Rapport audit Onderwijszorgaanbod IVO

Rapport Audit Onderwijszorgaanbod IVO
Primair Onderwijs
Naam onderwijsvoorziening: Basisschool De Zwaluw
Dichterbij dan je denkt!
Datum bezoek: 21 november 2011
In opdracht van: Samenwerkingsverband Amstelzijde
Datum aanpassing: september 2014
Rapporteur: Paul Kooiman, Sardes Utrecht
M&O-groep, ‘s-Hertogenbosch
December 2011
Kenmerk: AR-PO/ 20110928
Inhoudsopgave
1. Inleiding ................................................................................................................ 2
2. De opbrengsten van het schoolbezoek ....................................................................... 3
2.1 Het onderwijsconcept ......................................................................................... 3
2.2 De voorzieningen op de vijf velden....................................................................... 8
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school .......................................................... 11
3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept ...................................... 11
3.2 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. voorzieningen op de vijf velden .................. 14
4. Tot slot ................................................................................................................ 19
Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen ....................................................................... 20
Bijlage 2: Speciale onderwijszorg per schoolprofiel ........................................................ 21
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
1
1. Inleiding
Uw schoola biedt onderwijszorg aan leerlingen die speciale onderwijsbehoeften hebben.
Wanneer uw school tegen haar grenzen aanloopt, is er de mogelijkheid om de leerling
en zijn of haar oudersb te verwijzen naar een school voor speciaal (basis)onderwijs.
Scholen verschillen in de onderwijszorg die zij (kunnen) bieden. Uit verwijsgedrag van
scholen bijvoorbeeld blijkt dit heel duidelijk: een leerling waarbij de ene school tegen de
grenzen van haar onderwijszorg aanloopt, kan op een andere school zonder al te veel
inspanning passend onderwijs krijgen. Soms is de reden makkelijk aanwijsbaar: een
school in een gebouw met veel trappen en weinig ruimte is niet zomaar passend voor
een leerling in een rolstoel. Maar meestal is het lastiger om aan te geven wanneer een
leerling niet, en wanneer wel op de school terecht kan.
Zowel voor de school zelf, als voor ouders en voor de bovenschoolse organisatie die
het bovenschoolse netwerk van onderwijszorgvoorzieningen inricht (schoolbestuur,
samenwerkingsverband po, regionaal netwerk Passend Onderwijs), is het van belang
te weten waar de school staat voor wat betreft de onderwijszorg, en wat mogelijkheden
zijn om de onderwijszorg te versterken en eventueel uit te breiden.
In de audit is gekeken naar de ‘match’ tussen de onderwijsbehoeftenc van de leerlingen
uit het voedingsgebied van de school met het onderwijsaanbod van de school. Deze
match tussen vraag en aanbod is in kaart gebracht in termen van kenmerken van het
onderwijszorgaanbod, van de school dus.
Het profiel van het onderwijszorgaanbod van een reguliere school wordt bepaald door:
 de mate waarin het onderwijsconcept bijdraagt aan het zich geaccepteerd voelen
van de leerling door de school.
 de positie op vijf velden van onderwijsbehoeften:
1. de hoeveelheid aandacht/handen in de groep;
2. speciale onderwijsmaterialen;
3. de ruimtelijke omgeving;
4. expertise van het team als geheel en van de individuele leerkrachten;
5. samenwerking met externe instanties die ondersteuning bieden aan het kind.
Informatie over deze kenmerken is verzameld door:
 een half gestructureerd interview/gesprek;
 half gestructureerde observaties in groepen, met name ter ondersteuning van de
bevindingen over het gehanteerde onderwijsconcept en het daarbij horende
klassenmanagement;
 een gesprek met het schoolteam waarin de opvattingen rond en het draagvlak voor
het onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften aan de orde komt.
In het gesprek met het schoolteam zijn de eerste indrukken vanuit het interview en de
observaties verwerkt.
Met ‘school’ wordt in dit rapport steeds bedoeld ‘school of andere eenheid van onderwijszorg’.
Waar in dit rapport kortheidshalve staat ´ouders´ wordt steeds bedoeld ´ouders of verzorgers´.
c
De onderwijsbehoefte is de instructie en ondersteuning die de leerling in de onderwijssituatie nodig heeft
om een volgende stap te kunnen maken in het eigen proces van cognitieve en sociaal-emotionele
ontwikkeling.
a
b
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
2
In dit rapport doen wij verslag van onze bevindingen. Wij wijzen er op dat de
informatieverzameling weliswaar uitgebreid en veelzijdig was, maar beperkt is door het
karakter van een momentopname.
2. De opbrengsten van het schoolbezoek
Basisschool de Zwaluw is een basisschool in Nes aan de Amstel. Er is maar één
basisschool in Nes aan de Amstel. De Zwaluw is oorspronkelijk een RK lagere school,
de St Josephschool, gesticht in de jaren ’20 van de vorige eeuw. Het huidige gebouw
staat niet meer op de oorspronkelijke locatie. In de 70-er jaren werd nieuwbouw
gepleegd en kreeg het oude gebouw een andere bestemming. De naamsverandering
volgde in 1985, toen de lagere school werd samengevoegd met de kleuterschool.
Sindsdien heet de school basisschool de Zwaluw. In de jaren ‘90 liep het leerlingaantal
zo terug dat de school met opheffing werd bedreigd. De Zwaluw is toen (op papier)
gefuseerd met basisschool de Pionier en is sindsdien een openbare school geworden.
Toch is de Zwaluw een school gebleven met een eigen beleid, visie en missie, zoals de
website met enige trots vermeldt.
De school ligt aan de rand van het dorp en kijkt uit over de weilanden. Het speelplein
gaat als vanzelf over in de omliggende grasvelden en bosschages. In de school zijn
m.i.v. 6 januari 2014 een kinderdagverblijf (KDV), een peuterarrangement en een
buitenschoolse opvang (BSO) gevestigd. Zowel KDV ( met een verticale groep voor
kinderen van 0 tot 4 jaar) als de BSO bieden 5 dagen per week opvang tot ’s avonds
18.30 uur. Het KDV en de voorschoolse opvang starten ’s morgens om half 8. De
opvang is in handen van de Kinder Service Hotels ( KSH) Door de uitbreiding van de
kinderopvang en de goede samenwerking zal De Zwaluw binnen een aantal jaren
uitgroeien tot een Integraal Kindcentrum. ( IKC)
De Zwaluw heeft rond de 100 leerlingen, verdeeld over vijf groepen. De leerling populatie
is een afspiegeling van het dorp. De schoolbevolking bestaat voor het grootste deel uit
kinderen uit Nes en de omringende buurtschappen, zoals Zwarte Kat en Nessersluis.
Maar ook ouders uit Ouderkerk, Uithoorn en Amstelveen melden hun kinderen op De
Zwaluw aan. De geringe omvang van de school die maakt dat elk kind door elke
leerkracht wordt gekend, speelt daarbij de belangrijkste rol. Nes aan de Amstel wordt
gezien als een hechte gemeenschap die tegelijkertijd gastvrij en open is. Ouders van
omliggende plaatsen voelen zich snel opgenomen. Door de kleine schaal kent iedereen
elkaar en weten alle ouders snel als bepaalde kinderen problemen hebben of dat er
leerlingen zijn met speciale onderwijsbehoeften.
2.1 Het onderwijsconcept
In hoeverre heeft de school te maken met verschillen tussen leerlingen?
Het niveau van leren over de hele school bezien, is gemiddeld (Cito B-laag – C),
waarbij de onderlinge verschillen vrij groot zijn: de spreiding tussen de leerlingen is
groot, omdat de populatie gelijkmatig is verdeeld over drie groepen: een groep die
hoog scoort, een gemiddeld scorende groep en een groep die aan de lage kant zit.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
3
Qua gedrag zijn er eveneens aanzienlijke verschillen tussen leerlingen. Het aantal
leerlingen dat speciale behoeften heeft op het gebied van gedrag is groot: meestal
meer dan drie leerlingen per groep. Veelal gaat het daarbij om begrenzing van het
gedrag. Het team heeft daarom als stelregel dat het ten alle tijden een duidelijke
structuur aanbrengt. Hiermee wordt voorkomen dat de leerkracht negatieve aandacht
aan de kinderen moet geven en bovendien helpt het de leerlingen om makkelijker in te
spelen op eventuele veranderingen. Het team is geschoold in het programma
‘Kanjertraining’ dat ter ondersteuning van de sociale competenties op de Zwaluw wordt
gebruikt. Alle leerkrachten hebben de licentie om met dit programma te werken.
Ook op sociaal economisch gebied zijn er veel verschillen. Kinderen van hoger en
lager opgeleide ouders, van tweeverdieners en kostwinnersgezinnen, kinderen van de
boerderij of vanuit nieuwbouwwijken in Amstelveen maken allemaal deel uit van de
leerling populatie van de Zwaluw.
De sociaal culturele achtergrond van de leerling populatie vormt hierop de grote
uitzondering. Er zijn geen leerlingen met een andere dan Nederlandse afkomst.
Ouders noemden het een echte plattelandscultuur: kinderen zijn de hele dag buiten
