Situatieafhankelijke hoofdeigenschappen van een gekozen wielontwerp in functie van zijn gebruikstoestand Joachim Derijck Promotoren: prof. Marc Wouters, dhr. Bert Maes Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de industriële wetenschappen: elektromechanica Vakgroep Industriële Technologie en Constructie Voorzitter: prof. Marc Vanhaelst Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2013-2014 2013 – 2014 EM 870 Situatieafhankelijke hoofdeigenschappen van een gekozen wielontwerp in functie van zijn gebruikstoestand Joachim Derijck Promotoren: prof. Marc Wouters, dhr. Bert Maes Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de industriële wetenschappen: elektromechanica Vakgroep Industriële Technologie en Constructie Voorzitter: prof. Marc Vanhaelst Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2013-2014 2013 – 2014 EM 870 ‘De auteur(s) geeft (geven) de toelating deze scriptie voor raadpleging beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichte bronvermelding bij het gebruiken of aanhalen van teksten of resultaten uit deze scriptie.’ 2 Woord vooraf Allereerst wil ik beide promotoren bedanken voor hun begeleiding bij dit eindwerk. Dhr. Marc Wouters voor de nodige steun, geduld en het gunnen van een tweede kans. Hetzelfde geldt voor dhr. Bert Maes, die altijd klaarstond om mij te helpen en mij een duidelijk beeld heeft gegeven van wat van mij verwacht werd. Daarnaast gaat ook een woord van dank uit naar mevr. Brouns. Zij heeft mij de nodige tips gegeven naar de opstart van het rekenprogramma toe en stond ook altijd open voor hulp. Ook de familie verdient mijn oprechte dank. Dit voor de steun de afgelopen jaren en het geduld dat nodig was om deze vijf jaren succesvol te vervolmaken. Tenslotte ook nog mijn vrienden, voor de nodige afwisseling tijdens het jaar en het nalezen van deze masterproef. Gent, Juni 2014 Joachim Derijck 3 Abstract In deze masterproef draait alles rond wielen. Er is onderzocht in welke mate de theorieën volgens Kunz, Lütkebohle en Liu overeenstemmen met de werkelijkheid. Dit is gebeurd aan de hand van een zelfontwikkeld rekenblad in Excel. Na een algemene invoer van de wielparameters en zijn omgevingstoestand, worden voor elk van de drie theorieën enkele algemene en specifieke uitgangsparameters berekend. Het bedrijf biedt de mogelijkheid om enkele van deze parameters zelf te onderzoeken, zoals de indrukking en de temperatuur. Het vergelijken van de berekende en de gemeten waarden is een tweede besproken aspect in de thesis. Elk van de drie theorieën zal sterke en zwakke punten hebben. Deze moeten we proberen te achterhalen. Zo blijkt voor de geteste parameters en wieltypes Liu het best te scoren. Een logisch gevolg van het feit dat hij het meeste aandacht geschonken heeft aan alle invloedsfactoren. Een interessant besluit uit het onderzoek is het vinden van een optimale waarde voor de E-modulus en het Poisson-getal. Hiervoor voorspelt Liu zeer nauwkeurig de indrukking voor de geteste VK90-wielen. Of dit voor elk van deze types wielen zo zal zijn, heeft uitgebreider onderzoek nodig. Tot slot moet gezegd dat de temperatuur de belangrijkste invloedsfactor is. Hij zal continu zorgen voor wijzigende materiaalparameters en zal bij fouten vaak aan de basis liggen. De continu wijziging maakt een correcte voorspelling moeilijk. Door de materiaalparameters manueel aan te passen, zullen betere resultaten worden bekomen. In this thesis, everything revolves around wheels. The main question here is to which extent the different theories of Kunz, Lütkebohle and Liu correspond to the reality. For this research a self-made Excel spreadsheet was used. After entering the input parameters, several general and specific output parameters will be calculated. The research in the internship allows us to measure some of these parameters, like indentation and temperature. In the second part of this thesis, a comparison between the measured values and the calculated values will be discussed. Every theory will have advantages and disadvantages. We will try to discover these. The results of this investigation show us that Liu made the best predictions for the tested parameters. This is a logical outcome of the fact that he gave the most attention to all influences. An interesting conclusion is finding an optimal value for the modulus of elasticity and Poissonfactor. Liu can predict the indentation by the tested wheels very precisely with this parameters. There will be needed more tests to be sure that this applies to all VK90wheels Finally, there is the temperature as main influence. It will take care of continuously varying parameters. Besides, it is the main cause of problems with wheels. Continuously varying parameters make an accurate prediction impossible. After changing some material parameters, this will be facilitated. 4 Inhoudsopgave Woord vooraf…………………………………………………………………………….. 3 Abstract……………………………………………………………………………………… 4 Inhoudsopgave…………………………………………………………………………. 5 Inleiding……………………………………………………………………………………. 7 Hoofdstuk 1 – Literatuurstudie…………………………………………….. 10 1 De opbouw en eigenschappen van een wiel……………………………… 10 2 Het visco-elastisch gedrag van een kunststof…………………………… 13 3 De drie verschillende theorieën……………………………………………… 19 3.1 Wieltheorie volgens Kunz……………………………………………… 19 3.2 Wieltheorie volgens Lütkebohle……………………………………… 26 3.3 Wieltheorie volgens Liu…………………………………………………37 3.4 Toepassingsgebied per onderzoeker………………………………… 45 Hoofdstuk 2 – Onderzoek……………………………………………………….. 47 1 De TesTWinner® 922 – testbank…………………………………………….. 47 1.1 Bespreking van de testbank en bijhorende software…………… 47 1.2 Bespreking van de onderzochte wielen………………………........ 51 1.3 De uitgevoerde metingen……………………………………………… 52 1.4 Berekeningen volgens het rekenblad………………………………. 54 2 Testbank voor rollercoasterwielen…………………………………………. 67 2.1 Bespreking van de testbank…………………………………………. 67 2.2 Mogelijke optredende defecten bij de Vulkollan® - wielen……. 69 2.3 Bespreking van de metingen en berekeningen………………….. 72 3 Besluit van het onderzoek…………………………………………………….. 81 Hoofdstuk 3 – Handleiding……………………………………………………. 83 1 De invoer…………………………………………………………………………… 83 2 De uitvoer………………………………………………………………………….. 86 Algemeen besluit……………………………………………………………………… 90 Lijst met figuren en tabellen…………………………………………………. 92 Geraadpleegde literatuur……………………………………………………….. 95 5 Bijlage I: Gemiddeldes van de metingen per wieltype tot een maximale last van 4000N bij een kamertemperatuur van 40°C Bijlage II: Gemiddeldes van de metingen per wieltype tot een maximale last van 4000N bij een kamertemperatuur van 60°C Bijlage III: Gemiddeldes van de metingen per wieltype tot een maximale last van 4000N bij een kamertemperatuur van 80°C Bijlage IV: Gemiddeldes van de metingen per kamertemperatuur voor wieltype 2 tot een maximale last van 4000N Bijlage V: Gemiddeldes van de metingen per kamertemperatuur voor wieltype 3 tot een maximale last van 4000N Bijlage VI: Metingen voor wieltype 1 in functie van de kamertemperatuur + de berekeningen volgens het rekenblad met vaste materiaalwaarden voor VK90: E = 50N/mm² en ν = 0,45 Bijlage VII: Metingen voor wieltype 2 in functie van de kamertemperatuur + de berekeningen volgens het rekenblad met vaste materiaalwaarden voor VK90: E = 50N/mm² en ν = 0,45 Bijlage VIII: Hoofdblad voor Lütkebohle in Visual Basic Bijlage IX: Technische fiche voor Vulkollan® 80° Shore A Bijlage X: Technische fiche voor Vulkollan® 90° Shore A Bijlage XI: Technische fiche voor Vulkollan® 95° Shore A 6 Inleiding Het wordt vaak onderschat in hoeveel toepassingen wieltjes verwerkt zitten. Van transportkarren in de voedingsindustrie tot pretparkwielen in een achtbaan. Ze zullen altijd een geleidende en ondersteunende functie hebben. Materiaal en voorwerpen van de huidige plaats naar een gewenst punt transporteren. Hierbij speelt de omgeving en het ontwerp van de toepassing een belangrijke rol. Zij zullen doorslaggevend zijn naar de keuze van het wiel toe. Ondanks dat het wiel al 5000 jaar bestaat, zijn de basisfuncties dezelfde gebleven. Natuurlijk staat de evolutie niet stil en is vooral de laatste eeuw een sterke evolutie zichtbaar. Dit komt vooral door de opgang van polymeren. Deze blijken een erg geschikt mantelmateriaal te zijn. Hun grote aanbod en de mogelijkheid tot het ontwerpen van blends en composieten maken het ideale mantelmateriaal vinden niet eenvoudig. Testen is dus de boodschap. Afgelopen decennia hebben verschillende onderzoekers zich hiermee bezig gehouden. Dit leidt vandaag tot een voorraad aan informatie en bevindingen. Voornamelijk onder de vorm van Duitstalige literatuur. Uit dit arsenaal aan informatie is mij de opdracht gegeven door de firma Vulkoprin om een rekenblad te ontwerpen. Het bedrijf Vulkoprin bestaat bijna 50 jaar en heeft zich op het vlak van wielen opgeworpen als een sterke en betrouwbare speler op de markt. Hun aanbod aan wieltjes is enorm en beschikbaar te bekijken via hun digitale catalogus. Al sinds de opstart van het bedrijf is qua materiaal gekozen voor het meest performante polyurethaan op de markt: Vulkollan®. Dit is een sterke zet gebleken, aangezien het nog steeds de beste keuze blijkt voor veeleisende toepassingen. Het biedt naast een grote verlenging en treksterkte, ook een grote stijfheid. Daarnaast is de scheurweerstand enorm hoog. Zolang het materiaal wordt gebruikt bij temperaturen onder de 120°C zal geen blijvende beschadiging in de chemische structuur optreden. Wel zal vanaf 80°C de weerstand tegen slijtage serieus afnemen. Qua types zijn er verschillende mogelijkheden. De indeling gebeurt naarmate de hardheid. De meest gebruikte zijn Vulkollan® 80° Shore A, Vulkollan® 90° Shore A en Vulkollan® 95° Shore A. In het rekenblad worden deze drie types gebruikt. Al bestaat de mogelijkheid om materialen toe te voegen. Het aanbod aan wielen bij de firma Vulkoprin is enorm. In alle mogelijke maten en vormen zijn ze beschikbaar. Het doornemen van één van hun catalogussen zal dit beamen. Voor elk wiel is naast de geometrische aspecten, de belangrijkste eigenschap getest en dus gekend. Dit is het maximale gewicht dat het wiel kan dragen. Naargelang de toepassing wordt een keuze gemaakt. Vulkoprin speelt hierbij de rol als adviseur. De klant zo goed mogelijk bijstaan en afhankelijk van de vraag een aantal voorstellen kunnen aanbieden en toelichten. Hiervoor volstaat het niet altijd 7 om enkel het maximale draagvermogen te kennen. Op vraag van de klant kunnen andere eigenschappen opgevraagd worden. Het probleem voor Vulkoprin is dat wanneer dit voorkomt telkens de literatuur moet worden bovengehaald. Vervolgens volgt de zoektocht naar de gewenste formules, waarna het rekenen kan beginnen. Alsof dit nog niet volstaat, zal achteraf nog een evaluatie van de resultaten nodig zijn. Om dit proces wat makkelijker en vooral duidelijker te laten verlopen, is volgende thesisopdracht ontstaan. Ontwikkel een rekenblad waarin verschillende wiskundige modellen met elkaar worden vergeleken. Ga hierbij uit van de aangeboden literatuur. Vooraleer de opbouw van het rekenblad kan starten, moet dus eerst al deze literatuur worden doorgenomen. Er zijn drie onderzoekers, die moeten verwerkt worden in het programma. Dit zijn Johannes Kunz, Heinrich Lütkebohle en Xiufei Liu. Elk van hen heeft zijn eigen boek met alle informatie over uitgevoerde onderzoeken en bereikte resultaten. Allen zijn ze volledig Duitstalig geschreven. Het doornemen van de werken geldt als startopdracht. Zonder kennis hiervan, is een verdere opbouw onmogelijk. Bij het lezen gaat de voornaamste aandacht uit naar de manier van onderzoeken. Hierbij komen volgende vragen aan bod: - Welke factoren zijn onderzocht en hoe is dit onderzoek gebeurd? Met wat voor vormen en materialen is er gewerkt? Wat heeft allemaal invloed op de meting? Waarin verschillen de drie onderzoekers? Op deze manier wordt alles doorgenomen. Hierna volgt in samenspraak met het bedrijf, wat er wordt verwacht van het rekenblad. Dit moet zo eenvoudig mogelijk te hanteren zijn. Daarnaast moeten zeker de belangrijkste uitvoerparameters worden uitgerekend, zoals er zijn de indrukking, de lengte van het contactvlak, de maximale druk en de temperatuur in het wiel. Per onderzoeker worden de formules van vorig vernoemde parameters opgezocht. Daarnaast wordt gekeken naar de voorwaarden waarvoor ze gelden. Eens hiervan alles correct op papier staat, kan het ontwerp van het rekenblad starten. De opbouw verloopt volgens een stappenplan. Dit is cruciaal om enigszins overzichtelijk te werk te gaan. Eerst komt het in te voeren gedeelte. Vervolgens wordt per onderzoeker het rekenblad opgebouwd en geëvalueerd. Indien alles is goedgekeurd wordt de uitvoer verzorgd. Tenslotte blijft de opkuis over, de beveiliging en vooral het programma zo eenvoudig mogelijk maken voor de gebruiker. 8 Het resterende onderdeel is het onderzoek. Het is de bedoeling om de verkregen resultaten in het rekenblad te vergelijken met de metingen. Wie geeft de beste voorspellingen en was dit te verwachten? Zijn de voorspelde waarden betrouwbaar te noemen? Op deze vragen moet het onderzoek duidelijkheid bieden. Hiervoor zijn testen gebeurt met verschillende wieltypes op de twee aanwezige testbanken in het bedrijf. Slechts enkele van de uitvoerparameters zijn hierop te testen. Een algemene evaluatie voor het volledige rekenblad zal dus niet mogelijk zijn. Enkel de indrukking en temperatuur kunnen worden onderzocht. De ene testbank zal voor stilstaande wielen de indrukking kunnen opnemen. De andere kan naast de indrukking ook de temperatuur opmeten van een ronddraaiend wiel. Al gauw zal duidelijk worden, welke onderzoeker de werkelijkheid het best benadert. Vervolgens dient men na te gaan waarom die theorie het nauwkeurigste is voor de geteste wieltypes. Hiervoor worden opnieuw de formules en literatuur bovengehaald om het verband trachten te achterhalen. Tegelijk gaat men na waarom de overige theorieën minder correcte voorspellingen gaven. Eén oorzaak zal hierbij altijd aan de basis liggen, namelijk de invloedsfactoren. Hoe meer men hiermee rekening houdt in zijn formules, des te nauwkeurig de voorspelling zal zijn. Het allerlaatste aspect zit hem in het zoeken naar een optimale situatie, waarvoor de berekeningen de werkelijkheid zeer sterk benaderen. Dit gebeurt door te spelen met de materiaalparameters. Dit mag aangezien deze parameters wijzigen naarmate een wiel rolt. Zijn de ideale waarden aanvaardbaar en geldig voor de drie geteste wieltypes, dan mag men voorzichtig spreken van een ideale voorspelling. Aangezien slechts enkele wieltypes getest geweest zijn, moet enige voorzichtigheid worden ingebouwd. Er zal verder onderzoek nodig zijn om na te gaan of de voorspelling geldt voor het volledig gamma aan wielen. Als alle voorgaande is voltooid, zit het belangrijkste werk van de thesis erop. Deze inleiding geeft weer hoe het geheel is opgebouwd gedurende het afgelopen jaar. Als resultaat kan Vulkoprin een overzichtelijk rekenprogramma worden aangeboden. 9 Hoofdstuk 1 – Literatuurstudie 1 De opbouw en eigenschappen van een wiel Wielen, geproduceerd door het bedrijf Vulkoprin, worden gebruikt in allerhande toepassingen. Dit onder meer in eenvoudige transportkarren, rolcontainers of transpalletwagens, maar ook in ingewikkeldere toepassingen zoals achtbanen. De kwaliteit staat hierbij voorop. De producent wordt verwacht te voldoen aan de eisen van de klant: kwalitatief een te vertrouwen product, zo goedkoop mogelijk en met aandacht voor het ontwerp. Vulkoprin biedt in zijn catalogussen een uitgebreid gamma aan wieltypes aan. Deze zijn allemaal getest bij een constante rolsnelheid op maximale last. Wat maakt een wiel geschikt voor een welbepaalde toepassing? Hoe zijn ze opgebouwd? Welke factoren beïnvloeden hun gedrag? Wat voor materialen worden er gebruikt? Al deze vragen zouden in het verdere verloop van deze masterproef duidelijk moeten worden. Wanneer wordt uitgegaan van een standaard wiel, kan deze verdeelt worden in twee stukken. Het eerste deel is de naaf, dat rond de as kan worden bevestigd. Daarrond zit de mantel of ook wel band genoemd, welke door middel van persen of gieten onder een voorspanning kan worden aangebracht. Deze kan verschillende vormen aannemen: cilindrisch, convex of concaaf. Dit is voorgesteld in volgende figuur. Figuur 1: Verschillende vormen van de wielmantel 10 Hierop zijn de parameters zichtbaar om een wiel geometrisch te beschrijven. De meeste eigenschappen zijn gemeenschappelijk, maar sommige zijn specifiek aan de vormkeuze van de mantel. We zien onder meer: - asdiameter (din) de binnenste radius van de naaf (di) de buitenste radius van de band (da) de afrondingsstraal (r, rQ, r1) de banddikte (h) wielbreedte (l) naaflengte (s) dragende lengte (la) Deze parameters beschrijven de geometrie van het wiel. Dit is een van de vier hoofdeigenschappen, die cruciaal zullen zijn in de wielkeuze. Hoe verhouden de diameters zich en wat is het gevolg wanneer de banddikte of de wielbreedte wordt gewijzigd? Allemaal zullen ze invloed hebben op hoe groot de maximale druk en temperatuur worden in de band. De invloed van de ene zal bepalender zijn als de andere. Verder in deze masterproef wordt hier verder op ingegaan. Een tweede bepalende factor is de keuze van gebruikte materialen. Voor de naaf is deze keuze vrij. De enige voorwaarde is dat de keuze valt op een zogenaamde starre stof, bijvoorbeeld staal. In geval van belasting moet dit deel van het wiel onvervormd blijven. Voor het mantelmateriaal is staal geen goede oplossing. Alleen al voor de geluidshinder en de hoge weerstand dat dit met zich mee zou brengen. Kunststoffen blijken een veel gebruikt en erg geschikt mantelmateriaal te zijn. Dit omwille van onder meer het geringer geluidsniveau, de hogere mechanische demping en de verhoogde draagsterkte. Het aanbod aan kunststoffen is erg uitgebreid. Bij Vulkoprin gebruikt men een speciaal type mantelmateriaal, Vulkollan® genaamd. Dit is een door het Duitstalige concern ‘Bayer AG’ ontwikkeld materiaal, waarbij uitgegaan is van de kunststof polyurethaan. Hieraan is het bestanddeel Desmodur 15 toegevoegd. Door het toevoegen van dit bestanddeel lukt het Vulkollan® om uitzonderlijke resultaten te behalen. Zo bieden ze naast een hoge treksterkte en hoge stijfheid ook nog is een grote verlenging. Ze kunnen tot bijna 7x hun lengte uitgerekt worden vooraleer ze scheuren (Vulkoprin). 