Doseren op de Vleutensebaan in Leidsche Rijn

Doseren op de
Vleutensebaan in
Leidsche Rijn
Centrum
Beeld plaatsen
ter grootte van
dit kader
Eindrapportage
30 januari 2014
Erik Jan Westra
Matthijs Dicke-Ogenia
In opdracht van de gemeente Utrecht heeft Goudappel Coffeng BV een onderzoek
gedaan naar de wijze waarop het doseren van het verkeer van en naar Leidsche Rijn
op de Vleutensebaan vormgegeven kan worden en welke gevolgen dat heeft voor de
verkeersafwikkeling rond het doseerpunt.
UTT450/Wte/2376
1
Onderzoek doseren Vleutensebaan
2
Samenvatting (1/3)
•
Het vertrekpunt van de studie 'Doseren op de Vleutensebaan' is de studie
Benuttingsvariant Utrecht-west (vastgesteld door de raad d.d. 9 mei 2011).
•
Besloten is tot een voorkeursvariant waarbij een doseerinstallatie op de Noordelijke
Stadsas (nu geheten Vleutensebaan) is voorgesteld.
•
Deze voorkeursvariant gaat uit van het verminderen van de verkeersdruk op de
westelijke verdeelring (Stadsboulevard) door het minder aantrekkelijk maken van de
Vleutensebaan als verbinding tussen Leidsche Rijn en het noordwestelijke deel van
de bestaande stad. (Regionaal) verkeer zal dan eerder een andere route kiezen.
•
Bij het definitief realiseren van de Vleutensebaan, wordt na 2016 bezien of
dynamische dosering op deze plek - afhankelijk van de verkeersdrukte op de
Stadsboulevard - met een doseerstrook voor rechtdoorgaand verkeer tussen de
reeds geplande verkeerslichten Parijsboulevard (stadinwaarts) en Dirck Hoetweg
(staduitwaarts) noodzakelijk zal zijn.
•
Op het moment (na 2016) dat de dosering op de Vleutensebaan wordt ingevoerd,
wordt de dosering op de Vleutensebaan gekoppeld aan monitoring op de
Stadsboulevard. Wanneer de verkeersdrukte op de Westelijke Stadsboulevard te
hoog wordt, is dosering één van de verkeersmanagementmaatregelen die mogelijk
wordt ingezet.
UTT450/Wte/2376
2
Onderzoek doseren Vleutensebaan
3
Samenvatting (2/3)
De studie ‘Doseren op de Vleutensebaan’ leidt tot de onderstaande aanbevelingen:
•
Pas dosering toe op een kruispunt met een bestaand of gepland verkeerslicht,
waarbij de groentijd wordt verkort en voertuigen meerdere keren moeten overstaan.
•
Pas de dosering in de spitsen toe; in daluren biedt doseren geen grote meerwaarde
en leidt het mogelijk tot lagere acceptatie
•
Gebruik het kruispunt van de Vleutensebaan met de Parijsboulevard als
doseerlocatie ‘stad-in’ en het kruispunt van de Vleutensebaan met de Dirck
Hoetstraat als doseerlocatie ‘stad-uit’.
•
Bij dosering moeten de verkeerslichtenregelingen worden aangepast en zal er extra
filedetectie moeten worden toegevoegd.
•
Verruim capaciteit op het kruispunt van de Vleutensebaan met de Belcampostraat
om ongewenste effecten van ‘natuurlijk doseerpunt’ te verkleinen.
•
Plaats op een viertal keuzepunten een stadsDRIP, welke informatie geeft over de
reistijden op routealternatieven in combinatie met informatie over het al dan niet in
werking zijn van de doseerinstallatie.
•
Voer nader onderzoek uit naar de verkeersbelasting en het functioneren van de
Haarrijnse Rading inclusief A2-aansluting, NOUW2 en Hooggelegen/Graadt van
Roggenweg
UTT450/Wte/2376
3
Onderzoek doseren Vleutensebaan
4
Samenvatting (3/3)
alternatieve routes en keuzepunten
De volgende routealternatieven komen het meest in aanmerking:
•
Relatie Leidsche Rijn west - A27-noord, Overvecht en Noordwest: via NRU
•
Relatie Leidsche Rijn west/ midden - West, Zuidwest en Centrum: via
(Parkzichtlaan,) Stadsbaan, MLK-laan
•
Relatie Leidsche Rijn midden - West en Centrum: via Nouw2 (minder concurrerend
alternatief vanwege relatief hoge omrijdtijd)
Belangrijke keuzepunten (voor de keuze tussen de route via de Vleutensebaan of via
de alternatieve route) zijn (gele bolletjes in kaart):
•
Alternatief via NRU: Huis te Vleutenbaan voor kruispunt met Haarijnse Rading (1)
•
Alternatief via (Parkzichtlaan,) Stadsbaan en MLK-laan:
•
Burgemeester Middelweerdbaan voor rotonde met ‘t Zand (2)
•
Vleutensebaan voor kruispunt met de Parkzichtlaan (3).
•
Alternatief via Nouw2: Vleutensebaan voor krp met de verlengde Vleutensebaan (4)
Voorgesteld wordt om op de drie eerstgenoemde locaties een stadsDRIP te plaatsen,
die informatie geeft over de reistijden via beide routealternatieven.
UTT450/Wte/2376
4
Onderzoek doseren Vleutensebaan
5
Inhoudsopgave
Hoofdstuk
Pagina
1. Inleiding
6
2. Doel en aanpak
9
3. Mogelijkheden voor vormgeving doseringsmaatregel
12
4. Beoordeling potentiële doseerlocaties
18
5. Effecten bij doseerstrategieën
23
6. Aanvullende maatregelen
38
7. Conclusie en aanbevelingen
43
Bijlagen
48
UTT450/Wte/2376
5
Onderzoek doseren Vleutensebaan
6
1. Aanleiding
UTT450/Wte/2376
6
Onderzoek doseren Vleutensebaan
7
Aanleiding
▪
Intensiteiten
Stadsboulevard in
2030 te hoog
▪
Benuttingsstudie
Utrecht West variant met doseren
op Vleutensebaan
meest effectief
Het wegennet van Leidsche Rijn (LR) nadert zijn voltooiing. Medio 2014 wordt volgens
planning de start gemaakt met de realisatie van de Vleutensebaan langs het Leidsche
Rijn Centrum (LRC) en deze wordt naar verwachting eind 2016 opgeleverd.
De Vleutensebaan vormt de meest directe verbinding tussen Leidsche Rijn en UtrechtWest. In tegenstelling tot de andere wegverbindingen tussen deze stadsdelen heeft de
Vleutensebaan geen aansluiting op de A2.
Het doel van dit rapport is te onderzoeken in welke vorm doseren mogelijk is op de
Vleutensebaan uitgaande van het voorlopig ontwerp.
Het vertrekpunt van deze studie 'Vleutensebaan doseren' is de studie Benuttingsvariant
Utrecht-west (vastgesteld door de raad d.d. 9 mei 2011). In deze benuttingsstudie is
onderzocht of de in 2030 voorkomende verkeersstromen via de benutting van de
bestaande infrastructuur van Utrecht-West kunnen worden verwerkt. Via analyse is
gekomen tot een voorkeursvariant waarbij een doseerinstallatie op de Noordelijke
Stadsas (nu geheten Vleutensebaan) is voorgesteld.
De voorkeursvariant gaat uit van het onaantrekkelijker maken van de verbinding tussen
Leidsche Rijn en het noordwestelijke deel van de bestaande stad. Hierdoor zal
regionaal verkeer en verkeer van Leidsche Rijn naar de bestaande stad eerder een
andere route kiezen, waardoor de druk op de westelijke verdeelring vermindert.
