Aanvulzinnen met werkwoorden Toelichting Laat het kind de zin met het ontbrekende werkwoord aanvullen en eventueel daarna nazeggen. Ga vooraf na of het auditief geheugen op niveau is om de zin in zijn geheel te kunnen laten herhalen. Beeld het werkwoord (samen) uit als het kind niet het doelwoord weet en/of maak gebruik van tegenstellingen zoals bijvoorbeeld: “niet verstoppen maar ..... tevoorschijn komen”. Per zin staan maximaal 2 doelwoorden tussen haakjes. Vaak zijn echter meerdere werkwoorden mogelijk. Mocht de zin juist maar met een algemeen werkwoord worden aangevuld, dan kan worden geprobeerd het doelwoord eerst met een vraag te ontlokken. Bv. Het kind zegt: “Tuig doet (ipv smeert) badschuim op zijn snuitje.” De behandelaar zegt: “Goed zo! Hoe denk je dat Tuig dat doet?” Het kind zou dan kunnen zeggen: “Zo” en een smerend gebaar kunnen maken. De behandelaar kan dan het gebaar overnemen en zeggen: “Ja en hoe noemen we dat?” Afhankelijk van de nodige visuele ondersteuning kan deze werkvorm in combinatie met beloningsstickers, themakaarten, woordkaartjes, pictogrammen en/of geschreven woorden worden aangeboden. Tijdens het oplezen van bijvoorbeeld de aanvulzin ‘Papa wil zijn warme pantoffels (aantrekken)’ kunnen de themakaart van ‘Papa’ en het woordkaartje van de ‘pantoffels’ worden getoond. Als het kind bekend is met Picto lezen, kunnen de aanvulzinnen (deels) in pictogrammen worden omgezet. Ook kan de keuze uit pictogrammen of geschreven woorden van enkel de ontbrekende werkwoorden de nodige ondersteuning bieden. Zie hiervoor de toelichting bij Werkwoordenblad. Bij elk themaverhaal zijn 20 aanvulzinnen verdeeld over 5 themafiguren. Soms is er keuze uit 2 zinnen die qua moeilijkheid van elkaar kunnen verschillen. Deze aanvulzinnen zijn aangeduid met [a] en [b]. Nadat de oefening is uitgelegd, kan het kind de zinnen bij het oefenitem proberen aan te vullen. Daarna mag het kind, voorafgaand aan elk item met 4 aanvulzinnen, de bijpassende sticker(s) van het dier of persoonsfiguur op het Stickerwerkblad plakken. Na een juist antwoord kan het werkwoord op het Stickerwerkblad geschreven en/of getekend (bv. pictogram) worden. Bij herhaling bevordert het Stickerwerkblad de herkenning van wie (themafiguur) wat (werkwoord) doet of waar (bv. rugzak, tent, auto) wat gebeurt. Als het ter ondersteuning wenselijk is de werkwoorden in geschreven vorm aan te bieden dan kan per themaverhaal het Werkwoordenblad worden gebruikt. Knip de benodigde kaartjes uit en leg ze in willekeurige volgorde voor het kind op tafel neer. Beperk eventueel de gokkans door het kind telkens uit 4 tot 6 werkwoorden te laten kiezen. Vul het aantal eerst met werkwoorden van het volgende themafiguur aan en daarna met de extra werkwoorden onderaan het Werkwoordenblad. Indien het kind kan schrijven kan het Schrijfwerkblad als huiswerk en zelfstandig werkje in de klas worden ingezet of bij herhaling van de oefening ter afwisseling worden gebruikt. Als er keuze is uit 2 aanvulzinnen kan zin ‘a’ of ‘b’ worden doorgestreept. Op het Scoreblad kan worden vermeld of wel/niet het goede antwoord door het kind wordt gegeven. Afhankelijk van het doel kan bij elke aanvulzin links in de kolom worden genoteerd: A van actief gebruik werkwoord, P van passief gebruik werkwoord en N van nazeggen zin. Noteer bijvoorbeeld (A+,N-) als de zin juist wordt aangevuld, maar verkeerd wordt nagezegd. Als het kind niet het doelwoord weet (A-) kan het antwoord worden gegeven en het kind worden gevraagd het werkwoord uit te beelden (P) of kan de behandelaar het werkwoord uitbeelden om te proberen het juiste antwoord bij het kind te ontlokken (A). Een fout antwoord of verkeerde vervoeging van het werkwoord kan onderaan bij notities worden vermeld. Luister & doe mee! Toelichting Gratis Werkvorm 1-1 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Scoreblad Naam: Datum: Samen in bad Oefenitem: De glibberige zeep (glijdt, valt) in bad. Au, de shampoo (prikt) in Jaspers ogen! 1a. Mama (vult) het bad met warm water. 1b. Mama laat het bad langzaam met water (vollopen). 2. Na het plassen, wil Mama de wc (doortrekken). 3. Maar eerst moet Mama de badkraan (dichtdraaien, dichtdoen). 4. Mama (poetst) haar tanden met een tandenborstel. 5. Jasper wil in bad met het bootje (varen, spelen). 6. Maar eerst moet Jasper zich nog (uitkleden). 7. Jasper (wast) zijn haren met shampoo. 8. Jasper wil zelf zijn haren met water (uitspoelen). 9. Met de duikbril (kijkt) Benito onder water. 10. Benito (spettert, maakt) de badkamervloer nat. 11. Met de groene handdoek mag Benito zich (afdrogen). 12. Benito kan zich nog niet zelf (aankleden). 13. Papa wil zijn warme pantoffels (aantrekken). 14. Maar eerst moet Papa zijn schoenen (uittrekken). 15. Papa (draait) de dop op de shampoofles. 16. Papa (kamt) de klitten uit Jaspers haren. 17. Tuig (duikt, zwemt) in het badwater. 18. Tuig (smeert) badschuim op zijn snuitje. 19a. Tuig laat het bad helemaal (leeglopen). 19b. Tuig (duwt) het badeendje in het water. 20. Tuig moet héél nodig en (plast, poept) in bad! Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 1-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Scoreblad Naam: Datum: Het feestvarken Oefenitem: Feestvarkentje, van harte (gefeliciteerd)! Jasper (lacht) om zijn grappige juf. 1. In de winkel (koopt) Mama een kado. 2. In de huiskamer wil Mama slingers (ophangen). 3. Mama (versiert) Jaspers stoel met ballonnen. 4. Met het mes (snijdt) Mama de taart. 5. Voor zijn feestje mag Jasper twee kinderen (uitnodigen, vragen). 6a. Op school wil Jasper snoep en ijs (trakteren)! 6b. Op school mag Jasper worst en kaas (uitdelen). 7. Jasper kan in één keer alle kaarsjes (uitblazen). 8. Eindelijk mag Jasper de kadootjes (uitpakken, openmaken). 9. Madelief (zingt, fluit) een verjaardagsliedje. 10. Madelief (klapt) vrolijk in haar handen. 11. Madelief (blaast) hard op de feesttoeter. 12. Verlegen (kust) Madelief op Jaspers wang. 13. Vandaag mag Tuig ook feest (vieren). 14. Tuig (danst, springt) vrolijk op de muziek. 15. Met zijn tongetje (likt) Tuig aan de taart. 16. Tuig (eet, snoept) van de zoute chips. 17. Benito wil graag een spelletje (spelen). 18. Benito (gooit, rolt) met de dobbelsteen. 19. Benito juicht, want hij (wint) het spel. 20a. Benito mag de gouden beker (meenemen) naar huis. 20b. Benito (bedankt) Mama voor het leuke feestje. Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 2-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Scoreblad Naam: Datum: Door het bos … Oefenitem: Jasper (verstopt) zich in de bosjes. Hoort Mama daar een vogeltje (fluiten, zingen)? 1. Langzaam (wandelt) Jasper over het bospad. 2. Jasper (hoort) dierengeluiden in het bos. 3. Jasper (schudt) de boomtak heen en weer. 4a. Jasper rent harder en (wint) van Mama. 4b. Jasper (tikt, pakt) Mama met tikkertje spelen. 5. Uit de rugzak (valt) een potlood! 6. Iemand heeft de rugzak niet goed (dichtgemaakt, dichtgedaan). 7. De rugzak (hangt) aan een hoge boomtak. 8. Uit de rugzak (kruipt) een worm. 9. De eekhoorn (verstopt) zich in het holletje. 10. In het donkere holletje kan Jasper niets (zien). 11. Met zijn hand (voelt) Jasper in het holletje. 12. Jasper (vindt, stopt) een slakkenhuisje in het holletje. 13. Mama (ruikt) aan de roze bloem. 14. Mama (plukt) appels uit de appelboom. 15. Mama (gooit) het lege flesje in de prullenbak. 