29.5.2.1.a.
mechanische behandeling van metalen
3
O
43.1.3.
stookinstallaties
1
A
43.3.
stookinstallaties meer dan 50 MW
1
A, S
43.4.
verbrandingsinstallaties meer dan 20 MW
1
A
BODEMBESCHERMENDE MAATREGELEN
De hulpstoffen worden na controle in de voorraadtanks gepompt of de opslag gebeurt in vaten of multiboxen;
de opslag van fuel, paraffine, formol en lijmen gebeurt hoofdzakelijk in bovengrondse tanks. De opslag van
smeerolie en kleurstoffen gebeurt in vaten of multiboxen.
De meerderheid van de aanwezige opslagtanks en opslagvoorzieningen beantwoorden aan de geldende
regelgeving. Er is een periodieke controle van de tanks en de leidingen. Een actieplan is reeds opgestart m.b.t.
het in orde brengen van inkuipingen, overvulbeveiliging, tankpiste, vloeistofdichtheid tank.
UITGEVOERDE BODEMONDE RZOEKEN
De bodemonderzoeken opgelijst in tabel III.5 werden op de site uitgevoerd:
Tabel III.5 Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken
Datum onderzoek
Soort onderzoek
Titel
Uitvoerder onderzoek
19/12/1995
OBO
Verkennend Bodemonderzoek van NV Spano
Milieustudiebureau
voor een bedrijfsterrein
Mestdagh NV
26/05/2008
OBO
Oriënterend
bodemonderzoek
Spano
NV
Oostrozebeke
17/07/2009
OBO
Adviesbureau
voor
bodemonderzoek NV
Onteigeningsdossier
/
onteigeningen
Envirosoil nv
Oostrozebeke N382 / Aanleggen van een nieuw
wegvak vanaf de Hulstestraat tot aan de N50 te
Oostrozebeke (Eb0904/005)
28/08/2009
BBO
Beschrijvend Bodemonderzoek – Spano NV –
Adviesbureau
Ingelmunstersteenweg 229 – 8780 Oostrozebeke
bodemonderzoek NV
voor
+ Aanvullingen 9/12/2010 en 10/02/2011
30/11/2010
BBO
Beschrijvend
bodemonderzoek
onderzoeksverrichtingen
Ingelmunstersteenweg
aanvullende
Spano
229
te
NV,
8780
Adviesbureau
bodemonderzoek NV
voor
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.32
Datum onderzoek
Soort onderzoek
10/02/2011
BBO
Titel
Uitvoerder onderzoek
Oostrozebeke (Projectnummer 09951)
Eindrapport
Beschrijvend
Onteigeningsdossier
Bodemonderzoek,
–
G30/N382/40
Envirosoil NV
–
Oostrozebeke – Innames 2+4+5 Cfr. Plan
16deg10275200 – Percelen 281b, 281c2 en
281d2,
Ingelmunstersteenweg
229/+229
en
Leegstraat, 8780 Oostrozebeke
19/08/2013
bBSP
Tweede
gefaseerd
bodemsaneringsproject
beperkt
Spano
Ingelmunstersteenweg
229
Universoil BVBA
NV,
te
8780
Ingelmunster, kern id 5 thv garagegebouw
22/08/2013
bBSP
Eerste gefaseerd beperkt bodemsaneringsproject
Universoil BVBA
Spano NV, Ingelmunstersteenweg 229 te 8780
Ingelmunster, kern id 2 t.h.v. tankpiste
25/10/2013
OBO
Oriënterend
bodemonderzoek:
spaanplaatproductiebedrijf
Ingelmunstersteenweg
229,
Spano
+229
Universoil BVBA
NV,
te
8780
Oostrozebeke, 0444005-R05
06/12/2013
BBO
Aanvulling op beschrijvend bodemonderzoek:
spaanplaatproductiebedrijf
Ingemunstersteenweg
Spano
229,+229
Universoil BVBA
NV,
te
8780
Oostrozebeke, kern 1
12/12/2013
BBO
Beschrijvend
bodemonderzoek:
spaanplaatproductiebedrijf
Ingelmunstersteenweg
229,
Spano
+229
Universoil BVBA
NV,
te
8780
Oostrozebeke, 0444005-R06
27/03/2014
bBSP
Derde gefaseerd beperkt bodemsaneringsproject
Universoil BVBA
Spano NV, Ingelmunstersteenweg 229 te 8780
Ingelmunster, kern id 16 t.h.v. voormalige pers 3
Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is er bodemsanering nodig voor de:



Gemengd overwegend nieuwe bodemverontreiniging met:
o
Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 5 – zone 12 (verontreinigingskern 5)
o
Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 9 (verontreinigingskern 10)
o
Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 16 (verontreinigingskern 18)
Gemengd overwegend historische bodemverontreiniging:
o
Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 5 – zone 13 (verontreinigingskern 2)
o
Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 10 (verontreinigingskern 16)
o
Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 11 (verontreinigingskern 17)
Historische bodemverontreiniging:
o
Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 8 (verontreinigingskern 9)
o
VOCl in grondwater t.h.v. blok 10 (verontreinigingskern 11)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.33
o
Minerale olie in de grond (verontreinigingskern 27)
Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is er geen bodemsanering nodig voor:


Gemengd overwegend nieuwe bodemverontreiniging:
o
Ammonium en nitraat in grondwater t.h.v. zone 48
o
Formaldehyde in grondwater (verontreinigingskernen 32 en 36)
Gemengd overwegend historische bodemverontreiniging:
o

Ammonium en nitraat in grondwater t.h.v. zone 16 en zone 27
Historische bodemverontreiniging:
o
Ammonium en nitraat in grondwater t.h.v. zone 2 en zone 9 en (voormalige) percelen 204 V en
281 D2
o
Anionische detergenten en natrium in grondwater t.h.v. blok 7
o
Formaldehyde in grondwater t.h.v. blok 3 (verontreinigingskern 1)
o
Minerale olie in de grond (verontreinigingskern 26)
STAND VAN ZAKEN BODEMSANERING
Voor de zones waarvoor reeds een beperkt bodemsaneringsproject werd opgesteld (zones 2, 5 en 16), werd
intussen het bestek uitgeschreven en verdeeld onder de aannemers. Voor de zones 9 en 10 zal binnenkort een
bBSP opgesteld worden. Voor zones 11-15 en 27 is de opmaak van een BSP in uitvoering. In het kader van het
MER zal een update van de stand van zaken weergegeven worden.
3 . 6 . L u c h t e m i s s i e s ( e x c l . g e u r e m i ss i e s)
In het MER worden verschillende geleide en niet-geleide emissiepunten beschouwd. In onderstaande paragrafen
worden deze emissiepunten kort besproken. Een overzicht van alle geleide emissiepunten wordt weergegeven in
bijlage 2.
3 . 6 . 1 . E m i s s ie p u n t e n v a n v er b r a n d i n g s i n s t a l l a t i e s : g e l e i d
De emissiepunten die bij de verbrandingsinstallaties horen, alsook de van toepassing zijnde meetfrequentie en
aanwezige reducerende maatregelen worden hieronder besproken. De emissiepunten werden op plan
aangeduid in figuur III.7.
DROGER 3, DROGER 4 EN DROGER 5
Alle drogers gebruiken houtstof en aardgas als brandstof (zie III.6). De afgassen van de drogers worden door de
WESP’en gezuiverd van stof en stofgebonden emissie. Na zuivering worden ze door de schouw (30 m voor
droger 3 en 5, en 40 m voor droger 4) uitgestoten. De emissies van de drogers worden 3-maandelijks
opgemeten.
5
De emissiegrenswaarden van de drogers worden bepaald door Vlarem II art 5.19.1.4§2bis
(emissiegrenswaarden voor direct gestookte spaandrogers) en door de bijzondere voorwaarden van de
5
In de bijzondere voorwaarde in de MV van 10/05/2012 werd bepaald dat de stookinstallatie bij droger 3 een technische uitvoering moet
hebben zodat ze evenwaardig is aan een losstaande stookinstallatie, waarvoor de emissiegrenswaarden in art 5.43.2.2.1.§1.3°c. voor het
MER wordt hiermee geen rekening gehouden. In het MER wordt enkel gekeken naar de emissies die geloosd worden.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.34
milieuvergunning van 13/01/2005 (=sectorale voorwaarden) en van 15/03/2007. De luchtemissiegrenswaarde
voor de drogers worden weergegeven in tabel III.6.
Tabel III.6
Luchtemissiegrenswaarden voor de drogers
Parameter
Eenheid
e.g.w.
droger 4
Stof
mg/Nm³
NOx (als NO2)
directe
e.g.w.
directe
droger 3 en 5
Opmerking
Verplichte
meetfrequentie
(# / jaar)
30 (17%O2)
30 (17%O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/03/2007
4
mg/Nm³
800 (bij 11%O2)
800 (bij 11%O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/03/2007
4
CO (uurgemiddelde
na verbranding)
mg/Nm³
250 (bij 11%O2)
500 (bij 11%O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/03/2007
4
TOC (in mg C)
mg/Nm³
300 (17 % O2, nat
gas)
300 (17 % O2, nat
gas)
Bijzondere
voorwaarde
13/01/2005
2
PCDD’s en PCDF’s
ng TEQ/Nm³
0,1 (17% O2)
0,15 (17% O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/01/2005
1
Formaldehyde
mg/Nm³
50 (17% O2 nat
gas)
50 (17% O2 nat
gas)
Sectorale
voorwaarde
2
HCl
mg/Nm³
50 (11% O2)
50 (11% O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/01/2005
2
HF
mg/Nm³
2 (11% O2)
2 (11% O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/01/2005
2
Som zware metalen
mg/Nm³
1,5 (11% O2)
1,5 (11% O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/01/2005
2
Hg
mg/Nm³
0,1 (11% O2)
0,1 (11% O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/01/2005
2
Cd + Tl
mg/Nm³
0,1 (11% O2)
0,1 (11% O2)
Bijzondere
voorwaarde
13/01/2005
2
In het MER zullen de resultaten van de periodieke metingen weergegeven, beschreven en aan de
emissiegrenswaarde worden getoetst.
Droger 3 werkte in 2013 om het poeder afkomstig van vershout te drogen (ca 220 uren) en droger 4 en 5 werkte
bijna continu (ca 7.500 uren).
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.35
KONUS 4 EN KONUS 5
Konus 4 (3,5 MW) en Konus 5 (5,8 MW) hebben tot doel het verwarmen van de thermische olie voor de
verwarming van de procesonderdelen (pers 4 resp. pers 5). Deze worden gevoed door hoogcalorisch aardgas.
De emissies moeten voldoen aan de sectorale voorwaarden uit Vlarem II art. 43.2.10 voor nieuwe
aardgasgestookte kleine installaties vaarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari
2005 en vóór 1 januari 2014. Conform vlarem II wordt er om de 2 jaar periodieke metingen op deze afgassen
uitgevoerd. In het MER zullen de emissies vanuit deze emissiepunten begroot worden en getoetst. Hierbij zullen
de parameters NOx en CO beschouwd worden.
TRANSPORT
De aanvoer van grondstoffen en de afvoer van afgewerkte producten geven aanleiding tot verbrandingsemissies
uit vrachtwagens en schepen.
3 . 6 . 2 . V o s - em i s s i e p u n te n : ge l e i d
De VOS-emissies (voornamelijk, formaldehyde en terpenen) zijn afkomstig van de droger, het verdampen van de
lijm bij het persen van de platen en ter hoogte van de wender. Deze emissies worden m.b.v. ventilatoren in het
dak (12 per pers, 2 aan het begin, 6 ter hoogte van het midden en 4 op het einde van de pers; en 7 ter hoogte
van de wender) uitgestoten en moeten voldoen aan de algemene emissiegrenswaarde (bijlage 4.4.2) en aan de
sectorale voorwaarde van 0,06 kg/m³ geproduceerde plaat. De emissies vanuit de persen en wender worden
jaarlijks opgemeten en begroot. In het MER zal deze kwantificatie opgenomen worden en worden getoetst aan
de e.g.w.
3 . 6 . 3 . S t o f em i s s ie b r o n n e n : g e l e i d e n n i et g e l e i d
3.6.3.1.
Geleide stofemissiebronnen
De belangrijkste geleide stofemissiebronnen zijn de (directe) drogers (ook emissie van verbrandingsparameters).
De stofemissies worden beperkt door de plaatsing van een WESP-filterinstallatie (WESP 3, 4 en 5) op elk van de
afgasstroom van de drogers. Zoals hierboven al aangehaald dient de stofemissie te voldoen aan 30 mg/Nm³ (bij
17%O2). Op basis van de reeds ontvangen informatie werd deze emissiegrenswaarde in 2013 niet overschreden.
Naast de (directe) drogers zijn ook nog andere belangrijke geleide emissiebronnen op de site aanwezig.
3.6.3.2.
Niet-geleide stofemissiebronnen
Het uitbaten van het spaanderplaatbedrijf Unilin Panels ORB te Oostrozebeke gaat gepaard met niet geleide
stofemissies. Deze emissies zijn afkomstig van de opslag, verwerking en overslag van stuifgevoelige stoffen. De
stuifgevoelige stoffen die bij Unilin Panels ORB worden opgeslagen zijn opgelijst in tabel III.7.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.36
Tabel III.7
Overzicht stuifgevoelige producten
Aanvoer
Stuif-
Stuivende stof
Grof
categorie
ongebroken
recyclagehout
SC3
Gebroken
Oppervlakte
Opslagwijze
opslag (m²)
/ Aanvoer
/ Aanvoer
/
afvoer-
afvoerhoeveelh afvoerhoeveelh
hoeveelheid
eid
per
per jaar voor voor
jaar eid
per
2012 voor
jaar
2013
2011 (ton/jaar)
(ton/jaar)
(ton/jaar)
10.000
Aan: 145.000
Aan: 145.000
Aan: 143.000
buiten 15.530
Aan: 145.000
Aan: 145.000
Aan: 143.000
Af: 722
Af: 11.826
Af: 15.538
Aan: 2.434
Aan: 6.136
Aan: 7.004
40
Af: 9.692
Af: 9.473
Af: 7.732
40
Af: 561
Af: 487
Af: 738
buiten
opgeslagen
deels binnen en
houtplaketten
– SC2
recyclagehout
Ziftstof
deels
opgeslagen
(vanuit
recyclagehout)
Houtbrandstof
SC1
SC1
Gebroken
houtspaanplaat / afval
in
silo
opgeslagen
in
silo
opgeslagen
SC3
200
Afval
opschoningsinstallatie
‘eend
en
overmaat
SC2
Buiten opslag in
boxen
gisiger’
Afval
puin
kuisinstallaties / afval SC2
uit windziften
Buiten opslag in
containers
Overslaghoeveelheid /
25.810
opslagcapaciteit
In het MER zullen de op- en overslagplaatsen, op kaart aangeduid worden. Daarnaast zullen ook alle genomen
maatregelen om diffuse stofemissies te vermijden vergeleken worden met:
-
De maatregelen uit het afdeling 4.4.7 van Vlarem II
-
BREF ‘storage’ (2006),
Vanuit tabel III.7 wordt afgeleid dat Unilin Panels ORB niet verplicht is een stofrapport in te dienen volgens
afdeling 4.4.7 van Vlarem II (beheersing van niet-geleide stofemissies).
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.37
3 . 6 . 4 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e r e fe r en t i e s i t u a t i e
In het MER zullen de geleide verbrandingsemissies van de hierboven beschreven bronnen gekwantificeerd
6
worden a.d.h.v. de meetresultaten van 2013 (of vroeger indien niet gemeten in 2013), en indien noodzakelijk
geacht aangevuld met meetresultaten van vroeger. Een toetsing aan de geldende emissiegrenswaarden wordt
uitgevoerd. Per emissiepunt zal een duidelijk overzicht gegeven worden van de concentratie per parameter,
massastroom, debiet, temperatuur, emissieritme en fysische karakteristieken van de bron.
Ook de kwantificatie van de VOS-emissies zullen in het MER weergegeven worden op basis van de reeds
uitgevoerde emissiemetingen per beschouwd VOS-emissiepunt zal een duidelijk overzicht worden gegeven van
de VOS-concentratie met opgave van de belangrijkste organische stoffen, massastroom, debiet, temperatuur,
emissieritme en fysische karakteristieken van de bron.
Met betrekking tot de transportemissies wordt het begroten van de emissies minder relevant geacht. Voor deze
bron zal de nadruk gelegd worden op de impactberekening (zie verder).
Een kwantificatie van de emissies vanuit de stuifgevoelige stoffen zal uitgevoerd worden met het rekentooltje
van LNE. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat dit een ruwe inschatting is van de emissies en hierbij
geen rekening wordt gehouden met reeds genomen reductiemaatregelen. Deze inschatting zal bijgevolg als
worst case aanzien worden.
Een overzicht van de emissies van 2013 zoals gerapporteerd in het integraal milieujaarverslag wordt weergeven
in tabel III.8.
Tabel III.8
Overzicht luchtemissies IMJV 2013
Totaal in ton/jaar
CO
Cd
Koper
NOx
TOC
Formaldehyde
Drogers
862
0,01
0,112
185
184
20
Conussen
0,2
-
-
6
-
-
Stookinstallaties
0,02
-
-
0,6
0,04
-
Persen
-
-
-
-
16
6
Totaal
862
0,01
0,112
191
200
26
3 . 6 . 5 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e g e p l a nd e s i t u a t i e / v e r g u n d e s i t u a t ie
De emissies in de geplande situatie zullen begroot worden voor de te vergunnen productiehoeveelheid. De
emissies van de referentiesituatie zullen geëxtrapoleerd worden naar de vergunde situatie. Er wordt ook
rekening gehouden met mogelijke nieuwe bronnen (n.a.v. van de nieuwe briketteermachine en melaminepers)
in de toekomst.
3.7. Geuremissies
In het MER worden verschillende geleide en niet-geleide emissiepunten beschouwd die impact kunnen hebben
op het aspect geur. Deze geuremissies zijn vnl. gekoppeld aan de VOS emissies. Hierbij kunnen de terpenen als
meest relevante parameter beschouwd worden omwille van enerzijds de hoogte van de emissies en anderzijds
omwille van de relatief lage geurdrempel.
6
Meetresultaten van metingen die uitgevoerd werden i.k.v. de meetverplichting van Vlarem II
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.38
3 . 7 . 1 . R e l ev a n t e ge u r b r o n ne n
De meest relevante geurbronnen zijn de geleide emissies van de drogers. Verder kunnen ook de persen als
relevante geurbronnen aanzien worden. Hierbij treden zowel geleide als niet-geleide emissies op.
3 . 7 . 2 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e r e fe r en t i e s i t u a t i e
De kwantificatie van de geuremissies wordt uitgevoerd op basis van:

