Regioverkenning Hoeksche Waard 2013

Regioverkenning Hoeksche Waard 2013
Stand van zaken uitvoer regionale programma 2013
en signalen uit de Sociale Barometer en aanvullend onderzoek
september 2013 - eindredactie: J.M.J. Houben M.E. Jacobs
©Tympaan Instituut
Inhoud
1
Inleiding
1.1
1.1.1
1.1.2
1.1.3
1.1.4
1.1.5
1.1.6
1.1.7
1.2
2
Beleidscyclus Sociale Barometer-verkenningen-programma’s
Ondersteuning provincie Zuid-Holland bij Wmo
Kwetsbare burgers en de Wmo
Sociale Barometer
Regioverkenningen
Regionale programma’s
Uitvoering regionale programma’s
Tweede cyclus gestart
Werkwijze en opzet regioverkenning
Pijler leefomgeving
2.1
2.1.1
2.1.2
2.1.1
2.1.2
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.2.4
2.2.5
2.3
2.4
2.4.1
2.4.2
2.4.3
2.4.4
2.5
blz
1
1
1
2
2
3
3
3
4
4
5
Stand van zaken programmalijn leefomgeving
5
Beschrijving problematiek leefomgeving
5
Beoogde doelen, activiteiten en betrokken partijen
5
Stand van zaken doelen, activiteiten en betrokken partijen
5
Nieuwe problematiek voor komende jaar/jaren
6
Signalen uit de Sociale Barometer voor pijler leefomgeving
6
Toename geregistreerde geweldsdelicten en seksuele misdrijven,
afname delicten openbare orde en vernielingen
7
Inwoners positief over leefbaarheid woonbuurt
7
Weinig inwoners tevreden over aanbod jongerenvoorzieningen
7
Inwoners tevreden over contacten in hun buurt, aanpak
leefbaarheid en veiligheid door gemeente aandachtspunt
8
Grote afstand naar ziekenhuis
8
Signalen uit project ‘kennisverspreiding wonen met zorg’
8
Signalen uit project ‘voorwaarden voor zo lang mogelijk
zelfstandig wonen’
9
Ouderen maken zich zorgen over verdwijnen signaalfunctie
beroepskrachten
9
Ouderen denken na over alternatieven verzorgingshuis
9
Beroepskrachten voorkeur boven inzet sociale contacten
voor ondersteuning
9
Enquête onder Mantelzorgpanel en GGZ-panel
10
Conclusies en aanbevelingen pijler leefomgeving
10
3
Pijler participatie
3.1
3.1.1
3.1.2
3.1.3
3.1.4
3.2
3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.2.4
3.2.5
3.3
3.3.1
3.3.2
3.3.3
3.3.4
3.4
4
Stand van zaken programmalijn participatie
Beschrijving problematiek participatie
Beoogde doelen, activiteiten en betrokken partijen
Stand van zaken doelen, activiteiten en betrokken partijen
Nieuwe problematiek voor komende jaar/jaren
Signalen uit de Sociale Barometer voor pijler participatie
Relatief weinig niet-werkende werkzoekenden, maar sterke
toename sinds 2012
Toename van aantal 65-plussers met somatische of
psychogeriatrische aandoening
Bezuiniging op uitgaven huishoudelijke verzorging en
voorzieningen gehandicapten
Sterke daling begroting participatiebudget
Ontwikkeling mantelzorgbeleid blijft achter
Signalen uit project ‘Participatiewet en de vrijwilligerscentrale
Hoeksche Waard’
Vraagstelling
Doelgroepen Participatiewet
Vrijwilligerscentrale
Aanbevelingen
Conclusies en aanbevelingen pijler participatie
Pijler jeugd
4.1
4.1.1
4.1.2
4.1.3
4.1.4
4.2
4.2.1
4.2.2
4.2.3
4.2.4
4.2.5
4.3
4.4
2
Stand van zaken programmalijn jeugd
Beschrijving problematiek jeugd
Beoogde doelen, activiteiten en betrokken partijen
Stand van zaken doelen, activiteiten en betrokken partijen
Nieuwe problematiek voor komende jaar/jaren
Signalen uit de Sociale Barometer voor pijler jeugd
Weinig kwetsbare jeugdigen, maar toename armoede
Minder jeugdige verdachten, meer Halt-afdoeningen
Aantal voortijdig schoolverlaters gestegen
Aantal werkzoekende jongeren gestegen in de Hoeksche Waard
Hoog gebruik pedagogisch hulpaanbod
Signalen uit project ‘opvoed- en opgroeiondersteuning’
Conclusies en aanbevelingen pijler jeugd
11
11
11
11
11
11
12
12
12
12
13
13
14
14
14
15
15
16
17
17
17
17
18
18
18
18
19
19
19
19
20
20
5
Pijleroverstijgende thema’s
5.1
5.1.1
5.1.2
5.1.3
5.1.4
5.1.5
5.2
5.2.1
5.2.2
5.2.3
5.2.4
5.2.5
6
Drie transities
Drie decentralisaties in de Hoeksche Waard
Visievorming
Samenwerking lokaal en regionaal
Praktijkervaring
Synergievoordelen
Jongeren met een licht verstandelijke beperking
Regio overstijgend project
Enkele resultaten
Aard en omvang doelgroep
Problemen doelgroep
Aanbevelingen
Algemene conclusies en aanbevelingen
21
21
21
21
21
21
22
22
22
23
23
23
23
25
Literatuur
3
1
Inleiding
1.1
Beleidscyclus Sociale Barometer-verkenningen-programma’s
1.1.1
Ondersteuning provincie Zuid-Holland bij Wmo
In de Beleidsvisie Maatschappelijke Participatie 2013-2016 schetst de provincie ZuidHolland hoe zij de komende jaren haar ondersteunende taak invult. De provincie ZuidHolland zet de ondersteuningsinstellingen JSO, Tympaan Instituut en Zorgbelang ZuidHolland in om gemeenten te ondersteunen door kennisuitwisseling, gegevensverstrekking,
deskundigheidsbevordering en begeleiding:
• Het Tympaan Instituut biedt ondersteunende informatie voor de agendabepaling en de
uitvoering van de projecten in de regionale programma’s (zie paragrafen 1.1.4 en 1.1.5).
• JSO voert de regionale programma’s uit, ontwikkelt methodieken en past ze toe.
• De ondersteuning van Zorgbelang Zuid-Holland is gericht op de behartiging van collectieve belangen van zorgvragers.
Onderhavige regioverkenning is onderdeel van een jaarlijkse cyclus waarin de ondersteuning van JSO en Tympaan Instituut wordt vormgegeven. Deze cyclus wordt in de volgende
figuur beschreven.
Figuur 1 Cyclus Sociale Barometer-verkenningen-programma’s
bron: Provincie Zuid-Holland 2013
1.1.2
Kwetsbare burgers en de Wmo
Kwetsbare burgers die door problemen, beperkingen of ziekte hulp en ondersteuning nodig
hebben, kunnen een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het
gaat om de volgende doelgroepen:
• ouderen
• kinderen en jongeren met opgroeiproblemen
• ouders met opvoedproblemen
• mensen met een:
- lichamelijke beperking
- psychische beperking
- verstandelijke beperking
- en/of chronische ziekte
De hulp en ondersteuning kan betrekking hebben op:
• begeleiding
• huishoudelijke hulp
• vervoersvoorzieningen
• woningaanpassingen
• ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers
• maatschappelijke opvang
• sociaal-cultureel werk
• en/of opvoedhulp
De gemeenten voeren de Wmo uit. De provincies hebben een wettelijke taak om gemeenten hierbij te ondersteunen.
1.1.3
Sociale Barometer
Deze cyclus is begin 2012 gestart met de publicatie van de Sociale Barometer op het Regionaal Informatiesysteem Samenleving. In de Sociale Barometer worden gemeenten en regio’s op drie pijlers met elkaar vergeleken: jeugd, leefomgeving en participatie. Elke pijler
bestaat op zijn beurt uit vijf indicatoren. Voor jeugd zijn dit:
• kwetsbare jeugdigen
• jeugdcriminaliteit
• onderwijs
• werkloosheid
• ondersteuning voor (zorg)jeugd
De indicatoren van leefomgeving zijn:
• veiligheid en criminaliteit
• overlast en vervuiling
• kwaliteit openbare ruimte
• betrokkenheid bij de buurt
• voorzieningen
De indicatoren van participatie zijn:
• kwetsbare groepen
• sociale contacten
• ondersteuning zorgbehoevenden
• ondersteuning arbeidsgehandicapten
• ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers
2
Een indicator bestaat uit een aantal variabelen. In de Sociale Barometer kan voor alle variabelen en indicatoren per gemeente en per regio bekeken worden:
• hoe absoluut en relatief gescoord wordt
• de plaats in de rangorde van alle gemeenten in Zuid-Holland (alleen voor gemeenten)
• de plaats in de rangorde van alle gemeenten met een zelfde mate van stedelijkheid (alleen voor gemeenten)
• hoe gescoord wordt vergeleken met een andere gemeente, regio of de hele provincie
Zuid-Holland
• hoe gescoord wordt vergeleken met de beschikbare gegevens van een jaar geleden
1.1.4
Regioverkenningen
Eind 2012 zijn voor alle acht Zuid-Hollandse regio’s de eerste regioverkenningen uitgebracht door het Tympaan Instituut. Deze regioverkenningen geven de resultaten weer van
de analyse van de Sociale Barometer aangevuld met kwalitatief onderzoek.