UTT450/Wte/2376
7
Onderzoek doseren Vleutensebaan
8
Principe van doseren vanuit Leidsche Rijn
De keuze voor doseren van (en naar) Leidsche Rijn past bij het beleid van de
gemeente, vanuit ‘Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar’. Daarin wordt onderscheid
gemaakt in A-, B- en C-zones. Daarbij is Leidsche Rijn onderdeel van de C-zone
(nieuwbouwontwikkeling, nieuwe moderne verkeersstructuren, auto, fiets, OV
ontvlochten etc.) en het stadsdeel ten oosten van de A2 is onderdeel van de B-zone
(deels vooroorlogs, fietsen en auto op structuurniveau gemengd door fietspaden langs
de drukkere wegen, veel wonen ook aan drukke wegen etc.).
Door verkeer vanuit de C-zones te doseren neemt de verkeersdruk in de meer
kwetsbare B-zones af.
UTT450/Wte/2376
8
Onderzoek doseren Vleutensebaan
9
2. Doel en aanpak
UTT450/Wte/2376
9
Onderzoek doseren Vleutensebaan
10
Waarom doseren op Vleutensebaan?
▪
Doel: beïnvloeden
routekeuzegedrag
▪
Achterliggende doel:
verlagen van de
verkeersdruk in Utrechtwest
Na openstelling van de Vleutensebaan in 2016 wordt de route via de Hogeweidebrug
(ook wel ‘gele brug’ genaamd) zeer aantrekkelijk (reistijdverhouding ten opzichte van
routealternatieven).
Met doseren op de Vleutensebaan wordt beoogd om de reistijd op deze route zo te
verhogen dat een deel van het verkeer een andere route neemt, waarmee het verkeer
vanuit Leidsche Rijn via de Stadsboulevard naar Overvecht wordt verminderd.
Het achterliggende doel is het verlagen van de verkeersdruk in Utrecht-west op de
Stadsboulevard (voorheen: Westelijke Verdeelring). Hiermee kan de Westelijke
Stadsboulevard een hogere kwaliteit krijgen (leefbaarheid, oversteekbaarheid,
openbare ruimte en bereikbaarheid)
UTT450/Wte/2376
10
Onderzoek doseren Vleutensebaan
11
Onderzoeksvragen
1.
Welke vorm van de doseringsmaatregel is het meest
wenselijk?
2.
Welke aanvullende maatregelen zijn nodig/ wenselijk?
3.
Wat is/ zijn de meest geschikte doseerlocatie(s)?
4.
Wat is het effect van doseren op de intensiteiten op de
stadsboulevard?
5.
Op welke tijden moet gedoseerd worden (dal/spits: wat is
wenselijk/ acceptabel/optimaal?)
6.
Wat zijn de verkeerskundige effecten in en rond Leidsche
Rijn Centrum?
Het projectdoel is het vaststellen van de doseermaatregel op de Vleutensebaan, de
effecten die hierbij optreden op het hoofdwegennet in Utrecht-west en de maatregelen
die hieruit voortvloeien.
In onderzoek naar doseren op de Vleutensebaan komen de volgende onderwerpen aan
bod:
1. Welke vorm van de doseringsmaatregel is het meest wenselijk?
2. Welke aanvullende maatregelen zijn nodig/ wenselijk?
3. Wat is/ zijn de meest geschikte doseerlocatie(s)?
4. Wat is het effect van doseren op de intensiteiten op de stadsboulevard?
5. Op welke tijden moet gedoseerd worden (dal/spits: wat is wenselijk/
acceptabel/optimaal)?
6. Wat zijn de verkeerskundige effecten in en rond Leidsche Rijn Centrum?
UTT450/Wte/2376
11
Onderzoek doseren Vleutensebaan
12
3. Mogelijkheden voor vormgeving
doseringsmaatregel
UTT450/Wte/2376
12
Onderzoek doseren Vleutensebaan
13
Vorm van de doseringsmaatregel
Voorkeur
▪
Groepjes voertuigen doorlaten met
een verkorte groentijd bij een
‘normaal’ verkeerslicht
▪
Auto’s één voor één doorlaten
volgens een doseerstrategie van
een Toeritdoseerinstallaltie (TDI)
Er zijn in essentie twee vormen van dosering mogelijk:
• telkens groepjes voertuigen doorlaten met een verkorte groentijd bij een ‘normaal’
verkeerslicht;
•
auto’s één voor één doorlaten volgens een doseerstrategie van een
Toeritdoseerinstallatie (TDI).
In een stedelijke situatie heeft het doseren met een ‘normaal’ verkeerslicht de voorkeur,
omdat deze wijze van doseren naar verwachting het minst negatief effect heeft op de
milieubelasting. Er zijn geen bestaande onderzoeken voorhanden waarin onderzoek is
gedaan naar het verschil in milieueffecten tussen beide doseerstrategieën. Het is te
verwachten dat met een doseerstrategie van een TDI voertuigen vaker optrekken en
afremmen dan in een situatie waarin ze enkele keren moeten ‘overstaan’ bij een
verkeerslicht. Dat veelvuldige optrekken en afremmen leidt naar verwachting tot meer
uitstoot van schadelijke stoffen en wordt om die reden minder geschikt geacht voor een
stedelijke situatie.
UTT450/Wte/2376
13
Onderzoek doseren Vleutensebaan
14
Plaats van de doseringsmaatregel
Voorkeur
▪
Voor een kruispunt bij bestaand
of gepland verkeerslicht
▪
Op een wegvak tussen twee
kruispunten
Het toepassen van dosering ter hoogte van een kruispunt bij een bestaand of gepland
verkeerslicht heeft de voorkeur om de volgende redenen:
• investering- en onderhoudskosten zijn beperkt ten opzichte een nieuw te plaatsen
doseerlicht;
• het is voor de weggebruiker een logische plek;
• een kortere groentijd voor de te doseren richting kan ten goede komen van andere
verkeersstromen en modaliteiten (OV en fiets).
Voorwaarde daarbij is dat voldaan kan worden aan de volgende randvoorwaarden:
• er is voldoende bufferruimte (opstelcapaciteit);
• verkeer met andere bestemmingen of andere modaliteiten worden niet geblokkeerd
door de wachtrij voor het doseerpunt;
• verkeer gaat niet via ongewenste routes sluipen;
• de wachtrij komt niet voor woningen te staan.
Wanneer het niet mogelijk is om aan deze randvoorwaarden te voldoen, dan zou
overwogen kunnen worden om een doseerpunt tussen twee kruispunten te plaatsen,
als daarmee wel aan de randvoorwaarden voldaan kan worden.
UTT450/Wte/2376
14
Onderzoek doseren Vleutensebaan
15
Wat is acceptabel?
▪
▪
▪
▪
lagere acceptatie bij wachttijden boven de 120
seconden.
afhankelijk van de waargenomen drukte
liever meerdere keren kort overstaan dan éénmaal lang
wachten
acceptatie is laag bij dosering op rustige momenten
Door doseren neemt de vertragingstijd bij verkeerslichten toe. De acceptatie bij
de weggebruiker neemt dan af. Een lagere acceptatie is nodig om te bereiken dat
een deel van het verkeer (in het vervolg) een andere route gaat nemen. De
hoogte van de vertragingstijd moet zo zijn dat een deel van de weggebruikers,
waarvoor er een goed routealternatief beschikbaar is, hun gedrag (routekeuze)
gaat aanpassen en dat het voor de overige weggebruikers (waarvoor een
routealternatief te ver om is) nog wel acceptabel is om te wachten.
In het verleden is er onderzoek gedaan naar welke wachttijden door
weggebruikers als acceptabel worden ingeschat. Daaruit blijkt dat wachttijden tot
120 seconden nog acceptabel gevonden worden. Dat wil niet zeggen dat een
wachttijd van meer dan 120 seconden niet toepasbaar is. Bij waarden onder de
120 seconden kan het zijn dat een te klein deel van de automobilisten een
andere route gaat kiezen en de vertraging voor lief neemt. Verder is uit
gedragwetenschappelijk onderzoek gebleken dat de beleefde wachttijd afneemt
als het aantal stops voor een enkel verkeerslicht toeneemt. Dat pleit voor
meerdere kortere stops bij hetzelfde verkeerslicht (korte groentijd en daarmee
ook korte cyclustijd) boven een enkele lange stop (lange groentijd en daarmee
ook lange cyclustijd). De acceptatie is afhankelijk van de waargenomen drukte.
