Inleiding Voor u/jou ligt een brochure met de uitleg van verschillende leerstrategieën. Wij vinden het op school belangrijk dat uw kind, dat jij op een goede manier kan leren. In de groepen 4 tot en met 8 wordt een leerstrategie aangeleerd. In alle groepen worden de geleerde strategieën van de vorige groepen af en toe herhaald. Voor jou: In dit boekje kun je nog eens lezen hoe je ook al weer moest leren. Je hebt het in de klas al gehoord van je meester of juf. Maar nu ben je thuis en hoe moet het ook al weer? Dit boekje kan jou daar bij helpen. Succes! Voor u: Wilt u uw kind helpen met het leren van zijn/haar huiswerk? Dan kunt u in dit boekje verschillende manieren vinden. Achter elke strategie staat in welke groep het aangeboden wordt. Dan is het voor u duidelijk of het een bekende strategie is voor uw kind. We hopen u hiermee wat handvatten te bieden bij het begeleiden van het leerwerk van uw kind. Het is de bedoeling dat u dit boekje bewaart tijdens de hele schoolperiode van uw kind(eren). Samenvatten groep 8 Als je een tekst moet leren of er vragen over moet beantwoorden, is het makkelijk om een samenvatting te maken: een verkorte weergave van de tekst, waarin alleen de belangrijkste dingen staan. Voordat je dit gaat doen, lees je de tekst eerst oriënterend en globaal, zodat je weet waar de tekst over gaat – het onderwerp – en wat het belangrijkste is dat er over het onderwerp wordt gezegd – de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst. Een goede samenvatting bevat naast de hoofdgedachte alle hoofdzaken van de tekst, bijvoorbeeld de hoofdgedachten die bij de deelonderwerpen horen. In een samenvatting staan over het algemeen geen voorbeelden, anekdotes (leuke verhaaltjes) of andere bijzaken. Een hulpmiddel bij het maken van een samenvatting kunnen de vijf W-vragen zijn die je misschien op de basisschool hebt geleerd: wie, wat , waar, waarom, wanneer. Een samenvatting kan heel kort zijn: als je in een paar zinnen de kern van de tekst kunt weergeven, dan heb je een goede samenvatting. Stappenplan 1. Lees de tekst oriënterend/globaal Bepaal de tekstsoort. Bepaal welke informatie de titel geeft. Bepaal welke alinea's de inleiding vormen; zet een streep in de kantlijn. Zoek daarin het onderwerp of de aankondiging van de inhoud en onderstreep het. Bepaal welke alinea's het slot vormen en zet een streep in de kantlijn. Bepaal of er een conclusie is en onderstreep die. 2. Vergelijk inleiding en slot en herleid de kernzinnen uit inleiding en slot tot de hoofdgedachte. 3. Lees de tekst vervolgens intensief. Bepaal de deelonderwerpen van het middenstuk. Markeer ze of schrijf ze in de kantlijn. Onderstreep de hoofdzaken per deelonderwerp. Gebruik de kernzinnen; let op de voorkeursplaatsen. 4. Schrijf de samenvatting uit. Geef eerst de titelbeschrijving. Formuleer onderwerp en hoofdgedachte. Voeg hoofdzaken toe als toelichting of argumentatie. Zorg voor een objectieve weergave en een bondige, zakelijke stijl met een eigen formulering. 5. Controleer je samenvatting. Is de samenvatting niet te lang? Kunnen er onderdelen weg met behoud van begrijpelijkheid? Moeten er onderdelen bij vanwege de begrijpelijkheid? Kunnen sommige onderdelen korter geformuleerd worden? Zijn de onderdelen van de samenvatting correct met elkaar verbonden Zijn de formulering, spelling en interpunctie in orde? Kan een ander de samenvatting begrijpen zonder de uitgangstekst te kennen? Herzie de samenvatting zo nodig. Schematiseren groep 7 In groep 7 leren we bij taal de tekst die we lezen in een schema te plaatsen. Maar hoe kun je nu zo’n schema maken? En wat is het nut van schematiseren? Hoe kan ik het gebruiken bij het leren van een samenvatting van biologie of geschiedenis? Hieronder staan de vijf stappen op een rij, vervolgens worden deze stappen eronder uitgewerkt. 