11 De verschillende types Vulkollan® worden ingedeeld naargelang hun hardheid. Bij Vulkoprin worden voor de mantel onder meer Vulkollan® types 80° – 90° – 95° Shore A aangeboden. De optimale eigenschappen heeft Vulkollan® bij een hardheid van 90° Shore A, terwijl 95° het voordeel heeft van een uitgebreider draagvermogen en 80° gebruikt wordt waar een betere grip vereist is. De derde bepalende factor in de wielkeuze is de belasting. Wielen bezitten standaard een vervoersfunctie. Ze dienen voor het begeleiden van goederen op een eenvoudige manier. Ze vervoeren met andere woorden een last. Een belast wiel zal vanaf een bepaalde belasting ingedrukt worden. Het is de bedoeling deze indrukking beperkt te houden zodat het rollen eenvoudig verloopt. Daarom zullen zowel de geometrische parameters als het materiaal in functie van de last worden gekozen. Als laatste zal ook de temperatuur een heel belangrijke rol spelen. Vrijwel altijd zal dit de oorzaak zijn voor defecten aan het wiel. Thermische overbelasting is daarvan een voorbeeld en staat weergegeven in figuur 2. Hierbij loopt de temperatuur in het wiel hoog op en vindt er onvoldoende warmteafvoer plaats. Het mantelmateriaal zal te warm worden en beginnen te vervloeien. Oorzaken hiervan zijn een te hoge belasting en een te grote rolsnelheid. Een grote waarde bij één van beide zal niet altijd fataal zijn, maar wanneer men beide combineert is vervloeiing een feit. Daarom zal er per rolsnelheid een maximale belasting zijn, die niet mag worden overschreden. Figuur 2: Thermische overbelasting (InnoRad, 2011) 12 2 Het visco-elastisch gedrag van een kunststof Wielen bestaan uit twee hoofdcomponenten: een stalen naaf en een kunststoffen mantel. Beide materialen zijn totaal verschillend. Dit wordt zichtbaar wanneer men ze belast. Elk materiaal zal vervormen, maar de mate waarin hangt af van het zogenaamde spanning-rek diagram. Figuur 3: Spanning-rekdiagram van staal Figuur 4: Spanning-rekdiagram van kunststoffen (www.azom.com) Hieruit is te zien dat staal in een bepaald gebied (tot A), lineair elastisch is. Dit wil zeggen dat hier de wet van Hooke geldt: - (1.1) Bij kunststoffen is er duidelijk geen sprake van een lineair elastisch gebied. Elke kunststof heeft zijn eigen karakteristiek. Enige vorm van uniformiteit is er niet te zien. Men spreekt van visco-elastische materialen. Hun gedrag wordt voorgesteld door veer-demper-systemen. Hierbij staat de veer symbool voor het elastische gedrag en de demper voor het viskeuze gedrag. Als een veer wordt belast, dan zal er energie aan de veer worden toegevoegd. Bij het ontlasten zal deze energie volledig worden teruggeven. Er gaat met andere woorden niks van energie verloren aan warmte of wrijving. Dit is karakteristiek aan een veer. Figuur 5 geeft haar gedrag weer. Figuur 5: Respons van een elastisch materiaal op een excitatie met constante reksnelheid (A.K. van der Vegt, 1991) 13 Het gelden van de wet van Hooke is duidelijk te zien. De spanning van de veer zal lineair toenemen, als ze met een constante reksnelheid wordt uitgerekt. Bij ontlasten zal deze spanning lineair afnemen. Is de belasting dynamisch dan zal voor de rek gelden dat: - () ( ) (1.2) Hieruit volgt volgens de wet van Hooke: ( - ) (1.3) Hieruit is te zien dat de spanning volledig in fase ligt met de rek en dat de frequentie geen invloed heeft op de amplitudes. De totale hoeveelheid aan toegevoegde energie wordt bij ontlasting volledig terug afgegeven. Figuur 6: Respons van een elastisch materiaal op een dynamische excitatie (A.K. van der Vegt, 1991) Een demper staat symbool voor het viskeuze gedrag van een materiaal. Volgende vergelijking geeft dit weer: - ̇ (1.4) De spanning is bij viskeus gedrag recht evenredig met de reksnelheid ̇. De factor staat voor de dynamische viscositeit. Om zijn gedrag te verduidelijken wordt dezelfde trekproef als bij de veer toegepast, namelijk trekken met constante reksnelheid ̇ tot een eindrek Figuur 7: Respons van een viskeus materiaal op een excitatie met constante reksnelheid (A.K. van der Vegt, 1991) 14 Het verschil met figuur 5 is duidelijk. Dit verschil komt doordat de spanning in dit geval niet afhankelijk is van de rek, maar van de reksnelheid. Keert deze om van teken, dan zal de spanning dit ook doen. In de grafiek met de spanning uitgezet in functie van de rek is duidelijk te zien, dat belasten en ontlasten niet langs dezelfde weg gebeurt. Anders gezegd zal er evenveel energie nodig zijn om terug te keren naar de oorspronkelijke staat, als dat er is toegevoerd bij de belasting. Er is geen energieopslag maar volledige energiedissipatie. Dit is typisch aan een demper. Is de belasting dynamisch dan zal ook hier voor de rek vergelijking 1.2 gelden. Door deze af te leiden wordt de reksnelheid verkregen. De spanning wordt dan: ( - ) ( ) (1.5) Het spanningssignaal zal 90° voorijlen op het reksignaal. Daarnaast zal ook zijn amplitude frequentieafhankelijk zijn. Figuur 8: Respons van een viskeus materiaal op een dynamische excitatie (A.K. van der Vegt, 1991) Het gekleurde oppervlak staat voor de hoeveelheid gedissipeerde energie. Kunststoffen zijn visco-elastisch. Ze zijn niet volledig lineair elastisch of viskeus, maar een combinatie van beiden. Bij hen zal een deel van de energie opgeslagen worden en een deel gedissipeerd. Bij een dynamische belasting zal de spanningsrespons er als volgt uitzien: - () ( ) ( ( )) (1.6) Hierin staat voor de dynamische modulus. Deze is frequentie- en temperatuursafhankelijk. Daarnaast is er verlieshoek , welke tussen 0°(volkomen elastisch) en 90°(volkomen viskeus) ligt. Ook deze is frequentie- en temperatuursafhankelijk.1 1 Van der Vegt, A.K. (1999, vierde druk). Polymeren van keten tot kunststof. Technische Universiteit Delft 15 Het uitwerken van de vergelijking geeft ons: - met [ () ( ) ( ) ( ) ( )] [ ( ) ( )] ( ) = opslagmodulus ( ) = verliesmodulus E’ = E’’ = De opslagmodulus geeft de elastische invloed weer en de verliesmodulus de viskeuze invloed. Als deze gekend zijn kunnen berekend worden als volgt: - tg( ) = (1.7) - √ (1.8) Daarnaast kan de hoeveelheid gedissipeerde energie per cyclus worden bepaald: - W= (1.9) Merk hierbij de rechtstreekse afhankelijkheid van de verliesmodulus E’’ op. Het gedrag van kunststoffen is niet perfect lineair elastisch of viskeus, maar een combinatie van beiden. Verschillende onderzoekers hebben een eigen model uitgewerkt om het visco-elastisch gedrag te beschrijven. Hun methode was heel eenvoudig, namelijk het combineren van veren en dempers tot veer-dempersystemen. Enkele hiervan staan in figuur 9 weergegeven. Figuur 9: Verschillende veer-demper-modellen 16 De twee eenvoudigste zijn het Maxwell-model en Voigt-Kelvin-model. Bij het Maxwell-model is er een serieschakeling van een veer en een demper. Het gedrag hiervan bij aanleggen van een constante spanning en bij aanleggen van een constante rek is in volgende figuur weergegeven. Figuur 10: Respons bij het Maxwell-model (A.K. van der Vegt, 1991) Bij een constante spanning zal de rek lineair toenemen. De totale vervorming hierbij is gelijk aan de som van de deelvervormingen van veer en demper. Valt deze spanning weg, dan zal de veer terugkeren naar zijn oorspronkelijke toestand. De demper blijft in zijn huidige positie. Er is dus sprake van blijvende vervorming. Bij het aanleggen van een constante rek wordt een nieuw fenomeen zichtbaar. De constante rek zorgt voor uitrekking van de veer. Deze veer herstelt zich naar zijn oorspronkelijke toestand en doet daarbij de demper vervormen. Dit wordt spanningsrelaxatie genoemd. De spanning in de veer valt hierbij helemaal weg. Volstaat het Maxwell-model nu om het visco-elastische gedrag volledig perfect te beschrijven? Neen. Ondanks het wel weergeven van de spanningsrelaxatie ontbreekt de irreversibele groei.1 Misschien doet het Voigt-Kelvin-model beter. Hier vormen de veer en demper een parallelschakeling. Figuur 11: Kruip bij het Voigt-Kelvin-model (A.K. van der Vegt, 1991) 1 Van der Vegt, A.K. (1999, vierde druk). Polymeren van keten tot kunststof. Technische Universiteit Delft 17 Bij een constante spanning zal hier de rek niet lineair toenemen. De uitrekking van de veer wordt beperkt door de demper. Valt de spanning weg, dan keert de veer terug naar zijn begintoestand en neemt deze de demper mee. Van spanningsrelaxatie is hier geen sprake. Er treedt wel iets anders op, namelijk kruip. Ondanks het beschrijven van kruip voldoet het Voigt-Kelvin-model niet om het visco-elastisch gedrag perfect weer te geven. De instantane deformatie kan niet door dit model worden beschreven.1 Beide modellen voldoen dus niet, maar vormen wel een goede basis voor verdere modellen. Er kan besloten worden dan het onmogelijk is om het visco-elastische gedrag door een model met slechts twee parameters te laten beschrijven. 1 Van der Vegt, A.K. (1999, vierde druk). Polymeren van keten tot kunststof. Technische Universiteit Delft 18 3 De drie verschillende theorieën De literatuurstudie is gebeurd in functie van het ontworpen rekenblad. Hiervoor zijn de werken van drie onderzoekers uitgebreid bestudeert: Prof. Dipl.-Ing. Johannes Kunz, Prof. Dr.-Ing. Heinrich Lütkebohle en Dr.-Ing. Xiufei Liu. Hun onderzoek ging uit naar één gemeenschappelijk onderwerp: de mechanische eigenschappen van wielen met thermoplastische kunststofmantel. Elk van hen heeft zijn eigen theorie ontwikkeld. Elke theorie zal zijn eigen toepassingsgebied hebben waarbij de berekende resultaten nauwkeuriger aanleunen bij de werkelijkheid. Welke deze zijn zal samen met de voor- en nadelen van elk ontwerp verder in deze paragraaf worden besproken. Bij alle drie is in het onderzoek vooral gekeken naar de invloed van de belasting, frequentie en temperatuur op de wieleigenschappen. Elke invloedsfactor beïnvloedt op zijn beurt een aantal andere. Dit maakt het onmogelijk om op elk moment alle uitvoerparameters precies te kennen. Om de opgebouwde modellen makkelijk te kunnen gebruiken zijn daarom vereenvoudigingen doorgevoerd. Elk van de onderzoekers deed dit op zijn eigen manier. Ook dit zal leiden tot contactsituaties waarbij het ene model betere resultaten zal voorspellen dan het andere. 3.1 Wieltheorie volgens Kunz Prof.-Ing. Johannes Kunz is een Zwitserse professor aan de hogeschool voor techniek in Rapperswil, die de hoofdeigenschappen van wielen heeft onderzocht. Zijn grootste aandacht ging uit naar de wielgeometrie. Welke invloed hebben de diameterverhouding naaf-mantel, de banddikte en de vorm van de baan op de uitvoerparameters? De geteste wielen hebben allemaal dezelfde opbouw qua materiaal. Een stalen naaf en een mantel uit kunststof. De gebruikte kunststoffen als mantelmateriaal zijn het zacht-elastische PUR en het hard-elastische PA en POM. Aangezien in het rekenprogramma als mantelmateriaal enkel Vulkollan® beschikbaar is, zijn vooral de resultaten met PUR interessant. De enige belasting op de wielen is normaalkracht FN. Met een tangentiaalkracht FT ten gevolge van een aandrijf- of afremmoment houdt Kunz geen rekening. Waar was Kunz nu vooral in geïnteresseerd? Zijn onderzoek vertrok altijd vanuit radiale - in het centrum van de naaf - belaste wielen. Hiermee volgden de testen. Altijd werd uitgegaan van een wiel in stilstand. Dit is zeker iets specifiek aan Kunz. Hij hield bij geen enkele van zijn berekeningen rekening met de rolsnelheid. Van het statisch belaste wiel zijn de maximale draagbare last en zijn vervormingsgedrag de belangrijkste uitvoerparameters. Hiernaar is zeer veel 19 onderzoek verricht. Een wiel mag deze maximale last niet overschrijden of falen is een feit. Daarnaast wil men de indrukking en het contactoppervlak beperkt houden om het rollen zo vlot mogelijk te laten verlopen. De contactsituatie die zich voordeed was hierbij van cruciaal belang. Vele mogelijke contactsituaties zijn door Kunz getest geweest. Hieruit is veel nuttige informatie gevolgd. Naargelang de contactsituatie zijn twee onderverdelingen mogelijk. Deze zijn een lijnvormig contact of een puntvormig contact. Figuur 12: Lijnvormige contactsituaties (Kunz, 2010) Figuur 13: Puntvormige contactsituaties (Kunz, 2010) Kunz is bij zijn onderzoek altijd sterk uitgegaan van de theorie van Hertz. Dit is een in 1881 ontwikkelde theorie waarbij spanningen en vervormingen tussen twee contact makende lichamen kunnen worden berekend. Hierbij is uitgegaan van een puntvormig contact in onbelaste toestand en een plat contactvlak bij belasting. De contactsituatie wordt gekenmerkt door vier hoofdkrommingen. Hiervan zijn er twee afhankelijk van de vorm van het bovenste wiel en twee van de vorm van de baan. Met deze hoofdkrommingen en andere gekende invoergegevens heeft Hertz formules ontwikkeld die de halve contactlengte en de maximale indrukking kunnen bepalen. De voornaamste door Hertz genomen veronderstelling is dat de afmetingen van het contactvlak klein zijn tegenover deze van de lichamen. Kunz ging hiermee aan de slag. Uit zijn onderzoek bleek dat de Hertz formules goed bruikbare resultaten weergaven. Dit dan vooral bij een puntvormig contact. Voor de lijnvormige gevallen ligt de theorie van Hertz moeilijker, maar mits de nodige vereenvoudigingen zal Hertz kunnen dienen als basis voor het bepalen van de formules. Zoals eerder vermeld zal dus naast de vorm van het wiel, ook de vorm van de baan bepalend zijn voor het type contactsituatie. Volgende figuur geeft enkele door Kunz onderzochte contactsituaties weer. Figuur 14: Onderzochte contactsituaties door Kunz (Kunz, 2009) 20 Hierbij is in b) en c) sprake van een puntvormig contact. De theorie van Hertz is hier toepasbaar. Daartegenover staat een lijnvormig contact in a) en d). Hertz toepassen is hier in theorie niet toegelaten, maar mits de nodige vereenvoudigingen zijn de vereiste formules hieruit wel af te leiden. Kunz heeft een algemeen model uitgewerkt, gebaseerd op de theorie van Hertz. Dit zal nu worden toegelicht. Hierbij is uitgegaan van kogels en cilinders in plaats van wielen. Vandaar dat het model als algemeen mag worden beschouwd. Het zal als basis dienen voor latere modellen. Het doel is het bepalen van de indrukking, de maximale contactdruk en de afmetingen van het contactvlak. Een contactsituatie tussen twee lichamen wordt gekenmerkt door vier radiussen: R11, R12, R21 en R22. Hiervan zal elk lichaam verantwoordelijk zijn voor twee radiussen. Volgende figuur geeft dit weer. Figuur 15: De vier hoofdradiussen (Kunz, 2009) Alle contactsituatieafhankelijke factoren welke nodig zullen zijn in de formules kunnen worden berekend met enkel de vier radiussen: - vergelijkingsradius Rv = (1.10) - krommingsparameter η = - de krommingscoëfficiënten c1 tot c4: √( ) ( ) ( ) ( ○ c1 = ( ○ c2 = ( ○ c3 = ( ○ c4 = (1.11) ) (1.12) (1.13) (1.14) ) (1.15) ) ) ( ) 21 Om dit te verduidelijken wordt situatie c uit figuur 14 genomen, waarbij twee cilinders rechthoekig gekruist liggen t.o.v. elkaar. Hierbij is R11 = ∞, R12 = R1, R21 = R2 en R22 = ∞. Hieruit volgt voor de vergelijkingsradius: Rv = en voor de krommingsparameter: η = | |. Om de uitvoerparameters te kunnen bepalen zijn naast Rv en η, ook de grootte van de belasting en de gebruikte materialen belangrijk. Qua belasting wordt enkel uitgegaan van een normaalkracht FN op het wiel. Van de gebruikte materialen zijn de E-modulus en dwarscontractiecoëfficiënt µ vereist. Beide E-modulussen en dwarscontractiecoëfficiënten worden verenigd tot: - vergelijkingselasticiteitsmodulus Ev = (1.16) - vergelijkingsdwarscontractiecoëfficiënt µv = √ (1.17) Belangrijk hierbij op te merken is dat in dit model de gewone elasticiteitsmodulussen worden gebruikt. Nochtans gebruikt Kunz - als het lichaam een wiel is – niet de gewone E-modulus van het mantelmateriaal, maar de zogenaamde Kriechmodulus of kruipmodulus EC. Hier heeft hij veel onderzoek naar verricht. Het mantelmateriaal Vulkollan® gedraagt zich zoals vele kunststoffen viscoelastisch. Omwille van dit visco-elastische gedrag hebben deze de neiging tot kruip. Dit wil zeggen dat bij langdurige belasting hun stijfheid en weerstand tegen vervorming zullen afnemen. Hoe langer de constante belasting aanhoudt, des te meer de vervorming zal stijgen. - Kruipmodulus ( ) ( ) (1.18) In de formule 1.18 stelt σ de constante spanning voor en ε(t) de rek op tijdstip t. Om de kruip van een visco-elastisch materiaal te beschrijven wordt ook vaak de kruipneiging weergegeven. Hoe groter de kruipneiging, hoe trager de materiaalstijfheid en weerstand tegen vervorming afnemen bij een langdurige constante belasting. De kruipneiging ligt altijd tussen 0 en 1. - Kruipneiging cn = ( ) ( ) (1.19) Hierbij staat Ec(t0) voor de kruipmodulus na 100 (=1) uur en Ec(tn) voor de kruipmodulus na 10n uur. Een goede en veelgebruikte waarde voor n is 3. 22 Even een voorbeeld om te illustreren. Stel het materiaal POM type Hostaform C13021. Hiervan is Ec(t0) = 2500N/mm² en Ec(t3) = 1300 N/mm², zodat de kruipneiging c3 gelijk wordt aan 0,52 (= 1300/2500).1 Aangezien de kruipmodulus continu verandert en bijna onmogelijk gekend kan zijn op elk ogenblik, worden in de formules de waarden gebruikt bij kruipneiging cn = 1. Dit wil zeggen dat voor de E1-moduluswaarde in zijn formules, de kruipmodulus na 1u belasting wordt genomen. Er zijn nog andere factoren die het extra moeilijk maken om het verloop van de kruipmodulus in functie van de tijd te kennen. Enerzijds de belasting en zijn tijdsduur zullen een rol spelen, maar ook de temperatuur. Een E-modulus is afhankelijk van de temperatuur. Een veranderende kamertemperatuur zal dus leiden tot andere waarden voor de uitvoerparameters. In het door Kunz ontworpen model is nergens rekening gehouden met de kamertemperatuur. Als men wil nagaan hoe de uitvoerparameters van de wielen wijzigen in functie van de kamertemperatuur, zal Kunz geen bruikbaar model zijn. Alle nodige factoren om de hoofdeigenschappen volgens Kunz te bepalen zijn nu besproken. Deze hoofdeigenschappen zien er als volgt uit: - De grote as van het contactvlak = a = - De kleine as van het contactvlak = b = - Maximale contactdruk = p0 = 1,5 . - √ ( ( ) √ ( ( ) ) ) ( √ ) Indrukking = w = 0,834 . c4 . √ ( √ ( ( ) (1.20) ) ) (1.21) (1.22) (1.23) 1 Kunz, J. (2003). Kriech- und Stossverhalten aus campus-daten ableiten. KunststoffeSynthetics, 7. 23 Deze formules toegepast op enkele van de besproken contactsituaties geeft volgende besluitende figuur. Figuur 16: Enkele formules per contactsituatie (Kunz, 2009) Om dit algemene model af te kunnen ronden, resten enkel nog wat opmerkingen over de vorm van het contactvlak. In het ideale geval zoals hier is veronderstelt, zal bij contact tussen twee kogels het contactvlak cirkelvormig zijn. Bij contact tussen twee cilinders is het contactvlak rechthoekig. Hun oppervlakte verschilt naargelang de situatie. Voor kruisende cilinders 2a x 2b en voor evenwijdige 2b x l met l de lengte van de kortste cilinder. Dit model vormt voor Kunz de basis om over te kunnen gaan naar contactsituaties bij wielen. Enkel de - in het ontworpen rekenblad – gebruikte situaties en formules zullen verder worden besproken. Voor het bovenste lichaam is enkel keuze tussen een cilindrisch, convex of concaaf wiel. Naast de eerder besproken algemene parameters zullen afhankelijk van de keuze ook specifieke geometrische parameters nodig zijn. Al de nodige geometrische parameter staan weergegeven in figuur 1. Dit bovenste wiel wordt zoals eerder vermeld gekenmerkt door twee radiussen: R11 en R12. Hierbij is in alle drie de gevallen R11 gelijk aan de helft van de buitendiameter van het wiel. Zijn waarde zal altijd positief zijn. R12 staat voor de afronding. Deze waarde kan negatief zijn. Figuur 17: Positieve of negatieve straal (R12) (Kunz, 2009) 24 De vorm van het onderste lichaam zal mee bepalend zijn voor de contactsituatie. Ook dit lichaam wordt gekenmerkt door twee radiussen: R21 en R22. Qua vorm zijn in het rekenblad vijf mogelijkheden beschikbaar: een vlakke ondergrond, cilindrisch wiel, convex wiel, concaaf wiel of een rail. Deze keuze is afhankelijk van de vorm van het bovenste wiel. Is deze cilindrisch of convex dan zullen alle vijf de mogelijkheden beschikbaar zijn. Bij een concaaf wiel moet het onderste lichaam altijd convex zijn. Dit met bijkomende voorwaarde dat de convexe afronding kleiner is dan de concave afronding. Zo niet is er op twee punten contact en zijn de formules niet meer geldig. Met al de voorgaande besproken gegevens heeft Kunz de formules voor de afmetingen van het contactvlak, de indrukking, de maximale contactdruk en de maximale spanning in het wiel bepaald. Deze zijn gebruikt in het rekenblad. Enkele van deze formules zullen later in deze thesis worden weergegeven wanneer een bepaalde contactsituatie als voorbeeld zal worden toegelicht. Er rest nog één onderzochte parameter te worden besproken, namelijk de rolweerstand. Deze is door Kunz getest d.m.v. de Finite Element Method (FEM). Daarnaast heeft hij een formule ontwikkeld om op een eenvoudige wijze de rolweerstand FR te bepalen. Hierbij ging hij uit van een stationair rollend wiel belast met een normaalkracht FN. Ten gevolge van de belasting zal het wiel ingedrukt worden en een vervorming ondergaan. Deze vervorming is de waarde 'e' in figuur 18. Figuur 18: Vrijlichaam belast wiel (Kunz, 2009) De belasting en vervorming vormen samen een moment (= F N x e). Om het rollen in stand te houden moet het rolmoment MR groter zijn dat dan dit moment. Hoe groter de belasting, hoe moeilijker het zal zijn om het wiel in beweging te houden. Voor dit rolmoment MR is een formule ontwikkeld waaruit de rolweerstand FR makkelijk is af te leiden. - Rolmoment met (1.24) 25 Hierbij staat 'b' voor de halve contactbreedte en 'tg δV' voor de invloed van de mechanische verliesfactor. 'Tg δV' staat symbool voor de demping in het wiel. 