Voor een rood licht staan wachten terwijl de reden daarvoor niet zichtbaar is
(weinig verkeer) leidt tot minder acceptatie, dan wanneer de reden wel zichtbaar
is (veel verkeer). Bij dosering op rustige momenten is de acceptatie laag, de
weggebruiker is sneller geneigd tot ander gedrag (roodlichtnegatie of
sluiproutes).
UTT450/Wte/2376
15
Onderzoek doseren Vleutensebaan
16
Mogelijke nadelen bij lage acceptatie wachttijd
▪
▪
▪
Rood licht negatie
Hogere snelheid om groen te halen
Sluiproute
▪
Maatregelen om ongewenst gedrag te ontmoedigen:
Maak reden van wachten duidelijk
Plaats roodlicht-/ snelheidscamera’s
Let bij locatiekeuze doseerlocatie op mogelijke sluiproutes
Ongewenste effecten als gevolg van een lage acceptatie van de ervaren
wachttijd zijn:
• negeren rood licht (komt niet vaak voor, maar gevolgen kunnen ernstig zijn);
• kiezen voor sluiproutes (zeer aannemelijk en ongewenst);
• harder rijden om ‘groen’ te halen (zeer aannemelijk en ongewenst).
De kans op ongewenst gedrag als gevolg van lage acceptatie kan worden
verkleind door de weggebruiker duidelijk te maken wat de reden van het wachten
is. Als zij namelijk de intentie van de wegbeheerder waarnemen, begrijpen en het
er ook mee eens kunnen zijn, dan neemt de wil om het gewenste gedrag uit te
voeren toe.
Roodlichtnegatie en/of hoge snelheden kunnen worden ontmoedigd door het
plaatsen van roodlicht-/snelheidscamera’s.
Het kiezen voor sluiproutes is te voorkomen door de dosering toe te passen op
een locatie waar geen sluiproutes beschikbaar zijn.
UTT450/Wte/2376
16
Onderzoek doseren Vleutensebaan
17
Aanvullende maatregelen
▪
▪
Maatregelen om gebruik van alternatieve routes te
bevorderen (
zie hoofdstuk 6):
Maatregelen om knelpunten op te lossen
UTT450/Wte/2376
17
Onderzoek doseren Vleutensebaan
18
4. Beoordeling potentiële doseerlocaties
Vier potentiële doseerlocaties zijn met betrekking tot de geschiktheid kwalitatief
beoordeeld op de volgende indicatoren:
Er is voldoende bufferruimte (opstelcapaciteit):
• verkeer met andere bestemmingen of andere modaliteiten worden niet geblokkeerd
door de wachtrij voor het doseerpunt;
• verkeer met bestemming Utrecht-west kan voor het doseerpunt nog andere
routealternatieven bereiken;
• verkeer gaat niet via ongewenste routes sluipen, geen sluipverkeer;
• de wachtrij komt niet voor woningen te staan.
De beoordeling vindt plaats op een vijfpuntsschaal:
-- zeer ongunstig
- ongunstig
0 neutraal
+ gunstig
++ zeer gunstig
UTT450/Wte/2376
18
Onderzoek doseren Vleutensebaan
19
Potentiële doseerlocaties (ochtendspits stad-in)
Krp 1
(Belcampostraat)
Krp 2
(Dirck Hoetweg)
Krp 3
(Parijsboulevard
Krp 4
(NOUW2)
Uitgaande van het doseren op locaties bij bestaande en/ of geplande verkeerslichten (zoals hiervoor
beschreven) zijn er vier potentiële locaties voor het doseren van verkeer vanuit Leidsche Rijn naar
Utrecht-west:
1. Vleutensebaan - Belcampostraat (VRI);
2. Vleutensebaan – Dirck Hoetweg (VRI);
3. Vleutensebaan - Parijsboulevard (VRI);
4. Vleutensebaan - Nouw2 (ongelijkvloerse samenvoeging).
Gegeven de korte afstand tussen de kruispunten 1 en 2 (circa 80 meter) ligt het voor de hand dat deze
kruispunten verkeersregeltechnisch gekoppeld worden. Daarmee ligt het niet voor de hand om de
(beperkte) ruimte tussen beide kruispunten als bufferruimte te gebruiken.
Kruispunt 4 zou eerst als VRI-geregeld kruispunt worden uitgevoerd, maar volgens laatste ontwerp dd.
16 oktober 2013 wordt deze vormgegeven als ongelijkvloerse samenvoeging. Ondanks het gegeven dat
het hier niet om een kruispunt, maar om een samenvoeging gaat, zou deze locatie ook geschikt zijn als
doseerlocatie. Verschil met de andere locaties is dat er op deze locatie geen verkeerslichten zijn
voorzien. Als die locatie als doseerpunt gebruikt zou gaan worden, moeten er in tegenstelling tot de
andere locaties specifiek voor het doseren wel verkeerslichten geplaatst worden.
Mogelijke doseerlocaties verder naar het westen zijn niet logisch en wenselijk, enerzijds omdat daarmee
meer verkeer met andere bestemmingen dan Utrecht-west wordt gehinderd en anderzijds omdat de te
doseren verkeersstromen meer mogelijkheden hebben om via sluiproutes het doseerpunt te omzeilen.
Verder naar het oosten (ten oosten van de aansluiting met de Nouw2) is niet gewenst, omdat dan ook
verkeer vanuit andere herkomsten gehinderd wordt.
UTT450/Wte/2376
19
Onderzoek doseren Vleutensebaan
20
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-in)
indicatoren
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
directe hinder (wachtrij voor huizen)
Totaal
Kruispunt
1
2
3
4
++
--
++
+
-
-
+
+
-
-
+
+
--
-
-
+
-
-
++
-
--
-----
+++
++
+++
In de bijlage is per kruispunt een uitgebreide onderbouwing opgenomen van de scores op de indicatoren.
Op deze pagina wordt dit kort samengevat.
Bufferruimte:
De kruispunten 1 (Vleutensebaan-Belcampostraat) en 3 (Vleutensebaan-Parijsboulevard) beschikken
over de meeste bufferruimte. De opstelcapaciteit voor kruispunt 2 (Vleutensebaan-Dirck Hoetweg) is in
de richting stad-in niet alleen kort, maar ook niet bruikbaar omdat dit kruispunt vanwege de korte afstand
zeer waarschijnlijk verkeersregeltechnisch gekoppeld zal worden aan kruispunt 1.
Blokkade-effecten:
Bij de kruispunten 3 en 4 (Vleutensebaan-NOUW2) wordt het verkeer dat via de Nouw2 of via de
Stadsbaan naar de A2 wil niet gehinderd. Bij de kruispunten 1 en 2 staat dat verkeer in dezelfde wachtrij
als het te doseren verkeer naar Utrecht-west.
Lokale routealternatieven:
Verkeer richting Utrecht-west kan in het geval van een doseerpunt bij kruispunten 3 of 4 nog uitwijken
naar een andere route, bijvoorbeeld via Nouw2. Bij de kruispunten 1 en 2 is dat niet meer mogelijk.
Kans op sluipverkeer:
In geval van doseren bij de kruispunten 1 en 2 is er een grote kans dat verkeer door de wijk Terweide ten
noorden van het spoor gaat sluipen om het doseerpunt te omzeilen.
Ter hoogte van de kruispunten 3 en 4 is er geen parallelle route, die als ongewenste sluiproute kan
fungeren.