Emissiefactoren gerapporteerd in de BBT studie van VITO

Samenstelling en massa uitstoot van VOS aanwezig in geleide en niet geleide emissies, gekoppeld aan
de geurdrempelwaarden

Resultaten van geuremissiemetingen op gelijkaardige installaties
3 . 7 . 3 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e g e p l a nd e s i t u a t i e
De emissies in de geplande situatie zullen begroot worden voor de te vergunnen productiehoeveelheid. De
emissies van de referentiesituatie zullen geëxtrapoleerd worden naar de vergunde situatie (lineaire
extrapolatie).
3 . 8 . G e l u i d s em i s s i e s
Binnen de discipline geluid wordt nagegaan in welke mate het akoestisch klimaat in de omgeving van het bedrijf
bepaald wordt door de (reeds aanwezige en geplande) geluidsbronnen van de site en of het specifieke geluid van
de inrichting beantwoordt aan de wettelijke grenswaarden.
De geluidsbronnen van het bedrijf zijn voornamelijk ventilatoren, transportbuizen en reddlers, motoren,
compressoren, drogers, …
3.9. Energie
De belangrijkste thermische verbruiken worden weergegeven in tabel III.9 voor het referentiejaar 2013.
Tabel III.9
Overzicht energieverbruiken 2013
Energiedrager
Eenheid
Hoeveelheid in 2013
In GJ
Elektriciteit
MWh
74.017
266.461
Aardgas
MWh
113.294
368.295
Stookolie
l
105.535
3.793
Houtstof + lijm
ton
13.331
254.700
Biomassa
ton
7.001
76.518
Som
970 TJ = 0,97 PJ
Unilin Panels ORB heeft een primair energieverbruik > 0,5 PJ/jaar en heeft toegetreden tot het BENCHMARKINGCONVENANT.
Unilin Panels ORB heeft op 29/06/2004 een Energie Plan ingediend (EP) waarin maatregelen zijn opgenomen om
de Afstand Tot de Wereldtop (ATW) te overbruggen. Op 30/06/2008 werd een tweede Energie Plan opgesteld en
ingediend door de aangestelde en goedgekeurde energiedeskundige LABORELEC.
Unilin Panels ORB monitort de verbruiken maandelijks gedurende de looptijd van het EP en rapporteert jaarlijks
de resultaten aan het Verificatiebureau (VBBV). Jaarlijks wordt het energie-monitoringrapport opgesteld.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.39
3.10.Transporten
GOEDERENVERKEER
Er is heel wat verkeersgeneratie van en naar de site van Unilin Panels ORB per vrachtwagen of per schip.
Enerzijds worden er grond- en hulpstoffen aangeleverd, anderzijds wordt er afgewerkt product (spaanplaten)
afgevoerd van de site naar verschillende klanten binnen en buiten België. Een overzicht van dit goederenverkeer
per jaar wordt weergegeven in tabel III.10.
Tabel III.10
Overzicht van aankomende en vertrekkende goederentransporten van Unilin Panels ORB
Vervoerde
hoeveelheid/jaar
# transporten/jaar
(kg/jaar)
Gemiddelde
per
vracht
(kg/vracht)
AANVOER
Per vrachtwagen
Aanvoer Recyclagehout
Aanvoer vershout
Aanvoer
lijm
349.666.631
17.750
19.700
112.313.660
4.858
23.119
52.115.267
2.100
24.816
44.895,70
55
816
9.579,90
10
978
+
toeslagstoffen
Per schip
Recyclage plaketten - Kade
Unilin - Oostrozebeke
Recyclage plaketten - Kade
River Terminal
AFVOER – alles per vrachtwagen
Spaanplaten
321.645.275
14.000
22.975
Naast het goederenverkeer voor grondstoffen en afgewerkte producten met vrachtwagens, is er ook
verkeersgeneratie door bestelwagens en lichte vrachtwagens van onderaannemers. Deze verkeersgeneratie
wordt geschat op ca. 15 à 20 transporten per dag.
PERSONENVERKEER
Op de site van Unilin Panels ORB werden in 2013 ca. 193 personen tewerkgesteld. Daarvan komen 25
werknemers met de fiets.
3.11.Productiehoeveelheid
De productiehoeveelheden van Unilin Panels ORB voor de jaren 2008-2013 worden weergegeven in tabel III.11.
Tabel III.11
Productiehoeveelheden Unilin Panels ORB voor de jaren 2007-2013 (in m³)
Productie (m³)
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
664.455
586.448
502.476
574.945
573.204
528.723
477.699
3.12.Afval
De geproduceerde afvalstoffen van Unilin Panels ORB in 2013 zijn weergegeven in tabel III.12. In totaal werd
40.000 ton afvalstoffen afgevoerd.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.40
Tonnage
03 01 01
schors
657,7
x
03 01 05
ziftstof
15537,64
x
03 01 05
houtstof
15156,48
x
03 01 05
spanen
1048,74
03 01 99
schuurbanden
107,75
x
03 01 99
filtermouwen
13,18
x
07 01 04
Solventen hoogcalorisch > 5 l
0,357
x
07 01 04
tolueen
0,357
x
08 01 11
verf, lijm en inktafval voor vernietiging
3,494
x
08 01 13
uitgeharde vetten/paraffines
21,147
x
08 04 10
UF lijmbrokken
30,04
x
08 04 16
Viskeus lijmafval op waterbasis
347,76
x
10 01 19
Slib en filterkoeken
560,07
x
13 02 05
motorolie
88,76
x
13 05 06
afval kws afscheider
270,46
x
13 07 03
Brandstofmengsel (benzine/diesel)
0,57
x
15 01 01
papier en karton
54,66
x
15 01 02
piepschuim
0,157
x
15 01 02
polyethyleen folie
6,580
x
15 01 02
lege IBC's
468,00
x
15 01 04
lege olievaten
507,00
x
15 01 04
bandijzer
21,88
15 01 10
lege verp. van verf/inkt
0,341
x
15 02 02
oliehoudend afval
7,768
x
16 01 17
ferro
396,34
16 02 13
gemengd bruingoed
2,661
x
16 02 16
printplaten
0,777
x
16 05 04
lege spuitbussen
0,497
x
16 05 06
labochemicalien
0,478
x
16 06 01
batterijen
2,04
x
16 07 08
oliehoudend afval
14,82
16 07 99
Spoelwater met metalen
40,88
16 11 06
ovenbrokken
31,28
17 05 04
Bouw- en sloopafval grond en stenen
437,76
19 12 02
afvoer ijzer klasse A
854,380
x
19 12 03
afvoer non-ferro rec
198,580
x
19 12 07
minerale afvalstof
534,20
x
19 12 09
afvoer droog zand
75,85
x
x
x
x
x
x
x
x
verbranden
(nuttige
toepassing)
verbranden
(verwijdering)
Afvalstof
composteren
Euralcode
recyclage
hergebruik
andere
voorbehandeling
Geproduceerde afvalstoffen bij Unilin Panels ORB in 2013 (in ton)
sorteren
Tabel III.12
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
restafval-eend + overmaat gisiger
7732,040
x
19 12 12
puin kuisinstallatie L5
729,99
x
20 01 01
papier en karton
0,78
20 01 21
TL lampen
0,216
20 01 38
houtstof spanen
552,74
20 01 39
transportbanden
8,26
x
20 01 40
verfvaten
2,75
x
20 03 01
klasse 2
124,56
20 03 06
afvoer slib riolen
187,00
x
x
x
x
x
verbranden
(nuttige
toepassing)
verbranden
(verwijdering)
19 12 09
composteren
Tonnage
recyclage
Afvalstof
hergebruik
Euralcode
andere
voorbehandeling
sorteren
p.41
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.42
4.
Beschrijving overwogen alternatieven
4 . 1 . N u l a l t er n a t i e f
Het nulalternatief is in beginsel de situatie waarbij er geen hervergunning voor de huidige activiteiten verleend
wordt. In het MER wordt voor elke discipline de referentiesituatie geanalyseerd, wat inhoudt dat wordt
aangegeven in welke mate de huidige activiteiten het leefmilieu in de omgeving beïnvloeden. Hierdoor wordt
dan ook inzicht gegeven in de toestand van het leefmilieu zonder aanwezigheid van Unilin Panels ORB.
4 . 2 . L o c a t i e a l t er n a t i e f
Gezien het bedrijf volgens het RUP gelegen is in zone voor ‘bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid
bedrijf’ wordt een onderzoek naar nieuwe locaties niet uitgevoerd.
4 . 3 . U i t v o e r i n g s a l t e r n a ti ev e n e n B B T
Daar het project enkel handelt over de hervergunning, zijn uitvoeringsalternatieven in beginsel niet aan de orde.
Wel worden de huidige / te hervergunnen activiteiten getoetst aan de relevante aspecten uit de (‘draft’) BREFstudie ‘wood-based Panels Production’. Deze BREF is momenteel nog in een ontwerpfase.
Betreffende de energievoorziening zal getoetst woorden aan de BREF ‘Large Combustion Plants’ (2006) en aan
de BBT ‘nieuwe kleine en middelgrote stookinstallaties’ (jan 2012).
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.43
5.
U i t g e v o e r d e mi l i e u - s t u d i e s
Hieronder wordt een overzicht gegeven (niet limitatieve lijst) van de studies waaruit informatie zak gebruikt
worden in kader van het MER:
WATERSTUDIES

Samenvatting afvalwateraudit en saneringsvoorstel bij Spano nv, Trevi nv, juni 1999;

Haalbaarheidsstudie nullozersstatuut Spano nv – Oostrozebeke, Trevi nv, eindrapport november 2002;

Evaluatie van de waterhuishouding van Spano, Epas nv, dd. 11/04/03;

Evaluatie van de afvalwaterproblematiek Spano nv, dd 10/03/2010;

Interne onderzoeken op afvalwaterstromen
LUCHTGERELATEERDE STUDIES EN GEURSTUDIES

Stof en geurstudie, Trevi nv, 1995-1996

Evaluatie van het voorstel van Febelhout voor aanpassing van de Vlarem II wetgeving met betrekking
tot de emissiereglementering voor direct gestookt, indirect gestookte en hybride spaandrogers, VITO,
december 2004.

Studie door VITO naar nieuwe VLAREM normen lucht

Milieu-impact vroeger en huidige drogeremissies van N.V. Spano, Oostrozebeke, augustus 2005

Berekende impact van de droger-emissies CO, ZM en NOx in 2005/2006 van N.V. Spano, Oostrozebeke,
oktober 2006

Deskundige studie “Stofemissie en immissie door drogers van Spano NV dd. 20/03/09

Nota milieucheck wijzigingen Vlarem I en II; Beheersing niet-geleide stofemissies, 08/05/2013,
consultes.
GELUIDSSTUDIES

Diverse rapporten inzake hervergunning en uitbreiding in periode 1993-2001, Avitec Acoustics

rapport A.0111.1697D van Avitech van 15/09/04

rapport A. 0111.1697E van Avitech van 15/09/04

rapport A.0408.2121B van Avitech van 08/12/04

geluidsstudie in het kader van het MER Bio Warmtekrachtkoppeling Oostrozebeke voor A&S Energie
ism. Belconsulting, Acoustical Engineering