Per pijler is gekeken op welke indicatoren zich knelpunten voordeden. Per knelpunten
wordt aangegeven:
• wat de aard en omvang van het probleem is
• wat de literatuur hierover zegt
• wat er reeds gedaan is/wordt in de regio
• welke goede voorbeelden van elders gebruikt zouden kunnen worden
• welke aanbevelingen gedaan kunnen worden op basis van de beschikbare informatie
Daarnaast is apart aandacht besteed aan de drie transities (AWBZ, jeugdzorg en Participatiewet). De regioverkenningen dienden als input voor de regionale programma’s.
1.1.5
Regionale programma’s
De regio’s, ondersteund door JSO, hebben eind 2012 elk een regionaal programma ingediend bij de provincie met de plannen voor de ondersteuning voor JSO en het Tympaan
Instituut in 2013 (en verder). De meeste regionale programma’s zijn ingedeeld naar de drie
pijlers jeugd, participatie en leefomgeving. Daarnaast zijn de transities een steeds terugkerend thema.
1.1.6
Uitvoering regionale programma’s
Begin 2013 heeft JSO de regionale programma’s vertaald in opdrachtformuleringen voor
hun ondersteuning aan de regio’s. Het Tympaan Instituut heeft, in samenwerking met JSO,
projectplannen geschreven voor zijn aandeel in de uitvoering van de regionale programma’s. Die uitvoering (door JSO en Tympaan Instituut) loopt het hele jaar 2013.
Daarnaast voert het Tympaan Instituut in 2013 enkele bovenregionale projecten uit die betrekking hebben op thema’s die in meerdere regionale programma’s terugkomen:
• de drie transities Wmo
• burgerkracht
• jongeren met een licht verstandelijke beperking
• doorontwikkeling CJG’s
• wonen met zorg
• vitaliteit platteland
• voorwaarden voor zo lang mogelijk zelfstandig wonen
3
1.1.7
Tweede cyclus gestart
Inmiddels is de tweede meting van de Sociale Barometer online en kunnen de gegevens die
een jaar geleden beschikbaar waren vergeleken worden met de huidig beschikbare gegevens 1.
Voor eind 2013 staat de tweede serie regioverkenningen gepland en de daarop gebaseerde
regionale programma’s (voor 2014 en verder). In de regionale programma’s wordt concreet
(SMART) geformuleerd welke resultaten worden verwacht, zodat de derde serie regioverkenningen in 2014 daar vervolgens weer op in kunnen gaan.
1.2
Werkwijze en opzet regioverkenning
In het Uitvoeringsprogramma Maatschappelijke Participatie 2013 beschrijft de provincie
Zuid-Holland dat de regioverkenningen gebaseerd worden op:
2
• de analyse van de uitkomsten van de Sociale Barometer
• de input van de regio’s
• de expertise van JSO
Ook geeft de provincie in het uitvoeringsprogramma aan dat de regioverkenningen effecten
van de ondersteuning zichtbaar maken en input moeten leveren voor de (volgende) regionale programma’s.
Deze regioverkenning heeft daarom twee doelen gekregen:
1 Voor de provincie wordt een schets gegeven van de stand van zaken per programmalijn
uit het regionale programma van eind 2012:
a hoe lopen de geplande activiteiten?
b welke partijen zijn betrokken?
c wat is de planning?
d zijn er wijzigingen in de aanpak?
e zijn er al resultaten/doelen behaald?
2 Voor de regio en JSO worden de belangrijkste gegevens gepresenteerd die voortvloeien
uit de bijdragen van het Tympaan Instituut aan de uitvoering van de regionale programma’s (2012), de bovenregionale projecten en de analyse van de nieuwste gegevens
van de Sociale Barometer. Dit is input voor de volgende regionale programma’s.
Omdat we midden in het jaar een stand van zaken opmaken, zijn niet altijd alle gegevens
beschikbaar die we zouden willen presenteren. Sommige projecten lopen nog. Zo veel mogelijk worden de reeds bekende resultaten meegenomen in deze regioverkenning. Later dit
jaar zullen ook aparte publicaties en producten verschijnen over de resultaten van de projecten (regionaal en bovenregionaal) van het Tympaan Instituut.
1
2
4
Voor de pijler ‘leefomgeving’ is deze vergelijking op dit moment slechts beperkt, mogelijk vanwege (nog) niet beschikbaar
zijn van nieuwe gegevens.
Omdat de gegevens in de Sociale Barometer gedurende het jaar steeds geüpdatet worden zodra nieuwe gegevens beschikbaar zijn, kan het voorkomen dat de cijfers die genoemd worden in deze verkenning afwijken van de actuele cijfers in de
Sociale Barometer.
2
Pijler leefomgeving
Een goede leefomgeving houdt in dat bewoners en gebruikers van de openbare ruimte hun
leefomgeving schoon en aantrekkelijk ervaren, zodat ze er graag wonen, werken en verblijven. Voor de kwaliteit van de leefomgeving zijn veel partijen verantwoordelijk: overheid,
politie, woningcorporaties, bedrijven, verenigingen en niet in de laatste plaats de burger
zelf. Bij de bepaling van wat een buurt, wijk, dorp of stad wel of niet leefbaar maakt, spelen
zowel fysieke als sociale aspecten een rol.
2.1
Stand van zaken programmalijn leefomgeving
In de Hoeksche Waard hanteert men het uitgangspunt dat kwetsbare burgers zo lang en zo
goed mogelijk zelfstandig dienen te leven en deelnemen aan het maatschappelijk leven. In
2010 kwam men hierover tot afspraken binnen het platform Wonen, Welzijn & Zorg, neergelegd in het Pact van mijn Hart en ondertekend op 22 september 2010 door de gemeenten, woningbouwcorporaties, welzijnsinstellingen en zorgaanbieders.
2.1.1
Beschrijving problematiek leefomgeving
Door de sterke vergrijzing in de Hoeksche Waard en het langer zelfstandig blijven wonen
neemt de behoefte aan wonen met zorg en het beroep op mantelzorg toe. Hoe kunnen (vitale) kernen inspelen op deze ontwikkelingen?
2.1.2
Beoogde doelen, activiteiten en betrokken partijen
Het ‘Pact van mijn Hart’, met een doorlooptijd tot 2015, vormt de basis van deze programmalijn. Hierbij wordt toegewerkt naar een vitale Hoeksche Waard waarin mensen zo lang
mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Er zijn verschillende activiteiten te onderscheiden zoals
een communicatietraject over langer zelfstandig blijven wonen en woningaanpassingen en
ook het toewerken naar een passend, dekkend en effectief welzijnsaanbod. Aan de hand
van de prestatieafspraken in het Pact worden knelpunten in kaart gebracht en regionale oplossingen gezocht. Doorstroming naar geschiktere woningen wordt bevorderd en er wordt
ingezet op een efficiënte structuur van vervoer voor de kwetsbare doelgroepen. De betrokken partijen moeten goed gaan samenwerken en er wordt ingezet op regionaal beleid voor
mantelzorgondersteuning. Het is erg belangrijk dat er binnen de Hoeksche Waard een gedeelde visie is over de te bereiken resultaten.
2.1.1
Stand van zaken doelen, activiteiten en betrokken partijen
Afstemming binnen de kerngroep WWZ, een achterbanbijeenkomst met alle ondertekenaars van het ‘Pact van mijn Hart’, masterclasses en dialoogtafels in het kader van de Hoeksche Waard als anticipeerregio bevolkingsdaling, ambtelijke afstemming in het kader van de
drie transities, hebben ertoe geleid dat het besef van urgentie voor de doelstelling ‘een vitale Hoeksche Waard’ breed gedeeld wordt. Via nieuwsbrieven Samenleving met artikelen
over Wonen, Welzijn en Zorg is de informatie onder een nog grotere groep verspreid. Presentaties over de WWZ monitor voor verschillende afdelingen binnen de gemeente en een
bijeenkomst over het scheiden van wonen en zorg hebben bijgedragen aan een verhoging
van het kennisniveau van ambtenaren.
5
Als concrete resultaten zijn te noemen:
• verlenging van de afspraken uit het ‘Pact van mijn Hart’ (inclusief een financiële bijdrage
van de partners);
• uitvoeringsprogramma voor de periode tot 2015;
• structuur voor informatie-uitwisseling tussen de kerngroep WWZ en ambtenaren zodat
deze elkaar kunnen versterken.
Ook is ondersteuning gegeven aan projecten zoals de digitale Hoeksche Waard, opplussen,
welzijn op recept en collectief vervoer.
Het traject rondom de anticipeerregio’s heeft geleid tot een bewustwording rond de concentratie van voorzieningen. Dit heeft nog niet geleid tot een regionale visie op de concentratie van voorzieningen.
