belijdend onderweg Belijdend onderweg Confessionele Vereniging 1864-2014 Onder redactie van dr. Joke Roelevink en dr. Jan Dirk Wassenaar Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council®(FSC®) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt. www.uitgeverijboekencentrum.nl Deze uitgave verschijnt in samenwerking met de Confessionele Vereniging. Vormgeving: Studio Anton Sinke, www.antonsinke.nl ISBN 978 90 239 2770 9 NUR 700 © 2014 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoudsopgave 7 Woord vooraf deel i – uit de geschiedenis 11 dr. Johan Barnhoorn De banier van het evangelie Achtergrond en ontstaan van de Confessionele Vereniging 33 dr. Gijsbert Bos In hoeverre zijn jullie gereformeerd? Een indringende vraag van dr. Ph.J. Hoedemaker 55 mr. dr. Hélène Evers Een Christus-belijdende kerk De Confessionele Vereniging en de kerkorde 71 dr. Jan Dirk Wassenaar Het belijden van de kerk en Samen op Weg De Confessionele Vereniging na 1951 87 dr. Joke Roelevink Van elitair gezelschap tot open beweging De organisatie en de communicatie van de Confessionele Vereniging 105 prof. dr. Fred van Lieburg Jan Rap en zijn kerk De missie van de confessioneel-hervormde beweging deel ii – op weg naar de toekomst 133 prof. dr. Willem van Asselt Waar staan we voor? De theologische identiteit van de Confessionele Vereniging 149 drs. Wilbert Dekker Een theologisch programma? 150 jaar confessionele theologie: een balans 159 drs. Dick Wolters Geloven op goede gronden In het spoor van Schrift en traditie 169 dr. Herbert Wevers Het kerkelijk gesprek, een voorwaarde om als kerk te kunnen overleven De Confessionele Vereniging en het geloofsgesprek 179 drs. Barend Weegink Je hebt ze nodig Over de plaats en taak van confessionelen 189 drs. Elly van der Meulen Het aanspreken van geestverwanten De Confessionele Vereniging als beweging 197 dr. Jurrien Mol Een rest en de schare Confessioneel in geloof en wetenschap 207 dr. Edward van ’t Slot Het Studiefonds, het Leerstoelenfonds en het bijzonder hoogleraarschap De Confessionele Vereniging en de universiteit 217 Slotbeschouwing door dr. Bert van Veluw 221 Index van personen 223 Personalia 7 Woord vooraf G edenken is vooruitzien. Bij een jubileum horen die twee onverbrekelijk bij elkaar, wil de viering van een mijlpaal zin hebben. Een rijk verleden geeft voedsel en inspiratie, vooruitzien levert nieuwe concentratie en energie. Op 12 oktober 2014 zal de Confessionele Vereniging 150 jaar bestaan. Al in 2010 had het hoofdbestuur daarom aan zijn adviseur, dr. Gert Marchal, gevraagd te komen met de opzet van een jubileumbundel en die daarna zelf te redigeren. Na zijn emeritaat, een jaar eerder, leek hij daarvoor ruimschoots de tijd te zullen hebben. Marchal wilde graag een inspirerend boek voor mondige gemeenteleden, in daarbij passende taal. De contacten met Boekencentrum Uitgevers waren snel gelegd. Er werden auteurs aangezocht. Ze verklaarden zich graag bereid om mee te werken, maar de deadline van juli 2013 was nog ver weg. Geen wonder dat Marchal in mei van dat jaar de grote meerderheid maar eens een vriendelijk vermaan stuurde. Niet lang daarna echter werd zijn gezondheid plotseling zodanig geknakt, dat hij niet meer in staat was zich verder voor deze zaak in te zetten. Toen verzocht de voorzitter van het hoofdbestuur, dr. Bert van Veluw, ondergetekenden de verdere werkzaamheden op zich te nemen. Wij hebben ons bereid verklaard alle lopende zaken over te nemen. Wij zijn dan ook verantwoordelijk voor alle overige redactionele werkzaamheden. Het boek heeft een tweedeling gekregen vanuit het gedenken en het vooruitzien: ‘Uit de geschiedenis’ en ‘Op weg naar de toekomst’. In een hoogst plezierige samenwerking van alle betrokkenen is het