Volledig akoestisch onderzoek AE.05-166r01 dd. 19/12/05 voor Spanin

Volledig akoestisch onderzoek AE.05-166r02 dd. 04/12/06 aanvulling op vorig rapport.
BODEMONDERZOEKEN
Zie tabel III.5
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.44
6.
I n g r e ep - e f f e c t a n al y s e
Bodem
Omschrijving
Aanvoer
van
en
grondwater
grondstoffen
-
Oppervlak
tewater
Landschappen,
Geluid
Lucht
en
Mens
trillingen
Flora en
bouwkundig
fauna
erfgoed
archeologie
+
X
++
++
+
X
X
Breken van hout
X
X
++
++
+
X
X
Mengen - Verspanen
X
++
++
++
+
X
X
Drogen van de spanen
X
++
++
++
+
X
X
zeven
X
X
++
++
+
X
X
belijmen
+
++
++
X
X
X
X
strooien
X
X
++
X
X
X
X
Persen - koelen
X
X
++
X
+
X
X
Schuren -verzagen
X
X
++
++
+
X
X
Lakken
+
X
++
X
+
X
X
energieproductie
X
X
++
++
+
+
X
afvoer van eindproducten
X
X
++
++
+
X
X
opslag
en
Productie
Ondersteunende installaties
Codering:
+
er is een direct negatief effect, waarschijnlijk minder relevant
++
er is een direct negatief effect, waarschijnlijk relevant
x
niet relevant
Uitgaande van bovenstaand ingreep-effectenschema worden de disciplines oppervlaktewater, geluid en
trillingen, luchtverontreiniging, geur en mens als sleuteldiscipline geselecteerd. De andere disciplines zullen door
de coördinator kort worden behandeld.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.45
7.
A f b a k e n i n g s t u d i e g e b i e d – r ef e r en t i e si t u a t i e – e f f e c t vo o r s p el l i n g e n
–beoordeling
7 . 1 . O p p e r v l a k t e w a t er
7 . 1 . 1 . A l g e m e ne s i t u e r i n g en h y d r o g r a f i s c he a f b ak e n i n g
Uitgaande waterstromen (vnl. hemelwater) worden deels geloosd op oppervlaktewater en deels op de openbare
riolering. De opdeling is te wijten aan de historische opbouw en afwatering van de site en is niet gelinkt aan de
types afvalwaterstromen. Het lozingspunt op oppervlaktewater vindt plaats op de Hulstebeek en wordt
voorafgegaan door een bezinkingsbekken. De lozing op riolering, gelegen aan de Ingelmunstersteenweg, is
vooralsnog eveneens een lozing op oppervlaktewater daar de riolering rechtstreeks uitmondt op een waterloop.
Deze lozing vindt momenteel nog plaats op de Mandel.
Het lozingspunt op de riolering ligt in een gebied dat volgens het zoneringsplan ligt in een collectief te
optimaliseren buitengebied (zuiveringszone C), wat betekent dat er op termijn een aansluiting naar een
collectieve rioolwaterzuivering wordt voorzien. Deze verwachte wijziging zal hoogstwaarschijnlijk bestaan uit de
aanleg van een gescheiden riolering met een DWA-aansluiting op de (bestaande) RWZI van Ingelmunster en een
blijvende aansluiting op de Mandel voor de RWA. In de geplande situatie zal hiermee rekening worden
gehouden. In dat geval zal in eerste instantie worden gekeken of er blijvend kan worden geloosd naar
oppervlaktewater (RWA) of dat er naar de RWZI moet worden geloosd. De impact van de lozing in het geval deze
aansluiting wordt verwezenlijkt, zal tevens worden opgenomen in het MER (zie verder).
Op dit moment is er geen lozing van huishoudelijk afvalwater. Dit wordt afgevoerd voor externe verwerking.
Hiervan hoeft dus geen milieu-impact te worden besproken.
Op het bedrijf is voor het overige geen gescheiden riolering aanwezig. Gezien het bedrijfsafvalwater, dat vrijwel
volledig bestaat uit potentieel verontreinigd hemelwater, wel apart kan worden bemonsterd, moet enkel dit
afvalwater beschouwd worden bij de kwalitatieve impactbeoordeling (zie ook § 7.1.3 van deze kennisgeving).
Voor de kwantitatieve beoordeling van de lozing, zal ook het niet-verontreinigd hemelwater worden beschouwd.
Ongeveer een derde van het terrein watert af naar de voorkant (op riolering). Zoals hierboven al toegelicht,
bestaat de lozing dus enkel uit niet-verontreinigd en potentieel verontreinigd hemelwater (bedrijfsafvalwater).
In het beschrijvend gedeelte van het MER zal een hydraulische balans worden opgemaakt en zal worden
afgewogen of er sprake is van niet-verontreinigd hemelwater dan wel bedrijfsafvalwater. Indien nodig, zullen bij
de milderende maatregelen eventuele optimalisaties worden overwogen en/of voorgesteld voor de geplande
situatie, waardoor dit onderscheid (niet-verontreinigd hemelwater vs. bedrijfsafvalwater) kan wijzigen.
Het studiegebied zal beperkt worden tot de Hulstebeek en de Mandel en meer bepaald tot het evalueren van de
onmiddellijke impact op de kwaliteit en kwantiteit van deze beken. Indien relevant, zal bij de geplande situatie
dus ook de impact op de RWZI van Ingelmunster worden geëvalueerd.
Gezien nu nog geen uitspraken kunnen worden gedaan over de eventuele optimalisaties in de waterhuishouding
(o.a. afhankelijk van de resultaten van de impactberekeningen in de referentiesituatie), wordt hieronder naast de
werkwijze voor lozing op oppervlaktewater ook deze voor lozing op riolering toegelicht.
7 . 1 . 2 . S p e c i f i e k t e b e re ke n en e n b e s p r ek e n a s pe ct e n
Specifiek zullen volgende elementen worden opgenomen in het MER:
1.
2.
3.
4.
5.
Beschrijving huidige kwaliteit en kwantiteit van de ontvangende waterlopen
Beschrijving ontwerpcapaciteit en huidige werking RWZI van Ingelmunster
Impactberekening en beoordeling in de referentiesituatie
Impactvoorspelling en beoordeling in de geplande situatie
Waterbesparende e.a. milderende maatregelen
De aanpak bij de verschillende aspecten wordt besproken in volgende paragrafen.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.46
7.1.2.1.
Beschrijving ontvangend oppervlaktewater
Het bedrijfsafvalwater van Unilin Panels ORB wordt al dan niet na zuivering geloosd in de Mandel en in de
Hulstebeek, die via de Ooigembeek eveneens in de Mandel uitmondt. Het studiegebied bestaat dus vnl. uit de
Mandel en de Hulstebeek (zie figuur II.3 - topografische kaart).
De Mandel II (waterlichaamcode VL05_52) is een natuurlijke, doch voor overstromingsbescherming sterk
veranderde, waterloop van het type grote beek, dat deel uitmaakt van het Leiebekken, meer specifiek het
bekken van de Mandel, subhydrografisch bekken van de monding van de Devebeek tot de monding in de Leie.
e
Het is een onbevaarbare waterloop van de 1 categorie, beheerd door de VMM.
e
e
De Hulstebeek is een onbevaarbare waterloop van de 3 en, verder stroomafwaarts van de lozing, 2 categorie
(zonder waterlichaamcode) die eveneens deel uitmaakt van het bekken van de Mandel en wordt beheerd door
de VMM.
Zowel op de Mandel als op de Hulstebeek gelden de basiskwaliteitsdoelstellingen. Op figuur VII.1.1 worden de
bovenstaande waterlopen weergegeven.
De huidige kwaliteit van de Mandel zal besproken worden aan de hand van metingen uitgevoerd door de
7
8
Vlaamse Milieumaatschappij t.h.v. meetpunten 605200 en 605300 (Mandel), respectievelijk stroomopwaarts
en stroomafwaarts van de lozing van Unilin Panels ORB. Deze meetpunten zijn weergegeven op figuur VII.1.1.
Tussen beide meetpunten monden de Devebeek en de Distelbeek uit in de Mandel. De beoordelingsfiches van
deze waterloop, die beschikbaar wordt gesteld op de website van de VMM, zullen worden besproken.
Er zijn geen gegevens ter beschikking van de huidige kwaliteit van de Hulstebeek waardoor hiervan geen
bespreking kan worden opgenomen.
Gezien oppervlaktewater wordt onttrokken uit een andere waterloop dan waarin wordt geloosd, kan hier geen
deltaprincipe worden toegepast bij de beoordeling van de lozingen.
Voor de debieten van de beken zal voor de impactberekening gerekend worden met volgende waarden:
Tabel VII.1.1 Gehanteerde debieten voor de impactberekeningen (alles in m³/s)
Waterlichaam
(10-percentiel)
Gemiddelde
90-percentiel
Mandel
(0,86)
2,48
4,74
Hulstebeek
(0,01)
0,05
0,10
Bron: Modellering uitgevoerd door VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (zie Bijlage 3)
Zowel voor de Mandel als de Hulstebeek wordt voor de gemiddelde impact gerekend met het gemiddelde debiet
en voor de worstcase impact gerekend met het 90-percentieldebiet.
In afwijking op de gangbare berekeningswijze, waarbij het ontvangende oppervlaktewater in de worstcase situatie
stroomt aan het 10-percentieldebiet, wordt hier geredeneerd dat, gezien de lozing enkel hemelwater betreft, enkel zal
worden geloosd aan deze hoge debieten in het geval van piekbuien. Op dergelijke momenten zal ook het ontvangende
wateroppervlak, meer bepaald de Mandel en Hulstebeek, stromen aan een maximaal debiet. Het is dus niet logisch om
te werken aan het 10-percentieldebiet gezien deze situatie (maximaal lozingsdebiet Unilin Panels ORB en 10percentieldebiet oppervlaktewater) zich nooit zal voordoen. Het is meer relevant om hier te werken met het 90percentieldebiet van het oppervlaktewater voor de berekening van de worstcase impact.
Merk op: Voor de impact op de kwaliteit van de Hulstebeek zal een eerder benaderende impacttoets moeten
worden uitgevoerd gezien hiervan geen gegevens ter beschikking zijn van de huidige kwaliteit.
7
Meetpunt ‘Turkijenstraat, Leembrug, te Meulebeke’, gelegen op de Mandel, stroomopwaarts van Spano.
8
Meetpunt ‘Walbrugstraat, Vliegend Paard, te Ingelmunster, gelegen op de Mandel, stroomafwaarts van Spano.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.47
7.1.2.2.
Beschrijving ontwerpcapaciteit en huidige werking RWZI Ingelmunster
Gezien er in de geplande situatie mogelijk op de RWZI zal kunnen worden geloosd en dus de impact hierop zal
worden bepaald, zal ook de ontwerpcapaciteit van de RWZI Ingelmunster worden uiteengezet in het MER. De
huidige werking van de RWZI, en eventuele restcapaciteit of capaciteitstekort zullen worden aangehaald alsook
mogelijke toekomstverwachtingen m.b.t. de capaciteit.
Hierbij zal gebruik worden gemaakt van gegevens beschikbaar op www.aquafin.be, rechtstreekse communicatie
met de beheerder en het geoloket van VMM.
7.1.2.3.
Impact lozingen in de referentiesituatie
Uitgaande van de lozingen gekoppeld aan de referentiesituatie, wordt nagegaan in welke mate de kwaliteit en
de kwantiteit van de ontvangende waterlopen beïnvloed wordt door de lozing van bedrijfsafvalwater afkomstig
van Unilin Panels ORB. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de structurele gemiddelde impact en de
worstcase, tijdelijke impact.
In beide gevallen wordt per relevante parameter de door de lozing veroorzaakte een concentratieverhoging in
het oppervlaktewater berekend. Verschilpunten zitten hem evenwel in de voor de berekening te hanteren
uitgangsgegevens:

De structurele impact wordt begroot uitgaande van gegevens die een gemiddelde lozingssituatie
reflecteren (zowel qua emissievrachten als qua afvoerdebiet van de waterlopen);