Wat betreft de doorstroming naar geschiktere woningen is een behoorlijke slag geslagen
omdat er in Oud-Beijerland veel levensloopgeschikte woningen zijn opgeleverd. Wel wordt
dit proces belemmerd door de economische crisis, die maakt het sommige ouderen moeilijk
hun woning te verkopen en dat stremt de doorstroming.
Wat betreft de inventarisatie van belemmeringen en behoeften van senioren zijn nog geen
stappen ondernomen. Mogelijk kan het Tympaan Instituut daar een rol in spelen en in 2014
deze inventarisatie ter hand nemen.
De regionale mantelzorgondersteuning wordt geregeld en georganiseerd via MEE. Het zou
een aanbeveling zijn de rol van de gemeenten wat nadrukkelijker in te vullen.
2.1.2
Nieuwe problematiek voor komende jaar/jaren
In 2014 is het de bedoeling het ‘Pact van mijn Hart’ te updaten. Het zou meer moeten aanhaken bij het sociale domein. Ook zijn er ontwikkelingen op het gebied van vervoer. De Hoeksche Waard is samen met Goeree Overflakkee een aandachtsgebied vanuit de provincie.
Het scheiden van wonen en zorg wordt een belangrijk aandachtspunt. Men heeft in dat kader behoefte aan kennis rond de omvang van de doelgroepen (via ramingen bijvoorbeeld),
de verdeling van verantwoordelijkheden en de mogelijke kosten in het kader van de Wmo
voor de gemeenten.
2.2
Signalen uit de Sociale Barometer voor pijler leefomgeving
In de Sociale Barometer is leefomgeving gemeten met vijf indicatoren:
1 veiligheid en criminaliteit
2 overlast en vervuiling
3 kwaliteit openbare ruimte
4 betrokkenheid bij de buurt
5 voorzieningen
De meest recente cijfers over deze indicatoren zijn geanalyseerd, vergeleken met de cijfers
van vorig jaar, vergeleken met andere regio’s en met de hele provincie Zuid-Holland. De
opvallende resultaten worden in deze paragraaf beschreven.
NB Anders dan voor de pijlers participatie en jeugd zijn er weinig gegevens op gemeenteniveau beschikbaar. De gegevens zijn veelal op regioniveau. Ook is het maar in beperkte mate
mogelijk om een vergelijking in de tijd te maken. Dit komt doordat van de indicatoren niet
meer alle gegevens beschikbaar zijn of omdat de vraagstelling in de Integrale Veiligheids-
6
monitor, waaruit een groot deel van de gegevens afkomstig is, is gewijzigd. Hierdoor is een
een-op-eenvergelijking van de antwoorden van verschillende jaren niet mogelijk.
2.2.1
Toename geregistreerde geweldsdelicten en seksuele misdrijven, afname
delicten openbare orde en vernielingen
Het percentage geregistreerde delicten in de Hoeksche Waard ligt lager dan gemiddeld in
Zuid-Holland, met name als het gaat om het percentage vermogensdelicten. Ten opzichte
van 2010 is het aantal vernielingen en delicten openbare orde en gezag gedaald met 7%
(775 geregistreerde delicten in 2011).
In de Hoeksche Waard is het aantal geregistreerde geweldsdelicten(waaronder stalking,
mishandeling en moord) en seksuele misdrijven opvallend toegenomen. In 2011 zijn 360
delicten geregistreerd tegenover 295 in 2010 (+22%). Procentueel is de toename in
Binnenmaas met 32% het grootst. Het aantal geregistreerde geweldsdelicten en seksuele
misdrijven naar plaats delict in de Hoeksche Waard is ondanks de sterke toename relatief
klein. In 2011 zijn in de regio 42 delicten per 10.000 inwoners geregistreerd. Het provinciale
gemiddelde bedraagt 76 delicten per 10.000 inwoners.
Inwoners in de Hoeksche Waard achten de kans om slachtoffer van een misdrijf te worden
lager dan gemiddeld in Zuid-Holland. Het grootst acht men de kans om slachtoffer te worden van een woninginbraak: 5,9% van de inwoners acht de kans groot daarvan slachtoffer
te worden, wat ruim de helft minder is dan gemiddeld in Zuid-Holland (gemiddeld 12,3%).
Inwoners in de Hoeksche Waard voelen zich relatief veilig. Ze waarderen de veiligheid van
hun buurt met een 7,6 (6,9 gemiddeld in Zuid-Holland).
2.2.2
Inwoners positief over leefbaarheid woonbuurt
Van alle regio’s in Zuid-Holland zijn de inwoners van de Hoeksche Waard het meest tevreden over de leefbaarheid van hun woonbuurt en hebben zij gemiddeld genomen het minst
te maken met overlast in hun woonbuurt. De leefbaarheid van hun woonbuurt waarderen
zij met het cijfer 7,6, terwijl dat gemiddeld in Zuid-Holland 7,2 is. In de woonbuurt worden
het minst problemen ervaren op het gebied van horeca, dronken mensen op straat en bekladding van muren en gebouwen. Hondenpoep en verkeersoverlast (parkeeroverlast en te
hard rijden) zijn net als in de overige regio’s de grootste problemen in de leefomgeving, ook
al wordt er minder overlast ervaren dan gemiddeld in Zuid-Holland. Ongeveer 1 op de 6 inwoners ervaart overlast door hondenpoep en parkeren, bijna 1 op 5 overlast door hard rijden.
2.2.3
Weinig inwoners tevreden over aanbod jongerenvoorzieningen
In de Hoeksche Waard is een minderheid van de inwoners tevreden over het aanbod van
voorzieningen voor jongeren in de buurt. In de Hoeksche Waard is een kwart van de inwoners (26%) het (helemaal) eens met de stelling: ‘In de buurt zijn goede voorzieningen voor
jongeren’. Dat is iets vaker dan gemiddeld in de provincie (24%). De inwoners van de Hoeksche Waard zijn in meerderheid wel tevreden over het onderhoud van wegen, paden en
pleintjes in de buurt (74%), het onderhoud van plantsoenen en parken in de buurt (75%),
buitenverlichting (81%) en speelplekken voor kinderen in de buurt (65%).
7
2.2.4
Inwoners tevreden over contacten in hun buurt, aanpak leefbaarheid en
veiligheid door gemeente aandachtspunt
Ongeveer 85% van de inwoners in Hoeksche Waard vindt dat mensen in de buurt elkaar
kennen, bijna driekwart dat mensen in de buurt prettig met elkaar omgaan en ruim tweederde voelt zich thuis bij de mensen in de buurt. Inwoners in de regio AlblasserwaardVijfheerenlanden zijn daarmee positiever over de betrokkenheid van bewoners bij hun
buurt dan gemiddeld in Zuid-Holland. Slechts 45% inwoners vindt dat er ook sprake is van
gezelligheid en saamhorigheid in de buurt, al ligt dat percentage fors hoger dan het provinciale gemiddelde (37%).
Aandachtspunt volgens inwoners is de mate waarin de gemeente zich inzet voor de buurt:
ongeveer de helft vindt dat de gemeente aandacht heeft voor de leefbaarheid en de veiligheid in de buurt (vergelijkbaar met het provinciale gemiddelde), 36% vindt dat de gemeente informeert over de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt en 29% vindt dat
de buurt daarbij betrokken wordt (beide ongeveer 5% onder het provinciale gemiddelde).
2.2.5
Grote afstand naar ziekenhuis
De gemiddelde afstand in kilometers tot een ziekenhuis (exclusief buitenpolikliniek) is voor
inwoners uit de Hoeksche Waard het grootst van heel Zuid-Holland, vooral in Korendijk. In
2012 moeten inwoners van de Hoeksche Waard gemiddeld 14,6 kilometer overbruggen om
bij een ziekenhuis (exclusief buitenpolikliniek) te komen. Ten opzichte van 2011 is de afstand hetzelfde gebleven. Gemiddeld in de provincie moet 4,7 kilometer worden afgelegd.
Inwoners van de Hoeksche Waard moeten gemiddeld 6,2 kilometer overbruggen om bij een
buitenpolikliniek te komen. Gemiddeld in de provincie is dat 3,4 kilometer. Ten opzichte
van 2011 is de afstand gelijk gebleven geworden. Een buitenpolikliniek is een locatie van
een ziekenhuis waar men terecht kan voor poliklinische behandeling of controle. Patiënten
worden niet voor meer dan 24 uur opgenomen en er worden geen grote operaties uitgevoerd.
Inwoners van de gemeente Korendijk wonen gemiddeld het verst van een ziekenhuis van
heel Zuid-Holland (23,4 kilometer) en een buitenpolikliniek (10,3 kilometer). Ook inwoners
van Cromstrijen wonen ver van een ziekenhuis (19,1) kilometer.
2.3
Signalen uit project ‘kennisverspreiding wonen met zorg’
Op basis van het Ramingsmodel Wonen met Zorg brengt het Tympaan Instituut de behoefte aan wonen met zorg (beschermd, verzorgd en geschikt wonen) in kaart. Hierbij wordt rekening gehouden met het scheiden van wonen en zorg. In factsheets wordt per regio in
kaart gebracht:
• relevante demografische ontwikkelingen;
• ontwikkeling van de behoefte aan wonen met zorg;
• de behoefte aan extramurale zorg en ondersteuning;
• kwalitatieve ontwikkelingen rondom wonen voor ouderen.