'EC' staat voor de reeds besproken kruipmodulus en 'EL' komt overeen met de E-modulus van het onderste lichaam of de baan. Uit de proeven van Kunz is aangetoond dat de factor 'tg δV' zowel frequentie- als temperatuurafhankelijk is. Dit maakt het quasi onmogelijk om hier een correcte waarde aan te geven. De rolweerstand volgens Kunz zal dus met enige voorzichtigheid moeten geëvalueerd worden. Met de formule 1.24 is rolweerstand FR berekenen simpel. De enige nog niet besproken factor is halve contactbreedte 'b'. Deze zal afhangen van de vorm van het bovenste wiel. Bij een cilindrisch wiel zal gewoon de formule voor 'b' gebruikt worden. Indien het wiel convex of concaaf is, zal 'b' op een andere manier worden bepaald. Kunz spreekt van een gemiddelde waarde ' ̅ ' en bepaald deze als volgt: - gemiddelde waarde b = ̅ (1.25) Hierin komen twee nieuwe factoren voor. De waarde 'Ak' staat voor de oppervlakte van het contactvlak. Voor de opbouw van het rekenblad zal dus per contactsituatie de vorm van het contactvlak moeten gekend zijn. De factor 'lQ' staat voor de axiale uitrekking van de mantel. Deze is rechtstreeks afhankelijk van de vormfactor van de band: (belast oppervlak/onbelast oppervlak) x correctiecoëfficiënt. Hoe dikker dus de mantel, hoe groter de axiale uitrekking. De theoretische opbouw volgens Kunz is volledig toegelicht. Ter besluit is te stellen dat zijn toepassingsgebied zich vooral situeert bij normaal belaste wielen in stilstand. Ook bij traag rollende wielen tot rolsnelheid 2m/s zullen behoorlijk correcte resultaten volgen voor de afmetingen van het contactvlak, de indrukking en maximale contactdruk. Daartegenover staat het compleet negeren van de invloed van de temperatuur, de onzekerheid bij de kruipmodulus en het zelfs geen aandacht schenken aan de slip. Is men geïnteresseerd in het maximale draagvermogen van een wiel bij normale kamertemperatuur zou het Kunzmodel aangeraden worden. Wilt men daarentegen de maximale temperatuur in de mantel nagaan, is men met Kunz niks en passen andere modellen beter. 3.2 Wieltheorie volgens Lütkebohle Prof. Dr.-Ing. Heinrich Lütkebohle is professor aan de technische hogeschool in Nürnberg. In zijn onderzoek ging de voornaamste aandacht uit naar de rolweerstand bij rollende wielen. Ook de temperatuur in het wiel kwam uitgebreid aan bod. 26 Het type kunststof voor de mantel werd gekozen in functie van de rek, de demping en de E-modulus van het materiaal. Het visco-elastisch materiaalgedrag van kunststoffen zal een bepalende factor zijn voor de rolweerstand. Men tracht dus een wiel te kiezen naargelang de toepassing, welk zo weinig mogelijk weerstand ondervindt. Er bestaan twee soorten rolweerstand volgens Lütkebohle. De ene is deze bij een belast wiel met constante rolsnelheid. De andere is de weerstand wanneer een rollend wiel een versnelling of vertraging ondergaat. Rolweerstand bij een belast en rollend wiel met constante snelheid Hier is de gedachtegang gelijkaardig als bij Kunz. Volgende figuur geeft dit weer. Figuur 19: Vrijlichaam belast wiel (Lütkebohle, 1984) Hierin is te zien dat de normaalkracht FN zal zorgen voor een indrukking en een vervorming 'e'. Dit is de zogenaamde verkorting van de halve contactbreedte aan de uitloopzijde als gevolg van de rek-spanning hysteresis.1 Samen zijn ze verantwoordelijk voor een moment, dat moet worden overwonnen om de rolbeweging in stand te houden. - Rolmoment MR = FN . e = FR . ra => FR = met e = a - ∫ ∫ ( ) ( ) (1.26) Met kennis van σz(x) kan rolweerstandskracht FR berekend worden. Deze normaalspanning wordt beïnvloed door de tijd, temperatuur en de rek. Als daarnaast wordt uitgegaan van een rollend wiel, is bekend dat de spanning in de mantel continu zal veranderen. Het is onmogelijk om in dit geval alle invloedsparameters juist te bepalen. Om tot een aanvaardbaar resultaat en 1 Lütkebohle, H. (1984). Roll- und wälzreibung zylindrischer räder aus thermoplastischen kunststoffen. Technischen Universität Berlin 27 begrijpbare formule te komen, is vereenvoudigen de boodschap. De mate waarin men mag vereenvoudigen, wordt door metingen en berekeningen bepaald. Om de rolweerstand te bepalen komt het eerder besproken Maxwell-model van pas. - σ(t) = | | ( | | met ) [ ] ̇ (1.27) E’ = | | = opslagmodulus E’’ = | | = verliesmodulus = verlieshoek Met deze spanning kan verschuiving 'e' berekend worden en dus ook FR. - FR = =2. .d met d = verliesfactor = tg (1.28) aM = De enige resterende onbekende factor is rekamplitude ε0. Deze wordt geschat op het quotiënt van de indrukking op de banddikte. Er dient te worden opgemerkt dat vanaf een voldoende hoge banddikte, het wiel als homogeen mag worden beschouwd. Dit wil zeggen dat in dit geval de indrukking gelijk zal blijven bij stijgende banddikte. Daarnaast is bewezen dat de gemeten en berekende waarden voor de indrukking sterk verschillen. De indrukking volgens Lütkebohle zal dus niet meteen een betrouwbare weergave geven van de werkelijkheid. Wanneer zal de rolweerstand toenemen? Als: - belasting stijgt contactoppervlak vergroot demping of verlieshoek stijgt Rolweerstand bij een belast en rollend wiel met variabele snelheid Wanneer een wiel versnelt of vertraagt zal er op het wiel een extra kracht werken, de zogenaamde tangentiaalkracht FT. Deze zorgt voor het ontstaan van schuifspanningen. Door een samenwerking hiervan met de aanwezige normaalspanningen ontstaat de tangentiaalslip st. = slip van de elastische vervorming = ste = glijdende slip = stg 28 Afhankelijk van de waarde van FT kunnen er zich in het contactvlak drie gevallen voordoen. Deze staan in volgend overzicht weergegeven. grensgeval 1: grensgeval 2: algemeen geval: Volledige hechting Volledige glijding Hechting + glijding Dit is geval FT = 0 en weerstandscoëfficiënt µ= . In de praktijk is µ = niet haalbaar, dus dit grensgeval kan enkel theoretisch. Daarnaast zal er altijd slip zijn, wanneer het wielpaar uit verschillende materialen bestaat. Dit door het verschil in tangentiële rek, welke verantwoordelijk is voor de slip van de elastische vervorming = ste. Dit is geval FT ≥ FTmax met FTmax = µ . FN, waarin µ = weerstandscoëfficiënt =1 => τz(x) = µ . σz(x) Volledige glijding gebeurt wanneer de grensslip is overschreden. Dit is het meest gebruikelijke geval, waarbij 0 < FT < FTmax (= µ . FN). Hier is er een combinatie van een glijzone en een hechtzone. Des te groter FT, des te groter de glijzone en de slip zullen zijn. 29 Voor het algemene geval is volgende formule voor de tangentiaalslip st bepaald: - st = st(E1 = E2) + st0 = fmax . √ met ( √ ) + st0 (1.29) fmax = frictiecoëfficiënt = 1,2 B = wielbreedte FN = normaalkracht FT = tangentiaalkracht re = vergelijkingsradius Ee = vergelijkselasticiteitsmodulus Temperatuursverdeling in het wiel Een belast wiel warmt op wanneer het begint te rollen. Naarmate de belasting of de rolsnelheid stijgt, zal de opwarming toenemen. Terwijl Kunz hier totaal geen onderzoek naar verrichte, vond Lütkebohle deze invloedsfactor wel interessant. Hij testte deze invloed uit op vele wieltypes met verschillende kunststofmantels. Hierbij ging hij de invloed na van de belasting en de rolsnelheid op de wieltemperatuur. Een belangrijk besluit uit zijn onderzoek is dat de temperatuur geldt als voornaamste schadeoorzaak aan wielen. De mogelijke wielproblemen t.g.v. de temperatuur zijn weergegeven in paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2. Voor de opwarming bij wielen geldt volgende formule. - Q1 = Q2 + Q 3 (1.30) Hierbij staat Q1 voor de geproduceerde warmte in het wiel. Deze is gelijk aan de opgeslagen warmte in het wiel (Q2) plus het afgevoerde gedeelte aan warmte (Q3). Hoe vlotter de warmte kan afvoeren, hoe lager de maximale temperatuur in het wiel zal zijn. Er wordt gesproken van overbelasting als de afvoer te traag gebeurt. Hierbij zal de wieltemperatuur te snel toenemen en uiteindelijk tot thermisch falen leiden. Om dit te vermijden wordt per wiel een Tmax ingesteld, welke niet mag worden overschreden. De afgevoerde warmte is eigenlijk een deel van de vervormingsarbeid dat onomkeerbaar in warmte wordt omgezet. Met andere woorden gaat er hierbij vermogen verloren. De grootte van dit verliesvermogen is zeer moeilijk te bepalen. De reden hiervoor is de sterk verschillende temperatuur in de wielmantel. De temperatuur in de mantel is quasi in elk punt anders. Dit maakt het erg moeilijk om formules te ontwikkelen die de wieltemperatuur precies kunnen voorspellen. 30 In figuur 20 is de wieldoorsnede weergegeven. Hierop is te zien hoe een bepaalde plaats in de wielmantel wordt gekarakteriseerd. Dit gebeurt door middel van drie plaatscoördinaten: r, φ en y. Hierbij staat r voor de straal, φ voor de hoek en y voor de axiale afstand. Figuur 20: Doorsnede van een wiel (Lütkebohle, 1984) Om tot formules te kunnen komen, zijn vereenvoudigingen noodzakelijk. Volgende twee vereenvoudigingen zijn doorgevoerd: - Het temperatuursveld in de omvangsrichting beschouwen als constante => - 0 Het temperatuursveld in de wielbreedterichting beschouwen als constante => 0 Uit proeven is gebleken dat de eerste vereenvoudiging aanvaardbaar is. Bij de tweede is uitgegaan van een oneindig lange wielbreedte. Hierop zal dus zeker een fout zitten. Lütkebohle ontwikkelde uit zijn resultaten en vereenvoudigingen volgende formule voor de temperatuursverdeling in de mantel. - T(r) = [ ( ) ( ) ( ( met C1 = ) ) ] ( ) ( [ ( ) ] (1.31) ( ) ) 31 Alle gebruikte factoren staan voor een verschillende invloed. Zo zijn de formules voor F(r) en F’(r) bepaald uit proeven waarbij de wieltemperatuur van een normaal belast wiel werd onderzocht. - F’(r) = - F(r) = ∫ ∫ ( ) ( ) (1.32) ∫ ∫ ( ) met f(r) = plaatsfunctie = [ (1.33) ( )] Hieruit is te besluiten dat zowel F(r) als F’(r) rechtstreeks afhankelijk zijn van de plaatsfunctie. Dit wil zeggen dat beide factoren zullen verschillen in functie van de straal. Onthoudt hierbij de uitgevoerde vereenvoudigingen. De formule voor komt uit het onderzoek naar de wieltemperatuur bij een tangentiaalkracht FT. Door FT zal de wieltemperatuur toenemen en ontstaat er een tangentiaalslip st (zie formule 1.29). Als voorwaarde geldt dat 0 < FT < FTmax. - [ ( √ )] (1.34) Hierin is één nieuw element zichtbaar, namelijk hoeksnelheid ω. Om deze te bepalen zijn de rolsnelheid en wielradius R11 nodig. De laatste onbekende factoren in formule 1.31, zijn de verschillende alfa- of warmteovergangscoëfficiënten. Zij staan symbool voor de warmteovergang die plaatsvindt. Een belast en rollend wiel zal opwarmen en een deel van zijn warmte afgeven. Dit kan gebeuren d.m.v. straling, geleiding of convectie. Volgende figuur geeft weer hoe de warmteafvoer gebeurt volgens Lütkebohle. Hierbij bestond de testopstelling uit een rollend wiel op een stalen rail. Figuur 21: Warmteafvoer bij een wiel (Lütkebohle, 1984) 32 Uit de figuur blijkt dat de warmteafvoer langs binnen en langs buiten de mantel plaatsvindt. Hierbij wordt de afvoer langs buiten onderverdeeld in het contactvrije gedeelte en het contactvlak. - Warmteafvoer langs het contactoppervlak ̇ ̇ ( met √ : ) oppervlakte contactvlak = 2.a.B (1.35) met a = halve contactlengte tijd dat er contact is warmteindringingscoëfficiënt = √ met - Warmteafvoer langs het contactvrije vlak ̇ ̇ met thermische geleidbaarheid van staal specifieke warmtecapaciteit van staal dichtheid van staal ( : ) (1.36) Af = oppervlakte contactvrije loopvlak = B . (2 ) = warmteovergangscoefficiënt langs het contactvrije loopvlak ̇ Nu ̇ gekend zijn, kan de gemiddelde totale warmteafvoer langs het buitenvlak van het wiel ̇ berekend worden. Deze zal nodig zijn om coëfficiënt te kunnen bepalen. Het verloop van de warmteafvoer langs de buitenmantel is in figuur 22 weergegeven. Figuur 22: Warmteafvoer langs het buitenvlak (Lütkebohle, 1984) 33 - Totale warmteafvoer langs het buitenvlak ̇ ∫ () ∫ ̇ ̇ = ( ) met T= met A=2. Hieruit volgt de formule voor warmteovergangscoëfficiënt √ - ( ) met (1.37) . a = aH = √ ( ) √ √ (1.38) Het element αk staat voor de warmteovergang bij sterkere convectie. Volgende drie factoren zijn nodig om deze te berekenen. o Nu = Nusseltgetal = een maat voor de warmtetransport door het oppervlak = o Pr = Prandtlgetal = verhouding tussen impuls- en warmteoverdracht = o Re = Reynoldsgetal = geeft weer of een stroming laminair of turbulent is = De laatste onbekende component staat symbool voor de warmteafvoer langs het binnenste van de mantel. Dit is de warmte die afgevoerd wordt naar de naaf. - ( ) (1.39) Alle factoren om de temperatuursverdeling in de radiale doorsnede van het wiel te bepalen zijn toegelicht. Hoe is Lütkebohle tot deze formules gekomen? Zoals alle formules door middel van onderzoek. 34 Hierbij is uitgegaan van een cilindrisch wiel waarbij in de mantel verschillende sensoren zitten ingebouwd. Deze zorgen voor het meten van de temperatuur. Figuur 23 geeft dit weer. In dit onderzoek zijn drie temperatuursensoren gebruikt. Deze zitten op een verschillende plaats in de mantel, waarbij zowel de radius als de draaihoek verschillen. Figuur 23: Temperatuursensoren in onderzocht wiel (InnoRad, 2011) Op deze manier is de temperatuurverdeling in de mantel - in functie van de radius getest bij verschillende belastingen. Volgende figuur geeft de resultaten weer van een uitgevoerd experiment met PUR-mantel, waarbij de rolsnelheid constant bleef. Figuur 24: Temperatuursverdeling in de PUR-mantel (InnoRad, 2011) Hieruit blijkt de wieltemperatuur toe te nemen bij stijgende belasting. Qua overeenstemming tussen de berekende en experimentele waarden zit het goed. Als laatste valt op dat naarmate de belasting stijgt, de maximale wieltemperatuur opschuift naar het midden van de mantel toe. 35 Figuur 25 geeft de resultaten van een andere proef weer. Hier zijn voor verschillende wielgeometrieën de wieltemperatuur bepaald. Figuur 25: Metingen vaste temperatuursensor voor drie verschillende wielen (InnoRad, 2011) Wat sterk opvalt in deze figuur is - bij de gemeten waarden - de continu daling van de wieltemperatuur naarmate de wielen vergroten. Voor de berekende waarden is vanaf een bepaalde buitendiameter van het wiel een omgekeerde tendens zichtbaar. Lütkebohle heeft dit probleem onderzocht. Volgens hem ligt de oorzaak bij het ontbreken van een invloedsfactor in de berekening, welke de warmteafvoer langs de zijkanten van het wiel weergeeft. Ondanks het kennen van het mogelijk probleem vond hij geen manier om de oorzaak te onderzoeken. Dit is één van de belangrijke verschillen tussen de theorie volgens Lütkebohle en deze volgens Liu. Liu heeft wel een methode gevonden om de warmteafvoer langs de zijkanten te onderzoeken. Hij brengt deze invloed wel in rekening. Een continu veranderende wieltemperatuur zorgt voor een verandering van de mechanische eigenschappen. Volgende figuur geeft dit weer. Hierin is voor PUR de dynamische elasticiteitsmodulus E’ en mechanische verliesfactor d weergegeven in functie van de wieltemperatuur. Deze grafiek is verschillend per type materiaal.1 Figuur 26: Dynamische E-modulus E' en verliesfactor d voor PUR (InnoRad, 2011) 1 Wehking, K.-H.; Bruns, R. (2011). InnoRad – Erhöhung der Lebensdauer von Rädern und Rollen aus Polyurethan. Institut für Fördertechnik und Logistik, Universiteit Stuttgart. 36 Van 0 tot 120°C nemen naarmate de temperatuur toeneemt zowel de dynamische elasticiteitsmodulus E’ als de mechanische verliesfactor d af. Voor E’ mag gesproken worden van een vaste waarde binnen dit temperatuursgebied. Dit is één van de pluspunten aan Vulkollan®. De meeste uitvoerparameters zijn omgekeerd evenredig met deze factoren. Dit maakt dat naarmate het wiel zal opwarmen, er minder belasting nodig zal zijn om een groter contactvlak, grotere indrukking en hogere rolweerstand te bekomen. Hieruit volgt dat een wiel het meest kwetsbaar is wanneer het gebruikt wordt in een warme omgeving. Een continu wijzigende wieltemperatuur zal zorgen voor een steeds veranderende E’ en verliesfactor d, welke in sterke mate andere mechanische eigenschappen beïnvloeden. Dit maakt het zeer moeilijk om in het ontwikkelde rekenblad een te vertrouwen resultaat voor deze mechanische eigenschappen weer te geven. De belangrijkste kennis verworven door Lütkebohle is besproken. Tegenover Kunz biedt hij verschillende voordelen. Zo zijn niet enkel stationair draaiende wielen getest, maar ook de versnelling en afremming bij wielen is onderzocht. Het voorkomen dat een wiel doorslipt is t.o.v. Kunz een extra factor waarmee dient rekening gehouden te worden. De belangrijkste bijdrage is zijn beschrijving van de temperatuursverdeling in het wiel. Zeker omdat bij wielschade bijna altijd een temperatuur aan de oorzaak ligt. Lütkebohle maakt voorspellen mogelijk. Dit is toegepast in het rekenblad volledig vanuit zijn theorie. Bij het interpreteren van de resultaten in het rekenblad moet rekening gehouden worden met verschillende opmerkingen en beperkingen. De eerste is het niet in rekening brengen van de warmteafvoer langs de zijvlakken. Hierdoor zal er sowieso een verschil zijn tussen berekende en werkelijke waarden. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met het type materiaal. Meer bepaald met hun E’ en verliesfactor d-karakteristiek in functie van de temperatuur. In het rekenblad is een vaste waarde ingesteld, wat zal leiden tot een fout. De gebruiker kan deze fout beperken door binnen de nuttige temperatuurszone van het materiaal te werken. Deze kan vrij beperkt zijn of redelijk uitgebreid zoals bij Vulkollan®. 3.3 Wieltheorie volgens Liu Dr.-Ing. Xiufei Liu is een in Duitsland geboren professor aan de TU van Berlijn. In zijn onderzoek ging de voornaamste aandacht uit naar de temperatuurs- en spanningsverdeling in een wiel. De spanning ging hierbij voorop omdat deze gekend moet zijn vooraleer men de temperatuur in het wiel kan berekenen. 37 De spanning en de temperatuur verschillen per volume-element. Om tot een formule te komen, heeft Liu zijn testen uitgevoerd met een zelfontworpen 3D-model in het programma ANSYS. Volgende figuur geeft een voorbeeld weer. Figuur 27: 3D-ontwerp wiel in ANSYS (Liu, 2002) Merk in de contactzone het groter aantal elementen of knopen op. Dit zorgt voor een nauwkeurige weergave van de contactoppervlaklengtes. Zij zullen nodig zijn om het spanningsverloop te kunnen berekenen. Ook de gebruikte materialen hebben een belangrijke invloed. De rechtstreekse afhankelijkheid van de temperatuur op de materiaaleigenschappen maakt het moeilijk om correcte resultaten weer te geven. De laatste nodige belangrijke component is de maximale spanning in het wiel. De formule om deze te bepalen is afhankelijk van de verhouding banddikte 'h' op contactlengte 'aH' volgens Hertz. Bij mag de theorie van Hertz toegepast worden: - Halve contactlengte a = aH = √ - Maximale spanning in het wiel σ0 = Bij ( ) (1.40) (1.41) is door Liu zelf een formule ontwikkeld: - Halve contactlengte a = √ - Maximale spanning in het wiel σ0 = √ (1.42) ( ) (1.43) Hierbij is B de wielbreedte, r1 = R11 en r2 = R12 (zie figuur 15). De waarden Everv en E* zijn rechtstreeks afhankelijk van het gebruikte mantelmateriaal. 38 Alle nodige factoren voor het bepalen van de spanning zijn besproken. Volgende formule geeft weer hoe het spanningsverloop in het contactvlak bij belasting wordt berekend. - ( ) [ ∑ ( )] ( met ( ) ] ) [ ( ) [ (1.44) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ] In deze formule staat 'r' voor de buitenstraal van het bovenste wiel. De maximale spanning 'σ0' en halve contactlengte 'a' zijn afhankelijk van de verhouding . Een sommatie tot oneindig is veel werk en vraagt teveel geheugen van het rekenprogramma. Uit berekeningen blijkt het te volstaan om tot n=5 te rekenen. Een voorbeeld van een berekening volgens deze formule is in figuur 28 weergegeven. Hier is voor een vast punt A het spanningsverloop afgebeeld in functie van de tijd. Dit punt A bevindt zich op het loopvlak. Figuur 28: Spanningsverloop in cilindrische wielen (Liu, 2002) Wat opvalt is de maximale spanning. In dit voorbeeld blijkt deze in het nulpunt te liggen. Dit is één van de beperkingen aan de formule. Voor elke belasting zal volgens de formule de maximale spanning in het nulpunt liggen. Dit komt niet overeen met de werkelijkheid. 