16. Mama wil (doorlopen, opschieten), want het is laat. 17. De uil (vliegt) boven het nest. 18. In het nest (ligt) een bruin gestippeld ei. 19a. Op het nest (zit) een vogel te broeden. 19b. Op het nest (broedt) een vogel eieren uit. 20. Het nest is van takjes en veertjes (gemaakt). Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 3-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Scoreblad Naam: Datum: De Picknick Oefenitem: Madelief (gilt, huilt) als de wesp prikt. De bult begint heel erg te (jeuken). 1. Mama is klaar met broodjes (smeren). 2. Mama (vult) de picknickmand met eten en drinken. 3. Mama wil over vijf minuutjes (vertrekken). 4. Voor in het park wil Mama speelgoed (meenemen). 5. Papa (draagt) de zware picknickmand. 6. Papa wil onder de boom (picknicken). 7. Papa (legt) het picknickkleed op het gras. 8. Met het fototoestel (maakt) Papa een foto. 9. Jasper (rijdt, fietst) met zijn fiets door het park. 10. Jasper (drinkt) het pakje appelsap leeg. 11. Jasper (eet) een broodje kaas op. 12. Jasper (schopt, gooit) de voetbal naar Madelief. 13. Tuig (ruikt) met zijn snuitje aan de kaas. 14. Tuig (bijt) stiekem in de krentenbol. 15. Tuig (piept) hard, want hij heeft pijn. 16. Tuig (krabt), want de bult jeukt. 17. In het zonnetje ligt Madelief te (zonnen, lezen). 18. Aan het picknickkleed wil Madelief haar mond (afvegen)! 19. Na het picknicken gaat Madelief alles netjes (opruimen). 20. Madelief moet haar zachte fietsband (oppompen). Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 4-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Scoreblad Naam: Datum: Inpakken en wegwezen Oefenitem: De vaas valt en (breekt) in grote en kleine stukken. Het tweepersoonsbed (past) niet in de lift. Hoe zullen de verhuizers dit probleem gaan (oplossen)? 1. Opa en Oma willen niet meer in het grote huis (wonen). 2. Morgen (verhuizen) Opa en Oma naar de nieuwe flat. 3. Opa en Oma kunnen niet alle spullen (meenemen) naar de flat. 4. Buiten gaan Opa en Oma hun zelfgemaakte verhuiskaarten (posten). 5. In de woonkamer is Mama een verhuisdoos aan het (inpakken). 6a. Zal Mama de kranten moeten bewaren of (weggooien)? 6b. Mama twijfelt of ze de kranten moet bewaren of (weggooien). 7. Als Mama de lege woonkamer (rondkijkt), is ze tevreden. 8. Mama ziet dat ze niets met inpakken is (vergeten). 9. Jasper vraagt of hij ergens mee kan (helpen). 10. Jasper (staat) op zijn tenen om iets te pakken. 11. Per ongeluk (stoot, gooit) Jasper de gieter met water om. 12. Van schrik laat Jasper de lamp uit zijn handen (vallen). 13. Omdat Papa sterk is, kan hij de verhuisdozen (dragen, optillen). 14. Van al het zware sjouwwerk begint Papa te (zweten, hijgen). 15. Papa zoekt het gereedschap om mee te (klussen). 16. In de nieuwe flat (hangt) Papa de schilderijen aan de muur. 17. Met de stofzuiger (zuigt, stofzuigt) tante Nellie de nieuwe flat. 18. De badkamer heeft tante Nellie al met een sopje (schoongemaakt). 19. Voorzichtig helpt tante Nellie met het (uitpakken) van de verhuisdozen. 20a. Tante Nellie (duwt) de verhuisdoos opzij, omdat hij in de weg staat. 20b. De boekenkast past, omdat tante Nellie de bank iets (opzij duwt, verplaatst). Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 5-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Scoreblad Naam: Datum: Roze muisjes Oefenitem: Vandaag is er bij familie Doedan een baby’tje (geboren). De baby is een meisje en (heet) Fieke. Komt de bloemenman aan de deur iets (bezorgen)? 1. Vanochtend is Mama van een prachtige dochter (bevallen). 2. Mama (wrijft) in haar ogen, omdat zij huilt van geluk. 3. Met haar mond (kust) Mama op Fiekes neusje. 4. Mama is moe en wil even op de bank (uitrusten). 5. Papa kijkt trots als hij Fieke in zijn armen (vasthoudt). 6. Papa (wiegt, beweegt) Fieke zachtjes heen en weer, omdat zij huilt. 7. Met zijn hand (aait) Papa over Fiekes hoofdje. 8a. Zal Papa Fiekes luier wel of niet moeten (verschonen)? 8b. Papa twijfelt of hij Fiekes luier wel of niet moet (verschonen). 9. Jasper (fluistert) heel zachtjes: “Hallo, ben jij mijn zusje?” 10. Fieke lacht, omdat Jasper onder haar voetjes (kietelt). 11. Jasper wil het flesje warme melk aan Fieke (geven). 12. Morgen mag Jasper op school beschuit met muisjes (uitdelen). 13. Jasper doet zijn oren dicht, omdat Fieke begint te (krijsen, huilen). 14. Als het flesje leeg is, moet Fieke een boertje (laten). 15. In de wieg (zuigt) Fieke op haar speen. 16. Als Fieke slaapt, kan je haar horen (snurken). 17. Tante Nellie is dolblij en gaat Mama, Papa en Jasper (feliciteren). 18. Tante Nellie geeft Fieke een knuffelbeest om mee te (knuffelen). 19. Omdat de poepluier stinkt, wil tante Nellie haar neus (dichtknijpen). 20. Tijdens het verschonen (smeert) tante Nellie zalf op Fiekes billetjes. Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 6-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Scoreblad Naam: Datum: Kampeer een keer Oefenitem: Tijdens het slapen (snurkt) Papa luid met open mond. Jasper wordt wakker en (schijnt) met zijn zaklamp naar buiten. Op de camping wil hij stiekem nachtdieren gaan (zoeken). 1. In de schaduw wil Papa de tent (opzetten). 2. Met de hamer (slaat, hamert) Papa de tentharingen in de grond. 3. Met de pomp heeft Papa het luchtbed (opgepompt). 4. Helaas kan Papa de kapotte tentrits niet (repareren). 5. Jasper wil weten hoe de camping is en gaat hem (verkennen). 6. Jasper ontdekt een klimwand waar kinderen tegenop (klimmen). 7. Als Jasper het buitenzwembad ziet, wil hij (zwemmen). 8. Jasper (duikt) van de duikplank en (spettert) Mama nat. 9. Mama (hangt) de natte zwemkleding aan de waslijn. 10. Mama (bukt, zucht), omdat er een paar knijpers zijn gevallen. 11. Mama (krabbelt) in haar nek, omdat de muggenbult jeukt. 12. Mama pakt de afwasborstel en de teil en gaat (afwassen). 13.Niemand ziet de harige spin de tent in (kruipen). 14. In de tent heeft de spin een groot web (geweven). 15. In de tent kan je een mug horen (zoemen). 16. Voor de tent (lezen) Papa en Mama de krant. 17. Opa heeft met zijn hengel in de rivier (gevist). 18. Opa heeft de barbecue klaargezet om te kunnen (barbecueën). 19. Opa (braadt) worstjes en verse vis op de barbecue. 20. Tijdens het barbecueën (verbrandt) Opa zijn duim en wijsvinger. Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 7-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Scoreblad Naam: Datum: Ober Hink-stap-BOEM Oefenitem: De ober begroet de gasten, die het restaurant (binnenkomen). Op tafel staan servetten, die als een bootje zijn (gevouwen). Jasper hoort zijn maag (knorren), omdat hij trek heeft. 1. Opa wil vanavond in een deftig restaurant (eten, dineren). 2a. Opa (belt) het restaurant en reserveert een tafel. 2b. Opa belt het restaurant en (reserveert) een tafel. 3. Opa kan zijn auto vlak bij het restaurant (parkeren). 4. Opa (betaalt) straks de rekening, omdat hij wil trakteren. 5. De ober vraagt beleefd of hij de jassen kan (ophangen, aannemen). 6. Terwijl de ober de tafel netjes (dekt), gaat iedereen zitten. 7. De ober glimlacht als hij de kaars op tafel (aansteekt). 8. De ober (brengt, serveert) bij elke tafel een broodmandje. 9. Bij de ober mag Jasper een drankje (bestellen). 10. Jasper neemt een te grote slok en (knoeit) op het tafelkleed. 11. Jasper zou alle gerechten van de menukaart wel (lusten). 12. Jasper moet goed (nadenken) over welk gerecht hij kiest. 13. Oma vindt thuis eten of (uit eten gaan) allebei heerlijk. 