Onderzoek naar leesvoorkeuren

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwerty
uiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasd
fghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzx
cvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq
Onderzoek naar leesvoorkeuren
wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui
opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg
hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc
vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq
wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui
opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg
hjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxc
vbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq
wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui
opasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfg
hjklzxcvbnmrtyuiopasdfghjklzxcvbn
mqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwert
yuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopas
dfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklz
xcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnm
qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwerty
Kim 't Hooft
Anthony Vos
Sarah de Klerk
Klas: DNLV1B
Jaar: 2013-2014
Docent: Drs. B. Bijl
Voorwoord
Als onderdeel van de studie ‘Nederlands deeltijd versneld’ aan de Hogeschool Rotterdam
hebben wij dit onderzoek uitgevoerd. De opdracht is verstrekt door dhr. B. Bijl vanuit het vak
jeugdliteratuur. Dit onderzoek is een onderzoek naar de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van de leerlingen binnen het voortgezet onderwijs op verschillende plaatsen in Nederland.
Om die reden is dit een samenwerkingsopdracht tussen drie studenten die op verschillende
plaatsen lesgeven. Kim ’t Hooft geeft les in Terneuzen, op Scholengemeenschap De Rede
(vmbo, havo, vwo). Anthony Vos geeft les op het Lentiz Maasland te Maasland (vmbo) en
Sarah de Klerk heeft onderzoek gedaan op het Prinsentuincollege te Oudenbosch (vmbo).
Dit document bevat een onderzoeksopzet, hypothesen, resultaten en conclusies. Het kan
gebruikt worden om inzichten over het leesgedrag en over de leesvoorkeuren van leerlingen
te krijgen. Dit onderzoek is slechts gering van omvang gezien de gestelde tijd en
toetsingsmogelijkheden. Het kan daarom voortgezet en uitgebreid worden door andere
geïnteresseerden of volgende studenten.
Wij zijn er bij het schrijven van dit rapport vanuit gegaan dat de lezer enige voorkennis heeft
op het gebied van lezen en van onderwijs.
Bij dezen willen wij ook graag enkele betrokkenen bedanken die bijgedragen hebben aan de
totstandkoming en uitwerking van dit onderzoek. Als eerste zijn dit de drie betrokken
middelbare scholen: Scholengemeenschap de Rede, Prinsentuincollege en Lentiz Maasland.
Ook de leerlingen van deze scholen zijn wij dankbaar voor de bereidheid voor het invullen
van de enquête.
Tot slot willen wij dhr. B. Bijl en de Hogeschool Rotterdam bedanken voor de opdracht en de
begeleiding van en tijdens dit onderzoek.
Kim ’t Hooft, Anthony Vos en Sarah de Klerk
Studenten Nederlands deeltijd versneld, Hogeschool Rotterdam
Rotterdam, 30 mei 2014
Pagina 2 van 40
Inhoudsopgave:
Inleiding ..................................................................................................................................4
Hoofdvragen en deelvragen ...................................................................................................6
Hoofdvraag: ........................................................................................................................6
Deelvragen: ........................................................................................................................6
Toelichting deelvragen: .......................................................................................................7
Opzet enquête ........................................................................................................................8
Hypothesen ..........................................................................................................................12
Beantwoording deelvragen ...................................................................................................14
Deelvraag 1 ......................................................................................................................15
Deelvraag 2 ......................................................................................................................16
Deelvraag 3a ....................................................................................................................17
Deelvraag 3b ....................................................................................................................17
Deelvraag 4 ......................................................................................................................18
Deelvraag 5 ......................................................................................................................19
Deelvraag 6 ......................................................................................................................20
Deelvraag 7 ......................................................................................................................21
Conclusie: ............................................................................................................................22
Bijlagen: ...............................................................................................................................25
Bronnen................................................................................................................................40
Pagina 3 van 40
Inleiding
Dit onderzoek gaat over de leesvoorkeuren en het leesgedrag van drie middelbare scholen
in Nederland. Om het onderzoek haalbaar en overzichtelijk te maken, beperken wij ons tot
leerlingen in het eerste en het tweede leerjaar. Dit onderzoek zorgt niet alleen voor het
verkrijgen van resultaten die toepasbaar zijn in de onderwijspraktijk, maar het draagt ook bij
aan onze persoonlijke ontwikkeling.