39 Uit onderzoeken is gebleken dat, ten gevolge van het visco-elastische gedrag van het mantelmateriaal, de maximale spanning niet perfect in het nulpunt ligt. Naarmate de belasting stijgt, vergroot de verschuiving. Deze verschuiving zal plaatsvinden naar het inloopgebied toe. Hoe sterker de belasting, hoe groter de verschuiving zal zijn. Een voorbeeld van een belast wiel met PUR-mantel is te zien in figuur 29. Figuur 29: Axiale spanningsverloop over de mantel (Liu, 2002) Naast de spanningsverdeling is ook de warmteovergang sterk onderzocht. Liu heeft een rekenmodel ontworpen om de warmteafvoer bij een wiel in functie van de rolsnelheid te bepalen. Dit verlies aan warmte gebeurt volgens Liu op vier manieren. Elk van hen wordt gekarakteriseerd door een warmteovergangscoëfficiënt. Vergeleken met Lütkebohle is hier de warmteafvoer langs de zijvlakken wel in rekening gebracht. Dit is een specifieke eigenschap en één van de voordelen aan de theorie van Liu. Het testen is gebeurd op twee manieren. Eerst is de warmteafvoer aan de omgeving van een om zijn eigen vaste middelpunt roterend wiel onderzocht. Vervolgens ook dezelfde warmteafvoer bij een roterend wiel dat een translatiebeweging uitvoert. Bij een om zijn eigen middelpunt vast draaiend wiel is de lokale snelheid langs de zijflanken niet constant. Ze verandert langs de radius, zoals in figuur 30 te zien is. Figuur 30: Warmteafvoer bij vast draaiend wiel (Liu, 2002) 40 Er stellen zich drie gebieden in. Een laminaire stroming is aanwezig in gebied a, een turbulente in gebied c en daartussen een overgangsgebied in gebied b. De grootte van elk gebied hangt af van het Re-getal en de lokale draaisnelheid. Zolang de rolsnelheid kleiner blijft dan 0,5 m/s zal de natuurlijke convectie de grootte van het laminaire gebied mee beïnvloeden. Vanaf 0.5 m/s wordt overschreden, mag deze invloed worden verwaarloosd.1 Bij een roterend wiel dat een translatiebeweging uitvoert, ziet de lokale snelheid er als volgt uit. Figuur 31: Lokale snelheid bij een rollend wiel (Liu, 2002) Hierbij is het de rotatiesnelheid 'ω' die bepalend zal zijn voor de warmteafvoer langsheen de zijvlakken van het wiel. Met het ontworpen 3D-model in ANSYS kan naast het spanningsverloop in de mantel, ook het temperatuursverloop gemeten worden. Liu onderzocht in dit model de invloed van de belasting, de rolsnelheid en de kamertemperatuur op de temperatuurverdeling in de mantel. Volgende figuren geven de resultaten weer van één van zijn experimenten, waarin het wiel een PUR-mantel bezit. Figuur 32: Resultaten experiment in ANSYS (Liu, 2002) Zowel een stijgende belasting als rolsnelheid zal de wieltemperatuur doen toenemen. Om thermische problemen te voorkomen mag bij beide parameters een bepaalde maximum niet worden overschreden. 1 Liu, X. (2002). Die Beanspruchung in Radkörpern aus viskoelastischen Werkstoffen unter Berücksichtigung der Eigenerwärmung. VDI Verlag, 353. 41 Naast de belasting en de rolsnelheid zal ook de kamertemperatuur invloed hebben op de temperatuurverdeling in het wiel. Dit samen met het gebruikte type mantelmateriaal. Zowel de stijfheid als de verliesfactor zullen afhankelijk zijn van de kamertemperatuur en het type mantelmateriaal. Uit de figuur is te besluiten dat voor PUR beide factoren vrij constant blijven bij veranderende kamertemperatuur. Dit zal maar zo zijn binnen een welbepaald temperatuursbereik. Voor Vulkollan® is ]. deze temperatuurszone [ Liu heeft een formule ontworpen om de maximum oververhitting in de mantel (ΔTmax) te bepalen. - ΔTmax = ( ) ( ) ( ) ( ) (1.45) Deze bestaat voornamelijk uit invoerparameters zoals banddikte 'h', wielbreedte 'B', kamertemperatuur 'TR', buitenste straal van het bovenste wiel 'r1', rolsnelheid 'vR', normaalkracht 'FN' en tangentiaalkracht 'FT'. Coëfficiënten c1 tot en met c5 zijn materiaalafhankelijk. Daarnaast bevat de formule nog enkele uitvoerparameters, welke eerst moeten worden berekend. Zo is er slip 's' waarvoor Liu een formule heeft ontwikkeld. Deze is toegepast in het rekenblad. De overige zijn spanning 'σ0' L S V. Hierbij is voor spanning 'σ0' - zoals eerder aangehaald - de verhouding banddikte 'h' op contactlengte 'aH' doorslaggevend. Vergeleken met Lütkebohle zijn de formules voor de warmteafvoer langs de buitenma L V verschillend. Dit is niet erg. Het belangrijkste is dat er rekening mee wordt gehouden. S. Deze factor geeft de invloed van de warmteafvoer langs de zijkanten weer. Bij Lütkebohle komt deze invloed niet aan bod. Hieruit is te besluiten dat de resultaten voor de temperatuur in het wiel volgens Liu nauwkeuriger zullen aansluiten met de werkelijkheid. Dit is een groot voordeel aan de theorie van Liu. De invloed van enkele invoerparameters op de maximum oververhitting zijn onderzocht. Zo zal ΔTmax toenemen als: - banddikte h stijgt De warmteafvoer gebeurt makkelijker en sneller bij een dunnere band. Hoe dikker dus de band, des te meer de temperatuur in de band zal toenemen. 42 - belasting FN stijgt Dit is weergegeven in figuur 32. Voor een bepaalde rolsnelheid geldt altijd een maximale belasting, welke niet mag worden overschreden om schade te voorkomen. Naarmate de rolsnelheid toeneemt zal de maximale belasting afnemen. - wielbreedte B afneemt Hiervoor dient te worden gekeken naar de verhouding banddikte op wielbreedte. Naarmate deze verhouding stijgt zal de maximum oververhitting toenemen. Dit wil zeggen dat bij een afnemende wielbreedte ΔTmax toeneemt. Welke van de twee factoren wijzigen heeft nu de grootste invloed? Een interessante vraag, welke door Liu is onderzocht. De banddikte vergroten blijkt een hogere impact op ΔTmax te hebben dan een afnemende wielbreedte. - buitendiameter van het wiel Фwiel afneemt Indien de buitendiameter van een wiel afneemt en de banddikte blijft constant, dan zal het percentage van de lengte die deze banddikte inneemt stijgen. Anders gezegd zal Фwiel laten afnemen hetzelfde veroorzaken als de banddikte laten stijgen, namelijk een verhoging van ΔTmax. Uit vorige puntjes valt op hoe belangrijk een juist gekozen banddikte is. Liu heeft onderzoek verricht naar het bepalen van de optimale banddikte voor wielen. Volgende figuur geeft de resultaten weer waarbij een wiel met PA12G-mantel is getest. Zowel de belasting, de kamertemperatuur als de buitendiameter van het wiel werden constant gehouden gedurende de proef. Figuur 33: Bepalen optimale banddikte voor wiel met PA12G-mantel (Liu, 2002) In de figuur is de maximale wieltemperatuur Tmax, de maximale drukspanning σ0 en de maximale vergelijkingsspanning σvmax in functie van de banddikte weergegeven. Bij een toenemende banddikte is een stijgende Tmax – curve en een dalende 43 σ0 – curve zichtbaar. Om de kans op schade te minimaliseren zijn beide eigenschappen best zo klein mogelijk. In het gebied waar dit geldt zal de optimale banddikte zich bevinden. Om dit gebied te bepalen wordt met volgende dimensieloze factoren gewerkt. - drukspanningsverhouding sD = - temperatuursverhouding sT = - banddikteverhouding sH = Het principe verloopt als volgt. Afhankelijk van de contactsituatie en het gebruikte materiaal kunnen voorgaande coëfficiënten berekend en weergegeven worden in functie van de banddikte. Daarnaast zullen de grenzen sDgrens en sTgrens zelf gekozen worden. Naargelang de toepassing worden beide grenzen bepaald. Volgende figuur geeft een voorbeeld weer. Hierin staat het gearceerde stuk voor het gebied waarin de optimale banddikte zich bevind. Figuur 34: Zone met de optimale banddikte (Liu, 2002) Tot slot kan het volgende worden besloten. De koppeling tussen spanning, temperatuur en temperatuurafhankelijke materiaaleigenschappen maken het zeer moeilijk om de berekening van de spannings- en temperatuurverdeling in een band d.m.v. een rekenmodel te laten berekenen. De enige mogelijkheid om hierbij tot aanvaardbare resultaten te komen, is het bekend zijn van de temperatuurafhankelijke materiaaleigenschappen. Deze kunnen ofwel door de producent van het gebruikte materiaal worden gegeven, ofwel zullen ze zelf moeten bepaald worden door middel van metingen. 44 Daarna is het zaak de berekende resultaten volgens het opgebouwd model te vergelijken met de werkelijke waarden. Als laatste wordt getracht het model zoveel mogelijk te vereenvoudigen. Dit mag zolang de berekende waarden niet te sterk gaan afwijken van de werkelijkheid. Liu heeft zijn theorie op deze manier opgebouwd. De sterke punten hiervan zijn één het rekening houden met de kamertemperatuur. Deze kan afhankelijk van het gebruikte materiaal, de mechanische eigenschappen van het wiel sterk beïnvloeden. Een tweede sterke punt is het rekening houden met de warmteafvoer langs de zijvlakken. Terwijl Lütkebohle deze invloed nochtans kende, vond hij geen manier om hem in rekening te brengen in zijn formules. Liu is hier wel in geslaagd. Beide voordelen zullen zorgen voor een nauwkeurigere voorspelling inzake maximale temperatuur in de band. Op dit vlak zal Liu dus voorrang moeten krijgen op Lütkebohle bij interpretatie van de resultaten. 3.4 Toepassingsgebied per onderzoeker Elke onderzoeker heeft zijn eigen toepassingsgebied waarvoor de werkelijkheid beter zal voorspeld worden. Het is moeilijk om dit puur op theorie weer te geven, zonder onderzoek vooraf. Wanneer het onderzoek is uitgevoerd, zal opnieuw een beoordeling volgen voor de geteste parameters. Voorlopig mag aangenomen worden dat Kunz het minst betrouwbaar zal zijn. Het totaal geen rekening houden met de temperatuur zal altijd tot fouten leiden. Zeker als geweten is dat de temperatuur bijna altijd aan de oorzaak ligt bij defecten aan het wiel. Een volgend nadeel is de verkregen resultaten voor rollende wielen. Het testen gebeurde met stilstaande wielen. Het probleem is dat de rolsnelheid andere factoren beïnvloedt. Zo kan het zijn dat een stilstaand wiel een bepaalde last kan dragen, maar wanneer datzelfde wiel rolt deze last te hoog blijkt. Kunz zal wel te betrouwen zijn voor de kleinere wieltypes in stilstand. De lengte van het contactvlak, de maximale spanning en de indrukking zijn te aanvaarden zolang de belasting beperkt blijft en de indrukking niet groter wordt dan 10% van de banddikte. Op naar Lütkebohle. Hij is er wel in geslaagd om de temperatuur in rekening te brengen. Vooral zijn methode om de temperatuur in de mantel in functie van de straal weer te geven is aardig. Jammer dat er hierbij geen rekening wordt gehouden met de warmteafvoer langs de zijvlakken. Dit zal zorgen voor een verminderde nauwkeurigheid. Voor de andere factoren zoals de indrukking, contactlengte en contactdruk zal over een groter bereik de berekening beter aansluiten bij de werkelijkheid. Hiermee worden dan vooral de grotere wieltypes en hogere belastingen bedoeld. Het verschil 45 met Kunz zit hem in de theorie van Hertz. Kunz baseert heel zijn theorie hierop, wat leidt tot nauwkeurigere resultaten bij de kleinere belastingen en wielen. Lütkebohle ontwikkelde zijn eigen formules uitgaande van de theorie van Hertz, waardoor over een groter gebied tot betere resultaten worden gekomen. Tenslotte is er nog Liu. Op vlak van de temperatuur worden bij hem de beste voorspellingen verwacht. Hij heeft namelijk het meeste rekening gehouden met de verschillende invloeden. Voor de overige parameters worden ook nauwkeurige voorspellingen verwacht. Hiervoor heeft Liu telkens twee formules ontwikkeld. Welke formule zal gebruikt worden is afhankelijk van de waarde banddikte op halve contactlengte volgens Hertz. Bij de start van het belasten zal de verhouding kleiner zijn dan 5 en zullen de ene groep van formules gelden. Vanaf wanneer de verhouding groter of gelijk aan 5 wordt dan geldt de andere reeks. Het is moeilijk in te schatten dat over gehele gebied de berekende waarden goed zullen aansluiten met de werkelijke. Of slechts voor één van beide reeksen. Het onderzoek moet hierop een antwoord bieden. 46 Hoofdstuk 2 – Onderzoek 1 De TesTWinner® 922 - testbank Voor het onderzoek zijn verschillende types wielen getest op de TesTWinner® 922 testbank. Deze biedt de mogelijkheid om de indrukking in functie van de belasting weer te geven in een grafiek. Dit is voor elk wieltje meermaals gebeurd. Telkens onder een verschillende maximale last en bij een verschillende wieltemperatuur. Vervolgens is voor elk wieltype het gemiddelde van de metingen berekend per geteste wieltemperatuur. Tenslotte worden de gemiddeldes vergeleken met de berekende waarden volgens het rekenblad en besproken. 1.1 Bespreking van de testbank en bijhorende software Vulkoprin beschikt over een testbank van het type TesTWinner® 922 v1.4. Hun specifiek model is model 112.50kN. Deze kan een maximale last leveren van 50kN. De snelheidszone waarmee de belasting kan worden aangebracht gaat van 0 tot 500mm/min. Volgende figuur geeft een deel van de testbank weer. Enkel het onderste gedeelte van de testbank is zichtbaar, welke volstaat voor dit onderzoek. Figuur 35: TesTWinner® 922 v1.4 (Vulkoprin) Hoe gaat het proces nu in zijn werk? Dit is zelf in te stellen in het bijhorende computerprogramma en zal later worden besproken. Indien het proces vroegtijdig moet worden onderbroken wanneer er zich bv. problemen voordoen, is onderaan links de noodstop zichtbaar. Voorts is centraal één van de geteste wielen te zien. Deze rust op een stilstaande vlakke houder. De bovenste houder is verplaatsbaar en beweegt mee met de extensometer. Een extensometer is een instrument om de verandering in afstand tussen twee referentiepunten op te meten. Dit als gevolg van een vervorming, uitzetting of 47 krimping. In dit onderzoek zal er door het belasten een vervorming optreden. De maximale belasting is zelf in te stellen via de computer. Wanneer het proces doorlopen is, zal op de aangesloten computer een grafiek verschijnen met de belasting in functie van de dubbele indrukking. Merk op dat het om de dubbele indrukking gaat. Het principe hierbij is hetzelfde als in volgende figuur. Figuur 36: Serieschakeling 2 identieke veren In de figuur zijn twee identieke veren zichtbaar, welke in serie hangen. Er zit geen verschil in lengte of veerconstante. Wanneer bovenaan een belasting wordt aangebracht, dan zullen beide veren evenveel indrukking vertonen. De totale indrukking zal dus bestaan uit tweemaal de indrukking van één veer. Voor de meting bij de testbank zit men met hetzelfde verschijnsel. Het wiel zit vast tussen twee recht tegenoverstaande klemmen, waardoor er bij belasting een gelijke indrukking zal zijn aan elke klem. In de verkregen grafiek bij de meting zal dus de x-as staan voor de dubbele indrukking. Naast de grafiek zijn tal van andere op te meten parameters mogelijk. Als men ze wilt laten opmeten, moeten deze ingesteld worden in de TesTWinner® 922 software. Dit computerprogramma is erg makkelijk te gebruiken. De eerste stap bestaat erin aan te geven dat er een druk- of trekproef moet worden uitgevoerd. In dit geval is het een drukproef. Voor de rest zijn er nog drie andere opties van belang. De eerste is aangegeven in figuur 37. In dit tabblad kan alles wat men wil laten berekenen ingesteld worden. Merk op dat alle berekeningen worden berekend uit de opgenomen grafiek. Figuur 37: Tabblad berekenen parameters 48 Enkele te gebruiken functies zijn: - MAX: het opmeten van de maximale last MIN: het opmeten van de minimale last FIND: bijhorende x-waarde bij een bepaalde last bepalen AREA: bepaald de oppervlakte van het deel onder de grafiek tot een zelf ingestelde waarde MED: gemiddelde waarde berekenen van een zelf ingesteld gebied Voor dit onderzoek zijn deze functies niet echt noodzakelijk. De grafiek is het belangrijkste onderdeel. Deze goed interpreteren maakt het eerste tabblad vrijwel overbodig. Een tweede onderdeel in de software is het stappenplan. Hier wordt stap voor stap ingegeven wat er moet gebeuren door de testbank. Dit stappenplan moet met enige zorg worden opgebouwd om betrouwbare resultaten te verkrijgen. Het stappenplan voor dit onderzoek is in volgende figuur weergegeven. Figuur 38: Tabblad stappenplan Nadat de meting wordt gestart, zal de bovenste klem naar het wiel toekomen. Vanaf het moment dat deze klem een kracht van 5N op het wiel uitoefent is de eerste stap voltooid. De waarde 5N is zelf instelbaar. Hiervoor is gekozen om enerzijds zeker te zijn dat er contact is en anderzijds zo weinig mogelijk fout te krijgen op de uiteindelijke meting. De kracht 5N is zeker aanvaardbaar. Daarna worden zowel de afstands- als de krachtmeter op 0 gezet. De opgenomen grafiek wordt vernieuwd en de afstand wordt opnieuw op 0 gesteld. De definitieve meting zal nu pas van start gaan. De eerste vijf stappen zijn ter voorbereiding om tot een acceptabel resultaat te kunnen komen. 49 In stap 6 laat men het wiel belasten tot een vooraf ingestelde belasting. Is deze belasting bereikt, dan zal als laatste stap de belasting worden afgebouwd en de bovenste klem terugkeren naar een ingestelde meetwaarde van -1mm. Zo kan na de meting het wiel zonder moeite worden weggenomen. Er zijn natuurlijk nog vele andere manieren om een meting uit te voeren. Zo kan er bv. in plaats van naar een vooraf ingestelde maximale belasting, ook naar een vooraf ingestelde maximale indrukking worden gegaan. Let van tevoren wel op dat de maximaal draagbare last van het wiel niet zal worden overschreden. Nadat alles correct staat ingesteld, kan de meting van start gaan. Hiervoor dient het derde en laatste tabblad, welke staat weergegeven in figuur 39. Figuur 39: Tabblad opgenomen grafiek Hierop komt de grafiek tevoorschijn met de belasting in functie van de dubbele indrukking. De testbank manueel laten bewegen is mogelijk via de pijltjes linksboven. De meting wordt gestart na het drukken op de 1-waarde onder de pijltjes. Daarna wordt het stappenplan volledig doorlopen, verschijnt de grafiek op het scherm en worden de gevraagde componenten berekend. Telkens op deze manier zijn verschillende wieltypes getest, bij verschillende maximale last en verschillende wieltemperatuur. Zij zullen in het verdere verloop van deze paragraaf worden besproken. 50 1.2 Bespreking van de onderzochte wielen Voor het onderzoek is gewerkt met drie verschillende wieltypes. Per wieltype zijn twee exemplaren beschikbaar wat leidt tot een totaal van zes onderzochte wieltjes. Figuur 40: De zes geteste wieltjes (Vulkoprin) Elk van hen zal onder verschillende omstandigheden worden getest. Per twee wielen van hetzelfde wieltype wordt een gemiddelde opgesteld, waarmee de berekende waarden volgens het rekenblad zullen worden vergeleken. Om het rekenblad te kunnen gebruiken, zijn een aantal geometrische paramaters van de wielen vereist. Deze staan weergegeven in volgende tabel. wieltype 1 Vorm: wieltype 2 wieltype 3 cilindrisch cilindrisch cilindrisch 80mm. 50mm. 50mm. Afronding: 7,5mm. 7,5mm. 4mm. Buitendiameter: 160mm. 200mm. 200mm. Binnendiameter: 114mm. 160mm. 174mm. Banddikte: 23mm. 20mm. 13mm. Asdiameter: 35mm. 20mm. 20mm. Naaflengte: 80mm. 50mm. 50mm. Breedte: Tabel 1: Geometrische parameters van de drie geteste wieltypes Specifiek aan het eerste wieltype is het grotere aandeel van de banddikte en de dikkere wielbreedte. De resterende types wielen zijn sterk gelijkaardig. Enkel in banddikte is er een verschil merkbaar. Puur theoretisch kan gesteld worden dat voor wieltype 1 de grote banddikte zal zorgen voor een sterke indrukking. Haar grote wielbreedte heeft het omgekeerde effect op de indrukking, wat dus compenserend zal werken. Tussen wieltype 2 en 3 zal door de grotere banddikte het 51 tweede wieltype de grootste indrukking geven bij eenzelfde last. Of deze veronderstellingen kloppen zal later uit de resultaten moeten blijken. 1.3 De uitgevoerde metingen Voor de metingen starten wordt opgezocht hoeveel elk wieltype maximaal mag belast worden. Deze waarden zijn gekend uit eerder uitgevoerde testen door Vulkoprin. Algemeen mag een maximale last van 900kg worden aangenomen. Om zeker te zijn, wordt afgesproken om maximaal tot 8000N te belasten. Wat hierbij kan voorkomen, is de kans dat het wiel niet sterk genoeg geklemd zit en daardoor wegschiet. Om dit te beletten wordt met lagere lasten gewerkt. De testen zijn uitgevoerd bij twee verschillende maximale belastingen: 1500N en 4000N. Elk wiel is getest bij vier verschillende temperaturen. Om geen blijvende beschadiging te veroorzaken wordt vooraf een maximum waarde van 100°C afgesproken. Er is gestart met een meting bij de kamertemperatuur. Daarna worden de wielen telkens 20°C verwarmt en gebeuren dezelfde metingen opnieuw. Dit proces wordt herhaald tot en met de laatste metingen bij 80°C. Dit verwarmen gebeurt door middel van ovens, welke in het bedrijf beschikbaar zijn. Nadat deze zijn opgewarmd tot de ingestelde temperatuur, worden de wieltjes voor een periode van minimaal 30 minuten in de oven geplaatst. Na dit halfuur kunnen de metingen van start gaan. Ondanks het meten met twee verschillende maximale lasten, volstaat achteraf gezien de meting met de hoogste maximum last, namelijk 4000N. Op bijgevoegde CD-ROM zijn de resultaten van de 1500N-metingen beschikbaar. Hier wordt vanaf nu enkel met de 4000N-metingen verdergegaan. 