Kennisgeving Project - MER Hervergunning Unilin panels, site Oostrozebeke UNILIN PANELS, SITE OOSTROZEBEKE INGELMUNSTERSTEENWEG 229 B - 8780 OOSTROZEBEKE UITGAVE : 16/07/2014 REV. : KGD_EV Sertius CVBA Environmental & Safety Services Kantoor Gent Deinsesteenweg 114 B-9031 Drongen (Gent) Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV -1- VOORWOORD Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het m.e.r.-proces is een juridisch-administratieve procedure waarbij vooraleer een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project zal toegelaten of vergund worden en onder welke voorwaarden. Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003) voorziet in een m.e.r.-procedure opgebouwd uit verschillende stappen: - Opstellen van een kennisgeving door een team van deskundigen. De kennisgeving omvat naast een beschrijving van het project en de relevante randvoorwaarden tevens een voorstel inzake te onderzoeken disciplines en samenstelling van een team deskundigen; ook wordt in de kennisgeving per discipline een beschrijving gegeven van de methodologie voor de beschrijving van de referentiesituatie en de effectvoorspelling en -beoordeling. De kennisgeving is een publiek document dat aan een ter inzage legging wordt onderworpen. - De opmaak van richtlijnen vanuit de Dienst Mer op basis van opmerkingen van de bevolking en het advies van de bevoegde instanties. - Opmaak van een ontwerp-MER dat voorgelegd wordt voor advies aan de bevoegde instanties. - Opmaak van een finaal MER, dat dient goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid, de Dienst Mer. Een finaal MER wordt een publiek document na de goed- of afkeuring. In het geval van onderhavig project zal het goedgekeurd milieueffectrapport (MER) deel uitmaken van een hernieuwing van de milieuvergunning. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV -2- Initiatiefnemer: Unilin bvba, site Oostrozebeke KBO-nummer 0402.755.480 VE-nummer 2.003.355.648 Exploitatiezetel: Ingelmunstersteenweg 229, 8780 Oostrozebeke Maatschappelijke zetel: Ooigemstraat 3, 8710 Wielsbeke Business Unit Manager Dhr. Lode De Boe Operations Director Dhr. Joeri Haverbeke Technical Director Dhr. Nico Claerhout Production Director Dhr. Irvin Coussens Tel.: 056/66 70 21 Fax.: 056/66 82 25 Contactpersoon: Mevr. Annick Heynderickx Dhr. Bernard Debeuf Voor de initiatiefnemer, Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV -3- EXTERNE DESKUNDIGEN MER-coördinatie discipline water (oppervlaktewater) Kat ri en Van Ha eck e Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail: [email protected] ref. erkenningsbesluit: MER/EDA/643/V1 einddatum erkenning: 11/05/2015 Ri lk e R ae s Sertius cvba Deinsesteenweg 114 9031 Drongen e-mail: [email protected] ref. erkenningsbesluit: MER/EDA-777 einddatum erkenning: onbepaalde tijd Bijgestaan door: Evert Vercauteren – Sertius discipline lucht discipline lucht – geur An n e- Ma ri ek e Coo l s Joh an V e r si er en Sertius cvba Milieubureau Joveco Deinsesteenweg 114 Kriegsberg 29b 9031 Drongen 3221 Holsbeek e-mail: [email protected] e-mail: [email protected] ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA/705-V1 einddatum erkenning: onbepaalde tijd ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA/059/V-4 einddatum erkenning: 11/05/20015 discipline geluid discipline mens Gu y Pu tz ey s Ul rik Va n S oo m DbA plan Mensura Poststraat 1 b03 Italiëlei 2 3590 Diepenbeek 2000 Antwerpen e-mail: [email protected] e-mail: [email protected] ref. erkenningsbesluit : MB/MER/EDA-393/V4 Einddatum : onbepaalde tijd ref. erkenningsbesluit: MB/MER/EDA-351/V3 einddatum erkenning: onbepaalde tijd Bijgestaan door: Katrien Van Haecke – Sertius Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV -4- De discipline Fauna en Flora, Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en bodem en grondwater wordt behandeld door de MER-coördinator. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV -5- De volgende personen zullen hun medewerking verlenen bij de opmaak van het project-MER: - Annick Heynderickx: Environmental Expert - Bernard Debeuf: HSE Manager KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING INHOUD Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV -6- INHOUD 1. ALGEMENE INLICHTINGEN ....................................................................................................................... 1 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 2. RUIMTELIJKE SITUERING, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN .................................. 5 2.1. Ruimtelijke situering van de inrichting ................................................................................................... 5 2.1.1. ALGEMENE SITUERING ............................................................................................................................................ 5 2.1.2. TOEGANGSWEGEN ................................................................................................................................................ 5 2.1.3. NABIJE OMGEVING ................................................................................................................................................ 6 2.2. 3. Achtergrondinformatie ........................................................................................................................... 1 Administratieve voorgeschiedenis .......................................................................................................... 1 Het project en toetsing m.e.r.-plicht van het project ............................................................................. 4 Verdere besluitvormingsproces .............................................................................................................. 4 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ...................................................................................... 7 HET PROJECT .......................................................................................................................................... 17 3.1. 3.2. Huidige en geplande vergunde capaciteiten ........................................................................................ 17 Beschrijving van de betrokken activiteiten en installaties in de referentiesituatie .............................. 17 3.2.1. ALGEMEEN OVERZICHT ......................................................................................................................................... 17 3.2.2. PRODUCTIEPROCES SPAANPLATEN........................................................................................................................... 18 3.2.3. ANDERE PROCESSEN BIJ UNILIN PANELS ORB ............................................................................................................ 25 3.2.4. ONDERSTEUNENDE INSTALLATIES: ENERGIEPRODUCTIE ................................................................................................. 25 3.3. 3.4. Bijkomende activiteiten en installaties in de geplande situatie ........................................................... 26 Waterhuishouding ................................................................................................................................ 27 3.4.1. ALGEMENE WATERBALANS .................................................................................................................................... 27 3.4.2. WATERGEBRUIK.................................................................................................................................................. 27 3.4.3. BEDRIJFSAFVALWATER .......................................................................................................................................... 28 3.4.4. SANITAIR AFVALWATER ......................................................................................................................................... 29 3.4.5. NIET-VERONTREINIGD HEMELWATER ....................................................................................................................... 29 3.4.6. AFWATERINGSSITUATIE ........................................................................................................................................ 29 3.5. 3.6. Risico-activiteiten m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging ........................................................ 30 Luchtemissies (excl.geuremissies) ........................................................................................................ 33 3.6.1. EMISSIEPUNTEN VAN VERBRANDINGSINSTALLATIES: GELEID ........................................................................................... 33 3.6.2. VOS-EMISSIEPUNTEN: GELEID ................................................................................................................................. 35 3.6.3. STOFEMISSIEBRONNEN: GELEID EN NIET GELEID .......................................................................................................... 35 3.6.4. KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE REFERENTIESITUATIE .......................................................................................... 37 3.6.5. KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE GEPLANDE SITUATIE / VERGUNDE SITUATIE ............................................................. 37 3.7. Geuremissies......................................................................................................................................... 37 3.7.1. RELEVANTE GEURBRONNEN ................................................................................................................................... 38 3.7.2. KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE REFERENTIESITUATIE .......................................................................................... 38 3.7.3. KWANTIFICATIE VAN DE EMISSIES IN DE GEPLANDE SITUATIE .......................................................................................... 38 3.8. Geluidsemissies .................................................................................................................................... 38 3.9. Energie .................................................................................................................................................. 38 3.10. Transporten ...................................................................................................................................... 39 3.11. Productiehoeveelheid ....................................................................................................................... 39 3.12. Afval .................................................................................................................................................. 39 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING INHOUD 4. Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV -7- BESCHRIJVING OVERWOGEN ALTERNATIEVEN ....................................................................................... 42 4.1. 4.2. 4.3. Nulalternatief ........................................................................................................................................ 42 Locatiealternatief .................................................................................................................................. 42 Uitvoeringsalternatieven en BBT .......................................................................................................... 42 5. UITGEVOERDE MILIEU-STUDIES.............................................................................................................. 43 6. INGREEP-EFFECT ANALYSE...................................................................................................................... 44 7. AFBAKENING STUDIEGEBIED – REFERENTIESITUATIE – EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING ........ 45 7.1. Oppervlaktewater ................................................................................................................................. 45 7.1.1. ALGEMENE SITUERING EN HYDROGRAFISCHE AFBAKENING ............................................................................................. 45 7.1.2. SPECIFIEK TE BEREKENEN EN BESPREKEN ASPECTEN ...................................................................................................... 45 7.1.3. ONDERZOEKSMETHODOLOGIE ................................................................................................................................ 48 7.2. Lucht - Luchtkwaliteit ........................................................................................................................... 53 7.2.1. AFBAKENING EN BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED ................................................................................................ 53 7.2.2. EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING .................................................................................................................. 53 7.2.3. MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 56 7.3. Lucht - Geur .......................................................................................................................................... 57 7.3.1. AFBAKENING EN BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED ................................................................................................ 57 7.3.2. EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING .................................................................................................................. 57 7.3.3. GEURIMPACT IN DE ACTUELE SITUATIE ...................................................................................................................... 64 7.3.4. GEURIMPACT IN DE GEPLANDE SITUATIE.................................................................................................................... 64 7.3.5. MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 64 7.4. Geluid en trillingen ............................................................................................................................... 65 7.4.1. AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED ....................................................................................................................... 65 7.4.2. REFERENTIESITUATIE ............................................................................................................................................ 65 7.4.3. EFFECTVOORSPELLING- EN BEOORDELING .................................................................................................................. 66 7.4.4. MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 67 7.5. Mens ..................................................................................................................................................... 68 7.5.1. AFBAKENING EN BESCHRIJVING STUDIEGEBIED ............................................................................................................ 68 7.5.2. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING ................................................................................................................. 68 7.5.3. MILDERENDE MAATREGELEN.................................................................................................................................. 69 7.6. Overige disciplines ................................................................................................................................ 70 7.6.1. BODEM EN GRONDWATER ..................................................................................................................................... 70 7.6.2. FAUNA EN FLORA ................................................................................................................................................ 70 7.6.3. LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ............................................................................................... 70 8. INTERDISCIPLINAIRE GEGEVENSOVERDRACHT ....................................................................................... 71 9. LEEMTEN IN DE KENNIS .......................................................................................................................... 72 10. GRENSOVERSCHRIJDENDE INFORMATIE-UITWISSELING ..................................................................... 73 11. VOORSTEL INHOUDSTAFEL MER ......................................................................................................... 74 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING INHOUD Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV -8- Lijst van bijlagen Bijlage 1 Opsplitsing nieuwe en bestaande installaties Bijlage 2 Overzicht geleide emissiepunten Bijlage 3 Debietsmodellering Mandel en Hulstebeek Lijst van tabellen en figuren Hierna wordt een overzicht gegeven van de tabellen en figuren die in dit document vervat zijn. Tabellen en figuren aangeduid met “” vindt men terug op het einde van dit document. Figuren Figuur II.1 Gewestplan Figuur II.2 RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Spano te Oostrozebeke Figuur II.3 Topografische kaart Figuur II.4 Stratenplan Figuur II.5 VEN-gebieden in de ruime omgeving Figuur II.6 Overstromingsgebieden in de omgeving Figuur III.1 Plattegrond Unilin Panels ORB Figuur III.2 Schematisch overzicht productieproces spaanplaten Figuur III.3 Overzicht opschoningproces Figuur III.4 Schematisch overzicht hoofd- en energieinstallaties bij Unilin Panels ORB Figuur III.5 Schema waterhuishouding Zones voor houtopslag Figuur III.6 Figuur III.7 Grondplan met aanduiding van de emissiepunten Figuur VII.1.1 Ligging van de waterlopen en meetpunten die beschouwd worden in deel water Figuur VII.3.1 Nuleffectniveaus van diverse geuren (bron: visiedocument LNE, 2006) Figuur VII.3.2 Effectenladder voor neutrale geuren in functie van de geurgevoeligheid van het toetsingsobject/-gebied (bron LNE, RLB lucht, 2012) Figuur VII.4.1 Mogelijke inplanting van de vaste geluidsmeetpunten – gelegen buiten het industriegebied KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING INHOUD Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV -9- Tabellen Tabel I.1 Overzicht van de verleende milieuvergunningen, meldingen, lozingsvergunningen, Tabel II.1 Woonkernen in een straal van 5 km rond Unilin Panels ORB Tabel II.2 Bedrijven in de omgeving van Unilin Panels ORB Tabel II.3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Tabel III.1 Huidige en geplande capaciteiten bij Unilin Panels ORB Tabel III.2 Overzicht van huidige energieproductie bij Unilin Panels ORB Tabel III.3 Verbruiken voor de verschillende waterbronnen in referentiejaar 2013 Tabel III.4 Overzicht van de actuele Vlarem- en Vlarebo-rubrieken Tabel III.5 Overzicht van de uitgevoerde bodemonderzoeken Tabel III.6 Luchtemissiegrenswaarden voor de drogers Tabel III.7 Overzicht stuifgevoelige producten Tabel III.8 Overzicht luchtemissies IMJV 2013 Tabel III.9 Overzicht energieverbruiken 2013 Tabel III.10 Overzicht van aankomende en vertrekkende goederentransporten van Unilin Panels ORB Tabel III.11 Productiehoeveelheden voor de jaren 2009-2013 (in m³) Tabel III.12 Geproduceerde afvalstoffen bij Unilin Panels ORB in 2013 (in ton) Tabel VII.1.1 Gehanteerde debieten voor de impactberekeningen (alles in m³/s) Tabel VII.2.1 VMM-meetstations in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB Tabel VII.3.1 Duiding van een aantal geurgerelateerde begrippen Tabel VII.3.2 Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in equivalente geureenheden/m³ als 98P-waarde (equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING VERKLARENDE WOORDENLIJST Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV - 10 - TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST µg microgram, één miljoenste van een gram afgas gasvormige verontreiniging van een productieproces die geëmitteerd wordt barg Eenheid van overdruk BBT Best Beschikbare Technieken BKG-inrichting BroeiKasGas-inrichting, zijnde een vergunningsplichtige inrichting die als zodanig is aangeduid door de Vlaamse Regering BREF BBT referentiedocument BS Belgisch Staatsblad BWK Biologische Waarderingskaart BZV biochemisch zuurstofverbruik, maat voor biologisch afbreekbare organische verontreiniging CO2 Koolstofdioxide CZV chemisch zuurstofverbruik, maat voor organische verontreiniging DABM Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid dB(A) Eenheid waarin het geluidsdrukniveau van een geluid wordt uitgedrukt, met correctie voor de subjectieve gehoorgewaarwording bij de mens volgens de A-curve depositie hoeveelheid van een stof of een groep van stoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een gebied, uitgedrukt als een hoeveelheid per oppervlakte-eenheid en per tijdseenheid (bv. 10 kg SO2/ha.j). DOV databank ondergrond Vlaanderen e.g.w. emissiegrenswaarde emissie de directe of indirecte lozing, uit puntbronnen of diffuse bronnen van de installatie, van stoffen in de lucht, het water of de bodem geleide emissie is een emissie waarvoor welbepaalde fysische kenmerken bestaan (ligging, hoogte, diameter) en een in een principe meetbare volume stroom GJ gigajoule (106 joule - 103 megajoule) ha hectare (10.000 m²) hl hectoliter (100 l) IFDM Immissie Frequentie Distributie Model immissieconcentratie de concentratie van een bepaalde stof in de omgevingslucht op een bepaalde plaats als resultante van verschillende bronnen, incl. natuurlijke en meteorologische omstandigheden inkuiping een kuipvormige uitgevoerde vloeistofdichte constructie die in staat is om lekvloeistoffen (uit een vat of tank) te weerhouden km Kilometer kWh kilowatt uur, een eenheid van elektrische energie l Liter LA95 1h het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95% van een tijdsinterval van 1 uur wordt overschreden Lxp Het specifiek geluid van een bedrijf en/of delen van een bedrijf/installatie. m² vierkante meter m³ kubieke meter m.e.r. Milieueffectrapportage MER Milieueffectrapport mg milligram, één duizendste van een gram MWh megawatt uur, een eenheid van energie niet geleide emissie elke emissie die één van de kenmerken van een geleide emissie ontbreekt KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING VERKLARENDE WOORDENLIJST Nm³ of m³(n) Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV - 11 - normaal kubieke meter: dit is een hoeveelheid gas, technisch vrij van waterdamp, die bij een temperatuur van 0 °C (273,15 K) en een absolute druk van 1,01325 bar, een volume inneemt van 1 kubieke meter. NOx Stikstofoxiden nv of NV naamloze vennootschap OUe geureenheid OVAM Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest PCDD Polygechloreerde dibenzo-p-dioxinen PCDF Polygechloreerde dibenzofuranen PJ petajoule (= 1012 kilojoule) PNEC Predicted no effect concentration project-MER MER met betrekking tot projecten waarvoor een milieuvergunning of stedenbouwkundige vergunning vereist is RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen RWZI Riool waterzuiveringsinstallatie s Seconde SBZ-H speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de Habitatrichtlijn SBZ-V speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de Vogelrichtlijn TEQ Toxische Equivalent VEN Vlaams Ecologisch Netwerk VEN-gebied gebied dat opgenomen is in het Vlaams Ecologisch Netwerk Vl. Reg. Vlaamse Regering VLAREA Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer VLAREBO Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering VLAREM Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning VMM Vlaamse Milieumaatschappij WESP Wet electrostatic precipitator (Natelektrofilter) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.1 1. Algemene inlichtingen 1 . 1 . A c h t e r g r o n d i n f o r m a ti e Voorliggend MER wordt opgesteld i.k.v de hervergunning van de activiteiten van Unilin BVBA – divisie Panels – site Oostrozebeke, hierna verder Unilin Panels ORB (vroeger gekend onder de naam Spano NV). SPANO NV Het bedrijf Spano NV werd in 1963 opgericht in Oostrozebeke, op de huidige locatie langs de Ingelmunstersteenweg te Oostrozebeke. Sindsdien heeft het bedrijf op de site verschillende uitbreidingen gekend. Momenteel heeft het bedrijf 2 productielijnen voor de productie van diverse spaanplaten. Het productieproces start van diverse houtgrondstoffen (recyclage-, rest-, verpakkings-, schavelingen, zaagmeel, dossen, paletten, …) en heeft als eindproduct naast de gewone spaanplaat ook speciale, watervaste en brandvertragende, gelakte en tand & groef spaanplaten. Om de recuperatie van hout te stimuleren, hebben Spano en Indaver in het jaar 2000 de vennootschap Spanin NV opgericht. Spanin NV beschiktte over een vergunde inzamelsite op het Indaver-milieupark in Willebroek en over een vergunde inzamelsite en opschoninginstallatie in Oostrozebeke (op site van Spano NV). Op de productiesite te Oostrozebeke werd het geschikte afvalhout opgeschoond tot bruikbare grondstof voor de productie van spaanplaat bij Spano Group. Sinds 2012 is Spanin volledig samengevoegd bij Spano. Ingevolge partiële splitsing zonder vereffening, werden alle operationele activiteiten van Spano NV met ingang van 1 juni 2013 volledig geïntegreerd in Unilin BVBA (divisie Panels). In deze context is het gedeelte van het vermogen van Spano NV dat betrekking heeft op deze operationele activiteiten, waaronder de onroerende goederen gelegen te Oostrozebeke, overgegaan naar Unilin BVBA. UNILIN BVBA Unilin werd in 2005 overgenomen door het Amerikaanse Mohawk Industries. Mohawk Industries is marktleider in de sector van vloerbekleding in de US en biedt karpetten, tapijt, parket, laminaat, keramische tegels en vinyl aan. De groep is genoteerd op de beurs (NYSE) en heeft een omzet van 5,4 miljard $. De 31.200 werknemers zijn tewerkgesteld in 75 productie-eenheden. Anno 2013 heeft de groep Unilin 3 kernactiviteiten (of businessunits). Unilin Panels : productie van MDF- en spaanderplaten en gemelamineerde platen – hieronder behoort Unilin Panels ORB Unilin Flooring : productie van laminaatvloeren Unilin Insulation : productie van daksystemen en isolatiemateriaal Voorliggend MER heeft betrekking op de milieueffecten veroorzaakt door activiteiten van Unilin Panels ORB, gelegen Ingelmunstersteenweg 229 te Oostrozebeke (activiteiten door het vroegere Spano NV). Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.1 1 . 2 . A d m i n i s tr a t i e v e v o o r g e s c hi e d e n i s De basisvergunning dateert van 27 april 1995 en werd afgeleverd door de Deputatie van de provincie WestVlaanderen aan de N.V. Spano. De vergunningen van Spano werden nadien nog verscheidene keren uitgebreid en aangepast. Unilin Panels ORB beschikt tevens over een vergunning voor het capteren van oppervlaktewater uit de het kanaal Roeselare-Leie (nr. WV/58535 van 05/01/2005) en een vergunning van het Fanc voor de detectie en opslag van radio-actieve bronnen (FANC 3185/B-3341-A van 11/01/2006). Tabel I.1 Overzicht van de verleende milieuvergunningen, meldingen, lozingsvergunningen, Besluit – referentie Datum Omschrijving Geldigheids- Vennootschap duur S2/036/219/RL 29/01/1987 Lozingsvergunning voor lozing van ander dan normaal huisafvalwater (sanitair 1/09/2011 1 en industrieel) in de openbare riolering van de Ingelmunstersteenweg (LP1 – max. 7m³/uur en 50m³/dag) 37010/15/A/2 27/4/1995 Verder exploiteren en uitbreiden van een 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano spaanderplaatfabriek 37010/15/W/1 05/10/1995 Wijzigen van de vergunningsvoorwaarden met betrekking tot de inkuiping van de 300.000 l extra zware fuel tank AMV/00014571/600 27/10/1995 Besluit over 37010/15/A/2, de de beroepen beroepen tegen werden ongegrond verklaard 37010/15/W/2 21/03/1996 Besluit wijziging voorwaarden mbt emissiemetingen – waterdicht maken van de bezinkput 37010/15/M/1 02/04/1998 Melding uitbreiding tand- en groefinstallatie en een inpakkingseenheid. 37010/15/M/2 22/04/1999 Melding buitengebruikstelling van verspaners PL3 en 5; uitbreiding breker en verspaanderij; uitbreiding silo van 7000 m³ 37010/15/2/M/1 17/10/2000 Melding gedeeltelijke overname van NV Spanin tegenover NV Spano (verspaanderij en silo hakselbrokken) 7C/37010/15/1/M/3 19/12/2001 Mededeling buitengebruikstelling van Drogerinstallaties (Bison 1 en 2) bij PL1 en PL2, verpaanderij bij PL1, verwarmingsketels conus 1 en 2 en bijhorende thermische olietanks, metaalbewerking PL1, verspaanderij PL2. Uitbreiding met een 1 Op de vergunning zelf staat geen einddatum, doch in de daaropvolgende milieuvergunningen (die de bestaande lozingsvergunning niet volledig hebben opgegeven, werd deze vergunning beperkt tot 1/09/2011 Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.2 Besluit – referentie Datum Omschrijving Geldigheids- Vennootschap duur verspaanderij (vervanging bij productielijn 1 en 2), een drooginstallatie (vervanging van Bison 1 en 2), roosterverbrandingsinstallatie een (vervanging conus 1 en 2) en een rookgaszuivering voor Bison 4 en 6, Promill 3 en de roosterverbrandingsinstallatie 37010/15/1/W/3 2/10/2003 Wijziging bijzondere voorwaarde in besluit - NV Spano - NV Spano Vergunning voor het capteren van water uit Automatisch NV Spano het kanaal Roeselare – Leie (1.200 m³/dag) jaarlijks voor het opgepomte water wordt na gebruik en de duur van voorzuivering teruggeloosd naar het kanaal 1 Roeselare-Leie via bestaand rioleringsstelsel verlengd 7C/37010/15/1/M/3: 9 maanden na het begin van de exploitatie dienen resultaten van akoestische simulatie te worden opgestuurd naar AMV en MI. (initieel 6 maanden) 37010/15/1/W/4 4/03/2004 Wijziging bijzondere voorwaarde in besluit 7C/37010/15/1/M/3 m.b.t de frequentie van het meten van PCDD’s en DCDF’s en de wijze van meten en toetsen aan egw. van de rookgaszuiveringsinstallatie WV/58535 5/01/2005 jaar en afvoergrachten. 37010/15/1/W/5 13/01/2005 Wijziging van de vergunningsvoorwaarden 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spanin 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano mbt de luchtemissiegrenswaarden van de direct gestookte spaandrogers en de meetfrequentie wordt gewijzigd 37010/15/2/A/1 13/01/2005 MV voor het exploiteren van een houtverwerkingsbedrijf met installatie voor het breken en de opschoning van onbehandeld houtafval en niet gevaarlijk behandeld houtafval (voor metaalrecuperatie) en een installatie voor de behandeling van niet-gevaarlijk behandeld houtafval voor energierecuperatie 37010/15/1/A/5 27/07/2006 Uitbreiding met een productie-eenheid voor de productie van granulaten (50% kunststof / 50% houtstof) 37010/15/1/W/6 17/03/2007 Wijziging van de vergunningsvoorwaarden met betrekking tot de luchtemissiegrenswaarden 7C/37010/15/1/M/4 21/08/2008 Mededeling kleine verandering, wijziging vermogen rubriek 43.1.3 en 43.4 37010/15/1/M/5 9/07/2009 Mededeling kleine verandering, uitbreiding Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.3 Besluit – referentie Datum Omschrijving Geldigheids- Vennootschap duur met een lakstraat en de opslag 37010/15/1/M/6 7/10/2010 Mededeling kleine verandering: vervanging 1/09/2011 NV Spano 1/09/2011 NV Spano 01/09/2016 NV Spano 1/09/2016 NV Spano & NV van conus 2 door een nieuwe conus 2 met extra vermogen 37010/15/1/M/7 4/08/2011 Mededeling kleine verandering. Vervanging van (1) vergunde brander (zware fuel/houtstof) van droger 5 door een nieuwe (aardgas/houtstof) brander met zelfde vermogen; (2) vergunde brander (zware fuel) ‘conus 4’ door een nieuwe aardgasgestookte brander met hoger vermogen (3) vervanging van brander (zware fuel) van ‘conus 5) door een nieuw aardgasgestookte brander met een lager thermisch vermogen. 37010/15/1/M/8 10/05/2012 Mededeling kleine verandering, vervanging brander (zware fuel-houtstof) van droger 3 door een brander op aardgas met hetzelfde vermogen, vervanging van brander (zware fuel) van conus 2 door een nieuwe brander op aardgas met een kleiner vermogen 37010/15/3/M/1 11/04/2013 Melding overname Spanin Ingediend Melding overname 1/09/2016 Unilin BVBA 7/07/2014 De eindtermijn van de lopende vergunningen (1/09/2011) werd verlengd tot 1/09/2016 conform art. 4 uit het 2 decreet van 11 juni 2010 . De bijzondere voorwaarden opgelegd aan Unilin Panels ORB zullen opgelijst worden i.k.v. het MER. OPLIJSTING BESTAAND - NIEUW In bijlage 1 wordt de opsplitsing weergegeven van de nieuwe en de bestaande installaties. Deze worden tevens aangeduid op een grondplan. In de discipline geluid zal de deskundige zich hierop baseren om de toetsing en effectbeoordeling uit te voeren. 2 Decreet houdende wijzigingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, wat betreft de invoering van maatregelen tot aanpak van de milieuvergunningenpiek, BS dd 19/07/2010. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.4 1 . 3 . H e t p r o j ec t e n t o e t s i n g m. e . r . - p l i c h t v a n h e t p r o j e c t HET PROJECT Unilin Panels ORB wenst na september 2016 (einde van huidige vergunningstermijn) verder spaanplaten te produceren met een productiecapaciteit van max. 815.000 ton/jaar (of ca. 2.200 m³/dag of 1.450 ton/dag). Hiertoe zal zij een milieuvergunningsaanvraag indienen om tot een hervergunning te komen. Naast de hervergunning voor de spaanplaatproductie wenst het bedrijf enkele neveninstallaties bij te plaatsen: - Een briketteermachine om het stof van de MDF-platen in het recyclagehout te compacteren; Een melaminepers; Een stoomtoestel voor injectie van stoom in de spaankoek. DE MER-PLICHT De fabricage van spaanderplaten is opgenomen in bijlage II – 8e van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 10 december 2004 : “houtvezelplaat-, spaanderplaat-, duplex-, triplex-, en multiplexfabrieken met een productiecapaciteit van 200 ton per dag en meer” Dit betekent dan ook dat de vooropgestelde hervergunning m.e.r.-plichtig is. Daar enkel een categorie van bijlage II van toepassing is bij Unilin Panels ORB, kan het bedrijf ontheven worden van de m.e.r.-plicht door het indienen van een ontheffingsnota. Unilin Panels ORB kiest er echter toch voor om een MER op te maken. 1 . 4 . V e r d e r e b e s l u i tv o r mi n g s p r o c es Het goedgekeurde MER zal deel uitmaken van een hernieuwing van de milieuvergunning waarin tevens de voorziene uitbreiding wordt aangevraagd. Voor het project is geen stedenbouwkundige vergunning vereist. 3 Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17/02/2005) en gewijzigd door besluit van de Vlaamse regering (B.S.21 mei 2008, 6 september 2011 en 29 april 2013). KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.5 2. R u i m t el i j k e s i t u er i n g , j u r i d i s c h e e n b el e i d s m a t i g e r an d v o o r w a a r d en 2 . 1 . R u i m t el i j k e s i t u e r i n g v a n d e i n r i c ht i n g 2 . 1 . 1 . A l g e m e n e s i t ue r i n g SITUERING VOLGENS BESTEMMINGSPLANNEN Unilin Panels ORB bevindt zich aan de Ingelmunstersteenweg 229 te Oostrozebeke, op de linkeroever van het kanaal Roeselare-Leie. Het bedrijf is gelegen in een gebied dat bepaald wordt door het RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Spano te Oostrozebeke’ (RUP_0200_212_00014_00001 – goedgekeurd op 04/07/2003). De site van Unilin Panels ORB wordt op het RUP hoofdzakelijk ingekleurd als ‘zone voor bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf’(paars ingekleurd). Naast deze paarse inkleuring komen op het bedrijfsterrein van Unilin Panels ORB ook een zone voor buffergroen (gestreept groen – noordoostelijk deel van de site) en een zone voor ‘niet-hinderlijke bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf’ (zwart gestreept – noordelijk deel van de site) voor. Het gebied ingekleurd als ‘zone voor bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf’ is echter groter dan het huidig bedrijfsterrein van Unilin Panels ORB. Er zijn nog uitbreidingsmogelijkheden ten oosten van de huidige site. Het RUP wijzigt de vroegere gewestplan bestemmingen, Agrarisch gebied (11,2 ha), gebied voor milieubelastende industrie (18 ha), industriegebied (11,3 ha) en woongebied met landelijk karakter (1,1 ha) in een zone voor bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf en een reservatiestrook voor secundaire weg en kade-infrastructuur. Het RUP is weergegeven op figuur II.2. De bestemming van de gebieden rond het RUP zijn bepaald door het gewestplan. Ten oosten, ook op linkeroever van het kanaal is een gebied voor milieubelastende industrie gelegen (paars ingekleurd met opdruk II). In dit gebied zijn verschillende bedrijven gevestigd. Ten Noorden (wijk aan de Nijverheidsstraat) en deels ten noordoosten (gebied omvat een lintbebouwing langs de Ingelmunstersteenweg en de leegstraat) is een woongebied met landelijk karakter (rood-witte arcering) gelegen. Ten oosten van het RUP is een agrarisch gebied (gele inkleuring) gelegen. Ten zuiden van de site loopt het kanaal Roeselare-Leie. Aan de overkant van het kanaal is een agrarisch gebied gelegen. De vestigingsplaats van de onderneming is aangeduid op het bijgevoegde uittreksel van het gewestplan (figuur II.1). SITUERING OP TOPOGRAFISCHE KAART In figuur II.3 wordt de ligging van het bedrijf weergegeven op topografische kaart. AFSTAND TOT HET VLAAMSE GEWEST De meest nabije grens van Vlaanderen wordt gevormd met het Waals gewest. De minimale afstand bedraagt ca. 20 km m.n. in zuidzuidwestelijke richting t.o.v. Unilin Panels ORB. 2 . 1 . 2 . T o e g a n g sw e g e n Een wegenplan wordt weergegeven in figuur II.4. Unilin Panels ORB is per voertuig enkel bereikbaar via de Ingelmunstersteenweg (N357). Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.6 De N357 leidt langs westelijke richting naar Roeselare-Rumbeke waarna aansluiting mogelijk is met de E403A17 (Brugge – Kortrijk). Het verkeer van en naar Unilin Panels ORB vanuit oostelijke richting kan gebruik maken van de N382 die ten zuiden van de site loopt en ten westen van het bedrijf een verbinding maakt met de Ingelmunstersteenweg. De N382 geeft in oostelijke richting aansluiting op de E17 (Kortrijk - Antwerpen). Op de E17 is aansluiting op de E40 (richting Brussel of Oostende) mogelijk ter hoogte van Gent. De aan- en afvoer van grondstoffen/producten kan ook via binnenwateren gebeuren. Er is een kade gelegen ten zuiden van de site aan het kanaal Roeselare-Leie. Via het spoor is het bedrijf niet bereikbaar. 2 . 1 . 3 . N a b i j e o m g ev i n g 2.1.3.1. Woonkernen De belangrijkste woonkernen in een straal van 5 km van het bedrijf zijn opgenomen in tabel II.1. Tabel II.1 Woonkernen in een straal van 5 km rond Unilin Panels ORB Naam Afstand Unilin tot Richting Panels Aantal inwoners (ca.) (exclusief deelgemeenten) ORB (km) Ingelmunster Ca. 2,5 W 10.800 Oostrozebeke Ca. 3 NO 7.600 Wielsbeke Ca. 5 O 3.100 Ooigem Ca. 3,2 ZO 3.700 Hulste Ca. 2,5 Z 3.400 Lendelede Ca. 5 ZW 5.700 Meulebeke Ca. 3,5 N 11.000 Bavikhove Ca. 4,5 Z 3.800 2.1.3.2. Bedrijven In tabel II.2 wordt een overzicht gegeven van de bedrijven gelegen omheen Unilin Panels ORB. De bedrijven worden ook aangeduid op figuur II.3. Tabel II.2 Bedrijven in de omgeving van Unilin Panels ORB Naam bedrijf Afstand t.o.v. Unilin Panels Activiteit ORB A&S Energie nv Aanpalend ten O Biokrachtcentrale Plastivan nv Aanpalend ten W Productie van kunstofelementen voor de bouw Euromonta fashion nv Ten NW Groothandel Tissat international nv Ten NW Textielbedrijf (productie van katoenen weefsels) Debackere agro Ten NW Grond- en betonwerken Oostro carpets nv 150 m ten O Tapijtindustrie Waelkens nv 150 m ten NO Textiel (productie vlaggen) Orotex nv 200 m ten NW Textiel (productie tapijt en naaldvilt) Vandekerckhove 250 m ten O Metaalconstructiebedrijf KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.7 2.1.3.3. Natuurgebieden HABITATRICHTLIJNGEBIEDEN Het dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebied is gelegen op een afstand van 12 km ten NO van de site. Het gebied heet ‘Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: oostelijk deel’ (BE2300005). Dit gebied is ook een VEN gebied ‘De vallei van de Zeverenbeek’ (nr. 212 – GEN). Binnen dit VEN- en Habitatgebied zijn 3 kleine gebieden als erkend natuurgebied gelegen (Vallei van de Zeverenbeek). VEN-GEBIEDEN Het VEN-gebied ‘Klei van Ieper en Maldegem klei’ (nr.139 – GENO) is gelegen op een afstand van > 3 km ten NO van de site. Ten westen van de site op een afstand van > 3 km is het VEN-gebied ‘De Mandelhoek’ (nr. 125 GEN) gelegen. Op een afstand van > 5,5 km ten oosten is het VEN-gebied ‘West-Vlaamse Leievallei’ (nr. 126 – GEN) gelegen. Op figuur II.5 de VEN-gebieden weergegeven in de ruime omgeving van Unilin Panels ORB te Oostrozebeke 2.1.3.4. Overstromingsgebieden In figuur II.6 worden de overstromingsgevoelige zones weergegeven in de ruime omgeving van Unilin Panels ORB te Oostrozebeke. Het terrein is gedeeltelijk gelegen in overstromingsgevoelig gebied (zuidelijk stuk op het bedrijfsterrein). Ten westen op een afstand van 200 m en ten oosten op een afstand van 600 m is er een effectief overstromingsgevoelig gebied gelegen (Bron: geopunt Vlaanderen, watertoets – overstromingsgevoelige gebieden). 2.1.3.5. Beschermingszones en Waterwingebieden De dichtstbijgelegen beschermingszone (type I,II,III) is gelegen op > 16 km ten zuidoosten van de site (ter hoogte van Avelgem – Kluisbergen). Het dichtstbijgelegen waterwingebied (Bron: galerij en Neyt) is gelegen ter hoogte van Volkegem op een afstand van ca. 25 km ten OZO van de site. 2.1.3.6. Beschermende monumenten en landschappen In de omgeving van de site is het lijnrelict ‘De Mandel (L30041)’ aanwezig ten O en Z op een afstand van ca. 500 m van de site. Binnen een straal van 2 km rond de site zijn geen ankerplaatsen, puntrelicten of relictzones aanwezig. Volgend historisch monument is aanwezig in de nabijheid van de site: - Muizemolen te Harelbeke (1,6 km ten zuiden van de site); 2.2. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In tabel II.3 wordt er een overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden. Tevens wordt er voor de vermelde juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangegeven of zij voor het project relevant zijn en wordt de relevantie kort toegelicht. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.8 Tabel II.3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden RUIMTELIJK ORDENINGSRECHT Korte inhoud Gewestplan Relevant? De gewestplannen leggen de bestemmingen van de gronden in Ja Vlaanderen vast. Een uitvoeringsplan is gericht op de uitvoering van een beleid. bedrijf Spano te Oostrozebeke’ Het ook De bestemming van de site zelf is niet bepaald door het gewestplan. De omgeving van de site echter wel. GRUP ‘Historisch gegroeid kan Bespreking relevantie beheersmaatregelen bevatten. Ja Deze De bestemming van de site en van enkele aanpalende percelen is bepaald door dit GRUP. uitvoeringsplannen vertrekken steeds vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan. Het GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Spano’ omvat het huidig bedrijfsterrein van Unilin Panels ORB en de site van A&S Energy en voorziet nog uitbreidingsmogelijkheden van Unilin Panels ORB. Stedenbouwkundige De verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van verordening inzake niet-verontreinigd hemelwaterputten, oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat infiltratievoorzieningen, hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In (B.S.8/10/2013) tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater, afkomstig van Nee 2 . 2 . 1 . In kader van het project (hervergunning en uitbreiding) worden er verharde geen nieuwe verhardingen aangelegd. hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden. Vlaamse codex Ruimtelijke De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is een coördinatie van ordening (in voege sinds het vroegere decreet ruimtelijke ordening. In deze codex en 1/9/2009) bijhorende uitvoeringsbesluiten is o.a. bepaald voor welke activiteiten een stedenbouwkundige aangevraagd te worden. vergunning dient Nee Er is geen wijziging gepland waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.9 MILIEUBEHEERRECHT Korte inhoud Relevant? Decreet natuurbehoud Het decreet regelt de bescherming, ontwikkeling, het herstel en (d.d. 21/10/1997 en latere beheer van de natuur en vormt de basis voor de afbakening van van soorten. Het projectgebied is niet gelegen in een VEN-gebied of een wijzigingen) – incl. bijhorende VEN-gebieden en legt verbods- en gebodsbepalingen op voor speciale beschermingszone. Het meest nabije VEN-gebied ten westen van uitvoeringsbesluiten handelingen de site op een afstand van 3,2 km is het VEN-gebied ‘De Mandelhoek’ (nr. in VEN-gebied, vogelrichtlijngebied Ja Bespreking relevantie en habitatrichtlijngebied alsmede de verplichting tot het uitvoeren Algemeen relevant (zorgplicht en stand-still principe) en voor bescherming 125 - GEN). van een habitattoets m.b.t. speciale beschermingszones. Vogelrichtlijn (79/409/EEG met De vogelrichtlijn heeft tot doel de instandhouding te bevorderen uitbreiding 85/411/EEG) van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied. Hiertoe worden Nee Het projectgebied is niet binnen of in de onmiddellijke omgeving van een Vogelrichtlijngebied gelegen. speciale beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd. Habitatrichtlijn (92/43/EEG) De habitatrichtlijn heeft tot doel om de biologische diversiteit te Nee Het projectgebied is niet binnen of in de onmiddellijke omgeving van een waarborgen door het in stand houden van de natuurlijke habitats Habitatrichtlijngebied gelegen. (dichtstbijgelegen gebied is op afstand van en van de wilde fauna en flora. Hiertoe worden speciale 12 km van de site) beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd. Onbevaarbare waterlopen Regelt ondermeer de bepalingen betreffende de ‘buitengewone Nee Het project omvat geen werken of wijzigingen van een waterloop. Nee Er zijn geen indicaties dat een archeologische waardevolle site zich t.h.v. of werken van verbetering of wijziging’ aan waterlopen. Decreet houdende de Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het bescherming archeologisch herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Via dit patrimonium (30/06/1993 en decreet wordt o.m. de vondstmeldingsplicht en de zorgplicht van latere wijzigingen) archeologische vondsten geregeld in de nabijheid van het projectgebied bevindt. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.10 Korte inhoud Decreet tot bescherming van Via dit decreet wordt de beschermingsplicht van monumenten, monumenten, stads- en/of stads- en/of dorpsgezichten en landschappen geregeld. Relevant? Nee Bespreking relevantie Het project is niet in of in de onmiddellijke omgeving van beschermde monumenten of landschappen gelegen. dorpsgezichten (20/3/1976 en latere wijzigingen) en het decreet tot bescherming van landschappen (16/04/1996). MILIEUBESCHERMINGSRECHT Korte inhoud Bodemdecreet (27/10/06) en Via het bodemdecreet en het Vlarebo worden kwaliteitsnormen Vlarebo (14/12/2007) voor bodem en grondwater vastgelegd, alsmede de regeling Relevant? Ja Bespreking relevantie Op het terrein zijn verschillende inrichtingen aanwezig die beschouwd worden als risico-inrichting m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging. m.b.t. uitvoeren van onderzoeken en sanering van gronden. Hoofdstuk X van het Vlarebo stelt de regeling m.b.t. het hergebruik van uitgegraven bodem vast. Grondwaterdecreet (24/1/1984) Vaststellen principes inzake bescherming en beheer van Nee grondwater. Besluit m.b.t. het afleveren van Via dit besluit worden de procedures en regelingen m.b.t. het een vergunning voor watervang winnen van oppervlaktewater vastgelegd. Het dichtstbijzijnde waterwingebied (‘Bron galerij en Neyt’) ligt op meer dan 15 km afstand. Ja Unilin Panels ORB beschikt over een captatievergunning voor het oppompen van oppervlaktewater (Kanaal Roeselare - Leie). (3/5/1991) Besluit Milieukwaliteitsnormen Dit besluit bepaalt de nieuwe milieukwaliteitsnormen, waaraan voor oppervlaktewateren, dient te worden voldaan inzake oppervlaktewater, waterbodems waterbodems en grondwater en grondwater. (21/5/2010) Ja Unilin Panels ORB loost bedrijfsafvalwater in de Hulstebeek. De Hulstebeek mondt uiteindelijk uit in de Mandel. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.11 Korte inhoud Relevant? Decreet integraal waterbeleid Via het decreet worden de doelstellingen en instrumenten m.b.t. (18/7/2003) integraal waterbeleid. Dit omvat o.m. het verplicht uitvoeren van Bespreking relevantie Ja Zie hoger. Ja Het project omvat diverse vergunningsplichtige activiteiten. Ja Het project omvat diverse activiteiten die dienen te voldoen aan de een watertoets in het kader van de vergunningverlening. Milieuvergunningendecreet Het decreet en VLAREM bepalen de inrichtingen waarvoor een (28/6/1985) & VLAREM I milieuvergunning dient aangevraagd te worden en bepalen ook (6/2/1991) de procedures voor het aanvragen van een milieuvergunning. VLAREM II (1/6/1995) Voorwaarden voor vergunningsplichtige inrichtingen. voorwaarden van VLAREM II. Materialendecreet en Vlarema Op 14 december 2011 werd het nieuwe materialendecreet goedgekeurd. Het implementeert de Europese kaderrichtlijn (EG) 2008/98 voor het beheer van afvalstoffen in Vlaanderen en verankert het duurzaam materialenbeheer. Het decreet veronderstelt dat een integrale kijk op de materiaalketen onontbeerlijk is om een blijvende oplossing te vinden voor het afvalvraagstuk. Het Materialendecreet gaat in op 1 juni 2012. Parallel aan het decreet, is er een nieuw uitvoeringsbesluit dat het VLAREA volledig vervangt. Het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA), is goedgekeurd op 17 februari 2012 en bevat meer gedetailleerde voorschriften over (bijzondere) afvalstoffen, grondstoffen, selectieve inzameling, vervoer, de registerplicht en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het materialendecreet en het VLAREMA zijn gelijktijdig inwerking getreden vanaf 1 juni 2012, mits enkele uitzonderingen of overgangsbepalingen. Ja Met de recyclage van hout werkt Unilin Panels ORB mee aan het sluiten van de materialenkringloop Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.12 Korte inhoud Relevant? Kaderrichtlijn Lucht - richtlijn De kaderrichtlijn lucht legt o.a. kwaliteitsdoelstellingen op. Ja 2008/50/EG van het Europees Opm. Voor diverse parameters zijn de kwaliteitsdoelstellingen Parlement en de Raad opgenomen in de richtlijn reeds opgenomen in VLAREM II. Bespreking relevantie Het project geeft aanleiding tot emissies waarvoor in de richtlijn en VLAREM II kwaliteitsdoelstellingen zijn vastgelegd. betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (P.B. 11/06/2008) Energiebesluit (19/11/2010) Het besluit legt specifieke voorwaarden vast voor zogenaamde Ja energie-intensieve inrichtingen (inrichtingen met een primair Het primaire energieverbruik van Unilin Panels ORB is groter dan 0,1 PJ/jaar energieverbruik van meer dan 0,1 PJ/jaar). Een van de voorwaarden is de verplichting tot het opstellen van een energieplan of een energiestudie. Besluit verhandelbare Vaststellen van specifieke voorwaarden voor BKG-inrichtingen en emissierechten (14/5/2004) het vastleggen van een regeling m.b.t. het toekennen van Ja Unilin Panels ORB is een BKG-inrichting Ja Unilin Panels ORB beschikt over een aantal koeltorens die onder het emissierechten. Legionella besluit (9/2/2007) Vaststellen van voorwaarden legionellabesmettingen uitgaande ter van voorkoming zogenaamde van risico- Legionella besluit vallen. inrichtingen. Decreet Algemene bepalingen Dit decreet regelt o.m. de bepalingen omtrent milieu- en inzake milieubeleid (5/04/1995) veiligheidsrapportage Ja Unilin Panels ORB is m.e.r.