14. “Alstublieft!”, zegt Oma als ze de menukaart aan de ober (teruggeeft). 15. Als alle gerechten op tafel staan, zegt Oma: “(Eet) smakelijk!” 16. Oma sluit haar ogen, omdat zij (smult, geniet) van het eten. 17. Benito (smakt), omdat hij met open mond eet. 18a. “Hik, hik”, tijdens het diner moet Benito plotseling (hikken). 18b. Benito schaamt zich als hij tijdens het diner een (boer laat, windje laat). 19. Benito heeft genoeg gegeten en wil zijn toetje met iemand (delen). 20. Benito (bedankt) Opa en Oma als de tafel wordt afgeruimd. Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 8-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Scoreblad Naam: Datum: Op de markt Oefenitem: De visboer (verkoopt) vers gebakken vis, die niet duur is. Oma hoeft niet op haar beurt te (wachten) en mag voorgaan. De agent grijpt de dief, die de handtas heeft (gestolen). 1. Elke woensdagmiddag gaat tante Nellie op de markt (boodschappen doen). 2. Tante Nellie maakt een boodschappenlijstje, zodat zij niets vergeet te (kopen). 3. Tante Nellie loopt met Jasper over de markt en (draagt) de boodschappenmand. 4. Nieuwsgierig (graait, zoekt) tante Nellie met haar hand in een mand met koopjes. 5. Bij de bakkerskraam krijgt Jasper vaak iets lekkers dat hij mag (proeven). 6. De vorige keer vond Jasper iets vies dat hij heeft (uitgespuugd). 7. Jasper wil stiekem (voordringen), omdat hij niet op zijn beurt wil wachten. 8. Als Jasper door iemand wordt betrapt, moet hij van schaamte (blozen). 9. Zenuwachtig kijkt Jasper om zich heen, omdat Tuig is (weggelopen, ontsnapt). 10. Iemand gilt van schrik als Tuig plotseling tussen het fruit (tevoorschijn komt, opduikt). 11. Op de weegschaal wordt Tuig samen met een ananas (gewogen). 12. Van de groenteboer krijgt Tuig een aardbei, die hij meteen (opsmikkelt). 13. Op de markt hebben Benito en Madelief met elkaar (afgesproken). 14. Bij de poffertjeskraam (bestellen) Benito en Madelief poffertjes met poedersuiker. 15. Benito en Madelief (twijfelen) hoe ze de poffertjes zullen gaan eten. 16. Hun plakkerige handen hebben Benito en Madelief aan hun broek (afgeveegd). 17. Oma heeft zich (vergist) en de verkeerde maat sokken gekocht. 18. Zonder bonnetje probeert Oma de verkeerde maat sokken te (ruilen). 19. Oma wil de kaasboer (betalen), maar zij kan haar portemonnee niet vinden. 20. De politieagent vindt de portemonnee, die Oma zojuist is (verloren). Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 9-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Scoreblad Naam: Datum: Trippel trappel trippel HAP Oefenitem: Zwarte Piet wil het dak (opklimmen), maar (gluurt) eerst naar binnen. Zwarte Piet zit vast in de schoorsteen, omdat zijn roe blijft (steken). De chocoladeletters worden één voor één door de schoorsteen (gegooid). 1. Papa heeft zin om met elkaar het Sinterklaasfeest te gaan (vieren). 2. Papa moet goed (nadenken) over welke surprise hij wil maken. 3. Terwijl Papa de openhaard (aansteekt), (zingt) hij een nieuw Sinterklaasliedje. 4. Sommige stukjes (neuriet) Papa, omdat hij niet alle woorden kent. 5. Jasper (verkleedt) zich als Zwarte Piet en (schminkt) zijn gezicht zwart. 6. Op zijn tenen (sluipt) Jasper naar binnen en laat zijn ouders schrikken. 7. Tijdens het (maken) van een verlanglijstje (kauwt) Jasper op een pepernoot. 8. Jasper (twijfelt) of hij een leren voetbal of een robot zal vragen. 9. Zodra Jasper zijn schoen heeft gezet, (brengt) Mama hem naar bed. 10. Voor het slapengaan heeft Mama aan Jasper een Sinterklaasverhaal (voorgelezen). 11. Mama (slijpt) een punt aan haar potlood en (schrijft) een gedichtje. 12. Het gedichtje kan Mama helemaal uit haar hoofd (opzeggen). 13. Zwarte Piet (scheurt) het Sinterklaaspapier eraf, omdat het kado slordig is (ingepakt). 14. De overvolle jutte zak kan Zwarte Piet haast niet meer (dragen). 15. Door de schoorsteen laat Zwarte Piet zich voorzichtig naar beneden (zakken, glijden). 16. Voordat Zwarte Piet naar binnen gaat, (klopt) hij zachtjes op de deur. 17. Het verlanglijstje, dat Schimmel per ongeluk heeft opgegeten, is net (uitgespuugd). 18. Nadat Schimmel hard heeft (geboerd), is hij niet meer misselijk. 19. Als Schimmel vers water en hooi krijgt, hoor je hem tevreden (hinniken). 20. Na een nacht hard werken, kan Schimmel fijn in zijn stal (uitrusten). Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 10-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Scoreblad Naam: Datum: Hoog in de bergen Oefenitem: Iedereen is vermoeid van de bergtocht en wil in het gras (uitrusten). Vader Leo trekt een vies gezicht als hij in een koeienvlaai (trapt). Moeder Mary (feliciteert, kust) Jasper, omdat hij zo dapper is geweest. 1. Jasper (zwaait, zegt) zijn ouders gedag, omdat hij op vakantie gaat. 2. In Zwitserland gaat Jasper met Benito’s familie (wandelen) in de bergen. 3. Blij springt Jasper de auto in, omdat hij graag wil (vertrekken). 4. Jasper vindt de autorit naar Zwitserland lang (duren) en begint te (gapen). 5. Iedereen is stijf van het (stilzitten) en wil met de auto ergens (stoppen). 6. Nadat de auto vol met benzine is (getankt), rijden ze verder. 7. Ze (lunchen) in de auto, omdat het 12 uur ‘s middags is. 8. Als ze bij het vakantiehuisje aankomen, (parkeert) vader Leo de auto. 9. Benito (tilt) zijn koffer uit de auto en (zet) hem in het vakantiehuisje. 10. Benito wil zijn bergschoenen (aantrekken) om de steile bergen te kunnen (beklimmen). 11. Benito kijkt heel goed op de wandelkaart, omdat hij niet wil (verdwalen). 12. Benito kan bijna niet (wachten) totdat ze op de besneeuwde bergtop zijn. 13. Terwijl de koeien in het gras (grazen), worden ze door de boer (gemolken). 14. Verderop in het gras loopt een geitje te (mekkeren) van: “Meh, meh!” 15. In het gras (groeien, bloeien) Alpenbloemen, waarvan moeder Mary er één (plukt). 16. In het gras wordt op de wandelkaart (gezocht) naar de kortste weg omhoog. 17. Boven op de berg staat Benito met zijn armen in de lucht te (juichen, springen). 18. Als moeder Mary de besneeuwde bergtop bereikt, hoort zij zichzelf (hijgen, ademen). 19. Vanaf de berg (tuurt) vader Leo door zijn verrekijker naar de prachtige omgeving. 20. Boven op de berg (huilt) Jasper tranen van geluk, omdat zijn hoogtevrees over is. Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 11-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Scoreblad Naam: Datum: Een Opa en Oma om de hoek Oefenitem: Laat de koekjes mooi bruin (bakken) in de oven. Zet de oventemperatuur niet te hoog, want anders (verbranden) de koekjes. De koekjes moeten eventjes (afkoelen), voordat je ze kan opeten. 1. Opa (tuurt) uit het raam, omdat Jasper zo meteen op bezoek komt. 2. De afspraak met Jasper heeft Opa op de keukenkalender (genoteerd, geschreven). 3. Zodra er wordt aangebeld, gaat Opa de voordeur (opendoen). 4. Opa (hangt) Jaspers jas aan de kapstok, nadat hij hem vrolijk heeft (begroet). 5. Als verrassing heeft Jasper iets lekkers voor Opa en Oma (meegenomen). 6. Omdat Jaspers maag (knort), mag hij in de keuken een boterham (smeren). 7. Voor bij de warme chocolademelk mag Jasper met de mixer slagroom (kloppen). 8. Jasper heeft de slagroomkloppers (afgelikt) en zijn mond met zijn mouw (afgeveegd). 9. Oma heeft Madelief (uitgenodigd, gevraagd) om te komen helpen met koekjes (bakken). 10. In de keuken heeft Oma op het aanrecht alle spullen (klaargezet). 11. De kinderen krijgen allebei een schort, die Oma bij hun (vastmaakt, omdoet). 