De tijdelijke (worstcase) impact wordt begroot uitgaande van gegevens die een worstcase situatie
9
10
reflecteren, i.c. hoge emissievrachten vs. hoogwater afvoerdebiet van de ontvangende waterlopen.
De te hanteren uitgangsgegevens zullen in het MER bepaald en toegelicht worden.
7.1.2.4.
Impact lozingen in de geplande situatie
De impact van de geplande wijzigingen op de via het bedrijfsafvalwater geloosde emissievrachten wordt in kaart
gebracht en gekwantificeerd. Hiertoe zal eerst worden afgeleid wat het debiet en de concentraties zullen zijn in
de geplande situatie.
Uitgaande van de (eventueel gewijzigde) emissievrachten in de geplande situatie wordt – op identieke wijze als
voor de referentiesituatie – de structurele en tijdelijke worstcase impact van de toekomstige lozingen begroot.
Merk op: in de geplande situatie zal rekening worden gehouden met de geplande wijzigingen van de openbare
riolering (aanleg gescheiden riolering met DWA-lozing naar RWZI Ingelmunster en RWA-lozing naar de Mandel).
Er zal m.a.w. ook rekening worden gehouden met de eventuele impact op de RWZI.
7.1.2.5.
Waterbesparende en milderende maatregelen
In functie van de resultaten van bovenstaande impactberekening en beoordeling, zullen indien nodig milderende
maatregelen worden overwogen en voorgesteld.
Ook eventuele bestaande of geplande waterbesparende maatregelen worden in deze paragraaf besproken.
9
Het betreft hier geloosde vuilvrachten die slechts gedurende een beperkte periode voorkomen en die bvb.
overeenstemmen met de 90-percentielwaarde of theoretische vuilvrachten die afgeleid worden op basis van beoogde
lozingsvoorwaarden.
10
Namelijk de 10-percentielwaarde van de gemeten afvoerdebieten
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.48
7 . 1 . 3 . O n d e r z o ek s m e t ho d o lo g i e
7.1.3.1. G e h a n t e e r d b e o o r d e l i n g s k a d e r v o o r l o z i n g o p o p p e r v l a k t e w a t e r
Voor de beoordeling van de effecten wordt gebruik gemaakt van de meest recente versie van het
11
Richtlijnenboek milieueffectenrapportage “Richtlijnenboek voor de discipline water”. Hierbij wordt een
onderscheid gemaakt tussen de structurele, gemiddelde impact van de lozing en de worstcase, tijdelijke impact
van pieklozingen. Beide beoordelingskaders worden hieronder toegelicht.
BEOORDELING STRUCTURELE IMPACT
De berekende gemiddelde concentratieverhogingen worden vergeleken met kwaliteitsdoelstellingen (of andere
toetsingswaarden bij ontstentenis en/of in aanvulling van wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen) alsook met
de huidige immissieconcentraties van het ontvangende oppervlaktewater.
Om de significantie van de impact van de lozing te duiden, zal onderstaand beoordelingskader gehanteerd
12
worden :
1% < X ≤ 10%
10% < X ≤ 20%
X > 20%
Y < 50%
-1
-1
-2
50% ≤ Y < 75%
-1
-2
-3
Y ≥ 75%
-2
-3
-3
Totale concentratieverhoging lozingen (X)
vs. toetsingswaarde
Huidige, immissiekwaliteit (Y) vs.
toetsingswaarde
-1: beperkte bijdrage / -2: relevante bijdrage / -3: belangrijke bijdrage
Y = gemiddelde immissiekwaliteit stroomopwaarts de lozing
BEOORDELING TIJDELIJKE / WORSTCASE IMPACT
De beoordeling van de worstcase impact is erop gericht om na te gaan of de lozing onder bepaalde, tijdelijke
omstandigheden aanleiding kan geven tot een relevant / onaanvaardbaar effect.
Het per definitie tijdelijk karakter van de begrote concentratieverhogingen in acht nemend, wordt voor de
beoordeling van de worstcase impact onderstaande beoordelingswijze gehanteerd, waarbij een onderscheid
gemaakt wordt tussen gevaarlijke en niet gevaarlijke stoffen.
1) NIET GEVAARLIJKE STOFFEN:
Voor niet gevaarlijke stoffen wordt nagegaan of onder worstcase omstandigheden de lozing aanleiding zal
geven tot regelmatige overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstelling waardoor op jaarbasis de
kwaliteitsdoelstelling meer dan 10% van de tijd overschreden wordt.
Om dit te beoordelen kan volgend kader gehanteerd worden:
Concentratieverhoging
Beoordeling
Gemodelleerde concentratieverhoging ≤ 0,5 x TW
relevant tijdelijk effect
Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en ≤ TW
aanvaardbaar tijdelijk effect
11
Uitgave van het Departement LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Milieueffectenrapportage, juni 2006.
12
Het vermelde beoordelingskader gaat ervan uit dat de lozing enkel aanleiding geeft tot een toename van
immissieconcentraties aan polluenten in een waterloop. In bepaalde gevallen kan een lozing, bvb. door een verhoging van
het afvoerdebiet van de waterloop, ertoe leiden dat immissieconcentraties afnemen. In dergelijke gevallen kan een
analoog beoordelingskader worden gehanteerd waarbij: + 1: beperkte afname; +2: relevante afname; +3: belangrijke
afname.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.49
Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie
van voorkomen < 10% op jaarbasis
relevant tijdelijk effect
Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie
van voorkomen > 10% op jaarbasis
onaanvaardbaar tijdelijk effect
 tijdelijk effect vormt op zich aanleiding tot het niet
respecteren van de kwaliteitsdoelstelling op jaarbasis
2) GEVAARLIJKE STOFFEN:
In eerste instantie wordt nagegaan of de lozing van gevaarlijke stoffen onder worstcase omstandigheden
aanleiding zal geven tot acuut ecotoxicologische effecten. Hiertoe wordt onderstaand kader gehanteerd:
Concentratieverhoging
Beoordeling
Gemodelleerde concentratieverhoging ≤ 0,5 x TW
verwaarloosbaar tijdelijk effect
Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en ≤ TW
aanvaardbaar tijdelijk effect
Gemodelleerde concentratieverhoging > TW
onaanvaardbaar tijdelijk effect
 potentieel risico op acuut toxische effecten
TW: toetsingswaarden cfr. supra
In tweede instantie wordt ook nagegaan of de concentratieverhogingen die onder worstcase
omstandigheden voorkomen, zodanig hoog zijn zodanig dat jaargemiddelde kwaliteitsdoelstellingen niet
bereikt of in belangrijke mate ingevuld worden. Hiervoor kan een analoog beoordelingskader als voor de
structurele impact gehanteerd worden, maar dient wel de frequentie van voorkomen van de worstcase
impact verrekend te worden*.
* Indien de worstcase impact zich slechts gedurende 10% van de tijd voordoet (frequentie van voorkomen is af
te leiden uit de gehanteerde uitgangsgegevens) kan vereenvoudigd gesteld worden dat de worstcase situatie
voor 10% bepalend is voor de invulling van de jaargemiddelde doelstelling.
7.1.3.2. G e h a n t e e r d b e o o r d e l i n g s k a d e r v o o r l o z i n g o p r i o l e r i n g
Ook voor de beoordeling van de effecten op de RWZI wordt gebruik gemaakt van de meest recente versie van
13
het Richtlijnenboek milieueffectenrapportage “Richtlijnenboek voor de discipline water”. Hierbij wordt geen
onderscheid gemaakt tussen een structurele, gemiddelde impact en een worstcase, tijdelijke impact van
pieklozingen.
Bij de evaluatie van de mogelijke impact op de werking van de RWZI, moet in het bijzonder rekening worden
gehouden met de criteria die zijn opgenomen in de omzendbrief van 23 september 2005 m.b.t. verwerking van
bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur (samengevat in § 0).
Onderstaande evaluatie moet voor een gemiddelde lozingssituatie worden uitgevoerd en voor de in de
vergunning aangevraagde lozingsdebieten en -normen. Wat betreft influent- en effluentgegevens van de RWZI,
wordt steeds uitgegaan van een gemiddelde situatie.
Hieronder wordt per relevant aspect voor de goede werking van de RWZI een globaal overzicht gegeven van de te evalueren
elementen. Om te oordelen of het geloosde bedrijfsafvalwater qua samenstelling vergelijkbaar is met huishoudelijk afvalwater
(en dus een verwaarloosbare impact heeft op de RWZI - zie verder ‘‘Tabel 1’), kan het voldoende zijn om enkel onderstaande
elementen aangeduid met een (*) in kaart te brengen en te toetsen aan de criteria van de omzendbrief. Belangrijke
randvoorwaarde hierbij is wel dat men - bv. op basis van effluentgegevens - kan aantonen dat het bedrijfsafvalwater geen
overige stoffen bevat die de werking van de RWZI kunnen verstoren.
hydraulische impact
13
Te evalueren elementen:
- absoluut debiet (*)
- lozingsdebiet vs. hydraulische ontwerpcapaciteit RWZI
Uitgave van het Departement LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Milieueffectenrapportage, juni 2006.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.50
organische belasting
(CZV, BZV, ZS)
nutriëntenbelasting
(Ntot en Ptot)
Te evalueren elementen:
- geloosde organische vracht berekend op basis van heffingsformules (*)
- geloosde BZV-, CZV- en ZS-vracht vs. corresponderende ontwerpcapaciteiten RWZI
- biologische afbreekbaarheid geloosde organische verontreiniging (uitgedrukt als verhouding
CZV/BZV)
- geloosde BZV-, CZV- en ZS-vracht vs. corresponderende reëel inkomende vrachten RWZI
- performantie RWZI inzake verwijdering van organische verontreiniging (op basis van
verwijderingspercentages en effluentgehaltes)
Te evalueren elementen:
- geloosde nutriëntenvracht berekend op basis van heffingsformules (*)
- geloosde N- en P-vracht vs. corresponderende ontwerpcapaciteiten RWZI
- biologische verwerkbaarheid geloosde organische nutriënten (uitgedrukt als verhouding
BZV/N en BZV/P)
- geloosde N- en P-vracht vs. corresponderende reëel inkomende vrachten RWZI
- performantie RWZI inzake verwijdering van nutriënten (o.b.v. verwijderingspercentages en
effluentgehaltes)
Te evalueren elementen:
metalen
(heffingsparameters)
-
overige stoffen
gemiddelde BZV-concentratie afvalwater
lozingsdebiet vs. reëel debiet influent RWZI
geloosde metaalvracht berekend op basis van heffingsformules (*)
geloosde vracht per metaal (Cd, Zn, Hg, Pb, …) vs. corresponderende reëel inkomende
vrachten RWZI
effluentgehaltes metalen RWZI
Overige stoffen omvatten metalen zoals B, Mo, …, organische microverontreinigingen en zouten.
Voor deze stoffen zijn (veelal) geen gegevens ter beschikking over influent- of effluentconcentraties
van een RWZI, wat maakt dat de evaluatie enigszins anders verloopt.
Te evalueren elementen:
-
Waarbij:
relatieve bijdrage (Ri) van de door een lozing veroorzaakte concentratieverhoging in het
influent van de RWZI tot de milieukwaliteitsdoelstelling:
Vx = geloosde vuilvracht stof x (kg/d)
Qr = reëel debiet influent RWZI (m³/d)
MKN = milieukwaliteitsdoelstelling parameter x (mg/l)
-
voor metalen kan er eventueel voor geopteerd worden om een metaalvracht te berekenen op een
wijze die analoog is aan deze die gebruikt wordt in het kader van de heffingen (berekenen
metaalvracht waarbij aan de verrekende metalen een gewicht wordt toegekend in functie van de
potentiële toxiciteit van een metaal). Deze metaalvracht kan dan cumulatief met de metaalvracht voor
de heffingsparameters, getoetst worden aan de omzendbrief.
De impact kan - zoals beschreven in het richtlijnenboek - vervolgens beoordeeld worden met onderstaand kader:
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.51
‘Tabel 1‘
Beoordelingskader impact lozing bedrijfsafvalwater op RWZI
verwaarloosbare
impact
De impact van het geloosde effluent is
vergelijkbaar met deze van huishoudelijk
afvalwater.
Zie criteria bedrijfsafvalwater kleine
bedrijven en huishoudelijk afvalwater*
+ voor overige stoffen geldt dat Ri ≤
0,05.
beperkte impact
Het bedrijfsafvalwater heeft een potentiële
impact, maar in praktijk is er hoogstens een
kleine impact te verwachten door het beperkte
aandeel van het geloosde effluent in verhouding
tot het influent van de RWZI.
Zie criteria bedrijfsafvalwater met een
kleine impact* + voor metalen
(heffingsparameters) is de bijdrage tot
de influentconcentratie RWZI < 5% +
voor overige stoffen geldt dat Ri ≤
0,25.
relevante impact
Het bedrijfsafvalwater is qua samenstelling niet
vergelijkbaar met huishoudelijk afvalwater en
voor de betrokken parameters is de verhouding
van de bijdrage van het geloosde effluent tot het
influent van de RWZI groter dan 5%, maar het
afvalwater is
Criteria goede biologische afbreekbaarheid: CZV/BZV < 4, BZV/N > 4,
BZV/P > 25 + voor metalen
(heffingsparameters) is de bijdrage tot
de
influentconcentratie
RWZI
< 5% + voor overige (gevaarlijke)
stoffen geldt dat Ri ≤ 0,25.
belangrijke impact
wél goed afbreekbaar en
geloosde hoeveelheden
stoffen zijn beperkt
gevaarlijke
Dit omvat een relevante impact + er zijn
duidelijke aanwijzingen dat de lozing aanleiding
geeft tot normoverschrijdingen voor de RWZI
en/of de RWZI kampt reeds met een
capaciteitsprobleem
OF
De bijdrage van het geloosde effluent tot het
influent van de RWZI is groter dan 5% en het
afvalwater is
-
niet goed afbreekbaar en
geloosde hoeveelheden
stoffen zijn te groot
gevaarlijke
* Zie toetsingskader, § 0
Wordt op basis van bovenstaand toetsingskader de impact als relevant beoordeeld, dan is verder onderzoek
naar de mogelijke impact op de effluentkwaliteit van de RWZI - kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater
en/of de mogelijke impact op de slibkwaliteit van de RWZI vereist.
Bij een belangrijke impact moeten milderende maatregelen voorgesteld worden (op niveau van de lozing en/of
op het niveau van de RWZI conform de omzendbrief en Besl.Vl.Reg. 21/02/2014).
7.1.3.3. T o e t s i n g s k a d e r
TOETSINGSWAARDEN
In bovenstaande beoordelingskaders worden de veroorzaakte bijdragen door de lozing getoetst t.o.v. bepaalde
toetsingswaarden. Deze worden afgeleid in volgende prioriteitsvolgorde:
₋
Wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen;
₋
Andere toetsingswaarden (MTR-waarden, wetenschappelijk onderbouwde PNEC-waarden, …) bij
ontstentenis of in aanvulling van wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen.
₋
Specifiek voor gevaarlijke stoffen: No Observed Effect Concentrations of ernstige risiconiveaus.
De relevante gehanteerde toetsingswaarden en hun oorsprong zullen worden opgenomen in het MER.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.52
CRITERIA LOZING OP RIOLERING
Voor de beoordeling van de impact van de lozing van Unilin Panels ORB op de goede werking van de RWZI (in de
geplande situatie), wordt gebruik gemaakt van de beoordelingscriteria zoals vastgelegd in de omzendbrief van
23 september 2005 m.b.t. de verwerking van bedrijfsafvalwater in een RWZI, verder aangepast en verduidelijkt
in Besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 inzake lozing van bedrijfsafvalwater naar een RWZI.
Hierbij worden volgende toetsingswaarden gedefinieerd:
1) BEDRIJFSAFVALWATER V AN KLEINE BEDRIJVEN EN HUISH OUDELIJK AFVALWATER
Onder kleine bedrijven worden alle bedrijven begrepen die:
-
onder de volgende N-drempels vallen: N1 < 600 en N2 < 200 en N3 < 400 en
geen grote hoeveelheid verdund afvalwater (d.i. BZV<100 mg/l) lozen (niet meer dan 2,5 % van
de hydraulische capaciteit van de biologische straat van de RWZI) en
die geen andere stoffen lozen in hoeveelheden die de werking van de RWZI kunnen verstoren.
Bedrijfsafvalwater van deze kleine bedrijven wordt in principe vergelijkbaar geacht met huishoudelijk
afvalwater en kan dus zonder probleem op riool worden geloosd.
2)
BEDRIJFSAFVALWATER VAN BEDRIJVEN MET EEN KLEINE IMPACT
Indien het bedrijfsafvalwater, dat boven deze N-drempels uitkomt en voldoet aan de andere criteria
hierboven vermeld, slechts een relatief klein deel uitmaakt van de capaciteit van de RWZI, kan het
normaal gezien eveneens verwerkt worden op RWZI.
Onder kleine impact van een bedrijf wordt begrepen:
-
een vergund debiet van minder dan 2,5 % van de hydraulische capaciteit van de biologische
straat van de RWZI;
een geloosde vracht van minder dan 15 % van de ontwerp-BZV-vracht en minder dan 5 % van
de ontwerpvrachten aan CZV en ZS;
een geloosde stikstofvracht van minder dan 5 % van de ontwerpvracht aan totaal stikstof;
een geloosde fosforvracht van minder dan 5 % van de ontwerpvracht aan totaal fosfor.
(Opmerking: dit geldt niet voor N2 omdat RWZI's niet gebouwd zijn voor metaalverwijdering).
AD HOC BENADERING OVE RIGE BEDRIJVEN (GRONDIGE EVALUATIE VEREIST)
Indien het bedrijfsafvalwater tot geen van beide bovenstaande categorieën kan worden ingedeeld, wordt op
basis van een ad hoc benadering per bedrijf gekeken hoe men maximaal tot een win/win situatie (voor bedrijf
enerzijds en RWZI anderzijds) kan komen. In het recente besluit wordt dit gedefinieerd als ‘een grondige
evaluatie’. Hierbij worden o.a. volgende zaken geanalyseerd:
-
-
verwerkbaarheid aangeboden vrachten (CZV/BZV < 4, BZV/N > 4, BZV/P > 25 - van totale te verwerken
afvalwater - bedrijfsafvalwater kan hier mogelijks valoriseerbare en/of complementaire functie
vervullen t.o.v. overige afvalwaterstromen);
hydraulische impact;
aanwezigheid gevaarlijke stoffen;
alternatieven voor aansluiting op riolering;
aanwezigheid overstortproblematiek,
…
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.53
7 . 2 . L u c h t - L uc h t kw a l i t e i t
7 . 2 . 1 . A f b a k e n i n g e n b e s c h ri j v i n g v a n he t st u d i e g e b i e d
GEOGRAFISCHE AFBAKENING
Het studiegebied wordt bepaald tot de zone rond het projectgebied waar een impact op de luchtkwaliteit te
verwachten is. Op basis van ervaring met gelijkaardige projecten wordt aangenomen dat de afbakening kan
beperkt blijven tot een zone van 3 km rondom het bedrijf.
Indien tijdens een latere fase van de studie zou blijken dat het impactgebied zich verder uitstrekt (op basis van
impactberekeningen) zal het studiegebied uiteraard uitgebreid worden.
INHOUDELIJKE AFBAKENING
Uitgaande van de emissies (zie paragraaf 3.6) verbonden aan de exploitatie van het bedrijf, wordt binnen de
discipline lucht de bijdrage van de emissies (verbrandingsemissies en VOS-emissies) tot de lokale luchtkwaliteit
in kaart gebracht en getoetst ten opzichte van het significantiekader. Indien een belangrijke bijdrage berekend
wordt, worden milderende maatregelen voorgesteld.
Te beschouwen parameters:
-
NOx;
-
CO;
-
Stof (PM10, PM2,5);
-
Formaldehyde;
-
VOS;
-
Terpenen;
-
Zware metalen (vnl. koper, Cadmium);
-
Dioxines
7 . 2 . 2 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g e n - b e o o r d e l i n g
7.2.2.1.
Vastleggen van de te hanteren luchtkwaliteitsdoelstellingen
Voor de verschillende te beschouwen parameters worden luchtkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd die als
toetsingswaarde doorheen de discipline zullen worden gehanteerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de
voorkeur van luchtkwaliteitdoelstelling zoals weergegeven in het richtlijnenboek lucht (2012 – opsomming
hieronder is in dalende mate van voorkeur):


Selectie van een wettelijke huidige of geplande immissie- of belastingsnorm: in dalende volgorde van
voorkeur worden wettelijke normen voor Vlaanderen (Vlarem II), Europa, België, Nederland/Duitsland,
USA of andere landen vooropgesteld.
Selectie van wetenschappelijke advieswaarde (in dalende volgorde van voorkeur):
o WHO-advieswaarden of EPA-advieswaarden voor blootstelling (waarbij onderscheid gemaakt
wordt tussen carcinogeen en niet-carcinogeen);
o Toetsingswaarden, afgeleid van TLV-waarden:
 Voor de algemene bevolking:
o 1/10 van de TLV-waarde voor niet carcinogenen;
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.54
o
1/x van de TLV-waarde voor carcinogenen met x die waarde die het
-6
risico terugbrengt tot het niveau 10 bij een levenslange
blootstelling. Indien er onvoldoende wetenschappelijke gegevens
beschikbaar zijn om x te bepalen, stelt men x gelijk aan 1000.
 Voor gedefinieerde risicogroepen:
o 1/200 van de TLV-waarde voor niet carcinogenen;
o 1/50000 van de TLV-waarde voor carcinogenen.
Eventueel aanvullende advieswaarden uit “peer reviewed” internationale wetenschappelijke
literatuur.
o
7.2.2.2.
Actuele luchtkwaliteit binnen het studiegebied
In het MER zal de plaatselijke luchtkwaliteit in kaart worden gebracht. Hierbij worden de meetresultaten van de
14
VMM in meetstations die gelegen zijn in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB. Daarnaast zullen
15
ook de gegevens van het geoloket ‘VMM Advisering RUP-thema lucht’ (Deze benadering is gebaseerd op
meetresultaten in combinatie met een interpolatiemodel en focusseert zich enkel op de concentraties van
stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)) en interpolatiegegevens die worden weergegeven in het rapport
‘Overzicht luchtkwaliteit in het Vlaams gewest’ gebruikt worden.
Andere beschikbare studies over het studiegebied worden ook besproken:
-
Luchtkwaliteit in Oostrozebeke – vergelijkende stofmetingen – periode maart 2011 –
december 2011;
-
Immissiemetingen in Oostrozebeke Rapport 1999-2009, VMM, 2010;
-
Identificatie en kwantificatie van de bronnen van PM10, VITO, mei 2006;
-
(Her)evaluatie hotspotzones PM: een analyse van de gemeten fijn stof concentraties en
een identificatie en kwantificatie van de bronnen, Vito, februari 2012.
-
Verkennend onderzoek naar formaldehyde in de omgevingslucht van Vlaanderen,
december 2004.
De meetstations in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB, worden weergegeven in tabel VII.2.1.
Tabel VII.2.1 VMM-meetstations in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB
Meetstation
Naam meetstation
Lambertcoördinaten
Opgemeten parameters.
40OB01
Oostrozebeke Hulststraat
75.368/179.068
NOx, PM10
40OB02
Wielsbeke – Den Meynaert
80.203/178.758
PM10
De geïnventariseerde gegevens zullen getoetst worden aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen.
14
Luchtkwaliteit in het Vlaams Gewest – Jaarverslag immissiemeetnetten – kalenderjaar 2012 (vmm)
15 Het Geoloket VMM Advisering RUP-thema lucht biedt een advies voor de Vlaamse gemeentes over de toestand van de luchtkwaliteit,
gebaseerd op metingen van 3 jaar. De gemeten waarden zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). (http://geoloket.vmm.be/RUP)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.55
7.2.2.3.
Effectvoorspelling en -beoordeling
EMISSIEBEELD VAN UNILIN PANELS ORB REFERENTIESITUATIE
De voor de referentiesituatie representatieve emissiebronnen en emissies verbonden aan de activiteiten van
Unilin Panels ORB zijn globaal beschreven in paragraaf 3.6.
EMISSIEBEELD VAN UNILIN PANELS ORB GEPLANDE SITUATIE
De voor de geplande situatie representatieve emissiebronnen en de werkwijze om emissies in de geplande
situatie te begroten zijn globaal beschreven in paragraaf 3.6.
De emissies van Unilin Panels ORB in zowel de referentiesituatie als de geplande situatie zullen getoetst worden
aan de totale emissies van de sector, van alle stationaire bronnen in Vlaanderen en van het stationair NEC
emissieplafond.
BEGROTEN VAN BIJDRAGE TOT OMGEVINGSLUCHTKW ALITEIT
De impact van de huidige kwantitatief beschreven emissies (zie hierboven) wordt beoordeeld aan de hand van
dispersieberekeningen, uitgevoerd met het IFDM dispersiemodel. Hierbij wordt een dispersieberekening
uitgevoerd voor die polluenten waarvan verwacht wordt dat de impact op de luchtkwaliteit niet
verwaarloosbaar is. Deze polluenten worden geselecteerd op basis van (cfr. richtlijnenboek lucht):






De totale emissievracht;
De actuele luchtkwaliteit;
Risicozinnen van de polluent;
Manier van uitstoot;
Reeds bestaande klachten of onrust;
Aanwezigheid van gevoelige bevolkingsgroepen en fauna en flora.
De gekwantificeerde diffuse emissies (berekend a.d.h.v. het rekentooltje van LNE) zullen niet gebruikt worden
als input voor de IFDM-berekening (cfr. richtlijnenboek lucht). Door de effectbeoordeling van de stofemissies
(incl. diffuse stofemissies) zal een kwalitatieve benadering gevolgd worden.
Voor de evaluatie van de impact van de transportemissies wordt gebruik gemaakt van het stedelijk screening
model CAR-Vlaanderen. Op basis van het aantal transporten en de route die hierbij gevolgd wordt, kan m.b.v. dit
model de impact van de uitlaatgassen op de luchtkwaliteit geschat worden.
De bekomen gegevens worden gerelateerd t.o.v. aanvaardbare concentratie-/kwaliteitsdoelstellingen en de
maximaal
aanvaardbare
overschrijdingen
hiervan.
Hierbij
worden
algemeen
aanvaarde
luchtkwaliteitsdoelstellingen of internationale doelstellingen als toetsingskader beschouwd (zie hoger).
Op basis van hoger vermelde bevindingen worden mogelijke effecten op de luchtkwaliteit besproken.
EFFECTBEOORDELING
Op basis van de begrote bijdragen van de emissies tot de omgevingsluchtkwaliteit wordt een effectbeoordeling
voorzien.
In eerste instantie wordt deze beoordeling uitgevoerd voor alle parameters waarvoor het effect kwantitatief
werd berekend.
Ten aanzien van de cijfermatige beoordeling van de impactniveaus wordt per parameter het hierna vermelde
schema gehanteerd bij de evaluatie van de bijdrage van het bedrijf, overeenkomstig het toetsingskader
opgenomen in het Richtlijnenboek Lucht van de Dienst Mer van LNE:
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.56