52 Volgende figuur geeft de eerste meting weer waarbij de wieltjes getest zijn bij kamertemperatuur. Hun gemiddeldes staan per wieltype weergegeven. Deze grafiek zal enkele van de voorgaande veronderstellingen beantwoorden. Figuur 41: Gemiddelde van de metingen per wieltype bij T = 18°C en maximale last van 4000N Wat opvalt bij wieltype 1 is de grootste indrukking tot een last van 1500N. Dit komt omdat zij de grootste banddikte bezitten. Vanaf 1500N blijkt duidelijk wieltype 2 de grootste indrukking te hebben. Dit is te verklaren door het verschil in wielbreedte. Hoe breder een wiel is, des te kleiner de indrukking zal zijn. Aangezien het eerste type wielen 30mm. breder is, zal deze invloed de stijgende indrukking sterker compenseren. Op deze manier is de snellere stijging van de wieltype 1 – curve in figuur 41 verklaarbaar. Indien alle wieltypes even breed zouden zijn, dan zou wieltype 1 voor elke belasting de grootste indrukking vertonen. Het tweede en derde wieltype zijn volledig vergelijkbaar qua geometrie. Enkel de banddikte is verschillend. Dit is duidelijk te zien in de grafiek. Wieltype 3 met de kleinste banddikte vertoont een veel kleinere indrukking dan wieltype 2. De meting stemt dus overeen met de gemaakte veronderstelling, dat de indrukking verhoogt bij een stijgende banddikte. Uit gelijkaardige metingen bij een stijgende wieltemperatuur blijkt het verschil in indrukking tussen beiden verder toe te nemen. Vorige figuur geeft de resultaten weer van de metingen bij kamertemperatuur. Voor de overige temperaturen zijn net dezelfde metingen uitgevoerd en dezelfde grafieken opgesteld. Deze grafieken zijn te vinden in de bijlage I, II en III. Qua vorm zijn ze identiek aan voorgaande voorbeeld. Hun enige verschil is een sterkere indrukking naarmate de wieltemperatuur verhoogt. 53 Dit verschijnsel wordt duidelijker zichtbaar in volgende figuur. Hier is voor een vast wieltype en constante maximale belasting, de last in functie van de dubbele indrukking weergegeven. Figuur 42: Gemiddelde van de metingen per temperatuur voor wieltype 1 en een maximale last van 4000N Hierin staan de gemiddeldes voor wieltype 1 voorgesteld per temperatuur. De stijgende indrukking bij een toenemende temperatuur wordt zo duidelijker weergegeven. Ook dit is op dezelfde manier gebeurd voor de overige wieltypes. Zij vertonen identiek hetzelfde gedrag en zijn terug te vinden in de bijlage IV en V. 1.4 Berekeningen volgens het rekenblad Wanneer alle metingen zijn afgerond en hun gemiddeldes per vast wieltype of constante temperatuur in een grafiek zijn verwerkt, dan is het eerste praktische gedeelte van het onderzoek afgelopen. Een tweede deel in het onderzoek bestaat uit het gebruiken van het zelfontwikkelde rekenblad. Er moet worden nagegaan in welke mate de berekende waarden volgens de verschillende theorieën aansluiten bij de werkelijkheid. Daarnaast moet worden aangegeven onder welke omstandigheden de berekende resultaten volgens de ene betrouwbaarder zullen zijn dan volgens de andere. Jammer genoeg is er op de testbank slechts één uitvoerparameter te testen, namelijk de indrukking. Andere interessante parameters zoals de maximale spanning en wieltemperatuur in de mantel zijn niet meetbaar op de testbank. Er is gekozen voor het derde wieltype met een maximale belasting van 4000N als voorbeeld. Het mantelmateriaal hiervan is VK90. Nu de metingen en de grafieken gekend zijn, resten enkel nog de berekeningen. In het verdere verloop van deze paragraaf zullen alle stappen van het programma stapsgewijs worden toegelicht. 54 Er wordt gestart met het ingeven van de contactsituatie. De meting is gebeurd met een cilindrisch wiel op een vlakke klem. Het cilindrisch wiel is beschikbaar in de keuzelijst. De vlakke klem is conform met de optie vlakke ondergrond. Vervolgens worden de geometrische parameters volgens tabel 1 ingegeven. In het laatste invoergedeelte worden de belasting, snelheid, temperatuur en mantelmaterialen gevraagd. Het wiel staat stil op de onderste klem. Dit wil zeggen dat zowel voor de snelheid als voor het aandraai- of afremmoment de waarde 0 moet worden ingevuld. Als mantelmateriaal wordt Vulkollan® type 90° Shore A gekozen. Er wordt voorlopig gewerkt met vaste waarden voor de materiaalparameters. Nochtans veranderen deze parameters voortdurend. Hierover volgt verder in dit onderzoek meer uitleg. Ook het materiaal van de klem moet worden ingegeven. Hiervoor volstaat het om één van de materialen te kiezen met hoge E-modulus. Dit zijn in het rekenblad beton, aluminium of staal. Welke men kiest maakt niet uit, want hun Emoduluswaarde is zo groot dat hun invloed op de indrukking verwaarloosbaar zal zijn. De voorlaatste invoerfactor is de temperatuur. Een nadeel aan het rekenblad is dat deze temperatuur wijzigen geen invloed zal hebben op de indrukking. Dit bij geen enkele van de drie theorieën. Nochtans blijkt uit de metingen de temperatuur wel een rol te spelen. Dit verklaart meteen één van fouten tussen de berekende en werkelijke waarden. Wat wel kan en zal gedaan worden, zijn de parameters die mee veranderen met de temperatuur manueel aanpassen. Hoe dit gebeurt, zal in de volgende pagina’s duidelijker worden. De laatste parameter is de belasting. Deze laten we stapsgewijs per 500N stijgen. Telkens worden de verschillende indrukkingen berekend. Uiteindelijk zal dit per theorie tot een tabel leiden, waaruit een curve kan worden opgemaakt. Zo kunnen de metingen en de berekende waarden in de grafiek worden vergeleken en besproken. Als voorbeeld is volgende figuur weergegeven. Hierin staan de resultaten van de metingen en berekeningen voor het derde wieltype, met een mantel uit VK90 en een maximale last van 4000N. De gelijkaardige grafieken voor de andere wieltypes staan in bijlage VI en VII. Merk in de grafiek op dat de assen zijn omgedraaid t.o.v. vorige figuren. Dit komt omdat in het rekenblad de belasting een invoerparameter is en de indrukking een uitvoerparameter. 55 Deze indrukkingen zijn daarenboven nog eens verdubbelt om conform te zijn met de metingen. Figuur 43: Metingen + Berekeningen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N In de grafiek lijken slechts vier curven zichtbaar, maar er staan er weldegelijk zeven. De vier curven met metingen liggen gewoon zo dicht bij elkaar, dat het verschil op deze grafiek niet te zien is. Het verschil is er echter zeker wel. Vooraleer de verschillende curven met berekeningen worden besproken, moet eerst de aandacht uitgaan naar iets anders. Al deze berekeningen zijn uitgevoerd met een vaste E-modulus. In dit geval voor VK90, een waarde van 50N/mm². Een elasticiteitsmodulus is nochtans geen vaste maar een variabele grootheid. Dit maakt de berekeningen onnauwkeurig. Vanaf wanneer de temperatuur wijzigt, zal de elasticiteitsmodulus mee veranderen. Hoe sterk deze verandering zal zijn, verschilt per materiaal. Voor Vulkollan® is geweten dat over een temperatuurszone van 0°C tot 80°C, de E-modulus relatief constant blijft. Er moet rekening gehouden worden met een maximum verschil van 25% over het totale temperatuursgebied. Welk verband zit er nu juist tussen de temperatuur en de E-modulus. Naarmate een materiaal - stel nu in dit geval het materiaal van de band - warmer wordt, verliest dit materiaal zijn stijfheid. De oorzaak hiervan ligt op moleculair niveau. Zijn polymeerketens zullen meer beginnen trillen, waardoor deze in lengte zullen toenemen. Dit gaat gepaard met een dalende stijfheid. Wanneer een wiel met een constante belasting rolt, zal dit wiel opwarmen. De opwarming zorgt ervoor dat de stijfheid daalt. Dit vertaalt zich in een afnemende E-moduluswaarde. Voor VK90 bijvoorbeeld zal bij een kamertemperatuur van 20°C, de E-modulus 75N/mm² bedragen. Wanneer de omgevingstemperatuur wordt opgeschroefd naar 80°C zal de E-modulus 20% afnemen tot 50N/mm². 56 Hoe warmer dus het wiel wordt, hoe lager de E-modulus en hoe groter de indrukking zullen zijn voor eenzelfde last. In het rekenblad wordt gewerkt met vaste E-moduluswaarden. Dit maakt nauwkeurig voorspellen bijna onmogelijk. Gelukkig zijn uit onderzoek voor de verschillende Vulkollan®-types de wijzigingen van de E-moduluswaarden in functie van de temperatuur gekend. In het rekenblad kunnen de materiaalparameters aangepast worden, waardoor voorspellen nauwkeuriger kan gebeuren. Zoals eerder vermeld zijn in vorige figuur de metingen uitgevoerd met een vaste E-modulus van 50N/mm². Deze stemt voor VK90 overeen met de waarde bij omgevingstemperatuur 20°C en 10% vervorming. Er is met het stagebedrijf afgesproken om niet verder dan 10% vervorming te gaan. Neem daarbij het gegeven dat 80°C de grootste gebruikte temperatuur is in de metingen. Tezamen leidt dit tot de twee uiterste voorwaarden, die resulteren in een minimale E-modulus van 42,5N/mm². Ter verduidelijking is volgende tabel weergegeven. Hierin staan voor de verschillende gebruikte Vulkollan®-types, de E-moduluswaarden in functie van de temperatuur en het percentage vervorming. Tabel 2: E-modulussen VK80, VK90 en VK95 (Vulkoprin) De vraag die rest is voor welke waarde van de elasticiteitsmodulus de berekeningen het best zullen aansluiten bij de metingen. Hiervoor moet per situatie het mogelijke gebied waartussen zijn waarde kan liggen vooraf worden bepaald, waarna door middel van testen uit het rekenblad de uiteindelijke oplossing zal voortvloeien. Dit is per wieltype gebeurd voor elke onderzoeker en zal later in deze paragraaf aan bod komen. In wat volgt zullen eerst voor de standaard E-moduluswaarden bij 21°C en 10% vervorming, de metingen per wieltype worden besproken en éénmalig worden ook de gebruikte formules toegelicht. 57 Er wordt verdergegaan op de metingen met het derde wieltype uit figuur 43. Wat meteen opvalt is de Kunz-curve, die het verst van de metingen ligt. Enkel bij de start geeft ze een goede benadering van de werkelijkheid weer. Naarmate de belasting toeneemt, groeit het verschil tussen de werkelijke en berekende indrukking aan. Dit moet te verklaren zijn aan de hand van de gebruikte formule. Voor een wiel met cilindrische mantel geldt voor de indrukking volgens Kunz volgende formule. - indrukking = Δh = met ( ) ( ) (2.1) FN = normaalkracht EV = vergelijkingselasticiteitsmodulus = la = dragende lengte dN = diameter van de naaf dR = buitendiameter van het wiel r = afronding De meeste factoren zijn geometrische aspecten. Zij mogen per wieltype als constante worden beschouwd. De resterende componenten beïnvloeden rechtstreeks de indrukking. Deze zijn de vergelijkingselasticiteitsmodulus EV en belasting FN. De EV-waarde zal sterk veranderen bij het kiezen van een ander mantelmateriaal. Later zal duidelijk worden dat het wijzigen van het mantelmateriaal bij het bovenste wiel, de grootste invloed zal hebben op de verandering van de EV-waarde. Aangezien in de figuur met een vaste E-moduluswaarde van 50N/mm² voor VK90 is gewerkt, blijft als enige resterende factor met invloed op de indrukking belasting F N over. Deze is variabel omdat we de belasting als x-waarde hebben in onze grafiek. Wat men dus uiteindelijk voor Kunz verkrijgt is een rechte van de vorm: y = cte . x, waarin y staat voor de indrukking en x voor de belasting. Door de vaste geometrische parameters blijft maar één manier over om de berekende waarden nauwer te laten aansluiten bij de gemeten waarden. Het variëren van de E-modulus. Om het gebied waartussen gevarieerd zal worden af te bakenen, wordt als eerste naar de maximale dubbele indrukking in de grafiek gekeken. Hieruit volgt de maximale indrukking, namelijk 0,85mm. Ten opzichte van de 13mm dikke banddikte is dit procentueel ongeveer 6,5%. Dit is de max. vervorming in de meting, welke niet zal worden overschreden. Hieruit volgt een minimale E-modulus van 56N/mm². Hetgene wat nu gebeurt is de E-modulus zoeken waarvoor de indrukking bij een belasting van 4000N zo dicht mogelijk wordt benaderd. Uit berekening in het rekenblad, blijkt dit 185N/mm² te zijn. 58 Figuur 44: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + Kunzberekening met ideale materiaalparameterwaarden Dit is meer dan het 2x het maximum van de verwachte E-modulus. Voor Vulkollan® is geweten dat de E-modulus binnen de temperatuurszone van 0°C tot 80°C vrij stabiel blijft. De uiterste waarden liggen 20 tot 25% van het gemiddelde. Een meer dan verdubbeling is echter veel te veel. Hieruit is te besluiten dat voor deze meting, de theorie volgens Kunz geen goede voorspelling zal bieden voor de indrukking. Enkel tot een belasting van 500N zijn de resultaten aanvaardbaar. Daarna zullen deze verder en verder afwijken van de werkelijkheid. Vanuit zijn theorie zijn er twee redenen af te leiden, waarom de fout bij deze meting zo hoog ligt. Een eerste is het feit dat Kunz zijn testen uitvoerde met veel kleinere wielen als de drie geteste wieltypes. Later wanneer de overige twee wieltypes worden besproken, zal blijken dat ook daar de fout het grootst zal zijn bij Kunz. Een eerste reden hiervoor is bij deze gekend. Een tweede fout zit hem in het lijnvormig contact. Een cilindervormig wiel in contact met een vlakke ondergrond zal geen puntvormig, maar een lijnvormig contact bezitten. Kunz ging bij zijn testen altijd uit van een puntvormig contact. Dit is een tweede oorzaak om het sterke verschil tussen metingen en berekeningen volgens Kunz te verklaren. De tweede curve met berekeningen, die na Kunz het verst verwijdert ligt van de metingen is de curve volgens Lütkebohle. Hij heeft voor de indrukking twee verschillende formules ontwikkeld. De ene geldt wanneer beide contactlichamen uit materiaal met gelijke E-modulus zijn vervaardigd. Indien dit niet zo is, zoals in dit voorbeeld, geldt volgende formule voor de indrukking. 59 - indrukking = Δh = met ( ( )) waarin aH = √ ( ) (2.2) FN = normaalkracht EV = vergelijkingselasticiteitsmodulus = B = wielbreedte ν = Poisson-factor materiaal bovenste band Re = vergelijkingsstraal = Vergeleken met de Kunzformule komen twee nieuwe factoren aan bod. De eerste is een geometrische factor, namelijk de wielbreedte. Deze blijft constant gedurende de meting. Factor twee de Poisson-factor is interessanter. Hij is specifiek per materiaal en geeft de verhouding weer van de relatieve dwarse inkrimping op de relatieve axiale verlenging. Daarnaast is dit – net zoals de E-modulus – een variabele grootheid. Voor visco-elastische materialen zoals Vulkollan®, die belast worden en daarbij een vervorming ondergaan, zal de Poisson-factor veranderen in functie van de tijd. Aangezien in de berekeningen met een vaste waarde is gewerkt, zal ook dit leiden tot een fout. Voor de berekeningen in figuur 43 is gewerkt met een Poisson-factor van 0,45. Bij het vergelijken van Kunz en Lütkebohle in deze figuur valt meteen het verschil in de vorm van hun curve op. Bij Kunz is aangetoond dat dit een rechte is. Voor Lütkebohle zien we iets anders. Volgende figuur is gelijkaardig met figuur 43, maar de Kunzcurve is weggelaten. Zo wordt de vorm van de Lütkebohlecurve duidelijker. Figuur 45: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + berekeningen Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden 60 Er is duidelijk een kromming te zien. Dit is een rechtstreeks gevolg van met twee veranderende parameters te werken in plaats van met één. De Poisson-factor in rekening brengen zal een positieve invloed hebben op de berekening. Door de berekening te ontleden, wordt duidelijk welke invloed het veranderen van de twee variabele factoren zal hebben op de grootte van de indrukking. De waarde die verandert bij wijzigen van E of ν, is de Hertz halve contactlengte 'aH'. Naarmate ze allebei of één van hen stijgt, zal de halve contactlengte volgens Hertz verkleinen. De natuurlijke logaritme ln zal aangroeien, maar de indrukking niet. Dit komt door het eerste element in de formule, namelijk de gekwadrateerde 'aH'-waarde. Vanwege het kwadraat is zijn invloed op de indrukking groter dan dat van de logaritme. Wanneer dus de E-modulus en/of de Poisson-factor zullen toenemen zal de indrukking afnemen en omgekeerd. De laatste stap die rest voor Lütkebohle, is zoeken naar de ideale waarden voor de twee variabelen om de metingen zo goed mogelijk te benaderen. Het gebied waartussen mag gevarieerd worden voor de E-modulus is reeds gekend van bij de Kunz berekeningen. Voor de Poisson-factor is dit gebied voor Vulkollan® gegeven vanuit het bedrijf, namelijk 0,43 tot 0,50. Uit de berekeningen blijken met een belasting van 4000N en een indrukking van 0,85mm, een E-moduluswaarde van 140N/mm² en een Poisson-factor van 0,5 overeen te stemmen. De ideale E-moduluswaarde is lager dan bij Kunz, maar nog steeds veel te hoog. Dit zijn natuurlijk wel de waarden om de metingen perfect weer te geven. Wordt de indrukking volgens Lütkebohle met de aanvaardbare grenzen E = 90N/mm² en ν = 0,5 berekend, krijgen we volgend behoorlijk resultaat. Figuur 46: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + Lütkebohleberekening met ideale materiaalparameterwaarden 61 Als besluit kunnen voor Lütkebohle twee voordelen worden aangehaald ten opzichte van Kunz. De eerste is het rekening houden met de Poisson-factor. Hierdoor zal de vorm van de curve beter de metingen volgen. Daarnaast is er gewoon een betere formule opgesteld. Het grootste nadeel is het gebruiken van de halve contactbreedte volgens Hertz in de formule. Deze geldt enkel goed wanneer er een contactsituatie met puntvormig contact is. Aangezien er in dit onderzoek enkel met lijnvormige contacten wordt gewerkt, zal de factor 'aH' voor onnauwkeurigheid zorgen bij de berekende waarden. Voorlopig zal Lütkebohle voor de betrouwbaarste resultaten zorgen en het best de metingen weergeven. Als laatste is er Liu. Op het eerste zicht de nauwkeurigste van allemaal, zowel qua vorm van de curve als qua resultaat. Hierbij geldt volgende kanttekening. De gebruikte formule in het rekenblad voor de indrukking komt niet rechtstreeks uit de geschreven werken van Liu. Dit omdat nergens specifiek een formule voor de indrukking te vinden is. Er is in samenspraak met het bedrijf zelf een formule opgesteld, waarin de gebruikte elementen bepaald worden volgens de theorie van Liu. Deze formule is erg eenvoudig en gehaald uit het ‘Tabellenboek voor metaaltechniek’. Figuur 47: Formule indrukking voor Liu (De Clippeleer, 2014) Dit naar het thesisproject omzetten leidt tot volgende gebruikte formule. - indrukking = Δh = met √ (2.3) ra = buitenste straal van het wiel a = de halve contactlengte volgens Liu 62 Deze halve contactlengte is rechtstreeks afhankelijk van de verhouding banddikte 'h' op contactlengte volgens Hertz 'aH'. In het Liu gedeelte van de literatuurstudie is hier dieper op ingegaan. Indien de verhouding 5 zal de halve contactlengte berekend worden volgens formule 1.40. Zo niet wordt met formule 1.42 gewerkt. Beide formules bevatten geometrische parameters zoals de wielbreedte en de verschillende stralen. Deze blijven constant tijdens de meting. De interessante elementen in de formules zijn de volgende: - EVERV = (( ) ) (( ) ) (2.4) - (2.5) - (2.6) Dit zijn de variabele factoren in de berekening. Ten opzichte van Lütkebohle is het enige extra element de Poisson-factor van het onderste contactlichaam 'ν2'. Uit enkele berekeningen blijkt het wijzigen van 'ν2' - door het kiezen van een ander materiaal - weinig invloed te hebben op het resultaat van de indrukking. In de berekeningen in figuur 43 is gewerkt met een waarde voor 'ν2' van 0,34. Wat meteen opvalt in de figuur is de sterk overeenkomst tussen Liu en de metingen. Daarnaast geeft de berekende indrukking een waarde weer, welke meer dan behoorlijk aansluit bij de werkelijkheid. Dit doet alvast het beste vermoeden voor wat nog rest. Opnieuw volgt de opmerking dat de E-modulus of de Poisson-factor verhogen, de indrukking zal doen dalen. Als allebei of één van beide variabelen toeneemt, zal de halve contactbreedte afnemen, wat leidt tot een daling van de indrukking. 63 Voor het zoeken naar de ideale waarden van de twee variabelen, is het principe en het gebied waartussen mag getest worden volledig conform aan Lütkebohle en Kunz. Uit de berekeningen blijken bij een belasting van 4000N en een indrukking van 0,85mm, een E-moduluswaarde van 35N/mm² en een Poissongetal van 0,38 overeen te stemmen. Dit geeft ons volgende grafiek. Figuur 48: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + Liuberekening met ideale materiaalparameterwaarden Terwijl de ideale E-moduluswaarde bij vorige onderzoekers te groot was, is deze voor Liu te klein. Het verschil met een aanvaardbare E-modulus is hier wel veel minder. Dit is al meteen een eerste positieve punt. Merk daarbij uit vorige grafiek op, hoe sterk de berekeningen en de metingen bij elkaar liggen. Dit bewijst dat de berekening voor de indrukking volgens Liu als beste mag worden beschouwd voor dit onderzoek. We onthouden de waarden E = 35N/mm² en ν = 0,38. Bij het testen van de overige twee wieltypes zullen voor Liu deze waarden gebruikt worden. Indien bij beiden de berekeningen en de metingen ook zo goed overeenstemmen, mogen deze materiaalwaarden voorlopig als ideaal worden aanschouwd voor de berekeningen volgens Liu bij cilindrische VK90-wielen. Als besluit voor Liu is te stellen dat zijn voorspellingen het best de werkelijkheid benaderen. Ondanks dat de formule voor de indrukking zelf is ontwikkeld, zijn de gebruikte factoren hierin allemaal volgens zijn berekeningen. Eigenlijk is er maar één factor van belang namelijk de halve contactlengte. Hoe deze wordt berekend hangt af van de banddikte op halve contactlengte volgens Hertz verhouding. Deze verhouding is eigen aan Liu. Wanneer ze 5 zal er minder kracht nodig zijn om een bepaalde lengte van het contactvlak te bereiken, dan wanneer deze verhouding < 5. 