1. De tekst goed doornemen: aandachtig lezen, begrijp je alles goed… bepaal het onderwerp, dit is de start van je schema 2. Verdeel de tekst in alinea’s en bepaal de deelonderwerpen, schrijf deze in het schema 3. De sleutelwoorden arceren, deze mag je ook in zinnetjes noteren in je schema 4. Probeer- aan de hand van dit schema- de tekst na te vertellen Allereerst lees je de tekst goed door, je leest aandachtig zodat je de tekst goed begrijpt. Vervolgens kijk je wat het onderwerp van de hele tekst is, waar de tekst dus over gaat. Dit is de start van je schema. (stap 1) Vervolgens kijk je hoeveel alinea’s er zijn , je leest de eerste alinea nog een keer goed. Nu weet je waar een klein stukje van de tekst over gaat en kun je het deelonderwerp van deze alinea bepalen, deze eerste alinea gaat over een gedeelte van het onderwerp. Dit deelonderwerp kun je in het schema plaatsen. Vervolgens lees je de volgende alinea en bepaal je hier ook het deelonderwerp van, deze plaats je ook in het schema. Op deze manier lees je iedere alinea, bepaal je het deelonderwerp en plaats je het deelonderwerp in het schema.(stap 2) Dan begin je weer bij de eerste alinea, je leest deze nog een keer en je arceert de belangrijkste woorden uit de alinea, waar de alinea over gaat. De belangrijkste woorden, die weergeven waarover de alinea gaat zijn de sleutelwoorden, deze plaats je ook in het schema. Dit mag ook een zinnetje zijn. (stap 3) Tot slot probeer je aan de hand van het schema de tekst na te vertellen. Met verschillende steekwoorden kun je van iedere alinea vertellen waar deze over gaat.(stap 4) Op deze manier wordt het schema opgebouwd sleutelwoord sleutelwoord deelonderwerp Onderwerp deelonderwerp deelonderwerp sleutelwoord sleutelwoord sleutelwoord sleutelwoord Een schema van de tekst: schematiseren Schematiseren Bij taal schematiseren Het nut van schematiseren Hoe te gebruiken met leren Tekst goed lezen Onderwerp bepalen Deelonderwerp alinea’s bepalen Aantal alinea’s bepalen Iedere alinea goed lezen Sleutelwoorden arceren Belangrijkste woorden Woord/ zinnetje in schema Tekst navertellen Aan de hand van het schema Flitsen groep 4 Hoe werkt de leerstrategie flitsen? Flitsen is een leerstrategie, waarmee het automatiseren wordt geoefend. De strategie kan worden gebruikt bij alle vragen en opdrachten waar maar één antwoord goed is. Bij flitsen wordt gebruik gemaakt van flitskaarten. Op de ene kant van een flitskaart staat de vraag of opgave, op de andere kant het antwoord. Flitsen kan op verschillende manieren: in tweetallen of alleen. In tweetallen: De kinderen gaan in tweetallen zitten. Ze wisselen hun stapeltjes flitskaarten uit en besluiten wie er begint met het flitsen van de kaarten. De helper leest de vraag voor, bijvoorbeeld 8x3. Het kind zegt het antwoord of schrijft het op. De helper controleert het antwoord. Als het antwoord goed is, krijgt het kind zijn kaartje terug. Als het antwoord fout is, noemt de helper het goede antwoord. Daarna verdwijnt het kaartje weer onderop de stapel en komt het later terug. Dit duurt net zolang totdat het kind alle kaartjes teruggewonnen heeft van de helper. De kinderen wisselen daarna van rol. Alleen: Het kind neemt het stapeltje flitskaarten voor zich. Hij/zij leest de vraag en geeft antwoord. Daarna controleert hij zichzelf. Als het antwoord goed is, legt het kind de vraag opzij. Als het antwoord fout is, verdwijnt het kaartje weer onderop de stapel en komt het later terug. Dit duurt net zolang totdat het kind alle kaartjes opzij heeft gelegd. Waarbij kan de leerstrategie flitsen worden ingezet? Rekenen: * Sommen tot 10, 20 of 100 * Tafels * Klokkijken (ook digitaal) * Breuken en procenten Engels (of andere talen): * Woordjes Nederlands-Engels en Engels-Nederlands Aardrijkskunde: * Provincies met hun hoofdsteden * Landen met hoofdsteden Biologie: * Planten en dierennamen Geschiedenis: * Jaartallen Verkeer: * Borden met hun betekenis Hoe kom ik aan flitskaarten? Met wat zoekwerk op internet, zijn allerlei kant-en-klare flitskaarten te vinden. Type bij www.google.nl bijvoorbeeld ‘flitskaarten tafels’ en je krijgt duizenden resultaten te zien. Het is ook eenvoudig om zelf flitskaarten te maken. Het enige wat je nodig hebt, zijn een aantal even grote stukjes papier en een pen of stift. Op de ene kant schrijf je een vraag, op de andere kant het antwoord. Mind Map groep 5 Met een Mind Map kun je alle informatie die je in je hoofd hebt opgeslagen eenvoudig vertalen naar een overzichtelijk schema op papier. Deze techniek geeft je de mogelijkheid om verder te denken dan je normaal zou doen. Je ziet nieuwe verbanden en kunt creatieve oplossingen bedenken. Zo’n Mind Map opzetten is helemaal niet zo moeilijk! Benodigdheden: Gekleurde stiften, pen, groot papier en fantasie Hoe maak ik een Mind Map? Begin