tot stand gekomen. Graag willen wij alle medewerkers daarvoor hartelijk danken. Marchal is een van die mensen die zich vele jaren met hart en ziel hebben ingezet voor de Confessionele Vereniging, vooral in het schrijven voor HW-Confessioneel. In zijn huidige situatie wensen wij 8 hem en zijn gezin Gods nabijheid toe. En graag dragen wij deze bundel aan hem op. Joke Roelevink en Jan Dirk Wassenaar Deel I Uit de geschiedenis 11 De banier van het evangelie Achtergrond en ontstaan van de Confessionele Vereniging dr. Johan Barnhoorn D e Confessionele Vereniging is uit de nood geboren, de nood van de kerk. Hoe groot deze was, wordt bevestigd door verscheidene getuigenissen uit de tijd waarin de vereniging is ontstaan. Veelzeggend is een klacht die in 1865 in het Kerkelijk Weekblad wordt geuit. Van echte kennis is onder ons volk geen sprake meer. De belijdenis van de Nederlandse Hervormde Kerk is meer een holle klank dan een krachtig levensbeginsel. Weinigen zijn er voor wie zij geldt als een uitdrukking van oprecht geloof. Allerwegen wordt men getroffen door een verregaande onkunde en onverschilligheid omtrent het evangelie. Zelfs in de aanzienlijkste en meest geletterde kringen is geen boek ter wereld zo weinig bekend als de Bijbel. Zij die zichzelf rechtzinnig achten, zijn met de belijdenis van onze kerk net zo weinig bekend als zij die de belijdenis lasteren zonder haar te kennen. Om met de brief aan de Hebreeën te spreken: naar de tijd gerekend behoorde ons volk uit leermeesters te bestaan; in werkelijkheid echter staan wij op het peil van de kinderen: vaste spijs kunnen wij niet verdragen. Wij hebben melk nodig. Wij moeten weer gaan verlangen naar de redelijke, onvervalste melk van het Woord van God (1 Petr. 2:2). De trieste situatie die in deze regels geschetst wordt, heeft verscheidene vooraanstaande figuren in de Nederlandse Hervormde Kerk ertoe gebracht hun krachten te geven aan de strijd voor kerkherstel zoals deze in de jaren dertig van de negentiende eeuw is ontbrand. Dit artikel gaat over die strijd en over de plaats die de Confessionele Vereniging hierin heeft ingenomen. 12 dr. johan barnhoorn De strijd voor kerkherstel De aanleiding tot deze strijd was gelegen in een gebeurtenis die in het prille begin van 1816 had plaatsgevonden. Een gebeurtenis die van vérstrekkende betekenis zou blijken te zijn. De Gereformeerde Kerk had toen een nieuwe kerkorde gekregen, het Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde Kerk van het Koninkrijk der Nederlanden. Deze kerkorde, op last van koning Willem I door Jacobus Didericus Janssen, hoofdcommies bij het departement van eredienst, ontworpen, was in werking getreden zonder dat de kerk eraan te pas gekomen was. Het was een kerkorde in naam. In werkelijkheid was het een huishoudelijk reglement voor een administratief lichaam, dat diende om de orde te handhaven en zakelijke handelingen, zoals het uitbetalen van traktementen, te verrichten. Het presbyteriaalsynodale karakter van de Dordtse Kerkorde had het veld moeten ruimen voor een hiërarchische structuur. De leiding van de kerk, voortaan ‘Nederlandsche Hervormde Kerk’ geheten, berustte bij de algemene synode, de provinciale kerkbesturen, de classicale besturen en de kerkenraden. Een besturen-kerk dus. De classicale vergadering, de ‘grondvergadering van de kerk’, was weliswaar gebleven, maar haar leidinggevende taak was haar ontnomen en eveneens in handen van een bestuur, het classicaal bestuur, gelegd. Ook de kerkenraden waren gehandhaafd, maar hun medezeggenschap in de ‘meerdere vergaderingen’ was hun ontnomen. Zij waren, net als de classicale vergaderingen, monddood gemaakt, waardoor zij hun betekenis hadden verloren. De kerk was beroofd van haar geestelijk