Directe hinder (wachtrij voor huizen):
Ten zuiden van de Vleutensebaan liggen enkele woningen, die hinder zouden kunnen ondervinden van
de wachtrij voor de kruispunten 1 en 2. Langs het wegvak tussen de kruispunten 2 en 3 zijn geen
woningen gepland. Op het gedeelte tussen de kruispunten 3 en 4 zijn wel woningen gepland.
UTT450/Wte/2376
20
Onderzoek doseren Vleutensebaan
21
Doseren stad-uit (avondspits)
Potentiële doseerlocaties
Krp 1
Krp 2
Krp 3
Om het gebruik van de route via de Hogeweidebrug/Vleutenseweg voor verkeer uit
Utrecht-west naar Leidsche Rijn in de avondspits te ontmoedigen moet in de
avondspits in de richting van Leidsche Rijn gedoseerd worden.
Kruispunt 4 valt op voorhand af, omdat het kruispunt in westelijke richting geen
logische locatie is om een verkeerslicht te plaatsen.
Verder stroomopwaarts doseren is niet wenselijk, vanwege blokkade-effecten en hinder
voor aanwonenden.
UTT450/Wte/2376
21
Onderzoek doseren Vleutensebaan
22
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-uit)
indicatoren
Kruispunt
1
2
3
--
++
+
-
++
-
+
+
+
+
-
++
directe hinder (wachtrij voor huizen)
-
++
-
Totaal
--
+++
+++
++
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
Bufferruimte:
De opstelcapaciteit voor kruispunt 1 is niet alleen kort, maar ook niet bruikbaar, omdat kruispunt 1 vanwege de korte
afstand zeer waarschijnlijk verkeersregeltechnisch gekoppeld zal worden aan kruispunt 2.
Blokkade-effecten:
Bij kruispunt 3 wordt verkeer vanuit Utrecht-west dat naar LRC wil geblokkeerd door de wachtrij voor dit doseerpunt.
Voor de gemeente Utrecht is de bereikbaarheid vanuit Utrecht-stad naar Leidsche Rijn centrum van groot belang.
Bij kruispunt 2 is dat niet het geval (blokkade van verkeer naar LRC). Bij kruispunt 1 komt verkeer dat vanaf Nouw2
of Stadsbaan naar Leidsche Rijn wil in dezelfde wachtrij te staan.
Lokale routealternatieven:
Verkeer richting Leidsche Rijn kan in geval van een doseerpunt bij de kruispunten 2 of 3 nog uitwijken naar een
andere route via Nouw2. In geval van doseren bij kruispunt 1 kan het verkeer richting Leidsche Rijn geen ander
routealternatief meer kiezen, bijvoorbeeld via Nouw2
Kans op sluipverkeer:
In geval van doseren bij kruispunt 3 is er geen parallelle route die als ongewenste sluiproute kan fungeren.
Bij kruispunt 2 is er een kleine kans dat verkeer via de Parijsboulevard gaat sluipen om het doseerpunt op deze
locatie te omzeilen. Om eventueel sluipverkeer toch te voorkomen kan het wenselijk zijn om aanvullende
maatregelen op de Parijsboulevard te nemen. Bij kruispunt 1 is er een grote kans dat verkeer door de wijk ten
noorden van het spoor gaat sluipen om het doseerpunt op deze locatie te omzeilen.
Directe hinder (wachtrij voor huizen):
Langs het wegvak tussen de kruispunten 4 en 3 zijn woningen gepland,, die hinder zouden kunnen ondervinden van
de wachtrij. Langs het gedeelte tussen de kruispunten 3 en 2 zijn geen woningen voorzien. Ten zuiden van de
Vleutensebaan liggen enkele woningen, die hinder zouden kunnen ondervinden van de wachtrij op het wegvak
tussen de kruispunten 2 en 1.
UTT450/Wte/2376
22
Onderzoek doseren Vleutensebaan
23
5. Effecten bij doseerstrategieën
De vier potentiële doseerlocaties zijn met betrekking tot de geschiktheid kwalitatief
beoordeeld op de volgende indicatoren:
• er is voldoende bufferruimte (opstelcapaciteit);
• verkeer met andere bestemmingen of andere modaliteiten worden niet geblokkeerd
door de wachtrij voor het doseerpunt;
• verkeer met bestemming Utrecht-west kan voor het doseerpunt nog andere
routealternatieven bereiken;
• verkeer gaat niet via ongewenste routes sluipen, geen sluipverkeer;
• de wachtrij komt niet voor woningen te staan.
De beoordeling vindt plaats op een vijfpuntsschaal:
-- zeer ongunstig
- ongunstig
0 neutraal
+ gunstig
++ zeer gunstig
UTT450/Wte/2376
23
Onderzoek doseren Vleutensebaan
24
Doseren is een dynamisch proces
Intensiteit
Stadsboulevard
routekeuze
Leereffect
Intensiteit
Vleutensebaan
Mate van
doseren
Wachtrijlengtes
reistijd
Route-/ reistijdInformatie (dynamisch)
Communicatie
vooraf
(statisch)
In bovenstaand schema laten we zien dat de mate van doseren afhankelijk is van een
groot aantal factoren. De doseerwaarde heeft invloed op de intensiteiten op de
Stadsboulevard. De mate waarin gedoseerd wordt hangt daarnaast af van het feitelijke
verkeersaanbod.
Weggebruikers ervaren vertraging (wachtrijlengtes, reistijd) en zullen dat in het vervolg
in hun routekeuzeafweging meenemen (leereffect), hetgeen zich in de loop der tijd zal
vertalen in een verandering in de intensiteit op de Vleutensebaan.
De routekeuze kan ondersteund worden door de weggebruiker op cruciale
keuzepunten informatie te geven over reistijden via alternatieve routes versus de route
langs het doseerpunt. Daarnaast kan het routekeuzegedrag op voorhand al worden
beïnvloed door goed te communiceren over de (aanstaande) doseermaatregelen.
In de eerste weken na ingebruikname van het doseersysteem zal het verkeersaanbod
veel groter zijn. Hoe groot zal afhangen van de mate waarin aandacht gegeven is aan
communicatie rond de maatregel. In het ergste geval (eerste dagen na ingebruikname
en zonder communicatie) zal het verkeersaanbod overeenkomen met de situatie
zonder doseren.
Door de doseermaatregel direct bij openstelling van het nieuwe gedeelte van de
Vleutensebaan in werking te stellen, zal de benodigde tijd voor het bereiken van het
nieuwe evenwicht beperkt zijn, omdat weggebruikers nog geen ervaring hebben met de
nieuwe snelle route.
UTT450/Wte/2376
24
Onderzoek doseren Vleutensebaan
25
Effecten doseren op netwerkniveau
▪
▪
▪
▪
Doorrekening met verkeersmodel:
Opmaatmodel voor Vru 3.1u
Doseren in etmaal en in spitsen
Doseren modelmatig vertaald in snelheidsverlaging:
Etmaal: 100%, 80%, 60% en 40% van de snelheid
Spitsen: 100%, 40%, 20% en 0% van de snelheid
Voor het bepalen van de effecten op netwerkniveau (verandering in intensiteiten op de
verschillende delen van de Stadsboulevard) is gebruik gemaakt van het zogenaamde
opmaatmodel (voorlopige projectvariant) van het recentelijk vastgestelde model Vru
3.1u voor het jaar 2020.
De uitgangspunten in dit opmaatmodel sluiten aan op de rapportage Benuttingsvariant
Utrecht West.
De effecten zijn doorgerekend voor het etmaal en voor de spitsen.
Binnen dit onderzoek is gevarieerd in de mate van dosering door aanpassing van de
snelheid op de Vleutensebaan. Door deze te verlagen wordt inzicht verkregen in hoe
het verkeer zich verdeelt over alternatieve routes en in hoeverre dat leidt tot een
verlaging van de intensiteit op de Stadsboulevard.