Het onderzoek heeft voor ons de volgende doelen:
 Na dit onderzoek kunnen wij aan onze leerlingen enthousiasme en belangstelling
uitstralen voor jeugdboeken;
 Na dit onderzoek kunnen wij onze leerlingen enthousiast maken voor het zelfstandig
lezen van jeugdboeken;
 Na dit onderonderzoek kunnen wij onze leerlingen adviseren in hun keuzes en
middelen aanreiken om zelfstandig goede keuzes te maken;
 Na dit onderzoek weten wij boeken te onderscheiden op basis van hun literaire
kwaliteit, op basis van het vereiste leesniveau en op basis van genre;
 Na dit onderzoek kunnen wij leerlingen de gelegenheid bieden om in een veilige
leeromgeving met de docent en hun leeftijdgenoten ervaringen en meningen over
hun leeservaringen uit te wisselen.
Naast deze doelstellingen, met betrekking tot onze persoonlijke ontwikkeling, is dit
onderzoek vooral gericht op het verkrijgen van inzichten in het leesgedrag en in de
leesvoorkeuren van de leerlingen. Dit vinden wij belangrijk, omdat in onze ogen lezen
belangrijk is voor de ontwikkeling van de leerlingen. Het lezen van jeugdliteratuur is een
kerndoel binnen het vak Nederlands.
De stichting SLO, het nationaal expertise centrum leerplan ontwikkeling, omschrijft het
kerndoel op de website http://ko.slo.nl (30 mei 2014) als volgt:
‘De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn
belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden.’
Ook wordt er op de site een toelichting gegeven bij dit kerndoel die het belang van lezen
nogmaals benadrukt. De toelichting is de volgende:
‘Het gaat in dit kerndoel om leesvaardigheid als venster op de wereld, om weten wat er zoal
te lezen is en om het besef, of liever: de ervaring, dat lezen belangrijk, leerzaam en plezierig
kan zijn. De taak voor het onderwijs is: leerlingen met een breed scala aan soorten teksten in
contact brengen, het lezen van zowel fictie als puur informatief bedoelde teksten stimuleren,
leerlingen ‘leeskilometers’ laten maken. Verwerkingsopdrachten erbij kunnen leerlingen aan
het denken zetten over de wereld waarin ze leven, dicht bij huis of wat verder weg, over
zichzelf en anderen, kunnen helpen eigen interesses te ontdekken, meningen te vormen en
deze te relateren aan interesses en opvattingen van anderen. Met het oog op de
examenprogramma’s vmbo en havo/vwo zal er in de onderbouw de nodige aandacht aan het
lezen en leren verwerken van fictie besteed moeten worden.’
Dat lezen belangrijk is voor de leerlingen wordt met bovenstaande bewezen, maar het
activeren van de leerlingen tot lezen is niet zo simpel als het lijkt. Jan van Coillie ( 2007 ), de
eerste Belgische doctor in kinder- en jeugdliteratuur, heeft dit verder onderzocht en heeft na
dit onderzoek zes leesfuncties opgesteld die voor leerlingen van belang zijn. De functies
luiden als volgt:
Pagina 4 van 40
‘Lezen heeft:
1) Een ontspannende functie: het boek laat de leerling zich ontspannen, zich goed
voelen.
2) Een creatieve functie: het boek daagt de leerling uit het verhaal zelf in te vullen, te
fantaseren.
3) Een emotionele functie: het boek biedt de leerling inzicht in gevoelens en ervaringen,
en kan helpen om emoties te verwerken.
4) Een informatieve functie: het boek komt tegemoet aan een behoefte aan kennis.
5) Een opvoedende functie: het boek geeft de leerling de mogelijkheid een standpunt in
te nemen over de normen en waarden van de samenleving.