aan het spelen. Er zijn bijvoorbeeld ook vrij veel kinderen die een eigen paard hebben.
“Je ziet eigenlijk geen merkkleding, daar zijn ze niet mee bezig”. Kortom, de populatie
is wat dorps en niet zo ‘streetwise’, maar redt zich overigens op de middelbare school
uitstekend.
Hoe wordt binnen de school op speciale onderwijsbehoeften gereageerd?
Het is voor het team evenals voor de leerlingen heel vanzelfsprekend om veel
verschillen in een groep te hebben. De leerlingen kennen elkaar en komen elkaar ook
buiten schooltijd, voortdurend tegen. De leerlingen accepteren zonder probleem dat
sommige regels voor iedereen geldend zijn, behalve voor een of twee klasgenoten.
Dat is voor de school niet alleen een keuze, maar ook een logisch voortvloeisel van het
feit dat De Zwaluw ook een school met een regiofunctie is. “ We houden zoveel
mogelijk alle leerlingen binnen; je kunt als kleine school niet om je verantwoordelijkheid
heen; we kunnen als enige school in het wijde poldergebied de kinderen nu eenmaal
niet over meerdere scholen verdelen”.
Deze wetmatigheid is door de school geïncorporeerd in de cultuur en werkwijze. Een
handelingsplan dat gericht is op gedrag houdt niet op in de pauze, maar wordt gewoon
door de hele dag heen uitgevoerd, ook tijdens het overblijven. Daarom zijn niet alleen
alle leerkrachten, maar ook de ouders die het overblijven regelen (voor zover de
grenzen van de privacy niet overschreden worden) op de hoogte van gemaakte
afspraken met leerlingen en hun ouders. Zeer specifieke informatie is bekend bij de 2
vaste overblijf coördinatoren die beiden deel uitmaken van het team van De Zwaluw.
De ouders van De Zwaluw zijn tevreden met deze praktische en oplossingsgerichte
benadering.
Het onderwijsconcept
In de onderwijsopvatting van de Zwaluw neemt kennisoverdracht een grote plaats in.
Hoe hoger de groep, hoe meer ruimte er daarnaast ook is voor het zelf ontdekken van
nieuwe kennis door de leerlingen. Het werken met het concept van meervoudige
intelligentie (Gardner) door het inzetten van de didactische structuren (Kagan)
(zie pag. 6) speelt daarbij een belangrijke rol.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
4
Er wordt klassikaal gewerkt, maar zelfstandig werken, individueel en in kleine groepjes,
is een kernelement in de onderwijskundige aanpak. De leerlingen moeten snel leren
om zelfstandig te werken, al was het maar omdat er bij de Zwaluw veel
combinatieklassen zijn. Dat noodzaakt de leerkracht om deze werkwijze snel en
gestructureerd te hanteren. De leerkracht stuurt het leerproces in grote lijnen, maar
binnen die kaders hebben de leerlingen veel ruimte, o.a. door het gebruik van de
werkvormen Taakwerk en Coöperatief leren.
Minstens drie keer per week (in groep 8 elke dag) is er ‘Taakwerk’. In de onder-,
midden- en bovenbouw werken de leerlingen met weektaken. Deze taken bestaan uit
opdrachten die op een kaart zijn gezet. De leerling kiest zelf de volgorde. In de loop
van de jaren worden deze taken steeds complexer. Er wordt gedifferentieerd naar
basistaken, plus- en verkorte taken, Ook kunnen leerlingen taken krijgen voortvloeiend
uit de doelen van het handelingsplan. Aan het einde van de dag of van de week
moeten alle opdrachten gemaakt zijn.
De school wil het maximale uit elke leerling halen en stelt daarom hoge eisen aan de
leerlingen. Zij kiest er niet voor om leerlingen al vroeg in schoolloopbaan op een eigen
ontwikkelingslijn te zetten. “Niet te snel de moed opgeven”, is daarbij het motto. De
leerkrachten blijven lang zoeken naar wat een leerling mogelijk nog wel kan bereiken.
Daarbij wordt gezocht naar de sterke kanten van de leerlingen, die vervolgens waar
mogelijk worden ingezet bij het aanbieden en het verwerken van de leerstof.
De opdrachten en verwerkingen die de leerlingen krijgen zijn oa. bij de zaakvakken
gedifferentieerd en worden waar mogelijk volgens de verschillende intelligenties
aangeboden. Hiertoe ontwikkelen de leerkrachten zelf opdrachtkaarten.
De leerkracht beoordeelt de leerlingen op basis van gelijke normering. In het proces
naar opbrengstgericht gaan werken, is er ook een ontwikkeling dat er minder naar
individuele opbrengsten en steeds meer naar groepsopbrengsten wordt gekeken. Op
grond daarvan evalueert de leerkracht haar onderwijsaanpak. Leerlingen reflecteren
regelmatig samen met de leerkracht over het onderwijsproces.
Meervoudige intelligentie
Het team heeft in de afgelopen 3 jaar een scholingstraject over Meervoudige
Intelligentie (MI) en coöperatief leren gevolgd. MI is een goed instrument bij het
omgaan met verschillen tussen leerlingen, terwijl de werkvormen van het coöperatief
leren helpen om in een duidelijke structuur aan te brengen in het leerproces. In het 4e
jaar van de implementatie van deze werkwijze is een commissie meervoudige
intelligentie ingesteld. Deze commissie zorgt voor input tijdens de verplichte
avondvergaderingen. Ieder jaar worden nieuwe didactische structuren aangeboden die
de verschillende intelligenties aanspreken. Verder heeft de school besloten om de
rekenmethode Rekenwonders aan te schaffen en deze in een intensief traject onder
begeleiding te implementeren. Deze methode maakt oa. gebruik van de principes van
MI en coöperatief leren dmv didactische structuren. Tijdens alle lessen worden
regelmatig didactische structuren ingezet. Ook wordt er 2x per jaar een schoolbreed
project georganiseerd waarbij in alle lessen MI nadrukkelijk wordt gebruikt. Het werken
met meervoudige intelligentie geeft een mooi inzicht in hoe leerlingen op verschillende
manieren hun kwaliteiten kunnen laten zien.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
5
Extra ondersteuning
Alleen de leerlingen met Leerlinggebonden Financiering (LGF) hebben individuele RT
buiten de klas. Deze taak wordt uitgevoerd door Bernadet Botman, een voormalig
medewerker van de school die inmiddels een eigen begeleidingspraktijk (RT Excellent
)heeft. Deze bewuste keuze leidt ertoe dat de expertise voor het begeleiden van
leerlingen met speciale onderwijsbehoeften geconcentreerd samenkomt bij deze
medewerkster, die daarvoor door de school wordt ingehuurd.
Andere leerlingen die extra aandacht nodig hebben, krijgen dat in de regel in klas door
de eigen leerkracht. Tijdens het Taakwerk geeft de leerkracht extra instructie of
preteaching aan kleine groepjes leerlingen aan de instructietafel. Daarnaast maakt zij
rondes door de klas om vragen te beantwoorden van leerlingen die niet verder kunnen
met hun taken. Dat alles staat beschreven in het handelingsplan voor de hele groep:
de weekplanning. In de eerste weken van het schooljaar wordt er een voor iedere week
een weekplanning gemaakt door de leerkracht(en). Daarin staat wanneer er taakwerk
gepland is, welke kinderen wanneer in een instructiegroepje zitten, welke kinderen
individueel extra instructie hebben of een individueel Handelingsplan (HP) met
OntwikkelingsPersPectief ( OPP). Instructiegroepjes kunnen voor elk onderdeel
verschillend zijn samengesteld. In principe worden de leerlingen dus in de klas en in
homogene subgroepjes begeleid, maar er zijn ook individuele begeleidingsmomenten
in de klas voor leerlingen met een individueel handelingsplan.
Twee keer per jaar ( en vaker indien gewenst) houdt het team een plenaire
leerlingbespreking
Op een intervisie-achtige wijze worden dan leerlingen besproken
die door de groepsleerkrachten worden ingebracht. Op deze wijze is elk teamlid op de
hoogte van wat er in de diverse groepen speelt, denken de collega’s met elkaar mee
en geven zo inhoud aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het team voor de
ondersteuning van de leerlingen met speciale onderwijsbehoeften.
Daarnaast spreken collega’s die samen verantwoordelijk zijn voor een groep
voorafgaand aan de voortgangs- en rapportengesprekken hun groep door.
Leerkrachten die alleen een groep draaien vragen een collega om samen met
haar/hem de groep door te spreken. Van deze groepsbesprekingen wordt een verslag
gemaakt. De kinderen waarover vragen of zorgen zijn, waarvoor men hulp of advies
nodig heeft of andere zaken waarover ze met andere collega’s van gedachten willen
wisselen, komen aan bod tijdens de plenaire leerlingbespreking.
Sinds de afname van de audit in 2011 is er een leerling verwezen naar het SBO. En is
1 leerling tijdelijk gedetacheerd voor specifieke ondersteuning in het SO. Hieruit blijkt
dat in een enkel geval toch de grens van de mogelijkheden van de school bereikt
wordt. Ook het kennen van de eigen grenzen is een teken van professionaliteit,
Het aantal leerlingen met LGF. zal door de invoering van passend onderwijs veel
kleiner worden. Hadden in schooljaar 2013-2014 nog 5 leerlingen een “rugzak”, nu is
dat aantal teruggelopen naar 2 leerlingen ( cluster 2) . De manier waarop de school
met aanmeldingen omgaat die leerlingen betreffen met een speciale onderwijsbehoefte
zal echter niet veel veranderen.
Bij een dergelijke aanvraag is de beslissing om de leerling toe te laten afhankelijk van
de volgende overwegingen
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
6