12. Als Oma alle taken heeft (verdeeld), kan de oven worden (aangezet). 13. Madelief (weegt) de boter op de weegschaal en (klutst) de eieren met een vork. 14. Madelief (snoept) van het deeg, nadat ze het stevig heeft (gekneed). 15. De bakplaat met koekjes (schuift) Madelief voorzichtig in de oven. 16. Een paar koekjes verbranden, omdat Madelief de oven te laat (uitzet). 17. Tante Nellie komt onverwachts op bezoek en (ruikt) de heerlijke baklucht. 18. Tante Nellie is op dieet, maar wil toch één vers gebakken koekje (proeven). 19. Tante Nellie (blaast) een paar keer achterelkaar, zodat haar koekje kan afkoelen. 20. Tante Nellie heeft haar koekje (uitgespuugd), omdat er een ... pleister in zit! Notities: Luister & doe mee! Gratis Scoreblad 12-12 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wie doet wat? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 1-8 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wat gebeurt waar? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 2-8 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wat gebeurt waar? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 3-8 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wat gebeurt waar? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 4-8 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wat gebeurt waar? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 5-8 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wat gebeurt waar? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 6-8 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wat gebeurt waar? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 7-8 Aanvulzinnen met werkwoorden Stickerwerkblad Wat gebeurt waar? Naam: Luister & doe mee! Datum: Gratis Stickerwerkblad 8-8 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Werkwoordenblad Samen in bad vullen vollopen themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 varen spelen uitkleden wassen uitspoelen themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 kijken spetteren maken afdrogen aankleden themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 draaien kammen duiken aantrekken uittrekken doortrekken dichtdraaien poetsen themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 5 smeren leeglopen duwen poepen plassen themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 glijden vallen prikken dichtdoen zwemmen oefenitem oefenitem oefenitem themafiguur 1 themafiguur 5 jeuken zien liggen drijven gooien extra extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 1-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Werkwoordenblad Het feestvarken kopen ophangen versieren snijden themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 uitnodigen vragen trakteren uitblazen uitpakken themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 zingen klappen blazen kussen snoepen themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 4 vieren dansen springen likken eten themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 spelen gooien winnen meenemen bedanken themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 feliciteren lachen uitdelen openmaken fluiten oefenitem oefenitem themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 3 rollen huilen verliezen roepen zoeken themafiguur 5 extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 2-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Werkwoordenblad Door het bos … wandelen horen schudden winnen tikken themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 vallen dichtmaken dichtdoen hangen kruipen themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 verstoppen zien voelen vinden stoppen themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 ruiken plukken gooien doorlopen opschieten themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 vliegen liggen zitten broeden maken themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 verstoppen fluiten pakken huppelen bewegen oefenitem oefenitem themafiguur 1 exta extra lopen rennen komen verliezen gaan extra extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 3-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Werkwoordenblad De Picknick smeren vullen vertrekken weggaan meenemen themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 dragen picknicken leggen maken fietsen themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 3 rijden drinken eten schoppen gooien themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 ruiken bijten happen piepen krabben themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 zonnen lezen afvegen opruimen oppompen themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 gillen schreeuwen huilen jeuken kriebelen oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem tillen nemen liggen pakken prikken extra extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 4-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Werkwoordenblad Inpakken en wegwezen wonen verhuizen meenemen posten themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 inpakken weggooien rondkijken vergeten themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 helpen staan stoten gooien vallen themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 dragen optillen zweten hijgen klussen themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 hangen (stof)zuigen schoonmaken uitpakken opzij duwen themafiguur 4 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 verplaatsen duwen breken passen oplossen themafiguur 5 themafiguur 5 oefenitem oefenitem oefenitem bewaren struikelen zoeken extra extra extra Luister & doe mee! schrikken schrijven extra extra Gratis Werkwoordenblad 5-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Werkwoordenblad Roze muisjes bevallen wrijven huilen kussen uitrusten themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 (vast)houden wiegen bewegen aaien verschonen themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 fluisteren zeggen kietelen geven uitdelen themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 huilen krijsen laten zuigen snurken themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 smeren sabbelen feliciteren knuffelen dichtknijpen themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 extra geboren heten bezorgen brengen kwijlen oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem extra lachen trakteren liggen slapen bijten extra extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 6-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Werkwoordenblad Kampeer een keer opzetten slaan oppompen repareren maken themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 verkennen klimmen zwemmen duiken spetteren themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 (op)hangen bukken zuchten krabbelen afwassen themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 kruipen weven zoemen vliegen lezen themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 vissen barbecueën braden bakken verbranden themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 snurken schijnen zoeken hameren puzzelen oefenitem oefenitem oefenitem themafiguur 1 extra plakken ontdekken springen afdrogen bezeren extra extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 7-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Werkwoordenblad Ober