6) Een esthetische functie: het boek komt tegemoet aan een behoefte aan schoonheid,
aan het genieten van het mooie op zichzelf.’
Met het kerndoel en het onderzoek van Jan van Coillie in ons achterhoofd, willen wij met dit
onderzoek inzicht krijgen in de leesvoorkeuren van de leerlingen uit leerjaar 1 en 2 binnen
het voortgezet onderwijs. Zodoende zijn wij tot de volgende hoofdvraag gekomen:
‘Wat is het leesgedrag en wat zijn de leesvoorkeuren van leerlingen uit het eerste en
tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’
Deze hoofdvraag kunnen wij niet in een keer beantwoorden en daarom hebben wij
deelvragen opgesteld, welke wij vervolgens in enquêtevragen hebben omgezet.
Naast deze deelvragen en de onderzoeksresultaten kunt u in dit onderzoeksverslag ook
onze vooraf gestelde hypothesen lezen. Aan het einde van dit verslag zijn de algemene
bevindingen te vinden in de vorm van conclusies.
Pagina 5 van 40
Hoofdvragen en deelvragen
Hoofdvraag:
Na overleg binnen onze werkgroep zijn wij tot de volgende hoofdvraag gekomen:
‘Wat is het leesgedrag en wat zijn de leesvoorkeuren van leerlingen uit het eerste en
tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’
Deelvragen:
Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden hebben wij deelvragen opgesteld. Deze
deelvragen helpen ons in het onderzoeksproces. Met behulp van de deelvragen kunnen wij
onze enquêtevragen formuleren.
De volgende deelvragen zijn na overleg tot stand gekomen:







Waarom lezen de leerlingen?
Hoe groot is de invloed van de thuissituatie op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Hoe groot is de invloed van de docent/school op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Hoe groot is de invloed van de “peergroep” op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Hoe groot is de invloed van de media (tv, krant, internet) op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Hoe groot is de invloed van de persoonlijke situatie op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Wat voor eisen stellen de leerlingen aan een goed boek?
Pagina 6 van 40
Toelichting deelvragen:
Iedere deelvraag zullen wij nader toelichten.
 Waarom lezen de leerlingen?
Deze deelvraag hebben wij opgesteld om er achter te komen in welke situaties leerlingen
graag lezen. Doen zij dit uit verveling, is dit pure ontspanning of zien ze lezen als een
verplichting?

Hoe groot is de invloed van de thuissituatie op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Het is voor ons van belang om te weten of de leerlingen thuis gestimuleerd worden tot
boeken lezen. Wij willen ook weten of er door familieleden gelezen wordt. De antwoorden
van de enquêtevragen geven ons een beeld of de leerling thuis gestimuleerd wordt tot het
lezen van boeken en of goed voorbeeld doet volgen.

Hoe groot is de invloed van de docent/school op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Wij willen weten wat voor invloed en in welke mate de school en de docent invloed hebben
op de leerlingen. Ook willen wij weten of stimulatie vanuit school door de leerlingen ook
daadwerkelijk als effectief en prettig wordt ervaren.
Hoe groot is de invloed van de “peergroep” op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Bij deze deelvraag kijken wij naar de vriendengroep van de leerlingen. Wordt er door de
vrienden gelezen? Wordt er binnen de vriendenkring over gesproken en hoe wordt lezen
onder de jongeren eigenlijk gezien? Is het stoer of juist niet en trekken onze leerlingen zich
hier iets van aan?


Hoe groot is de invloed van de media (tv, krant, internet) op de leesvoorkeuren van
leerlingen en het leesgedrag uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Tegenwoordig zijn de media niet meer weg te denken uit het leven van onze leerlingen. De
media komen overal terug en worden over het algemeen zeer interessant gevonden door
jongeren. Wij vragen ons af of de media de leerlingen wel eens aanzetten tot het lezen van
boeken.

Hoe groot is de invloed van de persoonlijke situatie op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Hierbij maken wij gebruik van het onderzoek van J. Coillie naar de functies van lezen.