De onderwijsbehoefte van de leerling past / kan passen in de organisatie en
samenstelling van groep. (Want: het onderwijsprogramma van de hele groep
wordt niet aangepast aan de begeleiding van één leerling)
 Er is een redelijk perspectief dat de leerling de hele basisschoolperiode op De
Zwaluw kan blijven.
 Het team stemt er mee in om de leerling op te nemen. ( want een kind is niet
alleen een leerling van een leerkracht, maar een verantwoordelijkheid van het
hele team van De Zwaluw)
 Er is een open en eerlijke communicatie tussen ouders en school
De school denkt dat er meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften naar de
Zwaluw gaan dan naar andere vergelijkbare scholen in de omgeving.
Ouders
De ouders die aanwezig waren bij het interview tijdens de audit, waren zeer positief
over de manier waarop de leerkrachten en de directeur communiceren met de ouders,
met name rondom de ondersteuning van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften.
Ouders kunnen altijd terecht met vragen en hun zorgen over hun kind. Een van de
ouders vertelde dat zij al bij de aanmelding van haar kind in een hogere klas een
helder beeld kreeg van de aanpak die de school zou kiezen om een opgelopen
achterstand in te halen. Ouders krijgen veel ruimte voor eigen initiatieven en worden
intensief betrokken bij en geïnformeerd over de handelingsplannen van hun kinderen.
Voorafgaand aan de plaatsing van een leerling met syndroom van Down is door de
school een bijeenkomst georganiseerd over het Downsyndroom. Die ging met name
over de manier waarop het kind in de klas door de leerkracht wordt ondersteund om zo
goed mogelijk te functioneren. Het achterliggende idee was dat dergelijke informatie
voor ouders relevant is, bijvoorbeeld om met hun eigen kinderen praten over hoe zij
met hun nieuwe klasgenootje kunnen omgaan.
Hoe wordt de continuïteit van de onderwijszorg voor elke leerling verzekerd?
De Zwaluw heeft een Intern Begeleider die een vaste dag per week werkzaam is op de
school. Op basisschool de Zwaluw is het team het ‘orgaan’ dat de eigenaar is van de
ondersteuning van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Natuurlijk is de eigen
leerkracht de eerst aanspreekbare persoon en natuurlijk speelt de intern begeleider
een belangrijke rol bij allerlei procedurele zaken. Maar om de ondersteuning goed
overeind te houden, is het een gezamenlijke en gezamenlijk gevoelde
verantwoordelijkheid. Het team is klein en de leerkrachten weten al bijzonder veel van
de kinderen nog voordat zij ze zelf in de klas krijgen. Het gevolg hiervan is dat iedereen
voor een ander kan invallen en waarnemen.
De collega’s die samen een groep hebben, dragen wekelijks aan elkaar over en
houden minimaal 2 keer per jaar samen een groepsbespreking. Collega’s die alleen
een groep hebben spreken met een “maatje” binnen het team de groep door.
De overgang van de ene groep naar de andere wordt geborgd door een bilateraal
overleg van de betrokken leerkrachten en wordt ondersteund door een schriftelijke
overdracht.
Ook externe ondersteuners spelen een rol in de continuïteit van de onderwijsondersteuning. Voor leerlingen met LGF komen regelmatig de Ambulant Begeleiders
(AB) op school en overleggen met de leerkracht. Ouders van leerlingen met LGF zijn
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
7
verplicht om deze gesprekken bij te wonen. De AB is ook aanwezig in de klas en
observeert of werkt met de leerling. De ervaringen met de AB zijn wisselend. Wanneer
de AB die tips geeft en praktische adviezen en soms ook dingen voor kan doen of laten
zien, biedt dat goede onderstening. Wel is merkbaar dat in de loop van de tijd de
afhankelijkheid van een AB minder wordt als het team meer ervaring heeft opgedaan
met leerlingen van een bepaald cluster. Er is op de Zwaluw veel kennis over het
omgaan met leerlingen met gedragsmoeilijkheden.
De Zwaluw ziet kansen om te leren en gebruik te maken van de expertise op het SBO.
Ook zou de school ervoor pleiten dat er door het Samenwerkingsverband gekeken
wordt naar de ambitie van scholen om te denken in kansen en mogelijkheden om
leerlingen een plaats in het regulier onderwijs te bieden. Dus niet slechts op basis van
het leerlingenaantal het geld verdelen. Daarnaast zou het goed zijn als het nieuwe
samenwerkingsverband Amstelronde bewaakt dat er geen gespecialiseerde scholen of
klasjes gaan ontstaan binnen het samenwerkingsverband. Want dat zou betekenen dat
bepaalde leerlingen niet meer op de Zwaluw zouden kunnen blijven en dat vindt het
team niet wenselijk. “Ze horen bij ons”. Het is nodig, zo is het idee van het team van De
Zwaluw, om met verschillen om te gaan en van daar uit te denken in kansen ipv te
focussen op problemen en beperkingen. “Elk kind is op zijn of haar manier knap!”
2.2 De voorzieningen op de vijf velden
Wij beschrijven hier de voorzieningen van de school tegen de achtergrond van alle
mogelijke voorzieningen die op dit moment op scholen, van wat voor soort dan ook,
bestaan. In de praktijk heeft geen enkele school alle voorzieningen.
Van reguliere scholen kan, in de huidige verdeling van mensen en middelen onder de
schoolsoorten, verwacht worden dat zij maar beperkt kunnen ‘scoren’ op deze velden
van onderwijszorgvoorziening. De basisvoorzieningen die elke reguliere school heeft
uitgaande van een minimale rijksbekostiging, veronderstellen we aanwezig, en
vermelden we dus niet.
Bij de flexibilisering van waar en hoe de ‘extra’ mensen en middelen vanuit
zorgbekostiging worden ingezet, is het interessant na te gaan waar voor een school
groeimogelijkheden liggen, en waar de grenzen zijn.
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas
De 100 leerlingen zijn verdeeld over vijf groepen, wat een gemiddelde klassengrootte
oplevert van 20 leerlingen. Naast de gecombineerde kleutergroep1/2, zijn er in
schooljaar 2014-2015 nog twee combinatieklassen: groep 4/5 en groep 6/7 . Door de
relatief grote ( dus lastig te combineren ) groep 8 is ervoor gekozen deze groep apart
te houden en niet te combineren Ook groep 3 is apart gehouden ondanks het kleine
aantal leerlingen in de groep.In schooljaar 2014-2015 zijn de leerlingen dus als volgt
gegroepeerd: groep 1/2, groep 3, groep 4/5, groep 6/7 en groep 8.
De leerlingen van groep 7 en 8 doen twee keer per week een half uur tutor-lezen met
kinderen van de groepen 3 en 4. Ouders worden gevraagd om met leesondersteuning
te helpen.
Buiten de klas is er ruimte voor RT, voor 3 uur per week. De RT wordt uitgevoerd door
Bernadet Botman , een oud medewerker van De Zwaluw , die een eigen
begeleidingsbureau heeft: RT Excellent. Zoals eerder vermeld, wordt de extra
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