-plichtig Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.13 GEWESTELIJK BELEID Korte inhoud Relevant? Nee Bespreking relevantie Ruimtelijk structuurplan Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en Er zijn geen directe maatregelen of beperkingen van toepassing op het Vlaanderen (2011) legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de project. De ontwikkelingsperspectieven van bedrijven en economische toekomst. activiteiten buiten de bedrijventerreinen worden vooral bepaald door de aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. Omwille van de verantwoordelijkheid van de gemeente inzake verlening en/of advisering van de milieuvergunning, de kennis en inschatting van de plaatselijke toestand komt het de gemeente toe om ontwikkelingsperspectieven te formuleren voor bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen. Het bedrijventerrein langs het kanaal Roeselare-Leie te Oostrozebeke wordt in de herziening van het RSV aangeduid als een bijzonder economisch knooppunt. Ten noorden van het kanaal liggen de potenties tussen Unilin Panels ORB en de Hulstestraat. Vlaams Ecologisch Netwerk Afbakening VEN-gebieden. Binnen VEN-gebieden gelden er (VEN) (1993) specifieke voorschriften m.b.t. handelingen die toegelaten zijn Nee Het projectgebied is niet binnen of in de onmiddellijke omgeving van een VEN-gebied gelegen. binnen dergelijke gebieden. Minaplan 4 (2011-2015) Legt de krachtlijnen vast van het Vlaamse milieubeleid naar de Ja Diverse thema’s uit het Mina-plan zijn relevant voor het project. toekomst. Protocol van Kyoto (1997) Protocol ter reductie van emissie broeikasgassen Ja Unilin Panels ORB wordt beschouwd als een energie-intensieve inrichting. Vlaams Klimaatsbeleidsplan Beleidsplan ter uitvoering van Kyoto-protocol. Het plan bestaat Ja Zie protocol van Kyoto (VKP) 3de plan 2013-2020 uit een overkoepelend luik en twee deelplannen: het Vlaams Mitigatieplan (VMP), om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en het Vlaams Adaptatieplan (VAP) om de effecten van de klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.14 Korte inhoud Relevant? Protocol van Göteborg / NEC- Protocol / richtlijn ter reductie van o.m. emissies VOS en NOx. Ja richtlijn (11/2001) Het NEC – reductieprogramma bevat maatregelen ter realisatie De activiteiten van Unilin Panels ORB geven aanleiding tot de emissies van NOx. Wat betreft NOx wordt een reductie van de totale NOx-uitstoot op NEC-reductieprogramma (2006) van de doelstellingen van de NEC-richtlijn. Vlaams stofplan (2005) Bespreking relevantie Vlaams niveau beoogd. Beleidsplan ter beperking van de concentratie aan fijn stof Ja De activiteiten van het bedrijf geven intrinsiek aanleiding tot emissies van (fijn) stof. Visiedocument 'De weg naar een Het visiedocument beschrijft de visie van het departement duurzaam geurbeleid' (sept. Leefmilieu, Natuur en Energie met betrekking tot het geurbeleid. 2008) Het is het resultaat van heel wat beleidsvoorbereidend werk en ja Unilin Panels ORB heeft verschillende geurbronnen binnen het bedrijf. De geurimpact wordt onderzocht volgens het visiedocument. intensief overleg op diverse niveaus en met diverse stakeholders. De aanbevelingen vermeld in het document omvatten de belangrijkste maatregelen die op korte termijn (periode 20082010) kunnen gerealiseerd worden. Zo worden o.m. beleidsopties naar voor geschoven m.b.t. het aanpassen van VLAREM II (o.a. het vastleggen van geurkwaliteitsnormen en emissiegrenswaarden m.b.t. geurstoffen). Industriële emissierichtlijn Tot 2011 was de Europese regelgeving voor industriële emissies (I.E.D.-richtlijn) (2011/75/EU) vervat in de Richtlijn inzake geïntegreerde preventie en (17 december 2010) bestrijding van verontreiniging, oftewel de Ja Unilin Panels ORB is een IPPC inrichting en dient te voldoen aan BBT. Relevante BBT/BREF’s voor Unilin Panels ORB zijn: IPPC-richtlijn - BBT houtverwerkende nijverheid (2010) (afkorting van Integrated Pollution Prevention and Control, - BBT stookinstallaties en stationaire motoren (2012) 96/61/EG en 2008/1/EG). Deze richtlijn verplichtte de Europese - BREF emissions from storage (2006) lidstaten grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren met een integrale vergunning voor alle mogelijke soorten van vervuiling, op basis van BBT’s. (omgezet in VLAREM I en II op 12/01/99). De Richtlijn Industriële Emissies (Industrial Emissions Directive (IED)) van 06/01/2011 integreert de IPPC- en zes andere richtlijnen (de Richtlijn grote stookinstallaties, de Afvalverbrandingsrichtlijn, de Oplosmiddelenrichtlijn en drie Richtlijnen voor de Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.15 Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie titaniumdioxide-industrie). De richtlijn dient uiterlijk tegen 07/01/2013 omgezet te worden (o.a. in VLAREM). Reductieprogramma gevaarlijke Het Reductieprogramma gevaarlijke stoffen kadert de diverse stoffen (2005) elementen van het beleid inzake lozing van gevaarlijke stoffen in Ja Unilin Panels ORB loost bedrijfsafvalwater, dat gevaarlijke stoffen bevat, in de Hulstbeek. het oppervlaktewater. Waterbeleidsnota (2005) De waterbeleidsnota legt de krachtlijnen vast van de visie van de Ja Unilin Panels ORB loost bedrijfsafvalwater in de Hulstbeek Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid in het Vlaamse Gewest. PROVINCIAAL BELEID Korte inhoud Ruimtelijk structuurplan Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie provincie West-Vlaanderen West-Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk Relevant? Ja Bespreking relevantie Oostrozebeke wordt gezien als een hoofddorp in het RSP. Het bedrijfsterrein tussen Unilin Panels ORB en de Hulststraat wordt ook in het (2002 + gedeeltelijke herziening beleid naar de toekomst. RSP-W-Vl gezien als een regionaal watergebonden bedrijventerrein. 2014) Provinciaal milieubeleidsplan Legt de krachtlijnen vast van het provinciaal milieubeleid naar de West-Vlaanderen (2009-2013) toekomst. Ja Er is een milieubeleidsplan opgesteld (2009-2013) voor de provincie WestVlaanderen. Relevante thema’s zijn luchtverontreiniging, hinder door lawaai en mobiliteit. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.16 GEMEENTELIJK BELEID Korte inhoud Gemeentelijk ruimtelijk Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente structuurplan Oostrozebeke en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de (2006) toekomst. Gemeentelijk milieubeleidsplan Legt de krachtlijnen vast van het gemeentelijk milieubeleid naar Oostrozebeke (2005-2009 en de toekomst. Relevant? Nee Bespreking relevantie In het richtinggevend gedeelte is te lezen dat Unilin Panels ORB voor de gemeente wordt gezien als een historisch gegroeid bedrijf. Ja Het plan geeft aan waar de gemeente naar toe wil met haar stedelijk milieubeleid. In het gemeentelijk milieubeleidsplan worden 7 thema’s verlengd tot 2013) uitgewerkt, waarvan de thema’s mobiliteit en hinder en bijzondere doelgroepen van het milieubeleid het meest relevant zijn voor het opstellen van het MER. Gemeentelijk mobiliteitplan Legt de doelstellingen, gewenste structuur en de maatregelen (2002 – actualisatie in 2009) vast m.b.t. de mobiliteit binnen de gemeente Gemeentelijk Geeft weer welke plannen er op langere termijn zijn die door de natuurontwikkelingsplan (2001) gemeente zullen uitgevoerd worden i.f.v. het bos. Ja Het oorspronkelijk conform verklaarde mobiliteitsplan dateert van 14 januari 2002, in 2009 werd het document geactualiseerd (gevolgd spoor 3). Nee Er is een GNOP opgesteld voor de gemeente Oostrozebeke, waarin vooral aandacht wordt geschonken aan het voeren van een gebiedsgericht beleid. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.17 3. Het project 3 . 1 . H u i d i g e e n g e p l a n d e v e r g u n d e c a p a c i t ei t en In tabel III.1 worden de vergunde hoeveelheid, de geproduceerde hoeveelheid in referentiesituatie en de geplande hoeveelheid weergegeven. Tabel III.1 Huidige en geplande productiecapaciteiten Unilin Panels ORB Productie spaanplaten Referentiesituatie (2013) Geplande situatie (max) m³/jaar 477.699 815.000 Ton/jaar* 310.504 530.000 Ton/dag* 940 1.450 * gerekend met een dichtheid van 650 kg/m³ en 365 dagen/jaar Unilin Panels ORB plant om haar productie verder te zetten met de vergunde installaties. In de geplande situatie wordt gerekend met een maximale productie van 365 dagen per jaar en een maximale dagproductie van 1.450 ton/dag. 3 . 2 . B e sc h r i j v i n g v a n referentiesituatie de betrokken activiteiten en i n s t a l l a ti e s in de 3 . 2 . 1 . A l g e m ee n o v e r z i c ht De plattegrond van Unilin Panels ORB wordt weergegeven in figuur III.1. Bij Unilin Panels ORB worden verschillende soorten spaanplaten geproduceerd. Spaanplaten bestaan uit door verspaning verkregen houtdeeltjes die gebonden worden met lijm bij een bepaalde druk en temperatuur. Hiervoor zijn verschillende grond- en hulpstoffen nodig die achtereenvolgens in het proces gebruikt worden. Dit proces is voor de verschillende soorten spaanplaten die bij Unilin Panels ORB geproduceerd gelijkaardig. Figuur III.2 geeft een schematisch overzicht van dit proces. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.18 Figuur III.2 Schematisch overzicht productieproces spaanplaten 3 . 2 . 2 . P r o d u ct i e p r o c e s S p a an p l a t e n De verschillende stappen en grond/hulpstoffen in dit proces worden hieronder verder beschreven. Momenteel zijn er 2 lijnen actief, nl. lijn 4 en lijn 5. Lijn 2 is stilgelegd sinds december 2012. Lijn 3 is buiten gebruik genomen. De verspanerij (Verspaning 3) en droger 3 zijn wel nog in gebruik. 3.2.2.1. Grondstoffen HOUT Hout is de voornaamste grondstof voor de productie van spaanplaten. Het hout wordt in verschillende hoedanigheden aangeleverd, zijnde: Boomstammen, rondhout, kaphout Het betreft hier o.a. boomstammen die omwille van technische of ethische redenen niet kunnen aangewend worden als massief hout, dunningshout gekapt in het kader van bosbeheer, … . Recyclagehout (post consumer hout) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.19 Recyclagehout bestaat uit houten producten die reeds voor andere doeleinden zoals meubels, paletten, … werden aangewend. Het betreft hier zowel behandeld als onbehandeld recyclagehout. Het recyclagehout wordt zowel buiten als binnen opgeslagen. Er dient opgemerkt te worden dat het behandelde hout conform de bepalingen van art. 5.2.3bis.4.14 van VLAREM II als niet verontreinigd behandeld hout dient beschouwd te worden. Plaketten en houtkrullen Het betreft hier resthout afkomstig van houtverwerkende industrieën zoals zagerijen, meubelindustrie, timmerbedrijven, … Naargelang de grootte wordt er een onderscheid gemaakt tussen plaketten (houtspanen van enkele centimeters) en houtkrullen. Stof De brander van de drogerinstallatie werkt o.a. op houtstof. Voor het lossen van het houtstof is er een losplaats voorzien. Deze losplaats bestaat uit een losput waarin het houtstof gelost wordt. Het lossen gebeurt via walkingfloors. LIJM Bij Unilin Panels ORB wordt gebruik gemaakt van ureumformaldehydelijm (UF-lijm) en melamineureumformaldehydelijm (MUF-lijm). De componenten van UF-lijm zijn formaldehyde en ureum. Formaldehyde wordt gevormd uit oxidatie van methanolethers, bij een overmaat aan lucht of uit zuurstofarme mengsels. Op die manier wordt een waterige oplossing gevormd, die voor 38% uit formaldehyde bestaat. Dit reageert met kristallijn ureum in een reactor tot hoogmoleculaire polymeren. Door destillatie kan de overmaat aan water verwijderd worden en houdt men een vloeistof over die voor 66% uit vaste stof bestaat. MUF-lijm is een variant op de klassieke UF-lijm. De component melamine zorgt ervoor dat de lijm beter bestand is tegen vocht en warmte. De MUF-lijm is duurder dan de UF-lijm. Sedert 2014 wordt ook MDI als additief aan de UF-lijm toegevoegd. De toevoeging van MDI als additief zorgt voor een snellere reactie van de UF-lijm waardoor een hogere productiecapaciteit behaald kan worden. 3.2.2.2. Hulpstoffen Aan een spaanplaat worden enkele hulpstoffen toegevoegd om de eigenschappen van de plaat te verbeteren. Deze kunnen bestaan uit: Waterwerende stoffen. Om de wateropname van spaanplaten binnen de perken te houden wordt paraffinewas aan de lijm toegevoegd. Verharders Door gebruik te maken van verharders hardt de lijm sneller uit wat betekent dat in de pers een hoge productiesnelheid gerealiseerd kan worden. Er wordt geopteerd voor ammoniumnitraten of –sulfaten. Door de verzurende eigenschappen van deze stoffen wordt de uitharding versneld. Ammoniak of ureum worden als bufferstof toegevoegd om de reactie voor het persen te vertragen. Brandvertragers Brandvertraging kan gerealiseerd worden door toevoeging van brandvertragende middelen, door toevoeging van minerale bindmiddelen of door het verhogen van de densiteit. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.20 3.2.2.3. Aanvoer - opslag De aanvoer van grond- en hulpstoffen gebeurt met vrachtwagens. Na een kwaliteitscontrole en weging wordt het hout gestapeld volgens grootte: massieve stukken, spanen, fijne deeltjes en houtkrullen. De opslag van het hout bevindt zich hoofdzakelijk in open lucht, grotendeels achteraan en aan de zijkant van het bedrijfsterrein of in losputten. De hulpstoffen worden na controle in de voorraadtanks gepompt of de opslag gebeurt in vaten of multiboxen. De opslag van fuel, paraffine, formol en lijmen gebeurt hoofdzakelijk in bovengrondse tanks. De opslag van smeerolie en kleurstoffen gebeurt in vaten of multiboxen. Milieuaspecten Daar het hout, zowel de grove als fijnere fractie buiten opgeslagen wordt, vormt dit een bron van niet-geleide stofemissie. De meerderheid van de aanwezige opslagtanks en opslagvoorzieningen beantwoorden aan de geldende regelgeving (i.k.v. bodembescherming). Er is een periodieke controle van de tanks en de leidingen. 3.2.2.4. Breken van hout Het aangevoerd recyclagehout (>10 cm) wordt gebroken in een mobiele breekinstallatie. Deze installatie bestaat uit een hamermolen en diversie transportsystemen. Milieuaspecten Er is stofvorming bij het (voor-)breken en transporteren van het hout. Op de mobiele breker is geen afzuiging voorzien. 3.2.2.5. Mengen-Verspanen Het hout wordt via diverse toevoersystemen naar de verspaanders gevoerd en gesneden tot spanen van welbepaalde dikte, lengte en breedte en opgeslagen in silo's. Het is van een groot belang dat onzuiverheden vooraf verwijderd worden (opschoningsproces zie figuur III.3). Dit is voornamelijk van belang bij het gebruik van recyclagehout. Na het verspanen wordt er nogmaals gesorteerd. Metallische deeltjes worden verwijderd met behulp van een bovenbandmagneet. Dit is een draaiende magneetband waaronder de spaanmassa gevoerd wordt, en die zo metaal verwijderd. De fijne fractie in het resthout wordt doorheen de gevormde spanen gemengd. Na het verspanen worden de (vochtige) spanen opgeslagen in silo's, vooraleer gedroogd te worden. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.21 Figuur III.3: Overzicht opschoningproces (a) en (b): De kuisinstallatie bestaat uit twee kuislijnen die de plaketten reinigen. De ferro afscheider verwijdert, met behulp van een magneet, het ijzer uit het materiaal. De non-ferro afscheider verwijdert de overige nietmagnetische metalen zoals aluminium, koper, zink,.. met behulp van een inductierol. (c) Het resterende materiaal wordt door schijvenbed 1 in 3 fracties verdeeld: grofste, middelgrote en fijnste materiaal. (d) Het grofste materiaal kan de werking van de installatie verstoren en wordt daarom afgescheiden naar buiten waar het in een opslagbox belandt. (e) Het fijnste materiaal gaat naar de windzift die zand, steen en kleine metaaldeeltjes verwijdert. (f) Na de windzift komt het fijnste materiaal opnieuw bij het middelgrote en komt het in de chip cleaner terecht die al het materiaal met een hogere densiteit dan hout afscheidt. (g) Schijvenbed 2 verdeelt het materiaal opnieuw in 2 fracties (h) Het fijne materiaal gaat naar de silo voor de hamermolens KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.22 (i) Het grovere materiaal gaat naar de buffersilo voor de mesring-verspaners (maiers) Milieuaspecten De stofemissies die ontstaan in de verspaanderij worden afgezogen via cyclonen. Opschoningsinstallatie is gesitueerd in een gesloten ruimte, voorzien van stofafzuiging. 3.2.2.6. Drogen Na verspaning hebben de spanen een verschillend vochtgehalte en kunnen ze nog niet verwerkt worden tot platen, omdat bij de verwerking stoom zou kunnen ontstaan die kan leiden tot een verminderde hechting van de spanen. Het hout (recyclage of vers rondhout) kan bijgevolg pas verwerkt worden wanneer dit voldoende droog is. Het hout wordt gedroogd tot ongeveer 1,5 à 3 % eindvochtigheid. Dit gebeurt bij Unilin Panels ORB in direct gestookte spaandrogers met een gedeeltelijke recirculatie van de afgassen. Er is bijgevolg direct contact tussen de rookgassen (afkomstig van verbranding van aardgas en/of houtstof), gerecirculeerde afgassen en de te drogen spanen. In de brandkamer is er een gemengde verbranding van houtstof en aardgas. De houtspanen worden in draaitrommels gedroogd. De spanen worden daarna over een cycloon gescheiden van de lucht. Milieuaspecten De luchtemissies afkomstig van de cyclonen die de spanen van de lucht scheiden worden via een natte elektrofilter geleid alvorens uiteindelijk geëmitteerd te worden in de lucht. Iedere droger beschikt over een dergelijke WESP-filter. Een WESP-filter (Wet Electrostatic Precipitator = Natte Electrofilter) bestaat uit 3 zones. In een eerste zone worden de drogergassen met water besproeid tot een verzadigingspunt wordt bereikt. In een tweede zone worden de gassen over een verdeelplaat door een buizenstelstel gestuurd waarbinnen een aantal hoogspanningskabels gespannen zijn. Door het spanningsveld worden de stofdeeltjes gepolariseerd en naar de wanden van het buizenstelsel geleid. Een periodieke spoeling van het buizenstelsel houdt de wanden proper, d.i. het neergeslagen stof afkomstig van de rookgassen, wordt verwijderd. Het waswater en het spoelwater worden behandeld: de vaste bestanddelen worden verwijderd met vorming van filterresidu, waardoor het water in een kringloop herbruikbaar is. De derde zone leidt de gereinigde gassen via de schouw naar buiten. Karakteristiek voor WESP-filters is het hoge afscheidingsrendement voor fijn stof. Zo kan tevens een hoog afscheidingsrendement bekomen worden voor stofgebonden emissies zoals zware metalen en dioxines. Voor organische stoffen wordt met een WESP in het algemeen slechts een beperkt afscheidingsrendement bekomen, dat wel toeneemt met hogere wateroplosbaarheid van deze organische stoffen en de mogelijkheid van verwijdering via de slibafscheiding bij de waterbehandeling. Op andere polluenten zoals CO en NOx heeft een WESP-filter geen impact. Bij uitval van de WESP (gedurende een beperkt aantal uren per jaar) is er een mogelijkheid om toch verder te werken. De afgassen worden dan in de atmosfeer geloosd via een noodschouw. 3.2.2.7. Zeven De gevormde spaanplaten bestaan uit drie lagen: de onderste en de bovenste laag bestaan uit fijnere spanen, de kern bestaat uit grovere spanen. Het is dus noodzakelijk om de spanen te scheiden volgens grootte. De scheiding gebeurt aan de hand van mechanische schudzeven en leidt tot volgende fracties: Grofgoed bestemd voor verder verfijnen en ziften; Normaalgoed: bestemd voor de middenlaag van de spaanplaat; KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.23 Fijngoed: bestemd voor de tussenlaag tussen midden en buitenlagen van de spaanplaat; Fijnste fijngoed: bestemd voor de buitenlaag van de spaanplaat; Houtstof: brandstof voor de brandkamer bij de drogerinstallaties. Het ziftstof afkomstig van recyclagehout wordt momenteel afgevoerd wegens te veel contaminatie met zware metalen. Deze verschillende fracties worden in silo's opgeslagen alvorens gemengd te worden in de belijmerij. Milieuaspecten Vele transporten van de verschillende fracties gebeuren pneumatisch en de spanen worden uit de luchtstroom afgescheiden met cyclonen; de luchtuitlaat van deze cyclonen wordt in mouwenfilters geleid om het houtstof dat in de luchtstroom niet afgescheiden werd in de cyclonen, op te vangen. 3.2.2.8. Belijmen Aan de verschillende spaanfracties wordt de UF-lijm en de hulpstoffen afzonderlijk toegevoegd. MUF-lijm wordt toegevoegd aan de waterbestendige en brandvertragende platen. De watervaste platen krijgen eveneens een groene kleur mee als herkenning, de brandvertragende een rode kleur. Het belijmen is een continu proces waarbij de benodigde hoeveelheid lijm aangepast wordt aan de toegevoerde spaanstroom. Na het belijmen hebben de spanen een vochtgehalte van 6 à 8 %. Milieuaspecten 3.2.2.9. Strooien In deze fase wordt de spaankoek gevormd. Eerst en vooral wordt een laag fijn materiaal gestrooid, vervolgens een laag grof materiaal om te eindigen met een laag fijn materiaal. De gekozen dikte van de spaankoek is afhankelijk van de dikte en het volumegewicht van de toekomstige plaat. Milieuaspecten 3.2.2.10. P e r s e n In de continupers wordt de gevormde spaankoek gepolycondenseerd en gebeurt de uitharding met een overdikte van 0,5 à 0,6 mm. De perstijd is afhankelijk van de gewenste dichtheid, het vochtgehalte, de lijm en de persdruk. Elektronische diktemetingen worden uitgevoerd voor bijsturing zodat een zeer gelijkmatige oppervlakte- en densiteitstructuur bekomen worden. Via een computergestuurde zaag worden de platen op de gewenste lengte gezaagd. Milieuaspecten Bij het persen ontstaan er ter hoogte van de spaanplaatpersen voornamelijk formaldehyde emissies, deze emissies komen voornamelijk vrij op het einde van de pers, waar de geperste, nog warme spaanplaat ontspannen wordt. Deze dampen/afgassen worden geëvacueerd via verschillende afzuigventilatoren (per pers 12) in het dak. De warmte nodig om het persen wordt geleverd door warme thermische olie die door thermische olieketels opgewarmd worden. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.24 3.2.2.11. Z a g e n Na de pers wordt de eindeloze houtspaanplaat op lengte gezaagd zodanig dat men afzonderlijke delen bekomt. Milieuaspecten Het stof dat vrijkomt wordt afgezogen en afgevoerd. 3.2.2.12. K o e l e n Het koelen van de plaat heeft als doel de lijm te laten uitharden en het evenwichtsvochtgehalte te laten intreden. Het koelen gebeurt door de platen na het persen in een groot waaiervormig draaistel te schuiven. De tijd dat de plaat nodig heeft om een halve cirkel mee te draaien bedraagt 30 minuten. Deze periode is voldoende om het grootste deel van de perswarmte te laten ontsnappen. Milieuaspecten Er is ter hoogte van de wender mogelijks nog emissie van VOS, deze emissie wordt afgezogen en doorheen het dak uitgestoten. 3.2.2.13. S c h u r e n Vooraleer de platen geschuurd worden, worden ze gestapeld per dikte, breedte, lengte en soort. Het schuren zorgt ervoor dat de plaat de einddikte krijgt. Milieuaspecten Het stof dat vrijkomt bij het schuren wordt afgezogen en wordt ofwel opnieuw in het productieproces gebracht of geleid naar de verbrandingsinstallatie. 3.2.2.14. V e r z a g e n – V e r p a k k e n Na het persen werden de platen op standaardlengte gezaagd, nu worden ze op hun eigenlijke maat gezaagd. Enerzijds in standaardformaten en anderzijds op maat van de klant. Met behulp van de tand- en groeflijn kan aan de randen van de spaanplaten een tand en groef aangebracht. Dit is een bijkomende bewerking die slechts op een deel van de productie wordt uitgevoerd. Tenslotte worden de platen gegroepeerd en met spanbanden verpakt. Milieuaspecten Opnieuw wordt het stof dat vrijkomt afgezogen en afgevoerd. 3.2.2.15. O p s l a g Na het verpakken worden de platen klaargezet in het magazijn om geleverd te worden. Milieuaspecten 3.2.2.16. T r a n s p o r t De platen worden naar de klant gebracht met vrachtwagens. Het laden van de vrachtwagens gebeurt met heftrucks. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.25 3 . 2 . 3 . A n d e r e p r o ce s se n b i j U n i l i n P a n e l s O R B LAKSTRAAT De lakstraat heeft tot doel spaan- en/of MDF-platen (vanuit de vestiging Unilin Bazeilles – Frankrijk) te lakken met een doorschijnende of witte lak. Deze gelakte platen worden vooral als bekistingsplanten gebruikt. Door het lakproces komend deze platen gemakkelijker los van de bekisting, men krijgt hierdoor een egaal oppervlak. Daarenboven kunnen deze gelakte platen vele malen meer hergebruikt worden dan de klassieke platen. In grote lijnen bestaat de laklijn achtereenvolgens uit: - Diverse transporteenheden, een buffereenheid en een wentelaar; Rollenbaan; Schuurmachine; IR belichting (opwarming oppervlak); UV-droging (1 eenheid, gedeeltelijke droging); 2 lakeenheden (alternerend gebruik van witte of transparante lak); UV-droging (5 eenheden); 2 lakeenheden (alternerend gebruik van witte of transparante lak); Schuurmachine; Diverse transporteenheden, 2 lakeenheden; UV-droging (1 eenheid, gedeeltelijke droging); 1 lakeenheid; UV-droging (5 eenheden); Afstapeling of transport naar wentelaar. Milieuaspecten De stofemissies die ontstaan in de schuurmachine zijn volledig omsloten en worden afgezogen en geleid naar een stoffilterinstallatie (mouwfilters). Er wordt gelakt met watergedragen lakken (geen organische oplosmiddelen) en UV-hardende lak (arm aan organische opslosmiddelen. VOS-emissies worden bijgevolg niet beschouwd. Naar geluidsaspecten is de installatie geluidsarm. Ter hoogte van de lakeenheden is er, ter bescherming van de bodem, een vloeistofdichte inkuiping voorzien. 3 . 2 . 4 . O n d e r s t e u n e n d e i n s ta l l a t i e s : e n e r g i e p ro du c t i e Er wordt bij Unilin Panels ORB energie geproduceerd om de spanen na het opschoningsproces te drogen. Dit gebeurt in een directe droger. Per lijn is er 1 droger (nl. Droger 4 en droger 5, 2*18 MW) aanwezig. Daarnaast is ook nog droger 3 actief om plakketten van vershout te drogen. Deze 3 drogers gebruiken aardgas en houtstof als energiebron. Om de thermische olie voor de perslijnen op te warmen worden Konus 4 (3,5 MW) en Konus 5 (5 MW) gebruikt. In tabel III.2 wordt een overzicht van de energieproductie bij Unilin Panels ORB weergegeven. In 2013 was Konus 2 (0,5MW – lichte stookolie/aardgas) nog in gebruik maar nu niet meer (buitengebruikstelling december 2012). In figuur III.4 zijn de belangrijkste installaties in een flow-chart weergegeven. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.26 Tabel III.2 Overzicht van huidige energieproductie bij Unilin Panels ORB Installatie Nominaal thermisch ingangsvermogen Brandstof (kWth) Directe houtdroger 3 11.628 Aardgas/houtstof Directe houtdroger 4 18.000 Aardgas/houtstof Directe houtdroger 5 17.985 Aardgas/houtstof Konus 4 (opwarmen thermische olie) 3.500 Aardgas Konus 5 (opwarmen thermische olie) 5.000 Aardgas 3 . 