HET CONSTERNATIEBUREAU Als ik helemaal niets zou weten over het initiatief en de inspanning tot de oprichting van een consultatiebureau voor ouderen en u zou mij vragen wat ik van zo’n consultatiebureau vind zou ik waarschijnlijk langdurig diep nadenkend zwijgen. Ik zou u niet laten weten dat ik een aversie heb tegen consultatiebureaus, gewoon de gebruikelijke consultatiebureaus voor baby’s en jonge kinderen. Vroeger toen ik jong was en veel van mijn vriendinnen kinderen kregen zag ik hen, na een bezoek aan het consultatiebureau, vaak dagen soms weken onzeker zijn over de gezondheid of het welzijn van hun kleintje. Beentjes te krom, voetjes niet recht, heupje afwijkend, onder de groeicurve, boven de groeicurve. Te dik, te dun, hoofdje niet rond genoeg, achterstand motoriek of taalontwikkeling. Ja, naar mij luisterden de vriendinnen niet. Ik noemde het consultatiebureau het consternatiebureau en adviseerde de helemaal-over-de-toeren-moeders het even aan te kijken alvorens hals over de kop met hun ‘afwijkende’ baby of peuter naar de kinderarts te vliegen. Dat deden ze natuurlijk toch met de voorspelbare uitslag: de kinderarts zag geen reden tot zorg en wilde de waarneming van het consultatiebureau nog even aanzien. Versta mij niet verkeerd. Ik vind het consultatiebureau een geweldig instituut. Onmisbaar voor het monitoren van de ontwikkeling van baby’s, peuters en kleuters, het tijdig traceren van afwijkingen en ouders begeleiden bij het optimaal laten opgroeien van hun jonge kinderen. Mijn geringe weerstand tegen het consultatiebureau is dat ze zo sterk met standaarden werken. En ik vermoed dat de standaard de witte mannelijke baby is. Aan die standaard worden ook andere baby’s getoetst en wijkt dat af, omdat het consultatiebureau een tengere zwarte baby op de tafel heeft liggen dan ontstaat daar heisa over die de ouders boven op de kast jagen. Vandaar dus mijn benaming ‘het consternatiebureau.’ Ik kijk u aan en moet u nu een antwoord geven op de vraag wat ik denk over een consultatiebureau voor ouderen. Ik zucht even, u fronst de wenkbrauwen en ik geef nog steeds geen antwoord. Ik moet denken aan het voorval met mijn Opa. De liefste Opa van de wereld alhoewel hij zo helemaal niet overkwam. Hij was een man met een gedrongen postuur, op hoge leeftijd nog loeisterk, altijd stuurs kijkend en een grote grijze snor van kroeshaar die klaarblijkelijk bedoeld was om zijn kleine gestalte te compenseren. De indrukwekkende snor was opa’s statussymbool. Elke dag scheerde hij het scherp bij, kamde het en draaide de twee uiteinden op de millimeter gelijk. Mijn opa stond in de buurt bekend als de man met de snor en men sprak dat uit met ontzag. Kinderen met wat angst alsof ze eigenlijk wilden zeggen de boze man met de snor. Op zomaar een dag kwam ik naar huis (ik was 20 en Opa 91 jaar oud) en zoals dat altijd ging liep ik eerst het erf af tot achterin waar Opa zijn werkkeet had om hem te begroeten en te horen of ik nog een boodschapje of iets dergelijks voor hem moest doen. Mijn Opa zat aan zijn werkbank en keek op toen ik binnenkwam. Ik schrok me dood. Mijn opa zag er eng uit. Bleek en gebroken. Ik stoof op hem af pakte hem vast en vroeg bijna huilend ‘opa, opa ben je ziek? Weet mama (zijn dochter) dat je hier ziek zit?’ Hij duwde mij behoedzaam van zich af en zei ‘rustig meisje, rustig, ik ben niet ziek. Je ziet toch dat ik gewoon zit te werken.’ De woorden kwam ook raar uit opa’s mond, alsof z’n spraak belemmerd was. Ik raakte geheel in paniek en wilde de keet uitrennen om mijn moeder te gaan halen, maar opa pakte me stevig beet en zei ‘rustig, ga zitten jij, kalm worden en kijk goed naar mij. Er is iets veranderd aan mij maar ik ben niet ziek.’ Het duurde even tot ik vol ontzetting constateerde dat opa zijn snor, ja geheel zijn imposante snor had afgeschoren. De plek waar de snor gezeten had zag er grijs-blauwig uit en opa’s bovenlip hing als een soort rokje over zijn tanden heen. Snikkend wierp ik me over hem heen en vroeg ‘waarom heb je dat gedaan, waarom heb je je snor afgeschoren?’ Opa omhelsde mij en klopte geruststellend op mijn rug, sprak de magische woorden uit: ‘mijn kind, in dit leven is het ‘once a man twice a child’. Als ik dit vrij vertaal zei mijn opa dat in een mensenleven men eenmaal volwassen en twee maal een kind is. Over het verhaal van mijn opa en de afgeschoren snor zou ik een novelle kunnen schrijven. Maar dat is hier niet aan de orde. Wel zijn markante opvatting ‘once a man twice a child’ die de basis is voor wat ik vind over het initiatief om een consultatiebureau voor ouderen op te zetten. Laat ik voor het gemak beginnen met mijn slotconclusie ik vind het idee geweldig, maar daar verbind ik wel een aantal voorwaarden aan. De grondhouding van de initiatiefnemers en werkers van het consultatiebureau voor ouderen moet dezelfde zijn als bij consultatiebureaus voor baby’s, peuters en kleuters. Ik moet er toch niet aan denken dat men een consultatiebureau voor ouderen opzet vanuit een grondhouding dat ouderen eigenlijk een lastige onkostenpost voor de samenleving zijn, niets meer toevoegen aan de welvaart in de samenleving, integendeel de welvaart stagneren door de kosten die hun vergrijzing met zich meebrengt. Natuurlijk zal niemand dit hardop zeggen daarom noem ik het ook een grondhouding. Wat men zal doen is deze minachtende grondhouding 2 proberen te verbloemen met allerhande platitudes zoals ‘een beschaafde samenleving zorgt goed voor zijn ouderen’. Kijk, daar heb ik nou niets aan. Ik zou pas met een consultatiebureau voor ouderen van harte instemmen wanneer die dezelfde aanpak, dezelfde aandacht en hetzelfde budget krijgt als het consultatiebureau voor baby’s, peuters en kleuters. Er is namelijk geen wezenlijk verschil tussen die twee groepen. Baby’s, peuters en kleuters hebben, omdat ze maar net leven, dezelfde kwetsbaarheid als ouderen die juist al heel lang leven. Dat we zoveel geld stoppen in het monitoren van de gezondheid en het welzijn van jonge kinderen, heeft mijns inziens te maken met de hoop die wij hebben dat deze jonge kinderen de kweekvijver zijn voor de maatschappij van morgen. Het is maar afwachten of dat ook zal gebeuren. Van de ouderen weten we al hoeveel ze bijgedragen hebben aan wat Nederland vandaag is. Ik zou me dus faliekant verzetten tegen een initiatief waarbij een consultatiebureau voor ouderen met een paar kruimels wordt afgescheept. Nee, wij zouden niet anders moeten willen als hetzelfde concept van de consultatiebureaus voor jonge kinderen. Gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen, korte rechtstreekse lijnen met diverse specialismen in ziekenhuizen. Korte directe lijnen met alle welzijnsvoorzieningen voor ouderen. En net zoals bij de consultatiebureaus voor kinderen bewaakt wordt dat een jong kind emotioneel niet verwaarloosd wordt, zo zouden de consultatiebureaus voor ouderen moeten bewaken dat ouderen niet in een gekmakend isolement van eenzaamheid en verval terechtkomen. En nu kijkt u mij aan alsof ik helemaal gek geworden ben. Wat moet dat wel niet kosten vraagt u mij? Een stevige duit zeg ik luchthartig. Net zo’n stevige duit als andere onderwerpen waar de politiek grif voor schuift. De JSF, de Noord-Zuidlijn in Amsterdam, meedoen aan de oorlog tegen de Taliban (kost twee miljoen euro per dag), ontwikkelingsgelden aan corrupte regimes, miljarden in banken die zichzelf bijna bankroet hebben gemaakt. Ik durf te wedden dat één procent van al deze budgetten in staat zal zijn om in heel Nederland voldoende consultatiebureaus voor ouderen op te richten. En als die consultatiebureaus af en toe ook nog wat consternatie maken over de gezondheid en het welzijn van ouderen zult u mij niet horen klagen. Ellin Robles 3
© Copyright 2024 ExpyDoc