8
begeleiding vooral ingezet voor de leerlingen met LGF. Verder wordt RT excellent
ingezet bij het implementeren van de Taal in Blokjes methode, een spellingsmethode
die goed aanslaat bij zwakke spellers en/of dyslectische leerlingen. Voor extra
leesondersteuning voor dyslectische leerlingen en voor eventuele anderen die ernstig
achterblijven met lezen, wordt voor 6 uur per week een andere onderwijsassistent
ingezet. Deze leesondersteuning ( Ralfilezen) vindt buiten de klas plaats en wordt
groepsgewijs aangeboden.
Veld 2: de onderwijsmaterialen
De Zwaluw beschikt over diverse materialen om leerlingen te ondersteunen. Zo zijn er
aangepaste leerlijnen voor de makkelijk lerende leerlingen waarbij een beroep wordt
gedaan op hun zelfstandigheid en probleemoplossend vermogen. Ook zijn er leerlijnen
gericht op auditieve, visuele en op sensomotorische informatieverwerking (Bijv. Taal in
Blokjes).
Er zijn pictogrammen om de stappen en structuur van zelfstandig werken voor
individuele leerlingen te ondersteunen.
Verder is er materiaal om de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren en te
ondersteunen ( Bijv. Doos vol Gevoelens).
Veld 3: de ruimtelijke omgeving
Elke klas heeft mogelijkheden waar leerlingen zich terug kunnen trekken om in hun
eentje rustig en stil te werken. De school is toegankelijk voor rolstoelen. Er is een
mogelijkheid om een time-out ruimte te creëren en datzelfde geldt voor een rust- en
verzorgingsruimte. Er zijn twee zeer grote lokalen. Het speelplein is voorzien van
allerlei sportieve mogelijkheden, zoals tennis, voetbal en basketbal, en loopt op
natuurlijke wijze over in het achterliggende grasveld. De Zwaluw beschikt over een
speellokaal voor de kleuters en heeft een keuken die door leerlingen kan worden
gebruikt. Er is weliswaar geen zwembad, maar de Amstel, waarin zomers prima kan
worden gezwommen, ligt op 50 meter van de school.
Veld 4: de expertise
De expertise is te onderscheiden in team- en individuele expertise. Allereerst de
teamexpertise. Daarmee wordt gedoeld op kennis en ervaring die geïntegreerd is in de
teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers.
De Zwaluw heeft teamexpertise op het gebied van ouderbetrokkenheid: het team
beschikt over competenties om ouders als partner te betrekken bij de onderwijszorg
voor hun kind. Ook heeft de school een teamaanpak op gedrag (Kanjertraining), alle
leerkracht zijn geschoold in deze werkwijze.
De Zwaluw is sterk in beweging en ontwikkelt op dit moment teamexpertise op het
gebied van kennis over opvattingen en aanpakken in de onderwijszorg, coöperatief
leren en meervoudige intelligentie.
De kennis over voorzieningen rond de school en in de regio, die leerlingen kunnen
ondersteunen, is vooral gecentreerd bij de directie en de Intern begeleider.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
9
Het tweede aspect is de individuele deskundigheid en gaat over de beschikbaarheid
van specifieke, bij één of meer interne of externe collega’s/partners aanwezige,
expertise.
De beschikbaarheid van expertise (gecertificeerd) op specifieke gebieden is bij de
Zwaluw als volgt:
Binnenschools
Buitenschools
snel toegankelijk
Expertiseveld
nee
nee
ja
nee
nee
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
nee
nee
ja
ja
nee
ja
nee
ja
ja
nee
nee
ja
ja
nee
Visuele beperkingen
Auditieve beperkingen
Spraakmoeilijkheden en taalstoornissen
Verstandelijke beperkingen
Motorische beperkingen
Beperkingen door chronische ziektes
Autisme Spectrum Stoornissen (ASS)
ADHD en ADD
Angst- en hechtingsstoornissen
Overige psychiatrische aandoeningen
Gedragsproblemen
Dyslexie
Onderwijsachterstanden andere culturen
Veld 5: de samenwerking met andere instanties
De Zwaluw maakt deel uit van het ZT( Zorgteam): een overleg met GGD,
schoolmaatschappelijk werk en de Preventief Ambulant Begeleider van het SBO.(4x
per jaar). Verder organiseert de Intern begeleider het ZAT-overleg (Zorg Advies Team)
wanneer het gewenst is om met een grotere groep deelnemers te praten over welke
hulp de leerling nodig heeft. Vaste deelnemers zijn: leerkracht, ouders, i.b.’er.
Daarnaast kunnen andere hulpverleners hierbij uitgenodigd worden.
Met het Kabouterhuis, een medisch orthopedagogisch centrum (MOC) is eveneens
regelmatig contact. Datzelfde geldt ook voor de gemeente.
Af en toe heeft de school contact met Bureau Jeugdzorg. Met andere instellingen en/of
voorzieningen is niet of nauwelijks contact.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
10
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school
3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept
Een basis voor onderwijs aan kinderen met diverse onderwijsbehoeften wordt gelegd
door het onderwijsconcept van de school. Op het gebied van de diversiteit zijn twee
kenmerken van het onderwijsconcept bepalend: het draagvlak binnen het team, en de
mate waarin de lesstof dan wel de individuele onderwijsbehoefte van de leerling
uitgangspunt van het lesprogramma is. Dit laatste kenmerk kan worden gezien als een
dimensie van methodegestuurd naar leerlinggestuurd.
Aan het ene uiterste van die dimensie staan de scholen die bijna de volledige lestijd de
methode als leidraad hanterend. Leerlingen die onvoldoende uit de weg kunnen met de
standaardmethode krijgen herhalingsstof, extra instructie of verdiepingsstof – zoals die
binnen de methode is gegeven. Het gemiddelde niveau en tempo van de
standaardmethode is maatgevend. Scholen die dit concept welbewust hanteren zijn
vaak van opvatting dat ‘een leerling bij de groep houden’ betekent dat de leerkracht zijn
of haar uiterste best doet om de zwakkere leerling voor wat betreft zijn of haar
prestaties zoveel mogelijk bij de gemiddelde groep aan te laten haken.
Het andere uiteinde van de dimensie wordt bezet door scholen die hun
onderwijsconcept afstemmen op de specifieke groep die op dat moment de klas vormt.
De start ligt bij de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen met hun individuele
ontwikkelings- en leerlijnen. Het overzicht van die lijnen in de groep geeft mogelijkheid
tot het bundelen van de leerlijnen waar deze (bijna) samenvallen. De instructieplanning
wordt afgestemd op deze gebundelde leerlijnen. De werkvormen in de groep zijn vaak
heterogeen, waardoor ‘een leerling bij de groep houden’ hier een gelijke betekenis
heeft voor elke leerling. Bij een dergelijk concept worden veelal ook
standaardmethoden en methodegebonden toetsen gebruikt, maar dan als middel
zonder dat zij direct het didactisch en pedagogisch handelen sturen.
Alle scholen hebben te maken met verschillen tussen kinderen. Relevant voor Passend
Onderwijs zijn verschillen tussen leerlingen op het gebied van:






leercompetenties
leerstijlen
gedragscompetenties
gedragsstijlen
culturele achtergronden
gezinsachtergronden
Van een extra vergroting van de range van onderwijsbehoeften in een klas is sprake bij
combinatieklassen.
d
Onderzoek van de SLO wijst uit dat gemiddeld ongeveer tweederde van de lestijd op Nederlandse
scholen met gebruik van standaardmethoden les wordt gegeven.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
11
Leerkrachten op scholen die vooral methodegestuurd werken, rekken naarmate er
meer verschillende kinderen in hun klas zitten, de mogelijkheden van hun
onderwijsaanbod steeds verder op.
Manieren om binnen het methodegestuurde concept onderwijs te bieden aan leerlingen
met verschillende onderwijsbehoeften zijn o.a.:
 het groeperen van handelingsplannen;
 het werken in niveaugroepen;
 zelfstandig werken;
 vergroting van de expertise van de leerkracht;
 incidentele toepassing van vormen van leren in heterogene groepen;
 de keuze van methodes die heel veel ruimte bieden voor gedifferentieerd werken.
Omdat het uitgangspunt van de les bepaald is door de centrale aanpak van de
methode, betekent elke nieuwe onderwijsbehoefte een extra aanpassing bij die
aanpak. Wanneer veel aanpassingen nodig zijn, beleeft de leerkracht dit vaak als een
stapeling van taken, en daarmee als een toenemende belasting. Soms uit zich dit door
de behoefte van de leerkracht aan steeds meer orde en rust in de klas, om de controle
te kunnen houden over alle verschillende activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden. Met
het toenemen van de organisatorische belasting van de leerkracht, blijft er minder tijd
en energie over voor het ter plekke inspelen op specifieke behoeften van leerlingen op
het moment dat die zich aandienen.
Het methodegestuurde onderwijsconcept is begrensd in haar capaciteit om kinderen
met andere onderwijsbehoeften op te nemen.
Vanaf dit punt is het moeilijk een inschatting te maken waar op de lijn richting brede
zorgschool De Zwaluw nu zou moeten worden gepositioneerd. Daarom slechts een
aanpassing van de tekst aan de actualiteit. Het model moet als niet meer actueel
worden beschouwd. Wel dat De Zwaluw nog steeds als smalle zorgschool dient te
worden gekenmerkt.
In het volgende schema wordt het onderwijsconcept van de Zwaluw weergegeven in
de relatie tussen de mate waarin de lesmethode sturend is en de mate waarin
diversiteit van leerlingen opgevangen kan worden.
De gebogen lijn geeft van links naar rechts een mogelijk model van de ontwikkeling
van een onderwijsconcept, startend bij het leerstofjaarklassensysteem met een strakke
hantering van standaardmethoden. Via het oprekken van de methodegestuurde
aanpak toont het model een omslag in de aanpak naar het starten van de lesinhoud bij
de individuele onderwijsbehoeften van de leerlingen in de klas.
Let wel: de richting van links naar rechts geeft alleen een wenselijke richting aan
wanneer:
 De school meer ruimte wil bieden aan de bestaande diversiteit onder de leerlingen.
 De school meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs wil kunnen
bieden.
 De leerlingpopulatie van de school steeds meer divers wordt.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
12
Scholen bevinden zich ergens op of onder de gebogen lijn.
De Zwaluw bevindt zich op de positie die wordt aangegeven met
De school is in staat tot het opvangen van een tamelijk grote verscheidenheid van
leerlingen. Het schoolconcept dat dit in toenemende mate mogelijk maakt ontwikkelt
zich steeds verder.
Groeimogelijkheden voor de Zwaluw voor wat betreft het schoolconcept:

Het ligt voor de hand dat verbreding van het in ontwikkeling zijnde schoolconcept
het voornaamste element is van de verdere groeimogelijkheden van de school.

Meervoudige intelligentie en Coöperatief leren zijn inmiddels ook in de
zaakvakken geïmplementeerd. Daarnaast heeft De Zwaluw gekozen om de
methode rekenwonders aan te schaffen en gefaseerd in te voeren. Hierdoor
worden ook in het rekenonderwijs in de komende jaren MI en Coöperatieve
werkvormen ingezet. Het team heeft voor de implementatie van de methode
coaching van Bazalt.

De leerlingen nemen steeds meer de verantwoordelijkheid voor hun eigen
leerproces door de uitbreiding van het Taakwerk in alle groepen.

Een uitdaging voor de leerkrachten in het kader van het inzetten van de principes
van meervoudige intelligentie kan zijn om meer differentiatiemogelijkheden te
bieden voor de groep leerlingen die over het algemeen het minst opvalt: de
middengroep die ‘het toch wel redt’.

Verder uitwerken wat het voor de Zwaluw betekent qua voorzieningen en
benodigde expertise, als zij zegt dat zij een dorpsfunctie heeft. Dit vastleggen in
een plan en dat aan schoolbestuur en samenwerkingsverband voorleggen.
Grenzen voor de Zwaluw voor wat betreft het schoolconcept:
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
13
In 2013-2014 heeft de school ism Stichting Amstelwijs gekozen om zich te profileren
als een moderne school die zich niet alleen richt op de leerlingen in de nabije
omgeving, maar die ook passend onderwijs biedt aan leerlingen in Amstelveen en
Uithoorn. De samenwerking met KinderServiceHotels ondersteunt de ambitie van de
school om de talenten van leerlingen op allerlei gebied te ontwikkelen. De Zwaluw wil
samen met KSH in de komende jaren uitgroeien tot een Integraal Kindcentrum waar
onderwijs, opvoeding en kinderopvang onder een dak worden gerealiseerd. Hiermee
versterkt De Zwaluw haar positie in het dorp als voorziening voor alle leerlingen, maar
biedt zij tevens mogelijkheden voor kinderen uit andere delen van Amstelveen om naar
een school te gaan waar uitgegaan wordt van de leermogelijkheden op allerlei
gebieden van leerlingen.
3.2 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. voorzieningen op de vijf velden
In het licht van Passend Onderwijs kunnen vier schoolprofielene binnen het regulier
basisonderwijs worden onderscheiden, te weten:
1. de netwerkschool
2. de smalle zorgschool
3. de brede zorgschool en
4. de inclusieve school.
Onder deze vierdeling van schoolprofielen ligt een dimensie die loopt van
gesegregeerd (‘exclusie’) naar geïntegreerd onderwijs (‘inclusie’). In andere woorden:
de netwerkschool profiteert adequaat en optimaal van de geïnstitutionaliseerde
speciale (onderwijs)zorg binnen andere instellingen, zoveel mogelijk gelegen in de
directe omgeving van de school. Deze is aanwezig in andere speciale scholen, of in
gespecialiseerde zorginstellingen als een revalidatiecentrum. Op de inclusieve school
daarentegen is in principe alle speciale onderwijszorg ‘in huis’ aanwezig om
zorgleerlingen te kunnen handhaven, mede door een vaste partnerrelatie met
zorginstellingen buiten het onderwijs zoals het genoemde revalidatiecentrum.
De schoolprofielen kunnen ook benaderd worden vanuit een ‘ontwikkelingsperspectief’,
waarbij de netwerkschool als beginfase en de inclusieve school als eindfase wordt
gezien. Op die manier kunnen scholen die zichzelf herkennen in één van de
schoolprofielen, de intentie uitspreken om te streven naar een ander, nabijgelegen
schoolprofiel.
Bedenk dat deze vier schoolprofielen ideaaltypisch zijn. In de praktijk komen er allerlei
(sub)varianten voor die uiteindelijk wel weer zijn te herleiden naar één van
bovenstaande schoolprofielen op het gebied van speciale onderwijszorg. Uiteraard is
het schoolprofiel waartoe de school zich ontwikkelt ook geen statische grootheid.
Schoolprofielen veranderen met de transformatie van de schoolpopulatie en de
schoolkeuzen daaromtrent mee.
Hierna worden de voorzieningen op de school per veld, na een omschrijving, ingedeeld
als passend bij een netwerkschool, een smalle zorgschool, een brede zorgschool of
een inclusieve school. De volledige tabellen staan in de bijlage bij dit rapport.
e
Greven, L.F. en Timmerhuis, A. (2008). Passend Onderwijs. Kansen in beeld! Utrecht: Sardes (Sardes
Speciale Editie 8).
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
14
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas
De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een netwerkschool
Veld
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Setting
Binnen de klas
Binnen de school
Er is speciale onderwijszorg door rt’er
 Er is één paar handen in de
f
en/of ib’erg, op tijdelijke basis
klas, de lk zorgt zelf voor bijv.
(gedurende enkele uren per week).
preteaching, werken aan de
instructietafel, op tijdelijke basis
Er is speciale onderwijszorg door
(een uur per week).
ab’er (gedurende enkele uren per
 Er wordt gewerkt met de
week).
gegeven groepsgrootte (± 25
leerlingen).
De hoeveelheid aandacht, ofwel de ‘handen’ in de klas is afhankelijk van:
 de beschikbare formatie;
 de organisatie van de groepen in de school;
 de beschikbare handen van buiten de formatie (ouders, stagiaires…).
Op het moment van de audit in 2011 was er een PABO-stagiaire. Er lijkt voldoende
mogelijkheid om minimaal twee stagiaires tegelijk in huis te hebben.
Omdat de klassen relatief klein zijn, is er veel gelegenheid voor de leerkracht om
binnen de groep te differentiëren en extra aandacht te geven aan individuele of
groepjes leerlingen.
De Zwaluw is een opleidingsschool waar veel aankomende leerkrachten stage willen
lopen. Ieder jaar biedt de school aan minimaal 1 en maximaal 2 LIO stagiaires een
opleidingsplek. De stagiaires moeten daarvoor solliciteren. Zij krijgen een lintstage
aangeboden. Daarnaast is er plaats voor nog maximaal 2 a 3 stagiaires van de HvA.
Voor de komende jaren overwegen wij om een stageplaats te gaan bieden aan
studenten die bijv. een opleiding pedagogische wetenschappen, (ortho) pedagogiek
volgen aan de universiteit. Voor schooljaar 2014-2015 is die ambitie gerealiseerd en
zal voor het gehele schooljaar een student van de Vrije Universiteit die haar stage ikv
van een master klinische ontwikkelingspsychologie op de Zwaluw gaan lopen.
Veld 2: de onderwijsmaterialen
f
In deze tabel en de andere tabellen komen meerdere afkortingen voor. Daarbij staat lk voor leerkracht, oa
voor onderwijsassistent, ou voor ouder, mll voor medeleerling, rt’er voor remedial teacher, ib’er voor intern
begeleider, ab’er voor ambulant begeleider, so voor speciaal onderwijs, lgf voor leerlinggebonden
financiering, pgb voor persoonsgebonden budget, ihp voor individueel handelingsplan.
g
In deze en onderstaande tabellen staat ib-er’. Zoals eerder beschreven staat in het rapport heeft de
Zwaluw geen ib-er maar worden deze taken verricht door de leerkrachten met een zorgtaak.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
15
De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een smalle zorgschool
Veld
Binnen de klas
2. Onderwijsmaterialen


Setting
Binnen de school
Er wordt gebruik gemaakt van
niveau- en tempodifferentiatie in
de lesmethoden.
Er is aanvullend remediërend
materiaal, behorend bij de
gebruikte lesmethoden.



Er zijn onderwijsmaterialen
beschikbaar die tegemoet komen
aan specifieke didactische
kenmerken (bijv. picto-grammen)
en speciale pedagogische/
psychologische kenmerken.
Er wordt op projectbasis gewerkt
aan het pedagogisch klimaat.
Door het inzetten van de
kanjertraining en het
implementeren van ZIEN ( 2014)
maakt de school werk van het
structureel volgen van de sociaal
emotionele ontwikkeling van haar
leerlingen .
Mogelijkheden op dit veld liggen bijv. in het uitbreiden van specifieke materialen tot een
uitgebreidere orthotheek, die beantwoordt aan de ambitie om een (dorps)school te zijn
die de meeste kinderen kan toelaten.
Veld 3: de ruimtelijke omgeving
De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een smalle zorgschool
Veld
3. Ruimtelijke
omgeving
Setting
Binnen de klas
Binnen de school
Er is op de gang ruimte waar één-op Er is een aparte plek (bijv.
één begeleiding of begeleiding van
prikkelarm hoekje) waar ééneen (sub)groepje zorgleerlingen kan
op-één begeleiding of
plaatsvinden.
begeleiding van een
(sub)groepje zorgleerlingen kan
plaatsvinden.
Op ruimtelijk gebed zijn de verdere ontwikkelingsmogelijkheden te vinden in het
realiseren van ruimtelijke voorzieningen zoals die te vinden zijn in de brede zorgschool
(zie bijlage 2, tabel 3)
Veld 4: de expertise
De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een smalle zorgschool
Veld
4. Expertise
Setting
Binnen de klas
Binnen de school
 De lk hebben enige kennis van
 De rt’er en/of ib’er hebben kennis
en competenties op het gebied
van en competenties op het
van de speciale
gebied van vele speciale
onderwijsbehoeften.
onderwijsbehoeften.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
16

Enkele leerkrachten hebben
zich verdiept in de meest
voorkomende problemen /
aandoeningen / stoornissen.

Een deel van het team heeft
kennis van en competenties op
het gebied van de speciale
onderwijsbehoeften.
Eén manier om naar de groei van de expertise te kijken, is door het onderscheid te
maken tussen teamexpertise en individuele expertise. De inzet van individuele
expertise is altijd zinvol, maar heeft veel meer effect wanneer die ingebed is in een
expertomgeving van het team. Bijvoorbeeld een team dat een gezamenlijke expertise
heeft op gedrag, weet veel meer opbrengst te halen uit de specifieke expertise van één
van de leerkrachten op autisme, dan een team dat géén teamaanpak heeft.
Voor het team van de Zwaluw geldt dat onder de inhoudelijke kennis die aanwezig is in
het team, er een gemeenschappelijke basis is. Het team is hecht, heeft vertrouwen in
elkaar en elkaars deskundigheid; ouders en kinderen weten en herkennen dat.
De directeur heeft de opleiding Speciaal Onderwijs gevolgd en de Intern begeleider de
opleiding tot IBer. Daarnaast heeft de laatste veel ervaring op het gebied van de
ontwikkeling van groepsplannen en coaching . De intern begeleider heeft ook een
eigen begeleidingsbureau, IB Plus, en wordt regelmatig ingehuurd door andere scholen
ivm zijn expertise. Een derde collega is in juni 2014 afgestudeerd voor haar Master
Gedrag met de specialisatie Autisme. Een collega’s heeft in juni 2014 een HBO studie
tot leesspecialist afgerond en een tweede collega zal in oktober 2014 specialist meeren hoogbegaafdheid zijn. Door deze specialisaties heeft De Zwaluw nu 5 leerkrachten
in LB kunnen benoemen.
Voor het komend jaar starten 2 leerkrachten met een 2 jarige opleiding waarmee zij
zullen worden opgeleid tot excellente leerkracht en gaat de directeur een voortgezette
schoolleidersopleiding volgen.
In het kort liggen de groeimogelijkheden voor wat betreft de expertise in eerste
instantie bij:

Inzetten op kennisdeling; zoeken naar systematische aanpak om de aanwezige
individuele expertise te maken tot team-expertise. Dit gebeurt inmiddels door de
inzet van SVIB en het organiseren van speciale teamvergaderingen.