karakter, dat haar tot kerk maakte. Zij was, zoals mr. G. Groen van Prinsterer later zou zeggen, ‘een deel der Staatsmachine’ geworden, gedegradeerd tot een ‘Departement van Algemeen Bestuur’, waarin de predikanten bijkans als ambtenaren en de lidmaten als onderdanen werden beschouwd, terwijl de koning ‘bijna als Regent en Opperhoofd aangemerkt werd’. Het was te voorzien dat er protest tegen het Algemeen Reglement aangetekend zou worden. Gemeten immers naar de maatstaf van het kerkrecht van de Dordtse synode en het sindsdien vigerende staatsrecht was de koning volstrekt onbevoegd om aan de kerk naar eigen goedvinden een organisatie op te dringen, laat staan een orga- de banier van het evangelie 13 nisatie die de kerk volkomen afhankelijk maakte van de staat. Toch waren er maar enkele classes die in het geweer kwamen. Hun protesten haalden echter niets uit. En gaandeweg keerde de rust in de kerk terug. En dáár was het de koning en zijn adviseurs om te doen. Leergeschillen zoals deze in het verleden herhaaldelijk voor onrust hadden gezorgd, moesten zo veel mogelijk voorkomen worden. De overheid had niet tot taak de leer te handhaven. Ambivalentie Het was echter juist het punt van de leer, dat in de jaren die volgden de gemoederen voortdurend zou bezighouden. Het grote struikelblok was de zogenoemde proponentsformule. De aanstaande predikanten moesten, voordat zij beroepbaar gesteld werden, verklaren dat zij ‘de leer, welke, overeenkomstig Gods Heilig Woord, in de aangenomene Formulieren van Eenigheid der Nederlandsche Hervormde Kerk is vervat, ter goeder trouw aannemen en hartelijk gelooven’ en dat zij ‘dezelve naarstig zullen leeren en handhaven.’ Door het woord ‘overeenkomstig’ werd de mogelijkheid van tweeërlei interpretatie geschapen. Het was niet duidelijk of men zich met de leer der kerk akkoord verklaarde omdat (Latijn: quia) of voor zover (Latijn: quatenus) zij in de Schrift is vervat. De betreffende zinsnede droeg dus een ambivalent karakter. Geen wonder dat er van orthodoxe zijde bezwaren hiertegen ingebracht werden. Maar tevergeefs: zij werden door de synode terzijde gelegd. De Adresbeweging Na een aantal jaren van betrekkelijke rust werd de synode in 1834 geconfronteerd met een aantal ‘adressen’ uit verschillende delen van de kerk, waarin erop werd aangedrongen de Formulieren van Enigheid – de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561), de Heidelbergse Catechismus (1563) en de Dordtse Leerregels (1619) – te handhaven en het ondertekeningsformulier van vóór 1816 opnieuw in te voeren. De synode reageerde echter afwijzend op deze verzoeken. Zij achtte een nadere verklaring ‘ten eenemale onnoodig en overtollig’. Maar hiermee was de kwestie niet van de baan. In de maanden die volgden, kwam er 14 dr. johan barnhoorn een stroom van adressen op gang. Uit diverse geledingen van de kerk afkomstig, gaven deze blijk van sterk uiteenlopende opvattingen. Het antwoord van de synode was voor hen die handhaving van de belijdenis voorstonden, uitermate teleurstellend. Zij achtte zich onbevoegd om in het vastgestelde formulier enige verandering aan te brengen en legde de adressen zonder meer naast zich neer. Na verloop van enkele jaren echter werd de Adresbeweging nieuw leven ingeblazen. In 1841 ontving de synode behalve een viertal adressen van kerkenraden een door B. Morrees, predikant in het Noord-Brabantse Wijk, opgesteld adres dat door vijf collega’s en door een kleine negenduizend gemeenteleden was ondertekend. Ook deze adressen werden geseponeerd; die van de kerkenraden op grond van een vormfout, het adres van Morrees en zijn medestanders omdat de ondertekenaars blijkens hun handtekening voor het grootste deel tot ‘de min beschaafden stand’ behoorden (!) en