Wanneer wij onderzoeken of deze zes functies en welke van deze functies aansluiten bij
onze leerlingen, weten wij meer over de voorkeuren van de leerlingen wat betreft het doel
van het lezen van een boek.
 Wat voor eisen stellen de leerlingen aan een goed boek?
Tot slot willen wij kijken naar de eisen die leerlingen stellen aan het lezen van boeken. Wij
willen onderzoek wat leerlingen graag lezen en wat volgens hen goede boeken zijn. Hierbij
kan gedacht worden aan de veel praktischere aspecten van de boeken, zoals het genre, de
afbeeldingen en het letterformaat.
Pagina 7 van 40
Opzet enquête
Wij hebben met de werkgroep besloten dat de enquête grotendeels anoniem ingevuld kan
worden en dat wij enkel het leerjaar en het geslacht willen weten. Ook zijn wij benieuwd of de
leerlingen in het tweede leerjaar meer beïnvloed worden door bijvoorbeeld hun peergroep
dan de brugklassers.
Hieronder zullen wij per deelvraag één of enkele enquêtevragen opstellen die een zo volledig
mogelijk beeld geven van de leesvoorkeuren en het leesgedrag van onze leerlingen. De
leerlingen kunnen steeds meerdere antwoorden per vraag geven. Ook zijn zij in de
gelegenheid een eigen antwoord te geven.
Naar aanleiding van de deelvraag ‘Waarom lezen de leerlingen?’,om achter het leesgedrag
van de leerlingen te komen, hebben wij de volgende enquêtevragen opgesteld”:
1.
o
o
o
o
o
o
o
Waarom lees jij?
Ik vind het ontspanning
Het moet voor school
Het moet van mijn ouders
Ik lees zodat ik me niet verveel
Ik lees om meer te weten te komen
Ik lees zodat ik beter word in lezen
Anders, namelijk…………………………………...
2.
o
o
o
o
Hoe vaak lees jij boeken anders dan jouw schoolboeken?
Iedere dag
Een paar keer per week
Een paar keer per maand
Anders, namelijk……………………………………
3.
o
o
o
o
o
o
o
Wat lees jij graag?
Leesboeken
Kranten
Strips
Studieboeken
Tijdschriften
Websites en blogs
Anders, namelijk……………………………………
4.
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Hoe kom jij aan boeken?
Wij hebben thuis veel boeken
Ik leen ze op school
Ik haal ze bij de bibliotheek
Ik koop ze in de winkel
Ik koop ze op internet
Ik krijg ze vaak cadeau
Ik leen ze van familie
Ik leen ze van vrienden
Ik download ze en lees ze op mijn tablet of e-reader
Anders, namelijk……………………………………
5.
o
o
o
Denk jij dat lezen belangrijk voor jou is?
Ja, omdat…………………………………………….
Nee, omdat…………………………………………..
Anders, namelijk…………………………………….
Pagina 8 van 40
Om een volledig beeld te krijgen van de deelvraag ‘Hoe groot is de invloed van de
thuissituatie op de leesvoorkeuren en het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede
leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’ willen wij de leerlingen de volgende vragen
stellen:
6.
o
o
o
o
o
Wie lezen er bij jou thuis regelmatig boeken?
Mijn ouders/verzorgers
Mijn broers/zussen
Alleen ik
Niemand
Anders, namelijk…………………………………….
7.
o
o
o
o
Wordt er thuis wel eens tegen jou gezegd dat jij moet of kan gaan lezen?
Nooit
Ja, mijn vader/moeder zegt dat tegen me
Ja, mijn broer/zus zegt dat tegen me
Anders, namelijk……………………………………..
Om antwoord te krijgen op de deelvraag ‘Hoe groot is de invloed van de docent/school op de
leesvoorkeuren en het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het
voortgezet onderwijs?’ stellen wij de leerlingen de volgende vragen:
8.
o
o
o
Kan jij op school boeken lenen?
Ja, wij hebben een schoolbibliotheek
Ja, als ik het aan mijn docent vraag
Nee
9.
o
o
o
o
Wordt er op school vaak tegen jou gezegd dat jij boeken moet lezen?