Er wordt jaarlijks een scholingsplan vastgesteld.
Veld 5: de samenwerking met andere instanties
De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een smalle zorgschool
Veld
5. Samenwerking
met andere
instanties
Setting
Binnen de klas
Binnen de school
Er is geregelde samenwerking en
 De lk onderhouden contacten
met de ib’er om op de hoogte te afstemming met professionals uit so
en zorginstellingen.
blijven.
De behoefte aan samenwerking met andere instanties groeit mee met de
aanwezigheid op school van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
17
Gezien de geringe omvang van het team is het zinvol te beschikken over een goed
extern netwerk. Op dit veld liggen daarom voor de Zwaluw vooral daarin de
mogelijkheden voor verdere ontwikkeling: uitbreiding van het externe netwerk van
voorzieningen.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
18
4. Tot slot
Over het geheel genomen is de Zwaluw te karakteriseren als een smalle zorgschool.
De aangegeven groeimogelijkheden op het algemene onderwijsconcept van de school
en op de vijf velden bieden op middellange termijn (3 – 5 jaar) perspectief op een
ontwikkeling naar een brede zorgschool.
Netwerkschool
Smalle
zorgschool
Brede
zorgschool
Inclusieve
school
X
Onderwijsconcept
Onderwijsvoorzieningen:
1. Handen in de klas
2. Materialen
3. Ruimtelijke omgeving
4. Expertise
5. Relaties
X
X
X
X
X
Alle aangegeven groeimogelijkheden bieden kansen om meer leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften onderwijs te kunnen bieden, maar ook om de ‘gewone’ leerlingen
meer aan hun specifieke onderwijsbehoeften aangepast onderwijs te bieden.
Het team van de Zwaluw heeft een grote saamhorigheid en een heldere gezamenlijke
ambitie. De school toonde zich tijdens het schoolbezoek een openhartige, gastvrije
school die de discussie rond de onderwijszorg naar aanleiding van de ontwikkelingen
rond Passend Onderwijs genuanceerd voert.
Hopelijk ondersteunt dit rapport het team bij de verdere uitdiepen van die discussie.
Met dank voor de prettige ontvangst,
Paul Kooiman, Sardes.
December 2011
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
19
Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen
Cijfers schooljaar 2010/2011
Per 100 leerlingen op een basisschool zijn er gemiddeld over het hele land
~ 2,8 leerlingen sbo
~ 0,5 leerlingcluster 2
~ 0,9 leerlingcluster 3
~ 0,8 leerling cluster 4 (waarvan ~ 0,3 leerling ZMOK)
0,29 leerling rugzakje Cluster 2
0,35 leerling rugzakje Cluster 3
0,56 leerling rugzakje Cluster 4
De verblijfsduur op het sbo van een leerling is gemiddeld 4 (tot 5) jaar.
Bij een school van bijvoorbeeld 300 leerlingen zou je dus verwachten dat er gemiddeld
per jaar (3 x 2,8) / 4 ~ 2,1 leerlingen verwezen worden naar het sbo.
De verblijfsduur op het so schatten wij op 5 (tot 6) jaar.
Bij een school van bijvoorbeeld 300 leerlingen zou je dus verwachten dath:
-
eens in de drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 2;
twee keer in drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 3;
een keer in de twee jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 4;
-
er 1 leerling is met rugzakje cluster 2;
er 1 leerling is met een rugzakje cluster 3;
er 2 leerlingen zijn met een rugzakje cluster 4.
h
Deze aantallen zouden gelden wanneer alle leerlingen via het regulier onderwijs naar het speciaal
onderwijs zouden stromen. In werkelijkheid vindt verwijzing soms al plaats vóór dat de leerling een
reguliere school heeft bezocht.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
20
Bijlage 2: Speciale onderwijszorg per schoolprofiel
Tabel 1: Speciale onderwijszorg op de netwerkschool
Veld
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Setting
Binnen de klas
Er is één paar handen in de
klas, de lki zorgt zelf voor bijv.
preteaching, werken aan de
instructietafel, op tijdelijke basis
(een uur per week).
Er wordt gewerkt met de
gegeven groepsgrootte (± 25
leerlingen).


2. Onderwijsmaterialen



Binnen de school
Er is speciale onderwijszorg
door rt’er en/of ib’er, op tijdelijke
basis (gedurende enkele uren
per week).
Er wordt waar nodig gebruik
gemaakt van niveaudifferentiatie
in de lesmethoden.
Er is aanvullend remediërend
materiaal voor de kernvakken,
behorend bij de gebruikte
lesmethoden.

Er zijn onderwijsmaterialen
beschikbaar die tegemoet
komen aan specifieke
didactische kenmerken en
speciale
pedagogische/psychologische
kenmerken (bijv.
beloningssysteem).
3. Ruimtelijke
omgeving

Aan de tafel van de
zorgleerlingen wordt één-op-één
begeleiding gegeven.

Er is op de gang ruimte waar
één-op-één begeleiding of
begeleiding van een
(sub)groepje leerlingen kan
plaatsvinden.
4. Expertise

De lk hebben enige kennis van
en competenties op het gebied
van speciale
onderwijsbehoeften.

De lk onderhouden contacten
met de ib’er om op de hoogte
te blijven.

De rt’er en/of ib’er hebben enige
kennis van en competenties op
het gebied van de meest
voorkomende speciale
onderwijsbehoeften.
Er is op basis van behoefte
samen werking en afstemming
met professionals uit so en
zorginstellingen.
5. Samenwerking
met andere
instanties

i
In deze tabel en de andere tabellen komen meerdere afkortingen voor. Daarbij staat lk voor leerkracht, oa
voor onderwijsassistent, ou voor ouder, mll voor medeleerling, rt’er voor remedial teacher, ib’er voor intern
begeleider, ab’er voor ambulant begeleider, so voor speciaal onderwijs, lgf voor leerlinggebonden
financiering, pgb voor persoonsgebonden budget, ihp voor individueel handelingsplan.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
21
Tabel 2: Speciale onderwijszorg op de smalle zorgschool
Veld
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
Setting



2. Onderwijsmaterialen


Binnen de klas
Er is één paar handen in
de klas, de lk zorgen
eventueel met extra
ondersteuning van
oa/ou/mll voor bijv.
preteaching, extra leestijd,
op tijdelijke basis (enkele
uren per week).
Er wordt grotendeels
gewerkt met de gegeven
groepsgrootte (± 25
leerlingen).
Voor korte perioden kan
de groep kleiner worden
gemaakt door inzet van
oa/ou/mll; de lk kan dan
individuele zorgleerling of
subgroep zorgleerlingen
helpen.


Er wordt gebruik gemaakt
van niveau- en
tempodifferentiatie in de
lesmethoden.
Er is aanvullend
remediërend materiaal,
behorend bij de gebruikte
lesmethoden.


Binnen de school
Er is speciale onderwijszorg door
rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis
(een enkel dagdeel of enkele dag
per week).
Er is speciale onderwijszorg door
ab’er (gedurende enkele uren per
week).
Er zijn onderwijsmaterialen
beschikbaar die tegemoet komen
aan specifieke didactische
kenmerken (bijv. picto-grammen) en
speciale pedagogische/
psychologische kenmerken.
Er wordt op projectbasis gewerkt aan
het pedagogisch klimaat.
3. Ruimtelijke
omgeving

Er is een aparte plek (bijv.
prikkelarm hoekje) waar
één-op-één begeleiding of
begeleiding van een
(sub)groepje
zorgleerlingen kan
plaatsvinden.

