Synode voor het Midden-Oosten: pastoraat ja, politiek nee

Deel 3: het debat met Pax Christi
KRI in de jaren ’60 en ’70
In dit derde deel van een serie momentopnamen uit de zestigjarige geschiedenis van de Raad belicht Theo
Salemink hoe verdeeld katholiek Nederland omstreeks 1970 was over de legitimiteit van de staat Israël.
Tijdens het Interbellum was het Zionisme nog een emancipatie-beweging van Joden
geweest. na de stichting van de Joodse staat in 1948, tegen de achtergrond van de Sjoa,
ging het om een emancipatiestrijd van twee volkeren: Joods en Palestijns. Toen Israël
echter overwinnaar werd in twee oorlogen, de Zes-daagse oorlog van 1967 en de Jom
Kippoer-oorlog van 1973, sloeg de stemming om. De jonge staat werd nu gezien als
bezettende mogendheid en een militaire grootmacht. nieuw-Links vatte wereldwijd
sympathie op voor de Palestijnen. El Fatah van Yasser Arafat gold als een
bevrijdingsbeweging, Israël als een neokoloniale staat, verbonden met het Amerikaanse
imperialisme.
Ook in katholiek Nederland zijn tussen 1967 en 1977 felle debatten gevoerd over
dit conflict. De vredesbeweging Pax Christi en de Katholieke Raad voor Israël stonden
tegenover elkaar. Oude en nieuwe beelden over Joden en Jodendom speelden een rol.
TWEE-STATENMODEL OF BINATIONALE STAAT?
De Katholieke Volkspartij KVP pleitte eind jaren ’60 voor erkenning van de staat Israël
en voor een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever. een tweestatenmodel dus.
Israël moet zich terugtrekken uit de bezette gebieden. De vredesbeweging Pax Christi,
verbonden met de katholieke kerk maar niet met katholieke partijen of sociale
organisaties, zag dat anders. op 17 juni 1970 gaf de Kommissie Midden-Oosten van Pax
Christi een verklaring uit met ‘Stellingen inzake het Konflikt in het Midden­Oosten’.
Israël zou de nationale identiteit van de Palestijnen moeten erkennen en in het voetspoor
daarvan zouden de Palestijnen ook de nationale identiteit van de Joodse bevolking
moeten erkennen, in die volgorde. De Kommissie erkende volkenrechtelijk dus de staat
Israël als politiek gegeven, zoals de internationale gemeenschap ook deed. Maar men
opteerde bovendien voor een langere-termijnoplossing, namelijk een democratische binationale, niet-exclusieve staat Israël met gelijke rechten voor Joden en Palestijnen.
Bovendien zou de Law of Return uit 1950, die - tegen de achtergrond van de Sjoa - alle
Joden het recht toekende op immigratie naar Israël, moeten worden afgeschaft.
Binnen Pax Christi bestond verschil van mening over deze stellingen. Pieter
Rookmaaker, zowel KRI-lid als lid van de Commissie Internationale Zaken MiddenOosten van Pax Christi, uitte kritiek. Het bestuur van de beweging ondersteunde de
stellingen echter, zij het vooral als bijdrage aan de discussie over de Palestijns-Israëlische
kwestie, niet als definitief standpunt.
VERDEELDE VISIES
In het KRI-blad Christus en Israël reageerde in de zomer van 1970 de journalist Arie
Kuiper. Hij keerde zich tegen het standpunt van Pax Christi, tegen het idee van een binationale staat en tegen de afschaffing van de Law of Return. Daarmee werd een door
El Fatah bepleite ‘de-zionisering’ van Israël gerealiseerd, meende hij. De oplossing van
Pax Christi en El Fatah hield geen rekening met de nationale ambities van beide
volkeren, Joden en Palestijnen. Kuiper gaf de voorkeur aan het model van twee staten,
een Joodse en een Palestijnse. Hij beriep zich niet op theologische argumenten, maar op
historische: de staat Israël als toevluchtsoord voor vervolgde Joden waar ook ter wereld.
De ervaring van Auschwitz was voor hem de bestaansgrond van de staat Israël.
1
In zijn reactie op dit artikel benadrukte de vice-voorzitter van Pax Christi, mr. P.J.
Theunissen, in het dagblad De Tijd nogmaals dat beide volkeren recht hadden op het
grondgebied van de huidige staat Israël, en dat beide gerechtigd waren daar hun nationale
identiteit te beleven. Dat vereiste een binationale staat, die noch Joods, noch A
rabisch was. Theunissen meende dat Pax Christi de staat Israël alleen op die voorwaarde
kon erkennen.
BREEKBAAR COMPROMIS IN 1972
Op 29 augustus 1972 publiceerde de Werkgroep antisemitisme van Pax Christi het
discussiestuk Discriminatie en de positie van de Joden in de wereld. Zowel Wim Bartels,
lid van de Kommissie Midden-oosten, als Pieter Rookmaaker behoorde tot de redactie.