met een centraal onderwerp: Pak het grote papier en schrijf in het midden een centraal onderwerp (bijvoorbeeld: bewegen) op. Dit is het onderwerp waar de Mind Map om draait. Maak van dit onderwerp ook een kleine tekening. Gebruik altijd kleuren als je aan het Mind Mappen bent. Dat maakt het proces veel leuker voor jou en veel interessanter voor je hersenen! Verbind takken aan het onderwerp: Kies een gekleurde stift en teken een tak van de middelste afbeelding naar buiten. Schrijf op deze tak een woord dat te maken heeft met het centrale thema (bijvoorbeeld: spieren). Teken met andere kleuren ook nog een aantal andere takken en schrijf ook daar een deelthema bij (bijvoorbeeld: insecten, planten, slapen). Gebruik één woord per tak: Je hoeft voor iedere tak maar één woord te gebruiken. Een enkel woord kan beter gedachten triggeren dan woordgroepen of zinnen. Zorg ervoor dat alle takken het middelste beeld raken, zodat de verbinding ook in je hoofd gelegd wordt. Door één woord per tak te gebruiken houd je je Mind Map ook overzichtelijk. Als je Mind Map overzichtelijk is op papier, dan is hij dit ook in je hoofd. Verbind grote takken met zijtakken: Aan de grote takken die je net getekend hebt kun je nu zijtakken toevoegen. Die zijtakken ontwikkelen het thema verder. Door subtakken te plaatsen laat je zien wat je allemaal weet van dat deelonderwerp (voorbeeld: Deelthema insecten: 6 poten, kop, borststuk, achterlijf, keversgeen botten, schildje, harde huid.) Blijf tekenen: Blijf plaatjes tekenen terwijl je een Mind Map maakt – de afbeeldingen helpen je om je fantasie aan te sporen. Het hoeven geen kunstwerkjes te zijn – grove schetsen zijn goed genoeg. Het is vooral belangrijk dat het beeld je geheugen aan kan spreken. Teken plaatjes bij de zijtakken, maar vervang ook woorden door plaatjes. Plaatjes spreken je hersenen erg aan en zijn daarom perfect voor in een Mind Map. Vul je Mind Map regelmatig aan: Wanneer je de eerste opzet voor je Mind Map af hebt, zul je merken dat er steeds meer ideeën in je opkomen die je in je Mind Map kunt verwerken. Dankzij de Mind Map heb je namelijk een beter overzicht én meer ruimte in je hersenen om na te denken over nieuwe toevoegingen. Hang daarom de Mind Map bijvoorbeeld in je kamer en vul hem aan als het je uitkomt. Gebruik de Mind Map! Een Mind Map helpt je om je gedachten op orde te krijgen en zorgt ervoor dat je over alle kanten van een onderwerp nadenkt. Memoriseren groep 6 Memoriseren is ‘leren van buiten’. Dit kan door het hardop opzeggen van te leren gedeelten. Op school wordt dit klassikaal gedaan. Thuis kan dat individueel of samen met broers/zussen of ouder(s). Samen leert sneller dan alleen. Voor het leren van een stuk tekst is het handig om steeds een regel weg te halen. Waardoor stapje voor stapje het hele gedeelte uit het hoofd gekend wordt. Dit werkt goed bij het leren van een psalm of bijbeltekst. ‘Dreunen’ is een goede manier om bijvoorbeeld tafels te leren. Dit kan door het steeds opzeggen van de tafels op volgorde; 1x9=9, 2x9=18, etc. of door het zingen van het liedje. Met een melodie kunnen sommige kinderen beter onthouden. Belangrijk bij memoriseren is de herhaling. Beter vaak een klein poosje leren, dan 1x heel lang. Voorbeelden van memoriseren bij enkele vakken: Bijbelse Geschiedenis Bij Namen en Feiten memoriseren we ‘Leer van buiten’ meestal door het te leren gedeelte klassikaal op te zeggen. Vaak staat het te leren gedeelte op het bord. Het steeds wegvegen van stukjes leert heel effectief. Het in groepsverband steeds op laten zeggen leert sneller aan dan individueel iets uit het hoofd te laten leren. Ditzelfde geldt ook voor het aanleren van de psalm. Deze wordt op school 2x per dag gememoriseerd. Rekenen De tafels kunnen gememoriseerd worden door het zogenaamde ‘dreunen’, heen en terug. Verder is er een tafelprogramma (Ambrasoft) op de computer, waarop wordt geoefend. Dit kan op school en thuis. Topografie Kaartkennis wordt deels aangeleerd met de kaart voor de klas of individueel op papier. De leerkracht/ouder of het kind wijst op diverse manieren aan. Vaderlandse Geschiedenis Het is goed om steeds een stukje van de vorige keer te herhalen en een paar nieuwe jaartallen bij te leren. Groepsgewijs of individueel opzeggen is ook een goede manier.
© Copyright 2024 ExpyDoc