3 . B i j k o m e n d e a c t i v i t e i te n e n i n s t a l l a t i e s i n d e g e p l a n d e s i t u a t i e In de geplande situatie voorziet Unilin Panels ORB een nieuwe briketteermachine, een stoomtoestel en een melaminepers. MELAMINEPERS De spaanplaat wordt langs beide zijden voorzien van één of meerdere lagen melaminepapier en vervolgens geperst. Door de invloed van hoge temperatuur en hoge druk, treedt er hier een verdere polymerisatie op waardoor het papier blijft kleven aan de plaat. STOOMTOESTEL Via een stoomketel wordt stoom geïnjecteerd in de spaankoek. Op deze manier wordt de koek sneller opgewarmd waardoor verblijftijd in de pers korter wordt, m.a.w. de spaantemperatuur is al hoger alvorens hij de pers binnentreedt en dus de perssnelheid verhoogd kan worden. BRIKETTEERMACHINE De briketteer-installatie zal gebruikt worden om fijn stof te compacteren zodat het beter verhandelbaar is voor transport en beter inzetbaar is voor verbranding. Probleem nu is dat de fractie zo fijn is dat dit problemen veroorzaakt in verbrandingsinstallaties omdat door de separate dosering van dit stof het verbrandingsproces moeilijk in de hand te houden is. De briketteer-installatie zal het houtstof in schijfjes persen zodat een vaste massa ontstaat. De grondstof zal gelost worden in een overdekte losplaats en via een transportband naar de 2 briketteermachines getransporteerd worden. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.27 3.4. Waterhuishouding 3 . 4 . 1 . A l g e m e ne w at e r b a l a ns De waterhuishouding wordt schematisch weergegeven in Figuur III.5. Het schema geeft een overzicht van de herkomst van het gebruikte water, de watergebruiken en de bestemming van het afvalwater. De verbruiken zijn gegroepeerd per locatie (opslag en productielijnen). In het beschrijvend gedeelte van het MER zal een hydraulische balans worden opgemaakt en zal worden afgewogen of er sprake is van niet-verontreinigd hemelwater dan wel bedrijfsafvalwater. Afhankelijk van eventuele maatregelen in de geplande situatie, kan dit onderscheid wijzigen en dus verschillen tussen de referentiesituatie als de geplande situatie. Specifieke aandacht zal worden besteed aan de (mogelijkheid tot) opsplitsing van de verschillende (afval)waterstromen. 3.4.2. Watergebruik Bij Unilin Panels ORB wordt zowel oppervlaktewater, hemelwater als leidingwater aangewend voor de verschillende processen/activiteiten, waarbij voornamelijk oppervlaktewater wordt verbruikt en slechts een beperkt aandeel hemelwater en leidingwater. De respectievelijke verbruiken worden weergegeven in tabel III.3. Tabel III.3 Verbruiken voor de verschillende waterbronnen in referentiejaar 2013 Waterbron Verbruik in 2013 Percentage op totaalverbruik Oppervlaktewater 109.958 m³ 96,5% Leidingwater 368 m³ 0,3% Hemelwater Totaal verbruik 3.684 m³ 114.010 m³ 3,2% 100% Het oppervlaktewater wordt onttrokken uit het Kanaal Leie-Roeselare en wordt, na behandeling, gebruikt als proceswater. Het verbruik wordt opgevolgd door een teller op de kanaalwaterpomp en voorziet in vrijwel het volledige waterverbruik (96,4% in referentiejaar 2013). Het kanaalwaterverbruik vervangt het vroegere hoge leidingwaterverbruik voor laagwaardige toepassingen, a.g.v. een gezamenlijk project met de VMW, waarbij een beperkte behandeling van het kanaalwater wordt voorzien. Hemelwater is de tweede grootste waterbron en is afkomstig van een recent gebouwde hemelwaterbuffer van 1.000 m³, aangesloten op het dakoppervlak van 255 m² van het laatst bijgezette gebouw. Leidingwater wordt enkel aangewend indien drinkwater noodzakelijk is (keukens, lavabo’s en douches) en bedraagt slechts een verwaarloosbaar aandeel van het totaalverbruik (< 1%). Kanaalwater (beperkt voorbehandeld) en hemelwater wordt voor het grootste deel verpompt naar twee buffertanks (nl. één voor de productielijnen en één voor droger 3). Hydrofoorgroepen zorgen dan voor de bevoorrading van proceswater vanuit deze buffers. De bevoorrading gebeurt op 8 bar, via het zgn. 8 bar net. Belangrijke toepassingen voor proceswater zijn: Sproeiwater voor de spaanderplaten: Dit dient voor koeling van de geperste platen. Dit water wordt door fijne sproeikoppen verdeeld (0,5 mm opening). Reinigen van cyclonen. Een aantal cyclonen dient regelmatig (ongeveer om de drie weken) met water gereinigd te worden. Hiervoor wordt een lans met speciale sproeikop in de cycloon gelaten. Bluswater: er wordt regelmatig geoefend met bluswater en schuim. Koelen droger: indien de drogers te hoog in temperatuur gaan, wordt water gebruikt voor de koeling. Lijmbereiding: gebeurt in de centrale lijmkeuken en in de verschillende productielijnen. Kleinere reinigingen (o.a. het afstomen van het rollend materieel en bepaalde machineonderdelen): Dit gebeurt op een speciaal daartoe voorziene plaats. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.28 Besproeiingen tijdens activiteiten in het houtpark. Waterbevoorrading van de 3 WESP-filters. Voor het sanitair wordt voor 90% kanaalwater en voor 10% leidingwater aangewend. 3 . 4 . 3 . B e d r i j f s a f v a lw a te r Het bedrijf beschikt over een vergunning voor het lozen van bedrijfsafvalwater. Dit bestaat in principe enkel uit als potentieel verontreinigd beschouwd hemelwater. Slechts een deel van het hemelwater dient te worden beschouwd als potentieel verontreinigd hemelwater. Het betreft m.n. het hemelwater dat wordt opgevangen op de niet overdekte houtopslagplaatsen. Een groot deel van het opgevangen hemelwater op die locatie zal worden opgenomen in het opgeslagen hout en doet als dusdanig dienst als remediëring tegen opstuivend stof. Deze twee zones voor houtopslag worden aangeduid op figuur III.6 en bedragen respectievelijk 1.280 m² (zone 1) en 2.200 m² (zone 2). Rekening houdende met een 4 gemiddelde neerslag van 800 l/m².jaar geeft dit een maximaal lozingsdebiet van 3.480 m³/jaar . Figuur III.6 Zones voor houtopslag Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd afkomstig uit het proces. Een groot deel van het proceswater wordt aangewend in de nat-elektrofilter die de drogergassen reinigt. Dit water zal verdampen. Proceswater wordt verder aangewend voor bevochtiging en verneveling. Dit proceswater absorbeert in het materiaal en zal later bij de verwerking ervan verdampen. 4 Hier wordt nog geen afvloeicoëfficiënt (verdampingsverliezen e.d.) in rekening gebracht. In werkelijkheid zal dit jaardebiet nog lager liggen. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.29 Voor de aanmaak van lijm is een hoeveelheid proceswater nodig die uiteindelijk in het product terecht komt. Afvalwater dat hierbij ontstaat, wordt opgevangen in de lijmputten, die op regelmatige basis worden leeggetrokken en waarvan de inhoud wordt afgevoerd voor externe verwerking. Momenteel zal meer dan 90% van het proceswater op het materiaal absorberen, in het product opgenomen worden en/of verdampen. Een beperkte hoeveelheid (+/- 5%) wordt voor verwerking afgevoerd naar een erkend verwerker. Het bedrijfsafvalwater, dat dus bestaat uit potentieel verontreinigd hemelwater, wordt geloosd via hetzelfde rioleringsstelsel als het overige hemelwater. Er is dus geen opdeling van beide stromen. De afwatering wordt besproken in een aparte paragraaf (§ 3.4.6). In het MER zal een overzicht worden gegeven van de geldende lozingsvergunning en normen. De beschikbare analyseresultaten van de geloosde afvalwaterstromen worden getoetst aan deze normen en de milieukwaliteitsnormen en, waar nodig, zal de noodzaak voor bijkomende normen worden geëvalueerd. 3 . 4 . 4 . S a n i t a i r a f v a lw a t e r Huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties. In totaal zijn er een zevental sanitaire voorzieningen. Er wordt hoofdzakelijk hemelwater aangewend in de sanitaire installaties. Het huishoudelijk afvalwater wordt volledig opgevangen in ondergrondse citernes, die op regelmatige basis worden leeggezogen en waarvan de inhoud wordt afgevoerd door een externe verwerker. Er is m.a.w. geen lozing van sanitair afvalwater. 3 . 4 . 5 . N i e t - v e ro n t re i n i g d h em e lw a t e r De totale oppervlakte van het bedrijfsterrein van Unilin Panels ORB is ongeveer 34 ha. Hiervan is er ca. 21 ja e volledig verhard. Het verhard terrein is grofweg opgedeeld in twee delen waarvan ongeveer 1/3 afwatert naar e de voorkant, op de riolering van de Ingelmunstersteenweg, en 2/3 naar de achterkant, via het lozingspunt op de Hulstebeek. De afwatering wordt besproken in een aparte paragraaf (§ 3.4.6). Een verharde oppervlakte van 21 ha is, rekening houdende met een gemiddelde jaarlijkse neerslag van 800 l per m² per jaar, goed voor een jaarlijks hemelwaterdebiet van 168.000 m³. Hiervan wordt slechts een zeer beperkt gedeelte, goed voor 0,1%, aangewend. Een beperkt deel van het hemelwater opgevangen op de site (zone 3 op plan), goed voor 255 m², wordt gebufferd voor hergebruik in lijn 3. Er is geen apart rioleringsstelsel voor hemelwater. In het MER zal de impact van de lozing van hemelwater worden besproken, net als alternatieven voor de huidige hemelwaterafvoer (gebruik, infiltratie, buffering). 3 . 4 . 6 . A f w a t e r i n g s s i t u at i e Zoals in bovenstaande paragrafen toegelicht, is er geen gescheiden riolering aanwezig op het bedrijf. Daar sanitair afvalwater apart wordt opgevangen en afgevoerd, is dus enkel het bedrijfsafvalwater (o.a. potentieel verontreinigd hemelwater) en niet-verontreinigd hemelwater gemengd. Er zijn twee lozingspunten op het terrein. Het lozingspunt vooraan mondt uit in het openbaar rioolstelsel, dat niet is aangesloten op een operationele openbare afvalwaterzuiverings-installatie. Deze riolering ligt volgens het zoneringsplan in een zuiveringszone C, d.i. een collectief te optimaliseren buitengebied, wat wil zeggen dat de aansluiting op een RWZI zal worden gerealiseerd. Navraag bij Aquafin geeft een te verwachten uitvoeringsdatum op van 2017 waarbij een aansuiting zou worden gerealiseerd op de RWZI van Ingelmunster. Via dit lozingspunt wordt ongeveer 1/3e van het hemelwater afgevoerd en quasi geen proceswater. Het tweede lozingspunt bevindt zich achteraan op de site en loost op de Hulstebeek, die via de Ooigembeek op de Mandel uitmondt. Het lozingspunt achteraan ontvangt het merendeel van het water afkomstig van de besproeiing van het houtpark en het regenwater van het houtpark en 2/3e van het hemelwater. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.30 Meer informatie over de ontvangende waterlopen en riolering wordt gegeven in deel Afbakening studiegebied – referentiesituatie – effectvoorspelling en –beoordeling van deze kennisgeving (§ 7.1). In het MER zullen de mogelijkheden worden bekeken voor een alternatieve afwateringssituatie. Eventuele wijzigingen zullen ook hun gevolgen hebben op het evaluatiegedeelte (al dan niet (gescheiden) lozen naar RWZI en/of RWA, etc.). 3 . 5 . R i si c o - a c t i v i t ei t e n m. b . t . b o d e m - e n g r o n d w a t e r v e r o n t r e i ni g i n g De risico-activiteiten van Unilin Panels ORB m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging omvatten diverse activiteiten (transfo’s, garage, verdeelinstallatie, …) en de opslag van gevaarlijke producten in opslagtanks. In tabel III.4 wordt een overzicht gegeven van de actuele Vlarem- en Vlarebo-rubrieken. Tabel III.4 Overzicht van de actuele Vlarem- en Vlarebo-rubrieken rubriek Omschrijving rubriek Klasse Vlarebo 2.1.2.b. opslag en overslag van afvalstoffen 1 A 2.2.2.b.2. opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen uit 2.2.1.c. 1 A 2.2.2.f.2. opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen 1 2.3.4.2.a.2.2. opslag en medeverbranding van niet verontreinigd behandeld houtafval 1 - 3.4.2. lozen van bedrijfs-afvalwater (sanitair + industrieel) 2 - 4.3.b.1.i. aanbrengen bedekkings-middelen 3 A 7.1.3. productie, verwerking of behandeling van chemicaliën nvt 12.2.1. transformatoren < 1.000 kVA 3 12.2.2. transformatoren > 1.000 kVA 2 15.1.2. stallen van voertuigen 2 - 15.2. garagewerkplaats 3 A 16.3.1.2. luchtcompressoren 2 - 16.4.1. vulstation verplaatsbare gasflessen 1 - 16.7.2. opslag gassen in flessen 2 - 16.8.2. opslag gassen in tanks 2 - 17.3.2.3. opslag van giftige en ontplofbare stoffen 1 B 17.3.3.3. opslag oxiderende, schadelijke, irriterende, … stoffen 1 B 17.3.4.2.a.2. opslag P1-producten 2 A 17.3.5.1. opslag P2-producten 3 - 17.3.6.3.a opslag P3-producten 1 B 17.3.7.2.a. opslag P4-producten 2 A 17.3.9.3. installatie voor ontvangen, opslag en laden van vloeibare koolwaterstoffen 1 B 19.1.3.a. fineer-, triplex-, houtvezel en spaanderplaatfabriek 1 O 19.3.3.a. mechanische behandeling van hout 1 O 19.3.3.a. mechanisch behandelen van hout 1 O 19.5.3. drooginstallaties 1 - 19.6.3.a. opslag van hout 2 - - Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.31 rubriek Omschrijving rubriek Klasse Vlarebo 19.6.3.a. opslag van hout 2 - 19.9. De industriële fabricage van een of meer van de volgende platen en panelen van 1 hout: oriented strand board (OSB), spaan-plaat, vezel-plaat met een productiecapaciteit van meer dan 600 m³ per dag (Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van rubriek 19.) 23.2.3.a. mechanische bewerking kunststoffen 1 O 23.3.1.a. opslag kunststoffen 3 - 24.4. laboratoria 3 - 26.1.2.a. bereiden van lijmen 2 B 26.2. opslag van lijm 2 - 29.5.2.1.a. mechanische behandeling van metalen 3 O 43.1.3. stookinstallaties 1 A 43.3. stookinstallaties meer dan 50 MW 1 A, S 43.4. verbrandingsinstallaties meer dan 20 MW 1 A BODEMBESCHERMENDE MAATREGELEN De hulpstoffen worden na controle in de voorraadtanks gepompt of de opslag gebeurt in vaten of multiboxen; de opslag van fuel, paraffine, formol en lijmen gebeurt hoofdzakelijk in bovengrondse tanks. De opslag van smeerolie en kleurstoffen gebeurt in vaten of multiboxen. De meerderheid van de aanwezige opslagtanks en opslagvoorzieningen beantwoorden aan de geldende regelgeving. Er is een periodieke controle van de tanks en de leidingen. Een actieplan is reeds opgestart m.b.t. het in orde brengen van inkuipingen, overvulbeveiliging, tankpiste, vloeistofdichtheid tank. UITGEVOERDE BODEMONDE RZOEKEN De bodemonderzoeken opgelijst in tabel III.5 werden op de site uitgevoerd: Tabel III.5 Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken Datum onderzoek Soort onderzoek Titel Uitvoerder onderzoek 19/12/1995 OBO Verkennend Bodemonderzoek van NV Spano Milieustudiebureau voor een bedrijfsterrein Mestdagh NV 26/05/2008 OBO Oriënterend bodemonderzoek Spano NV Oostrozebeke 17/07/2009 OBO Adviesbureau voor bodemonderzoek NV Onteigeningsdossier / onteigeningen Envirosoil nv Oostrozebeke N382 / Aanleggen van een nieuw wegvak vanaf de Hulstestraat tot aan de N50 te Oostrozebeke (Eb0904/005) 28/08/2009 BBO Beschrijvend Bodemonderzoek – Spano NV – Adviesbureau Ingelmunstersteenweg 229 – 8780 Oostrozebeke bodemonderzoek NV voor + Aanvullingen 9/12/2010 en 10/02/2011 30/11/2010 BBO Beschrijvend bodemonderzoek onderzoeksverrichtingen Ingelmunstersteenweg aanvullende Spano 229 te NV, 8780 Adviesbureau bodemonderzoek NV voor Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.32 Datum onderzoek Soort onderzoek 10/02/2011 BBO Titel Uitvoerder onderzoek Oostrozebeke (Projectnummer 09951) Eindrapport Beschrijvend Onteigeningsdossier Bodemonderzoek, – G30/N382/40 Envirosoil NV – Oostrozebeke – Innames 2+4+5 Cfr. Plan 16deg10275200 – Percelen 281b, 281c2 en 281d2, Ingelmunstersteenweg 229/+229 en Leegstraat, 8780 Oostrozebeke 19/08/2013 bBSP Tweede gefaseerd bodemsaneringsproject beperkt Spano Ingelmunstersteenweg 229 Universoil BVBA NV, te 8780 Ingelmunster, kern id 5 thv garagegebouw 22/08/2013 bBSP Eerste gefaseerd beperkt bodemsaneringsproject Universoil BVBA Spano NV, Ingelmunstersteenweg 229 te 8780 Ingelmunster, kern id 2 t.h.v. tankpiste 25/10/2013 OBO Oriënterend bodemonderzoek: spaanplaatproductiebedrijf Ingelmunstersteenweg 229, Spano +229 Universoil BVBA NV, te 8780 Oostrozebeke, 0444005-R05 06/12/2013 BBO Aanvulling op beschrijvend bodemonderzoek: spaanplaatproductiebedrijf Ingemunstersteenweg Spano 229,+229 Universoil BVBA NV, te 8780 Oostrozebeke, kern 1 12/12/2013 BBO Beschrijvend bodemonderzoek: spaanplaatproductiebedrijf Ingelmunstersteenweg 229, Spano +229 Universoil BVBA NV, te 8780 Oostrozebeke, 0444005-R06 27/03/2014 bBSP Derde gefaseerd beperkt bodemsaneringsproject Universoil BVBA Spano NV, Ingelmunstersteenweg 229 te 8780 Ingelmunster, kern id 16 t.h.v. voormalige pers 3 Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is er bodemsanering nodig voor de: Gemengd overwegend nieuwe bodemverontreiniging met: o Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 5 – zone 12 (verontreinigingskern 5) o Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 9 (verontreinigingskern 10) o Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 16 (verontreinigingskern 18) Gemengd overwegend historische bodemverontreiniging: o Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 5 – zone 13 (verontreinigingskern 2) o Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 10 (verontreinigingskern 16) o Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 11 (verontreinigingskern 17) Historische bodemverontreiniging: o Minerale olie in grond en grondwater t.h.v. blok 8 (verontreinigingskern 9) o VOCl in grondwater t.h.v. blok 10 (verontreinigingskern 11) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.33 o Minerale olie in de grond (verontreinigingskern 27) Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is er geen bodemsanering nodig voor: Gemengd overwegend nieuwe bodemverontreiniging: o Ammonium en nitraat in grondwater t.h.v. zone 48 o Formaldehyde in grondwater (verontreinigingskernen 32 en 36) Gemengd overwegend historische bodemverontreiniging: o Ammonium en nitraat in grondwater t.h.v. zone 16 en zone 27 Historische bodemverontreiniging: o Ammonium en nitraat in grondwater t.h.v. zone 2 en zone 9 en (voormalige) percelen 204 V en 281 D2 o Anionische detergenten en natrium in grondwater t.h.v. blok 7 o Formaldehyde in grondwater t.h.v. blok 3 (verontreinigingskern 1) o Minerale olie in de grond (verontreinigingskern 26) STAND VAN ZAKEN BODEMSANERING Voor de zones waarvoor reeds een beperkt bodemsaneringsproject werd opgesteld (zones 2, 5 en 16), werd intussen het bestek uitgeschreven en verdeeld onder de aannemers. Voor de zones 9 en 10 zal binnenkort een bBSP opgesteld worden. Voor zones 11-15 en 27 is de opmaak van een BSP in uitvoering. In het kader van het MER zal een update van de stand van zaken weergegeven worden. 3 . 6 . L u c h t e m i s s i e s ( e x c l . g e u r e m i ss i e s) In het MER worden verschillende geleide en niet-geleide emissiepunten beschouwd. In onderstaande paragrafen worden deze emissiepunten kort besproken. Een overzicht van alle geleide emissiepunten wordt weergegeven in bijlage 2. 3 . 6 . 1 . E m i s s ie p u n t e n v a n v er b r a n d i n g s i n s t a l l a t i e s : g e l e i d De emissiepunten die bij de verbrandingsinstallaties horen, alsook de van toepassing zijnde meetfrequentie en aanwezige reducerende maatregelen worden hieronder besproken. De emissiepunten werden op plan aangeduid in figuur III.7. DROGER 3, DROGER 4 EN DROGER 5 Alle drogers gebruiken houtstof en aardgas als brandstof (zie III.6). De afgassen van de drogers worden door de WESP’en gezuiverd van stof en stofgebonden emissie. Na zuivering worden ze door de schouw (30 m voor droger 3 en 5, en 40 m voor droger 4) uitgestoten. De emissies van de drogers worden 3-maandelijks opgemeten. 5 De emissiegrenswaarden van de drogers worden bepaald door Vlarem II art 5.19.1.4§2bis (emissiegrenswaarden voor direct gestookte spaandrogers) en door de bijzondere voorwaarden van de 5 In de bijzondere voorwaarde in de MV van 10/05/2012 werd bepaald dat de stookinstallatie bij droger 3 een technische uitvoering moet hebben zodat ze evenwaardig is aan een losstaande stookinstallatie, waarvoor de emissiegrenswaarden in art 5.43.2.2.1.§1.3°c. voor het MER wordt hiermee geen rekening gehouden. In het MER wordt enkel gekeken naar de emissies die geloosd worden. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.34 milieuvergunning van 13/01/2005 (=sectorale voorwaarden) en van 15/03/2007. De luchtemissiegrenswaarde voor de drogers worden weergegeven in tabel III.6. Tabel III.6 Luchtemissiegrenswaarden voor de drogers Parameter Eenheid e.g.w. droger 4 Stof mg/Nm³ NOx (als NO2) directe e.g.w. directe droger 3 en 5 Opmerking Verplichte meetfrequentie (# / jaar) 30 (17%O2) 30 (17%O2) Bijzondere voorwaarde 13/03/2007 4 mg/Nm³ 800 (bij 11%O2) 800 (bij 11%O2) Bijzondere voorwaarde 13/03/2007 4 CO (uurgemiddelde na verbranding) mg/Nm³ 250 (bij 11%O2) 500 (bij 11%O2) Bijzondere voorwaarde 13/03/2007 4 TOC (in mg C) mg/Nm³ 300 (17 % O2, nat gas) 300 (17 % O2, nat gas) Bijzondere voorwaarde 13/01/2005 2 PCDD’s en PCDF’s ng TEQ/Nm³ 0,1 (17% O2) 0,15 (17% O2) Bijzondere voorwaarde 13/01/2005 1 Formaldehyde mg/Nm³ 50 (17% O2 nat gas) 50 (17% O2 nat gas) Sectorale voorwaarde 2 HCl mg/Nm³ 50 (11% O2) 50 (11% O2) Bijzondere voorwaarde 13/01/2005 2 HF mg/Nm³ 2 (11% O2) 2 (11% O2) Bijzondere voorwaarde 13/01/2005 2 Som zware metalen mg/Nm³ 1,5 (11% O2) 1,5 (11% O2) Bijzondere voorwaarde 13/01/2005 2 Hg mg/Nm³ 0,1 (11% O2) 0,1 (11% O2) Bijzondere voorwaarde 13/01/2005 2 Cd + Tl mg/Nm³ 0,1 (11% O2) 0,1 (11% O2) Bijzondere voorwaarde 13/01/2005 2 In het MER zullen de resultaten van de periodieke metingen weergegeven, beschreven en aan de emissiegrenswaarde worden getoetst. Droger 3 werkte in 2013 om het poeder afkomstig van vershout te drogen (ca 220 uren) en droger 4 en 5 werkte bijna continu (ca 7.500 uren). KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.35 KONUS 4 EN KONUS 5 Konus 4 (3,5 MW) en Konus 5 (5,8 MW) hebben tot doel het verwarmen van de thermische olie voor de verwarming van de procesonderdelen (pers 4 resp. pers 5). Deze worden gevoed door hoogcalorisch aardgas. De emissies moeten voldoen aan de sectorale voorwaarden uit Vlarem II art. 43.2.10 voor nieuwe aardgasgestookte kleine installaties vaarvoor de eerste vergunning tot exploitatie is verleend op of na 1 januari 2005 en vóór 1 januari 2014. Conform vlarem II wordt er om de 2 jaar periodieke metingen op deze afgassen uitgevoerd. In het MER zullen de emissies vanuit deze emissiepunten begroot worden en getoetst. Hierbij zullen de parameters NOx en CO beschouwd worden. TRANSPORT De aanvoer van grondstoffen en de afvoer van afgewerkte producten geven aanleiding tot verbrandingsemissies uit vrachtwagens en schepen. 3 . 6 . 2 . V o s - em i s s i e p u n te n : ge l e i d De VOS-emissies (voornamelijk, formaldehyde en terpenen) zijn afkomstig van de droger, het verdampen van de lijm bij het persen van de platen en ter hoogte van de wender. Deze emissies worden m.b.v. ventilatoren in het dak (12 per pers, 2 aan het begin, 6 ter hoogte van het midden en 4 op het einde van de pers; en 7 ter hoogte van de wender) uitgestoten en moeten voldoen aan de algemene emissiegrenswaarde (bijlage 4.4.2) en aan de sectorale voorwaarde van 0,06 kg/m³ geproduceerde plaat. De emissies vanuit de persen en wender worden jaarlijks opgemeten en begroot. In het MER zal deze kwantificatie opgenomen worden en worden getoetst aan de e.g.w. 3 . 6 . 3 . S t o f em i s s ie b r o n n e n : g e l e i d e n n i et g e l e i d 3.6.3.1. Geleide stofemissiebronnen De belangrijkste geleide stofemissiebronnen zijn de (directe) drogers (ook emissie van verbrandingsparameters). De stofemissies worden beperkt door de plaatsing van een WESP-filterinstallatie (WESP 3, 4 en 5) op elk van de afgasstroom van de drogers. Zoals hierboven al aangehaald dient de stofemissie te voldoen aan 30 mg/Nm³ (bij 17%O2). Op basis van de reeds ontvangen informatie werd deze emissiegrenswaarde in 2013 niet overschreden. Naast de (directe) drogers zijn ook nog andere belangrijke geleide emissiebronnen op de site aanwezig. 3.6.3.2. Niet-geleide stofemissiebronnen Het uitbaten van het spaanderplaatbedrijf Unilin Panels ORB te Oostrozebeke gaat gepaard met niet geleide stofemissies. Deze emissies zijn afkomstig van de opslag, verwerking en overslag van stuifgevoelige stoffen. De stuifgevoelige stoffen die bij Unilin Panels ORB worden opgeslagen zijn opgelijst in tabel III.7. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.36 Tabel III.7 Overzicht stuifgevoelige producten Aanvoer Stuif- Stuivende stof Grof categorie ongebroken recyclagehout SC3 Gebroken Oppervlakte Opslagwijze opslag (m²) / Aanvoer / Aanvoer / afvoer- afvoerhoeveelh afvoerhoeveelh hoeveelheid eid per per jaar voor voor jaar eid per 2012 voor jaar 2013 2011 (ton/jaar) (ton/jaar) (ton/jaar) 10.000 Aan: 145.000 Aan: 145.000 Aan: 143.000 buiten 15.530 Aan: 145.000 Aan: 145.000 Aan: 143.000 Af: 722 Af: 11.826 Af: 15.538 Aan: 2.434 Aan: 6.136 Aan: 7.004 40 Af: 9.692 Af: 9.473 Af: 7.732 40 Af: 561 Af: 487 Af: 738 buiten opgeslagen deels binnen en houtplaketten – SC2 recyclagehout Ziftstof deels opgeslagen (vanuit recyclagehout) Houtbrandstof SC1 SC1 Gebroken houtspaanplaat / afval in silo opgeslagen in silo opgeslagen SC3 200 Afval opschoningsinstallatie ‘eend en overmaat SC2 Buiten opslag in boxen gisiger’ Afval puin kuisinstallaties / afval SC2 uit windziften Buiten opslag in containers Overslaghoeveelheid / 25.810 opslagcapaciteit In het MER zullen de op- en overslagplaatsen, op kaart aangeduid worden. Daarnaast zullen ook alle genomen maatregelen om diffuse stofemissies te vermijden vergeleken worden met: - De maatregelen uit het afdeling 4.4.7 van Vlarem II - BREF ‘storage’ (2006), Vanuit tabel III.7 wordt afgeleid dat Unilin Panels ORB niet verplicht is een stofrapport in te dienen volgens afdeling 4.4.7 van Vlarem II (beheersing van niet-geleide stofemissies). Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.37 3 . 6 . 