Dit genuanceerde document weerspiegelt de interne discussie binnen de beweging. Het
veroordeelt, conform de progressieve tijdgeest, elke vorm van discriminatie, in het
bijzonder het antisemitisme. Het erkent de christelijke betrokkenheid bij de geschiedenis
van het antisemitisme (‘mea culpa’). De tekst spreekt over een ‘Joods volk’, wat
ongewoon was in katholieke kring, ook binnen Pax Christi, maar wijst tegelijkertijd elke
sacralisering van land en volk af. Het Zionisme geldt als reactie op de europese
geschiedenis van antisemitisme, maar niet als een messiaanse beweging, zoals
bijvoorbeeld Jacob Soetendorp en toon Ramselaar wilden. De rechten van de Palestijnen
worden verdedigd, maar ook het algemene recht van de Joden op een eigen nationale
identiteit.
Wim Bartels noemde deze verklaring in 1976 een compromis tussen twee
vleugels binnen Pax Christi. De meerderheid binnen de beweging associeerde Zionisme
met nationalisme, kolonialisme en exclusivisme, verwant met andere vormen van westers
neokolonialisme. een minderheid zag het Zionisme als historische bevrijdingsbeweging
van het Joodse volk, dat rechten claimde op een eigen nationale staat, net als het
Palestijnse volk. Bartels sprak van een tragische situatie van twee emancipatiebewegingen
die elkaar leken uit te sluiten.
DE JOMG KIPPOER-OORLOG IN KATHOLIEK NEDERLAND
Dan breekt de Jom Kippoer-oorlog uit, in oktober 1973. Israël gaat langs de rand van de
afgrond, maar wint uiteindelijk en bezet nieuwe gebieden op de Westelijke Jordaanoever,
op de Golan-hoogte en in Jeruzalem. Nederland steunt Israël onvoorwaardelijk, ook
militair, en wordt hiervoor gestraft met een olieboycot. Dat de Nederlandse bisschoppen
zich niet openlijk solidair verklaren met Israël, wordt in Joodse kring als ‘zwijgen’ ervaren
en gezien in het perspectief van een lange traditie van anti-Joodse theologie
en antizionistische stellingnamen.
Het dagelijks bestuur van Pax Christi gaf op 23 oktober 1973 de Stellingen uit
1970 over een binationale staat nogmaals ongewijzigd uit, al werd in de inleiding gesteld
dat er verschil van mening over bestond en dat de stellingen vooral een bijdrage waren
voor verdere bezinning en discussie. De publicatie trok opnieuw veel aandacht. In Joodse
kring bestond weinig sympathie voor de standpunten van Pax Christi. Ook werd de
verdeeldheid onder katholieken en binnen Pax Christi zelf er niet minder op. In een
interview in het dagblad De Tijd schaarde kardinaal Alfrink zich achter de ‘stellingen’,
niet geheel onlogisch gezien zijn voorzitterschap van de vredesbeweging.
Alfrink had vanaf het begin gereserveerd gestaan tegenover het Zionisme en de
nieuwe benadering van de KRI. De journalist Hans Bronkhorst legt hem op 4 juli 1975
een artikel uit Ter Herkenning voor van oud-minister en oud-KRI-lid Marga Klompé.
Zij bepleitte daarin katholieke erkenning van de staat Israël. Alfrink was niet uit op een
confrontatie; hij antwoordt voorzichtig, maar hield toch vast aan het standpunt van Pax
Christi en zei dat ‘we beter niet kunnen uitgaan van bepaalde apriori’s.’ Gesprekken
2
tussen Pax Christi en de KRI zouden veel oplossen, meende hij. Daarbij had de kardinaal
moeite met de door Klompé gebruikte term ‘Joods volk’. Hij wil de bevoorrechte plaats
van het volk Israël, als volk Gods, ‘in de heilsorde’ aanvaarden, maar het politieke begrip
‘Joods volk’ was voor hem van een geheel andere orde. Daarmee keerde hij zich tegen de
theologische verbinding die in de kring rond de KRI gemaakt werd, tussen Joods geloof,
volk en land. een week later, op 11 juli 1975, uitten vier KRI-leden – voorzitter prof.
Theo de Kruijf, prof. Ben Hemelsoet, pastor drs. Frans Zwart en de journalist Arie
Kuiper –ongezouten kritiek op Pax Christi en op kardinaal Alfrink. Zij pleitten voor
katholieke erkenning van de staat Israël. elke discussie over Palestijnse rechten zou
moeten uitgaan van het bestaansrecht van de staat Israël. Alfrink en Pax Christi kozen de
facto partij voor de Palestijnen. Dat is hun goed recht als politieke vredesbeweging,
stelden ze, maar laten ze dat dan ook openlijk zeggen.