Hink-stap-BOEM eten bellen reserveren parkeren betalen themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 ophangen aannemen dekken aansteken brengen themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 bestellen knoeien morsen lusten nadenken themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 uit eten gaan teruggeven eten smullen genieten themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 smakken hikken windje laten boer laten delen themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 bedanken binnenkomen vouwen knorren rammelen themafiguur 5 oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem dineren serveren begroeten kiezen bidden themafiguur 1 themafiguur 2 extra extra extra hoesten niesen plassen trakteren afruimen extra extra extra extra extra Luister & doe mee! themafiguur 3 Gratis Werkwoordenblad 8-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Werkwoordenblad Op de markt boodschappen doen kopen dragen graaien zoeken themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 proeven uitspugen voordringen blozen weglopen themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 3 ontsnappen tevoorschijn komen opduiken wegen opsmikkelen themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 opeten afspreken bestellen twijfelen afvegen themafiguur 3 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 vergissen ruilen betalen themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 extra verkopen wachten voorgaan stelen grijpen oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem neerzetten extra Luister & doe mee! verliezen betrappen terugleggen vergelijken wandelen extra extra extra vergeten extra Gratis Werkwoordenblad 9-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Werkwoordenblad Trippel trappel trippel HAP vieren nadenken aansteken zingen neuriën themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 verkleden schminken sluipen maken kauwen themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 twijfelen brengen voorlezen slijpen schrijven themafiguur 2 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 opzeggen scheuren inpakken dragen zakken themafiguur 3 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 glijden kloppen uitspugen boeren hinniken themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 uitrusten opklimmen gluren steken gooien themafiguur 5 oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem kennen tillen bijten zuigen halen extra extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 10-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Werkwoordenblad Hoog in de bergen zwaaien zeggen wandelen vertrekken duren themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 gapen stilzitten stoppen tanken lunchen themafiguur 1 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 parkeren tillen zetten themafiguur 2 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 verdwalen wachten grazen melken mekkeren themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 groeien bloeien plukken zoeken juichen themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 5 springen hijgen ademen turen huilen themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 uitrusten trappen stappen feliciteren kussen oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem oefenitem rijden uitslapen zeuren extra extra extra Luister & doe mee! aantrekken beklimmen glimlachen (aan)wijzen extra extra Gratis Werkwoordenblad 11-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Werkwoordenblad Een Opa en Oma om de hoek turen noteren schrijven opendoen hangen themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 themafiguur 1 begroeten meenemen knorren smeren kloppen themafiguur 1 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 2 aflikken afvegen uitnodigen vragen bakken themafiguur 2 themafiguur 2 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 klaarzetten vastmaken omdoen verdelen aanzetten themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 themafiguur 3 wegen klutsen snoepen kneden schuiven themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 themafiguur 4 uitzetten ruiken proeven blazen uitspugen themafiguur 4 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 themafiguur 5 bakken verbranden afkoelen voelen dichtdoen oefenitem oefenitem oefenitem extra extra prikken vergeten rinkelen kopen maken extra extra extra extra extra Luister & doe mee! Gratis Werkwoordenblad 12-12 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Samen in bad 1a. Mama _______________________________________________ het bad met warm water. 1b. Mama laat het bad langzaam met water ________________________________________ 2. Na het plassen, wil mama de wc _______________________________________________ 3. Maar eerst moet mama de badkraan ____________________________________________ 4. Mama _______________________________________ haar tanden met een tandenborstel. 5. Jasper wil in bad met het bootje ________________________________________________ 6. Maar eerst moet Jasper zich nog _______________________________________________ 7. Jasper _______________________________________________ zijn haren met shampoo. 8. Jasper wil zelf zijn haren met water _____________________________________________ 9. Met de duikbril _____________________________________________ Benito onder water. 10. Benito _________________________________________________ de badkamervloer nat. 11. Met de groene handdoek mag Benito zich _______________________________________ 12. Benito kan zich nog niet zelf __________________________________________________ 13. Papa wil zijn warme pantoffels ________________________________________________ 14. Maar eerst moet papa zijn schoenen ___________________________________________ 15. Papa ______________________________________________ de dop op de shampoofles. 16. Papa ______________________________________________ de klitten uit Jaspers haren. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 1-24 Samen in bad 17. Tuig _______________________________________________________ in het badwater. 18. Tuig _______________________________________________ badschuim op zijn snuitje. 19a. Tuig laat het bad helemaal __________________________________________________ 19b. Tuig _____________________________________________ het badeendje in het water. 20. Tuig moet héél nodig en _______________________________________________ in bad! Hoe ziet jouw droombad met speelgoed eruit? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 2-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Het feestvarken 1. In de winkel _________________________________________________ mama een kado. 2. In de huiskamer wil mama slingers _____________________________________________ 3. Mama _____________________________________________ Jaspers stoel met ballonnen. 4. Met het mes __________________________________________________ mama de taart. 5. Voor zijn feestje mag Jasper twee kinderen _______________________________________ 6a. Op school wil Jasper snoep en ijs _____________________________________________ ! 6b. Op school mag Jasper worst en kaas __________________________________________ 7. Jasper kan in één keer alle kaarsjes ____________________________________________ 8. Eindelijk mag Jasper de kadootjes ______________________________________________ 9. Madelief ________________________________________________ een verjaardagsliedje. 