[De belangrijkste conclusies worden opgenomen in de definitieve versie van de regioverkenningen. De factsheets per regio zijn in november op de website van het Tympaan Instituut
beschikbaar.]
8
2.4
Signalen uit project ‘voorwaarden voor zo lang mogelijk
zelfstandig wonen’ 3
2.4.1
Ouderen maken zich zorgen over verdwijnen signaalfunctie beroepskrachten
In het uitgangspunt dat ouderen graag zolang mogelijk thuis willen blijven wonen, kunnen de
senioren zich vinden. Een ruime meerderheid (71%) wil, ook als ondersteuning nodig is, liever
thuis blijven wonen dan naar een verzorgingshuis verhuizen. Voor de respondenten is het echter moeilijk te begrijpen dat, terwijl de overheid langer zelfstandig wonen propageert, tegelijkertijd voorzieningen worden wegbezuinigd die zelfstandigheid vergroten. Hierbij wordt gedacht aan bezuinigingen op persoonlijke verzorging door de gemeenten en verpleging door de
thuiszorg. Ook bezuinigingen op steunpunten of zorgposten en maaltijdvoorzieningen maken
zelfstandig wonen moeilijker voor ouderen.
De deelnemers maken zich niet alleen zorgen over de vermindering van voorzieningen en
zorgverlening, maar ook over het verdwijnen van de signaalfunctie van beroepskrachten. Door
de bezuinigingen wordt het moeilijker voor bijvoorbeeld thuiszorgmedewerkers om te volgen
hoeveel en wat voor zorg iemand nodig heeft.
2.4.2
Ouderen denken na over alternatieven verzorgingshuis
De overgang van zelfstandigheid naar het punt dat 24-uurszorg nodig is, gaat volgens de respondenten geleidelijk. Een ruime meerderheid (64%) is wel (enigszins) optimistisch over zijn of
haar mogelijkheden wat betreft zelfstandig wonen als (meer) hulp of zorg nodig is.
Bijna de helft van de respondenten woont in een woning die geschikt is om zelfstandig te blijven wonen als meer hulp of zorg nodig is. De woning van 34% is niet geschikt, maar wel geschikt te maken. De woning van 11% is niet geschikt te maken en 7% weet niet of dat mogelijk
is. Ruim een derde (34%) van de respondenten zou verhuizen als zij meer zorg nodig hebben,
omdat hun kind(eren), familie of vrienden/kennissen te ver weg wonen.
Een ruime meerderheid (90%) van de senioren maakt zich zorgen over de betaalbaarheid van
zorg en hulp. Een eveneens ruime meerderheid (86%) van de senioren twijfelt of hij of zij nog
wel naar een verzorgingshuis kan als dat nodig is. Een ruime meerderheid (79%) heeft over alternatieven voor een verzorgingshuis nagedacht, zoals aanpassen van huidige woning (41%),
verhuizen naar een woongroep (26%), andere zelfstandige woning (25%) en inzet vrijwilligersorganisatie (24%). 60’ers denken vaker aan wonen in een woongroep dan 70’ers en 80plussers.
2.4.3
Beroepskrachten voorkeur boven inzet sociale contacten voor ondersteuning
47% van de respondenten heeft er (enigszins) problemen mee om mensen uit de sociale omgeving om hulp te vragen. Hoe ouder hoe minder moeite men heeft om hulp te vragen. Een
ruime meerderheid (85%) wil liever door beroepskrachten worden geholpen dan door familie,
kennissen of buren. 82% van de senioren is (enigszins) bang een last voor zijn of haar sociale
omgeving te worden als de vraag voor ondersteuning toeneemt Meer dan de helft (55%) denkt
wel ondersteuning te krijgen als zij daarom vragen.
3
Dit is een provinciaal project en de resultaten gaan dus over de hele provincie, waaronder Hoeksche Waard.
9
Voor ondersteuning wordt vooral een beroep gedaan op de partner en vervolgens op kinderen. Opvallend is dat senioren vaker een beroep kunnen doen op hun sociale omgeving voor
verpleging dan voor persoonlijke verzorging. Zo kan 56% een beroep doen op zijn of haar kinderen voor verpleging tegen 44% voor persoonlijke verzorging. Uit het groepsgesprek wordt
duidelijk dat vaak geen beroep gedaan kan worden op kinderen voor ondersteuning omdat zij
te ver weg wonen. Daarnaast wordt gevreesd voor overbelasting van kinderen omdat ze druk
zijn met werk en hun eigen gezin. Vooral als ouders en schoonouders gelijktijdig hulp nodig
hebben, wordt verwacht dat kinderen de ondersteuning niet aan kunnen. Een ruime meerderheid (94%) is zeer tot enigszins tevreden over het contact met kind(eren).
44% zou gebruikmaken van een vrijwilligersorganisatie en 48% van betaalde particuliere hulp
als (meer) hulp of zorg nodig is. Het is voor bijna alle senioren (94%) belangrijk dat hulp en zorg
zo veel mogelijk door één beroepskracht wordt uitgevoerd.
2.4.4
Enquête onder Mantelzorgpanel en GGZ-panel
Naast de enquête onder het Seniorenpanel zijn ook het Mantelzorgpanel en het GGZ-panel
bevraagd. Hoe denken GGZ-cliënten over zelfstandig wonen en hoe denken mantelzorgelzorgers over het zelfstandig wonen van degene voor wie zij zorgen? Wat hebben zij daarbij nodig,
welke ondersteuning van sociale contacten kunnen zij inzetten en waar ondervinden of voorzien zij de komende jaren knelpunten?
[Een uitgebreide rapportage over de resultaten van de enquêtes verschijnt in november.]
2.5
Conclusies en aanbevelingen pijler leefomgeving
[Wordt ingevuld na verwerking van de opmerkingen van regio en JSO op de conceptregioverkenning.]
10
3
Pijler participatie
In de Wmo is er veel aandacht voor de participatie van burgers, zowel de ‘kwetsbare’ als de
‘weerbare’ burgers. Iedereen telt mee en moet meedoen. Participeren gaat om ‘meedoen’
aan bijvoorbeeld betaalde arbeid, vrijwilligerswerk of onderwijs, ook door mensen die extra
ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld door een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking of problemen thuis. De sociale omgeving, hulpverleningsorganisaties en de
lokale overheid spelen hierbij een centrale rol.
3.1
Stand van zaken programmalijn participatie
In de Hoeksche Waard streeft men naar een regio waar iedereen kan meedoen. De op handen zijnde transities vragen veel van de gemeenten maar ook van de regionale samenwerking. In de Hoeksche Waard wil men daarop anticiperen en de inzet van professionele organisaties bundelen.
3.1.1
Beschrijving problematiek participatie
Niet meedoen heeft ongewenste effecten, zowel voor de persoon als voor de samenleving.
De gemeente moet in het kader van de transities meer regie gaan voeren en samen met
uitvoeringsorganisaties toewerken naar versterken van eigen kracht en zelfredzaamheid.
Essentieel daarbij is een sterke lokale/regionale welzijnspartner.
3.1.2
Beoogde doelen, activiteiten en betrokken partijen
Om Welzijn in de Hoeksche Waard toekomstbestendig te maken zijn de lokale welzijnsorganisaties gefuseerd. De regio stuurt erop aan dat ouderen in staat zijn zo lang mogelijk
zelfstandig te leven. Verder wil men ‘eigen kracht’ mobiliseren, de pas gestarte welzijnsorganisatie en vrijwilligerscentrales verankeren. Ook dient een duidelijke visie op vrijwilligers
ontwikkeld te worden. Door een goed welzijnsaanbod wil men bereiken dat zorg pas later
of niet nodig is.
3.1.3
Stand van zaken doelen, activiteiten en betrokken partijen
De juridische fusie van Welzijn Hoeksche Waard is afgerond. Intern moet het samenwerkingsproces opnieuw vorm krijgen en zullen nieuwe werkwijzen worden ingevoerd, zoals
het werken volgens de principes van Welzijn Nieuwe Stijl. Ook in de gemeentelijke gezamelijke aansturing is geïnvesteerd via training, coaching en een ontwikkeld format. Welzijn
Hoeksche Waard heeft een eerste aanzet gedaan tot de invulling van de dienstverlening
voor 2014. Voor een haalbaarheidsonderzoek dienstverlening Vrijwilligerscentrale is een
plan opgesteld, een vragenlijst ontwikkeld en zijn organisaties geïnterviewd. Het Tympaan
Instituut heeft in dit kader een onderzoek gedaan naar de doelgroepen van de Participatiewet en aanbevelingen geformuleerd voor de regio Hoeksche Waard. In de tweede helft van
het jaar wordt de bevindingen gedeeld met ambtenaren om te komen tot een gemeenschappelijke visie en aanpak.
3.1.4
Nieuwe problematiek voor komende jaar/jaren
Na een regionale visie sociaal domein is er nu een transformatieplan ontwikkeld. In de regio
is behoefte aan ondersteuning bij de uitvoering van pilots. Het Tympaan Instituut is reeds in
11
2013 betrokken bij de opzet van deze pilots (sociale wijkteams) om te komen tot een verantwoorde meting van resultaten. JSO zou in 2014 kunnen ondersteunen bij de opzet en
uitvoering van de pilot(s) zoals sociale wijkteams.