ANTIZIONSIME IN DE VN
De druk werd nog groter door internationale ontwikkelingen: op 10 november
aanvaardde de algemene Vergadering van de Verenigde Naties met 72 stemmen voor, 35
tegen en 32 onthoudingen een resolutie waarin Zionisme ‘een vorm van racisme en
rassendiscriminatie’ werd genoemd. Het initiatief kwam van negen Arabische landen
(Egypte niet) en Cuba.
Nog voordat de ontwerpresolutie op 10 november in stemming kwam, gaf Pax
Christi International een genuanceerde verklaring uit. Daarin werd onderscheid gemaakt
tussen Zionisme als zodanig en bepaalde politieke verschijningsvormen, en tussen
religieus en politiek Zionisme. Pax Christi had er begrip voor dat de Palestijnen een
bepaalde politiek van Israël als discriminatie ervoeren, maar dat was onvoldoende reden
om Zionisme als zodanig racisme te noemen. De resolutie van de VN werd eenzijdig en
ongenuanceerd genoemd. Sommige leden van de Kommissie Midden-Oosten van Pax
Christi Nederland steunden de VN-resolutie echter wel. Dat Pax Christi International
zich ervan distantieerde, wekte hun verontwaardiging. Ze zagen daarin een koerswijziging
van Pax Christi.
Nadat bisschop Ernst Alfrink in 1976 als Pax Christi-voorzitter was opgevolgd,
werd ook het episcopaat voorzichtiger. Ernst wilde bij zijn aantreden de oude ‘stellingen’
nader bespreken. Het episcopaat had altijd meer op de lijn van Pax Christi gezeten dan
op die van de KRI. Maar de groeiende commotie in de katholieke wereld zelf, de kritiek
vanuit Joodse kring en die vanuit de oecumene, maakten dat bisschop Ernst
voorzichtiger opereerde dan Alfrink. Ontwikkelingen in de wereldkerk droegen daartoe
bij: het Vaticaan maakte openingen en het Franse episcopaat bleek inmiddels veel
ruimhartiger de staat Israël te willen erkennen.
Interne verdeeldheid, ontwikkelingen binnen de bisschoppenconferentie, kritiek
vanuit Joodse gemeenschap en de noodgedwongen keuze van de PLO om te streven
naar een onafhankelijk Palestina in plaats van een binationale staat, veroorzaakten een
koerswijziging binnen Pax Christi. In 1978 nam Pax Christi in haar kernprogramma het
model van twee staten serieus op als mogelijke oplossing, mits aan bepaalde voorwaarden
voor een levensvatbare Palestijnse staat was voldaan. In de loop der jaren zouden de
standpunten van Pax Christi en de Katholieke Raad voor Israël minder ver uit elkaar
komen te liggen.
DE THEOLOGISCHE DISCUSSIE
Kern van de theologische discussie die in de vroege jaren ‘70 gevoerd werd door Pax
Christi en KRI, maar ook door theologen als Schillebeeckx en Grollenberg, was de vraag
wat ‘Joods volk’ betekent. Is het een heilshistorische visie, die losstaat van het etnische
begrip ‘Joods volk’, Zionisme en de staat Israël? of is er innerlijke theologische
3
verbinding tussen Jodendom, Joods volk en Joodse staat? en hoe zou je dat laatste dan
moeten begrijpen? Die discussie speelde op het tweede Vaticaans Concilie en op het
pastorale Concilie al een rol.
Een tweede kwestie kwam op vanuit de Bevrijdingstheologie. als de christelijke
boodschap solidariteit met armen en emancipatie van onderdrukten inhoudt, impliceert
dit dan solidariteit met het Palestijnse volk? En hoe verhoudt zich dat tot solidariteit met
de Joodse emancipatiegeschiedenis? Geeft theologie hier een extra politieke legitimatie,
of moeten we elke sacralisering van politiek afwijzen?
Marcel Poorthuis en ondergetekende hebben in 2006 in ons onderzoek Een
donkere spiegel deze theologische discussie in Nederland in kaart gebracht. Pax Christi was
altijd bang voor sacralisering van het Midden-oostenconflict. De KRI was altijd bang dat
christenen te weinig oog zouden hebben voor de unieke geschiedenis van het
Joodse volk en voor de verwevenheid van geloof en volk in de Joodse geschiedenis. Gied
ten Berge, tussen 1994 tot 2008 werkzaam bij Pax Christi Nederland, heeft in
zijn recente publicatie Land van mensen. Christenen, Joden en moslims tussen confrontaties en
dialoog (2011) de discussie voortgezet en van kritische kanttekeningen voorzien.
THEO SALEMINK
4