Voor jaargemiddelde benadering:

verwaarloosbare bijdrage: bijdrage minder dan 1 % van de doelstelling

beperkte bijdrage: bijdrage van max. 3 % van de doelstelling
-1

belangrijke bijdrage: van min. 3 maar max. 10 % v/d doelstelling
-2

zeer belangrijke bijdrage: bijdrage van meer dan 10 % v/d doelstelling
-3

0
Voor toetsing aan hogere presentiewaarden/aantal overschrijdingen:

verwaarloosbare bijdrage: bijdrage minder dan 1 % van de doelstelling

beperkte bijdrage: bijdrage van max. 5 % van de doelstelling
-1

belangrijke bijdrage: van min. 5 maar max. 20 % v/d doelstelling
-2

zeer belangrijke bijdrage: bijdrage van meer dan 20 % v/d doelstelling
-3
0
Voor de globale effectbeoordeling is het niet mogelijk om voorafgaandelijk de criteria eenduidig vast te leggen
welke zullen leiden tot de toekenning van de score.
TOETSING AAN DE NEC-REDUCTIEDOELSTELLINGEN
Per relevante emissiebron zal een screening van de volgens de literatuur mogelijke emissiereductiemaatregelen
opgenomen worden (maatregelen uit NEC-reductieprogramma, BBT, BREF, sectorstudies, gelijkaardige
bedrijven, eigen studiewerk van het bedrijf … ). Een evaluatie van deze maatregelen zal uitgevoerd worden
(technisch mogelijk, kostenefficiënt, … ).
7 . 2 . 3 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n
Milderende maatregelen worden voorzien indien:

Emissiegrenswaarden of reeds vastgelegde toekomstige emissiegrenswaarden overschreden worden of
zullen worden;

Bij een jaargemiddelde benadering is een onderzoek naar milderende maatregelen niet dwingend bij score 1, uitgezonderd indien de MKN in referentiesituatie al voor 80% is ingenomen. Bij score -2 dienen milderende
maatregelen worden gezocht met zicht op implementatie ervan op korte termijn. Bij score -3 zijn het
formuleren van milderende maatregelen essentieel. Het effect van de eventueel voorgestelde maatregelen
wordt doorgerekend en opnieuw getoetst.

Bij een toetsing aan hogere presentiewaarden/overschrijdingen zal de noodzaak voor milderende
maatregelen beoordeeld en gerapporteerd worden door de deskundige.
Aanvullend zal er ook nagegaan worden in welke mate beleidsmatige randvoorwaarden aanleiding kunnen
geven tot het voorstellen van (bijkomende) milderende maatregelen.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.57
7.3. Lucht - Geur
7 . 3 . 1 . A f b a k e n i n g e n b e s c h ri j v i n g v a n he t st u d i e g e b i e d
GEOGRAFISCHE AFBAKENING
Het studiegebied wordt bepaald tot de zone rond het projectgebied waar een impact op de luchtkwaliteit te
verwachten is. Op basis van ervaring met gelijkaardige projecten wordt aangenomen dat de afbakening kan
beperkt blijven tot een zone van 3 km rondom het bedrijf.
7 . 3 . 2 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g e n - b e o o r d e l i n g
7.3.2.1.
Info m.b.t. het vastleggen van het beoordelingskader
In Vlaanderen zijn er m.b.t. geur (nog) geen globale of sectorale wettelijke doelstellingen van kracht.
Wegens het ontbreken van een wettelijk kader en van een beleidskader voor de specifieke geur afkomstig van
spaanplatenbedrijven, wordt het voor de beoordeling van de geurimpact dan ook noodzakelijk geacht om een
toetsingskader op te bouwen in het kader van dit MER. Dit omvat in eerste instantie het vastleggen van een
nuleffectniveau en anderzijds een niveau van onaanvaardbare impact, en dit in functie vande geurgevoeligheid
van het beoordelingsgebied.
Indien een te grote onzekerheid m.b.t. het effectieve onaanvaardbare hinderniveau bestaat, kan best gebruik
gemaakt wordt van een zgn. bandbreedte waarbinnen dit niveau zich situeert en kan de impactbespreking
hierop afgestemd worden.
Gezien begin 2012 het nieuw richtlijnenboek lucht werd goedgekeurd, waarin enkele beoordelingskaders inzake
geur werden opgenomen (in functie van het geurkarakter), zal bij de beoordeling van de effecten met deze
kaders rekening gehouden worden. Omwille van het feit dat deze kaders enkel als een soort leidraad te aanzien
zijn, en er bij veldstudies aanzienlijke verschillen naar voor komen inzake correlatie tussen hinder en
blootstellingsconcentraties (zelfs bij gelijkaardige geuren), wordt in wat volgt bijkomende achtergrondinformatie
opgenomen die kan gebruikt worden om de toetsingswaarden beter te kaderen.
De mate waarin geurklachten geuit worden, wordt niet rechtstreeks meegenomen bij de impactbespreking
“lucht”, maar komt meer specifiek aan bod bij het aspect mens. Op Vlaams niveau wordt door LNE het principe
gehanteerd dat het al of niet voorkomen van klachten niet kan gerelateerd worden aan het
beoordelen/hanteren van geurhinderniveaus. Deze bepaling werd opgenomen in het door de minister
goedgekeurde “Visiedocument geur”. Met dit principe dient bij de impactbeoordeling rekening gehouden te
worden. Er wordt hierbij dan ook aangehouden dat het niet optreden van klachten niet wil zeggen dat er geen
geurhinder kan zijn. Omgekeerd dient dan ook gesteld dat het optreden van klachten niet automatisch
impliceert dat er sprake is van een (onaanvaardbare) geurhinder.
In wat volgt wordt meer in detail ingegaan op de beschikbare info om een onderbouwd toetsingskader te
kunnen afleiden.
BELEIDSVOORBEREIDENDE STUDIES

Gegevens uit mina-2 plan
In het mina-2 plan wordt bij thema 11 “Verstoring door geurhinder” een benadering gevolgd waarbij de
doelstellingen functie zijn van de aard van de geur. Wij citeren: ”Uit de praktijk blijkt immers dat de
aanvaardbaarheid van geur sterk kan verschillen van bron tot bron. Een gelijke geurnorm of een
kwaliteitsdoelstelling voor alle bronnen is dus niet haalbaar”.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.58
Er wordt trouwens gesteld dat het af en toe waarnemen van geur, niet automatisch impliceert dat er
onaanvaardbare of ernstige hinder is. Dit dient gekoppeld te worden aan zowel de periodiciteit, de intensiteit als
het geurkarakter.
Hieruit kan dan ook afgeleid worden dat bij het opstellen van toetsingskaders rekening dient gehouden te
worden met het hedonisch karakter van de geur, en dat af en toe blootstelling, zelfs aan een hogere
geurconcentratie (bv. te vertalen in 98P-waarden) aanvaardbaar kan zijn en niet automatisch met
(onaanvaardbare) hinder moet gelijk gesteld worden.

i,ii
Gegevens uit beleidsstudies LNE .
Uitgaande van de meest recente versie van het visiedocument geur, welke door de Mina raad beoordeeld werd,
kunnen een aantal elementen aangereikt worden die bij de geurevaluatie kunnen meegenomen worden.
Volgende beginselen zijn als algemene milieubeleidsbeginselen erkend:

Is er hinder, dan dienen maatregelen genomen op basis van BBT zodat de hinder wordt teruggedrongen
tot een aanvaardbaar niveau.;

Proportionaliteit: de te nemen maatregelen staan in verhouding tot de hinder of potentiële hinder;

Preventiebeginsel, standstil beginsel, aanpak aan de bron.
Verder worden in het visiedocument nog een aantal regels opgesomd waarmee rekening dient gehouden te
worden:

Nulemissies zijn niet onder alle omstandigheden realistisch;

Is aan de norm voldaan, dan kan er toch nog geurwaarneming zijn;

Als er geen hinder of potentiële hinder is, zijn geen acties of maatregelen nodig;

Ernstige hinder is nooit toelaatbaar;

De geurnorm die wordt bepaald voor een hinderlijke inrichting benadert zo dicht mogelijk het
'aanvaardbare niveau’;

Toetsingscriteria bij de beoordeling van geurhinder zijn:

Type omgeving (onderscheid in geurgevoeligheid van bestemmingen en objecten);

Onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties;

Hedonische waarde (aangenaamheid van de geur);

Frequentie en duur van optreden van geurhinder.
Uit de bepalingen opgenomen in het visiedocument kunnen in het kader van dit dossier een aantal basis
elementen afgeleid worden welke bij het uitwerken van een beoordelingskader en bij de evaluatie van de
geurimpact gehanteerd kunnen worden:

Het opstellen van een geurnorm dient wetenschappelijk onderbouwd te zijn.

Deze geurnorm dient functie te zijn van het hedonisch karakter van de geur, en wordt best toegespitst
t.h.v. omliggende bewoning.

De op te nemen grenswaarde is dermate dat geen ernstige hinder toegelaten wordt.

Een geurnorm op basis van een percentielwaarde is aangewezen (voor het in rekening brengen van
frequentie en duur).
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.59

Het al of niet periodiek voorkomen van geur is op zich geen maat voor geurhinder.

Het al of niet optreden van klachten is geen onderbouwde aanduiding van het al of niet optreden van
onaanvaardbare geurhinder.