Een andere vraag die in 2014 speelt is ondersteuning om de cliëntparticipatie vorm te geven. Er ligt nu een gezamenlijk voorstel van JSO/Tympaan Instituut/Zorgbelang. Wellicht
dat het cijfers oplevert die ook voor de Hoeksche Waard interessant zijn?
3.2
Signalen uit de Sociale Barometer voor pijler participatie
In de Sociale Barometer is participatie gemeten met vijf indicatoren:
1 kwetsbare groepen
2 sociale contacten
3 ondersteuning zorgbehoevenden
4 ondersteuning arbeidsgehandicapten
5 ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers
De meest recente cijfers over deze indicatoren zijn geanalyseerd, vergeleken met de cijfers
van vorig jaar, vergeleken met andere regio’s, met de hele provincie Zuid-Holland en met
soortgelijke gemeenten. De opvallende resultaten worden in deze paragraaf beschreven.
3.2.1
Relatief weinig niet-werkende werkzoekenden, maar sterke toename sinds 2012
Begin 2013 was 4,7% van de beroepsbevolking in de Hoeksche Waard werkloos. In vergelijking met de provincie Zuid-Holland is dit laag (9%). In de gemeente Strijen wonen de meeste niet-werkende werkzoekenden: 6,1% van de totale beroepsbevolking is hier werkloos.
Dit is nog steeds minder dan gemiddeld in de provincie (9%) maar meer dan gemiddeld
voor een weinig stedelijke gemeente (5%). De gemeente Cromstrijen kent het laagst percentage werklozen: 3,9% van de beroepsbevolking zoekt hier naar werk.
Net als in alle andere regio’s is tussen januari 2012 en 2013 het aantal niet-werkende werkzoekenden in de regio HW toegenomen, in dit geval met ruim 60%. Provinciaal is deze toename 30%. Het aantal niet-werkende werkzoekenden in de gemeente Cromstrijen is het
minst toegenomen van alle gemeenten in de regio, maar nog steeds was deze toename
50%. Het aantal niet-werkende werkzoekenden is met ruim 70% in Strijen het meest toegenomen.
3.2.2
Toename van aantal 65-plussers met somatische of psychogeriatrische aandoening
Ongeveer 1.000 65-plussers in de Hoeksche Waard hebben een somatische of psychogeriatrische aandoening waarvoor zij een indicatie voor extramurale zorg hebben. Dit is 6,6% van
het totaal aantal inwoners van 65 jaar en ouder. In de provincie is dit 7,2%.
Tussen 2012 en 2013 is deze groep 65-plussers met 7,8% toegenomen in deze regio, terwijl
dit in de provincie toenam met 3,8%. Dit is de grootste toename van alle regio’s.
3.2.3
Bezuiniging op uitgaven huishoudelijke verzorging en voorzieningen gehandicapten
Gezien deze ontwikkeling is het opvallend dat in de regio gemiddeld wordt bezuinigd op de
uitgaven voor huishoudelijke verzorging en voorzieningen voor gehandicapten.
Vooral in de gemeente Korendijk en de gemeente Cromstrijen zijn de begrote uitgaven voor
2013 aan huishoudelijke verzorging vrij sterk afgenomen. Korendijk heeft voor 2013
12
€ 857,00 per inwoner van 75 jaar en ouder begroot. De gemeenten Binnenmaas en OudBeijerland hebben juist een groter bedrag begroot.
Ook de begrote uitgaven aan voorzieningen voor gehandicapten (collectieve en individuele
vervoersvoorzieningen, woningaanpassingen, et cetera) zijn opgeschroefd. Met € 66,00 per
inwoner is dit het hoogste bedrag binnen de provincie. De begrote uitgaven aan voorzieningen voor gehandicapten zijn in de hele provincie bekeken het hoogst in de gemeente
Gorinchem (€ 88,00 per inwoner) en het laagst in Zederik (€ 31,00 per inwoner).
Tabel 1
Begrote gemeentelijke uitgaven in euro’s per inwoner van 75 jaar en ouder aan huishoudelijke verzorging en in euro’s per inwoner aan voorzieningen gehandicapten in de
Hoeksche Waard
gemeente
huishoudelijke verzorging
(€ per inwoner van 75 jaar en ouder)
2012
2013
voorzieningen gehandicapten
(€ per inwoner)
%2012-2013
2012
2013
%2012-2013
binnenmaas
1.001
1.163
16,2
48
35
-27,1
cromstrijen
1.699
1.334
-21,5
28
37
32,1
korendijk
1.043
875
-16,1
28
37
32,1
oud-beijerland
1.068
1.117
4,6
44
42
-4,5
strijen
1.697
1.628
-4,1
45
52
15,6
hoeksche waard
1.199
1.188
-0,9
41
39
-4,9
zuid-holland
1.339
1.361
1,6
62
61
-1,6
bron: CBS; bewerking Tympaan Instituut
3.2.4
Sterke daling begroting participatiebudget
In het participatiebudget zijn gemeentelijke middelen voor het aanbieden van reintegratievoorzieningen, inburgeringvoorzieningen en volwasseneneducatie samengebracht
tot één budget. Voor Zuid-Holland werd er in 2012 gemiddeld € 152,00 per inwoner begroot voor dit budget. Voor 2013 is er gemiddeld € 113,00 begroot, een daling van 26%. De
verschillen tussen de regio’s zijn groot. De begroting voor Hoeksche Waard was in 2012
€ 34,00. In 2013 is dit € 17,00, het laagste bedrag van de verschillende regio’s. De daling is
onder de verschillende regio’s relatief het grootst voor de Hoeksche Waard.
De daling tussen 2012 en 2013 is het sterkst voor Binnenmaas, van 38 naar € 13,00 (een daling van 66%). Binnenmaas behoort daarmee samen met Strijen (€ 12,00 per inwoner in
2013, een daling van 57% ten opzichte van 2012) tot de weinig stedelijke gemeenten met
de laagste begrotingen per inwoner (gemiddelde voor weinig stedelijke gemeenten is
€ 21,00 per inwoner). Het laagst is de begroting in Korendijk, namelijk € 11,00 per inwoner.
Dat is 35% minder dan in 2012. Korendijk ligt daarmee iets onder het gemiddelde voor nietstedelijke gemeenten (€ 13,00).
3.2.5
Ontwikkeling mantelzorgbeleid blijft achter
Op basis van scores op een aantal items uit de vragenlijst ‘Beter voor Elkaar’ die gemeenten
in 2009 en 2012 hebben in gevuld, is een totaalscore berekend voor de ontwikkeling van
het mantelzorgbeleid. In 2009 scoorden de regio’s gemiddeld 61% van de maximale score
(de maximale score van 100% wordt behaald als een gemeente op alle relevante items ‘ja,
goed voor elkaar’ heeft aangekruist’). In 2012 was dit gemiddelde gestegen naar 70% van
de maximale score, een stijging van 15%.
13
In de periode 2009-2012 heeft de Hoeksche Waard met betrekking tot de ontwikkeling van
het mantelzorgbeleid geen progressie geboekt. De Hoeksche Waard behaalde in 2012
evenals in 2009 31% van de maximale score. Hiermee scoort de Hoeksche Waard het laagst
onder de verschillende regio’s.
De relatief lage scores komen vooral door Binnenmaas, Strijen en Korendijk die alle minder
dan 30% van de maximale score halen. Korendijk heeft 29% van maximale score behaald,
terwijl dit voor niet-stedelijke gemeenten gemiddeld 63% is. Binnenmaas en Strijen, die
beide 21% behaalden van de maximale score, zitten onder het gemiddelde voor weinig stedelijke gemeenten (gemiddeld 56% van de maximale score).
Meer achtergronden en conclusies zijn te vinden in het rapport Beter voor Elkaar (Nienhuis
et al 2013).
3.3
Signalen uit project ‘Participatiewet en de vrijwilligerscentrale
Hoeksche Waard’
Vanuit de regio Hoeksche Waard werd Tympaan Instituut gevraagd onderzoek te doen naar
de doelgroepen van de Participatiewet in de Hoeksche Waard om zo een beeld te kunnen
vormen van de grootte van doelgroepen die via de Participatiewet onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten gaan vallen. De vraag speelde met name bij de Vrijwilligerscentrale Hoeksche Waard vanwege een nieuwe oriëntatie op doelgroepen in relatie met een
haalbaarheidsonderzoek in verband met de drie transities. In deze regioverkenning de belangrijkste bevindingen uit het rapport Participatiewet en de Vrijwilligerscentrale Hoeksche
Waard.
3.3.1
Vraagstelling
Hoe kan de regionale vrijwilligerscentrale aansluiten bij de nieuwe doelstellingen in het kader van de Participatiewet?
Deelvragen:
• Welke doelgroepen zijn besloten in de Participatiewet?
• Hoe groot zijn deze doelgroepen?
• Wat zijn mogelijke taken voor de vrijwilligerscentrale voor verschillende doelgroepen?
• Wat zijn hindernissen voor participatie van verschillende doelgroepen?