Ja, door verschillende docenten
Ja, maar door maar één of een enkele docent
Nee nooit
Anders, namelijk……………………………..
10. Lees jij vaak in leesboeken op school?
o Nee
o Ja
o Als jij ja hebt gekozen, hoe vaak is dit het geval? …………….
Graag willen wij weten of de peergroup van leerlingen invloed heeft op hun leesgedrag en
leesvoorkeuren. Daarom hebben wij de deelvraag ‘Hoe groot is de invloed van de
“peergroup”?’ opgesteld. Onderstaande vragen horen bij deze deelvraag.
11. Lezen jouw vrienden boeken?
o Ja, al mijn vrienden lezen boeken
o Ja, maar slechts een paar vrienden lezen boeken
o Nee, niemand leest boeken
o Weet ik niet, want wij praten er nooit over
o Niemand van mijn vrienden leest boeken
o Anders, namelijk………………………………….
Pagina 9 van 40
12. Wat vinden jouw vrienden van boeken lezen?
o Mijn vrienden vinden lezen leuk en ontspannend
o Mijn vrienden vinden lezen interessant en leerzaam
o Mijn vrienden vinden lezen saai en stom
o Anders, namelijk……………………………………….
13. Praat jij met jouw vrienden wel eens over boeken?
o Ja best vaak
o Heel soms
o Nee nooit
o Anders, namelijk………………………………………..
Wij zijn benieuwd naar de invloed van de media op de leerlingen. Daarom hebben wij de
deelvraag ‘Hoe groot is de invloed van de media (tv, krant, internet) op de leesvoorkeuren
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’ opgesteld.
De volgende vragen komen hieruit voort:
14. Hoor jij wel eens iets over boeken in de media ( tv, krant, radio, internet)
o Ja, via de tv
o Ja, via de radio
o Ja, via de krant
o Ja, via internet
o Nee nooit
o Anders, namelijk………………………………………..
15. Als jij iets over boeken hoort in de media, heeft dat dan invloed op jou? Denk jij dan
wel eens dat jij dat boek wilt gaan lezen?
o Ja, dat gebeurt vaak.
o Heel soms
o Nooit
Om de deelvraag ‘Hoe groot is de invloed van de persoonlijke situatie op de leesvoorkeuren
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’ te kunnen
beantwoorden hebben wij de volgende vragen opgesteld:
16. Wat moet een boek met jou doen?
o Het moet me ontspanning bieden
o Ik moet mijn fantasie kwijt kunnen. Ik wil dat het lijkt alsof ik in een andere zit.
o Ik wil mijn emoties kunnen herkennen, bijvoorbeeld verdriet, woede en verliefdheid.
o Ik moet er meer kennis door krijgen en slimmer door worden.
o Ik wil door een boek kunnen leren hoe je met mensen om moet gaan. Ik wil weten
hoe je bepaalde situaties moet aanpakken.
o Ik moet een boek echt mooi vinden en het moet me uitdagen om meer te gaan lezen.
o Anders, namelijk…………………………………
Pagina 10 van 40
Tot slot hebben wij de deelvraag ‘Wat voor eisen stellen de leerlingen aan een goed boek?’
opgesteld. Onderstaande vragen horen bij deze deelvraag.
17. Welke genres ( soorten boeken ) lees jij graag?
o Humor
o Strips
o Sprookjes
o Reizen
o Avontuur
o Sciencefiction
o Sport
o Dieren
o Fantasie
o Griezel/horror
o Misdaad/detectives
o Oorlog
o Geschiedenis
o Liefde/ relaties
o Problemen uit het echte leven
o Anders, namelijk………………………………..
18. Waar let jij op bij het uitkiezen van een boek?
o De dikte van het boek
o De grootte van de letters
o De afbeeldingen/plaatjes
o De omslagtekst/ flaptekst
o De voorkant
o De schrijver
o De titel
o Het genre
o De leeftijd
o Of het boek prijzen heeft gewonnen
o Of vrienden/familie het boek leuk vinden
o Anders, namelijk…………………………….