Bij optreden van geurhinder dienen BBT gerelateerde maatregelen genomen te worden.
Hoger vermelde bepalingen werden in feite ook mee opgenomen bij de recente herziening van het deelaspect
geur in het Richtlijnenboek lucht voor project-MER’s.
In de beleidsstudie wordt, uitgaande van vastgestelde effectniveaus bij een aantal homogene sectoren, een
indeling voorgesteld van een aantal karakteristieke geuren (zie figuur VII.3.1 ). De aard van de geur van Unilin
Panels ORB sluit echter niet aan bij één van de vermelde geuren. De nuleffectniveaus (richtwaarde) die hierbij in
blauw worden opgenomen hebben betrekking op niveaus welke in het kader van beleidsvoorbereidende studies
op basis van praktijkstudies voor homogene sectoren werden vastgesteld. Deze studies werden uitgevoerd in
opdracht van LNE. Bij het uitwerken van een toetsingskader is het dan ook noodzakelijk de geur veroorzaakt bij
de productie van spaanplaten, naar analogie en op basis van literatuurgegevens in te delen.
Figuur VII.3.1 Nuleffectniveaus van diverse geuren (bron visiedocument LNE, 2006)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.60
VASTSTELLEN GEHANTEERD NULEFFECTNIVEAU
Door de Universiteit van Gent, PRG en PRA Odournet werd op vraag van LNE een praktijkonderzoek uitgevoerd
iii
m.b.t. het vastleggen van nuleffectniveaus en hinderniveaus van toepassing op 5 pilootsectoren .
Bij één van de sectoren werd hierbij een nuleffectniveau van 2 se/m³ als 98P vooropgesteld (afgeleid uit
onderzoek rondom 3 bedrijven). Dit betreft de sector van de verfspuiterijen waarbij de geur door VOS bepaald
wordt. Uitgaande van deze praktijkstudie werden in deze studie de volgende voorlopige
basisbeschermingsniveaus voorgesteld:
o
o
o
Nuleffectniveau
Hinderniveau
Ernstig hinderniveau
2 se/m³ als 98P
5,5se/m³ als 98P
9 se/m³ als 98P
Uit de evaluatie van de resultaten van deze studie blijkt de sterke variatie naargelang het bedrijf. Er worden ook
opmerkingen geformuleerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van bepaalde respondenten en de invloed van
een schriftelijke enquêteringswerkwijze, waardoor men genoodzaakt was om een selectie van gegevens te
gebruiken. Zo werden voor het hinderniveau de resultaten van één bedrijf gebruikt, bij het vastleggen van de
overgang van hinder naar ernstig hinderniveau de resultaten van de drie bedrijven.
Voor een andere sector (textielsector waarbij eveneens rondom drie bedrijven onderzoek werd uitgevoerd)
werden volgende niveaus als voorlopige basisbeschermingsniveaus voorgesteld (welke, op basis van verder
onderzoek, nog verder dienden onderbouwd te worden):
o
o
o
Nuleffectniveau
Hinderniveau
Ernstig hinderniveau
1,5 se/m³ als 98P
3 se/m³ als 98P
3,5 se/m³ als 98P
Ten aanzien van deze sector wordt in de studie gewezen op de aanzienlijke verschillen tussen de onderscheiden
bedrijven.
Uit de resultaten van deze studie naar impact rondom bedrijven van deze twee pilootsectoren blijkt een zeer
aanzienlijk verschil in voorgestelde absolute grenswaarde, niettegenstaande de nuleffectniveaus relatief
gelijkaardig ingeschat worden (en betrekking hebben op een als eerder neutraal te beschouwen geur).
Net zoals men in deze beleidsvoorbereidende studie spreekt van een nuleffectenband (om het verschil tussen de
vastgestelde nuleffectniveaus van de verschillende bedrijven behorend tot éénzelfde pilootsector te duiden), zou
men bij het voorstellen van een eventueel toe te passen ernstig hinderniveau/grenswaarde ook een
bandbreedte kunnen duiden waarbinnen dit niveau zou liggen (in tegenstelling dus met de grenswaarden welke
in de toetsingskaders van het RLB lucht als strikte waarden worden gehanteerd).
In de hoger vermelde beleidsstudie wordt ten aanzien van “bestaande bedrijven” (zoals gedefinieerd in het
kader van het geurbeleid en niet cfr. de Vlarem bepalingen) opgenomen om de geurnorm vast te leggen op het
ernstig hinderniveau ter hoogte van het dichtstbijzijnde te beschermen objecten.
Bij het niet haalbaar zijn van deze norm wordt ook aangegeven dat het “economisch haalbaar niveau” de norm is
op voorwaarde dat de maatschappelijke schade kleiner is dan de maatschappelijke winst. Het is evenwel niet
evident om deze schade/winst kwantitatief te begroten.
16
Alle hervergunningen worden in het kader van het geurbeleid als bestaande inrichtingen beschouwd. Hierbij
geldt echter dat voor hervergunningen met een aanzienlijke verandering (capaciteitsverhoging met meer dan
16
Deze definitie verschilt van de algemene definitie zoals bepaald in Vlarem II (vergund vóór of na 1/1/1993) en dient gekoppeld te worden
met het geurbeleid
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.61
100% ten aanzien van de vorig vergunde situatie) voor die onderdelen die aanzienlijk worden veranderd de
voorschriften gelden voor nieuwe inrichtingen (Vlarem II art. 3.3.3.3.§1). Voor onderdelen die worden
veranderd zonder dat de vergroting meer dan 100% bedraagt, gelden dus de normen voor bestaande
inrichtingen.” In het kader van dit dossier kan ten aanzien van de geurbeoordeling dan ook uitgegaan worden
van bepalingen vastgelegd voor bestaande bedrijven.
Voor het vastleggen van het nuleffectniveau van de geur kan verwezen worden naar diverse studies die melding
maken van een eerder neutrale geur voor terpenen.
iv
In een studie van TNO en Witteveen en Bos TNO wordt voor de geur van “dennen-olie” aangegeven dat deze als
neutraal mag beschouwd worden. Gezien de belangrijkste VOS-emissie bij het drogen van hout uit terpenen
bestaat, mag aangenomen worden dat ook de geur van de drogers, als belangrijkste geurbron bij Unilin Panels
ORB, als eerder neutraal mag beoordeeld worden. Ook de VOS-emissie van de pers bestaat voor een belangrijk
aandeel uit terpenen.
v
In een IPPC draft- publicatie van het Britse Environment Agency en andere instellingen (2002, ) wordt inzake
“terpentijn” (hars dat bij de opslag en het productieproces versneld en geconcentreerd vrijkomt) een hedonische
waarde van -0,73 vermeld. Deze waarde is zeer gelijkaardig aan deze van verf (-0,75). Dit ondersteunt een
mogelijke gelijkstelling van het nuleffectniveau van de geur veroorzaakt door het bedrijf met bv. de geur zoals
beoordeeld in de LNE pilootstudie omtrent de sector van de verfspuiterijen. Bij gebrek aan goed onderbouwde
hinderniveaus/grenswaarde zou dan ook naar het kader zoals voorgesteld voor deze sector kunnen
teruggegrepen worden.
Uitgaande van de hierboven opgenomen gegevens, maar vooral van de bepalingen opgenomen in het
vernieuwde RLB-lucht, wordt voorgesteld als nuleffectniveau een waarde van 1,5 se/m³ als 98P te hanteren.
VASTSTELLEN NIVEAU ERNSTIGE HINDER
Vervolgens dient ook nog het niveau van ernstige hinder afgeleid te worden. Gezien hiervan geen onderbouwde
gegevens beschikbaar zijn, zal een kader voorgesteld worden dat aansluit bij reeds ontwikkelde kaders voor
eerder neutrale geuren.
In feite komt het erop neer dat men, gezien er geen éénduidige vaststelling van de werkelijke (ernstige)
hinderniveaus beschikbaar is, best een beoordeling uitvoert t.o.v. een zgn. bandbreedte. Een dergelijke
bandbreedte is dan ook te aanzien als een illustratie van de onzekerheden ten aanzien van de
impactbeoordeling.
Uitgaande van hoger vermelde gegevens zou als bandbreedte voor onaanvaardbare hinder in eerste instantie
een gebied kunnen voorop gesteld worden van 3,5 à 9 se/m³ als 98P-waarde waarbinnen het werkelijk
onaanvaardbaar hinderniveau zich zou kunnen situeren. Opsplitsing naargelang de geurgevoeligheid van de
beoordelingsplaatsen is hierbij ook aan te raden.
Op basis van hoger vermelde bevindingen en de voorstellen van LNE voor een aantal homogene sectoren
(waarbij zowel streefwaarden, richtwaarden als grenswaarden voorgesteld worden), worden in tabel VII.3.1 het
in dit MER gehanteerde kwantitatief toetsingskader voor geur opgenomen. Hierbij wordt getoetst aan de
richtwaarden, tussenliggende waarden en waarden voor onaanvaardbare hinder.
In onderstaande tabel wordt een duiding van de gehanteerde begrippen opgenomen.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.62
Tabel VII.3.1 Duiding van een aantal geurgerelateerde begrippen
Definitie beoordelingswaarden
Oorsprong definitie
Relatie met effect
Richtwaarde
Geurbeleid LNE
Nuleffectniveau
"tussenliggend beoordelingswaarde"
Grenswaarde
Louter technische invulling in kader
van impactbeoordeling MER
Geurbeleid LNE
Hinderniveau
Ernstig hinderniveau
M.b.t. het interpreteren van deze beoordeling kan verwezen worden naar de visie van LNE afdeling lucht welke
stelt dat het algemene uitgangsprincipe van de beleidsdoelstelling is : het streven naar het nuleffectniveau of de
richtwaarde (~ streefwaarde) binnen aanvaardbare termijn, zowel voor gehinderden als voor de normadressaat,
door toepassing van BBT.
Er wordt niettemin een duidelijk onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande inrichtingen (nieuw en
bestaand in kader van geurbeleid, niet cfr. Vlarem bepalingen). Voor nieuwe inrichtingen wordt, in tegenstelling
met bestaande inrichtingen, in feite geen rekening gehouden met contextueel milderende en sociaaleconomische aspecten. Bij bestaande inrichtingen, kunnen in bepaalde omstandigheden contextueel milderende
aspecten, economische draagkracht en de maatschappelijke schade in rekening gebracht bij het vastleggen van
eventuele toetsingskaders.
Rekening houdend met bovenstaande, en de bepalingen opgenomen in het richtlijnenboek lucht, wordt in het
kader van dit MER het hierna vermelde toetsingskader voor neutrale geuren gehanteerd zoals opgenomen in het
RLB lucht (zie figuur VII.3.2).
Zoals uit bovenstaande mag blijken dient hierbij wel rekening gehouden te worden dat de vermelde
toetsingswaarden enerzijds geen wettelijke bepalingen zijn, maar anderzijds dat geval per geval er in de praktijk
verschillen kunnen optreden tussen de op het terrein ervaren hinderniveaus en de hier gehanteerde waarden.
Figuur VII.3.2
Effectenladder voor neutrale geuren in functie van de geurgevoeligheid van het toetsingsobject/gebied (bron LNE, RLB lucht, 2012)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.63
GEURDREMPELWAARDEN
Wegens het ontbreken van voldoende onderbouwde specifieke meetgegevens m.b.t. de geuremissies wordt de
impactbeoordeling afgestemd op de VOS emissies, rekening houdend met geurdrempelwaarden voor terpenen.
Gezien het groot aantal samenstellende stoffen aanwezig als VOS, en gezien de grote variatie van de
geurdrempelwaarden welke in de literatuur terug te vinden zijn (grootte orde variatie tussen 10 en 1.000 µg/m³
voor alfa-pineen), zal bij de beoordeling rekening gehouden worden met een conservatieve aanname.
Als equivalente geurconcentratie zal dan ook gerekend worden met een geurdrempel van 20 µg/m³. Deze
waarde ligt aanzienlijk lager dan de standaard waarde die vermeld wordt in Devos et.al., referentie die vaak bij
impactbeoordelingen toegepast wordt. Devos et.al. citeren voor alfa-pineen en limoneen slechts één referentie,
maar de voorgestelde standaardwaarde, die doorgaans toegepast wordt, ligt wel aanzienlijk hoger dan de
geurdrempelwaarde geciteerd in de publicatie. Er wordt dan ook geopteerd om in dit dossier deze waarde niet
te hanteren. De gehanteerde waarde ligt wel goed in lijn met de “gemiddelde geurdrempelwaarde” die kan
afgeleid worden uit de door PRG-Odournet uitgevoerde éénmalige olfactometrische meetcampagne op een
vergelijkbare installatie van een andere vestiging van Unilin, waarbij ook de VOS samenstelling werd gemeten.
Uit deze meetgegevens kan voor een waarde van 18 µg VOS een geurwaarde van 1 OUe berekend worden.
Hierdoor wordt de in dit MER gehanteerde geurdrempelwaarde van 20 µg/m³ goed onderbouwd.
Ten aanzien van de termen gebruikt bij de beoordeling inzake geur wordt verwezen naar de versie (v6.7) van het
document ‘De weg naar een duurzaam geurbeleid’ (LNE, 2008) (in het vervolg van de tekst meestal omschreven
als visiedocument geur).
In de beschreven normeringsmethodiek wordt gewerkt met 2 uiterste niveaus en een tussenliggende ruimte. De
grenzen van het systeem worden gesteld tussen het nuleffect niveau (optimale toestand zonder geurhinder van
de beschouwde bron) en een acute gevarengrens, waarvan de concentratie niet éénduidig is vast te leggen,
maar functie is van de verbindingen aanwezig in de emissie.
De aanvaardbaarheidsgrens of aanvaardbare hinder (norm) ligt ergens tussen twee waarden, namelijk een
ondergrens waarbij geen effect optreedt (nuleffectniveau, achtergrondruis) en een bovengrens boven dewelke
de kans op welzijnsreductie of (psycho)somatische gezondheidsklachten reëel is bij geregelde blootstelling van
de omwonende bevolking (per definitie vanaf het niveau boven hetwelk ernstige hinder kan optreden).
Per definitie wordt het nuleffectniveau gelijkgesteld aan het niveau waarbij geen nadelige effecten te
verwachten zijn, of m.a.w. de streefwaarde. Aangezien binnen de Vlarem reglementering streefwaarden niet
gedefinieerd zijn, wordt ditzelfde niveau gelijkgesteld aan het kwaliteitsniveau dat zoveel mogelijk moet bereikt
of gehandhaafd worden, hetgeen m.a.w. neerkomt op de richtwaarde. Het 'structureel klachten'-niveau mag,
behoudens in geval van overmacht, niet overschreden worden. Dit niveau wordt gelijkgesteld aan de
grenswaarde.
De hinderruimte wordt gedefinieerd als het gebied tussen het ‘nuleffectniveau‘ (richtwaarde) en het 'ernstig
hinder'-niveau‘ (grenswaarde) en is in eerste instantie te beheren door de overheid, waarbij enige
manoeuvreerruimte voor het lokale bevoegde gezag is voorzien.
In analogie met de beleidsvoorbereidende geurstudies zullen bij de verdere uitwerking van de discipline de
termen nuleffectniveau/hinderniveau en ernstig hinderniveau nog verder gebruikt worden. Tevens wordt een
tussenliggende beoordelingswaarde gehanteerd om de hinderruimte verder op te delen en om een
onderscheidend toetsingskader te gebruiken dat overeen komt met de andere toetsingskaders gebruikt bij de
discipline lucht, waarbij negatieve impactscores van 0 tot -3 gehanteerd worden). Dit tussenliggend
beoordelingsniveau werd in de beleidsvoorbereidende studies gedefinieerd als ‘hinderniveau’.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.64
7.3.2.2.
Beoordelingskader
Bij de effectbeoordeling wordt gebruik gemaakt van onderstaand toetsingskader, afgeleid uit RLB-lucht.
Tabel VII.3.2
Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in equivalente geureenheden/m³ als 98P waarde
(equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde)
Berekende hoogste bijdrage
Hoog
Matig
Laag
Beoordeling
geurgevoelige
geurgevoelige
geurgevoelige
bijdrage
bestemming
bestemming
bestemming
luchtkwaliteits-
(bedrijventerrein)
doelstellingen
(woongebied)
Bijdrage < richtwaarde (nuleffectniveau)
Richtwaarde
tussenliggende
<
bijdrage
<
-
< 1,5
< 3,0
< 5,0
0
Tussen 1,5 en 2,5
Tussen 3,0 en 4,0
Tussen 5,0 en 7,5
-1
Tussen 2,5 en 3,0
Tussen 4,0 en 5,0
Tussen 7,5 en 10
-2
> 3,0
> 5,0
> 10,0
-3
t.o.v.
beoordelingswaarde
(hinderniveau)
Tussenliggende
beoordelingswaarde
(hinderniveau) < bijdrage < grenswaarde
(ernstig hinderniveau)
Bijdrage
>
grenswaarde
(ernstig
hinderniveau)
7 . 3 . 3 . G e u r i m p a ct i n d e a c tu e l e s i t u a t ie
De geurimpact in de actuele situatie wordt beoordeeld op basis van:

Berekende geuremissies van de relevante bronnen

Impactberekening met IFDM

Beoordeling berekende impact op basis van hoger vermeld beoordelingskader
Aanvullend wordt op basis van plaatsbezoeken nagegaan in hoever er in de omgeving nog andere relevante
geurbronnen aanwezig zijn die mogelijks een impact hebben ten aanzien van de geurbelasting.
Bijkomend wordt aandacht besteed aan de klachtenregistratie ten aanzien van het aspect geur.
7 . 3 . 4 . G e u r i m p a ct i n d e ge pl a n d e s i t u a t i e
De geurimpact in de geplande situatie wordt op een gelijkaardige wijze beoordeeld als de beoordeling bij de
actuele situatie, maar dan rekening houdend met de geschatte geuremissies bij de volledige invulling van de
geplande capaciteit.
De resultaten van deze berekeningen zullen als input dienen bij de impactbeoordeling bij de discipline mensgezondheid.
7 . 3 . 5 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n
Onderzoek naar eventuele milderende maatregelen wordt gekoppeld aan de resultaten van de uitgevoerde
impactberekeningen in relatie tot het beoordelingskader.
Bij het overschrijden van het ernstig hinderniveau worden hierbij, ongeacht het feit in hoever het bedrijf BBT
toepast of niet, milderende maatregelen voorgesteld.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.65
7 . 4 . G e l u i d e n tr i l l i n g e n
7 . 4 . 1 . A f b a k e n i n g v a n h et s tu d i e g e b i e d
Het studiegebied strekt zich uit tot op minstens 200 m van de perceelsgrens conform de bepalingen in
VLAREM II. Dit studiegebied wordt uitgebreid tot aan de meest nabijgelegen woningen. De specifieke bijdrage
van het bedrijf zal dus bepaald worden tot 200 m van de perceelsgrens/industriegebied en tevens ook naar de
meest nabijgelegen kwetsbare gebieden.
7 . 4 . 2 . R e f e r e nt i e s i t u at i e
In het kader van vorige MER’s en akoestische onderzoeken voor deze site werden er al heel wat
immissiemetingen en emissiemetingen uitgevoerd. Vermits er na deze metingen mogelijks heel wat veranderd is
t.o.v deze studies (verdwijnen van installaties, nieuwe installaties, uitgevoerde milderende maatregelen,
verandering van het omgevingsgeluid) worden nieuwe immissiemetingen uitgevoerd. Daarnaast wordt ook een
geluidskaart opgesteld van het gehele bedrijf volgens de EMOLA-methode.
De referentiesituatie wordt bijgevolg beschreven op basis van een recente geluidskaart en nieuwe
immissiemetingen op 3 meetpunten en dit aan de meest nabijgelegen woningen. Op elk meetpunt zal er
minstens 96 uur (4 dagen) continu gemeten worden. De inplanting van deze vaste meetpunten is in
onderstaande figuur op het gewestplan weergegeven.
Figuur VII.4.1 Mogelijke inplanting van de vaste geluidsmeetpunten – gelegen buiten het industriegebied
Deze meetpunten bevinden zich in de Ingelmunstersteenweg (ten noorden van site), Otteca (overkant van het
kanaal en in de Leegstraat (woonwijk ten zuidoosten).
Deze metingen leveren de waarden op van de grootheden L Aeq,1h, LA05,1h, LA10,1h, LA50,1h en LA95,1h uitgedrukt in
dB(A). Om eventuele zuivere tonen op te sporen wordt tevens een tertsbandanalyse uitgevoerd. Niet alleen de
statistische parameters worden opgemeten en opgeslagen. Ook de ogenblikkelijke geluidsniveaus (logging)
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.66
worden opgeslagen. De metingen worden uitgevoerd conform de bijlage 4.5.1 van het VLAREM II. De
meetresultaten worden getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de bestemming van het
meetpunt volgens het gewestplan.
Alle beoordelingspunten rondom de fabriek zijn gelegen in gebied op minder dan 500 m van een
industriegebied. De milieukwaliteitsnormen voor deze beoordelingspunten zijn :

Dagperiode (7u tot 19u) : 50 dB(A)

Avondperiode (19u tot 22u) : 45 dB(A)