UTT450/Wte/2376
25
Onderzoek doseren Vleutensebaan
26
Effecten bij doseren gedurende het etmaal
▪
▪
▪
doseren heeft effect op de etmaalintensiteit van de
Westelijke Stadsboulevard
de effecten zijn het grootst op het noordelijke deel van
de Westelijke Stadsboulevard
Cijfers uit Opmaatmodel (tabel) wijken iets af van de
cijfers uit het recent vastgestelde VRU 3.1 U.
De tabel laat de effecten op etmaalniveau zien voor de verschillende delen van de
Stadsboulevard en de Amsterdamse Straatweg in de verschillende doseervarianten,
wanneer gedurende het gehele etmaal gedoseerd wordt.
Uit de tabel kan worden geconcludeerd dat:
• de mate van doseren voor de meeste delen van de Stadsboulevard (met
uitzondering van de Pijperlaan) effect heeft op de etmaalintensiteit;
• de effecten zijn het grootst op het noordelijke deel van de Westelijke Stadsboulevard
(Haydnlaan, Lessinglaan, Cartesiusweg, Marnixlaan) en op de Amsterdamse
straatweg.
UTT450/Wte/2376
26
Onderzoek doseren Vleutensebaan
27
Effecten bij doseren gedurende de spitsen
▪
de verschillen in het doseren op etmaal- en op
spitsbasis zijn beperkt
De tabel laat de effecten op etmaalniveau zien voor de verschillende delen van de
Stadsboulevard en de omgeving Amsterdamsestraatweg in de verschillende
doseervarianten, wanneer alleen in de spitsen gedoseerd wordt.
In vergelijking met de voorgaande tabel (doseren gedurende het etmaal) kan worden
geconcludeerd dat de verschillen tussen het over het etmaal en alleen in de spitsen
doseren beperkt zijn.
Kortom: het grootste deel van het effect wordt al bereikt om alleen in de spits te
doseren. Het aanvullend doseren in de daluren leidt op een aantal delen van de
Stadsboulevard tot iets lagere intensiteiten op etmaalbasis.
UTT450/Wte/2376
27
Onderzoek doseren Vleutensebaan
28
Analyse lokale verkeerskundige effecten
▪
Drie doseerstrategieën onderzocht:
1. snelheid 100% geen extra vertraging
2. snelheid 40% (extra) vertraging ca. 80 seconden
3. snelheid 20% (extra) vertraging ca. 200 seconden
▪
Kruispuntberekeningen: effecten op
wachtrijlengtes
Om inzicht te verkrijgen in de lokale effecten van het doseren op en rond de
Vleutensebaan zijn analyses uitgevoerd met het verkeersregeltechnische programma
COCON. Deze geven inzicht in de lengtes van de wachtrijen voor het doseerpunt, in
het geval dat het doseren plaatsvindt bij één kruispunt en het geval dat het doseren
plaatsvindt bij twee kruispunten.
Er zijn drie verschillende doseerstrategieën doorgerekend:
1.
geen extra vertraging;
2.
(extra) vertraging 80 seconden: komt overeen met 40% van de modelsnelheid over
740 meter (waarden komen voort uit de lengte van de Vleutensebaan ter hoogte
van Leidsche Rijn Centrum);
3.
(extra) vertraging 200 seconden: komt overeen met 20% van de modelsnelheid
over 740 meter.
De berekeningen zijn zowel uitgevoerd voor het doseren stad-in in de ochtendspits als
stad-uit in de avondspits.
UTT450/Wte/2376
28
Onderzoek doseren Vleutensebaan
29
Stadia in verkeersproces
stadium
Verkeersaanbod
Mate van doseren
1
Zonder routekeuzeeffecten
Niet doseren
2
Zonder routekeuzeeffecten
Doseerstrategie 80 seconden
3
Met routekeuze-effecten Doseerstrategie 80 seconden
4
Met routekeuze-effecten Doseerstrategie 200 seconden
Zoals in het schema op bladzijde 21 is aangegeven, zal het verkeersaanbod op de
Vleutensebaan mede beïnvloed worden door de mate waarin gedoseerd wordt.
Daarnaast zal het uitmaken hoe lang een bepaalde doseerstrategie actief is; het zal
enkele dagen duren voordat het verkeer zich daarop heeft ingesteld en een evenwicht
is bereikt in de routekeuze.
Om gevoel te krijgen voor de effecten van de verschillende doseerstrategieën in
verschillende situaties (voor en na het bereiken van een nieuw evenwicht in de
routekeuze) hebben een aantal stadia in het verkeersproces geanalyseerd.
Stadium 1: nieuwe verbinding is open, het verkeer heeft zich daarop ingesteld en er
wordt nog niet gedoseerd.
Stadium 2: het doseren is net ingesteld, maar het verkeer heeft zich daar nog niet op
aangepast op het doseerpunt.
Stadium 3: het doseren is enkele weken actief, en het verkeer heeft zich daar op
aangepast.
Stadium 4: er wordt strenger gedoseerd, en het verkeer heeft zich daar op aangepast.
UTT450/Wte/2376
29
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S1
30
Zonder routekeuze-effecten
Niet doseren
Stad in
▪
Kruispunt 1 zonder doseren al groot knelpunt zonder
kruispuntaanpassing natuurlijk doseerpunt
▪
Kruispunten 2, 3 en 4 kunnen aanbod (redelijk) goed
verwerken
In een reguliere situatie zonder doseren kan kruispunt 1 het verkeersaanbod niet
verwerken: oververzadigd; vertraging > 10 minuten; wachtrij groeit in 2 uur aan tot circa
900 meter (verdeeld over twee opstelvakken 450 meter) (bufferruimte: 600 meter).
Kruispunt 3 wikkelt redelijk goed af in de reguliere situatie. De opstelcapaciteit is op
enkele richtingen (te) beperkt.
Kruispunten 2 en 4 : kunnen het aanbod verwerken.
Deze oververzadigde situatie leidt tot een ‘natuurlijke’ vertraging die veel groter is dan
de benodigde vertraging van 80 seconden. Deze ‘natuurlijke’ vertraging ter hoogte van
kruispunt 1 is echter ongewenst, vanwege de ongewenste effecten, zoals hiervoor
aangegeven.
De oververzadiging op kruispunt 1 is op te lossen door vanaf de noordtak van het
kruispunt (Belcampostraat) een dubbele linksaffer te realiseren, al dan niet
gecombineerd met de rechtdoorgaande richting.
UTT450/Wte/2376
30
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S2
31
Zonder routekeuze-effecten
Doseren 80 sec
Stad in
▪
Extra vertraging bovenop de reguliere vertraging is niet
wenselijk en noodzakelijk
Dit stadium is niet doorgerekend, omdat kruispunt 1 het verkeer in de reguliere situatie
(zonder actief doseren) niet kunnen verwerken. Extra vertraging bovenop de reguliere
vertraging is niet wenselijk en noodzakelijk.
UTT450/Wte/2376
31
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S3
32
Met routekeuze-effecten Doseren 80 sec
Stad in
▪
▪
Kruispunt 1 nog steeds oververzadigd; maar wachtrij wordt niet
langer dan bufferruimte
Kruispunten 3 en 4 kunnen elk afzonderlijk doseerfunctie
vervullen
Ook in de situatie waarin een nieuw evenwicht is ontstaan in de routekeuze als gevolg
van het doseren is kruispunt 1 nog steeds oververzadigd:
vertraging > 3 minuten; wachtrij groeit in 2 uur aan tot circa 400 meter (bufferruimte:
600 meter).
Gevolgen van doseren bij kruispunt 3:
vertraging 115 seconden; wachtrijlengte 288 meter; (bufferruimte: 740 meter).
Gevolgen van doseren bij kruispunt 4:
vertraging 93 seconden; wachtrijlengte 130 meter; (bufferruimte: 200 meter).