dus onbevoegd waren om te oordelen over ‘zaken, voor of tegen welke zij op hunne wijze mede ijveren’. Hiermee was de beweging echter allerminst tot staan gebracht. In de loop van het volgende jaar werd de synode zelfs met een stortvloed van adressen geconfronteerd, waarvan het Adres aan de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, over de Formulieren, de Academische opleiding der Predikanten, het Onderwijs en het Kerkbestuur verreweg de meeste aandacht trok. Het was opgesteld door Groen van Prinsterer en mede ondertekend door mr. D. van Hogendorp, jhr. M.B.H.W. Gevers, A. Capadose, jhr. mr. P.J. Elout van Soeterwoude, jhr. mr. J.A. Singendonck en mr. C.M. van der Kemp, die zich – heel veelzeggend! – presenteerden als ‘leden van de Nederlandsche Hervormde Kerk en tevens van het Kerkgenootschap, gelijk dit in 1816 is opgerigt’. In dit adres werden vier punten aan de orde gesteld: het gezag van de Formulieren van Enigheid, de academische opleiding van de predikanten, het verband tussen het lager onderwijs en de kerk en de wijziging van het kerkbestuur. Met een beroep op een zinsnede uit een synodaal rapport van 1841 verzochten de adressanten aan de synode in heldere, ondubbelzinnige bewoordingen te verklaren dat zij datgene als leidraad voor prediking en onderwijs erkende wat voor de Nederlandse Hervormde Kerk steeds als ‘wezen en hoofdzaak der Hervormde en Christelijke leer’ had gegolden. de banier van het evangelie 15 Het adres van de ‘Haagsche Heeren’ stuitte in de kerk op heftige tegenstand. Maar niet alleen in de kerk. Ook daarbuiten werden de adressanten duchtig onder vuur genomen. In de Provinciale Friesche Courant bijvoorbeeld werden zij gevonnist als ‘eene dweepende factie’, die geen vooruitgang maar teruggang, geen licht maar ‘middeleeuwsche duisternis en bijgeloof’ verlangde. Het laat zich verstaan dat de synode ook dit adres naast zich neerlegde. ‘Aan de Hervormde Gemeente’ De ‘Haagsche Heeren’ lieten het er echter niet bij zitten. Zij lieten een schrijven uitgaan, Aan de Hervormde Gemeente in Nederland (1843), waarin zij een breedvoerige verantwoording van hun gevoelens gaven. De Formulieren van Enigheid hebben recht van bestaan, niet als geloofsregel, maar als ‘regel van prediking en onderwijs voor de Nederlandsche Hervormde Kerk’, en dat niet op sommige punten, maar waar het alle geloofswaarheden betreft. Herziening van de formulieren is niet wenselijk. Zij dienen gehandhaafd te worden. Daarbij moet men ‘onbekrompen en toegeeflijk’ te werk gaan. Men moet voorkomen dat de formulieren als een wapen gebruikt worden. Geen ‘letterzifterij’, die leidt tot de triomf van een rechtzinnigheid die ‘klanken als waarborgen beschouwt’. Opmerkelijk in het adres is het dringend beroep op de gemeente om niet werkeloos toe te zien, maar gebruik te maken van haar recht om aanklachten in te dienen tegen hen die de leer van de kerk ondermijnen. En dit geldt niet alleen voor de predikanten en de kerkenraden. Ook de ‘gewone ledematen’ mogen er geen genoegen mee nemen als er op de preekstoel dingen gezegd worden die tegen het evangelie ingaan. Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor het academisch onderwijs. Heeft iemand een zoon die theologie wil gaan studeren, dan moet hij bedenken dat hij hem voor zijn theologische vorming niet mag blootstellen aan leringen die met de kerk en de leer der zaligheid op gespannen voet staan. En wat het lager onderwijs betreft, moet er geijverd worden voor het stichten zowel van ‘gemeente-scholen’ die, voor iedereen toegankelijk, zijn ingericht naar de behoeften van de verschillende maatschappelijke standen, als van een ‘normale school’, waarin de kwekelingen onderricht ontvangen in overeenstemming
© Copyright 2024 ExpyDoc