Nachtperiode (22u tot 7u) : 45 dB(A)
De huidige geluidsemissie zal bepaald worden op basis van een geluidskaart die opgesteld wordt op basis van
een raster van meetpunten. De EMOLA – methode zal hier voor gebruikt worden. Er zal rekening gehouden
worden met een opsplitsing van nieuwe en bestaande geluidsbronnen volgens de definitie van VLAREM II en
volgens de richtlijnen opgenomen in het ‘richtlijnenboek voor geluid en trillingen’.
Het omgevingsgeluid rondom de fabriek wordt vooral bepaald door Unilin Panels ORB maar ook door het
wegverkeer.
7 . 4 . 3 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g - en b e o o r d e l i n g
Het effect van de werking van het bedrijf zal behandeld worden als een gedeelte bestaande en nieuwe
inrichting en dit in de huidige situatie. Aan de hand van de bekomen geluidsvermogenniveaus (spectrum) zal
per deelinrichting de specifieke bijdrage berekend worden volgens ISO 9613.
De berekende en gemeten immissieniveaus zullen ons toelaten om het specifiek geluid van het bedrijf te
bepalen en te toetsen aan de geldende normering waarbij rekening wordt gehouden met het onderscheid
bestaand/nieuw.
Er wordt een geluidsmodel opgemaakt voor zowel de referentiesituatie en de geplande situatie.
Het effect van de geluidsemissie zal aan de hand van een geluidscontourenkaart gevisualiseerd worden. Ook het
effect van verkeer zal onderzocht worden m.b.v. de SRM II indien relevant. Het effect van het bedrijf zal
beoordeeld worden volgens het significantiekader dat uitgewerkt werd en is weergegeven in het richtlijnenboek
voor geluid en trillingen.
Het effect van de huidige en geplande situatie zal beoordeeld worden volgens het significantiekader zoals dit is
uitgewerkt in het richtlijnenboek voor geluid en trillingen :
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.67
7 . 4 . 4 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n
Indien er overschrijdingen worden vastgesteld of significante effecten voorkomen, worden indicatieve
maatregelen voorgesteld dat na het uitvoeren van het MER in een saneringsplan kan gegoten worden.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.68
7.5. Mens
7 . 5 . 1 . A f b a k e n i n g e n b e s c h ri j v i n g s t u d i e g e b i e d
Aangezien de discipline mens-gezondheid zeer sterk steunt op gegevens van de disciplines lucht en geluid, wordt
de afbakening van het studiegebied en de inschatting van de omvang van de effecten in grote mate bepaald
door deze disciplines.
Alvorens in te gaan op de lucht- en/of geluidskwaliteit van de omgeving, dient de doelgroep van deze discipline,
met name ‘de mens’ in kaart gebracht te worden. Hiertoe wordt een beschrijving opgesteld van de ‘mensen’ die
zich in de nabijheid van het bedrijf bevinden.
Een meer gedetailleerde omschrijving van de bevolkingsgroep aangaande zijn aantal, zijn structuur, de
aanwezigheid van kwetsbare deelgroepen (scholen, ziekenhuizen...)... wordt slechts uitgevoerd wanneer er in
het MER sprake is van (mogelijke) significante milieueffecten voor de mens.
De discipline mens-mobiliteit onderzoekt enerzijds het bereikbaarheidsprofiel, anderzijds het mobiliteitsprofiel
van Unilin Panels ORB.
7 . 5 . 2 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g e n – b e o o r d e l i n g
7.5.2.1.
Atmosferische emissies
GEZONDHEIDSEFFECTEN
Teneinde de effecten van de atmosferische emissies te bepalen, dienen verschillende stappen doorlopen te
worden:
1. identificatie van de relevante agentia of luchtparameters;
2. bepaling van hun concentratie, hun verspreiding en hun al dan niet continue karakter;
3. identificatie van de blootstelling en de belasting;
4. identificatie van mogelijke gezondheidseffecten die optreden t.g.v. de aanwezigheid van de relevante
agentia per groep of deelgroep van de bevolking.
Voor de identificatie van de agentia worden de luchtparameters die relevant blijken in de discipline lucht,
weerhouden. De parameters die aan volgende criteria voldoen worden verder besproken in de discipline mens:
(1) de parameter komt voor in de omgeving met een concentratie van méér dan 80% van de
luchtkwaliteitsdoelstelling, (2) het project is verantwoordelijk voor (meer dan) 1% van de huidige
immissieconcentratie/luchtkwaliteitsdoelstelling van deze parameter, of (3) over de parameter bestaat er
ongerustheid bij de bevolking. Per geselecteerde parameter wordt een korte toelichting gegeven bij de
mogelijke gezondheidseffecten t.g.v. blootstellingen aan de corresponderende parameter.
Voor de verschillende parameters gelden er richtwaarden ter bescherming van de gezondheid van de mens die
zijn opgenomen in WGO-richtlijnen, de Nederlandse emissierichtlijn en/of in de Europese richtlijnen (de
zogenaamde Dochterrichtlijnen) en waarvan kan gesteld worden dat, bij het respecteren van deze richtwaarden,
de beschreven effecten niet zullen optreden.
Deze richtwaarden kunnen zowel betrekking hebben op het voorkomen van acute effecten t.g.v. een
kortstondige blootstelling aan (zeer) hoge concentraties als op het voorkomen van effecten die verbonden zijn
aan een langdurige blootstelling. In het eerste geval gelden de richtwaarden voor concentraties gemeten over
een beperkte periode. In het tweede geval hebben de richtwaarden betrekking op een jaargemiddelde
blootstelling.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.69
Aan de hand van een overzichtsmatrix wordt de huidige en verwachte luchtkwaliteit binnen het studiegebied
vergeleken met de corresponderende grenswaarden. De berekende bijdragen van Unilin Panels ORB worden
aanvullend specifiek getoetst aan deze richtwaarden.
De significantie van een effect op de gezondheid door blootstelling aan bepaalde agentia wordt beïnvloed door
een resem van randvoorwaarden. Dergelijke randvoorwaarden zijn o.m. aard van het effect, blootgestelde
populatie, blootstellingduur, blootstellingroute, cumulatieve effecten, achtergrondniveaus, … Gezien voor de
invulling van deze randvoorwaarden informatie nodig is van onder meer de discipline lucht, is het niet opportuun
om op voorhand (kwantitatieve/kwalitatieve) significantiecriteria te bepalen.
HINDEREFFECTEN
De emissie van VOS, terpenen, formaldehyde kan aanleiding geven tot geuremissie waardoor de omwonenden
hinder of psychosomatische effecten kunnen ondervinden. De discipline lucht-geur omvat alle info om deze
aspecten te beoordelen. Vanuit deze discipline wordt alle relevante info samengevat waarna de effecten
kwalitatief beoordeeld worden.
7.5.2.2.
Geluidsemissies
Voor wat geluid betreft wordt er nagegaan of de geluidsniveaus in de omgeving aanleiding kunnen geven tot
psychosomatische effecten en/of hinder.
7.5.2.3.
Communicatie met omwonenden – het klachtenregister
In het MER zal aangegeven worden hoe de communicatie met de omwonenden verloopt. Er zal een oplijsting
van de klachten van het referentiejaar weergegeven worden. De evolutie in aantal en soorten klachten van 2010
tot 2013 zal geschetst worden.
7.5.2.4.
Mobiliteit
Wat het aspect mobiliteit betreft, zal het bereikbaarheidsprofiel van Unilin Panels ORB beschreven worden. De
huidige capaciteit en intensiteit van de wegen rond het projectgebied worden vergeleken met elkaar. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van uitgevoerde studies of plannen.
Het mobiliteitsprofiel (zowel personen- als goederenverkeer) van Unilin Panels ORB zal onderzocht worden en er
wordt bekeken hoeveel deze bijdraagt tot de capaciteit van de weg (rekening houdend met het tijdstip van de
transporten, de bestemmingen...).
7 . 5 . 3 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n
Milderende maatregelen ter voorkoming of beperking van hinder en de effecten op de gezondheid van de
populatie zullen voorgesteld worden indien uit de effectbeoordeling blijkt dat er afdoende bewijs is dat de
gezondheid van de bestudeerde populatie zal lijden onder de uitvoering van het project.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.70
7.6. Overige disciplines
7 . 6 . 1 . B o d em e n g r o n d w at er
Wat betreft de mogelijke impact op bodem- en grondwaterkwaliteit t.g.v. de exploitatie van opslagplaatsen van
gevaarlijke stoffen, wordt geen specifiek onderzoek voorzien.
De meerderheid van de aanwezige opslagtanks en opslagvoorzieningen beantwoorden aan de geldende
regelgeving. Er zijn echter nog enkele opslagvoorzieningen die niet conform de regelgeving zijn. Op deze
plaatsen is er contaminatie mogelijk van het regenwater.
Voor de opslagplaatsen die er niet aan de regelgeving beantwoorden werd er een actieplan m.b.t. het in orde
brengen van inkuipingen, overvulbeveiliging, tankpiste, vloeistofdichtheid tank opgesteld. Dit actieplan zal in bet
MER besproken worden.
De zones van de losplaatsen voor mazout en stookolie, van de parking van de vrachtwagens en van de tankplaats
zijn niet voorzien van een KWS-afscheider.
Een aanzet tot saneringsplan werd reeds uitgetekend. Het gaat hier voornamelijk om bronsaneringen om te
vermijden dat er nog belangrijke vervuiling van het regenwater optreedt. Het saneren kan gebeuren door het
treffen van voorzieningen zoals inkuipingen, overvulbeveiligingen, inkapseling, … .
Er kan dan ook gesteld worden dat de risico’s op het onstaan van grond- en grondwaterverontreiniging t.g.v. de
exploitatie van zogenaamde risico-activiteiten afdoende onderzocht zijn en na de het actieplan/saneringsplan en
geen verder onderzoek vereisen.
Het studiegebied beslaat het hele terrein waarop de inrichting is gevestigd.
De grond- en grondwaterkwaliteit binnen het studiegebied zal op een kwalitatieve manier besproken worden
aan de hand van de op dit moment beschikbare gegevens.
7.6.2. Fauna en flora
In de discipline fauna en flora zal de biologische waarde van de gebieden nabij Unilin Panels ORB weergegeven
worden aan de hand van de biologische waarderingskaart.
De beschermde natuurgebieden in de wijdere omgeving van Unilin Panels ORB zijn opgelijst in paragraaf 2.1.3.3.
Op deze gebieden zal teruggekomen worden indien de effecten van de voorgaande disciplines tot aan de ze
natuurgebieden reiken.
7 . 6 . 3 . L a n d s c h a p , b o uw k u nd i g e r f g o e d e n a r c h eo l o g i e
In paragraaf 2.1.3.6 zijn de beschermde monumenten en dorpszichten opgelijst. Het project heeft hierop geen
enkel effect en dit wordt bijgevolg niet verder besproken. In dit gedeelte van het MER zal enkel de inpasbaarheid
van het bedrijf naar de omgeving toe besproken worden.
Uitgave: 16/07/2014
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Revisie: KGD_EV
p.71
8.
I n t er d i sc i p l i n ai r e ge g e v e n s o v e r d r a c h t
Discipline
Gegevens
Gegevensoverdracht naar
Lucht deeldomein luchtverontreiniging
Berekende immissiebijdragen
Fauna en flora, mens
Berekende depositiebijdragen
Fauna en flora
Lucht deeldomein geur
Berekende geurimmissie
Mens
Geluid en trillingen
Berekende geluidsimmissie
Fauna en Flora, Mens
Oppervlaktewater
Berekening waterkwaliteit en
waterkwantiteit Hulstebeek en
Mandel
Fauna en Flora
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.72
9.
L e e m t e n i n d e k en n i s
Bij het opstellen van de kennisgeving werden nog geen leemten in de kennis vastgesteld.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.73
10. Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling
Gelet op het feit dat de site op ca. 20 km van de Waalse grens gelegen is en dat op basis van de aard van de
activiteiten en de betrokken stoffen, grensoverschrijdende effecten op mens en milieu niet te verwachten zijn, is
het niet noodzakelijk informatie daaromtrent over te maken aan de bevoegde autoriteiten vermeld in art. 4.5.2,
§4 van het DAMB.
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.74
1 1 . V o o r s t el I n h o u d st af e l M E R
Een voorstel tot inhoudstafel van het MER is hieronder opgenomen .
I
I.1
I.2
I.3
I.4
II
III
III.1
III.2
III.3
IV
IV.1
IV.2
V
VI
VI.1
VI.2
VI.4
VII
VIII
VIII.1
VIII.2
VIII.3
VIII.4
VIII.5
Algemeen
Unilin Panels ORB
Het voorgenomen project
Toetsing MER-plicht van het project
Verdere besluitvormingsproces
Juridische en beleidsmatige situering van het project
Ruimtelijke situering van de inrichting
Algemene situering
Toegangswegen
Nabije omgeving:
Gebieden met woonfunctie
Bedrijven
Natura 2000 en natuurgebieden
Monumenten en landschappen
Beschrijving van Unilin Panels ORB
Beschrijving van de processtappen
Milieuaspecten en projectgeïntegreerde milieumaatregelen:
Risico-activiteiten m.b.t. bodem en grondwater
Watergebruik en emissies via water
Luchtemissies
Geluidsemissies
Energie
Transport
Afvalstoffen
Beschrijving geplande situatie
Alternatieven
Nulalternatief
Locatiealternatief
Uitvoeringsalternatieven en BBT
Ingreep-effectrelaties
Effectvoorspelling en -beoordeling
Discipline oppervlaktewater:
Afbakening en beschrijving studiegebied
Bespreking referentiesituatie
Effectvoorspelling en -begroting
Milderende maatregelen
Discipline lucht (excl.geur):
Afbakening en beschrijving studiegebied
Bespreking referentiesituatie
Effectvoorspelling en -begroting
Milderende maatregelen
Discipline geur:
Afbakening en beschrijving studiegebied
Bespreking referentiesituatie
Effectvoorspelling en -begroting
Milderende maatregelen
Discipline geluid:
Afbakening en beschrijving studiegebied
Bespreking referentiesituatie
Effectvoorspelling en -begroting
Milderende maatregelen
Discipline mens:
Afbakening en beschrijving studiegebied
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
p.75
Bespreking referentiesituatie
Effectvoorspelling en -begroting
Milderende maatregelen
VIII.8 Overige disciplines
IX
Watertoets
X
Leemten in de kennis
XI
Postevaluatie
XII
Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling
XIII
Integratie en eindsynthese
XIV
Niet-technische samenvatting
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
FIGUREN
FIGUREN
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
Legende
bedrijfsterrein
scholen
Orientatie
schaal
0,0
0,3
0,6
0,9
Kilometers
Project
ESM13110160 MER Unilinn Panels,
site Oostrozebeke
Figuur
Fig.II.1: Gewestplan
sertius
Environmental & Safety Services
Art. 3
Art. 2
HRB
Art. 1
Art. 4
Achtergrond: gescande kadastrale plans - Toestand 01.01.98 of 01.01.99 - Bron: KADSCAN (OC-GIS Vlaanderen-AKRED)
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN
HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF SPANO TE OOSTROZEBEKE
Schaal - 1/5.000
100
0
Figuur II.2: RUP 'Historisch gegroeid bedrijf Spano te Oostrozebeke
100 Meters
Plancode - 212_14_1
definitieve vaststelling
Ministerie van de Vlaamse gemeenschap
Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting
en Monumenten en Landschappen
Afdeling Ruimtelijke Planning
Legende
bedrijfsterrein
Orientatie
schaal
0,0 0,4 0,8 1,2 1,6
Kilometers
Project
ESM13110160 MER Unilin Panels,
site Oostrozebeke
Figuur
Fig.II.3: Topografische kaart
sertius
Environmental & Safety Services
Geopunt-kaart
Page 1 of 2
Geopunt-viewer (15/07/2014)
Unilin Panels ORB
0.3KM
Schaal: 1 : 18 056
Bronnen: Geopunt-viewer (15/07/2014),
Figuur II.4: Stratenplan
http://maps.geopunt.be/resources/apps/Geopunt-kaart_app/index.html?lang=nl&parent_origin=http%3A%2F%2Fwww.geopunt.be
15/07/2014
Legende
bedrijfsterrein
Ven
Orientatie
schaal
0,0 0,4 0,8 1,2 1,6
Kilometers
Project
ESM13110160 MER Unilin Panels,
site Oostrozebeke
Figuur
Fig.II.5: VEN-gebieden
sertius
Environmental & Safety Services
Legende
Effectief overstromingsgev.
Mogelijk overstromingsgev.
bedrijfsterrein
Orientatie
schaal