UTT450/Wte/2376
32
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S4
33
Met routekeuze-effecten Doseren 200 sec
Stad in
▪
Met meer vertraging (en grotere routekeuze-effecten) zijn
wachtrijlengtes vergelijkbaar aan situatie met licht doseren
In de situatie waarin sterker gedoseerd wordt en er grotere routekeuze-effecten
optreden, zijn de wachtrijlengtes voor de kruispunten 3 en 4 vergelijkbaar aan situatie
met de doseerstrategie van 80 seconden.
Kruispunt 1 is door het lagere verkeersaanbod niet meer oververzadigd.; vertraging
circa 3 minuten; wachtrij circa 200 meter.
Kruispunt 3: kan aanbod verwerken; vertraging circa 3 minuten; wachtrij circa
200 meter; blijft binnen bufferruimte.
Kruispunt 4: kan aanbod verwerken; bufferruimte voor 90% gebruikt.
UTT450/Wte/2376
33
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S1
34
Zonder routekeuze-effecten
Niet doseren
Stad uit
Kruispunt 1 heeft in reguliere situatie al te weinig opstelcapaciteit. Dit is geen geschikte
doseerlocatie; niet doseren maar koppelen met kruispunt 2.
In een reguliere situatie zonder doseren kunnen de kruispunten 2 en 3 het aanbod
goed verwerken.
UTT450/Wte/2376
34
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S2
35
Zonder routekeuze-effecten
Doseren 80 sec
Stad uit
In de situatie waarin het doseren net is ingesteld, maar het verkeer zich daar nog niet
op heeft aangepast kunnen de kruispunten 2 en 3 elk afzonderlijk het verkeer goed
binnen de beschikbare bufferruimtes verwerken. De bufferruimte voor kruispunt 3 wordt
dan wel vrijwel volledig benut.
UTT450/Wte/2376
35
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S3
36
Met routekeuze-effecten Doseren 80 sec
Stad uit
In de situatie waarin het doseren al enkele weken actief is, en het verkeer zich daar op
heeft aangepast kunnen de wachtrijlengtes makkelijk worden opgevangen binnen de
bufferruimtes van de kruispunten 2 en 3.
UTT450/Wte/2376
36
Onderzoek doseren Vleutensebaan
S4
37
Met routekeuze-effecten Doseren 200 sec
Stad uit
Ook in de situatie waarin strenger gedoseerd wordt, en het verkeer zich daar op heeft
aangepast kunnen de wachtrijlengtes makkelijk worden opgevangen binnen de
bufferruimtes van de kruispunten 2 en 3.
UTT450/Wte/2376
37
Onderzoek doseren Vleutensebaan
38
6. Aanvullende maatregelen
UTT450/Wte/2376
38
Onderzoek doseren Vleutensebaan
39
Bevorderen gebruik van alternatieve routes
▪
Informeer het verkeer op strategische keuzepunten in het
netwerk over status doseermaatregel en reistijdinformatie
routealternatieven verhoogd effectiviteit en acceptatie
▪
Verbeteren zonodig de doorstroming op alternatieve routes
met meest potentie
De effectiviteit van de doseermaatregel en de acceptatie daarvan kunnen verhoogd
worden door op het beslispunt tussen beide routes informatie te geven, die stimuleert
dat de alternatieve route gekozen wordt. Bijvoorbeeld het tonen van reistijden op beide
routes of kenbaar te maken dat op de ene route wel gedoseerd wordt en op de andere
route niet.
Voorwaarde daarbij is wel dat de alternatieve route (in geval van dosering) sneller is
dan de route via het doseerpunt.
Voor de alternatieve routes met de meeste potentie (het meest concurrerende
alternatief voor het grootste deel van de automobilisten) kan het wenselijk zijn om
maatregelen op die routes te treffen om de doorstroming te verbeteren. Het kan daarbij
om permanente maatregelen zijn (capaciteitsuitbreiding op kruispunten) of om tijdelijke
maatregelen die in werking treden op het moment dat er gedoseerd wordt (bijvoorbeeld
ander regelprogramma bij een VRI).
UTT450/Wte/2376
39
Onderzoek doseren Vleutensebaan
40
Gebruik Vleutensebaan
Selected-link analyse zonder doseren
Aan de hand van een selected-link-analyse op het nieuw te realiseren gedeelte van de
Vleutensebaan is afgeleid welke verkeersrelaties naar verwachting gebruik zullen
maken van deze nieuwe verbinding.
Aan de kant van Leidsche Rijn heeft de nieuwe verbinding een functie voor alle delen
van Leidsche Rijn.
Aan de kant van het centrum gaat het in hoofdzaak om de volgende herkomsten en
bestemmingen (in aflopende volgorde van belangrijkheid):
•West
•Noordwest
•Centrum
•A27-noord
•Zuidwest
•Overvecht
UTT450/Wte/2376
40
Onderzoek doseren Vleutensebaan
41
Alternatieve routes en keuzepunten
1
3
4
2
routealternatief
keuzepunt
Voor de zwaarste relaties uit de selected-link-analyse hebben de volgende routealternatieven
de meeste potentie (concurrerend in afstand voor een groot deel van de relaties):
•Relatie Leidsche Rijn west  A27-noord, Overvecht en Noordwest: via NRU
•Relatie Leidsche Rijn west/ midden  West, Zuidwest en Centrum: via (Parkzichtlaan,)
Stadsbaan, MLK-laan
•Relatie Leidsche Rijn midden  West en Centrum: via Nouw2 (minder concurrerend
alternatief vanwege relatief hoge omrijdtijd)
Belangrijke keuzepunten (voor de keuze tussen de route via de Vleutensebaan of via de
alternatieve route) zijn (gele bolletjes in kaart):
•Alternatief via NRU: Huis te Vleutenbaan voor kruispunt met Haarijnse Rading (1)
•Alternatief via (Parkzichtlaan,) Stadsbaan en MLK-laan:
•Burgemeester Middelweerdbaan voor rotonde met ‘t Zand (2)
•Vleutensebaan voor kruispunt met de Parkzichtlaan (3).
•Alternatief via Nouw2: Vleutensebaan voor krp met de verlengde Vleutensebaan (4)
Voorgesteld wordt om op de drie eerstgenoemde locaties een stadDRIP te plaatsen, welke
informatie geeft over de reistijden naar een nader te bepalen doelbestemming via beide
routealternatieven in combinatie met informatie over het al dan niet in werking zijn van de
doseerinstallatie. Uiteraard moet bekeken worden van waaruit de DRIP’s kunnen worden
bediend.
UTT450/Wte/2376
41
Onderzoek doseren Vleutensebaan
42
Aandachtspunten alternatieve routes
Met het verkeersmodel is onderzocht of en in hoeverre er in de toekomst sprake is van
capaciteitsknelpunten op de alternatieve routes. Daarbij is gekeken naar de I/Cverhoudingen van de wegvakken en zijn kruispuntberekeningen uitgevoerd.
De NRU beschikt in 2020 grotendeels over voldoende capaciteit. Uitzonderingen
vormen het meest oostelijke gelegen wegvak (Einthovendreef) en de kruispunten op
het zuidwestelijke deel (Haarijnse Rading), inclusief de aansluiting met de A2, waar de
I/C-verhoudingen respectievelijk tussen de 90 en 100% en boven de 85% liggen. Dat
is overigens ook in de reguliere situatie zonder doseren het geval.
De wegvakken op de alternatieve routes via (Parkzichtlaan,) Stadsbaan, MLK-laan en
Nouw2 beschikken volgens het verkeersmodel grotendeels over voldoende capaciteit;
uitzondering vormt de De Meernbrug waar in 2020 de capaciteit wordt bereikt, maar dat
is ook in het geval zonder doseren.
Er zijn ook kruispuntberekeningen uitgevoerd met als input het verkeersmodel 2020.