4 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e r e fe r en t i e s i t u a t i e In het MER zullen de geleide verbrandingsemissies van de hierboven beschreven bronnen gekwantificeerd 6 worden a.d.h.v. de meetresultaten van 2013 (of vroeger indien niet gemeten in 2013), en indien noodzakelijk geacht aangevuld met meetresultaten van vroeger. Een toetsing aan de geldende emissiegrenswaarden wordt uitgevoerd. Per emissiepunt zal een duidelijk overzicht gegeven worden van de concentratie per parameter, massastroom, debiet, temperatuur, emissieritme en fysische karakteristieken van de bron. Ook de kwantificatie van de VOS-emissies zullen in het MER weergegeven worden op basis van de reeds uitgevoerde emissiemetingen per beschouwd VOS-emissiepunt zal een duidelijk overzicht worden gegeven van de VOS-concentratie met opgave van de belangrijkste organische stoffen, massastroom, debiet, temperatuur, emissieritme en fysische karakteristieken van de bron. Met betrekking tot de transportemissies wordt het begroten van de emissies minder relevant geacht. Voor deze bron zal de nadruk gelegd worden op de impactberekening (zie verder). Een kwantificatie van de emissies vanuit de stuifgevoelige stoffen zal uitgevoerd worden met het rekentooltje van LNE. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat dit een ruwe inschatting is van de emissies en hierbij geen rekening wordt gehouden met reeds genomen reductiemaatregelen. Deze inschatting zal bijgevolg als worst case aanzien worden. Een overzicht van de emissies van 2013 zoals gerapporteerd in het integraal milieujaarverslag wordt weergeven in tabel III.8. Tabel III.8 Overzicht luchtemissies IMJV 2013 Totaal in ton/jaar CO Cd Koper NOx TOC Formaldehyde Drogers 862 0,01 0,112 185 184 20 Conussen 0,2 - - 6 - - Stookinstallaties 0,02 - - 0,6 0,04 - Persen - - - - 16 6 Totaal 862 0,01 0,112 191 200 26 3 . 6 . 5 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e g e p l a nd e s i t u a t i e / v e r g u n d e s i t u a t ie De emissies in de geplande situatie zullen begroot worden voor de te vergunnen productiehoeveelheid. De emissies van de referentiesituatie zullen geëxtrapoleerd worden naar de vergunde situatie. Er wordt ook rekening gehouden met mogelijke nieuwe bronnen (n.a.v. van de nieuwe briketteermachine en melaminepers) in de toekomst. 3.7. Geuremissies In het MER worden verschillende geleide en niet-geleide emissiepunten beschouwd die impact kunnen hebben op het aspect geur. Deze geuremissies zijn vnl. gekoppeld aan de VOS emissies. Hierbij kunnen de terpenen als meest relevante parameter beschouwd worden omwille van enerzijds de hoogte van de emissies en anderzijds omwille van de relatief lage geurdrempel. 6 Meetresultaten van metingen die uitgevoerd werden i.k.v. de meetverplichting van Vlarem II KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.38 3 . 7 . 1 . R e l ev a n t e ge u r b r o n ne n De meest relevante geurbronnen zijn de geleide emissies van de drogers. Verder kunnen ook de persen als relevante geurbronnen aanzien worden. Hierbij treden zowel geleide als niet-geleide emissies op. 3 . 7 . 2 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e r e fe r en t i e s i t u a t i e De kwantificatie van de geuremissies wordt uitgevoerd op basis van: Emissiefactoren gerapporteerd in de BBT studie van VITO Samenstelling en massa uitstoot van VOS aanwezig in geleide en niet geleide emissies, gekoppeld aan de geurdrempelwaarden Resultaten van geuremissiemetingen op gelijkaardige installaties 3 . 7 . 3 . K w a n t i f i c at i e v a n d e e m i s s ie s i n d e g e p l a nd e s i t u a t i e De emissies in de geplande situatie zullen begroot worden voor de te vergunnen productiehoeveelheid. De emissies van de referentiesituatie zullen geëxtrapoleerd worden naar de vergunde situatie (lineaire extrapolatie). 3 . 8 . G e l u i d s em i s s i e s Binnen de discipline geluid wordt nagegaan in welke mate het akoestisch klimaat in de omgeving van het bedrijf bepaald wordt door de (reeds aanwezige en geplande) geluidsbronnen van de site en of het specifieke geluid van de inrichting beantwoordt aan de wettelijke grenswaarden. De geluidsbronnen van het bedrijf zijn voornamelijk ventilatoren, transportbuizen en reddlers, motoren, compressoren, drogers, … 3.9. Energie De belangrijkste thermische verbruiken worden weergegeven in tabel III.9 voor het referentiejaar 2013. Tabel III.9 Overzicht energieverbruiken 2013 Energiedrager Eenheid Hoeveelheid in 2013 In GJ Elektriciteit MWh 74.017 266.461 Aardgas MWh 113.294 368.295 Stookolie l 105.535 3.793 Houtstof + lijm ton 13.331 254.700 Biomassa ton 7.001 76.518 Som 970 TJ = 0,97 PJ Unilin Panels ORB heeft een primair energieverbruik > 0,5 PJ/jaar en heeft toegetreden tot het BENCHMARKINGCONVENANT. Unilin Panels ORB heeft op 29/06/2004 een Energie Plan ingediend (EP) waarin maatregelen zijn opgenomen om de Afstand Tot de Wereldtop (ATW) te overbruggen. Op 30/06/2008 werd een tweede Energie Plan opgesteld en ingediend door de aangestelde en goedgekeurde energiedeskundige LABORELEC. Unilin Panels ORB monitort de verbruiken maandelijks gedurende de looptijd van het EP en rapporteert jaarlijks de resultaten aan het Verificatiebureau (VBBV). Jaarlijks wordt het energie-monitoringrapport opgesteld. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.39 3.10.Transporten GOEDERENVERKEER Er is heel wat verkeersgeneratie van en naar de site van Unilin Panels ORB per vrachtwagen of per schip. Enerzijds worden er grond- en hulpstoffen aangeleverd, anderzijds wordt er afgewerkt product (spaanplaten) afgevoerd van de site naar verschillende klanten binnen en buiten België. Een overzicht van dit goederenverkeer per jaar wordt weergegeven in tabel III.10. Tabel III.10 Overzicht van aankomende en vertrekkende goederentransporten van Unilin Panels ORB Vervoerde hoeveelheid/jaar # transporten/jaar (kg/jaar) Gemiddelde per vracht (kg/vracht) AANVOER Per vrachtwagen Aanvoer Recyclagehout Aanvoer vershout Aanvoer lijm 349.666.631 17.750 19.700 112.313.660 4.858 23.119 52.115.267 2.100 24.816 44.895,70 55 816 9.579,90 10 978 + toeslagstoffen Per schip Recyclage plaketten - Kade Unilin - Oostrozebeke Recyclage plaketten - Kade River Terminal AFVOER – alles per vrachtwagen Spaanplaten 321.645.275 14.000 22.975 Naast het goederenverkeer voor grondstoffen en afgewerkte producten met vrachtwagens, is er ook verkeersgeneratie door bestelwagens en lichte vrachtwagens van onderaannemers. Deze verkeersgeneratie wordt geschat op ca. 15 à 20 transporten per dag. PERSONENVERKEER Op de site van Unilin Panels ORB werden in 2013 ca. 193 personen tewerkgesteld. Daarvan komen 25 werknemers met de fiets. 3.11.Productiehoeveelheid De productiehoeveelheden van Unilin Panels ORB voor de jaren 2008-2013 worden weergegeven in tabel III.11. Tabel III.11 Productiehoeveelheden Unilin Panels ORB voor de jaren 2007-2013 (in m³) Productie (m³) 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 664.455 586.448 502.476 574.945 573.204 528.723 477.699 3.12.Afval De geproduceerde afvalstoffen van Unilin Panels ORB in 2013 zijn weergegeven in tabel III.12. In totaal werd 40.000 ton afvalstoffen afgevoerd. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.40 Tonnage 03 01 01 schors 657,7 x 03 01 05 ziftstof 15537,64 x 03 01 05 houtstof 15156,48 x 03 01 05 spanen 1048,74 03 01 99 schuurbanden 107,75 x 03 01 99 filtermouwen 13,18 x 07 01 04 Solventen hoogcalorisch > 5 l 0,357 x 07 01 04 tolueen 0,357 x 08 01 11 verf, lijm en inktafval voor vernietiging 3,494 x 08 01 13 uitgeharde vetten/paraffines 21,147 x 08 04 10 UF lijmbrokken 30,04 x 08 04 16 Viskeus lijmafval op waterbasis 347,76 x 10 01 19 Slib en filterkoeken 560,07 x 13 02 05 motorolie 88,76 x 13 05 06 afval kws afscheider 270,46 x 13 07 03 Brandstofmengsel (benzine/diesel) 0,57 x 15 01 01 papier en karton 54,66 x 15 01 02 piepschuim 0,157 x 15 01 02 polyethyleen folie 6,580 x 15 01 02 lege IBC's 468,00 x 15 01 04 lege olievaten 507,00 x 15 01 04 bandijzer 21,88 15 01 10 lege verp. van verf/inkt 0,341 x 15 02 02 oliehoudend afval 7,768 x 16 01 17 ferro 396,34 16 02 13 gemengd bruingoed 2,661 x 16 02 16 printplaten 0,777 x 16 05 04 lege spuitbussen 0,497 x 16 05 06 labochemicalien 0,478 x 16 06 01 batterijen 2,04 x 16 07 08 oliehoudend afval 14,82 16 07 99 Spoelwater met metalen 40,88 16 11 06 ovenbrokken 31,28 17 05 04 Bouw- en sloopafval grond en stenen 437,76 19 12 02 afvoer ijzer klasse A 854,380 x 19 12 03 afvoer non-ferro rec 198,580 x 19 12 07 minerale afvalstof 534,20 x 19 12 09 afvoer droog zand 75,85 x x x x x x x x verbranden (nuttige toepassing) verbranden (verwijdering) Afvalstof composteren Euralcode recyclage hergebruik andere voorbehandeling Geproduceerde afvalstoffen bij Unilin Panels ORB in 2013 (in ton) sorteren Tabel III.12 Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV restafval-eend + overmaat gisiger 7732,040 x 19 12 12 puin kuisinstallatie L5 729,99 x 20 01 01 papier en karton 0,78 20 01 21 TL lampen 0,216 20 01 38 houtstof spanen 552,74 20 01 39 transportbanden 8,26 x 20 01 40 verfvaten 2,75 x 20 03 01 klasse 2 124,56 20 03 06 afvoer slib riolen 187,00 x x x x x verbranden (nuttige toepassing) verbranden (verwijdering) 19 12 09 composteren Tonnage recyclage Afvalstof hergebruik Euralcode andere voorbehandeling sorteren p.41 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.42 4. Beschrijving overwogen alternatieven 4 . 1 . N u l a l t er n a t i e f Het nulalternatief is in beginsel de situatie waarbij er geen hervergunning voor de huidige activiteiten verleend wordt. In het MER wordt voor elke discipline de referentiesituatie geanalyseerd, wat inhoudt dat wordt aangegeven in welke mate de huidige activiteiten het leefmilieu in de omgeving beïnvloeden. Hierdoor wordt dan ook inzicht gegeven in de toestand van het leefmilieu zonder aanwezigheid van Unilin Panels ORB. 4 . 2 . L o c a t i e a l t er n a t i e f Gezien het bedrijf volgens het RUP gelegen is in zone voor ‘bedrijfsactiviteiten van het historisch gegroeid bedrijf’ wordt een onderzoek naar nieuwe locaties niet uitgevoerd. 4 . 3 . U i t v o e r i n g s a l t e r n a ti ev e n e n B B T Daar het project enkel handelt over de hervergunning, zijn uitvoeringsalternatieven in beginsel niet aan de orde. Wel worden de huidige / te hervergunnen activiteiten getoetst aan de relevante aspecten uit de (‘draft’) BREFstudie ‘wood-based Panels Production’. Deze BREF is momenteel nog in een ontwerpfase. Betreffende de energievoorziening zal getoetst woorden aan de BREF ‘Large Combustion Plants’ (2006) en aan de BBT ‘nieuwe kleine en middelgrote stookinstallaties’ (jan 2012). KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.43 5. U i t g e v o e r d e mi l i e u - s t u d i e s Hieronder wordt een overzicht gegeven (niet limitatieve lijst) van de studies waaruit informatie zak gebruikt worden in kader van het MER: WATERSTUDIES Samenvatting afvalwateraudit en saneringsvoorstel bij Spano nv, Trevi nv, juni 1999; Haalbaarheidsstudie nullozersstatuut Spano nv – Oostrozebeke, Trevi nv, eindrapport november 2002; Evaluatie van de waterhuishouding van Spano, Epas nv, dd. 11/04/03; Evaluatie van de afvalwaterproblematiek Spano nv, dd 10/03/2010; Interne onderzoeken op afvalwaterstromen LUCHTGERELATEERDE STUDIES EN GEURSTUDIES Stof en geurstudie, Trevi nv, 1995-1996 Evaluatie van het voorstel van Febelhout voor aanpassing van de Vlarem II wetgeving met betrekking tot de emissiereglementering voor direct gestookt, indirect gestookte en hybride spaandrogers, VITO, december 2004. Studie door VITO naar nieuwe VLAREM normen lucht Milieu-impact vroeger en huidige drogeremissies van N.V. Spano, Oostrozebeke, augustus 2005 Berekende impact van de droger-emissies CO, ZM en NOx in 2005/2006 van N.V. Spano, Oostrozebeke, oktober 2006 Deskundige studie “Stofemissie en immissie door drogers van Spano NV dd. 20/03/09 Nota milieucheck wijzigingen Vlarem I en II; Beheersing niet-geleide stofemissies, 08/05/2013, consultes. GELUIDSSTUDIES Diverse rapporten inzake hervergunning en uitbreiding in periode 1993-2001, Avitec Acoustics rapport A.0111.1697D van Avitech van 15/09/04 rapport A. 0111.1697E van Avitech van 15/09/04 rapport A.0408.2121B van Avitech van 08/12/04 geluidsstudie in het kader van het MER Bio Warmtekrachtkoppeling Oostrozebeke voor A&S Energie ism. Belconsulting, Acoustical Engineering Volledig akoestisch onderzoek AE.05-166r01 dd. 19/12/05 voor Spanin Volledig akoestisch onderzoek AE.05-166r02 dd. 04/12/06 aanvulling op vorig rapport. BODEMONDERZOEKEN Zie tabel III.5 Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.44 6. I n g r e ep - e f f e c t a n al y s e Bodem Omschrijving Aanvoer van en grondwater grondstoffen - Oppervlak tewater Landschappen, Geluid Lucht en Mens trillingen Flora en bouwkundig fauna erfgoed archeologie + X ++ ++ + X X Breken van hout X X ++ ++ + X X Mengen - Verspanen X ++ ++ ++ + X X Drogen van de spanen X ++ ++ ++ + X X zeven X X ++ ++ + X X belijmen + ++ ++ X X X X strooien X X ++ X X X X Persen - koelen X X ++ X + X X Schuren -verzagen X X ++ ++ + X X Lakken + X ++ X + X X energieproductie X X ++ ++ + + X afvoer van eindproducten X X ++ ++ + X X opslag en Productie Ondersteunende installaties Codering: + er is een direct negatief effect, waarschijnlijk minder relevant ++ er is een direct negatief effect, waarschijnlijk relevant x niet relevant Uitgaande van bovenstaand ingreep-effectenschema worden de disciplines oppervlaktewater, geluid en trillingen, luchtverontreiniging, geur en mens als sleuteldiscipline geselecteerd. De andere disciplines zullen door de coördinator kort worden behandeld. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.45 7. A f b a k e n i n g s t u d i e g e b i e d – r ef e r en t i e si t u a t i e – e f f e c t vo o r s p el l i n g e n –beoordeling 7 . 1 . O p p e r v l a k t e w a t er 7 . 1 . 1 . A l g e m e ne s i t u e r i n g en h y d r o g r a f i s c he a f b ak e n i n g Uitgaande waterstromen (vnl. hemelwater) worden deels geloosd op oppervlaktewater en deels op de openbare riolering. De opdeling is te wijten aan de historische opbouw en afwatering van de site en is niet gelinkt aan de types afvalwaterstromen. Het lozingspunt op oppervlaktewater vindt plaats op de Hulstebeek en wordt voorafgegaan door een bezinkingsbekken. De lozing op riolering, gelegen aan de Ingelmunstersteenweg, is vooralsnog eveneens een lozing op oppervlaktewater daar de riolering rechtstreeks uitmondt op een waterloop. Deze lozing vindt momenteel nog plaats op de Mandel. Het lozingspunt op de riolering ligt in een gebied dat volgens het zoneringsplan ligt in een collectief te optimaliseren buitengebied (zuiveringszone C), wat betekent dat er op termijn een aansluiting naar een collectieve rioolwaterzuivering wordt voorzien. Deze verwachte wijziging zal hoogstwaarschijnlijk bestaan uit de aanleg van een gescheiden riolering met een DWA-aansluiting op de (bestaande) RWZI van Ingelmunster en een blijvende aansluiting op de Mandel voor de RWA. In de geplande situatie zal hiermee rekening worden gehouden. In dat geval zal in eerste instantie worden gekeken of er blijvend kan worden geloosd naar oppervlaktewater (RWA) of dat er naar de RWZI moet worden geloosd. De impact van de lozing in het geval deze aansluiting wordt verwezenlijkt, zal tevens worden opgenomen in het MER (zie verder). Op dit moment is er geen lozing van huishoudelijk afvalwater. Dit wordt afgevoerd voor externe verwerking. Hiervan hoeft dus geen milieu-impact te worden besproken. Op het bedrijf is voor het overige geen gescheiden riolering aanwezig. Gezien het bedrijfsafvalwater, dat vrijwel volledig bestaat uit potentieel verontreinigd hemelwater, wel apart kan worden bemonsterd, moet enkel dit afvalwater beschouwd worden bij de kwalitatieve impactbeoordeling (zie ook § 7.1.3 van deze kennisgeving). Voor de kwantitatieve beoordeling van de lozing, zal ook het niet-verontreinigd hemelwater worden beschouwd. Ongeveer een derde van het terrein watert af naar de voorkant (op riolering). Zoals hierboven al toegelicht, bestaat de lozing dus enkel uit niet-verontreinigd en potentieel verontreinigd hemelwater (bedrijfsafvalwater). In het beschrijvend gedeelte van het MER zal een hydraulische balans worden opgemaakt en zal worden afgewogen of er sprake is van niet-verontreinigd hemelwater dan wel bedrijfsafvalwater. Indien nodig, zullen bij de milderende maatregelen eventuele optimalisaties worden overwogen en/of voorgesteld voor de geplande situatie, waardoor dit onderscheid (niet-verontreinigd hemelwater vs. bedrijfsafvalwater) kan wijzigen. Het studiegebied zal beperkt worden tot de Hulstebeek en de Mandel en meer bepaald tot het evalueren van de onmiddellijke impact op de kwaliteit en kwantiteit van deze beken. Indien relevant, zal bij de geplande situatie dus ook de impact op de RWZI van Ingelmunster worden geëvalueerd. Gezien nu nog geen uitspraken kunnen worden gedaan over de eventuele optimalisaties in de waterhuishouding (o.a. afhankelijk van de resultaten van de impactberekeningen in de referentiesituatie), wordt hieronder naast de werkwijze voor lozing op oppervlaktewater ook deze voor lozing op riolering toegelicht. 7 . 1 . 2 . S p e c i f i e k t e b e re ke n en e n b e s p r ek e n a s pe ct e n Specifiek zullen volgende elementen worden opgenomen in het MER: 1. 2. 3. 4. 5. Beschrijving huidige kwaliteit en kwantiteit van de ontvangende waterlopen Beschrijving ontwerpcapaciteit en huidige werking RWZI van Ingelmunster Impactberekening en beoordeling in de referentiesituatie Impactvoorspelling en beoordeling in de geplande situatie Waterbesparende e.a. milderende maatregelen De aanpak bij de verschillende aspecten wordt besproken in volgende paragrafen. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.46 7.1.2.1. Beschrijving ontvangend oppervlaktewater Het bedrijfsafvalwater van Unilin Panels ORB wordt al dan niet na zuivering geloosd in de Mandel en in de Hulstebeek, die via de Ooigembeek eveneens in de Mandel uitmondt. Het studiegebied bestaat dus vnl. uit de Mandel en de Hulstebeek (zie figuur II.3 - topografische kaart). De Mandel II (waterlichaamcode VL05_52) is een natuurlijke, doch voor overstromingsbescherming sterk veranderde, waterloop van het type grote beek, dat deel uitmaakt van het Leiebekken, meer specifiek het bekken van de Mandel, subhydrografisch bekken van de monding van de Devebeek tot de monding in de Leie. e Het is een onbevaarbare waterloop van de 1 categorie, beheerd door de VMM. e e De Hulstebeek is een onbevaarbare waterloop van de 3 en, verder stroomafwaarts van de lozing, 2 categorie (zonder waterlichaamcode) die eveneens deel uitmaakt van het bekken van de Mandel en wordt beheerd door de VMM. Zowel op de Mandel als op de Hulstebeek gelden de basiskwaliteitsdoelstellingen. Op figuur VII.1.1 worden de bovenstaande waterlopen weergegeven. De huidige kwaliteit van de Mandel zal besproken worden aan de hand van metingen uitgevoerd door de 7 8 Vlaamse Milieumaatschappij t.h.v. meetpunten 605200 en 605300 (Mandel), respectievelijk stroomopwaarts en stroomafwaarts van de lozing van Unilin Panels ORB. Deze meetpunten zijn weergegeven op figuur VII.1.1. Tussen beide meetpunten monden de Devebeek en de Distelbeek uit in de Mandel. De beoordelingsfiches van deze waterloop, die beschikbaar wordt gesteld op de website van de VMM, zullen worden besproken. Er zijn geen gegevens ter beschikking van de huidige kwaliteit van de Hulstebeek waardoor hiervan geen bespreking kan worden opgenomen. Gezien oppervlaktewater wordt onttrokken uit een andere waterloop dan waarin wordt geloosd, kan hier geen deltaprincipe worden toegepast bij de beoordeling van de lozingen. Voor de debieten van de beken zal voor de impactberekening gerekend worden met volgende waarden: Tabel VII.1.1 Gehanteerde debieten voor de impactberekeningen (alles in m³/s) Waterlichaam (10-percentiel) Gemiddelde 90-percentiel Mandel (0,86) 2,48 4,74 Hulstebeek (0,01) 0,05 0,10 Bron: Modellering uitgevoerd door VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (zie Bijlage 3) Zowel voor de Mandel als de Hulstebeek wordt voor de gemiddelde impact gerekend met het gemiddelde debiet en voor de worstcase impact gerekend met het 90-percentieldebiet. In afwijking op de gangbare berekeningswijze, waarbij het ontvangende oppervlaktewater in de worstcase situatie stroomt aan het 10-percentieldebiet, wordt hier geredeneerd dat, gezien de lozing enkel hemelwater betreft, enkel zal worden geloosd aan deze hoge debieten in het geval van piekbuien. Op dergelijke momenten zal ook het ontvangende wateroppervlak, meer bepaald de Mandel en Hulstebeek, stromen aan een maximaal debiet. Het is dus niet logisch om te werken aan het 10-percentieldebiet gezien deze situatie (maximaal lozingsdebiet Unilin Panels ORB en 10percentieldebiet oppervlaktewater) zich nooit zal voordoen. Het is meer relevant om hier te werken met het 90percentieldebiet van het oppervlaktewater voor de berekening van de worstcase impact. Merk op: Voor de impact op de kwaliteit van de Hulstebeek zal een eerder benaderende impacttoets moeten worden uitgevoerd gezien hiervan geen gegevens ter beschikking zijn van de huidige kwaliteit. 7 Meetpunt ‘Turkijenstraat, Leembrug, te Meulebeke’, gelegen op de Mandel, stroomopwaarts van Spano. 8 Meetpunt ‘Walbrugstraat, Vliegend Paard, te Ingelmunster, gelegen op de Mandel, stroomafwaarts van Spano. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.47 7.1.2.2. Beschrijving ontwerpcapaciteit en huidige werking RWZI Ingelmunster Gezien er in de geplande situatie mogelijk op de RWZI zal kunnen worden geloosd en dus de impact hierop zal worden bepaald, zal ook de ontwerpcapaciteit van de RWZI Ingelmunster worden uiteengezet in het MER. De huidige werking van de RWZI, en eventuele restcapaciteit of capaciteitstekort zullen worden aangehaald alsook mogelijke toekomstverwachtingen m.b.t. de capaciteit. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van gegevens beschikbaar op www.aquafin.be, rechtstreekse communicatie met de beheerder en het geoloket van VMM. 7.1.2.3. Impact lozingen in de referentiesituatie Uitgaande van de lozingen gekoppeld aan de referentiesituatie, wordt nagegaan in welke mate de kwaliteit en de kwantiteit van de ontvangende waterlopen beïnvloed wordt door de lozing van bedrijfsafvalwater afkomstig van Unilin Panels ORB. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de structurele gemiddelde impact en de worstcase, tijdelijke impact. In beide gevallen wordt per relevante parameter de door de lozing veroorzaakte een concentratieverhoging in het oppervlaktewater berekend. Verschilpunten zitten hem evenwel in de voor de berekening te hanteren uitgangsgegevens: De structurele impact wordt begroot uitgaande van gegevens die een gemiddelde lozingssituatie reflecteren (zowel qua emissievrachten als qua afvoerdebiet van de waterlopen); De tijdelijke (worstcase) impact wordt begroot uitgaande van gegevens die een worstcase situatie 9 10 reflecteren, i.c. hoge emissievrachten vs. hoogwater afvoerdebiet van de ontvangende waterlopen. De te hanteren uitgangsgegevens zullen in het MER bepaald en toegelicht worden. 7.1.2.4. Impact lozingen in de geplande situatie De impact van de geplande wijzigingen op de via het bedrijfsafvalwater geloosde emissievrachten wordt in kaart gebracht en gekwantificeerd. Hiertoe zal eerst worden afgeleid wat het debiet en de concentraties zullen zijn in de geplande situatie. Uitgaande van de (eventueel gewijzigde) emissievrachten in de geplande situatie wordt – op identieke wijze als voor de referentiesituatie – de structurele en tijdelijke worstcase impact van de toekomstige lozingen begroot. Merk op: in de geplande situatie zal rekening worden gehouden met de geplande wijzigingen van de openbare riolering (aanleg gescheiden riolering met DWA-lozing naar RWZI Ingelmunster en RWA-lozing naar de Mandel). Er zal m.a.w. ook rekening worden gehouden met de eventuele impact op de RWZI. 7.1.2.5. Waterbesparende en milderende maatregelen In functie van de resultaten van bovenstaande impactberekening en beoordeling, zullen indien nodig milderende maatregelen worden overwogen en voorgesteld. Ook eventuele bestaande of geplande waterbesparende maatregelen worden in deze paragraaf besproken. 9 Het betreft hier geloosde vuilvrachten die slechts gedurende een beperkte periode voorkomen en die bvb. overeenstemmen met de 90-percentielwaarde of theoretische vuilvrachten die afgeleid worden op basis van beoogde lozingsvoorwaarden. 10 Namelijk de 10-percentielwaarde van de gemeten afvoerdebieten Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.48 7 . 1 . 3 . O n d e r z o ek s m e t ho d o lo g i e 7.1.3.1. G e h a n t e e r d b e o o r d e l i n g s k a d e r v o o r l o z i n g o p o p p e r v l a k t e w a t e r Voor de beoordeling van de effecten wordt gebruik gemaakt van de meest recente versie van het 11 Richtlijnenboek milieueffectenrapportage “Richtlijnenboek voor de discipline water”. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de structurele, gemiddelde impact van de lozing en de worstcase, tijdelijke impact van pieklozingen. Beide beoordelingskaders worden hieronder toegelicht. BEOORDELING STRUCTURELE IMPACT De berekende gemiddelde concentratieverhogingen worden vergeleken met kwaliteitsdoelstellingen (of andere toetsingswaarden bij ontstentenis en/of in aanvulling van wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen) alsook met de huidige immissieconcentraties van het ontvangende oppervlaktewater. Om de significantie van de impact van de lozing te duiden, zal onderstaand beoordelingskader gehanteerd 12 worden : 1% < X ≤ 10% 10% < X ≤ 20% X > 20% Y < 50% -1 -1 -2 50% ≤ Y < 75% -1 -2 -3 Y ≥ 75% -2 -3 -3 Totale concentratieverhoging lozingen (X) vs. toetsingswaarde Huidige, immissiekwaliteit (Y) vs. toetsingswaarde -1: beperkte bijdrage / -2: relevante bijdrage / -3: belangrijke bijdrage Y = gemiddelde immissiekwaliteit stroomopwaarts de lozing BEOORDELING TIJDELIJKE / WORSTCASE IMPACT De beoordeling van de worstcase impact is erop gericht om na te gaan of de lozing onder bepaalde, tijdelijke omstandigheden aanleiding kan geven tot een relevant / onaanvaardbaar effect. Het per definitie tijdelijk karakter van de begrote concentratieverhogingen in acht nemend, wordt voor de beoordeling van de worstcase impact onderstaande beoordelingswijze gehanteerd, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen gevaarlijke en niet gevaarlijke stoffen. 