0,0 0,4 0,8 1,2 1,6
Kilometers
Project
ESM13110160 MER Unilin Panels,
site Oostrozebeke
Figuur
Fig.II.6 overstromingsgebieden
sertius
Environmental & Safety Services
28
24
23
27
29
25
26
Hydroair
ex.
Meda
18
37
19
4
31
34
40
42
38
41
15
35
2
36
7
10
32
12
11
20
33
44 43
45
9
21
39
46
Figuur III.1: Plattegrond Unilin Panels ORB
QU
A
A L I T
Y
D
S S
U R E
grond/gebouwen
geluidsmeting ACOUSTICAL
Item nr.
2
4
7
9
10
11
12
15
18
19
20
21
23
24
25
26
27
28
29
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
Omschrijving
brandstofproductie
opslag onderdelen
werkplaats
losplaats L3
verspaanderij L3
drogerij L3
ziften L3
stofcentrale
recyclage 4
drogerij L4
ziften en belijmerij L4
productielijn L4
verspaanderij L5
losplaats L5
losplaats recyclage 1 - L5
opschooninstallatie recyclage 1
drogerij en stookplaats L5
belijmerij L5
productielijn L5
lijmvoorbereiding
brandweerarsenaal
stapel opslagplaats 1
stapel opslagplaats 2
stapel opslagplaats 3
stapel opslagplaats 4
stapel opslagplaats 5/6
lakstraat
stapel opslagplaats 7
stapel opslagplaats lakstraat
stapel opslagplaats 8
recyclagepark
burelen
burelen
parkeerplaats
opslag Spanotech
Figuur III.4 Schematisch overzicht hoofd- en energiecentrales bij Unilin Panels ORB
8/07/2014
waterflow2010.vsd-R.H.
Figuur III.4: Schema waterhuishouding
WATERFLOW SPANO NV
VOEDING KANAALWATER VANAF
KANAAL ROESELARE-LEIE
OPSLAGBEKKEN 1000M³
7 bar
VOEDING DRINKWATER VANAF
OPENBAAR NET
LEEGSTRAAT
VOEDING OPENBAAR NET VANAF
INGELMUNSTERSTEENWEG
VOEDING HEMELWATER VANAF
OPSLAGBEKKEN
1000m³
3 bar
3 bar
MESINSTELLING
KLASSIEK,...
SANITAIR PREFABBURELEN
SANITAIR KLASSIEK
SANITAIR BURELEN
SANITAIR PRODUKTIE
noodgeval
master
master
noodgeval
slave
noodgeval
ONDERGRONDSE HYDRANTEN SPANO
XL-BEREIDING
VOORRAADTANK ex.L1
+ hydrofoorgroep
8 bar
VOORRAADTANK L3
+ hydrofoorgroep
Verspaanderij L1/L2
drogerinstallaties. reinigen
blussen algemeen(silo's)
automatisch blussen droger
automatisch blussen filters
sproeiers spanenkoek L2
bereiding lijm L2
koeling pers L2
master
8 bar
Verspaanderij L3
Vyncke
drogerinstallaties. reinigen
blussen algemeen(silo's)
automatisch blussen droger
automatisch blussen filters
sproeiers spanenkoek
bereiding lijm
koeling pers
SPRINKLERINST. exL1/L2/L3/L4/
laadhallen
master
noodgeval
master
master
noodgeval
master
noodgeval
VOORRAADTANK L4
+ hydrofoorgroep
GISIGER
hydrofoorgroep
DROGER L4
hydrofoorgroep
VOORRAADTANK L5
+ hydrofoorgroep
A&S
8 bar
drogerinst. reinigen
blussen algemeen(silo's)
automatisch blussen filters
bereidinglijm
koeling pers
8 bar
vonkendetectie
Gisiger/voorbreker/cycloon/filter/transp.
8 bar
8 bar
drogerinst. reinigen
blussen algemeen(silo's,filters)
automatisch blussen drogercicuit
Opschoningsinst.R1/R2
vonkendetectie
drogerinstallaties. reinigen
blussen algemeen(silo's)
automatisch blussen droger
automatisch blussen filters
sproeiers spanenkoek/koeling pers
bereiding lijmkoeling pers
Opschoningsinst.R1/R2
SPRINKLERINSTALLATIE L5
Laadhallen,recyc1 en 2
6.14
6.16
6.11
3.2c
3.2b
6.12
2.3
2.2
13.5
3.2a
6.13
6.15
6.17
7.3
14.3
1.2 1.1
6.23
4.2
6.18
6.22
1.4
10.2
1.3
Hydroair
ex. Meda
1.5
11.3
6.20
5.5
12.3
6.19
8.1
3.3a
10.3
6.2
HOOFDKABINE
14.5
14.4
13.1
5.3
6.1
5.1
13.2
2.4 6.5
5.2
9.1 3.3b
7.1
14.1
8.2
12.1
7.2
14.2
6.3
6.7
6.4
6.6
2.1
3.1c
3.1a
6.8
10.1
5.4
4.1
13.4
11.1
6.9
6.10
3.1b
11.2
12.2
13.3
Figuur III.7 Grondplan met aanduiding van de emissiepunten
U
Q
A
L
I
NV SPANO
T
Y
SPANOGROUP
Ingelmunstersteenweg,229
B-8780 Oostrozebeke
A
S
D
S
U
R
+ geluidskaart
Tel.(056)667021
E
Fax (056)668225
09/04
aanvulling gasleiding+hoogspanning R2
10/09/03
aanvulling filters L4
25/01/02
aanvulling TGROEF
15/01/02
aanvulling voorbreker...
15/01/02
gebouwen /machines
geleide emissiepunten
Figuur VII.1.1 Ligging van de waterlopen en meetpunten die beschouwd worden in deel water
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
BIJLAGEN
BIJLAGEN
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
Bijlage 1: Opsplitsing nieuwe en bestaande installaties
Item nr.
2
4
7
9
10
11
12
15
18
19
20
21
23
24
25
26
27
28
29
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
Omschrijving
brandstofproductie
opslag onderdelen
werkplaats
losplaats L3
verspaanderij L3
drogerij L3
ziften L3
stofcentrale
recyclage 4
drogerij L4
ziften en belijmerij L4
productielijn L4
verspaanderij L5
losplaats L5
losplaats recyclage 1 - L5
opschooninstallatie recyclage 1
drogerij en stookplaats L5
belijmerij L5
productielijn L5
lijmvoorbereiding
brandweerarsenaal
stapel opslagplaats 1
stapel opslagplaats 2
stapel opslagplaats 3
stapel opslagplaats 4
stapel opslagplaats 5/6
lakstraat
stapel opslagplaats 7
stapel opslagplaats lakstraat
stapel opslagplaats 8
recyclagepark
burelen
burelen
parkeerplaats
opslag Spanotech
vergund
VOOR '93 (bestaand)
x
x
x
x
x
x
x
x
vergund
NA '93
(nieuw)
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
28
24
23
27
29
25
26
Hydroair
ex.
Meda
18
37
19
4
31
34
40
42
38
41
15
35
2
36
7
10
32
12
11
20
33
44 43
45
9
21
39
46
QU
A
A L I T
Y
D
S S
U R E
grond/gebouwen
geluidsmeting ACOUSTICAL
Bijlage 2: Overzicht geleide emissiepunten
Omschrijving
Nr
Zone
1. Bypass Filter
Bypass filter afzuiging HM
1.1
Recyclage 5
Bypass
filter
afzuiging
Maiers
1.2
Recyclage 5, Hakker
Bypass Keller filter + PVC afzuiging
1.3
Recyclage 5
Bypass Keller filter afzuiging Zesor,
Sunds, …
1.4
Losput
Bypass filter afzuiging Gisiger
1.5
Gisiger
2. Cycloon met emissie naar buiten
2.1
L2
Afzuiging cyclonen verspaanderij 3
Cyclonen oude maiers
2.3
Oude verspaanderij L5
3. Droger
3.1a
L3
Droger L3
3.1b
L3
Droger L3
3.1c
L3
Droger L3
3.2a
L5
Droger L5
Droger L5
3.2b
L5
3.2c
L5
Droger L5
Droger L4
3.3a
Recyclage L4
4. Filter met emissie naar binnen
Filter strooier (intern)
4.1
L4
Filter cyclonen Maiers en HM
4.2
Recyclage 5
5. Filter met emissie naar binnen, maar met noodklep naar buiten
Schuurstraat 6
5.1
Schuurstraat 6
5.3
L2
Filter TG2
Schepens Filter - Algemene afzuiging
belijmerij L4
5.4
L4
5.5
Recyclage 4
Filter 1
5.6
Recyclage 4
Filter 4
6. Filter met emissie naar buiten
6.2
L1
“JET” filter in de Leegstraat
GrofgoedMaierfilter
6.7
L4
Konodi
6.8
L4
Zagen
6.9
L4
6.10
6.10a
6.11
Selco (nu schuurmachine L4)
Filter afzuiging strooier (omgeving)
Filter breedteverstelling en trogvijs
mwgLucht
L4
L4
L5
Info
Emissie
Klep
Buiten occasioneel Elektrisch
Buiten occasioneel Elektrisch
Buiten occasioneel Elektrisch
Dicht
Geen
Buiten
Elektrisch
Binnen
Buiten
Noodschouw
Overdrukklep
Noodschouw
b overdrukklep
Schouw
bij uitval WESP
was vroeger afzuiging schuurmachine
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Binnen
Binnen
Binnen / buiten
Binnen / buiten
Mechanisch
Mechanisch
Schepensfilter - 3 uitlaten
Binnen / buiten
Binnen / buiten
Binnen / buiten
Mechanisch
Elektrisch
Elektrisch
Nieuwe ventilator + demper
Grofgoedmaier
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Dwars+ langszagen pers L4
verplaatst voor afzuiging schuurmachine L4 Buiten
Nieuw
Buiten
Buiten
07/08/07
Lijst Geleide Emissiepunten v.3
Nr
6.12
6.13
6.14
6.15
6.16
6.17
6.18
6.19
6.20
6.21
6.22
Omschrijving
Filter algemene afzuiging strooier
Filter Holzma
Filter schuurstof
Filter GG
Filter algemene afzuiging
Filter SVP's
Filter TG5
Filter 2
Filter 3
Instalmec filter
Kellerfilter
Filter algemene afzuiging kuisstraat
L5
6.23
7. Konus
Konus L4
7.2
Konus L5
7.3
8. Stroomgenerator
Stroomgenerator
8.1
9. Vycnke
10. WESP-filter
10.1
WESP L2
WESP L5
10.2
WESP L4
10.3
11. Zone Pers
11.2
Pers L4
Pers L5
11.3
12. Wender
Wender L4
12.2
Wender L5
12.3
13. Verwarming gebouwen
XL-gebouw
13.1
Verwarming labo
13.2
Verwarming verkoop
13.3
Verwarming garage
13.4
14. Afgassing gebouw konus
Konusgebouw L4
14.2
Konusgebouw L5
14.3
Afgassing XL-gebouw
14.4
Afgassing XL-gebouw
14.5
mwgLucht
Zone
L5
L5
L5
L5
L5
L5
L5
Recyclage 4
Gisigerschijvenbed
Recyclage 4
Losput
Info
Emissie
Binnen
Buiten
Binnen
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
Recyclage 5
Buiten
L4
L5
Buiten
Buiten
Recyclage 4, Gisiger, Losput
Buiten
L2
L5
Recyclage 4
Buiten
Buiten
Buiten
L4
L5
Buiten
Buiten
L4
L5
Buiten
Buiten
XL gebouw
Labo
Burelen verkoop
Garage
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
L3
L5
XL gebouw
XL gebouw
Buiten
Buiten
Buiten
Buiten
07/08/07
Klep
Lijst Geleide Emissiepunten v.3
Bijlage 3: Debietsmodellering Mandel en Hulstebeek
Aanvraag pre-watertoetsadvies, analyse
bestaande toestand, scenarioanalyses intern of
extern
Deze aanvraag via de automatische knop indienen of mailen naar [email protected]
Afdeling Operationeel Waterbeheer, Dienst Hoogwaterbeheer, Koning Albert II-laan 20 bus 16, 1000
BXL
Waartoe dient het formulier?
Om vragen beantwoord te krijgen voor pre-watertoetsadvies,
analyse modelleringen bestaande toestand, nieuwe
scenarioanalyses intern of extern uitgevoerd met het
modelinstrumentarium van de onbevaarbare waterlopen.
LUIK I: in te vullen door de aanvrager - gegevens i.v.m. de aanvraag
Naam aanvrager
Rilke Raes
Datum aanvraag
22/04/2014
Instantie / afdeling
Sertius
Telefoonnummer
09 321 77 92
Deze aanvraag betreft:
analyse bestaande toestand
E-mailadres
[email protected]
Betrokken Bekken
Leiebekken
Betrokken waterlo(o)p(en)
Mandel
Geef een korte omschrijving van de omkadering van deze aanvraag, de problematiek
en de gevraagde gegevens.
Hopelijk kunnen jullie mij nog eens helpen aan de juiste gegevens te geraken…
Ditmaal ben ik op zoek naar debietsgegevens van de Hulstebeek, meer bepaald net voor de
monding in de Ooigembeek.
Ik heb dit nodig voor een impactberekening van de lozing van een bedrijf (Spano) op deze
beek, in het kader van hun milieueffectenrapport.
Ik doe deze berekening graag zo accuraat mogelijk, vandaar mijn vraag.
Daar zij ook een lozingspunt op de riolering hebben, die op zijn beurt uitmondt in de Mandel
(denk ik), zouden jullie gegevens hebben van de locatie waar deze riolering uitmondt in de
Mandel en wat het debiet daar is?
Er zijn ook plannen om deze riolering op termijn aan te sluiten op een RWZI – betekent dit
dan dat er een gescheiden riolering komt? En op welke RWZI zou de aansluiting gebeuren
(Oostrozebeke of Ingelmunster)?
Hebben jullie hiervan gegevens ter beschikking? Dat zou me al heel wat verder helpen
(anders moet ik een vage impacttoets uitvoeren die veel minder betekenisvol is i.k.v.
normering etc.).
Qua debietsgegevens zoek ik steeds gemiddelde en 10- en 90-percentielwaarden.
Bij eventuele vragen, geef gerust een seintje!
Alvast heel erg bedankt,
Met vriendelijke groeten,
Rilke
Bijlage(n)?
Voor deze automatische verzending dient Microsoft Outlook in dezelfde omgeving als Infopath
geïnstalleerd te zijn. Zoniet gelieve het formulier te mailen naar [email protected].
LUIK II: in te vullen door hydroloog van buitendienst - Antwoord
Buitendienst:
Brugge
Hydroloog:
Annemie Vermeulen
Gebruikt model
datum aanvraag behandeld
25/04/2014
modelgroup
>VMM-AOW Databank>Bestaande toestand>modellen_2009-2015 _
voorbereiding ORBP>Leiebekken>Mandel>
netwerk
N_MDL_ATst_v7.6
event
E_MDL_ATst_v7.6
logical control
run
Antwoord
Beste Rilke
Ik ben te rade gegaan bij mijn collega’s van Afdeling Ecologisch Toezicht. Idealiter maak je
eens een afspraak met hen om het hele dossier te bespreken (Linus Laisnez,
[email protected]). Ik kan je intussen al het volgende meegeven:
Huidige lozingspunten:
Vooraan bedrijf (x 74711, y 178804)
Achteraan in begin van de beek (x 75113, y 178494)
Het lozingspunt van de riolering op de Mandel bevindt zich ter hoogte van x 74107, y 178940.
Rioleringsplannen zijn nog niet concreet omdat er gewacht wordt op meer details over de te
lozen debieten vanuit Spano. Wat nu naar de Hulstebeek wordt geloosd, blijft zo. Het ander
lozingspunt vooraan het bedrijf wordt aangepast. Hier komt een gescheiden stelsel
(vermoedelijk zullen hier buffereisen worden gesteld). Het afvalwater van dit punt zal dan naar
de RWZI van Ingelmunster gaan; het regenwater naar de Mandel.
Ik kan al volgende debieten meegeven. Let er wel op dat de debieten ter hoogte van de
Hulstebeek slechts een ruwe benadering geven, aangezien ik hier een hydrologisch model heb
herschaald (dat dus niet gecalibreerd is).
Frequentie
p10
p50
p90
gemiddelde
Hulstebeek
0,01 m³/s
0,02 m³/s
0,10 m³/s
0,05 m³/s
Mandel
0,86 m³/s
1,42 m³/s
4,74 m³/s
2,48 m³/s
Groeten
Annemie
Bijlage(n)?
Bijkomende bepalingen
a. De gegevens zijn eigendom van de VMM. Elke inbreuk op deze wet kan burgerrechtelijke of
strafrechtelijke rechtsvorderingen met zich meebrengen.
b. De gegevens mogen door de gebruiker enkel gebruikt worden in het kader van voorliggende aanvraag.
c. De gebruiker mag de gegevens slechts gebruiken voor de toegelaten doeleinden. Deze gegevens mogen niet worden
verspreid of ter beschikking gesteld van derden, niet in de originele vorm, noch in afgeleide vorm zoals bvb. pdf- of andere
formaten.
d. Kopies van deze gegevens mogen door de gebruiker niet worden gemaakt.
e. Alleen de VMM is bevoegd om afschriften van de gegevens te leveren.
f. De gebruiker heeft niet het recht de gegevens te commercialiseren.
g. Het is niet toegelaten de gegevens te publiceren.
h. De gegevens kunnen onjuistheden bevatten. Behoudens eigen bedrog of opzettelijke zware fout, kan de VMM niet
aansprakelijk gesteld worden voor de eventuele schade dewelke de gebruiker of derden zouden
lijden ten gevolge van of naar aanleiding van het gebruik van deze gegevens. De gebruiker hanteert de gegevens op eigen
risico, oordeelkundig en kritisch. De gebruiker zal geen polemiek over deze tekortkomingen voeren, noch naar de
opdrachtgever, noch naar derden.
i. Deze gegevens mogen niet worden gelinkt met persoonlijke of fiscale gegevens uit andere
databanken, zodat mogelijks afbreuk zou kunnen worden gedaan aan het recht op privacy van de eigenaars of aan de
geheimhouding opgelegd door de belastingwetten.
j. De gebruiker zal in al zijn rapporten, verslagen en kaartmateriaal waarin melding wordt gemaakt van de
gegevens refereren naar de VMM.
k. De gebruiker is verantwoordelijk voor elk onrechtmatig gebruik of verspreiding van deze gegevens en de eventuele schade
die hieruit zou voortvloeien voor de VMM
KENNISGEVING PROJECT-MER
HERVERGUNNING
Uitgave: 16/07/2014
Revisie: KGD_EV
REFERENTIES
Referenties
i
LNE, 2006, Visiedocument “De weg naar een duurzaam geurbeleid”,versie V5.2
ii
LNE, 2006,2008; Visiedocument “De weg naar een duurzaam geurbeleid”, versie V5.26.7 (versie voor
maatschappelijk overleg)
iii
Universiteit Gent, PRG, PRA Odournet, 2002; Voorstellen van een geschikte methode om nuleffectniveaus van
geurhinder te vertalen naar normen en toepassingen op 5 pilootsectoren; Deel III Formulering voorstel voor de
5 pilootsectoren
iv
TNO en Witteveen en Bos, 2002; Evaluatie, optimalisatie en validatie van methoden voor de bepaling van
geurhinder en geurhinderpotentieel (studie uitgevoerd in opdracht van VROM)
v
Environment Agency, Environment and Heritage Service en Sepa (Scottish Environment Protection Agency),
2002; “Technical Guidance Note IPPC H4 Draft Horizontal Guidance for Odour Part 1 Regulation and
Permitting”
 Milieueffectrapportage Discipline ‘Mens-gezondheid’-praktisch, Vlaamse gemeenschap, 2002
 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Wielsbeke, gecoördineerde versie herziening voor voorlopige
vaststelling, april 2011.
 Startnota module 14 van mobiliteitsplan Wieslbeke, Breestraat en Ridder de Ghellinckstraat
 www.mmk.be
 Guidelines for Community Noise, WHO,1999
 WHO, air quality quideline – second edition
 NIGHT NOISE GUIDELINES FOR EUROPE, WHO, 2009