Hieruit blijkt dat aanpassingen nodig zijn op de A2-aansluitingen met de NRU, NOUW2
en Hooggelegen. Het is de verwachting dat de geconstateerde capaciteitsknelpunten
ook optreden in de reguliere situatie zonder doseren. Met dosering ontstaat een zekere
verzwaring. Dit is onderwerp van nadere uitwerking.
UTT450/Wte/2376
42
Onderzoek doseren Vleutensebaan
43
7. Conclusie en aanbevelingen
UTT450/Wte/2376
43
Onderzoek doseren Vleutensebaan
44
Conclusie effect doseren op netwerkniveau
▪
Het doseren van het verkeer op de Vleutensebaan leidt
tot een verlaging van de etmaalintensiteiten op de
Westelijke Stadsboulevard, met name op het
noordelijke deel.
▪
Aanvullend buiten de spitsen doseren heeft beperkt
toegevoegd effect op de etmaalintensiteiten.
▪
Dosering op de Vleutensebaan zorgt dat de
etmaalintensiteit op het grootste deel van de
Stadsboulevard afneemt met circa 1.000 tot 2.000
mvt/etm (spitsvariant)
UTT450/Wte/2376
44
Onderzoek doseren Vleutensebaan
45
Conclusie doseren ochtendspits (stad-in)
▪
Na openstelling van de Vleutensebaan vormt het kruispunt
met de Belcampostraat een natuurlijk doseerpunt door
capaciteitstekort. Dit is ongewenst vanwege:
Blokkade van verkeer naar de A2
Mogelijk sluipverkeer door woonwijk ten noorden van spoor
Wachtrijvorming voor woningen
▪
Het kruispunt met de Parijsboulevard is het meest geschikt
omdat de bufferruimte het grootst is en er geen hinder voor
aanwonenden is.
UTT450/Wte/2376
45
Onderzoek doseren Vleutensebaan
46
Conclusie doseren avondspits (stad-uit)
▪
In avondspits kunnen de kruispunten het verkeersaanbod in
een reguliere situatie zonder doseren (- effecten ) goed
verwerken.
▪
Zowel het kruispunt met de Dirck Hoetweg als met de
Belcampostraat beschikken in de onderzochte
doseersituaties over voldoende opstelcapaciteit.
▪
Het kruispunt met de Dirck Hoetstraat is het meest geschikt
omdat Leidsche Rijn Centrum bereikbaar blijft voor verkeer
uit Utrecht-west en er geen hinder voor aanwonenden is.
UTT450/Wte/2376
46
Onderzoek doseren Vleutensebaan
47
Conclusies en aanbevelingen
▪
Vorm dosering:
▪
Doseerprincipe:
▪
Wanneer doseren:
▪
Locatie doseren:
▪
Aanvullende maatregelen:
op een VRI-geregeld kruispunt door middel van toepassing van een verkorte
groentijd
De dosering op de Vleutensebaan wordt gekoppeld aan monitoring op Westelijke
Stadsboulevard. Wanneer de verkeersdrukte op de Westelijke Stadsboulevard te
hoog wordt, is dosering één van de verkeersmanagementmaatregelen.
in principe in de spitsen
Stad-in: kruispunt Vleutensebaan met de Parijsboulevard
Stad-uit: kruispunt Vleutensebaan met de Dirck Hoetstraat
Verruim capaciteit op het kruispunt met de Belcampostraat
Monitor de intensiteiten op de Stadboulevard
Plaats op een drietal keuzepunten een stadsDRIP
Onderzoek effect van dosering op de verkeersbelasting en het functioneren van de
Haarrijnse Rading, inclusief A2-aansluting, NOUW2 en Hooggelegen/Graadt van
Roggenweg.
Dit onderzoek leidt tot de volgende aanbevelingen:
•
Pas dosering toe op een kruispunt met een bestaand of gepland verkeerslicht
•
Pas een doseerprincipe toe, waarin de groentijd wordt verkort en voertuigen meerdere keren moeten
overstaan.
•
Pas de dosering in de spitsen toe; in daluren biedt doseren geen grote meerwaarde en leidt het
mogelijk tot lagere acceptatie
•
Gebruik het kruispunt van de Vleutensebaan met de Parijsboulevard als doseerlocatie ‘stad-in’.
•
Gebruik het kruispunt van de Vleutensebaan met de Dirck Hoetstraat als doseerlocatie ‘stad-uit’.
•
De dosering op de Vleutensebaan wordt gekoppeld aan monitoring op Westelijke Stadsboulevard.
Wanneer de verkeersdrukte op de Westelijke Stadsboulevard te hoog wordt, is dosering één van de
verkeersmanagementmaatregelen die mogelijk wordt ingezet.
•
Bij dosering moeten de verkeerslichtenregelingen worden aangepast en zal er extra filedetectie
moeten worden toegevoegd.
•
Verruim capaciteit op het kruispunt van de Vleutensebaan met de Belcampostraat om ongewenste
effecten van ‘natuurlijk doseerpunt’ te verkleinen
•
Monitor de intensiteiten op de Stadboulevard en gebruik die informatie om de doseerstrategie indien
nodig bij te stellen.
•
Plaats op een drietal keuzepunten een stadsDRIP, welke informatie geeft over de reistijden op
routealternatieven in combinatie met informatie over het al dan niet in werking zijn van de
doseerinstallatie
•
Voer een nader onderzoek uit naar de verkeersbelasting en het functioneren van de Haarrijnse
Rading, inclusief A2-aansluting, NOUW2 en Hooggelegen/Graadt van Roggenweg.
UTT450/Wte/2376
47
Onderzoek doseren Vleutensebaan
48
Bijlagen
UTT450/Wte/2376
48
Onderzoek doseren Vleutensebaan
49
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-in)
indicatoren
Kruispunt
1
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
directe hinder (wachtrij voor huizen)
Totaal
2
3
4
++
---
Kruispunt 1 Vleutensebaan - Belcampostraat (VRI)
Bufferruimte: ++
Deze locatie beschikt over veel bufferruimte. De afstand tot het stroomopwaarts gelegen kruispunt
(‘t Zand) bedraagt 600 meter en het verkeer kan zich over twee rijstroken opstellen.
Blokkade-effecten: Verkeer dat via de Nouw2 of via de Stadsbaan naar de A2 wil komt in dezelfde wachtrij te staan.
Lokale routealternatieven: Verkeer richting Utrecht-west kan vlak voor het doseerpunt geen ander routealternatief meer kiezen,
bijvoorbeeld via Nouw2.
Kans op sluipverkeer: -Er is een grote kans dat verkeer door de wijk ten noorden van het spoor gaat sluipen om het doseerpunt
op deze locatie te omzeilen.
Directe hinder (wachtrij voor huizen): Ten zuiden van de Vleutensebaan liggen enkele woningen, die hinder zouden kunnen ondervinden van
de wachtrij.
UTT450/Wte/2376
49
Onderzoek doseren Vleutensebaan
50
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-in)
indicatoren
Kruispunt
1
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
directe hinder (wachtrij voor huizen)
Totaal
2
3
4
------
Kruispunt 2 Vleutensebaan - verlengde Vleutensebaan (VRI)
Bufferruimte: -Dit kruispunt zit zeer dicht op kruispunt 1. Het is te verwachten dat de verkeerslichtenregelingen van
kruispunten 1 en 2 aan elkaar gekoppeld zullen worden. Daarmee is er voor kruispunt 2 geen
bufferruimte.
Blokkade-effecten: Verkeer dat via de Nouw2 of via de Stadsbaan naar de A2 wil komt in dezelfde wachtrij te staan.
Lokale routealternatieven: Verkeer richting Utrecht-west kan vlak voor het doseerpunt geen ander routealternatief meer kiezen,
bijvoorbeeld via Nouw2.
Kans op sluipverkeer: Er is een grote kans dat verkeer door de wijk ten noorden van het spoor gaat sluipen om het doseerpunt
op deze locatie te omzeilen.