1) NIET GEVAARLIJKE STOFFEN: Voor niet gevaarlijke stoffen wordt nagegaan of onder worstcase omstandigheden de lozing aanleiding zal geven tot regelmatige overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstelling waardoor op jaarbasis de kwaliteitsdoelstelling meer dan 10% van de tijd overschreden wordt. Om dit te beoordelen kan volgend kader gehanteerd worden: Concentratieverhoging Beoordeling Gemodelleerde concentratieverhoging ≤ 0,5 x TW relevant tijdelijk effect Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en ≤ TW aanvaardbaar tijdelijk effect 11 Uitgave van het Departement LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Milieueffectenrapportage, juni 2006. 12 Het vermelde beoordelingskader gaat ervan uit dat de lozing enkel aanleiding geeft tot een toename van immissieconcentraties aan polluenten in een waterloop. In bepaalde gevallen kan een lozing, bvb. door een verhoging van het afvoerdebiet van de waterloop, ertoe leiden dat immissieconcentraties afnemen. In dergelijke gevallen kan een analoog beoordelingskader worden gehanteerd waarbij: + 1: beperkte afname; +2: relevante afname; +3: belangrijke afname. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.49 Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie van voorkomen < 10% op jaarbasis relevant tijdelijk effect Gemodelleerde concentratieverhoging > TW en frequentie van voorkomen > 10% op jaarbasis onaanvaardbaar tijdelijk effect tijdelijk effect vormt op zich aanleiding tot het niet respecteren van de kwaliteitsdoelstelling op jaarbasis 2) GEVAARLIJKE STOFFEN: In eerste instantie wordt nagegaan of de lozing van gevaarlijke stoffen onder worstcase omstandigheden aanleiding zal geven tot acuut ecotoxicologische effecten. Hiertoe wordt onderstaand kader gehanteerd: Concentratieverhoging Beoordeling Gemodelleerde concentratieverhoging ≤ 0,5 x TW verwaarloosbaar tijdelijk effect Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en ≤ TW aanvaardbaar tijdelijk effect Gemodelleerde concentratieverhoging > TW onaanvaardbaar tijdelijk effect potentieel risico op acuut toxische effecten TW: toetsingswaarden cfr. supra In tweede instantie wordt ook nagegaan of de concentratieverhogingen die onder worstcase omstandigheden voorkomen, zodanig hoog zijn zodanig dat jaargemiddelde kwaliteitsdoelstellingen niet bereikt of in belangrijke mate ingevuld worden. Hiervoor kan een analoog beoordelingskader als voor de structurele impact gehanteerd worden, maar dient wel de frequentie van voorkomen van de worstcase impact verrekend te worden*. * Indien de worstcase impact zich slechts gedurende 10% van de tijd voordoet (frequentie van voorkomen is af te leiden uit de gehanteerde uitgangsgegevens) kan vereenvoudigd gesteld worden dat de worstcase situatie voor 10% bepalend is voor de invulling van de jaargemiddelde doelstelling. 7.1.3.2. G e h a n t e e r d b e o o r d e l i n g s k a d e r v o o r l o z i n g o p r i o l e r i n g Ook voor de beoordeling van de effecten op de RWZI wordt gebruik gemaakt van de meest recente versie van 13 het Richtlijnenboek milieueffectenrapportage “Richtlijnenboek voor de discipline water”. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen een structurele, gemiddelde impact en een worstcase, tijdelijke impact van pieklozingen. Bij de evaluatie van de mogelijke impact op de werking van de RWZI, moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de criteria die zijn opgenomen in de omzendbrief van 23 september 2005 m.b.t. verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur (samengevat in § 0). Onderstaande evaluatie moet voor een gemiddelde lozingssituatie worden uitgevoerd en voor de in de vergunning aangevraagde lozingsdebieten en -normen. Wat betreft influent- en effluentgegevens van de RWZI, wordt steeds uitgegaan van een gemiddelde situatie. Hieronder wordt per relevant aspect voor de goede werking van de RWZI een globaal overzicht gegeven van de te evalueren elementen. Om te oordelen of het geloosde bedrijfsafvalwater qua samenstelling vergelijkbaar is met huishoudelijk afvalwater (en dus een verwaarloosbare impact heeft op de RWZI - zie verder ‘‘Tabel 1’), kan het voldoende zijn om enkel onderstaande elementen aangeduid met een (*) in kaart te brengen en te toetsen aan de criteria van de omzendbrief. Belangrijke randvoorwaarde hierbij is wel dat men - bv. op basis van effluentgegevens - kan aantonen dat het bedrijfsafvalwater geen overige stoffen bevat die de werking van de RWZI kunnen verstoren. hydraulische impact 13 Te evalueren elementen: - absoluut debiet (*) - lozingsdebiet vs. hydraulische ontwerpcapaciteit RWZI Uitgave van het Departement LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Milieueffectenrapportage, juni 2006. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.50 organische belasting (CZV, BZV, ZS) nutriëntenbelasting (Ntot en Ptot) Te evalueren elementen: - geloosde organische vracht berekend op basis van heffingsformules (*) - geloosde BZV-, CZV- en ZS-vracht vs. corresponderende ontwerpcapaciteiten RWZI - biologische afbreekbaarheid geloosde organische verontreiniging (uitgedrukt als verhouding CZV/BZV) - geloosde BZV-, CZV- en ZS-vracht vs. corresponderende reëel inkomende vrachten RWZI - performantie RWZI inzake verwijdering van organische verontreiniging (op basis van verwijderingspercentages en effluentgehaltes) Te evalueren elementen: - geloosde nutriëntenvracht berekend op basis van heffingsformules (*) - geloosde N- en P-vracht vs. corresponderende ontwerpcapaciteiten RWZI - biologische verwerkbaarheid geloosde organische nutriënten (uitgedrukt als verhouding BZV/N en BZV/P) - geloosde N- en P-vracht vs. corresponderende reëel inkomende vrachten RWZI - performantie RWZI inzake verwijdering van nutriënten (o.b.v. verwijderingspercentages en effluentgehaltes) Te evalueren elementen: metalen (heffingsparameters) - overige stoffen gemiddelde BZV-concentratie afvalwater lozingsdebiet vs. reëel debiet influent RWZI geloosde metaalvracht berekend op basis van heffingsformules (*) geloosde vracht per metaal (Cd, Zn, Hg, Pb, …) vs. corresponderende reëel inkomende vrachten RWZI effluentgehaltes metalen RWZI Overige stoffen omvatten metalen zoals B, Mo, …, organische microverontreinigingen en zouten. Voor deze stoffen zijn (veelal) geen gegevens ter beschikking over influent- of effluentconcentraties van een RWZI, wat maakt dat de evaluatie enigszins anders verloopt. Te evalueren elementen: - Waarbij: relatieve bijdrage (Ri) van de door een lozing veroorzaakte concentratieverhoging in het influent van de RWZI tot de milieukwaliteitsdoelstelling: Vx = geloosde vuilvracht stof x (kg/d) Qr = reëel debiet influent RWZI (m³/d) MKN = milieukwaliteitsdoelstelling parameter x (mg/l) - voor metalen kan er eventueel voor geopteerd worden om een metaalvracht te berekenen op een wijze die analoog is aan deze die gebruikt wordt in het kader van de heffingen (berekenen metaalvracht waarbij aan de verrekende metalen een gewicht wordt toegekend in functie van de potentiële toxiciteit van een metaal). Deze metaalvracht kan dan cumulatief met de metaalvracht voor de heffingsparameters, getoetst worden aan de omzendbrief. De impact kan - zoals beschreven in het richtlijnenboek - vervolgens beoordeeld worden met onderstaand kader: Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.51 ‘Tabel 1‘ Beoordelingskader impact lozing bedrijfsafvalwater op RWZI verwaarloosbare impact De impact van het geloosde effluent is vergelijkbaar met deze van huishoudelijk afvalwater. Zie criteria bedrijfsafvalwater kleine bedrijven en huishoudelijk afvalwater* + voor overige stoffen geldt dat Ri ≤ 0,05. beperkte impact Het bedrijfsafvalwater heeft een potentiële impact, maar in praktijk is er hoogstens een kleine impact te verwachten door het beperkte aandeel van het geloosde effluent in verhouding tot het influent van de RWZI. Zie criteria bedrijfsafvalwater met een kleine impact* + voor metalen (heffingsparameters) is de bijdrage tot de influentconcentratie RWZI < 5% + voor overige stoffen geldt dat Ri ≤ 0,25. relevante impact Het bedrijfsafvalwater is qua samenstelling niet vergelijkbaar met huishoudelijk afvalwater en voor de betrokken parameters is de verhouding van de bijdrage van het geloosde effluent tot het influent van de RWZI groter dan 5%, maar het afvalwater is Criteria goede biologische afbreekbaarheid: CZV/BZV < 4, BZV/N > 4, BZV/P > 25 + voor metalen (heffingsparameters) is de bijdrage tot de influentconcentratie RWZI < 5% + voor overige (gevaarlijke) stoffen geldt dat Ri ≤ 0,25. belangrijke impact wél goed afbreekbaar en geloosde hoeveelheden stoffen zijn beperkt gevaarlijke Dit omvat een relevante impact + er zijn duidelijke aanwijzingen dat de lozing aanleiding geeft tot normoverschrijdingen voor de RWZI en/of de RWZI kampt reeds met een capaciteitsprobleem OF De bijdrage van het geloosde effluent tot het influent van de RWZI is groter dan 5% en het afvalwater is - niet goed afbreekbaar en geloosde hoeveelheden stoffen zijn te groot gevaarlijke * Zie toetsingskader, § 0 Wordt op basis van bovenstaand toetsingskader de impact als relevant beoordeeld, dan is verder onderzoek naar de mogelijke impact op de effluentkwaliteit van de RWZI - kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en/of de mogelijke impact op de slibkwaliteit van de RWZI vereist. Bij een belangrijke impact moeten milderende maatregelen voorgesteld worden (op niveau van de lozing en/of op het niveau van de RWZI conform de omzendbrief en Besl.Vl.Reg. 21/02/2014). 7.1.3.3. T o e t s i n g s k a d e r TOETSINGSWAARDEN In bovenstaande beoordelingskaders worden de veroorzaakte bijdragen door de lozing getoetst t.o.v. bepaalde toetsingswaarden. Deze worden afgeleid in volgende prioriteitsvolgorde: ₋ Wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen; ₋ Andere toetsingswaarden (MTR-waarden, wetenschappelijk onderbouwde PNEC-waarden, …) bij ontstentenis of in aanvulling van wettelijke milieukwaliteitsdoelstellingen. ₋ Specifiek voor gevaarlijke stoffen: No Observed Effect Concentrations of ernstige risiconiveaus. De relevante gehanteerde toetsingswaarden en hun oorsprong zullen worden opgenomen in het MER. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.52 CRITERIA LOZING OP RIOLERING Voor de beoordeling van de impact van de lozing van Unilin Panels ORB op de goede werking van de RWZI (in de geplande situatie), wordt gebruik gemaakt van de beoordelingscriteria zoals vastgelegd in de omzendbrief van 23 september 2005 m.b.t. de verwerking van bedrijfsafvalwater in een RWZI, verder aangepast en verduidelijkt in Besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 inzake lozing van bedrijfsafvalwater naar een RWZI. Hierbij worden volgende toetsingswaarden gedefinieerd: 1) BEDRIJFSAFVALWATER V AN KLEINE BEDRIJVEN EN HUISH OUDELIJK AFVALWATER Onder kleine bedrijven worden alle bedrijven begrepen die: - onder de volgende N-drempels vallen: N1 < 600 en N2 < 200 en N3 < 400 en geen grote hoeveelheid verdund afvalwater (d.i. BZV<100 mg/l) lozen (niet meer dan 2,5 % van de hydraulische capaciteit van de biologische straat van de RWZI) en die geen andere stoffen lozen in hoeveelheden die de werking van de RWZI kunnen verstoren. Bedrijfsafvalwater van deze kleine bedrijven wordt in principe vergelijkbaar geacht met huishoudelijk afvalwater en kan dus zonder probleem op riool worden geloosd. 2) BEDRIJFSAFVALWATER VAN BEDRIJVEN MET EEN KLEINE IMPACT Indien het bedrijfsafvalwater, dat boven deze N-drempels uitkomt en voldoet aan de andere criteria hierboven vermeld, slechts een relatief klein deel uitmaakt van de capaciteit van de RWZI, kan het normaal gezien eveneens verwerkt worden op RWZI. Onder kleine impact van een bedrijf wordt begrepen: - een vergund debiet van minder dan 2,5 % van de hydraulische capaciteit van de biologische straat van de RWZI; een geloosde vracht van minder dan 15 % van de ontwerp-BZV-vracht en minder dan 5 % van de ontwerpvrachten aan CZV en ZS; een geloosde stikstofvracht van minder dan 5 % van de ontwerpvracht aan totaal stikstof; een geloosde fosforvracht van minder dan 5 % van de ontwerpvracht aan totaal fosfor. (Opmerking: dit geldt niet voor N2 omdat RWZI's niet gebouwd zijn voor metaalverwijdering). AD HOC BENADERING OVE RIGE BEDRIJVEN (GRONDIGE EVALUATIE VEREIST) Indien het bedrijfsafvalwater tot geen van beide bovenstaande categorieën kan worden ingedeeld, wordt op basis van een ad hoc benadering per bedrijf gekeken hoe men maximaal tot een win/win situatie (voor bedrijf enerzijds en RWZI anderzijds) kan komen. In het recente besluit wordt dit gedefinieerd als ‘een grondige evaluatie’. Hierbij worden o.a. volgende zaken geanalyseerd: - - verwerkbaarheid aangeboden vrachten (CZV/BZV < 4, BZV/N > 4, BZV/P > 25 - van totale te verwerken afvalwater - bedrijfsafvalwater kan hier mogelijks valoriseerbare en/of complementaire functie vervullen t.o.v. overige afvalwaterstromen); hydraulische impact; aanwezigheid gevaarlijke stoffen; alternatieven voor aansluiting op riolering; aanwezigheid overstortproblematiek, … KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.53 7 . 2 . L u c h t - L uc h t kw a l i t e i t 7 . 2 . 1 . A f b a k e n i n g e n b e s c h ri j v i n g v a n he t st u d i e g e b i e d GEOGRAFISCHE AFBAKENING Het studiegebied wordt bepaald tot de zone rond het projectgebied waar een impact op de luchtkwaliteit te verwachten is. Op basis van ervaring met gelijkaardige projecten wordt aangenomen dat de afbakening kan beperkt blijven tot een zone van 3 km rondom het bedrijf. Indien tijdens een latere fase van de studie zou blijken dat het impactgebied zich verder uitstrekt (op basis van impactberekeningen) zal het studiegebied uiteraard uitgebreid worden. INHOUDELIJKE AFBAKENING Uitgaande van de emissies (zie paragraaf 3.6) verbonden aan de exploitatie van het bedrijf, wordt binnen de discipline lucht de bijdrage van de emissies (verbrandingsemissies en VOS-emissies) tot de lokale luchtkwaliteit in kaart gebracht en getoetst ten opzichte van het significantiekader. Indien een belangrijke bijdrage berekend wordt, worden milderende maatregelen voorgesteld. Te beschouwen parameters: - NOx; - CO; - Stof (PM10, PM2,5); - Formaldehyde; - VOS; - Terpenen; - Zware metalen (vnl. koper, Cadmium); - Dioxines 7 . 2 . 2 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g e n - b e o o r d e l i n g 7.2.2.1. Vastleggen van de te hanteren luchtkwaliteitsdoelstellingen Voor de verschillende te beschouwen parameters worden luchtkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd die als toetsingswaarde doorheen de discipline zullen worden gehanteerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorkeur van luchtkwaliteitdoelstelling zoals weergegeven in het richtlijnenboek lucht (2012 – opsomming hieronder is in dalende mate van voorkeur): Selectie van een wettelijke huidige of geplande immissie- of belastingsnorm: in dalende volgorde van voorkeur worden wettelijke normen voor Vlaanderen (Vlarem II), Europa, België, Nederland/Duitsland, USA of andere landen vooropgesteld. Selectie van wetenschappelijke advieswaarde (in dalende volgorde van voorkeur): o WHO-advieswaarden of EPA-advieswaarden voor blootstelling (waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen carcinogeen en niet-carcinogeen); o Toetsingswaarden, afgeleid van TLV-waarden: Voor de algemene bevolking: o 1/10 van de TLV-waarde voor niet carcinogenen; Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.54 o 1/x van de TLV-waarde voor carcinogenen met x die waarde die het -6 risico terugbrengt tot het niveau 10 bij een levenslange blootstelling. Indien er onvoldoende wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn om x te bepalen, stelt men x gelijk aan 1000. Voor gedefinieerde risicogroepen: o 1/200 van de TLV-waarde voor niet carcinogenen; o 1/50000 van de TLV-waarde voor carcinogenen. Eventueel aanvullende advieswaarden uit “peer reviewed” internationale wetenschappelijke literatuur. o 7.2.2.2. Actuele luchtkwaliteit binnen het studiegebied In het MER zal de plaatselijke luchtkwaliteit in kaart worden gebracht. Hierbij worden de meetresultaten van de 14 VMM in meetstations die gelegen zijn in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB. Daarnaast zullen 15 ook de gegevens van het geoloket ‘VMM Advisering RUP-thema lucht’ (Deze benadering is gebaseerd op meetresultaten in combinatie met een interpolatiemodel en focusseert zich enkel op de concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)) en interpolatiegegevens die worden weergegeven in het rapport ‘Overzicht luchtkwaliteit in het Vlaams gewest’ gebruikt worden. Andere beschikbare studies over het studiegebied worden ook besproken: - Luchtkwaliteit in Oostrozebeke – vergelijkende stofmetingen – periode maart 2011 – december 2011; - Immissiemetingen in Oostrozebeke Rapport 1999-2009, VMM, 2010; - Identificatie en kwantificatie van de bronnen van PM10, VITO, mei 2006; - (Her)evaluatie hotspotzones PM: een analyse van de gemeten fijn stof concentraties en een identificatie en kwantificatie van de bronnen, Vito, februari 2012. - Verkennend onderzoek naar formaldehyde in de omgevingslucht van Vlaanderen, december 2004. De meetstations in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB, worden weergegeven in tabel VII.2.1. Tabel VII.2.1 VMM-meetstations in de buurt van de installaties van Unilin Panels ORB Meetstation Naam meetstation Lambertcoördinaten Opgemeten parameters. 40OB01 Oostrozebeke Hulststraat 75.368/179.068 NOx, PM10 40OB02 Wielsbeke – Den Meynaert 80.203/178.758 PM10 De geïnventariseerde gegevens zullen getoetst worden aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen. 14 Luchtkwaliteit in het Vlaams Gewest – Jaarverslag immissiemeetnetten – kalenderjaar 2012 (vmm) 15 Het Geoloket VMM Advisering RUP-thema lucht biedt een advies voor de Vlaamse gemeentes over de toestand van de luchtkwaliteit, gebaseerd op metingen van 3 jaar. De gemeten waarden zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). (http://geoloket.vmm.be/RUP) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.55 7.2.2.3. Effectvoorspelling en -beoordeling EMISSIEBEELD VAN UNILIN PANELS ORB REFERENTIESITUATIE De voor de referentiesituatie representatieve emissiebronnen en emissies verbonden aan de activiteiten van Unilin Panels ORB zijn globaal beschreven in paragraaf 3.6. EMISSIEBEELD VAN UNILIN PANELS ORB GEPLANDE SITUATIE De voor de geplande situatie representatieve emissiebronnen en de werkwijze om emissies in de geplande situatie te begroten zijn globaal beschreven in paragraaf 3.6. De emissies van Unilin Panels ORB in zowel de referentiesituatie als de geplande situatie zullen getoetst worden aan de totale emissies van de sector, van alle stationaire bronnen in Vlaanderen en van het stationair NEC emissieplafond. BEGROTEN VAN BIJDRAGE TOT OMGEVINGSLUCHTKW ALITEIT De impact van de huidige kwantitatief beschreven emissies (zie hierboven) wordt beoordeeld aan de hand van dispersieberekeningen, uitgevoerd met het IFDM dispersiemodel. Hierbij wordt een dispersieberekening uitgevoerd voor die polluenten waarvan verwacht wordt dat de impact op de luchtkwaliteit niet verwaarloosbaar is. Deze polluenten worden geselecteerd op basis van (cfr. richtlijnenboek lucht): De totale emissievracht; De actuele luchtkwaliteit; Risicozinnen van de polluent; Manier van uitstoot; Reeds bestaande klachten of onrust; Aanwezigheid van gevoelige bevolkingsgroepen en fauna en flora. De gekwantificeerde diffuse emissies (berekend a.d.h.v. het rekentooltje van LNE) zullen niet gebruikt worden als input voor de IFDM-berekening (cfr. richtlijnenboek lucht). Door de effectbeoordeling van de stofemissies (incl. diffuse stofemissies) zal een kwalitatieve benadering gevolgd worden. Voor de evaluatie van de impact van de transportemissies wordt gebruik gemaakt van het stedelijk screening model CAR-Vlaanderen. Op basis van het aantal transporten en de route die hierbij gevolgd wordt, kan m.b.v. dit model de impact van de uitlaatgassen op de luchtkwaliteit geschat worden. De bekomen gegevens worden gerelateerd t.o.v. aanvaardbare concentratie-/kwaliteitsdoelstellingen en de maximaal aanvaardbare overschrijdingen hiervan. Hierbij worden algemeen aanvaarde luchtkwaliteitsdoelstellingen of internationale doelstellingen als toetsingskader beschouwd (zie hoger). Op basis van hoger vermelde bevindingen worden mogelijke effecten op de luchtkwaliteit besproken. EFFECTBEOORDELING Op basis van de begrote bijdragen van de emissies tot de omgevingsluchtkwaliteit wordt een effectbeoordeling voorzien. In eerste instantie wordt deze beoordeling uitgevoerd voor alle parameters waarvoor het effect kwantitatief werd berekend. Ten aanzien van de cijfermatige beoordeling van de impactniveaus wordt per parameter het hierna vermelde schema gehanteerd bij de evaluatie van de bijdrage van het bedrijf, overeenkomstig het toetsingskader opgenomen in het Richtlijnenboek Lucht van de Dienst Mer van LNE: Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.56 Voor jaargemiddelde benadering: verwaarloosbare bijdrage: bijdrage minder dan 1 % van de doelstelling beperkte bijdrage: bijdrage van max. 3 % van de doelstelling -1 belangrijke bijdrage: van min. 3 maar max. 10 % v/d doelstelling -2 zeer belangrijke bijdrage: bijdrage van meer dan 10 % v/d doelstelling -3 0 Voor toetsing aan hogere presentiewaarden/aantal overschrijdingen: verwaarloosbare bijdrage: bijdrage minder dan 1 % van de doelstelling beperkte bijdrage: bijdrage van max. 5 % van de doelstelling -1 belangrijke bijdrage: van min. 5 maar max. 20 % v/d doelstelling -2 zeer belangrijke bijdrage: bijdrage van meer dan 20 % v/d doelstelling -3 0 Voor de globale effectbeoordeling is het niet mogelijk om voorafgaandelijk de criteria eenduidig vast te leggen welke zullen leiden tot de toekenning van de score. TOETSING AAN DE NEC-REDUCTIEDOELSTELLINGEN Per relevante emissiebron zal een screening van de volgens de literatuur mogelijke emissiereductiemaatregelen opgenomen worden (maatregelen uit NEC-reductieprogramma, BBT, BREF, sectorstudies, gelijkaardige bedrijven, eigen studiewerk van het bedrijf … ). Een evaluatie van deze maatregelen zal uitgevoerd worden (technisch mogelijk, kostenefficiënt, … ). 7 . 2 . 3 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n Milderende maatregelen worden voorzien indien: Emissiegrenswaarden of reeds vastgelegde toekomstige emissiegrenswaarden overschreden worden of zullen worden; Bij een jaargemiddelde benadering is een onderzoek naar milderende maatregelen niet dwingend bij score 1, uitgezonderd indien de MKN in referentiesituatie al voor 80% is ingenomen. Bij score -2 dienen milderende maatregelen worden gezocht met zicht op implementatie ervan op korte termijn. Bij score -3 zijn het formuleren van milderende maatregelen essentieel. Het effect van de eventueel voorgestelde maatregelen wordt doorgerekend en opnieuw getoetst. Bij een toetsing aan hogere presentiewaarden/overschrijdingen zal de noodzaak voor milderende maatregelen beoordeeld en gerapporteerd worden door de deskundige. Aanvullend zal er ook nagegaan worden in welke mate beleidsmatige randvoorwaarden aanleiding kunnen geven tot het voorstellen van (bijkomende) milderende maatregelen. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.57 7.3. Lucht - Geur 7 . 3 . 1 . A f b a k e n i n g e n b e s c h ri j v i n g v a n he t st u d i e g e b i e d GEOGRAFISCHE AFBAKENING Het studiegebied wordt bepaald tot de zone rond het projectgebied waar een impact op de luchtkwaliteit te verwachten is. Op basis van ervaring met gelijkaardige projecten wordt aangenomen dat de afbakening kan beperkt blijven tot een zone van 3 km rondom het bedrijf. 7 . 3 . 2 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g e n - b e o o r d e l i n g 7.3.2.1. Info m.b.t. het vastleggen van het beoordelingskader In Vlaanderen zijn er m.b.t. geur (nog) geen globale of sectorale wettelijke doelstellingen van kracht. Wegens het ontbreken van een wettelijk kader en van een beleidskader voor de specifieke geur afkomstig van spaanplatenbedrijven, wordt het voor de beoordeling van de geurimpact dan ook noodzakelijk geacht om een toetsingskader op te bouwen in het kader van dit MER. Dit omvat in eerste instantie het vastleggen van een nuleffectniveau en anderzijds een niveau van onaanvaardbare impact, en dit in functie vande geurgevoeligheid van het beoordelingsgebied. Indien een te grote onzekerheid m.b.t. het effectieve onaanvaardbare hinderniveau bestaat, kan best gebruik gemaakt wordt van een zgn. bandbreedte waarbinnen dit niveau zich situeert en kan de impactbespreking hierop afgestemd worden. Gezien begin 2012 het nieuw richtlijnenboek lucht werd goedgekeurd, waarin enkele beoordelingskaders inzake geur werden opgenomen (in functie van het geurkarakter), zal bij de beoordeling van de effecten met deze kaders rekening gehouden worden. Omwille van het feit dat deze kaders enkel als een soort leidraad te aanzien zijn, en er bij veldstudies aanzienlijke verschillen naar voor komen inzake correlatie tussen hinder en blootstellingsconcentraties (zelfs bij gelijkaardige geuren), wordt in wat volgt bijkomende achtergrondinformatie opgenomen die kan gebruikt worden om de toetsingswaarden beter te kaderen. De mate waarin geurklachten geuit worden, wordt niet rechtstreeks meegenomen bij de impactbespreking “lucht”, maar komt meer specifiek aan bod bij het aspect mens. Op Vlaams niveau wordt door LNE het principe gehanteerd dat het al of niet voorkomen van klachten niet kan gerelateerd worden aan het beoordelen/hanteren van geurhinderniveaus. Deze bepaling werd opgenomen in het door de minister goedgekeurde “Visiedocument geur”. Met dit principe dient bij de impactbeoordeling rekening gehouden te worden. Er wordt hierbij dan ook aangehouden dat het niet optreden van klachten niet wil zeggen dat er geen geurhinder kan zijn. Omgekeerd dient dan ook gesteld dat het optreden van klachten niet automatisch impliceert dat er sprake is van een (onaanvaardbare) geurhinder. In wat volgt wordt meer in detail ingegaan op de beschikbare info om een onderbouwd toetsingskader te kunnen afleiden. BELEIDSVOORBEREIDENDE STUDIES Gegevens uit mina-2 plan In het mina-2 plan wordt bij thema 11 “Verstoring door geurhinder” een benadering gevolgd waarbij de doelstellingen functie zijn van de aard van de geur. Wij citeren: ”Uit de praktijk blijkt immers dat de aanvaardbaarheid van geur sterk kan verschillen van bron tot bron. Een gelijke geurnorm of een kwaliteitsdoelstelling voor alle bronnen is dus niet haalbaar”. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.58 Er wordt trouwens gesteld dat het af en toe waarnemen van geur, niet automatisch impliceert dat er onaanvaardbare of ernstige hinder is. Dit dient gekoppeld te worden aan zowel de periodiciteit, de intensiteit als het geurkarakter. Hieruit kan dan ook afgeleid worden dat bij het opstellen van toetsingskaders rekening dient gehouden te worden met het hedonisch karakter van de geur, en dat af en toe blootstelling, zelfs aan een hogere geurconcentratie (bv. te vertalen in 98P-waarden) aanvaardbaar kan zijn en niet automatisch met (onaanvaardbare) hinder moet gelijk gesteld worden. i,ii Gegevens uit beleidsstudies LNE . Uitgaande van de meest recente versie van het visiedocument geur, welke door de Mina raad beoordeeld werd, kunnen een aantal elementen aangereikt worden die bij de geurevaluatie kunnen meegenomen worden. Volgende beginselen zijn als algemene milieubeleidsbeginselen erkend: Is er hinder, dan dienen maatregelen genomen op basis van BBT zodat de hinder wordt teruggedrongen tot een aanvaardbaar niveau.; Proportionaliteit: de te nemen maatregelen staan in verhouding tot de hinder of potentiële hinder; Preventiebeginsel, standstil beginsel, aanpak aan de bron. Verder worden in het visiedocument nog een aantal regels opgesomd waarmee rekening dient gehouden te worden: Nulemissies zijn niet onder alle omstandigheden realistisch; Is aan de norm voldaan, dan kan er toch nog geurwaarneming zijn; Als er geen hinder of potentiële hinder is, zijn geen acties of maatregelen nodig; Ernstige hinder is nooit toelaatbaar; De geurnorm die wordt bepaald voor een hinderlijke inrichting benadert zo dicht mogelijk het 'aanvaardbare niveau’; Toetsingscriteria bij de beoordeling van geurhinder zijn: Type omgeving (onderscheid in geurgevoeligheid van bestemmingen en objecten); Onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties; Hedonische waarde (aangenaamheid van de geur); Frequentie en duur van optreden van geurhinder. Uit de bepalingen opgenomen in het visiedocument kunnen in het kader van dit dossier een aantal basis elementen afgeleid worden welke bij het uitwerken van een beoordelingskader en bij de evaluatie van de geurimpact gehanteerd kunnen worden: Het opstellen van een geurnorm dient wetenschappelijk onderbouwd te zijn. Deze geurnorm dient functie te zijn van het hedonisch karakter van de geur, en wordt best toegespitst t.h.v. omliggende bewoning. De op te nemen grenswaarde is dermate dat geen ernstige hinder toegelaten wordt. Een geurnorm op basis van een percentielwaarde is aangewezen (voor het in rekening brengen van frequentie en duur). KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.59 Het al of niet periodiek voorkomen van geur is op zich geen maat voor geurhinder. Het al of niet optreden van klachten is geen onderbouwde aanduiding van het al of niet optreden van onaanvaardbare geurhinder. Bij optreden van geurhinder dienen BBT gerelateerde maatregelen genomen te worden. Hoger vermelde bepalingen werden in feite ook mee opgenomen bij de recente herziening van het deelaspect geur in het Richtlijnenboek lucht voor project-MER’s. In de beleidsstudie wordt, uitgaande van vastgestelde effectniveaus bij een aantal homogene sectoren, een indeling voorgesteld van een aantal karakteristieke geuren (zie figuur VII.3.1 ). De aard van de geur van Unilin Panels ORB sluit echter niet aan bij één van de vermelde geuren. De nuleffectniveaus (richtwaarde) die hierbij in blauw worden opgenomen hebben betrekking op niveaus welke in het kader van beleidsvoorbereidende studies op basis van praktijkstudies voor homogene sectoren werden vastgesteld. Deze studies werden uitgevoerd in opdracht van LNE. Bij het uitwerken van een toetsingskader is het dan ook noodzakelijk de geur veroorzaakt bij de productie van spaanplaten, naar analogie en op basis van literatuurgegevens in te delen. Figuur VII.3.1 Nuleffectniveaus van diverse geuren (bron visiedocument LNE, 2006) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.60 VASTSTELLEN GEHANTEERD NULEFFECTNIVEAU Door de Universiteit van Gent, PRG en PRA Odournet werd op vraag van LNE een praktijkonderzoek uitgevoerd iii m.b.t. het vastleggen van nuleffectniveaus en hinderniveaus van toepassing op 5 pilootsectoren . Bij één van de sectoren werd hierbij een nuleffectniveau van 2 se/m³ als 98P vooropgesteld (afgeleid uit onderzoek rondom 3 bedrijven). Dit betreft de sector van de verfspuiterijen waarbij de geur door VOS bepaald wordt. Uitgaande van deze praktijkstudie werden in deze studie de volgende voorlopige basisbeschermingsniveaus voorgesteld: o o o Nuleffectniveau Hinderniveau Ernstig hinderniveau 2 se/m³ als 98P 5,5se/m³ als 98P 9 se/m³ als 98P Uit de evaluatie van de resultaten van deze studie blijkt de sterke variatie naargelang het bedrijf. Er worden ook opmerkingen geformuleerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van bepaalde respondenten en de invloed van een schriftelijke enquêteringswerkwijze, waardoor men genoodzaakt was om een selectie van gegevens te gebruiken. Zo werden voor het hinderniveau de resultaten van één bedrijf gebruikt, bij het vastleggen van de overgang van hinder naar ernstig hinderniveau de resultaten van de drie bedrijven. Voor een andere sector (textielsector waarbij eveneens rondom drie bedrijven onderzoek werd uitgevoerd) werden volgende niveaus als voorlopige basisbeschermingsniveaus voorgesteld (welke, op basis van verder onderzoek, nog verder dienden onderbouwd te worden): o o o Nuleffectniveau Hinderniveau Ernstig hinderniveau 1,5 se/m³ als 98P 3 se/m³ als 98P 3,5 se/m³ als 98P Ten aanzien van deze sector wordt in de studie gewezen op de aanzienlijke verschillen tussen de onderscheiden bedrijven. Uit de resultaten van deze studie naar impact rondom bedrijven van deze twee pilootsectoren blijkt een zeer aanzienlijk verschil in voorgestelde absolute grenswaarde, niettegenstaande de nuleffectniveaus relatief gelijkaardig ingeschat worden (en betrekking hebben op een als eerder neutraal te beschouwen geur). Net zoals men in deze beleidsvoorbereidende studie spreekt van een nuleffectenband (om het verschil tussen de vastgestelde nuleffectniveaus van de verschillende bedrijven behorend tot éénzelfde pilootsector te duiden), zou men bij het voorstellen van een eventueel toe te passen ernstig hinderniveau/grenswaarde ook een bandbreedte kunnen duiden waarbinnen dit niveau zou liggen (in tegenstelling dus met de grenswaarden welke in de toetsingskaders van het RLB lucht als strikte waarden worden gehanteerd). In de hoger vermelde beleidsstudie wordt ten aanzien van “bestaande bedrijven” (zoals gedefinieerd in het kader van het geurbeleid en niet cfr. de Vlarem bepalingen) opgenomen om de geurnorm vast te leggen op het ernstig hinderniveau ter hoogte van het dichtstbijzijnde te beschermen objecten. Bij het niet haalbaar zijn van deze norm wordt ook aangegeven dat het “economisch haalbaar niveau” de norm is op voorwaarde dat de maatschappelijke schade kleiner is dan de maatschappelijke winst. Het is evenwel niet evident om deze schade/winst kwantitatief te begroten. 16 Alle hervergunningen worden in het kader van het geurbeleid als bestaande inrichtingen beschouwd. Hierbij geldt echter dat voor hervergunningen met een aanzienlijke verandering (capaciteitsverhoging met meer dan 16 Deze definitie verschilt van de algemene definitie zoals bepaald in Vlarem II (vergund vóór of na 1/1/1993) en dient gekoppeld te worden met het geurbeleid KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.61 100% ten aanzien van de vorig vergunde situatie) voor die onderdelen die aanzienlijk worden veranderd de voorschriften gelden voor nieuwe inrichtingen (Vlarem II art. 3.3.3.3.§1). Voor onderdelen die worden veranderd zonder dat de vergroting meer dan 100% bedraagt, gelden dus de normen voor bestaande inrichtingen.” In het kader van dit dossier kan ten aanzien van de geurbeoordeling dan ook uitgegaan worden van bepalingen vastgelegd voor bestaande bedrijven. Voor het vastleggen van het nuleffectniveau van de geur kan verwezen worden naar diverse studies die melding maken van een eerder neutrale geur voor terpenen. iv In een studie van TNO en Witteveen en Bos TNO wordt voor de geur van “dennen-olie” aangegeven dat deze als neutraal mag beschouwd worden. Gezien de belangrijkste VOS-emissie bij het drogen van hout uit terpenen bestaat, mag aangenomen worden dat ook de geur van de drogers, als belangrijkste geurbron bij Unilin Panels ORB, als eerder neutraal mag beoordeeld worden. Ook de VOS-emissie van de pers bestaat voor een belangrijk aandeel uit terpenen. v In een IPPC draft- publicatie van het Britse Environment Agency en andere instellingen (2002, ) wordt inzake “terpentijn” (hars dat bij de opslag en het productieproces versneld en geconcentreerd vrijkomt) een hedonische waarde van -0,73 vermeld. Deze waarde is zeer gelijkaardig aan deze van verf (-0,75). Dit ondersteunt een mogelijke gelijkstelling van het nuleffectniveau van de geur veroorzaakt door het bedrijf met bv. de geur zoals beoordeeld in de LNE pilootstudie omtrent de sector van de verfspuiterijen. Bij gebrek aan goed onderbouwde hinderniveaus/grenswaarde zou dan ook naar het kader zoals voorgesteld voor deze sector kunnen teruggegrepen worden. Uitgaande van de hierboven opgenomen gegevens, maar vooral van de bepalingen opgenomen in het vernieuwde RLB-lucht, wordt voorgesteld als nuleffectniveau een waarde van 1,5 se/m³ als 98P te hanteren. VASTSTELLEN NIVEAU ERNSTIGE HINDER Vervolgens dient ook nog het niveau van ernstige hinder afgeleid te worden. Gezien hiervan geen onderbouwde gegevens beschikbaar zijn, zal een kader voorgesteld worden dat aansluit bij reeds ontwikkelde kaders voor eerder neutrale geuren. In feite komt het erop neer dat men, gezien er geen éénduidige vaststelling van de werkelijke (ernstige) hinderniveaus beschikbaar is, best een beoordeling uitvoert t.o.v. een zgn. bandbreedte. Een dergelijke bandbreedte is dan ook te aanzien als een illustratie van de onzekerheden ten aanzien van de impactbeoordeling. Uitgaande van hoger vermelde gegevens zou als bandbreedte voor onaanvaardbare hinder in eerste instantie een gebied kunnen voorop gesteld worden van 3,5 à 9 se/m³ als 98P-waarde waarbinnen het werkelijk onaanvaardbaar hinderniveau zich zou kunnen situeren. Opsplitsing naargelang de geurgevoeligheid van de beoordelingsplaatsen is hierbij ook aan te raden. Op basis van hoger vermelde bevindingen en de voorstellen van LNE voor een aantal homogene sectoren (waarbij zowel streefwaarden, richtwaarden als grenswaarden voorgesteld worden), worden in tabel VII.3.1 het in dit MER gehanteerde kwantitatief toetsingskader voor geur opgenomen. Hierbij wordt getoetst aan de richtwaarden, tussenliggende waarden en waarden voor onaanvaardbare hinder. In onderstaande tabel wordt een duiding van de gehanteerde begrippen opgenomen. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.62 Tabel VII.3.1 Duiding van een aantal geurgerelateerde begrippen Definitie beoordelingswaarden Oorsprong definitie Relatie met effect Richtwaarde Geurbeleid LNE Nuleffectniveau "tussenliggend beoordelingswaarde" Grenswaarde Louter technische invulling in kader van impactbeoordeling MER Geurbeleid LNE Hinderniveau Ernstig hinderniveau M.b.t. het interpreteren van deze beoordeling kan verwezen worden naar de visie van LNE afdeling lucht welke stelt dat het algemene uitgangsprincipe van de beleidsdoelstelling is : het streven naar het nuleffectniveau of de richtwaarde (~ streefwaarde) binnen aanvaardbare termijn, zowel voor gehinderden als voor de normadressaat, door toepassing van BBT. Er wordt niettemin een duidelijk onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande inrichtingen (nieuw en bestaand in kader van geurbeleid, niet cfr. Vlarem bepalingen). Voor nieuwe inrichtingen wordt, in tegenstelling met bestaande inrichtingen, in feite geen rekening gehouden met contextueel milderende en sociaaleconomische aspecten. Bij bestaande inrichtingen, kunnen in bepaalde omstandigheden contextueel milderende aspecten, economische draagkracht en de maatschappelijke schade in rekening gebracht bij het vastleggen van eventuele toetsingskaders. Rekening houdend met bovenstaande, en de bepalingen opgenomen in het richtlijnenboek lucht, wordt in het kader van dit MER het hierna vermelde toetsingskader voor neutrale geuren gehanteerd zoals opgenomen in het RLB lucht (zie figuur VII.3.2). Zoals uit bovenstaande mag blijken dient hierbij wel rekening gehouden te worden dat de vermelde toetsingswaarden enerzijds geen wettelijke bepalingen zijn, maar anderzijds dat geval per geval er in de praktijk verschillen kunnen optreden tussen de op het terrein ervaren hinderniveaus en de hier gehanteerde waarden. Figuur VII.3.2 Effectenladder voor neutrale geuren in functie van de geurgevoeligheid van het toetsingsobject/gebied (bron LNE, RLB lucht, 2012) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.63 GEURDREMPELWAARDEN Wegens het ontbreken van voldoende onderbouwde specifieke meetgegevens m.b.t. de geuremissies wordt de impactbeoordeling afgestemd op de VOS emissies, rekening houdend met geurdrempelwaarden voor terpenen. Gezien het groot aantal samenstellende stoffen aanwezig als VOS, en gezien de grote variatie van de geurdrempelwaarden welke in de literatuur terug te vinden zijn (grootte orde variatie tussen 10 en 1.000 µg/m³ voor alfa-pineen), zal bij de beoordeling rekening gehouden worden met een conservatieve aanname. Als equivalente geurconcentratie zal dan ook gerekend worden met een geurdrempel van 20 µg/m³. Deze waarde ligt aanzienlijk lager dan de standaard waarde die vermeld wordt in Devos et.al., referentie die vaak bij impactbeoordelingen toegepast wordt. Devos et.al. citeren voor alfa-pineen en limoneen slechts één referentie, maar de voorgestelde standaardwaarde, die doorgaans toegepast wordt, ligt wel aanzienlijk hoger dan de geurdrempelwaarde geciteerd in de publicatie. Er wordt dan ook geopteerd om in dit dossier deze waarde niet te hanteren. De gehanteerde waarde ligt wel goed in lijn met de “gemiddelde geurdrempelwaarde” die kan afgeleid worden uit de door PRG-Odournet uitgevoerde éénmalige olfactometrische meetcampagne op een vergelijkbare installatie van een andere vestiging van Unilin, waarbij ook de VOS samenstelling werd gemeten. Uit deze meetgegevens kan voor een waarde van 18 µg VOS een geurwaarde van 1 OUe berekend worden. Hierdoor wordt de in dit MER gehanteerde geurdrempelwaarde van 20 µg/m³ goed onderbouwd. Ten aanzien van de termen gebruikt bij de beoordeling inzake geur wordt verwezen naar de versie (v6.7) van het document ‘De weg naar een duurzaam geurbeleid’ (LNE, 2008) (in het vervolg van de tekst meestal omschreven als visiedocument geur). In de beschreven normeringsmethodiek wordt gewerkt met 2 uiterste niveaus en een tussenliggende ruimte. De grenzen van het systeem worden gesteld tussen het nuleffect niveau (optimale toestand zonder geurhinder van de beschouwde bron) en een acute gevarengrens, waarvan de concentratie niet éénduidig is vast te leggen, maar functie is van de verbindingen aanwezig in de emissie. De aanvaardbaarheidsgrens of aanvaardbare hinder (norm) ligt ergens tussen twee waarden, namelijk een ondergrens waarbij geen effect optreedt (nuleffectniveau, achtergrondruis) en een bovengrens boven dewelke de kans op welzijnsreductie of (psycho)somatische gezondheidsklachten reëel is bij geregelde blootstelling van de omwonende bevolking (per definitie vanaf het niveau boven hetwelk ernstige hinder kan optreden). Per definitie wordt het nuleffectniveau gelijkgesteld aan het niveau waarbij geen nadelige effecten te verwachten zijn, of m.a.w. de streefwaarde. Aangezien binnen de Vlarem reglementering streefwaarden niet gedefinieerd zijn, wordt ditzelfde niveau gelijkgesteld aan het kwaliteitsniveau dat zoveel mogelijk moet bereikt of gehandhaafd worden, hetgeen m.a.w. neerkomt op de richtwaarde. Het 'structureel klachten'-niveau mag, behoudens in geval van overmacht, niet overschreden worden. Dit niveau wordt gelijkgesteld aan de grenswaarde. De hinderruimte wordt gedefinieerd als het gebied tussen het ‘nuleffectniveau‘ (richtwaarde) en het 'ernstig hinder'-niveau‘ (grenswaarde) en is in eerste instantie te beheren door de overheid, waarbij enige manoeuvreerruimte voor het lokale bevoegde gezag is voorzien. In analogie met de beleidsvoorbereidende geurstudies zullen bij de verdere uitwerking van de discipline de termen nuleffectniveau/hinderniveau en ernstig hinderniveau nog verder gebruikt worden. Tevens wordt een tussenliggende beoordelingswaarde gehanteerd om de hinderruimte verder op te delen en om een onderscheidend toetsingskader te gebruiken dat overeen komt met de andere toetsingskaders gebruikt bij de discipline lucht, waarbij negatieve impactscores van 0 tot -3 gehanteerd worden). Dit tussenliggend beoordelingsniveau werd in de beleidsvoorbereidende studies gedefinieerd als ‘hinderniveau’. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.64 7.3.2.2. Beoordelingskader Bij de effectbeoordeling wordt gebruik gemaakt van onderstaand toetsingskader, afgeleid uit RLB-lucht. Tabel VII.3.2 Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in equivalente geureenheden/m³ als 98P waarde (equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) Berekende hoogste bijdrage Hoog Matig Laag Beoordeling geurgevoelige geurgevoelige geurgevoelige bijdrage bestemming bestemming bestemming luchtkwaliteits- (bedrijventerrein) doelstellingen (woongebied) Bijdrage < richtwaarde (nuleffectniveau) Richtwaarde tussenliggende < bijdrage < - < 1,5 < 3,0 < 5,0 0 Tussen 1,5 en 2,5 Tussen 3,0 en 4,0 Tussen 5,0 en 7,5 -1 Tussen 2,5 en 3,0 Tussen 4,0 en 5,0 Tussen 7,5 en 10 -2 > 3,0 > 5,0 > 10,0 -3 t.o.v. beoordelingswaarde (hinderniveau) Tussenliggende beoordelingswaarde (hinderniveau) < bijdrage < grenswaarde (ernstig hinderniveau) Bijdrage > grenswaarde (ernstig hinderniveau) 7 . 3 . 3 . G e u r i m p a ct i n d e a c tu e l e s i t u a t ie De geurimpact in de actuele situatie wordt beoordeeld op basis van: Berekende geuremissies van de relevante bronnen Impactberekening met IFDM Beoordeling berekende impact op basis van hoger vermeld beoordelingskader Aanvullend wordt op basis van plaatsbezoeken nagegaan in hoever er in de omgeving nog andere relevante geurbronnen aanwezig zijn die mogelijks een impact hebben ten aanzien van de geurbelasting. Bijkomend wordt aandacht besteed aan de klachtenregistratie ten aanzien van het aspect geur. 7 . 3 . 4 . G e u r i m p a ct i n d e ge pl a n d e s i t u a t i e De geurimpact in de geplande situatie wordt op een gelijkaardige wijze beoordeeld als de beoordeling bij de actuele situatie, maar dan rekening houdend met de geschatte geuremissies bij de volledige invulling van de geplande capaciteit. De resultaten van deze berekeningen zullen als input dienen bij de impactbeoordeling bij de discipline mensgezondheid. 7 . 3 . 5 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n Onderzoek naar eventuele milderende maatregelen wordt gekoppeld aan de resultaten van de uitgevoerde impactberekeningen in relatie tot het beoordelingskader. Bij het overschrijden van het ernstig hinderniveau worden hierbij, ongeacht het feit in hoever het bedrijf BBT toepast of niet, milderende maatregelen voorgesteld. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.65 7 . 4 . G e l u i d e n tr i l l i n g e n 7 . 4 . 1 . A f b a k e n i n g v a n h et s tu d i e g e b i e d Het studiegebied strekt zich uit tot op minstens 200 m van de perceelsgrens conform de bepalingen in VLAREM II. Dit studiegebied wordt uitgebreid tot aan de meest nabijgelegen woningen. De specifieke bijdrage van het bedrijf zal dus bepaald worden tot 200 m van de perceelsgrens/industriegebied en tevens ook naar de meest nabijgelegen kwetsbare gebieden. 7 . 4 . 2 . R e f e r e nt i e s i t u at i e In het kader van vorige MER’s en akoestische onderzoeken voor deze site werden er al heel wat immissiemetingen en emissiemetingen uitgevoerd. Vermits er na deze metingen mogelijks heel wat veranderd is t.o.v deze studies (verdwijnen van installaties, nieuwe installaties, uitgevoerde milderende maatregelen, verandering van het omgevingsgeluid) worden nieuwe immissiemetingen uitgevoerd. Daarnaast wordt ook een geluidskaart opgesteld van het gehele bedrijf volgens de EMOLA-methode. De referentiesituatie wordt bijgevolg beschreven op basis van een recente geluidskaart en nieuwe immissiemetingen op 3 meetpunten en dit aan de meest nabijgelegen woningen. Op elk meetpunt zal er minstens 96 uur (4 dagen) continu gemeten worden. De inplanting van deze vaste meetpunten is in onderstaande figuur op het gewestplan weergegeven. Figuur VII.4.1 Mogelijke inplanting van de vaste geluidsmeetpunten – gelegen buiten het industriegebied Deze meetpunten bevinden zich in de Ingelmunstersteenweg (ten noorden van site), Otteca (overkant van het kanaal en in de Leegstraat (woonwijk ten zuidoosten). Deze metingen leveren de waarden op van de grootheden L Aeq,1h, LA05,1h, LA10,1h, LA50,1h en LA95,1h uitgedrukt in dB(A). Om eventuele zuivere tonen op te sporen wordt tevens een tertsbandanalyse uitgevoerd. Niet alleen de statistische parameters worden opgemeten en opgeslagen. Ook de ogenblikkelijke geluidsniveaus (logging) KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.66 worden opgeslagen. De metingen worden uitgevoerd conform de bijlage 4.5.1 van het VLAREM II. De meetresultaten worden getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan. Alle beoordelingspunten rondom de fabriek zijn gelegen in gebied op minder dan 500 m van een industriegebied. De milieukwaliteitsnormen voor deze beoordelingspunten zijn : Dagperiode (7u tot 19u) : 50 dB(A) Avondperiode (19u tot 22u) : 45 dB(A) Nachtperiode (22u tot 7u) : 45 dB(A) De huidige geluidsemissie zal bepaald worden op basis van een geluidskaart die opgesteld wordt op basis van een raster van meetpunten. De EMOLA – methode zal hier voor gebruikt worden. Er zal rekening gehouden worden met een opsplitsing van nieuwe en bestaande geluidsbronnen volgens de definitie van VLAREM II en volgens de richtlijnen opgenomen in het ‘richtlijnenboek voor geluid en trillingen’. Het omgevingsgeluid rondom de fabriek wordt vooral bepaald door Unilin Panels ORB maar ook door het wegverkeer. 7 . 4 . 3 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g - en b e o o r d e l i n g Het effect van de werking van het bedrijf zal behandeld worden als een gedeelte bestaande en nieuwe inrichting en dit in de huidige situatie. Aan de hand van de bekomen geluidsvermogenniveaus (spectrum) zal per deelinrichting de specifieke bijdrage berekend worden volgens ISO 9613. De berekende en gemeten immissieniveaus zullen ons toelaten om het specifiek geluid van het bedrijf te bepalen en te toetsen aan de geldende normering waarbij rekening wordt gehouden met het onderscheid bestaand/nieuw. Er wordt een geluidsmodel opgemaakt voor zowel de referentiesituatie en de geplande situatie. Het effect van de geluidsemissie zal aan de hand van een geluidscontourenkaart gevisualiseerd worden. Ook het effect van verkeer zal onderzocht worden m.b.v. de SRM II indien relevant. Het effect van het bedrijf zal beoordeeld worden volgens het significantiekader dat uitgewerkt werd en is weergegeven in het richtlijnenboek voor geluid en trillingen. Het effect van de huidige en geplande situatie zal beoordeeld worden volgens het significantiekader zoals dit is uitgewerkt in het richtlijnenboek voor geluid en trillingen : KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.67 7 . 4 . 4 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n Indien er overschrijdingen worden vastgesteld of significante effecten voorkomen, worden indicatieve maatregelen voorgesteld dat na het uitvoeren van het MER in een saneringsplan kan gegoten worden. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.68 7.5. Mens 7 . 5 . 1 . A f b a k e n i n g e n b e s c h ri j v i n g s t u d i e g e b i e d Aangezien de discipline mens-gezondheid zeer sterk steunt op gegevens van de disciplines lucht en geluid, wordt de afbakening van het studiegebied en de inschatting van de omvang van de effecten in grote mate bepaald door deze disciplines. Alvorens in te gaan op de lucht- en/of geluidskwaliteit van de omgeving, dient de doelgroep van deze discipline, met name ‘de mens’ in kaart gebracht te worden. Hiertoe wordt een beschrijving opgesteld van de ‘mensen’ die zich in de nabijheid van het bedrijf bevinden. Een meer gedetailleerde omschrijving van de bevolkingsgroep aangaande zijn aantal, zijn structuur, de aanwezigheid van kwetsbare deelgroepen (scholen, ziekenhuizen...)... wordt slechts uitgevoerd wanneer er in het MER sprake is van (mogelijke) significante milieueffecten voor de mens. De discipline mens-mobiliteit onderzoekt enerzijds het bereikbaarheidsprofiel, anderzijds het mobiliteitsprofiel van Unilin Panels ORB. 7 . 5 . 2 . E f f e c tv o o r s pe l l i n g e n – b e o o r d e l i n g 7.5.2.1. Atmosferische emissies GEZONDHEIDSEFFECTEN Teneinde de effecten van de atmosferische emissies te bepalen, dienen verschillende stappen doorlopen te worden: 1. identificatie van de relevante agentia of luchtparameters; 2. bepaling van hun concentratie, hun verspreiding en hun al dan niet continue karakter; 3. identificatie van de blootstelling en de belasting; 4. identificatie van mogelijke gezondheidseffecten die optreden t.g.v. de aanwezigheid van de relevante agentia per groep of deelgroep van de bevolking. Voor de identificatie van de agentia worden de luchtparameters die relevant blijken in de discipline lucht, weerhouden. De parameters die aan volgende criteria voldoen worden verder besproken in de discipline mens: (1) de parameter komt voor in de omgeving met een concentratie van méér dan 80% van de luchtkwaliteitsdoelstelling, (2) het project is verantwoordelijk voor (meer dan) 1% van de huidige immissieconcentratie/luchtkwaliteitsdoelstelling van deze parameter, of (3) over de parameter bestaat er ongerustheid bij de bevolking. Per geselecteerde parameter wordt een korte toelichting gegeven bij de mogelijke gezondheidseffecten t.g.v. blootstellingen aan de corresponderende parameter. Voor de verschillende parameters gelden er richtwaarden ter bescherming van de gezondheid van de mens die zijn opgenomen in WGO-richtlijnen, de Nederlandse emissierichtlijn en/of in de Europese richtlijnen (de zogenaamde Dochterrichtlijnen) en waarvan kan gesteld worden dat, bij het respecteren van deze richtwaarden, de beschreven effecten niet zullen optreden. Deze richtwaarden kunnen zowel betrekking hebben op het voorkomen van acute effecten t.g.v. een kortstondige blootstelling aan (zeer) hoge concentraties als op het voorkomen van effecten die verbonden zijn aan een langdurige blootstelling. In het eerste geval gelden de richtwaarden voor concentraties gemeten over een beperkte periode. In het tweede geval hebben de richtwaarden betrekking op een jaargemiddelde blootstelling. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.69 Aan de hand van een overzichtsmatrix wordt de huidige en verwachte luchtkwaliteit binnen het studiegebied vergeleken met de corresponderende grenswaarden. De berekende bijdragen van Unilin Panels ORB worden aanvullend specifiek getoetst aan deze richtwaarden. De significantie van een effect op de gezondheid door blootstelling aan bepaalde agentia wordt beïnvloed door een resem van randvoorwaarden. Dergelijke randvoorwaarden zijn o.m. aard van het effect, blootgestelde populatie, blootstellingduur, blootstellingroute, cumulatieve effecten, achtergrondniveaus, … Gezien voor de invulling van deze randvoorwaarden informatie nodig is van onder meer de discipline lucht, is het niet opportuun om op voorhand (kwantitatieve/kwalitatieve) significantiecriteria te bepalen. HINDEREFFECTEN De emissie van VOS, terpenen, formaldehyde kan aanleiding geven tot geuremissie waardoor de omwonenden hinder of psychosomatische effecten kunnen ondervinden. De discipline lucht-geur omvat alle info om deze aspecten te beoordelen. Vanuit deze discipline wordt alle relevante info samengevat waarna de effecten kwalitatief beoordeeld worden. 7.5.2.2. Geluidsemissies Voor wat geluid betreft wordt er nagegaan of de geluidsniveaus in de omgeving aanleiding kunnen geven tot psychosomatische effecten en/of hinder. 7.5.2.3. Communicatie met omwonenden – het klachtenregister In het MER zal aangegeven worden hoe de communicatie met de omwonenden verloopt. Er zal een oplijsting van de klachten van het referentiejaar weergegeven worden. De evolutie in aantal en soorten klachten van 2010 tot 2013 zal geschetst worden. 7.5.2.4. Mobiliteit Wat het aspect mobiliteit betreft, zal het bereikbaarheidsprofiel van Unilin Panels ORB beschreven worden. De huidige capaciteit en intensiteit van de wegen rond het projectgebied worden vergeleken met elkaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van uitgevoerde studies of plannen. Het mobiliteitsprofiel (zowel personen- als goederenverkeer) van Unilin Panels ORB zal onderzocht worden en er wordt bekeken hoeveel deze bijdraagt tot de capaciteit van de weg (rekening houdend met het tijdstip van de transporten, de bestemmingen...). 7 . 5 . 3 . M i l d e r e n d e m a at r e g el e n Milderende maatregelen ter voorkoming of beperking van hinder en de effecten op de gezondheid van de populatie zullen voorgesteld worden indien uit de effectbeoordeling blijkt dat er afdoende bewijs is dat de gezondheid van de bestudeerde populatie zal lijden onder de uitvoering van het project. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.70 7.6. Overige disciplines 7 . 6 . 1 . B o d em e n g r o n d w at er Wat betreft de mogelijke impact op bodem- en grondwaterkwaliteit t.g.v. de exploitatie van opslagplaatsen van gevaarlijke stoffen, wordt geen specifiek onderzoek voorzien. De meerderheid van de aanwezige opslagtanks en opslagvoorzieningen beantwoorden aan de geldende regelgeving. Er zijn echter nog enkele opslagvoorzieningen die niet conform de regelgeving zijn. Op deze plaatsen is er contaminatie mogelijk van het regenwater. Voor de opslagplaatsen die er niet aan de regelgeving beantwoorden werd er een actieplan m.b.t. het in orde brengen van inkuipingen, overvulbeveiliging, tankpiste, vloeistofdichtheid tank opgesteld. Dit actieplan zal in bet MER besproken worden. De zones van de losplaatsen voor mazout en stookolie, van de parking van de vrachtwagens en van de tankplaats zijn niet voorzien van een KWS-afscheider. Een aanzet tot saneringsplan werd reeds uitgetekend. Het gaat hier voornamelijk om bronsaneringen om te vermijden dat er nog belangrijke vervuiling van het regenwater optreedt. Het saneren kan gebeuren door het treffen van voorzieningen zoals inkuipingen, overvulbeveiligingen, inkapseling, … . Er kan dan ook gesteld worden dat de risico’s op het onstaan van grond- en grondwaterverontreiniging t.g.v. de exploitatie van zogenaamde risico-activiteiten afdoende onderzocht zijn en na de het actieplan/saneringsplan en geen verder onderzoek vereisen. Het studiegebied beslaat het hele terrein waarop de inrichting is gevestigd. De grond- en grondwaterkwaliteit binnen het studiegebied zal op een kwalitatieve manier besproken worden aan de hand van de op dit moment beschikbare gegevens. 7.6.2. Fauna en flora In de discipline fauna en flora zal de biologische waarde van de gebieden nabij Unilin Panels ORB weergegeven worden aan de hand van de biologische waarderingskaart. De beschermde natuurgebieden in de wijdere omgeving van Unilin Panels ORB zijn opgelijst in paragraaf 2.1.3.3. Op deze gebieden zal teruggekomen worden indien de effecten van de voorgaande disciplines tot aan de ze natuurgebieden reiken. 7 . 6 . 3 . L a n d s c h a p , b o uw k u nd i g e r f g o e d e n a r c h eo l o g i e In paragraaf 2.1.3.6 zijn de beschermde monumenten en dorpszichten opgelijst. Het project heeft hierop geen enkel effect en dit wordt bijgevolg niet verder besproken. In dit gedeelte van het MER zal enkel de inpasbaarheid van het bedrijf naar de omgeving toe besproken worden. Uitgave: 16/07/2014 KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Revisie: KGD_EV p.71 8. I n t er d i sc i p l i n ai r e ge g e v e n s o v e r d r a c h t Discipline Gegevens Gegevensoverdracht naar Lucht deeldomein luchtverontreiniging Berekende immissiebijdragen Fauna en flora, mens Berekende depositiebijdragen Fauna en flora Lucht deeldomein geur Berekende geurimmissie Mens Geluid en trillingen Berekende geluidsimmissie Fauna en Flora, Mens Oppervlaktewater Berekening waterkwaliteit en waterkwantiteit Hulstebeek en Mandel Fauna en Flora KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.72 9. L e e m t e n i n d e k en n i s Bij het opstellen van de kennisgeving werden nog geen leemten in de kennis vastgesteld. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.73 10. Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling Gelet op het feit dat de site op ca. 20 km van de Waalse grens gelegen is en dat op basis van de aard van de activiteiten en de betrokken stoffen, grensoverschrijdende effecten op mens en milieu niet te verwachten zijn, is het niet noodzakelijk informatie daaromtrent over te maken aan de bevoegde autoriteiten vermeld in art. 4.5.2, §4 van het DAMB. KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.74 1 1 . V o o r s t el I n h o u d st af e l M E R Een voorstel tot inhoudstafel van het MER is hieronder opgenomen . I I.1 I.2 I.3 I.4 II III III.1 III.2 III.3 IV IV.1 IV.2 V VI VI.1 VI.2 VI.4 VII VIII VIII.1 VIII.2 VIII.3 VIII.4 VIII.5 Algemeen Unilin Panels ORB Het voorgenomen project Toetsing MER-plicht van het project Verdere besluitvormingsproces Juridische en beleidsmatige situering van het project Ruimtelijke situering van de inrichting Algemene situering Toegangswegen Nabije omgeving: Gebieden met woonfunctie Bedrijven Natura 2000 en natuurgebieden Monumenten en landschappen Beschrijving van Unilin Panels ORB Beschrijving van de processtappen Milieuaspecten en projectgeïntegreerde milieumaatregelen: Risico-activiteiten m.b.t. bodem en grondwater Watergebruik en emissies via water Luchtemissies Geluidsemissies Energie Transport Afvalstoffen Beschrijving geplande situatie Alternatieven Nulalternatief Locatiealternatief Uitvoeringsalternatieven en BBT Ingreep-effectrelaties Effectvoorspelling en -beoordeling Discipline oppervlaktewater: Afbakening en beschrijving studiegebied Bespreking referentiesituatie Effectvoorspelling en -begroting Milderende maatregelen Discipline lucht (excl.geur): Afbakening en beschrijving studiegebied Bespreking referentiesituatie Effectvoorspelling en -begroting Milderende maatregelen Discipline geur: Afbakening en beschrijving studiegebied Bespreking referentiesituatie Effectvoorspelling en -begroting Milderende maatregelen Discipline geluid: Afbakening en beschrijving studiegebied Bespreking referentiesituatie Effectvoorspelling en -begroting Milderende maatregelen Discipline mens: Afbakening en beschrijving studiegebied KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV p.75 Bespreking referentiesituatie Effectvoorspelling en -begroting Milderende maatregelen VIII.8 Overige disciplines IX Watertoets X Leemten in de kennis XI Postevaluatie XII Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling XIII Integratie en eindsynthese XIV Niet-technische samenvatting KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING FIGUREN FIGUREN Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV Legende bedrijfsterrein scholen Orientatie schaal 0,0 0,3 0,6 0,9 Kilometers Project ESM13110160 MER Unilinn Panels, site Oostrozebeke Figuur Fig.II.1: Gewestplan sertius Environmental & Safety Services Art. 3 Art. 2 HRB Art. 1 Art. 4 Achtergrond: gescande kadastrale plans - Toestand 01.01.98 of 01.01.99 - Bron: KADSCAN (OC-GIS Vlaanderen-AKRED) GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF SPANO TE OOSTROZEBEKE Schaal - 1/5.000 100 0 Figuur II.2: RUP 'Historisch gegroeid bedrijf Spano te Oostrozebeke 100 Meters Plancode - 212_14_1 definitieve vaststelling Ministerie van de Vlaamse gemeenschap Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen Afdeling Ruimtelijke Planning Legende bedrijfsterrein Orientatie schaal 0,0 0,4 0,8 1,2 1,6 Kilometers Project ESM13110160 MER Unilin Panels, site Oostrozebeke Figuur Fig.II.3: Topografische kaart sertius Environmental & Safety Services Geopunt-kaart Page 1 of 2 Geopunt-viewer (15/07/2014) Unilin Panels ORB 0.3KM Schaal: 1 : 18 056 Bronnen: Geopunt-viewer (15/07/2014), Figuur II.4: Stratenplan http://maps.geopunt.be/resources/apps/Geopunt-kaart_app/index.html?lang=nl&parent_origin=http%3A%2F%2Fwww.geopunt.be 15/07/2014 Legende bedrijfsterrein Ven Orientatie schaal 0,0 0,4 0,8 1,2 1,6 Kilometers Project ESM13110160 MER Unilin Panels, site Oostrozebeke Figuur Fig.II.5: VEN-gebieden sertius Environmental & Safety Services Legende Effectief overstromingsgev. Mogelijk overstromingsgev. bedrijfsterrein Orientatie schaal 0,0 0,4 0,8 1,2 1,6 Kilometers Project ESM13110160 MER Unilin Panels, site Oostrozebeke Figuur Fig.II.6 overstromingsgebieden sertius Environmental & Safety Services 28 24 23 27 29 25 26 Hydroair ex. Meda 18 37 19 4 31 34 40 42 38 41 15 35 2 36 7 10 32 12 11 20 33 44 43 45 9 21 39 46 Figuur III.1: Plattegrond Unilin Panels ORB QU A A L I T Y D S S U R E grond/gebouwen geluidsmeting ACOUSTICAL Item nr. 2 4 7 9 10 11 12 15 18 19 20 21 23 24 25 26 27 28 29 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 Omschrijving brandstofproductie opslag onderdelen werkplaats losplaats L3 verspaanderij L3 drogerij L3 ziften L3 stofcentrale recyclage 4 drogerij L4 ziften en belijmerij L4 productielijn L4 verspaanderij L5 losplaats L5 losplaats recyclage 1 - L5 opschooninstallatie recyclage 1 drogerij en stookplaats L5 belijmerij L5 productielijn L5 lijmvoorbereiding brandweerarsenaal stapel opslagplaats 1 stapel opslagplaats 2 stapel opslagplaats 3 stapel opslagplaats 4 stapel opslagplaats 5/6 lakstraat stapel opslagplaats 7 stapel opslagplaats lakstraat stapel opslagplaats 8 recyclagepark burelen burelen parkeerplaats opslag Spanotech Figuur III.4 Schematisch overzicht hoofd- en energiecentrales bij Unilin Panels ORB 8/07/2014 waterflow2010.vsd-R.H. Figuur III.4: Schema waterhuishouding WATERFLOW SPANO NV VOEDING KANAALWATER VANAF KANAAL ROESELARE-LEIE OPSLAGBEKKEN 1000M³ 7 bar VOEDING DRINKWATER VANAF OPENBAAR NET LEEGSTRAAT VOEDING OPENBAAR NET VANAF INGELMUNSTERSTEENWEG VOEDING HEMELWATER VANAF OPSLAGBEKKEN 1000m³ 3 bar 3 bar MESINSTELLING KLASSIEK,... SANITAIR PREFABBURELEN SANITAIR KLASSIEK SANITAIR BURELEN SANITAIR PRODUKTIE noodgeval master master noodgeval slave noodgeval ONDERGRONDSE HYDRANTEN SPANO XL-BEREIDING VOORRAADTANK ex.L1 + hydrofoorgroep 8 bar VOORRAADTANK L3 + hydrofoorgroep Verspaanderij L1/L2 drogerinstallaties. reinigen blussen algemeen(silo's) automatisch blussen droger automatisch blussen filters sproeiers spanenkoek L2 bereiding lijm L2 koeling pers L2 master 8 bar Verspaanderij L3 Vyncke drogerinstallaties. reinigen blussen algemeen(silo's) automatisch blussen droger automatisch blussen filters sproeiers spanenkoek bereiding lijm koeling pers SPRINKLERINST. exL1/L2/L3/L4/ laadhallen master noodgeval master master noodgeval master noodgeval VOORRAADTANK L4 + hydrofoorgroep GISIGER hydrofoorgroep DROGER L4 hydrofoorgroep VOORRAADTANK L5 + hydrofoorgroep A&S 8 bar drogerinst. reinigen blussen algemeen(silo's) automatisch blussen filters bereidinglijm koeling pers 8 bar vonkendetectie Gisiger/voorbreker/cycloon/filter/transp. 8 bar 8 bar drogerinst. reinigen blussen algemeen(silo's,filters) automatisch blussen drogercicuit Opschoningsinst.R1/R2 vonkendetectie drogerinstallaties. reinigen blussen algemeen(silo's) automatisch blussen droger automatisch blussen filters sproeiers spanenkoek/koeling pers bereiding lijmkoeling pers Opschoningsinst.R1/R2 SPRINKLERINSTALLATIE L5 Laadhallen,recyc1 en 2 6.14 6.16 6.11 3.2c 3.2b 6.12 2.3 2.2 13.5 3.2a 6.13 6.15 6.17 7.3 14.3 1.2 1.1 6.23 4.2 6.18 6.22 1.4 10.2 1.3 Hydroair ex. Meda 1.5 11.3 6.20 5.5 12.3 6.19 8.1 3.3a 10.3 6.2 HOOFDKABINE 14.5 14.4 13.1 5.3 6.1 5.1 13.2 2.4 6.5 5.2 9.1 3.3b 7.1 14.1 8.2 12.1 7.2 14.2 6.3 6.7 6.4 6.6 2.1 3.1c 3.1a 6.8 10.1 5.4 4.1 13.4 11.1 6.9 6.10 3.1b 11.2 12.2 13.3 Figuur III.7 Grondplan met aanduiding van de emissiepunten U Q A L I NV SPANO T Y SPANOGROUP Ingelmunstersteenweg,229 B-8780 Oostrozebeke A S D S U R + geluidskaart Tel.(056)667021 E Fax (056)668225 09/04 aanvulling gasleiding+hoogspanning R2 10/09/03 aanvulling filters L4 25/01/02 aanvulling TGROEF 15/01/02 aanvulling voorbreker... 15/01/02 gebouwen /machines geleide emissiepunten Figuur VII.1.1 Ligging van de waterlopen en meetpunten die beschouwd worden in deel water KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING BIJLAGEN BIJLAGEN Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV Bijlage 1: Opsplitsing nieuwe en bestaande installaties Item nr. 2 4 7 9 10 11 12 15 18 19 20 21 23 24 25 26 27 28 29 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 Omschrijving brandstofproductie opslag onderdelen werkplaats losplaats L3 verspaanderij L3 drogerij L3 ziften L3 stofcentrale recyclage 4 drogerij L4 ziften en belijmerij L4 productielijn L4 verspaanderij L5 losplaats L5 losplaats recyclage 1 - L5 opschooninstallatie recyclage 1 drogerij en stookplaats L5 belijmerij L5 productielijn L5 lijmvoorbereiding brandweerarsenaal stapel opslagplaats 1 stapel opslagplaats 2 stapel opslagplaats 3 stapel opslagplaats 4 stapel opslagplaats 5/6 lakstraat stapel opslagplaats 7 stapel opslagplaats lakstraat stapel opslagplaats 8 recyclagepark burelen burelen parkeerplaats opslag Spanotech vergund VOOR '93 (bestaand) x x x x x x x x vergund NA '93 (nieuw) x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x 28 24 23 27 29 25 26 Hydroair ex. Meda 18 37 19 4 31 34 40 42 38 41 15 35 2 36 7 10 32 12 11 20 33 44 43 45 9 21 39 46 QU A A L I T Y D S S U R E grond/gebouwen geluidsmeting ACOUSTICAL Bijlage 2: Overzicht geleide emissiepunten Omschrijving Nr Zone 1. Bypass Filter Bypass filter afzuiging HM 1.1 Recyclage 5 Bypass filter afzuiging Maiers 1.2 Recyclage 5, Hakker Bypass Keller filter + PVC afzuiging 1.3 Recyclage 5 Bypass Keller filter afzuiging Zesor, Sunds, … 1.4 Losput Bypass filter afzuiging Gisiger 1.5 Gisiger 2. Cycloon met emissie naar buiten 2.1 L2 Afzuiging cyclonen verspaanderij 3 Cyclonen oude maiers 2.3 Oude verspaanderij L5 3. Droger 3.1a L3 Droger L3 3.1b L3 Droger L3 3.1c L3 Droger L3 3.2a L5 Droger L5 Droger L5 3.2b L5 3.2c L5 Droger L5 Droger L4 3.3a Recyclage L4 4. Filter met emissie naar binnen Filter strooier (intern) 4.1 L4 Filter cyclonen Maiers en HM 4.2 Recyclage 5 5. Filter met emissie naar binnen, maar met noodklep naar buiten Schuurstraat 6 5.1 Schuurstraat 6 5.3 L2 Filter TG2 Schepens Filter - Algemene afzuiging belijmerij L4 5.4 L4 5.5 Recyclage 4 Filter 1 5.6 Recyclage 4 Filter 4 6. Filter met emissie naar buiten 6.2 L1 “JET” filter in de Leegstraat GrofgoedMaierfilter 6.7 L4 Konodi 6.8 L4 Zagen 6.9 L4 6.10 6.10a 6.11 Selco (nu schuurmachine L4) Filter afzuiging strooier (omgeving) Filter breedteverstelling en trogvijs mwgLucht L4 L4 L5 Info Emissie Klep Buiten occasioneel Elektrisch Buiten occasioneel Elektrisch Buiten occasioneel Elektrisch Dicht Geen Buiten Elektrisch Binnen Buiten Noodschouw Overdrukklep Noodschouw b overdrukklep Schouw bij uitval WESP was vroeger afzuiging schuurmachine Buiten Buiten Buiten Buiten Buiten Buiten Buiten Binnen Binnen Binnen / buiten Binnen / buiten Mechanisch Mechanisch Schepensfilter - 3 uitlaten Binnen / buiten Binnen / buiten Binnen / buiten Mechanisch Elektrisch Elektrisch Nieuwe ventilator + demper Grofgoedmaier Buiten Buiten Buiten Buiten Dwars+ langszagen pers L4 verplaatst voor afzuiging schuurmachine L4 Buiten Nieuw Buiten Buiten 07/08/07 Lijst Geleide Emissiepunten v.3 Nr 6.12 6.13 6.14 6.15 6.16 6.17 6.18 6.19 6.20 6.21 6.22 Omschrijving Filter algemene afzuiging strooier Filter Holzma Filter schuurstof Filter GG Filter algemene afzuiging Filter SVP's Filter TG5 Filter 2 Filter 3 Instalmec filter Kellerfilter Filter algemene afzuiging kuisstraat L5 6.23 7. Konus Konus L4 7.2 Konus L5 7.3 8. Stroomgenerator Stroomgenerator 8.1 9. Vycnke 10. WESP-filter 10.1 WESP L2 WESP L5 10.2 WESP L4 10.3 11. Zone Pers 11.2 Pers L4 Pers L5 11.3 12. Wender Wender L4 12.2 Wender L5 12.3 13. Verwarming gebouwen XL-gebouw 13.1 Verwarming labo 13.2 Verwarming verkoop 13.3 Verwarming garage 13.4 14. Afgassing gebouw konus Konusgebouw L4 14.2 Konusgebouw L5 14.3 Afgassing XL-gebouw 14.4 Afgassing XL-gebouw 14.5 mwgLucht Zone L5 L5 L5 L5 L5 L5 L5 Recyclage 4 Gisigerschijvenbed Recyclage 4 Losput Info Emissie Binnen Buiten Binnen Buiten Buiten Buiten Buiten Buiten Buiten Buiten Buiten Recyclage 5 Buiten L4 L5 Buiten Buiten Recyclage 4, Gisiger, Losput Buiten L2 L5 Recyclage 4 Buiten Buiten Buiten L4 L5 Buiten Buiten L4 L5 Buiten Buiten XL gebouw Labo Burelen verkoop Garage Buiten Buiten Buiten Buiten L3 L5 XL gebouw XL gebouw Buiten Buiten Buiten Buiten 07/08/07 Klep Lijst Geleide Emissiepunten v.3 Bijlage 3: Debietsmodellering Mandel en Hulstebeek Aanvraag pre-watertoetsadvies, analyse bestaande toestand, scenarioanalyses intern of extern Deze aanvraag via de automatische knop indienen of mailen naar [email protected] Afdeling Operationeel Waterbeheer, Dienst Hoogwaterbeheer, Koning Albert II-laan 20 bus 16, 1000 BXL Waartoe dient het formulier? Om vragen beantwoord te krijgen voor pre-watertoetsadvies, analyse modelleringen bestaande toestand, nieuwe scenarioanalyses intern of extern uitgevoerd met het modelinstrumentarium van de onbevaarbare waterlopen. LUIK I: in te vullen door de aanvrager - gegevens i.v.m. de aanvraag Naam aanvrager Rilke Raes Datum aanvraag 22/04/2014 Instantie / afdeling Sertius Telefoonnummer 09 321 77 92 Deze aanvraag betreft: analyse bestaande toestand E-mailadres [email protected] Betrokken Bekken Leiebekken Betrokken waterlo(o)p(en) Mandel Geef een korte omschrijving van de omkadering van deze aanvraag, de problematiek en de gevraagde gegevens. Hopelijk kunnen jullie mij nog eens helpen aan de juiste gegevens te geraken… Ditmaal ben ik op zoek naar debietsgegevens van de Hulstebeek, meer bepaald net voor de monding in de Ooigembeek. Ik heb dit nodig voor een impactberekening van de lozing van een bedrijf (Spano) op deze beek, in het kader van hun milieueffectenrapport. Ik doe deze berekening graag zo accuraat mogelijk, vandaar mijn vraag. Daar zij ook een lozingspunt op de riolering hebben, die op zijn beurt uitmondt in de Mandel (denk ik), zouden jullie gegevens hebben van de locatie waar deze riolering uitmondt in de Mandel en wat het debiet daar is? Er zijn ook plannen om deze riolering op termijn aan te sluiten op een RWZI – betekent dit dan dat er een gescheiden riolering komt? En op welke RWZI zou de aansluiting gebeuren (Oostrozebeke of Ingelmunster)? Hebben jullie hiervan gegevens ter beschikking? Dat zou me al heel wat verder helpen (anders moet ik een vage impacttoets uitvoeren die veel minder betekenisvol is i.k.v. normering etc.). Qua debietsgegevens zoek ik steeds gemiddelde en 10- en 90-percentielwaarden. Bij eventuele vragen, geef gerust een seintje! Alvast heel erg bedankt, Met vriendelijke groeten, Rilke Bijlage(n)? Voor deze automatische verzending dient Microsoft Outlook in dezelfde omgeving als Infopath geïnstalleerd te zijn. Zoniet gelieve het formulier te mailen naar [email protected]. LUIK II: in te vullen door hydroloog van buitendienst - Antwoord Buitendienst: Brugge Hydroloog: Annemie Vermeulen Gebruikt model datum aanvraag behandeld 25/04/2014 modelgroup >VMM-AOW Databank>Bestaande toestand>modellen_2009-2015 _ voorbereiding ORBP>Leiebekken>Mandel> netwerk N_MDL_ATst_v7.6 event E_MDL_ATst_v7.6 logical control run Antwoord Beste Rilke Ik ben te rade gegaan bij mijn collega’s van Afdeling Ecologisch Toezicht. Idealiter maak je eens een afspraak met hen om het hele dossier te bespreken (Linus Laisnez, [email protected]). Ik kan je intussen al het volgende meegeven: Huidige lozingspunten: Vooraan bedrijf (x 74711, y 178804) Achteraan in begin van de beek (x 75113, y 178494) Het lozingspunt van de riolering op de Mandel bevindt zich ter hoogte van x 74107, y 178940. Rioleringsplannen zijn nog niet concreet omdat er gewacht wordt op meer details over de te lozen debieten vanuit Spano. Wat nu naar de Hulstebeek wordt geloosd, blijft zo. Het ander lozingspunt vooraan het bedrijf wordt aangepast. Hier komt een gescheiden stelsel (vermoedelijk zullen hier buffereisen worden gesteld). Het afvalwater van dit punt zal dan naar de RWZI van Ingelmunster gaan; het regenwater naar de Mandel. Ik kan al volgende debieten meegeven. Let er wel op dat de debieten ter hoogte van de Hulstebeek slechts een ruwe benadering geven, aangezien ik hier een hydrologisch model heb herschaald (dat dus niet gecalibreerd is). Frequentie p10 p50 p90 gemiddelde Hulstebeek 0,01 m³/s 0,02 m³/s 0,10 m³/s 0,05 m³/s Mandel 0,86 m³/s 1,42 m³/s 4,74 m³/s 2,48 m³/s Groeten Annemie Bijlage(n)? Bijkomende bepalingen a. De gegevens zijn eigendom van de VMM. Elke inbreuk op deze wet kan burgerrechtelijke of strafrechtelijke rechtsvorderingen met zich meebrengen. b. De gegevens mogen door de gebruiker enkel gebruikt worden in het kader van voorliggende aanvraag. c. De gebruiker mag de gegevens slechts gebruiken voor de toegelaten doeleinden. Deze gegevens mogen niet worden verspreid of ter beschikking gesteld van derden, niet in de originele vorm, noch in afgeleide vorm zoals bvb. pdf- of andere formaten. d. Kopies van deze gegevens mogen door de gebruiker niet worden gemaakt. e. Alleen de VMM is bevoegd om afschriften van de gegevens te leveren. f. De gebruiker heeft niet het recht de gegevens te commercialiseren. g. Het is niet toegelaten de gegevens te publiceren. h. De gegevens kunnen onjuistheden bevatten. Behoudens eigen bedrog of opzettelijke zware fout, kan de VMM niet aansprakelijk gesteld worden voor de eventuele schade dewelke de gebruiker of derden zouden lijden ten gevolge van of naar aanleiding van het gebruik van deze gegevens. De gebruiker hanteert de gegevens op eigen risico, oordeelkundig en kritisch. De gebruiker zal geen polemiek over deze tekortkomingen voeren, noch naar de opdrachtgever, noch naar derden. i. Deze gegevens mogen niet worden gelinkt met persoonlijke of fiscale gegevens uit andere databanken, zodat mogelijks afbreuk zou kunnen worden gedaan aan het recht op privacy van de eigenaars of aan de geheimhouding opgelegd door de belastingwetten. j. De gebruiker zal in al zijn rapporten, verslagen en kaartmateriaal waarin melding wordt gemaakt van de gegevens refereren naar de VMM. k. De gebruiker is verantwoordelijk voor elk onrechtmatig gebruik of verspreiding van deze gegevens en de eventuele schade die hieruit zou voortvloeien voor de VMM KENNISGEVING PROJECT-MER HERVERGUNNING Uitgave: 16/07/2014 Revisie: KGD_EV REFERENTIES Referenties i LNE, 2006, Visiedocument “De weg naar een duurzaam geurbeleid”,versie V5.2 ii LNE, 2006,2008; Visiedocument “De weg naar een duurzaam geurbeleid”, versie V5.26.7 (versie voor maatschappelijk overleg) iii Universiteit Gent, PRG, PRA Odournet, 2002; Voorstellen van een geschikte methode om nuleffectniveaus van geurhinder te vertalen naar normen en toepassingen op 5 pilootsectoren; Deel III Formulering voorstel voor de 5 pilootsectoren iv TNO en Witteveen en Bos, 2002; Evaluatie, optimalisatie en validatie van methoden voor de bepaling van geurhinder en geurhinderpotentieel (studie uitgevoerd in opdracht van VROM) v Environment Agency, Environment and Heritage Service en Sepa (Scottish Environment Protection Agency), 2002; “Technical Guidance Note IPPC H4 Draft Horizontal Guidance for Odour Part 1 Regulation and Permitting” Milieueffectrapportage Discipline ‘Mens-gezondheid’-praktisch, Vlaamse gemeenschap, 2002 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Wielsbeke, gecoördineerde versie herziening voor voorlopige vaststelling, april 2011. Startnota module 14 van mobiliteitsplan Wieslbeke, Breestraat en Ridder de Ghellinckstraat www.mmk.be Guidelines for Community Noise, WHO,1999 WHO, air quality quideline – second edition NIGHT NOISE GUIDELINES FOR EUROPE, WHO, 2009
© Copyright 2024 ExpyDoc