19. Wat vind jij belangrijk aan de schrijfstijl van een boek?
o Ik vind het leuk als het geschreven is vanuit een ik-persoon
o Ik vind het fijn als je leest via een hij en een zij
o Ik wil geen moeilijke woorden tegenkomen
o Er mogen best moeilijke woorden in het boek staan
o Ik vind het fijn dat het boek uit korte verhalen bestaat
o Ik lees het liefst één lang verhaal dan meerdere korte verhalen
o Anders, namelijk………………………………
20. Gebruik jij onderstaande vormen van boeken lezen ook wel eens?
o Luisterboeken
o Boekverfilmingen
o Digitale boeken via een tablet of e-reader
o Ik word regelmatig voorgelezen
o Anders, namelijk……………………………..
21. Wat vind jij nou echt een mooi boek en wie vind jij een goede schrijver?
Boek:…………………………………………………………………………..
Schrijver:……………………………………………………………………..
Pagina 11 van 40
Hypothesen
Voor wij de deelvragen en uiteindelijk de hoofdvraag gaan toetsen, hebben wij onze
verwachtingen van de resultaten besproken en genoteerd. Deze verwachtingen zijn
hieronder per deelvraag te lezen.
 Waarom lezen de leerlingen?
Wij verwachten dat onze leerlingen lezen omdat het moet.
Wij hopen dat de leerlingen minimaal wekelijks een ‘echt’ leesboek lezen, maar denken niet
dat deze wens van ons realistisch is en overeen zal komen met de onderzoeksresultaten.

Hoe groot is de invloed van de thuissituatie op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Wij verwachten dat de invloed van de thuissituatie groot is. Wij denken dat zien lezen doet
lezen. Ouders, broers en zussen zijn volgens ons een voorbeeld voor de leerling. Wij denken
dat een leerling ook gaat lezen als er in zijn omgeving gelezen wordt.

Hoe groot is de invloed van de docent/school op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Wij vermoeden dat de docent een grote invloed heeft op het lezen, mits de docent er veel
aandacht aan besteed. De school heeft invloed door een goed geoutilleerde bibliotheek aan
te bieden.
Hoe groot is de invloed van de “peergroep” op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Ook bij deze deelvraag verwachten wij dat de resultaten zullen verschillen per
opleidingsniveau. Wij denken dat de vmbo-klassen lezen niet stoer vinden, maar saai. De
invloed van de peergroep zal daar klein zijn. In de havo en vwo klassen verwachten wij een
positievere houding ten opzichte van lezen. Het leesplezier zal, denken wij, daar hoog zijn.


Hoe groot is de invloed van de media (tv, krant, internet) op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Wij vermoeden dat de leerlingen regelmatig met boeken en boekpromoties te maken krijgen
via de media. Boeken zijn een veel besproken onderwerp. Echter denken wij niet dat de
media veel invloed hebben op het daadwerkelijk aanzetten tot lezen van onze leerlingen. Als
wij een vorm van media moeten kiezen die volgens ons het meest effectief is, verwachten wij
dat het internet en de sociale media eruit zullen springen.

Hoe groot is de invloed van de persoonlijke situatie op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Wij denken dat de leerlingen vooral lezen om eigen kennis te vergroten. Wij denken dat
ontspanning en herkenning van emoties ook een motivator zullen zijn.
 Wat voor eisen stellen de leerlingen aan een goed boek?
Wij verwachten dat onze leerlingen nog erg veel waarde hechten aan de dikte van het boek,
de grootte van de letters en de hoeveelheid afbeeldingen. Wij denken ook dat het genre zeer
bepalend is voor de boekenkeuze.
Wij denken dat de leerlingen het liefst boeken lezen met een alwetende verteller in plaats
van met een ik-perspectief. Ook denken wij dat leerlingen boeken met veel lastige woorden
liever overslaan.