Directe hinder (wachtrij voor huizen): Ten zuiden van de Vleutensebaan liggen enkele woningen, die hinder zouden kunnen ondervinden van
de wachtrij.
UTT450/Wte/2376
50
Onderzoek doseren Vleutensebaan
51
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-in)
indicatoren
Kruispunt
1
2
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
directe hinder (wachtrij voor huizen)
Totaal
3
4
++
+
+
++
+++
++
Kruispunt 3 Vleutensebaan – Parijsboulevard (VRI)
Bufferruimte: ++
Deze locatie beschikt over veel bufferruimte. De afstand tot het stroomopwaarts gelegen kruispunt
(Verlengde Vleutensebaan) bedraagt 750 meter.
Blokkade-effecten: +
Verkeer dat via de Nouw2 of via de Stadsbaan naar de A2 wil, wordt niet gehinderd.
Lokale routealternatieven: +
Verkeer richting Utrecht-west kan vlak voor het doseerpunt nog uitwijken naar een andere route,
bijvoorbeeld via Nouw2.
Kans op sluipverkeer: Het risico is reëel dat verkeer via de Parijsboulevard gaat sluipen om het doseerpunt op deze locatie te
omzeilen. In het ontwerp van de Parijsboulevard wordt deze weg echter onaantrekkelijk gemaakt voor
autoverkeer. Zo wordt nu bijvoorbeeld gestudeerd op een extra voetgangersoversteek en het in de
voorrang zetten van de winkelende voetgangerstromen over de Parijsboulevard (zebrapaden). Daarmee
zal de Parijsboulevard een minder aantrekkelijk alternatief worden voor het doorgaande verkeer. Echter,
in de ochtendspits waarin dosering stad-in het meest gewenst is en waarin de kans op sluipverkeer het
grootst zal zijn, zal het aantal overstekende voetgangers niet hoog zijn. Om juist in die perioden
eventueel sluipverkeer te voorkomen zal het daarnaast ook wenselijk zijn om ook de verkeersstroom
vanaf de Parijsboulevard te doseren.
Directe hinder (wachtrij voor huizen): ++
Aan dit gedeelte van de Vleutensebaan zijn geen woningen voorzien, die hinder zouden kunnen
ondervinden van de wachtrij.
UTT450/Wte/2376
51
Onderzoek doseren Vleutensebaan
52
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-in)
indicatoren
Kruispunt
1
2
3
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
directe hinder (wachtrij voor huizen)
Totaal
4
+
+
+
+
+++
Kruispunt 4 Vleutensebaan –Nouw2 (ongelijkvloerse samenvoeging)
Bufferruimte: +
Deze locatie beschikt over minder bufferruimte dan de kruispunten 1 en 3. De afstand tot het
stroomopwaarts gelegen kruispunt (Verlengde Vleutensebaan) bedraagt circa 200 meter.
Blokkade-effecten: +
Verkeer dat via de Nouw2 of via de Stadsbaan naar de A2 wil wordt niet gehinderd.
Lokale routealternatieven: +
Verkeer richting Utrecht-west kan vlak voor het doseerpunt nog uitwijken naar een andere route,
bijvoorbeeld via Nouw2.
Kans op sluipverkeer: +
Op deze locatie is er geen parallelle route die als ongewenste sluiproute kan fungeren.
Directe hinder (wachtrij voor huizen): Het Stedenbouwkunidg plan voor LRC-Oost (dat grenst aan de Vleutensebaan tusen Hogeweidebrug en
Parijsboulevard) voorziet in woningbouw. Waar exact is nog niet bepaald, maar zorgt dus voor een
kanttekening bij een wachtrij op dit oostelijke deel van de Vleutensebaan-oost.
UTT450/Wte/2376
52
Onderzoek doseren Vleutensebaan
53
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-uit)
indicatoren
Kruispunt
1
2
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
directe hinder (wachtrij voor huizen)
Totaal
3
+
+
++
++
Kruispunt 3 Vleutensebaan – Parijsboulevard (VRI)
Bufferruimte: +
Deze locatie beschikt over een bufferruimte van circa 200 meter stroomopwaarts van het splitsingspunt
naar Nouw2.
Blokkade-effecten: Verkeer naar LRC wordt geblokkeerd door de wachtrij voor dit doseerpunt. Voor de gemeente Utrecht is
de bereikbaarheid vanuit Utrecht-stad naar Leidsche Rijn centrum van groot belang.
Lokale routealternatieven: +
Verkeer richting Leidsche Rijn kan vlak voor het doseerpunt nog uitwijken naar een andere route via
Nouw2.
Kans op sluipverkeer: +
Op deze locatie is er geen parallelle route die als ongewenste sluiproute kan fungeren.
Directe hinder (wachtrij voor huizen): Het Stedenbouwkunidg plan voor LRC-Oost (dat grenst aan de Vleutensebaan tusen Hogeweidebrug en
Parijsboulevard) voorziet in woningbouw. Waar exact is nog niet bepaald, maar zorgt dus voor een
kanttekening bij een wachtrij op dit oostelijke deel van de Vleutensebaan-oost.
UTT450/Wte/2376
53
Onderzoek doseren Vleutensebaan
54
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-uit)
indicatoren
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
Kruispunt
1
2
3
++
++
+
-
directe hinder (wachtrij voor huizen)
++
Totaal
+++
+++
Kruispunt 2 Vleutensebaan - verlengde Vleutensebaan (VRI)
Bufferruimte: ++
Deze locatie beschikt over veel bufferruimte. De afstand tot het stroomopwaarts gelegen kruispunt
(Verlengde Parijsboulevard) bedraagt 750 meter.
Blokkade-effecten: ++
Verkeer naar LRC wordt niet gehinderd.
Lokale routealternatieven: +
Verkeer richting Leidsche Rijn kan vlak voor het doseerpunt nog uitwijken naar een andere route,
bijvoorbeeld via Nouw2.
Kans op sluipverkeer: Er is een kleine kans dat verkeer via de Parijsboulevard gaat sluipen om het doseerpunt op deze locatie
te omzeilen. Om eventueel sluipverkeer toch te voorkomen kan het wenselijk zijn om aanvullende
maatregelen op de Parijsboulevard te nemen.
Directe hinder (wachtrij voor huizen): ++
Aan dit gedeelte van de Vleutensebaan zijn geen woningen voorzien, die hinder zouden kunnen
ondervinden van de wachtrij.
UTT450/Wte/2376
54
Onderzoek doseren Vleutensebaan
55
Beoordeling potentiële doseerlocaties (stad-uit)
indicatoren
bufferruimte
blokkade-effecten
lokale routealternatieven
kans op sluipverkeer
Kruispunt
1
2
3
-+
+
directe hinder (wachtrij voor huizen)
-
Totaal
--
Kruispunt 1 Vleutensebaan – Belcampostraat (VRI)
Bufferruimte: -Dit kruispunt zit zeer dicht op kruispunt 2. Het is te verwachten dat de verkeerslichtenregelingen van
kruispunten 1 en 2 aan elkaar gekoppeld zullen worden. Daarmee is er voor kruispunt 1 geen
bufferruimte.
Blokkade-effecten: Verkeer dat vanaf Nouw2 of Stadsbaan naar Leidsche Rijn wil, komt in dezelfde wachtrij te staan.
Lokale routealternatieven: +
Verkeer richting Leidsche Rijn kan vlak voor het doseerpunt geen ander routealternatief meer kiezen,
bijvoorbeeld via Nouw2.
Kans op sluipverkeer: Er is een grote kans dat verkeer door de wijk ten noorden van het spoor gaat sluipen om het doseerpunt
op deze locatie te omzeilen.
Directe hinder (wachtrij voor huizen): Ten zuiden van de Vleutensebaan liggen enkele woningen, die hinder zouden kunnen ondervinden van
de wachtrij.
UTT450/Wte/2376
55