Er is op de gang ruimte waar éénop-één begeleiding of begeleiding
van een (sub)groepje zorgleerlingen
kan plaatsvinden.
4. Expertise

De lk hebben enige kennis
van en competenties op
het gebied van de
speciale
onderwijsbehoeften.
Enkele leerkrachten
hebben zich verdiept in de
meest voorkomende
problemen /
aandoeningen /
stoornissen.

De rt’er en/of ib’er hebben kennis
van en competenties op het gebied
van vele speciale
onderwijsbehoeften.
Een deel van het team heeft kennis
van en competenties op het gebied
van de speciale onderwijsbehoeften.


IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
22
5. Samenwerking
met andere
instanties

De lk onderhouden
contacten met de ib’er om
op de hoogte te blijven.

Er is geregelde samenwerking en
afstemming met professionals uit so
en zorginstellingen.
Tabel 3: Speciale onderwijszorg op de brede zorgschool
Veld
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
2. Onderwijsmaterialen
Setting
Binnen de klas
 Er zijn twee paar handen in de
klas, door oa, voor aanvullende
begeleiding, op tijdelijke basis
(gedurende enkele dagdelen
per week).
 De groepen zijn kleiner.




Er wordt niveau- en
tempodifferen-tiatie toegepast
binnen de les-methoden.
Voor zorgleerlingen zijn er
aparte methoden beschikbaar.
Er is aanvullend remediërend
materiaal, behorend bij de
gebruikte lesmethoden.
Er wordt lesstof aangeboden
vanuit leerlijnen die gebaseerd
zijn op de kerndoelen.
Binnen de school
 Er is speciale onderwijszorg
door rt’er en/of ib’er, op semipermanente basis (gedurende
enkele dagen per week).
 Er is speciale onderwijszorg
door ab’er (gedurende enkele
dagdelen per week).
 Er is een orthotheek met
onderwijs-materialen
beschikbaar die tegemoet
komen aan specifieke
didactische kenmerken,
speciale pedagogische/
psychologische kenmerken en
fysieke/lichamelijke kenmerken.
 Er wordt door de hele school
gewerkt met een speciaal
programma voor de sociaalemotionele ontwikkeling (bijv.
Leefstijl).
 Er is een aparte ruimte voor
andere functies (bijv. voor
verzorging of voor een timeout).
3. Ruimtelijke
omgeving

Er zijn aparte plekken waar
één-op-één begeleiding en
begeleiding van (sub)groepjes
zorgleerlingen kan
plaatsvinden.
4. Expertise

Meerdere lk hebben veel
kennis en competenties op het
gebied van de stoornissen en
beperkingen van
zorgleerlingen.
Via collegiale consultatie en
intervisie blijven lk scherp.

De ib’er, rt’er en lk werken
regelmatig samen met
professionals van externe
instanties (bijv. algemeen maatschappelijk werk, RIAG,
GG&GD)


5. Samenwerking
met andere
instanties


Een groot deel van het team
heeft kennis van en
competenties op het gebied
van de specifieke
onderwijsbehoeften van
zorgleerlingen.
Experts m.b.t. voorkomende
stoornissen en beperkingen zijn
direct beschikbaar (bijv.
schoolmaatschap-pelijk werker,
logopedist).
Er is op regelmatig
samenwerking en afstemming
met professionals uit so en
zorginstellingen (bijv.
gezamenlijke bijdrage aan
uitvoering van ihp).
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
23

Externe experts zijn op afroep
beschikbaar als daar behoefte
aan is (bijv. faalangsttrainer).
Tabel 4: Speciale onderwijszorg op de inclusieve school
Veld
1. Hoeveelheid
aandacht en tijd
2. Onderwijsmaterialen
Setting
Binnen de klas
 Er zijn twee paar handen in de
klas, door lk/oa voor intensieve
(één-op-één) begeleiding, op
permanente basis (gedurende
de gehele week).
 Er wordt gewerkt in kleinere
groepen.
Binnen de school
 Er is speciale onderwijszorg
door vlk, rt’er en/of ib’er op
permanente basis (gedurende
alle dagen).
 Er is speciale onderwijszorg
door ab’er (gedurende enkele
dagen per week).

Zorgleerlingen volgen
(individuele) leerlijnen in de
kernvakken, gebaseerd op de
kerndoelen.
Er zijn onderwijsmaterialen
aanwezig met speciale
didactische kenmerken,
speciale pedagogische /
psychologische kenmerken en
fysieke / lichamelijke
kenmerken, tegemoetkomend
aan kindspecifieke
belemmeringen (bijv.
verpleegmateriaal voor
langdurig zieke kinderen).

De lokalen zijn aangepast voor
leerlingen met speciale
bewegings-behoeften (bijv.
rolstoelgebruik), de lokalen zijn
ruim bemeten, bieden
deelruimtes voor diverse
activiteiten.


3. Ruimtelijke
omgeving



Er is een rijk geoutilleerde
orthotheek met
onderwijsmaterialen
beschikbaar die tegemoet
komen aan specifieke
didactische kenmerken,
speciale
pedagogische/psychologische
kenmerken en
fysieke/lichamelijke kenmerken
Er wordt door de hele school
gewerkt met een speciaal
programma voor de sociaalemotionele ontwikkeling
(preventief pedagogisch
schoolklimaat).
De binnen- en buitenruimte zijn
volledig aangepast voor
leerlingen met speciale
bewegingsbehoeften (bijv.
rolstoelgebruik, time-out), voor
speciale verzorging (bijv.
revalidatie, fysiotherapie) en
voor speciale leerbehoeften
(bijv. schooltuin).
Er zijn meerdere aparte ruimtes
met een eigen functie (bijv.
voor time-out).
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
24
4. Expertise



De lk zijn experts op het gebied
van speciale
onderwijsbehoeften. Daartoe
zijn scholings- en
certificeringstrajecten gevolgd
(bijv. akte so en master SEN).
De lk laten zich voortdurend bijscholen, m.b.v. coaching en
‘training on the spot’ (videointeractie-begeleiding).
Via externe audits/ex ante
inspectiebezoeken blijven lk
scherp.



5. Samenwerking
met andere
instanties

De ib’er, rt’er en lk werken
intensief samen met
professionals van externe
instanties (hogescholen en
universiteiten), benutten nieuwe
wetenschappelijke inzichten en
evidence based behandelingsmethoden (na raadpleging
databank Effectieve
jeugdinterventies*).



Het gehele team heeft kennis
van en competenties op het
gebied van de specifieke
onderwijsbehoeften van de
zorgleerlingen.
Experts vanuit meerdere
disciplines met betrekking tot
alle voorkomende stoornissen
en beperkingen zijn direct
beschikbaar (bijv. schoolmaatschappelijk werker,
orthopedagogisch specialist,
logopedist, kinderfysiotherapeut, schoolpsycholoog).
Er is een ouderconsulent die
belangen behartigt van ouders,
hen wegwijs biedt in de ‘wereld
die zorg heet’ (bijv. bij
aanvragen lgf/pgb).
Er is op structurele basis
intensieve samenwerking en
afstemming met so en andere
zorginstellingen (ook met
Bureau Jeugdzorg) voor alle
zorgleerlingen (bijv.
gezamenlijke bijdrage aan
uitvoering van ihp).
Externe experts zijn op afroep
beschikbaar (bijv.
speltherapeut, faalangsttrainer,
maar ook wijkagent,
wijkverpleegkundige/schoolarts,
leerplichtambtenaar).
De school biedt i.s.m.
instellingen aantrekkelijke
(opvoedings-)cursussen aan
voor ouders.
* Op de webpagina www.jeugdinterventies.nl van het NJi (Nederlands Jeugdinstituut) wordt bijgehouden
wat in de speciale onderwijszorg werkt, wat wetenschappelijk bewezen is in de praktijk.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
25