klik hier - IVN Oisterwijk

IVN Vogelwerkgroep Oisterwijk
Vogel van de maand jan. 2014
DE KLUUT
door:
Martien Maas
(Recurvirostra avosetta)
Een mooie sierlijke, ranke waadvogel,
bewoner van de kuststreek en zandige
oevers van ondiepe plassen, behorend
tot de pleviervogels, die weer
onderverdeeld worden in waadvogels
en meeuwachtigen. Kenmerken van een
waadvogel, variërend van klein (formaat
spreeuw) tot middelgroot ( formaat
eend), zijn: een lange dunne snavel en
lange slanke poten, kunnen uitstekend
rennen en zijn onvermoeibare en snelle
vliegers. Ze hebben een korte achter-teen, die iets hoger is ingeplant dan de langere
voor-tenen, wat bij het rennen goed van pas komt.
De Kluut voldoet aan al deze kenmerken, zo groot als een eend, mooie dunne snavel
waarvan de punt omhoog wijst en lange dunne poten welke grijs-blauw gekleurd
zijn. Het verenkleed is contrasterend met veel wit en zwart. Aan de onderzijde
helemaal wit met grote zwarte vleugelpunten, aan de bovenzijde ook grote zwarte
vleugelpunten en verder twee strepen op de vleugels en twee op de rug, welke allen
naar de staart wijzen. Verder is de bovenste helft van de kop zwart, tot net onder
het oog, doorlopend in een zwarte achterzijden van de nek. In de zomer is het
voorhoofd wit of wit gestippeld. In de vlucht steken de lange poten vér achter de
staart uit. Er is geen verschil in het verenkleed tussen mannetjes en vrouwtjes. Zijn
de zwarte delen wat bruinachtig van kleur dan hebben we te maken met een jonge
vogel. Bij de nestkuikens zien we een geel-bruine bovenkant met zwarte vlekjes en
streepjes en een witte onderzijde en het snaveltje is nog maar nauwelijks gebogen.
Het zijn zgn. nestvlieders. De roep van een kluut is een kort kuu-iet of kuut (met een
beetje fantasie ke..luut).
Het foerageren van de kluten lijkt veel op dat van de lepelaars; zij zwaaien daarbij
met de snavel door ondiep water en vangen daarbij allerlei beestjes, bij wat dieper
water wordt de kop ook nog wel onder water gehouden. Ze foerageren ook wel op
de (slikkerige) grond.
De kluut komt voor van de Zwarte zeekust
oostwaarts tot Centraal-China en nestelt in
West-, midden- en Zuid-Europa. De kluut is
geen echte trekvogel; alleen de vogels uit de
noordelijke gebieden laten zich in de winter wat
afzakken naar de West Europese kust en naar
de Middelandse Zee tot in Noord Afrika.
De balts in het voorjaar is een groepsgebeuren,
waarbij de vogels, gewoonlijk tijdens het voedsel
zoeken, een kring vormen, naar het midden buigen, met de snavel over de grond
schuiven, met de poten stampen en opgewonden kreten uiten. De paring is een heel
sierlijk gebeuren, ondanks de lange poten, waarbij het vrouwtje de kop laag boven
het water vooruit steekt. Het mannetje is daarbij heel aardig (zeg maar lief) voor z'n
vrouwtje.
Het nest bestaat uit een met droge stengels, schelpjes of ander materiaal bekleed
kuiltje in in modder of zand, waarbij een volledig legsel uit 4 eieren bestaat. Er wordt
door beide partners gedurende 24-25 dagen gebroed, waarbij de aflossing een hele
ceremonie is. De partner die aan de beurt is rent een aantal keren rond het nest,
waarbij hij stukjes stengel, schelp of ander materiaal naar de broedende partner
gooit tot deze opstaat. Vervolgens keert de aflosser de eieren allemaal met de snavel
om vóór dat hij op het nest gaat zitten. Na het uitkomen verzorgen beide partners
nog zo'n 6 weken voor de jongen.
Een prachtige vogel. Niets mooier dan een groep kluten op het water, rustend op
één poot, snavel in de veren, met een zonnetje er op. Ze zijn dan van verre
herkenbaar, witter dan wit