64 Om dit deel van het onderzoek af te sluiten, worden voor de overige geteste wieltypes de grafieken met metingen weergegeven. Deze zijn aangevuld met de berekeningen per onderzoeker volgens hun ideale en tegelijk aanvaardbare E-modulus en Poisson-factor. Deze waarden zijn samengevat in volgende tabel. Kunz Lütkebohle Liu ideale E 90N/mm² 90N/mm² 35N/mm² ideale ν 0,45 0,5 0,38 Tabel 3: Aanvaardbare ideale materiaalparameterwaarden per onderzoeker Voor het eerste wieltype is de besluitende figuur hieronder weergegeven. Figuur 49: Metingen voor wieltype 1 met een maximale last van 4000N + elke berekening per onderzoeker met ideale materiaalparameterwaarden Voor dit wieltype lijken de ideale variabelen tot nog betere resultaten te leiden als voor wieltype 3. Elke berekende curve zit dicht genoeg bij de werkelijkheid om van een aanvaardbare voorspelling te spreken. Vooral Lütkebohle en Kunz zien er betrouwbaarder uit dan in voorgaande besproken meting. Toch blijft Liu de kroon spannen. In begin tot een last van 1000N is de voorspelling minder nauwkeurig. Hierbij is een knik te zien in de curve. Deze knik is het gevolg van de overgang van 5 naar . Na de overgang is de benadering van de metingen perfect. 65 Als laatste rest het tweede wieltype. Dit is sterk vergelijkbaar met het derde wieltype. Enkel de banddikte is groter. De indrukking zal bijgevolg ook groter zijn. Alle berekeningen en metingen met de aanvaardbare ideale waarden voor de variabelen zijn te vinden in figuur 50. Figuur 50: Metingen voor wieltype 2 met een maximale last van 4000N + elke berekening per onderzoeker met ideale materiaalparameterwaarden Kunz blijft de minst nauwkeurige. De overige twee blijken erg sterk de meting te benaderen met opnieuw Liu als primus. Toch mag in dit geval ook Lütkebohle aanzien worden als erg sterke benadering. Voor de drie wieltypes geeft Lütkebohle tweemaal een sterke benadering. Dit bij de wielen met de dikste banddikte. Een verband met de formule is er niet meteen. Het is gewoon een vaststelling. In het rekenblad zullen de resultaten volgens Liu het meest te betrouwen zijn. Zeker indien de ideale waarden voor de variabelen worden gebruikt. Op basis van de theorie bleek dit vooraf ook het meest logische aangezien in zijn theorie met de meeste invloedsfactoren rekening werd gehouden. 66 2 Testbank voor rollercoasterwielen Voor het tweede deel van het onderzoek zijn dezelfde drie wieltypes getest, maar op een andere testbank. Haar nut is de kwaliteit en sterkte van een wiel te testen aan de hand van twee invoerparameters: de belasting en de rolsnelheid. Voor elk wieltype is de test éénmalig uitgevoerd. Wat gemeten kan worden en nuttig is voor dit eindwerk zijn de indrukking, de temperatuur in de mantel en de temperatuur in de kern. Opnieuw zullen de metingen worden vergeleken met de berekeningen volgens het rekenblad en vervolgens worden besproken. 2.1 Bespreking van de testbank Deze testbank is enkele jaren terug ontwikkeld door een student als eindwerk aan de hogeschool. Hij kreeg de opdracht om een testbank te ontwerpen voor rollercoasterwielen, waarbij de rit kon gesimuleerd worden. De geteste wielen moeten dus kunnen draaien aan een hoge snelheid en terwijl kunnen belast worden. Het uiteindelijke resultaat waarop de testen voor dit onderzoek zijn gebeurd, is een testbank waarbij de wielen een maximale snelheid van 120km/u en een belasting van 30kN kunnen bereiken. Voor dit onderzoek zal echter met veel lagere waarden worden gewerkt. Onderstaande figuur geeft de testbank weer. Figuur 51: Testbank voor rollercoasterwielen (Vulkoprin) Hoe deze is opgebouwd zal bondig eerst worden toegelicht. Het eerste belangrijke onderdeel is het loopwiel. Dit is het wiel dat dienst doet als onderste contactlichaam in het rekenblad. Zijn vorm, afmetingen en materiaal zijn belangrijk te weten omdat dit invoerparameters zijn. Om een achtbaan zo sterk mogelijk te simuleren, is eigenlijk een horizontale baan vereist. Vanwege plaatsgebrek is dit niet mogelijk. Een loopwiel is een goed 67 alternatief. Hoe groter zijn diameter, hoe beter de baan wordt benaderd. Anderzijds zorgt een grotere diameter voor een hogere massa en dus ook een hogere traagheid. Om deze traagheid te beperken, is de massa gereduceerd door te werken met spaken in het loopwiel.1 Zijn uiteindelijke vorm op deze testbank blijkt cilindrisch. De diameter bedraagt 636mm en qua materiaal is het volledig ontworpen uit staal. Via een klembus wordt het loopwiel vastgeklemd rond een as. Langs de andere kant van deze as zit een riemschijf. Deze zorgt voor het draaien van het loopwiel, door middel van een riemaandrijving met een tweede riemschijf op de motoras. Het vastzetten van de wieltjes gebeurd via een opspansysteem. Dit systeem heeft een zone van 10cm waarover het wiel kan verschoven worden. Dit onderdeel is nodig om het bovenste wiel met zijn mantel mooi centraal te kunnen positioneren op de onderste wielmantel. De ene temperatuursensor zal op die manier juist in het midden van de mantel meten. De andere temperatuursensor wordt daarna manueel gericht op de kern van het wiel. Als laatste wordt de meter voor de indrukking vastgedraaid. Het voorbereidende werk aan de machine is hierbij afgelopen. Het enige wat nog rest is de software. Deze werkt heel eenvoudig. Er wordt een bestandje ingelezen met de procesgegevens, waarna de meting van start kan gaan als het toestel klaar staat. Na de metingen worden de resultaten op hun beurt opgeslagen in een ander bestand. Figuur 52: Software bij de tweede testbank Het ingeven is zeer eenvoudig. In een bestand wordt lijn per lijn weergegeven wat er moet gebeuren. Er worden per lijn drie parameters verwacht. De eerste is de tijd, vervolgens de grootte van de belasting en tenslotte de snelheid van het loopwiel. 1 De Vriendt, J. (2011). Testbank voor rollercoasterwielen. Hogeschool Gent, faculteit Natuur en Techniek. 68 Er is gekozen tijdens de metingen voor de minimale snelheid van het loopwiel, namelijk 12km/u. Voorts bestaat één test uit 18 stappen. Telkens wordt het wiel een kwartier belast, waarna een pauze zonder belasting van 2 minuten volgt. Er wordt gestart met een belasting van 2000N, waarna we deze belasting met stappen van 250N zullen verhogen. Op deze manier wordt het proces herhaald tot en met een maximum belasting van 4000N. Voor elk wieltype zijn volgens dit stappenplan de testen uitgevoerd. 2.2 Mogelijke optredende defecten bij de Vulkollan®-wielen In deze paragraaf worden de meest voorkomende wieldefecten besproken. Vaak zal een te hoge belasting of rolsnelheid hier aan de oorzaak liggen. De maximale temperatuur in het wiel zal daarbij waarden groter dan de bij Vulkollan® maximum toegestane +125°C aannemen. Hierdoor zal een blijvende beschadiging in de chemische structuur optreden. De testbank maakt het mogelijk om enkele van deze defecten op te sporen. o Thermische overbelasting Thermische overbelasting treedt op wanneer de temperatuur in de mantel te hoog oploopt. De afvoer van de warmte via het contactvlak, de zijvlakken en de naaf verloopt te traag. Hierdoor wordt de maximum temperatuur van +125°C vrij snel bereikt en krijgt men thermische overbelasting. Om dit trachten te voorkomen moet men rekening houden met de belasting en de rolsnelheid. Beiden mogen niet te groot worden. Hun maximale waarden zijn verschillend per model en afhankelijk van de gebruikte materialen. Een voorbeeld van thermische overbelasting is weergegeven in figuur 2. o Bloemkooleffect Wanneer een wiel contact maakt met de grond en de aandrijfkrachten zijn te groot, dan kan het gebeuren dat de sterkte van het mantelmateriaal overschreden wordt. Hierdoor ontstaan er scheuren in de mantel, zowel in de dwars- als in de langsrichting. Indien deze krachten aanhouden verdiepen de scheuren zich verder tot barsten. Dit noemt men het bloemkooleffect. Volgende figuur geeft dit weer. Figuur 53: Het bloemkooleffect (InnoRad, 2011) 69 o Loskomen verbinding naaf-mantel Dit is één van de defecten, die geregeld weerkeren op de testbank. De kwaliteit van een naaf-mantel verbinding wordt gekenmerkt door de fysische, chemische en mechanische binding tussen beiden. Het kan gebeuren dat door te hoge last, te grote rolsnelheid of obstakels op de baan de lijmverbinding tussen beiden loskomt. Dit zal zich sneller voordoen in warme omgevingen. Wat opvalt is dat afgezien van het loskomen, de delen afzonderlijk weinig tot geen schade vertonen. Een manier om het loskomen te verhinderen is gebruik maken van een aangepaste vorm voor de naaf. Bijvoorbeeld het gebruiken van een kroonvertanding of een polygoonprofiel. Figuur 54: Aangepaste naafvormen o Mechanische beschadiging Deze vorm van defect kan altijd optreden. Hierbij liggen meestal onzuiverheden op de baan aan de oorzaak, zoals bv. ergens een scherp voorwerp. Des te beter dus de controle van de gebruiksomgeving, des te minder kans op dit type van problemen. De voornaamste mechanische beschadigingen zijn: - Verwijdering mantelmateriaal tgv. een scherp voorwerp op de baan Figuur 55: Mechanische beschadiging mantel (InnoRad, 2011) 70 - Indrukking tgv. schuring bij blokkerende wielen Figuur 56: Schuring (InnoRad, 2011) o Hydrolyseschade Het grote probleem hierbij is vocht. Wanneer de opname van vocht een zekere tijd blijft duren kan het gebeuren dat het mantelmateriaal (Vulkollan®) chemisch wordt verstoord. Het manteloppervlak wordt wasachtig waardoor zowel de stevigheid als elasticiteit verminderen. Het vocht kan afkomstig zijn van het wiel dat contact maakt met water, maar dit hoeft niet per se. Ook een warme omgeving waar een hoge luchtvochtigheid heerst kan leiden tot hydrolyseschade. Volgende figuur geeft een voorbeeld weer waar het vocht geen water is, maar chemicaliën.1 Figuur 57: Hydrolyseschade (InnoRad, 2011) o Scheuren als gevolg van overbelasting Bij een dynamisch belast wiel wordt de mantel continu vervormd. Hierdoor ontstaan langs de zijvlakken zowel schuif- als drukspanningen. Wanneer de maximale belasting wordt overschreden kunnen scheuren ontstaan vanaf de verbinding naaf-mantel tot het manteloppervlak. Volgende figuur geeft hiervan een voorbeeld. Figuur 58: Gescheurde mantel (InnoRad, 2011) 1 Wehking, K.-H.; Bruns, R. (2011). InnoRad – Erhöhung der Lebensdauer von Rädern und Rollen aus Polyurethan. Institut für Fördertechnik und Logistik, Universiteit Stuttgart. 71 2.3 Bespreking van de metingen en berekeningen Voor ieder wieltype is de test uitgevoerd. Opnieuw zullen deze stuk voor stuk worden besproken. Het interessante is dat naast de indrukking een nieuwe uitvoerparameter kan worden getest, namelijk de temperatuur in de mantel. De warmte in de wielkern wordt ook opgenomen, maar is niet te testen met het rekenblad. In het rekenblad is het principe van parameteringave gelijkaardig als in het vorige onderzoek aangezien met dezelfde wielen wordt gewerkt. Er zijn twee factoren anders in te geven. De eerste is de vorm van het onderste contactlichaam. Voor deze testbank doet het loopwiel dienst als onderste contactlichaam. Er wordt dus gekozen voor een cilindervormig wiel. Bijkomend worden zijn geometrische paramaters gevraagd welke gekend zijn. Het gekozen materiaal is staal. Als tweede is er de rolsnelheid. Deze bedraagt 12km/u. Dit omzetten naar meter per seconde geeft 3,33m/s. De bespreking van de metingen start deze keer met het eerste wieltype. Volgende figuur geeft de resultaten en de berekeningen volgens het rekenblad weer. Merk hierbij op dat met twee y-assen wordt gewerkt. Een primaire voor de temperatuur en een secundaire voor de indrukking. Figuur 59: Metingen voor wieltype 1 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden De speling bij de meting valt meteen sterk op vooral bij de indrukking. Dit maakt het niet makkelijk om een mooie en duidelijke figuur te bekomen. De manier waarop ze hier staat weergegeven, is overzichtelijk genoeg. De waarden zijn duidelijk zichtbaar. 72 Voor de berekende waarden zijn punten gebruikt. Tijdens de meting blijft een constante last gedurende 15 minuten op het wiel staan en zal in deze tijdspanne zijn temperatuur wijzigen. In het rekenblad wordt met de tijd geen rekening gehouden. Voor eenzelfde last zal dus maar 1 resultaat zijn. Vandaar het gebruik van puntwaarden in de grafiek. Voor de indrukking staan de berekende waarden nog niet in de figuur om verwarring te vermijden. Zij zullen later apart worden weergegeven. Merk op dat van berekeningen volgens Kunz voor de temperatuur geen sprake is. Dit komt vanwege zijn gebrek aan aandacht hiervoor tijdens zijn testen. Tot een formule om de temperatuur ergens in het wiel te voorspellen is Kunz nooit gekomen. Voor de temperatuur in de kern is een mooie continu stijging te zien gedurende de proef. In de mantel van het wiel is de toename minder. Daarnaast volgt telkens na de periode van belasting een kortstondige piek. Dit komt door het vrijkomen van de warmte, welke vastgehouden blijft in de band tijdens het draaien onder belasting. Het zijn deze pieken welke interessant zijn in dit onderzoek. Zij stellen de maximale temperatuur in het wiel voor. Het rekenblad maakt het mogelijk deze temperaturen te voorspellen. Liu heeft hiervoor een formule ontwikkeld welke staat weergegeven en uitgelegd in paragraaf 3.3 van hoofdstuk 1. Ze bepaalt de maximale oververhitting in een wiel. Dit is de temperatuur tussen de kamertemperatuur en het warmste punt in de mantel. Bij het vergelijken van de berekeningen met de metingen is voor Liu een goede benadering van de werkelijkheid zichtbaar. Het verschil ligt voor elke meting onder de 20%. Toch kan opnieuw een nauwkeurigere voorspelling worden bekomen door enkele variabelen aan te passen. Hiervoor grijpen we terug naar formule 1.45. Alle factoren in deze formule zijn constant gedurende de meting, behalve de spanning. Deze spanning zal afhangen van de verhouding Indien . zal formule 1.41 voor de spanning gelden, zo niet geldt formule 1.43. Voor beide formules zal het veranderen van de variabelen hetzelfde effect hebben. Deze variabelen zijn opnieuw de E-modulus en de Poisson-factor. Indien allebei of één van beiden stijgt, zal de grootte van de halve contactbreedte afnemen. De last zal over een kleiner gebied moeten verdeeld worden waardoor de spanning toeneemt. Deze toename zorgt voor een grotere maximale oververhitting. Enkele berekeningen geven voor het eerste wieltype een ideale E-moduluswaarde van 55N/mm² en voor de ideale Poisson-factor 0,46. Dit zijn perfect aanvaardbare waarden. Figuur 60 geeft de resultaten van deze berekening weer. 73 Eerst wordt Lütkebohle besproken. Hij heeft een formule ontwikkeld om de temperatuursverdeling in de mantel te bepalen vanaf de naaf tot de buitenzijde van het wiel. Deze formule is uitgebreid besproken in de literatuurstudie. In het rekenblad wordt de formule gebruikt in combinatie met een tabel. Op die manier is het mogelijk een figuur te ontwikkelen, die het temperatuursverloop in de mantel overzichtelijk weergeeft. Voor dit onderzoek worden uit de berekeningen volgens Lütkebohle de grootste waarden uit zijn grafieken genomen. Zij zullen worden vergeleken met de meetwaarden van de mantel. In figuur 60 is te zien dat de berekende en werkelijke waarden bijna identiek zijn, wat wijst op een goede voorspelling voor dit type wiel. Voor de variabelen zijn de standaardwaarden van het rekenblad gebruikt, namelijk E = 50N/mm² en ν = 0,45. Zij mogen als ideale waarden worden aanschouwd. Samen met Liu leidt dit tot volgende ideale voorspellingswaarden. Figuur 60: Metingen voor wieltype 1 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met ideale materiaalparameterwaarden Nu de temperaturen zijn besproken, rest enkel nog de indrukking. Hiervoor komt Kunz wel opnieuw aan bod. De gebruikte formules staan volledig beschreven in het onderzoek met de eerste testbank. De waarden voor de E-modulus en de Poisson-factor zijn gebruikt volgens tabel 3. Meteen een manier om te testen hoe de ideale waarden voor de wieltypes het doen in andere omstandigheden. 74 Er moet wel worden opgemerkt dat de meting van de indrukking onnauwkeurig kan gebeurd zijn. Het nulstellen van de meter bij de start dient manueel te gebeuren, wat kan leiden tot enkele tienden millimeter fout op de meting. Daarnaast moet gezegd dat de meter de indrukking meet tot op 0,1mm nauwkeurig. Figuur 61: Metingen voor wieltype 1 + berekeningen indrukking voor elke onderzoeker met de ideale materiaalparameterwaarden Opnieuw is te zien dat Liu het best de metingen benadert, al komt Lütkebohle aardig in de buurt. Beiden mogen aanzien worden als goede voorspelling. Zeker opnieuw voor Liu is van zeer nauwkeurige resultaten te spreken. Dat zijn ideale waarden ook in andere omstandigheden een sterke benadering van de indrukking voorspellen, stemt ons hoopvol. Misschien wil dit wel zeggen dat op deze manier voor alle VK90-wieltypes de indrukking nauwkeurig te voorspellen valt. Voor het tweede wieltype is hetzelfde principe doorlopen. Hierbij ziet het resultaat van de metingen en de berekeningen met de standaardwaarden er als volgt uit. Figuur 62: Metingen voor wieltype 2 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden 75 Opnieuw zijn de resultaten erg goed, zelfs beter als bij het eerste wieltype. De standaardwaarden voor deze meting mogen als ideaal worden beschouwd. Wel zal naarmate de belasting groter wordt Liu meer afwijken van de piek. Toch blijkt na een verdubbeling van de last het verschil slechts 2°C te bedragen, wat overeenkomt met een foutmarge van ongeveer 5%. Ruim voldoende om van een goede schatting te spreken. Voor de indrukking is opnieuw gewerkt met de variabele waarden volgens tabel 3. Dit leidt tot volgende figuur. Figuur 63: Metingen voor wieltype 2 + berekeningen indrukking voor elke onderzoeker met de ideale materiaalparameterwaarden Hieruit blijken de berekende waarden al wat verder af te wijken van de werkelijkheid. De volgorde van nauwkeurigheid per onderzoeker blijft bewaard, maar geen één van hen geeft over de gehele belasting een betrouwbaar resultaat. Vooral in het begin bij een last van 2000N zijn de voorspellingen slecht. Enkel voor Liu zal naarmate de belasting toeneemt de fout kleiner worden en het resultaat aanvaardbaar. Toch is het raar om voor de eerste keer zoveel afwijking te hebben. Een onnauwkeurige meting kan de oorzaak zijn. Om dit na te gaan is de proef kort opnieuw uitgevoerd. Er is gewerkt met stappen van 500N i.p.v. 250N om de duur van de meting te beperken. De gemiddeldes van de resultaten worden in tabel 4 weergegeven. Kracht 2000N 2500N 3000N 3500N 4000N Indrukking 0,5mm 0,7mm 0,8mm 0,8mm 0,9mm Tabel 4: Gemiddeldes tweede meting van de indrukking voor wieltype 2 76 Deze meting geeft al een veel acceptabeler beeld. Het verschil met de berekeningen volgens Liu is er wel, maar deze keer zal over heel het meetbereik de fout kleiner zijn dan 20%. De allerlaatste proef van dit onderzoek is gebeurd met het derde wieltype. Dit wiel verschilt in één factor met het tweede wieltype, namelijk de banddikte. Omdat deze kleiner is, zal de indrukking lager moeten liggen. Ook de temperatuur in de mantel moet kleiner zijn. Dit vanwege de kleinere banddikte, die ervoor zorgt dat de warmte in de mantel sneller kan worden afgevoerd. Dit is nuttig om te zien of de metingen goed zijn uitgevoerd. Figuur 64: Metingen voor wieltype 3 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden Aan beiden blijkt voldaan. De indrukking neemt kleinere waarden aan en de temperatuurpieken zijn iets lager. Voor de berekende waarden zijn de voorspellingen niet slecht, maar ze kunnen beter. De meetpunten van Lütkebohle hebben een ideale toename, alleen zouden al deze punten enkele graden hoger moeten liggen. Het spelen met de variabelen binnen de geldige zone veroorzaakt weinig verbetering. De kleinste aanvaardbare waarden voor de E-modulus en Poisson-factor zullen de nauwkeurigste resultaten geven. Al zal het verschil met deze berekeningen slechts een halve graad bedragen. Voor Liu vergroot het verschil met de piekwaarden naarmate de belasting stijgt en de temperatuur toeneemt. Dit was eigenlijk bij de twee vorige wieltypes ook zichtbaar zijnde in mindere mate. De reden van de afwijking is het gebruik van een vaste E-moduluswaarde over de gehele meting. Als de indrukking en temperatuur toenemen daalt de E-moduluswaarde, zoals is te zien in tabel 2. Naarmate de belasting stijgt, zal dus het verschil tussen werkelijke en gebruikte E-modulus verhogen. Vandaar het toenemende verschil in de grafiek. 