3.3.2
Doelgroepen Participatiewet
Voor het in kaart brengen van de mogelijkheden en beperkingen van de doelgroepen wordt
gebruik gemaakt van de zogenaamde participatieladder, een meetinstrument waarmee kan
worden vastgesteld in hoeverre een burger meedoet in de samenleving. Mensen worden
hierbij ingedeeld in zes verschillende treden (niveaus) die het participatieniveau aangeven
waarbij niveau 1 niet participerend en niveau 6 maximaal participerend betekent.
14
Tabel 2
1
Doelgroepen Participatiewet naar treden participatieladder in de Hoeksche Waard in 2012
doelgroep
wwb/wij
1
2
3
103 (18)
154 (27)
143 (25)
97 (17)
7 (18)
11 (27)
10 (25)
7 (17)
ioaw/ioaz
4
5
6
grootte
74 (13)
-
570
5 (13)
-
40
wao
429 (32)
616 (46)
295 (22)
-
1.340
wajong
198 (30)
290 (44)
172 (26)
-
660
waz
41 (37)
62 (56)
8 (7)
-
110
wia_iva
49 (38)
72 (55)
12 (9)
-
130
wia_wga
102 (30)
150 (44)
88 (26)
-
340
205 (100)
-
205
215
500
sociale werkvoorziening
voortijdig schoolverlaters
-
-
-
110
175
1
Tussen haakjes staan de percentages vermeld.
bron: Van der Heide 2013
Er zijn per trede specifieke hindernissen (zie hierboven genoemde rapport) die mensen ondervinden. Het zogenoemde groeipotentieel is maar zelden meer dan twee treden en voor
een deel van de doelgroepen geldt bovendien dat hun huidige trede tevens het maximaal
haalbare is.
3.3.3
Vrijwilligerscentrale
De vrijwilligerscentrale kan op verschillende manieren een bijdrage leveren aan de Participatiewet. Een match tussen doelgroepen Participatiewet en de behoefte aan vrijwilligers is
een voor de hand liggende. Maar ook in het kader van de in 2015 van kracht wordende ‘tegenprestatie naar vermogen’ in ruil voor een uitkering kan de vrijwilligerscentrale een belangrijke rol spelen. De expertise van de vrijwilligerscentrale op het gebied van motivatie
voor vrijwilligerswerk komt daarbij goed van pas. Via vrijwilligerswerk kunnen mensen bovendien een trede hoger te komen op de participatieladder. Dit geldt ook voor gericht cursusaanbod vanuit de vrijwilligerscentrale.
3.3.4
Aanbevelingen
•
•
•
•
•
•
•
•
Ontwikkel als vrijwilligerscentrale expertise op de verschillende doelgroepen van de
Participatiewet.
De vrijwilligerscentrale wordt geadviseerd naar de gemeenten toe haar meerwaarde in
kaart te brengen in relatie met de uitvoering van de Participatiewet.
Het is belangrijk een gerichte aanpak te ontwikkelen naar de verschillende doelgroepen
van de Participatiewet in relatie met de treden van de participatieladder.
Bij vrijwilligerswerk met een verplicht karakter dient men goed samen te werken met
gemeenten, omdat de vrijwilligerscentrale zelf geen dwang kan uitoefenen; dat is ook
niet haar taak.
Het verdient aanbeveling goede afspraken te maken over de afbakening van de taken
van vrijwilligers in relatie met de taken van beroepskrachten.
De vrijwilligerscentrale kan een rol vervullen in het signaleren van laaggeletterdheid en
dient daar specifieke vaardigheden te ontwikkelen.
Stel de verwachtingen niet te hoog, het is al heel succesvol als mensen één of hooguit
twee treden stijgen op de participatieladder.
Bepaal op welke manier afspraken worden gemaakt met vrijwilligers. Als het vrijwilligerswerk in de verplichte sfeer komt is het goed te werken met schriftelijke afspraken.
15
•
Sluit aan bij nieuw lokaal beleid en nieuwe wetgeving, zoals bijvoorbeeld de Wmo, die
zich meer en meer richt op uitvoering op wijkniveau.
Voor meer informatie: het rapport Participatiewet en de Vrijwilligerscentrale Hoeksche
Waard.
3.4
Conclusies en aanbevelingen pijler participatie
[Wordt ingevuld na verwerking van de opmerkingen van regio en JSO op de conceptregioverkenning.]
16
4
Pijler jeugd
Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding van hun kind. Via algemene
voorzieningen, zoals onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en jeugd- en jongerenverenigingen, worden zij ondersteund. Alle ouders hebben wel eens vragen of zorgen over de
opvoeding. De meesten komen daar zelf uit of met hulp van vrienden, familie, leerkrachten
of anderen uit hun omgeving, samen ook wel genoemd de ‘pedagogische civil society’.
Soms hebben ouders een extra steuntje nodig bij de opvoeding. In dat geval is het belangrijk dat ze weten waar ze terecht kunnen, dat hun problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en dat er goede hulp beschikbaar is dichtbij huis. De Centra voor Jeugd en Gezin
(CJG’s) vervullen daar een centrale rol in. CJG’s vallen onder de verantwoordelijkheid van
gemeenten.
Voor een klein deel van de ouders en jeugdigen zijn de problemen zo groot dat ze er zelf
niet meer uitkomen. Dan is gespecialiseerde hulp van Bureaus Jeugdzorg en AMK’s nodig.
Dat is nu nog de verantwoordelijkheid van de provincie.
Met de transitie van de jeugdzorg krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van alle zorg voor ouders en jeugdigen. Ingangsdatum van de transitie is 1 januari
2015. De vernieuwing van de jeugdzorg hangt samen met de beleidsplannen voor decentralisatie van begeleiding naar de Wmo, de Participatiewet en de maatregelen rondom ‘passend onderwijs’. Door al deze taken te decentraliseren moeten gemeenten straks beter in
staat zijn samenhangend beleid te ontwikkelen om kwetsbare doelgroepen deel te laten
nemen aan de samenleving.
4.1
Stand van zaken programmalijn jeugd
Maatschappelijke organisaties en bestuurders in de Hoeksche Waard willen op het gebied
van jeugd een eenduidige aanpak in de regio, aansluitend bij landelijke ontwikkelingen.
4.1.1
Beschrijving problematiek jeugd
Een CJG als regionaal spilpunt van het jeugdbeleid in de Hoeksche Waard is nog niet gerealiseerd. Het is de wens de zorg voor jeugd laagdrempelig te organiseren in aansluiting bij de
andere transities. In de kernen moet de CJG ook zichtbaar zijn en preventieve activiteiten
ontplooien.
4.1.2
Beoogde doelen, activiteiten en betrokken partijen
Laagdrempelige zorg voor Jeugd regionaal via het CJG organiseren is in algemene zin het
doel van de regionale activiteiten. Alle vragen rondom zorg aan jeugd moeten lopen via het
CJG en in de kernen is het CJG ook zichtbaar aanwezig met een helder en toegankelijk
zorgaanbod. Ook in de preventiesfeer worden activiteiten ontwikkeld. De jeugd wordt sneller geholpen zodat minder zware hulpverlening nodig is. Jongeren en ouders worden rechtstreeks betrokken bij de doorontwikkeling van het CJG en Bureau Jeugdzorg is betrokken bij
de route indicatiestelling. Organisaties en klanten hebben inzicht in de diensten van het
CJG. De eigen kracht van ouders wordt optimaal ingezet.
[Er staan nog vragen hierover uit bij JSO en regio.]
17
4.1.3
Stand van zaken doelen, activiteiten en betrokken partijen
Er is een plan van aanpak geschreven voor de aansluiting van het CJG op het voortgezet onderwijs. Het is de bedoeling dat er voor het eind van het jaar een pilot wordt gestart met
een school in het voortgezet onderwijs en het CJG.
De doelgroep voor de ‘Zorg aan Jeugd’ is in kaart gebracht via een factsheet. Het vervolg op
deze factsheet is een uitwerking, waarbij wordt ingegaan op de klantgroepen en problematiek. Ook is een Plan van Aanpak ontwikkeld met als beoogd resultaat een overzicht van bestaande opvoed- en opgroeiondersteuning in de regio Hoeksche Waard. Hieruit kan een visie worden ontwikkeld op welke terreinen van preventie het beste geïnvesteerd kan worden.
Een inhoudelijke bijeenkomst over visie en werkwijze ‘1 gezin 1 plan’ op 5 november 2013
voor het voltallige CJG-personeel wordt voorbereid.
Aan JSO zijn de volgende aanvullende vragen gesteld:
• Zijn er stappen ondernomen om de CJG’s meer zichtbaar te maken in de wijken?
• Zijn er maatregelen genomen of in de maak om de CJG laagdrempeliger te maken en het
imago te versterken?
• Hoe wordt vorm gegeven aan het betrekken van ouders en jongeren?
• Wordt er gericht gewerkt aan de inzet van ‘eigen kracht’ ouders?
• Waaruit blijkt dat men de samenhang zoekt met andere transities?
4.1.4
Nieuwe problematiek voor komende jaar/jaren
Aan JSO zijn hierover de volgende vragen gesteld:
• Is er nog nieuwe problematiek voor deze regio die aandacht vraagt?