10. Madelief _______________________________________________ vrolijk in haar handen. 11. Madelief ______________________________________________ hard op de feesttoeter. 12. Verlegen ___________________________________________ Madelief op Jaspers wang. 13. Vandaag mag Tuig ook feest _________________________________________________ 14. Tuig ___________________________________________________ vrolijk op de muziek. 15. Met zijn tongetje ____________________________________________ Tuig aan de taart. 16. Tuig ____________________________________________________ van de zoute chips. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 3-24 Het feestvarken 17. Benito wil graag een spelletje _________________________________________________ 18. Benito __________________________________________________ met de dobbelsteen. 19. Benito juicht, want hij ________________________________________________ het spel. 20a. Benito mag de gouden beker ________________________________________ naar huis. 20b. Benito __________________________________________ mama voor het leuke feestje. Wat doe jij het liefst op een verjaardagsfeestje? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 4-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Door het bos … 1. Langzaam ____________________________________________ Jasper over het bospad. 2. Jasper ______________________________________________ dierengeluiden in het bos. 3. Jasper _____________________________________________ de boomtak heen en weer. 4a. Jasper rent harder en ______________________________________________ van mama. 4b. Jasper ____________________________________________ mama met tikkertje spelen. 5. Uit de rugzak ____________________________________________________ een potlood! 6. Iemand heeft de rugzak niet goed ______________________________________________ 7. De rugzak ______________________________________________ aan een hoge boomtak. 8. Uit de rugzak _____________________________________________________ een worm. 9. De eekhoorn ________________________________________________ zich in het holletje. 10. In het donkere holletje kan Jasper niets _________________________________________ 11. Met zijn hand ____________________________________________ Jasper in het holletje. 12. Jasper ________________________________________ een slakkenhuisje in het holletje. 13. Mama ___________________________________________________ aan de roze bloem. 14. Mama ______________________________________________ appels uit de appelboom. 15. Mama __________________________________________ het lege flesje in de prullenbak. 16. Mama wil ___________________________________________________ , want het is laat. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 5-24 Door het bos … 17. De uil ______________________________________________________ boven het nest. 18. In het nest _____________________________________________ een bruin gestippeld ei. 19a. Op het nest ____________________________________________ een vogel te broeden. 19b. Op het nest _____________________________________________ een vogel eieren uit. 20. Het nest is van takjes en veertjes ______________________________________________ Wanneer vind jij het bos het leukst? In de winter, lente, zomer of herfst? Wat kun je dan doen? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 6-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 1 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: De Picknick 1. Mama is klaar met broodjes ___________________________________________________ 2. Mama _____________________________________ de picknickmand met eten en drinken. 3. Mama wil over vijf minuutjes __________________________________________________ 4. Voor in het park wil mama speelgoed ___________________________________________ 5. Papa _________________________________________________ de zware picknickmand. 6. Papa wil onder de boom ______________________________________________________ 7. Papa _____________________________________________ het picknickkleed op het gras. 8. Met het fototoestel ______________________________________________ papa een foto. 9. Jasper _____________________________________________ met zijn fiets door het park. 10. Jasper ______________________________________________ het pakje appelsap leeg. 11. Jasper _________________________________________________ een broodje kaas op. 12. Jasper _____________________________________________ de voetbal naar Madelief. 13. Tuig _____________________________________________ met zijn snuitje aan de kaas. 14. Tuig ________________________________________________ stiekem in de krentenbol. 15. Tuig _________________________________________________ hard, want hij heeft pijn. 16. Tuig _____________________________________________________ , want de bult jeukt. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 7-24 De Picknick 17. In het zonnetje ligt Madelief te ________________________________________________ 18. Aan het picknickkleed wil Madelief haar mond ____________________________________ ! 19. Na het picknicken gaat Madelief alles netjes _____________________________________ 20. Madelief moet haar zachte fietsband ___________________________________________ Waar wil jij graag picknicken? Wat kun je daar allemaal doen? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 8-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Inpakken en wegwezen 1. Opa en oma willen niet meer in het grote huis _____________________________________ 2. Morgen _________________________________________ opa en oma naar de nieuwe flat. 3. Opa en oma kunnen niet alle spullen __________________________________ naar de flat. 4. Buiten gaan opa en oma hun zelfgemaakte verhuiskaarten __________________________ 5. In de woonkamer is mama een verhuisdoos aan het ________________________________ 6a. Zal mama de kranten moeten bewaren of _______________________________________ 6b. Mama twijfelt of ze de kranten moet bewaren of __________________________________ 7. Als mama de lege woonkamer _____________________________________ is ze tevreden. 8. Mama ziet dat ze niets met inpakken is __________________________________________ 9. Jasper vraagt of hij ergens mee kan ____________________________________________ 10. Jasper ________________________________________ op zijn tenen om iets te pakken. 11. Per ongeluk _____________________________________ Jasper de gieter met water om. 12. Van schrik laat Jasper de lamp uit zijn handen ___________________________________ 13. Omdat papa sterk is, kan hij de verhuisdozen ____________________________________ 14. Van al het zware sjouwwerk begint papa te ______________________________________ 15. Papa zoekt het gereedschap om mee te ________________________________________ 16. In de nieuwe flat _______________________________ papa de schilderijen aan de muur. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 9-24 Inpakken en wegwezen 17. Met de stofzuiger ____________________________________ tante Nellie de nieuwe flat. 18. De badkamer heeft tante Nellie al met een sopje _________________________________ 19. Voorzichtig helpt tante Nellie met het _________________________ van de verhuisdozen. 20a. Tante Nellie _______________________ de verhuisdoos opzij, omdat hij in de weg staat. 20b. De boekenkast past, omdat tante Nellie de bank iets _____________________________ Hoe ziet jouw huis of droomhuis eruit? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 10-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Roze muisjes 1. Vanochtend is mama van een prachtige dochter ___________________________________ 2. Mama _____________________________________ in haar ogen, omdat zij huilt van geluk. 3. Met haar mond _________________________________________ mama op Fiekes neusje. 4. Mama is moe en wil even op de bank ___________________________________________ 5. Papa kijkt trots als hij Fieke in zijn armen ________________________________________ 6. Papa _________________________________ Fieke zachtjes heen en weer, omdat zij huilt. 7. Met zijn hand _________________________________________ papa over Fiekes hoofdje. 8a. Zal papa Fiekes luier wel of niet moeten _______________________________________ ? 8b. Papa twijfelt of hij Fiekes luier wel of niet moet ___________________________________ 9. Jasper ___________________________________ heel zachtjes: “Hallo, ben jij mijn zusje?” 10. Fieke lacht, omdat Jasper onder haar voetjes ____________________________________ 11. Jasper wil het flesje warme melk aan Fieke ______________________________________ 12. Morgen mag Jasper op school beschuit met muisjes ______________________________ 13. Jasper doet zijn oren dicht, omdat Fieke begint te _________________________________ 14. Als het flesje leeg is, moet Fieke een boertje _____________________________________ 15. In de wieg _______________________________________________ Fieke op haar speen. 16. Als Fieke slaapt, kan je haar horen ____________________________________________ Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 11-24 Roze muisjes 17. Tante Nellie is dolblij en gaat mama, papa en Jasper ______________________________ 18. Tante Nellie geeft Fieke een knuffelbeest om mee te ______________________________ 19. Omdat de poepluier stinkt, wil tante Nellie haar neus ______________________________ 20. Tijdens het verschonen _________________________ tante Nellie zalf op Fiekes billetjes. Hoeveel broertjes en zusjes zou jij willen hebben? Wat wil je dan met elkaar gaan doen? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 12-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Kampeer een keer 1. In de schaduw wil papa de tent ________________________________________________ 2. Met de hamer ___________________________________ papa de tentharingen in de grond. 3. Met de pomp heeft papa het luchtbed ___________________________________________ 4. Helaas kan papa de kapotte tentrits niet _________________________________________ 5. Jasper wil weten hoe de camping is en gaat hem __________________________________ 6. Jasper ontdekt een klimwand waar kinderen tegenop _______________________________ 7. Als Jasper het buitenzwembad ziet, wil hij ________________________________________ 8. Jasper ______________ van de duikplank en ___________________________ mama nat. 9. Mama ______________________________________ de natte zwemkleding aan de waslijn. 10. Mama __________________________________ , omdat er een paar knijpers zijn gevallen. 11. Mama __________________________________ in haar nek, omdat de muggenbult jeukt. 12. Mama pakt de afwasborstel en de teil en gaat ____________________________________ 13. Niemand ziet de harige spin de tent in __________________________________________ 14. In de tent heeft de spin een groot web __________________________________________ 15. In de tent kan je een mug horen _______________________________________________ 16. Voor de tent __________________________________________ papa en mama de krant. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 13-24 Kampeer een keer 17. Opa heeft met zijn hengel in de rivier ___________________________________________ 18. Opa heeft de barbecue klaargezet om te kunnen _________________________________ 19. Opa _____________________________________ worstjes en verse vis op de barbecue. 20. Tijdens het barbecueën _______________________________ opa zijn duim en wijsvinger. Waar zou jij willen kamperen? Slaap je dan in een tent of in iets anders? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 14-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 2 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Ober Hink-stap-BOEM 1. Opa wil vanavond in een deftig restaurant ________________________________________ 2a. Opa _____________________________________ het restaurant en reserveert een tafel. 2b. Opa belt het restaurant en ___________________________________________ een tafel. 3. Opa kan zijn auto vlak bij het restaurant _________________________________________ 4. Opa ___________________________________ straks de rekening, omdat hij wil trakteren. 5. De ober vraagt beleefd of hij de jassen kan _______________________________________ 6. Terwijl de ober de tafel netjes ________________________________ , gaat iedereen zitten. 7. De ober glimlacht als hij de kaars op tafel ________________________________________ 8. De ober _________________________________________ bij elke tafel een broodmandje. 9. Bij de ober mag Jasper een drankje _____________________________________________ 10. Jasper neemt een te grote slok en _______________________________ op het tafelkleed. 11. Jasper zou alle gerechten van de menukaart wel _________________________________ 12. Jasper moet goed ____________________________________ over welk gerecht hij kiest. 13. Oma vindt thuis eten of _________________________________________ allebei heerlijk. 14. “Alstublieft!”, zegt oma als ze de menukaart aan de ober ___________________________ 15. Als alle gerechten op tafel staan, zegt oma: ” ____________________________ smakelijk!” 16. Oma sluit haar ogen, omdat zij _____________________________________ van het eten. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 15-24 Ober Hink-stap-BOEM 17. Benito __________________________________________ , omdat hij met open mond eet. 18a. “Hik, hik”, tijdens het diner moet Benito plotseling ________________________________ 18b. Benito schaamt zich als hij tijdens het diner een _________________________________ 19. Benito heeft genoeg gegeten en wil zijn toetje met iemand __________________________ 20. Benito __________________________________ opa en oma als de tafel wordt afgeruimd. Heb jij wel eens in een restaurant gegeten of zelf iets gekookt? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 16-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Op de markt 1. Elke woensdagmiddag gaat tante Nellie op de markt _______________________________ 2. Tante Nellie maakt een boodschappenlijstje, zodat zij niets vergeet te __________________ 3. Tante Nellie loopt met Jasper over de markt en ________________ de boodschappenmand. 4. Nieuwsgierig ____________________ tante Nellie met haar hand in een mand met koopjes. 5. Bij de bakkerskraam krijgt Jasper vaak iets lekkers dat hij mag _______________________ 6. De vorige keer vond Jasper iets vies dat hij heeft __________________________________ 7. Jasper wil stiekem __________________________ , omdat hij niet op zijn beurt wil wachten. 