77 Als de E-modulus voor de berekening van het laatste meetpunt bij 4000N wordt verlaagd van de gebruikte 50N/mm² tot 40N/mm² komen we precies rond de piekwaarde uit. Dit bewijst dat de aangehaalde oorzaak klopt. Dit wil zeggen dat voor dit wieltype gedurende de meting de E-modulus 10N/mm² afneemt. In het rekenblad wordt van 2000N tot 4000N in stappen van 250N de maximum temperatuur volgens Liu opgenomen. Om de berekeningen beter te laten aansluiten bij de metingen, moet de E-modulus worden aangepast per meting. Hiervoor wordt eerst naar de meting gekeken. Meer bepaald naar het temperatuursgebied. Voor ieder wieltype is dit gebied gegeven in tabel 5. In vorig voorbeeld voor het derde wieltype volgt hieruit volgende grafiek. Figuur 65: E-modulus (VK90) in functie van de temperatuur voor het derde wieltype Hieruit kan voor elke berekening de juiste E-moduluswaarde worden gehaald. Toegepast op de meting met het derde wieltype geeft dit volgende figuur. Figuur 66: Metingen voor wieltype 3 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met ideale materiaalparameterwaarden 78 Hierin is te zien dat de voorspellingen volgens Liu nu nog beter aansluiten met de werkelijkheid. Hetzelfde principe is toegepast op de overige twee wieltypes. Volgende besluitende tabel geeft voor elk wieltype het ideale E-modulusgebied en het temperatuursgebied van de metingen per wieltype weer. Eerste wieltype Tweede wieltype Derde wieltype ideale E-modulusgebied [70 N/mm² , 55 N/mm²] [50 N/mm² , 45 N/mm²] [50 N/mm² , 40 N/mm²] ideale ν 0,46 0,45 0,45 Temperatuursgebied [30 °C , 40 °C] [30 °C , 45 °C] [30 °C , 40 °C] Tabel 5: Ideale materiaalparameters + temperatuursgebied per wieltype Uit het onderzoek naar de ideale materiaalparameters vallen enkele dingen op. Zo blijkt de invloed van de Poisson-factor veel groter te zijn als deze van de E-modulus. De Poisson-factor 1% verhogen heeft hetzelfde effect als de E-modulus 10 tot 20% verhogen. Dit is gebleken uit de zoektocht naar één algemene ideale waarde voor de E-modulus, zoals dit ook voor de indrukking gebeurd is. Uit de tabel wordt duidelijk dat één ideale waarde voor de E-modulus hier niet mogelijk is. Voor elk wieltype zal een ideaal E-modulusgebied moeten worden opgesteld. In de tabel valt wel iets interessant op. Voor het tweede en derde wieltype is het ideale E-modulusgebied ongeveer gelijk. Het enige verschil tussen deze wieltypes is hun banddikte. Dit kan betekenen dat voor elk soort wiel, waarvan enkel de banddikte verschilt een vast ideale E-modulusgebied geldt. Om hiervan zeker te zijn, is verder onderzoek noodzakelijk. Voor de indrukking is terug gewerkt met de ideale variabele waarden volgens tabel 3. Dit leidt tot volgende figuur. Figuur 67: Metingen voor wieltype 3 + berekeningen indrukking voor elke onderzoeker met de ideale materiaalparameterwaarden 79 Zoals bij alle testen voor de indrukking is opnieuw de voorspelling in het begin van de meting het minst nauwkeurig. Naarmate de belasting oploopt wordt de voorspelling nauwkeuriger. 80 3 Besluit van het onderzoek Algemeen over het gehele onderzoek gezien, vallen enkele besluiten te trekken over de wielen met een mantel uit VK90. Allereerst voor de indrukking, die op beide testbanken kan worden nagegaan. Uit elke proef volgt steeds dezelfde vaststelling. Liu zal in dit onderzoek altijd de beste voorspelling bieden van de werkelijkheid. Enkel bij de start van de belasting is er wat onduidelijkheid. Geen enkele van de drie onderzoekers is er in geslaagd een formule te ontwikkelen om bij de start precies de indrukking te kunnen voorspellen. Kunz benadert bij de start nog het beste de werkelijkheid. Dit komt door de kleine afmetingen van het contactvlak bij een lage belasting, waarvoor de theorie van Hertz geldig is. Toch zal naarmate de belasting stijgt, de geldigheid van de formule verminderen en de voorspelling volgens Kunz slechter worden. Voor Liu is de voorspelling bij de start het slechtste. Het valt op dat na de knik zijn berekeningen veel nauwkeurig worden. Hieruit valt volgende conclusie af te leiden, welke is aangehaald in hoofdstuk 1 paragraaf 3.4. De knik staat voor de overgang van de ene reeks formules naar de andere reeks formules. Voor de knik is er sprake van een verhouding van de banddikte op contactlengte volgens Hertz die 5. Hier is de voorspelling zwak. Na de knik wordt deze verhouding < 5 en zullen de voorspellingen veel nauwer aansluiten bij de werkelijkheid. Dit is een nuttig besluit van het onderzoek, wat vooraf niet te voorspellen was uit de literatuur. Bij het doornemen van de verschillende theorieën was het te voorspellen dat over de gehele lijn Kunz de werkelijkheid het slechtste zou benaderen. Hij was de professor met het minste aandacht voor alle invloedsfactoren. Dit vertaalt zich in de slechtste voorspelling. Lütkebohle bracht als eerste de temperatuur in rekening, wat hem t.o.v. Kunz een groot voordeel gaf. Toch had Liu nog net wat meer aandacht en resultaten uit zijn onderzoeken gehaald, waardoor hij in staat was de formule met de beste voorspelling te ontwerpen. Uit de testen in dit onderzoek is zelfs gebleken dat voor een ideale E-moduluswaarde van 35N/mm² en Poisson-factor van 0,38 , de voorspellingen telkens de werkelijkheid zeer goed benaderen. Voorlopig geldt dit enkel voor de drie geteste wieltypes met VK90-mantel. Om dit door te kunnen trekken naar alle VK90-wieltypes is verder onderzoek noodzakelijk. Voor de temperatuur in de mantel mogen Lütkebohle en Liu als betrouwbaar worden beschouwd. Wilt men het temperatuursverloop over de mantel kennen zal men zich wenden tot Lütkebohle. Indien het volstaat de maximum temperatuur in de band te bepalen, maakt men gebruik van Liu. Opnieuw is Liu betrouwbaarder aangezien hij erin geslaagd is de invloed van de warmteafvoer langs de zijflanken in rekening te brengen. Daarnaast wordt in het rekenblad bij de grafiek volgens Lütkebohle nog een tweede fout duidelijk. Elke keer wanneer de temperatuur in de band zal worden voorspeld, start de grafiek telkens met de kamertemperatuur als temperatuur in de wielkern. Haar waarde in de grafiek zal overeenkomen met het minimum, terwijl uit de metingen is gebleken dat de wielkern het warmste van heel 81 het wiel kan worden. Al bij al is dit niet zo erg. De temperatuur in de wielkern zal namelijk nooit aan de oorzaak liggen bij falen. De warmte in de mantel daarentegen heeft niet veel hitte nodig om kapot te gaan. 82 Hoofdstuk 3 – Handleiding Het rekenblad is ontworpen in Microsoft Excel. Een standaard programma op elke computer, welke het grootste deel van de bevolking kent. Daarnaast staat het gekend als een veel gebruikt rekenbladprogramma. Dit maakt het eenvoudiger hierin het rekenblad te ontwerpen en te gebruiken. Deze handleiding maakt duidelijk hoe het rekenblad is opgebouwd en hoe ze te gebruiken is. De belangrijkste en meest gebruikte functies worden besproken. Om het geheel overzichtelijk te houden worden de verschillende tabbladen cursief en met hoofdletters geschreven. De functies zullen vetgedrukt en ook met hoofdletters worden weergegeven. Gewone geprogrammeerde regels uit het programma worden enkel vetgedrukt weergegeven. 1 De invoer Het rekenprogramma is opgebouwd uit vijf tabbladen. Het eerste en belangrijkste tabblad is het ‘REKENBLAD’. Al het essentiële staat hierin geprogrammeerd. Op dit blad moeten alle nodige gegevens worden ingegeven en kunnen meteen alle uitvoerparameters worden berekend. Het ‘REKENBLAD’ is het enige tabblad dat de gebruiker te zien krijgt. Dit is expres zo gedaan omdat het gemak in gebruik één van de belangrijkste eisen was van het stagebedrijf. De overige tabbladen zijn weggelaten maar zijn essentieel om tot de correcte resultaten te komen. Ze zullen met andere woorden gebruikt worden om in het ‘REKENBLAD’ op een overzichtelijke en eenvoudige manier tot nauwkeurige resultaten te komen. Het overlopen van het werkblad wordt gestart met een opmerking. De gebruiker wordt gevraagd om enkel in de gele vakjes een waarde in te vullen. In de overige cellen kan niks geschreven worden want deze zijn geblokkeerd. Sommige parameters, die altijd moeten worden ingegeven zoals bv. de belasting en rolsnelheid zijn standaard geel gekleurd. Andere specifieke parameters worden geel gekleurd naarmate de gemaakte keuze uit de keuzelijst. Dit wordt gedaan via Visual Basic. Wanneer bv. cel [C24] dient te verkleuren na een gemaakte keuze zal volgende regel hiervoor zorgen: ‘ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("C24").Interior.ColorIndex = 6’ De kleuren in Excel worden gekenmerkt door een zogenaamde kleurindex. Voor geel is dit nummer 6. Wanneer terug wordt overgegaan op een andere keuze waarbij de specifieke parameter verdwijnt en in de cel niets meer moet worden ingegeven, dan 83 zal op dezelfde manier de cel worden verkleurd. Enkel de kleurindex zal een andere waarde hebben. Er moet worden opgemerkt dat de specifieke parametercellen niet vergrendelt zijn. Met andere woorden kan er altijd een waarde ingevuld worden ook al hebben ze geen enkel nut. Dit is op zich geen probleem en zal de resultaten niet beïnvloeden. Als eerste stap wordt aan de gebruiker gevraagd om de vorm van het bovenste en onderste contactlichaam te kiezen. Voor beiden is hiervoor een keuzemenu ontwikkeld. Nadat de keuze is gemaakt, dient deze te worden bevestigd via een druk op de OK-knop. De gebruikte functie voor het keuzemenu is ‘KEUZELIJST MET INVOERVAK’. Om deze functie te gebruiken moet vooraf een lijst met keuzemogelijkheden worden opgemaakt. Voor het bovenste contactlichaam zijn slechts drie opties mogelijk: een cilindrisch, een convex of een concaaf wiel. De keuze wordt bevestigd via de OK-knop, die is ontworpen met de functie ‘OPDRACHTKNOP’. Het principe voor het onderste contactlichaam is volledig gelijkaardig. Het enige verschil is het groter aantal keuzemogelijkheden. Er zijn in dit geval twee extra opties: een vlakke ondergrond en een rail. Wanneer bij beiden de keuze is gemaakt en bevestigd, worden hun gemaakte keuzes gekopieerd naar een bepaalde cel. Dit is noodzakelijk om de contactsituatie te kunnen controleren. Er zijn namelijk contactsituaties waarmee niet kan worden gerekend. De controle is gebeurd via Visual Basic. Wanneer de contactsituatie onmogelijk is, verschijnt er een pop-up venster. Volgende figuur geeft dit weer. De gebruikte functie voor het pop-up venster is ‘MSGBOX(“BOODSCHAP”)’. Figuur 68: Voorbeeld van een pop-up venster De eerste stap is voltooid wanneer beide contactvormen gekozen zijn en de contactsituatie geldig blijkt. Nu worden de geometrische gegevens ingevuld. Hiervan zijn enkele algemeen en enkele specifiek aan de contactvorm. De specifieke parameters verschijnen pas nadat de eerste stap is doorlopen. 84 Om de tweede stap te vereenvoudigen is voor elk type wiel een figuur ontworpen. Hierop zijn de geometrische in te voeren parameters zichtbaar. Deze figuur verandert mee met het eerste keuzemenu. Om dit te verkrijgen is heel wat werk gegaan naar het programmeren van een zelfontworpen functie. Het principe verloopt als volgt. Per keuzemogelijkheid hoort een figuur, die op het internet staat geüpload. Hierbij hoort voor elk van hen een link, waarin slechts een aantal karakters verschillen. Dit aantal karakters komen - naarmate de gemaakte keuze - in een cel ([AF7]). Dit is mogelijk d.m.v. de ‘ALS/IF-FUNCTIE’. In een andere cel wordt de uiteindelijke link geschreven met verwijzing naar voorgaande cel. Volgende regel zal dit verduidelijken. "https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/"&AF7&".png" De functie in Visual Basic is zo ontworpen dat de figuur in celX wordt weergegeven in celY. Met andere woorden bevat celX de link en is celY de plaats waar de figuur zal worden weergegeven. Wanneer de geometrische parameters zijn ingevuld, dienen ook deze bevestigd te worden via een OK-knop. Indien niet alle parameters zijn ingevuld en men drukt op OK, dan zal een pop-up venster verschijnen met een vermelding hiernaar. De derde en laatste stap van de invoer is het invullen van de belasting-, snelheid-, temperatuur- en materiaalgegevens. Er wordt verwacht een waarde voor de belasting, de rolsnelheid, het aandraai- of afremmoment, de wrijvingscoëfficiënt en de kamertemperatuur in te geven. Hierbij is geen bevestiging via OK noodzakelijk. Er wordt wel overal een waarde gewenst. Indien bijvoorbeeld de rolsnelheid 0m/s bedraagt, dan verwacht men een 0 in de gewenste cel in het programma. De cel waardeloos laten, zal niet als waarde 0 worden aanzien. Qua materiaalkeuze wordt ook hier gewerkt met een ‘KEUZELIJST MET INVOERVAK’. In het tabblad ‘MATERIALEN’ is de lijst met materialen beschikbaar waaruit in de keuzemenu’s kan worden gekozen. Daarnaast is de lijst aangevuld met materiaalparameters zoals de E-modulus, de Poisson-factor, de verliesfactor en het soortelijk gewicht. Indien de materiaalkeuze wordt bevestigd via de OK-knop, worden de bijhorende materiaaleigenschappen zichtbaar in het ‘REKENBLAD’. 85 2 De uitvoer Het in te voeren gedeelte is volledig gebeurd. Alle nodige parameters en info om de uitvoerparameters te bepalen zijn gekend. Hetgeen nu nog rest is voornamelijk programmeren. Elk van de drie onderzoekers heeft zijn eigen formules ontwikkeld voor verschillende uitvoerparameters. Vaak zal zelfs voor één uitvoerparameter meerdere formules mogelijk zijn, naargelang de contactsituatie die zich voordoet. Voor elke formule is in Visual Basic een eigen functie geschreven. Het principe is eenvoudig. Elke functie krijgt een eigen naam, gevolgd door de waarde van de parameters vermeld tussen haakjes. Wanneer we deze functie oproepen door bv. in een lege cel te gaan staan en in te typen: ‘=NAAMFUNCTIE(WAARDEPARAMETER1, WAARDEPARAMETER2, …)’ en men drukt op enter, dan komt de uitkomst tevoorschijn. Om dit beter toe te lichten volgt volgend algemeen voorbeeld. Function Pythagoras(ByVal rechtezijde1 As Double, ByVal rechtezijde2 As Double) Dim schuinezijde As Double schuinezijde = sqr((rechtezijde1 ^ 2) + (rechtezijde2 ^ 2)) Pythagoras = schuinezijde End Function Deze functie berekent de waarde van de schuine zijde in een rechthoekige driehoek. Gaat men in het Excelblad op een lege cel staan en typt men in: ‘=Pythagoras(3,4)’ , dan zal in de cel de uitkomst van de functie verschijnen, namelijk 5. Het eerste deel van de uitvoer is volledig wanneer voor elke formule een functie is geschreven. De volgende opdracht is de juiste functies toepassen wanneer nodig. Hiervoor wordt voor elke onderzoeker een hoofdblad geprogrammeerd in Visual Basic. Het voorbeeld voor Lütkebohle is te vinden in bijlage VIII. Voor de rest kan men zich richten tot het rekenblad op de CD-ROM. De opbouw van een hoofdblad voorloopt bij allen gelijkaardig. Eerst worden de gebruikte variabelen gedeclareerd. Dit gebeurt op volgende manier. ‘dim NAAMVARIABELE as DATATYPE’ Veel gebruikte datatypes zijn integer, double, string en boolean. In het rekenblad wordt altijd voor double gekozen, zodat de formules nauwkeurig worden berekend. 86 Bij integer zouden de resultaten afgerond worden naar een geheel getal, waardoor de foutmarge te groot zal zijn. Om de uitvoerresultaten toch wat overzichtelijk weer te geven worden deze afgerond tot op twee cijfers na de komma. De gebruikte functie hiervoor is ‘ROUND()’. Na het declareren volgt in elk hoofdblad de controle van de hoofdvoorwaarde: zijn alle invoerparameters correct ingevuld? Deze controle bestaat uit één regel waarbij de ‘IF-FUNCTIE’ wordt gebruikt. Er wordt hierbij gecontroleerd of de waarde in een bepaalde cel in het rekenblad WAAR of ONWAAR is. Deze cel geeft het resultaat van een zelfontworpen principe weer om na te gaan of alle invoerparameters correct zijn ingegeven. Geeft deze cel WAAR weer, dan kunnen de berekeningen van start gaan. Zo niet geeft deze cel ONWAAR weer. Als dit gebeurt kunnen de berekeningen niet worden uitgevoerd. In de hoofdbladen is daarmee rekening gehouden en zullen de gebruikers via een pop-up venster de mededeling krijgen dat niet alles correct is ingevuld. Vervolgens worden aan alle gedeclareerde variabelen een waarde gegeven. Hierbij wordt het nut van de drie laatste tabbladen duidelijk. Hun naam verwijst naar de theorie die ze beschrijven, namelijk ‘KUNZ’, ‘LUTKEBOHLE’ en ‘LIU’. Bij het ingeven van de invoerparameters zorgt de bevestiging via de OK-knoppen voor het inladen van de invoergegevens in vorige drie vernoemde tabbladen. Ook dit is het resultaat van programmeerwerk in Visual Basic. Elk van deze tabbladen worden gebruikt om zijn eigen formules uit te voeren. Een apart tabblad maakt het makkelijk om stap per stap het programma op te bouwen en telkens de testen uit te voeren. In het ‘REKENBLAD’ worden enkel de uiteindelijke resultaten verwacht. Natuurlijk is testen noodzakelijk. Dit gebeurt makkelijker via een omweg. Vandaar het gebruik van de drie extra tabbladen. Nadat alle gedeclareerde variabelen een waarde hebben gekregen, volgen de formules. Elke gebruikte formule en de voorwaarden wanneer ze moeten gebruikt worden, verschilt per onderzoeker. Bij de theorie volgens Kunz is de vorm van het bovenste wiel bepalend. Naargelang deze cilindrisch, convex of concaaf is, worden andere formules gebruikt. Voor Lütkebohle zullen enkel waarden verschijnen wanneer er geen sprake is van volledige glijding. Dit wil zeggen dat de tangentiaalkracht FT < (1,2 * FN). Ten slotte bij Liu zal de verhouding banddikte op halve contactbreedte volgens Hertz (= h/aH) doorslaggevend zijn. Is deze groter of gelijk aan 5, dan wordt de ene reeks aan formules gebruikt. Zo niet wordt de andere reeks gebruikt. 87 Indien alle formules en hun voorwaarden goed zijn geprogrammeerd, rest enkel nog het resultaat in de juiste cellen te laten verschijnen. Dit gebeurt bv. voor de indrukking bij Kunz op volgende manier. ‘ThisWorkbook.Sheets("Kunz").Range("B52").Value = Round(indrukking, 2)’ Vanaf nu zijn de hoofdbladen volledig. Deze hoofdbladen zijn gekoppeld aan een ‘OPDRACHTKNOP’. Wanneer hierop gedrukt wordt zal het hoofdblad worden doorlopen. Hierbij worden de uitvoerparameters berekend en verschijnen deze op het scherm. De allerlaatste stap is het controleren of de waarden van deze uitvoerparameters aanvaardbaar zijn. Er wordt met andere woorden nagegaan of de formules juist zijn geprogrammeerd. Indien dit in orde is kan het ‘REKENBLAD’ afgewerkt worden. Hiervoor worden opnieuw drie opdrachtknoppen in dit tabblad ingevoerd, waarbij het programmawerk uit het hoofdblad volledig wordt gekopieerd. Het enige wat verandert zijn de cellen waarin de uitvoerparameters moeten verschijnen. Als alles verlopen is zoals deze paragraaf beschrijft, zouden onderaan het ‘REKENBLAD’ in de witte cellen alle uitvoerparameterwaarden moeten verschijnen. Daarnaast moeten in de twee grafieken een curve verschijnen. Deze grafieken worden in het rekenblad gebruikt om op een overzichtelijke manier de voorspellingen weer te geven. Verkrijgt men dit dan is alles correct verlopen. Er kan gesteld worden dat naast gewoon de formules uitvoeren, ook veel aandacht is gegaan naar andere dingen. Het gaat dan voornamelijk over controle. Controleren of de contactsituatie mogelijk is, of alle waarden zijn ingevuld, of aan alle voorwaarden is voldaan,… Toch blijft het mogelijk dat bij het uitvoeren foutmeldingen optreden. Dit ligt dan voornamelijk aan de gebruiker. Om een voorbeeld te geven, gaan we uit van een cilindrisch wiel. Stel dat dit wiel 20mm breed is. Als bij de afrondingsstraal een waarde groter dan 20mm wordt ingegeven, zitten we met een situatie dat niet kan. Wanneer dan op de knop wordt gedrukt om de uitvoerwaarden te berekenen, zal een foutmelding verschijnen naar een functie in Visual Basic. In dit geval zal het probleem zijn, dat er een negatieve wortel moet worden berekend, wat uiteraard niet kan. Op die manier zullen misschien nog fouten mogelijk zijn. Controleer in dit geval zeker eerst even de invoerwaarden! Tot daar de opbouw van het programma. Het overige werk zit hem in de vergrendeling van de cellen, de opkuis en verzorging van de lay-out. In deze handleiding is niet dieper ingegaan over de gebruikte formules. Hiervoor wordt verwezen naar de andere hoofdstukken. 