• Welke kennis of dataverzamelingen kunnen de regio ondersteunen bij de uitvoering van
het programma of de prioritering van de agenda?
4.2
Signalen uit de Sociale Barometer voor pijler jeugd
In de Sociale Barometer is de pijler jeugd gemeten met vijf indicatoren:
1 kwetsbare jeugdigen
2 jeugdcriminaliteit
3 onderwijs
4 werkloosheid
5 ondersteuning voor (zorg)jeugd
De meest recente cijfers over deze indicatoren zijn geanalyseerd, vergeleken met de cijfers
van vorig jaar, vergeleken met andere regio’s, met de hele provincie Zuid-Holland en met
soortgelijke gemeenten. De opvallende resultaten worden in deze paragraaf beschreven.
4.2.1
Weinig kwetsbare jeugdigen, maar toename armoede
De Hoeksche Waard heeft minder kwetsbare jeugdigen dan gemiddeld in Zuid-Holland.
Tussen de twee metingen is er weinig veranderd. Strijen heeft ten opzichte van andere nietstedelijke gemeenten in Zuid-Holland meer kwetsbare jeugdigen.
In de Hoeksche Waard is het aantal kinderen dat opgroeit in armoede iets sterker toegenomen dan gemiddeld in Zuid-Holland. De 6% van de 0-17-jarigen dat opgroeit in armoede
in de Hoeksche Waard is ongeveer de helft minder dan gemiddeld in Zuid-Holland (13,6%).
18
Het aantal jeugdigen dat betrokken was bij een echtscheiding nam, in tegenstelling tot
Zuid-Holland, af in de Hoeksche Waard, en ligt nu met 0,9% van de 0-17-jarigen iets onder
het Zuid-Hollandse gemiddelde (1%).
4.2.2
Minder jeugdige verdachten, meer Halt-afdoeningen
In vergelijking met de provincie Zuid-Holland is zijn er weinig jeugdige verdachten en instroom in de Jeugdreclassering in de Hoeksche Waard. Wel hebben een aantal gemeenten
in de Hoeksche Waard meer jeugdige verdachten dan gemeenten met dezelfde mate van
stedelijkheid: Binnenmaas, Cromstrijen en Korendijk.
Het aantal Halt-afdoeningen is harder gestegen dan gemiddeld in Zuid-Holland. Relatief
krijgen ook meer jeugdigen uit de Hoeksche Waard (2,6%) een Halt-afdoening dan in ZuidHolland (1,9%). De stijging van het aantal Halt-afdoeningen ten opzichte van de bevolking
komt zeer waarschijnlijk door betere samenwerking in de strafrechtketen en meer verwijzingen vanwege schoolverzuim.
4.2.3
Aantal voortijdig schoolverlaters gestegen
Leerlingen lijken minder succesvol geworden op school in de Hoeksche Waard. Het aantal
achterstandsleerlingen in het basisonderwijs nam wel af, maar het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv) nam toe en het aandeel havo-/vwo-geslaagden nam af.
Het aandeel vsv ligt met 3,1% van de deelnemers wel onder het Zuid-Hollandse gemiddelde
van 3,7%, maar bijna alle gemeenten in de Hoeksche Waard hebben meer vsv dan andere
gemeenten met dezelfde mate van stedelijkheid in Zuid-Holland.
Het aandeel havo-/vwo-geslaagden is in de stadsregio met 44,1% van alle eindexamenkandidaten iets lager dan gemiddeld in Zuid-Holland (44,6%). Met uitzondering van Binnenmaas,
hebben alle gemeenten een lager aandeel havo-/vwo-geslaagden dan andere gemeenten
met dezelfde mate van stedelijkheid in Zuid-Holland.
4.2.4
Aantal werkzoekende jongeren gestegen in de Hoeksche Waard
Door de economische crisis neemt de jeugdwerkloosheid toe. Dit is goed te merken in het
aantal niet-werkende werkzoekende jongeren. Tussen de meting 2012 en 2013 is het aandeel in de Hoeksche Waard opgelopen tot 2,2% van alle 15-26-jarigen 4. Hiermee ligt het
percentage in de Hoeksche Waard lager dan gemiddeld in Zuid-Holland (3,4%). Met uitzondering van Oud-Beijerland, hebben de gemeenten in de Hoeksche Waard meer werkzoekende jongeren dan andere gemeenten met dezelfde mate van stedelijkheid in ZuidHolland.
4.2.5
Hoog gebruik pedagogisch hulpaanbod
Gemiddeld genomen zijn alle variabelen binnen de indicator ondersteuning aan zorgjeugd
in de Hoeksche Waard verbeterd tussen de twee metingen. Er is sprake van een lagere instroom in de jeugdbescherming. De instroom nam van 0,2% af naar 0,1% van de jeugdigen
van 0-17 jaar. Het aantal aanmeldingen bij BJz is toegenomen en ligt net boven het gemiddelde van de provincie Zuid-Holland. De verhouding tussen het gebruik van het pedagogisch
hulpaanbod en jeugdzorg is van 55-45 gestegen naar 66-34 en daarmee gunstiger dan gemiddeld in Zuid-Holland (57-43).
4
Het betreft jongeren die zijn ingeschreven bij het UWV.
19
4.3
Signalen uit project ‘opvoed- en opgroeiondersteuning’
De regio Hoeksche Waard wil meer inzicht hebben in de vragen, risico’s en problemen bij
opgroeien en opvoeden en op het beschikbare aanbod in het sociale domein, onderdeel
jeugd 5. Het Tympaan Instituut heeft vragen en risico's geïnventariseerd.
De problemen zijn geïnventariseerd op basis van de top 11 en top 6 van veelvoorkomende
landelijke opgroei- en opvoedproblemen. Uit de inventarisatie komt de volgende top 5 van
problemen naar voren voor de Hoeksche Waard naar voren:
1 Middelengebruik.
In de Hoeksche Waard zijn er veel jongeren die al alcohol drinken voor hun 16e. Daarnaast hebben meer jongeren drugs gebruikt in vergelijking met de GGD regio.
2 Depressieve klachten bij jeugdigen.
20-25% van de jongeren in de Hoeksche Waard geeft aan zelfmoordgedachtes te hebben. Dit is hoog in vergelijking met de GGD regio. Op de basisschool hebben 13-14% van
de kinderen (risico op) psychosociale problemen.
3 Meervoudige problemen in de opvoedingsituatie.
Hoewel er relatief weinig jeugdigen en gezinnen geholpen hoeven te worden in de
jeugdreclassering en jeugdbescherming, is het aantal indicatietrajecten met gezinnen
met meervoudige problematiek hoger dan gemiddeld in Zuid-Holland.
4 (Beginnende) jeugdcriminaliteit.
Hoewel het aantal jeugdige verdachten lager is in de regio dan gemiddeld in ZuidHolland, is het aantal Halt- en JPT-trajecten veel hoger.
5 Overgewicht.
20% van de leerlingen uit groep 7 heeft overgewicht. Hoewel de regio Hoeksche Waard
niet meer overgewicht dan andere regio’s, is het totaal aantal jeugdigen die hier mee
kampt wel erg hoog.
De Hoeksche Waard heeft relatief weinig jeugdigen met een risico op problemen op basis
van hun afkomst, gezinssituatie en sociaaleconomische status in vergelijking met de GGD
regio Zuid-Holland Zuid en de provincie Zuid-Holland.
4.4
Conclusies en aanbevelingen pijler jeugd
[Wordt ingevuld na verwerking van de opmerkingen van regio en JSO op de conceptregioverkenning.]
5
JSO expertisecentrum Jeugd, Samenleving en Opvoeding heeft de opdracht om een vraag- en aanbodanalyse uit te voeren.
Het Tympaan Instituut levert een bijdrage in de vorm van de kwantitatieve vraaganalyse.
20
5
Pijleroverstijgende thema’s
5.1
Drie transities
5.1.1
Drie decentralisaties in de Hoeksche Waard
De gemeenten in de Hoeksche Waard ontwikkelen een gezamenlijke visie op het sociaal domein via een gezamenlijk toekomstbeeld. Er is een andere kijk noodzakelijk omdat de drie transities vragen om een bredere en integrale aanpak. Dit moet leiden tot een transformatie in het
sociaal domein. De notitie ‘visie op het sociaal domein’ van de projectgroep sociaal domein i.o.
(22 februari 2013) schept een beeld van de visie en gaat ook in op dilemma’s die nog besproken
moeten worden. In een volgende notitie (heeft nog niet het besluitvormingstraject doorlopen)
wordt een antwoord gegeven op de verschillende dilemma’s. De notitie ‘visie op het sociaal
domein’, nieuwsbrieven van het SOHW, een pilotbeschrijving sociaal wijkteam en een gesprek
met een betrokken ambtenaar vormen de bronnen van informatie voor het in beeld brengen
van de drie decentralisaties in de Hoeksche Waard.
5.1.2
Visievorming
De voornaamste focus is ‘de inwoner in zijn sociaal verband en zijn persoonlijk netwerk’ en
in het bijzonder inwoners met een ondersteuningsvraag. Hierbij wordt gesteld dat inwoners
ook hun eigen verantwoordelijkheden, rollen en taken hebben. Er is sprake van wederkerigheid. De rol van de gemeente is faciliterend, stimulerend, zorgend, interveniërend, dwingend en straffend. Mantelzorg is een onderdeel van het gemeentelijk beleid.