8. Als Jasper door iemand wordt betrapt, moet hij van schaamte ________________________ 9. Zenuwachtig kijkt Jasper om zich heen, omdat Tuig is ______________________________ 10. Iemand gilt van schrik als Tuig plotseling tussen het fruit ___________________________ 11. Op de weegschaal wordt Tuig samen met een ananas _____________________________ 12. Van de groenteboer krijgt Tuig een aardbei, die hij meteen __________________________ 13. Op de markt hebben Benito en Madelief met elkaar _______________________________ 14. Bij de poffertjeskraam _________________ Benito en Madelief poffertjes met poedersuiker. 15. Benito en Madelief ___________________________ hoe ze de poffertjes zullen gaan eten. 16. Hun plakkerige handen hebben Benito en Madelief aan hun broek ____________________ Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 17-24 Op de markt 17. Oma heeft zich _____________________________ en de verkeerde maat sokken gekocht. 18. Zonder bonnetje probeert oma de verkeerde maat sokken te ________________________ 19. Oma wil de kaasboer ___________________ , maar zij kan haar portemonnee niet vinden. 20. De politieagent vindt de portemonnee, die oma zojuist is ___________________________ Met wie ga jij wel eens naar de markt? Heb je ooit iets bijzonders meegemaakt? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 18-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Trippel trappel trippel HAP 1. Papa heeft zin om met elkaar het Sinterklaasfeest te gaan ___________________________ 2. Papa moet goed _________________________________ over welke surprise hij wil maken. 3. Terwijl papa de openhaard ________________ , __________ hij een nieuw Sinterklaasliedje. 4. Sommige stukjes ____________________________ papa, omdat hij niet alle woorden kent. 5. Jasper _________________ zich als Zwarte Piet en _______________ zijn gezicht zwart. 6. Op zijn tenen ______________________ Jasper naar binnen en laat zijn ouders schrikken. 7. Tijdens het _____________ van een verlanglijstje ____________ Jasper op een pepernoot. 8. Jasper _____________________________ of hij een leren voetbal of een robot zal vragen. 9. Zodra Jasper zijn schoen heeft gezet, _________________________ mama hem naar bed. 10. Voor het slapengaan heeft mama aan Jasper een Sinterklaasverhaal _________________ 11. Mama _____________ een punt aan haar potlood en ________________ een gedichtje. 12. Het gedichtje kan mama helemaal uit haar hoofd _________________________________ 13. Zwarte Piet ___________ het Sinterklaaspapier eraf, omdat het kado slordig is _________ 14. De overvolle jute zak kan Zwarte Piet haast niet meer _____________________________ 15. Door de schoorsteen laat Zwarte Piet zich voorzichtig naar beneden __________________ 16. Voordat Zwarte Piet naar binnen gaat, _______________________ hij zachtjes op de deur. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 19-24 Trippel trappel trippel HAP 17. Het verlanglijstje, dat Schimmel per ongeluk heeft opgegeten, is net __________________ 18. Nadat Schimmel hard heeft ______________________________ , is hij niet meer misselijk. 19. Als Schimmel vers water en hooi krijgt, hoor je hem tevreden ________________________ 20. Na een nacht hard werken, kan Schimmel fijn in zijn stal ___________________________ Welk Sinterklaasfeest zal je niet gauw vergeten? Waarom? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 20-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Hoog in de bergen 1. Jasper ______________________________ zijn ouders gedag, omdat hij op vakantie gaat. 2. In Zwitserland gaat Jasper met Benito’s familie _________________________ in de bergen. 3. Blij springt Jasper de auto in, omdat hij graag wil __________________________________ 4. Jasper vindt de autorit naar Zwitserland lang _______________ en begint te ____________ 5. Iedereen is stijf van het ____________________ en wil met de auto ergens ___________ 6. Nadat de auto vol met benzine is _________________________________ , rijden ze verder. 7. Ze _____________________________________ in de auto, omdat het 12 uur ’s middags is. 8. Als ze bij het vakantiehuisje aankomen, __________________________ vader Leo de auto. 9. Benito _____________ zijn koffer uit de auto en _____________ hem in het vakantiehuisje. 10. Benito wil zijn bergschoenen _______________ om de steile bergen te kunnen ________ 11. Benito kijkt heel goed op de wandelkaart, omdat hij niet wil _________________________ 12. Benito kan bijna niet _______________________ totdat ze op de besneeuwde bergtop zijn. 13. Terwijl de koeien in het gras _________________ , worden ze door de boer ____________ 14. Verderop in het gras loopt een geitje te __________________________ van: “Meh, meh!”. 15. In het gras ________________ Alpenbloemen, waarvan moeder Mary er één _________ 16. In het gras wordt op de wandelkaart ___________________ naar de kortste weg omhoog. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 21-24 Hoog in de bergen 17. Boven op de berg staat Benito met zijn armen in de lucht te _________________________ 18. Als moeder Mary de besneeuwde bergtop bereikt, hoort zij zichzelf ___________________ 19. Vanaf de berg _____________ vader Leo door zijn verrekijker naar de prachtige omgeving. 20. Boven op de berg ____________ Jasper tranen van geluk, omdat zijn hoogtevrees over is. Wat zou jij allemaal willen doen tijdens een vakantie in de bergen? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 22-24 Aanvulzinnen met werkwoorden - niveau 3 Schrijfwerkblad Rara welk werkwoord mist? Naam: Datum: Een Opa en Oma om de hoek 1. Opa _________________________ uit het raam, omdat Jasper zo meteen op bezoek komt. 2. De afspraak met Jasper heeft opa op de keukenkalender ____________________________ 3. Zodra er wordt aangebeld, gaat opa de voordeur __________________________________ 4. Opa ___________ Jaspers jas aan de kapstok, nadat hij hem vrolijk heeft _____________ 5. Als verrassing heeft Jasper iets lekkers voor opa en oma ____________________________ 6. Omdat Jaspers maag _____________ , mag hij in de keuken een boterham ____________ 7. Voor bij de warme chocolademelk mag Jasper met de mixer slagroom _________________ 8. Jasper heeft de slagroomkloppers ________________ en zijn mond met zijn mouw ______ 9. Oma heeft Madelief __________________ om te komen helpen met koekjes ___________ 10. In de keuken heeft oma op het aanrecht alle spullen _______________________________ 11. De kinderen krijgen allebei een schort, die oma bij hun _____________________________ 12. Als oma alle taken heeft ____________________ kan de oven worden ______________ 13. Madelief ___________ de boter op de weegschaal en _________ de eieren met een vork. 14. Madelief _____________ van het deeg, nadat ze het stevig heeft ___________________ 15. De bakplaat met koekjes __________________________ Madelief voorzichtig in de oven. 16. Een paar koekjes verbranden, omdat Madelief de oven te laat _______________________ Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 23-24 Een Opa en Oma om de hoek 17. Tante Nellie komt onverwachts op bezoek en ___________________ de heerlijke baklucht. 18. Tante Nellie is op dieet, maar wil toch één vers gebakken koekje _____________________ 19. Tante Nellie ______________ een paar keer achterelkaar, zodat haar koekje kan afkoelen. 20. Tante Nellie heeft haar koekje _______________________ , omdat er een … pleister in zit! Bij wie ga jij graag op bezoek? Wat voor leuks ga je dan doen? Schrijf maar op of maak een (plak)tekening. Luister & doe mee! Gratis Schrijfwerkblad 24-24
© Copyright 2024 ExpyDoc