88 Om de handleiding af te ronden rest er volgende interessante opmerking. Na het beveiligen van het rekenblad blijft zijn werking perfect. Het kan gebeuren dat wanneer men het programma afsluit een foutmelding wordt weergegeven. Dit heeft geen enkel effect op de werking van het rekenblad, maar een foutmelding krijgen is niet echt aangenaam. Er is lang gezocht naar de oplossing hiervoor. Uiteindelijk bleek de oplossing simpel. Deze foutmelding wordt niet altijd weergegeven. Het hangt af van de gebruikte Excel-versie. Om het rekenblad te kunnen gebruiken is minimum versie 2007 vereist. Hierbij zal normaal geen foutmelding optreden bij afsluiten. In de latere versies zoals Excel 2010 en 2013 gebeurt dit wel. Dit heeft te maken met het erkennen van verschillende functies per Excel-versie. Gelukkig heeft deze foutmelding geen enkele invloed op de werking van het rekenblad. Haar aanwezigheid is spijtig, maar niet erg. 89 Algemeen besluit Dit werk biedt een overzicht hoe uit een bom aan informatie het belangrijkste wordt gebundeld en verwerkt in een rekenblad. Honderden bladzijden aan kennis worden verenigd in een makkelijk te gebruiken programma. Haar nut zal zijn om de gebruiker zo eenvoudig mogelijk tot enkele interessante resultaten te laten komen. Hierna volgt het interpreteren. De gebruiker wordt dus verwacht enige kennis van zaken te hebben. Zo niet, wordt in dit geval aangeraden deze thesis eerst eens door te nemen. Het rekenblad is opgebouwd uit de werken van drie verschillende onderzoekers. Voor elk van hen is het hoofdonderwerp hetzelfde, namelijk wielen. Eén voor één worden hun werken doorgenomen en zal de aandacht gaan naar hun onderzoek en resultaten. Met deze resultaten gebeurt de opbouw van het rekenblad. Hiervoor zijn een duidelijk overzicht met formules en een stappenplan noodzakelijk. Hoe meer aandacht hiernaar uitgaat, des te minder tijd het programmeren in beslag neemt. Eens alles is ontworpen, kan het testen van start gaan. Testen is noodzakelijk om de berekeningen per onderzoeker te evalueren. Jammer genoeg is alle factoren onderzoeken onmogelijk. Op de twee aanwezige testbanken kunnen enkel de indrukking en temperatuur worden onderzocht. Dit is gebeurd voor drie types wielen met allen hetzelfde mantelmateriaal, namelijk VK90. De getrokken besluiten zullen dus enkel gelden voor de VK90-wieltypes. Er zijn enkele uitzonderingen welke mogen doorgetrokken worden naar alle wieltypes zoals bv. de invloed van het vergroten van het wiel, het gebruiken van een dikkere mantel, het verbreden van het wiel,… Tijdens het testen komen enkele minpunten van het rekenblad boven water. Wanneer een wiel rolt, zal het opwarmen. Door deze opwarming veranderen allerlei parameters zoals bv. de E-modulus en de Poisson-factor. Het rekenblad werkt hiervoor met vaste waarden. Dit maakt nauwkeurig voorspellen quasi onmogelijk. Gelukkig zijn de wijzigingen van deze variabele factoren in functie van de temperatuur reeds gekend. Wilt men bij een bepaalde temperatuur voorspellingen doen, kunnen daarom in het programma de E-modulus en Poisson-factor worden aangepast. Uit de evaluatie van de verschillende theorieën blijkt één algemene conclusie te trekken. Hoe meer aandacht er door de onderzoeker is gestoken in zijn testen, des te nauwkeurig zijn formules de werkelijkheid weergegeven. Zo heeft Kunz totaal geen aandacht voor de belangrijkste invloedsfactor, namelijk de temperatuur. Dit gaat ten koste van zijn nauwkeurigheid. Enkel voor zeer kleine lasten mag hij als betrouwbaar worden aanzien. Lütkebohle brengt wel de temperatuur in rekening, wat de precisie van zijn voorspellingen bevordert. Toch spant Liu de kroon door net 90 enkele factoren meer in rekening te brengen zoals bv. de warmteafvoer langs de zijvlakken van een wiel en de kamertemperatuur. Nu de beste voorspellingen gekend zijn en geweten is dat de temperatuur zorgt voor variabele materiaalparameters, wordt gezocht naar een ideale waarde voor deze parameters. Voor Liu zijn uit testen in het rekenblad volgende waarden gevonden, E = 35N/mm² en ν = 0,38. Perfect aanvaardbare waarden zijn dit. Voorlopig geldt dit enkel voor de geteste VK90-wieltypes. Wil men nagaan of dit voor het hele gamma aan wieltjes met VK90-mantel van toepassing is, zal verder onderzoek noodzakelijk zijn. In de toekomst zou het interessant zijn wielen met andere mantelmaterialen te testen op dezelfde manier. Elk zal zijn eigen ideale waarden hebben, waartussen opnieuw naar een verband kan worden gezocht. Wat nog beter zou zijn, zijn andere testbanken om de overige parameters te kunnen testen. Zo biedt Vulkoprin als masterproef de opdracht aan om een rolweerstandsmeting in een wielentestbank te ontwerpen. Dit zou het mogelijk maken de rolweerstand op te meten. Dit betekent dat er een extra parameter kan worden onderzocht in het rekenblad. Enkel de afmetingen van het contactvlak en de maximale contactdruk blijven over. Wordt er een manier gevonden om deze te testen, dan zal het rekenblad volledig kunnen worden geoptimaliseerd. Voor alle wieltypes zal het mogelijk zijn alle parameters te testen en te vergelijken met de waarden in het rekenblad. 91 Lijst met figuren en tabellen Hoofdstuk 1 – Literatuurstudie Figuur 1: Verschillende vormen van de wielmantel…………………………………… 10 Figuur 2: Thermische overbelasting (InnoRad, 2011)………………………………… 12 Figuur 3: Spanning-rekdiagram van staal……………………………………………….13 Figuur 4: Spanning-rekdiagram van kunststoffen (www.azom.com)...................13 Figuur 5: Respons van een elastisch materiaal op een excitatie met constante reksnelheid (A.K. van der Vegt, 1991)……………………………………………………. 13 Figuur 6: Respons van een elastisch materiaal op een dynamische excitatie (A.K. van der Vegt, 1991)………………………………………………………… 14 Figuur 7: Respons van een viskeus materiaal op een excitatie met constante reksnelheid (A.K. van der Vegt, 1991)……………………………………………………. 14 Figuur 8: Respons van een viskeus materiaal op een dynamische excitatie (A.K. van der Vegt, 1991)………………………………………………………… 15 Figuur 9: Verschillende veer-demper-modellen………………………………………...16 Figuur 10: Respons bij het Maxwell-model (A.K. van der Vegt, 1991)……………. 17 Figuur 11: Kruip bij het Voigt-Kelvin-model (A.K. van der Vegt, 1991)………….. 17 Figuur 12: Lijnvormige contactsituaties (Kunz, 2010)……………………………….. 20 Figuur 13: Puntvormige contactsituaties (Kunz, 2010)……………………………… 20 Figuur 14: Onderzochte contactsituaties door Kunz (Kunz, 2009)………………. 20 Figuur 15: De vier hoofdradiussen (Kunz, 2009)……………………………………… 21 Figuur 16: Enkele formules per contactsituatie (Kunz, 2009)……………………… 24 Figuur 17: Positieve of negatieve straal (R12) (Kunz, 2009)………………………….. 24 Figuur 18: Vrijlichaam belast wiel (Kunz, 2009)………………………………………. 25 Figuur 19: Vrijlichaam belast wiel (Lütkebohle, 1984)………………………………. 27 Figuur 20: Doorsnede van een wiel (Lütkebohle, 1984)……………………………... 31 Figuur 21: Warmteafvoer bij een wiel (Lütkebohle, 1984)…………………………… 32 Figuur 22: Warmteafvoer langs het buitenvlak (Lütkebohle, 1984)………………. 33 Figuur 23: Temperatuursensoren in onderzocht wiel (InnoRad, 2011)………….. 35 Figuur 24: Temperatuursverdeling in de PUR-mantel (InnoRad, 2011)…………. 35 Figuur 25: Metingen vaste temperatuursensor voor drie verschillende wielen (InnoRad, 2011)………………………………………………………………………. 36 Figuur 26: Dynamische E-modulus E' en verliesfactor d voor PUR (InnoRad, 2011)………………………………………………………………….. 36 Figuur 27: 3D-ontwerp wiel in ANSYS (Liu, 2002)……………………………………. 38 Figuur 28: Spanningsverloop in cilindrische wielen (Liu, 2002)…………………… 39 Figuur 29: Axiale spanningsverloop over de mantel (Liu, 2002)…………………… 40 Figuur 30: Warmteafvoer bij vast draaiend wiel (Liu, 2002)………………………… 40 Figuur 31: Lokale snelheid bij een rollend wiel (Liu, 2002)…………………………. 41 Figuur 32: Resultaten experiment in ANSYS (Liu, 2002)……………………………. 41 92 Figuur 33: Bepalen optimale banddikte voor wiel met PA12G-mantel (Liu, 2002)………………………………………………………………….. 43 Figuur 34: Zone met de optimale banddikte (Liu, 2002)…................................. 44 Hoofdstuk 2 – Onderzoek Figuur 35: TesTWinner® 922 v1.4 (Vulkoprin) ………………………………………… 47 Figuur 36: Serieschakeling 2 identieke veren………………………………………….. 48 Figuur 37: Tabblad berekenen parameters…………………………………………….. 48 Figuur 38: Tabblad stappenplan………………………………………………………….. 49 Figuur 39: Tabblad opgenomen grafiek………………………………………………….. 50 Figuur 40: De zes geteste wieltjes (Vulkoprin)…………………………………………. 51 Figuur 41: Gemiddelde van de metingen per wieltype bij T = 18°C en maximale last van 4000N……………………………………………………………….. 53 Figuur 42: Gemiddelde van de metingen per temperatuur voor wieltype 1 en een maximale last van 4000N……………………………………………………………… 54 Figuur 43: Metingen + Berekeningen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N……………………………………………………………………………………… 56 Figuur 44: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + Kunzberekening met ideale materiaalparameterwaarden………………………….. 59 Figuur 45: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + berekeningen Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden… 60 Figuur 46: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + Lütkebohleberekening met ideale materiaalparameterwaarden…………………… 61 Figuur 47: Formule indrukking voor Liu (De Clippeleer, 2014)……………………. 62 Figuur 48: Metingen voor wieltype 3 met een maximale last van 4000N + Liuberekening met ideale materiaalparameterwaarden……………………………... 64 Figuur 49: Metingen voor wieltype 1 met een maximale last van 4000N + elke berekening per onderzoeker met ideale materiaalparameterwaarden ……… 65 Figuur 50: Metingen voor wieltype 2 met een maximale last van 4000N + elke berekening per onderzoeker met ideale materiaalparameterwaarden ……… 66 Figuur 51: Testbank voor rollercoasterwielen (Vulkoprin)…………………………. 67 Figuur 52: Software bij de tweede testbank……………………………………………. 68 Figuur 53: Het bloemkooleffect (InnoRad, 2011)……………………………………… 69 Figuur 54: Aangepaste naafvormen……………………………………………………… 70 Figuur 55: Mechanische beschadiging mantel (InnoRad, 2011)………………….. 70 Figuur 56: Schuring (InnoRad, 2011)……………………………………………………. 71 Figuur 57: Hydrolyseschade (InnoRad, 2011)………………………………………….. 71 Figuur 58: Gescheurde mantel (InnoRad, 2011)………………………………………. 71 Figuur 59: Metingen voor wieltype 1 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden…………………… 72 Figuur 60: Metingen voor wieltype 1 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met ideale materiaalparameterwaarden………………………… 74 93 Figuur 61: Metingen voor wieltype 1 + berekeningen indrukking voor elke onderzoeker met de ideale materiaalparameterwaarden……………………… 75 Figuur 62: Metingen voor wieltype 2 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden………………….. 75 Figuur 63: Metingen voor wieltype 2 + berekeningen indrukking voor elke onderzoeker met de ideale materiaalparameterwaarden……………………… Figuur 64: Metingen voor wieltype 3 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met standaard materiaalparameterwaarden………………….. Figuur 65: E-modulus (VK90) in functie van de temperatuur voor het derde wieltype……………………………………………………………………………. Figuur 66: Metingen voor wieltype 3 + berekeningen temperatuur voor Lütkebohle en Liu met ideale materiaalparameterwaarden……………………….. Figuur 67: Metingen voor wieltype 3 + berekeningen indrukking voor elke onderzoeker met de ideale materiaalparameterwaarden……………………… Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel 1: 2: 3: 4: 5: 76 77 78 78 79 Geometrische parameters van de drie geteste wieltypes…………………. 51 E-modulussen VK80, VK90 en VK95 (Vulkoprin) ………………………… 57 Aanvaardbare ideale materiaalparameterwaarden per onderzoeker….. 65 Gemiddeldes tweede meting van de indrukking voor wieltype 2……….. 76 Ideale materiaalparameters + temperatuursgebied per wieltype……….. 79 Hoofdstuk 3 – Handleiding Figuur 68: Voorbeeld van een pop-up venster…………………………………………. 84 94 Geraadpleegde literatuur [1] De Jong, J. (1970). De onthechting van niet gepigmenteerde harsfilms. Technische Hogeschool Delft, departement Technische Wetenschappen. [2] De Vriendt, J. (2011). Testbank voor rollercoasterwielen. Hogeschool Gent, faculteit Natuur en Techniek. [3] Hammele, W. (1997). Ermittlung der elastischen und viskoelastischen Kennwerte von Polymerwerkstoffen durch Rollkontaktversuche. FortschrittBerichte VDI-verlag, 492 [4] Kühlken, B. Messungen zur Spannungsabhängigkeit des Elastizitätsmoduls von Kunststoffen. Institut für Fördertechnik und Getriebetechnik der TU Berlin. [5] Kühlken, B. (1990). Mechanisches und thermisches Verhalten von Kunststoffrädern in Abhängigkeit der Normalkraft und Rollgeschwindigkeit. TU Berlin. [6] Kunz, J. (2002). Die Abplattung im Kontaktproblem paralleler Zylinder. VDI Verlag, 67, pp. 146-156. [7] Kunz, J. (2003). Kriech- und Stossverhalten aus campus-daten ableiten. Kunststoffe-Synthetics, 7. [8] Kunz, J. (2005). Kontaktmechanik zylindrischer Kunststoff-Laufmantelrollen. Kunststoffe-Synthetics, 6, pp. 19-22. [9] Kunz, J. (2008). Rasche Auslegung von Kunststoffrollen. PLASTICS.NOW!, 9, pp. 39-40 [10] Kunz, J. (2009). Kontaktprobleme und ihre praktische Lösung. Konstruktion, 11, pp. 54-58. [11] Kunz, J.; Studer, M. (2009). Rollwiderstand von Laufrollen. SwissPlastics, 31, pp. 71-76 [12] Kunz, J. (2010). Kunststoff-Laufmantelrollen und ihre kontaktmechanische Auslegung. Institut für Werkstofftechnik und Kunststoffverarbeitung, Rapperswil. [13] Liu, X. (1998). Neue Erklärung zum ICE-Zugunglücks von Eschede. Technischen Universität Beijing. 95 [14] Liu, X. (2002). Die Beanspruchung in Radkörpern aus viskoelastischen Werkstoffen unter Berücksichtigung der Eigenerwärmung. VDI Verlag, 353. [15] Lütkebohle, H. (1984). Roll- und wälzreibung zylindrischer räder aus thermoplastischen kunststoffen. Technischen Universität Berlin [16] Möhler, P. (1993). Lokale Kraft- und Bewegungsgröβen in der Berührungsfläche zwischen Kunststoffrad und Stahlfahrbahn. Fortschritt-Berichte VDI-verlag, 228 [17] Severin, D.; Liu, X. (1998). Die Wärmeentwicklung in zylindrischen Rollkörpern mit viskoelastischer Bandage. Bericht über das DFG-Forschungsvorhaben. [18] Severin, D.; Liu, X. (2002). Das system von Rad und Schiene, die Beanspruchung in der Teilfuge von Kunststoffrädern. Internationale Fachzeitschrift fûr Förder-, Lager- und Transporttechnik und Logistik, 05, pp. 63-66. [19] Tromp, St. (2000). Experimentelle Untersuchungen zur mechanischen Beanspruchung rollender Kunststoffräder. TU Berlin. Fortschritt-Berichte VDI-verlag, 601 [20] Van der Vegt, A.K. (1999, vierde druk). Polymeren van keten tot kunststof. Technische Universiteit Delft [21] Wehking, K.-H.; Bruns, R. (2011). InnoRad – Erhöhung der Lebensdauer von Rädern und Rollen aus Polyurethan. Institut für Fördertechnik und Logistik, Universiteit Stuttgart. 96 Bijlagen Bijlage I: Gemiddeldes van de metingen per wieltype tot een maximale last van 4000N bij een kamertemperatuur van 40°C Bijlage I Pagina 1 Bijlage II: Gemiddeldes van de metingen per wieltype tot een maximale last van 4000N bij een kamertemperatuur van 60°C Bijlage II Pagina 1 Bijlage III: Gemiddeldes van de metingen per wieltype tot een maximale last van 4000N bij een kamertemperatuur van 80°C Bijlage III Pagina 1 Bijlage IV: Gemiddeldes van de metingen per kamertemperatuur voor wieltype 2 tot een maximale last van 4000N Bijlage IV Pagina 1 Bijlage V: Gemiddeldes van de metingen per kamertemperatuur voor wieltype 3 tot een maximale last van 4000N Bijlage V Pagina 1 Bijlage VI: Metingen voor wieltype 1 in functie van de kamertemperatuur + de berekeningen volgens het rekenblad met vaste materiaalwaarden voor VK90: E = 50N/mm² en ν = 0,45 Bijlage VI Pagina 1 Bijlage VII: Metingen voor wieltype 2 in functie van de kamertemperatuur + de berekeningen volgens het rekenblad met vaste materiaalwaarden voor VK90: E = 50N/mm² en ν = 0,45 Bijlage VII Pagina 1 Bijlage VIII: Hoofdblad voor Lütkebohle in Visual Basic Private Sub Lutkebohleknop_Click() Dim Ft As Double, Fn As Double Dim buitenstraalwiel As Double, binnenstraalwiel As Double, buitenstraalbaan As Double Dim wielbreedte As Double, banddikte As Double Dim a_Maxwell As Double, a_Hertz As Double, abkurzung As Double, a_Hertz_metpoissonnul As Double Dim verliesfactor1 As Double, poisson1 As Double Dim Emod1 As Double, Emod2 As Double, Ev As Double Dim frequentie As Double, rolsnelheid As Double Dim halve_contactlengte As Double, Fr As Double, indrukking_z As Double, slip As Double, maxnormaalspanning As Double If ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("Z30") = True And _ ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E30").Value <> "" And _ ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E31").Value <> "" Then Ft = ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E26").Value Fn = ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E25").Value buitenstraalwiel = (ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E10").Value) / 2 binnenstraalwiel = (ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E11").Value) / 2 buitenstraalbaan = ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E20").Value wielbreedte = ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E12").Value banddikte = ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E13").Value verliesfactor1 = ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("L34").Value poisson1 = ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("L33").Value Emod1 = ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("L32").Value Emod2 = ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("L37").Value rolsnelheid = ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("E27").Value Ev = vglEmodulus(Emod1, Emod2) abkurzung = afkorting(buitenstraalwiel, banddikte) frequentie = rolsnelheid / (2 * WorksheetFunction.Pi * (buitenstraalwiel * (10 ^ (-3)))) a_Maxwell = Maxwell_halvecontactbreedte(Fn, buitenstraalwiel, buitenstraalbaan, wielbreedte, poisson1, Emod1) a_Hertz = Hertz_halvecontactbreedte(Fn, buitenstraalwiel, buitenstraalbaan, wielbreedte, poisson1, Ev) a_Hertz_metpoissonnul = Hertz_halvecontactbreedte(Fn, buitenstraalwiel, buitenstraalbaan, wielbreedte, 0#, Ev) ThisWorkbook.Sheets("Materialen").Range("A21").Value = binnenstraalwiel ThisWorkbook.Sheets("Materialen").Range("A31").Value = buitenstraalwiel ThisWorkbook.Sheets("Materialen").Range("L14").Value = ((buitenstraalwiel - binnenstraalwiel)/10) ThisWorkbook.Sheets("Materialen").Range("I35").Value ThisWorkbook.Sheets("Materialen").Range("I36").Value ThisWorkbook.Sheets("Materialen").Range("I37").Value ThisWorkbook.Sheets("Materialen").Range("I38").Value = = = = abkurzung a_Maxwell frequentie a_Hertz_metpoissonnul If Ft >= 1.2 * Fn Then MsgBox ("Er is sprake van volledige glijding. Om dit te vermijden, verminder tangentiaalkracht Ft of verhoog de normaalkracht Fn.") Else halve_contactlengte = halvecontactbreedte(Fn, buitenstraalwiel, banddikte, wielbreedte, Emod1) Fr = 2 * Fn * verliesfactor1 * (a_Maxwell / (WorksheetFunction.Pi * buitenstraalwiel)) If Emod1 = Emod2 Then indrukking_z = indrukkingBij2GelijkeEmod(poisson1, a_Maxwell, buitenstraalwiel, buitenstraalbaan, abkurzung, binnenstraalwiel) Else indrukking_z = indrukkingBij2VerschillendeEmod(a_Hertz, buitenstraalwiel, buitenstraalbaan, wielbreedte) End If slip = slip_st(a_Hertz_metpoissonnul, buitenstraalwiel, buitenstraalbaan, Fn, Ft) maxnormaalspanning = spanningsamplitude(a_Maxwell, buitenstraalwiel, buitenstraalbaan, poisson1, Emod1) End If Else MsgBox ("Niet alle nodige parameters zijn ingevuld!") End If ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("O14").Value ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("O18").Value ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("O20").Value ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("O22").Value ThisWorkbook.Sheets("Lutkebohle").Range("O24").Value ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("E49").Value ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("E52").Value ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("E55").Value ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("E59").Value ThisWorkbook.Sheets("Rekenblad").Range("E62").Value = = = = = = = = = = halve_contactlengte indrukking_z Fr slip maxnormaalspanning Round(halve_contactlengte, 2) Round(indrukking_z, 2) Round(maxnormaalspanning, 2) Round(Fr, 2) Round(slip, 2) End Sub Bijlage VIII Pagina 1 Bijlage IX: Technische fiche voor Vulkollan® 80° Shore A Bijlage IX Pagina 1 Bijlage X: Technische fiche voor Vulkollan® 90° Shore A Bijlage X Pagina 1 Bijlage XI: Technische fiche voor Vulkollan® 95° Shore A Bijlage XI Pagina 1
© Copyright 2024 ExpyDoc