De gemeente wil haar middelen efficiënt inzetten door:
• vraaggericht te werken, op maat;
• resultaatgericht werken;
• sturen op maatschappelijke effecten;
• ondersteuning niet vrijblijvend in te zetten maar van de inwoner gerichte inspanningen
te vragen (verplichtend);
• gebruik maken van wat er al is en bureaucratie voorkomen;
• ontwikkelen van instrumenten om taken goed uit te kunnen voeren;
• investering in empowerment, preventie en vroegtijdige herkenning;
• investeren in collectieve voorzieningen om individuele voorzieningen te beperken;
• ontschotten van budgetten.
5.1.3
Samenwerking lokaal en regionaal
In het sociale domein zijn naast gemeenten ook nadrukkelijk andere organisaties die een rol
spelen zoals bijvoorbeeld het Zorgkantoor, onderwijs en UWV. Het is belangrijk dat taken
en rollen passen bij de bijbehorende kwaliteiten en competenties en in samenhang worden
bezien. De samenwerkende gemeenten kiezen voor het beperken van bureaucratie. Vertrouwen in het versterken van de professionaliteit en kwaliteit ligt daaraan ten grondslag.
Gaandeweg zal men leren hoe en of dit werkt.
5.1.4
Praktijkervaring
Pilot sociaal wijkteam
Deze pilot sluit aan bij de visie op het sociaal domein door het centraal stellen van het uitgangspunt eigenkracht, eigen netwerk en collectieve voorzieningen vóór individuele voor-
21
zieningen. De kaders zijn afgestemd met andere lopende pilots, te weten een pilot jeugd
VOLG en welzijn op recept.
Doelstellingen van deze pilot:
• ervaring opdoen met nieuwe werkwijze;
• bezuinigingstaakstelling;
• verbetering samenwerking zorg- en welzijnsinstellingen;
• slimme combinaties in keukentafelgesprekken;
• meer zelfregie en maatwerk;
• van formele naar informele zorg (sociale netwerk);
• stimulering vrijwillige inzet;
• toegankelijke inclusieve wijk;
• ontschotting aanbod zorg en welzijn;
• verschuiving van curatie naar preventie;
• cliënt heeft te maken met één contactpersoon.
Het is van groot belang dat de gemeente leert van deze ervaring met de pilot.
5.1.5
Synergievoordelen
Er wordt gewerkt met één regisseur, die bij complexe problemen doorzettingsmacht heef.
Deze regisseur organiseert ondersteuning en zorg in afstemming met verschillende organisaties. Dat moet doublures voorkomen. Er wordt niet gekozen voor één uitvoerder.
Men moet binnen de Hoeksche Waard op zoek naar een nieuwe transitiemanager en dat
valt in deze fase van beleidsontwikkeling niet mee en het werkt uiteraard vertragend.
5.2
Jongeren met een licht verstandelijke beperking
5.2.1
Regio overstijgend project
In diverse regionale programma’s is het onderwerp ‘jongeren met een licht verstandelijke
beperking’ (LVB-jongeren) opgenomen. Dat onderwerp is relevant omdat bij een deel van
deze jongeren sprake is van complexe problematiek en gemeenten in het kader van de
transitie AWBZ en de Participatiewet nieuwe verantwoordelijkheden krijgen voor deze
doelgroep. Ter ondersteuning van en in aanvulling op de regionale programma’s heeft het
Tympaan Instituut een onderzoek uitgevoerd.
Daarbij ging het om het beantwoorden van de volgende vragen:
1 Wie worden gerekend tot de doelgroep LVB-jongeren (van 18-25 jaar) en wat is de omvang van deze groep?
2 Welke problemen doen zich bij deze doelgroep voor?
3 Wat zijn de ondersteuningsmogelijkheden voor deze doelgroep?
4 In hoeverre zijn er knelpunten binnen die ondersteuningsmogelijkheden?
5 Wat is de betekenis van de transitie AWBZ en de Participatiewet voor de huidige ondersteuningsmogelijkheden?
6 Hoe kunnen gemeenten de huidige knelpunten en de gevolgen van de transitie AWBZ en
de Participatiewet vertalen naar passende ondersteuningsmogelijkheden?
7 Welke best practices zijn er?
22
5.2.2
Enkele resultaten
De onderzoeksvragen zijn beantwoord in het rapport ‘Hoezo licht beperkt? Maatschappelijke participatie van jongeren met een licht verstandelijke beperking’ (Hijnekamp, Sluys
2013) [link volgt]. Een samenvatting van de resultaten wordt hieronder beschreven.
5.2.3
Aard en omvang doelgroep
In het rapport gaat het over jongeren met een licht verstandelijke beperking in de leeftijd
van 18-25 jaar. Daartoe behoren de jongeren met een IQ-score tussen 50 en 70 en jongeren
met een IQ-score tussen 70 en 85 bij wie er daarnaast ook sprake is van een beperkt sociaal
aanpassingsvermogen en/of bijkomende problematiek. Bij het bepalen van de omvang van
de doelgroep moeten we het doen met zo betrouwbaar mogelijke schattingen. Het rapport
geeft:
• een schatting van het aantal LVB-jongeren met een IQ-score tussen de 55 (in afwijking
van de hierboven genoemde score van 50) en 70 in Zuid-Holland naar regio;
• een schatting van het aantal LVB-jongeren met een IQ-score tussen de 70 en 85 met bijkomende problematiek in Zuid-Holland naar regio (uitgesplitst naar een lage, hoge en
gemiddelde schatting);
• een schatting van het aantal LVB-jongeren met een IQ-score tussen de 50 en 85 met een
geldige indicatie voor AWBZ-zorg en eerste grondslag VG in Zuid-Holland naar regio.
5.2.4
Problemen doelgroep
LVB-jongeren vormen een kwetsbare groep omdat:
• zij vaak overvraagd worden doordat hun beperking niet zichtbaar is;
• zij zichzelf vaak overschatten;
• het gezin vaak in een zwakke sociaaleconomische positie verkeert;
• er vaak sprake is van een zwak sociaal netwerk;
• er vaak sprake is van een combinatie van kind- en gezinsproblematiek;
• maatschappelijke ontwikkelingen steeds complexer worden;
• er op latere leeftijd een groot risico bestaat op zwerfgedrag, vereenzaming, criminaliteit
en overmatig drank- en drugsgebruik.
Een licht verstandelijke beperking leidt in de praktijk vaak tot alles behalve lichte problematiek. Het rapport gaat specifiek in op de problemen rond criminaliteit, middelengebruik en
zwerven.
5.2.5
Aanbevelingen
Op basis van de mogelijkheden en knelpunten binnen het ondersteuningsaanbod en de
ontwikkelingen rond AWBZ en Participatiewet geeft het rapport aanbevelingen. Enkele
daarvan zijn:
• zorg voor kennis- en ervaringoverdracht van LVB-problematiek;
• zorg voor het vergroten van inhoudelijke kennis bij de verschillende loketten zoals het
Wmo-loket en het loket voor werk en inkomen;
• maak onderscheid tussen een LVB-jongere zonder en met ernstige gedragstoornissen
met het oog op verschillende verantwoordelijkheden: financiering door gemeente of
vanuit de AWBZ;
• zorg voor samenwerking tussen disciplines, professionals en organisaties (bijvoorbeeld
in het kader van sociale wijkteams) om te voorkomen dat LVB-jongeren tussen de wal en
het schip vallen;
23
•
•
•
•
•
24
zorg voor duurzame ondersteuning, ook door samenwerking met het informele zorgcircuit;
zorg voor alternatieven voor het tekort aan dé mogelijkheden voor zelfstandig wonen voor
LVB-jongeren;
denk na over een speciaal strafrechtregiem voor LVB-jongeren een optie;
‘zorg voor een langer jeugdreclasseringstraject en een warme overdracht naar de regionale
of lokale hulpverlening na het jeugdreclasseringstraject;
zorg voor een bij de transities passende database met succesvolle initiatieven, interventies
en methodieken en de daarbij geldende werkzame ingrediënten.
6
Algemene conclusies en aanbevelingen
[Wordt ingevuld na verwerking van de opmerkingen van regio en JSO op de conceptregioverkenning.]
25
Literatuur
Schriftelijke documentatie
Nienhuis T, Doelman-van Geest HA, Hoffmans TEM, Hijnekamp MJG, Wit de JP. Beter voor Elkaar? Een vergelijking van mantelzorg- en vrijwilligerswerkbeleid in Zuid-Holland in 2009 en 2012. Den Haag: Tympaan Instituut,
2013.
Provincie Zuid-Holland. Memo Beleidscyclus Wmo-ondersteuning d.d. 17 juni 2013. Den Haag: provincie ZuidHolland, 2013.
Heide van der W, Houben JMJ. Participatiewet en de Vrijwilligerscentrale Hoeksche Waard.Onderzoek naar de
doelgroepen van de Participatiewet in de Hoeksche Waard. Den Haag: Tympaan Instituut 2013.