Pagina 12 van 40
Tot slot vermoeden wij dat redelijk wat leerlingen hun boeken digitaal lezen met behulp van
een tablet of e-reader, maar wij denken wel dat dit minder dan de helft van de leerlingen
bedraagt. Luisterboeken zijn naar alle waarschijnlijkheid vooral geliefd onder de leerlingen
met grote leesachterstanden of met dyslexie. Boekverfilmingen zullen bij veel leerlingen
populair zijn.
Hypothese hoofdvraag:
‘Wat is het leesgedrag en wat zijn de leesvoorkeuren van leerlingen uit het eerste en
tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’
Samengevat denken wij dat het leesgedrag van de vmbo’ers negatief zal zijn. Wij denken dat
zij niet snel naar een boek grijpen. Wij denken dat het leesgedrag van havisten en vwo’ers
beduidend positiever zal zijn. Zij zullen sneller naar een boek grijpen.
De leesvoorkeuren van onze leerlingen zullen zeker afhankelijk zijn van het
opleidingsniveau. De vmbo’ers zullen simpele boeken met grote letters en veel plaatsjes
prefereren. Wij verwachten dat de havisten en vwo’ers ‘echte’ boeken zullen lezen.
Tot slot denken wij dat de leerlingen uit het eerste leerjaar nog een iets positievere kijk
hebben op lezen dan de leerlingen uit tweede leerjaar. De tweedejaars leerlingen puberen al
wat meer en zijn makkelijker te beïnvloeden door de peergroep, die volgens ons, een veelal
negatieve houding tegenover lezen zal hebben.
Wat doen wij met de onderzoeksresultaten van de enquête?
Van de uitslagen van de enquête maken wij staafdiagrammen. Deze zijn per school en per
klas uitgewerkt. Op deze manier kunnen wij de scholen vergelijken en worden de verschillen
en overeenkomsten tussen de drie scholen goed zichtbaar.
De resultaten worden getoetst aan onze hypothese. In onze beantwoording van de
deelvragen worden opvallende verschillen en overeenkomsten tussen de scholen genoemd.
Wij proberen hier ook een mogelijke verklaring voor te gegeven. Wij sluiten af met een
gezamenlijke conclusie.
De enquêteresultaten zijn terug te vinden in de bijlagen.
Pagina 13 van 40
Beantwoording deelvragen
De deelvragen zijn als volgt verdeeld:
Anthony:
 Waarom lezen de leerlingen?
 Hoe groot is de invloed van de thuissituatie op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
 Hoe groot is de invloed van de docent/school op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Sarah:
 Hoe groot is de invloed van de “peergroep” op de leesvoorkeuren en het leesgedrag
van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
 Hoe groot is de invloed van de media (tv, krant, internet) op de leesvoorkeuren en
het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Kim:


Hoe groot is de invloed van de persoonlijke situatie op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet
onderwijs?
Wat voor eisen stellen de leerlingen aan een goed boek?
Pagina 14 van 40
Deelvraag 1: Waarom lezen leerlingen?
49% van alle respondenten lezen omdat het moet van school en of van de ouders. De
intrinsieke leesmotivatie om zelf een boek te pakken is zeer laag. Volgens het OECD rapport
uit 2010 hebben leerlingen in Nederland een zeer lage leesmotivatie. Dat is goed terug te
zien in onze bevindingen.
Als wij naar onze hypothese kijken dan klopt deze. Bij het beantwoorden van deze vraag
dachten wij al op voorhand: leerlingen lezen vooral omdat het moet.
Wat verder opvalt is dat de respondenten van scholengemeenschap de Rede het hoogste
percentage heeft in: lezen voor ontspanning. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de
Rede ook havo/vwo leerlingen heeft. De andere twee scholen zijn vmbo scholen met de
basisberoepsgerichte leerweg. Het rapport van de OECD uit 2010 verduidelijkt voor ons het
één en ander. In dat rapport staat: “Laaggeletterde leerlingen beperken zich meestal tot het
lezen van verplichte kost en het opzoeken van noodzakelijke informatie. Dit blijkt onder
andere uit het leesmateriaal dat ze regelmatig zeggen te lezen: Fictie (romans, vertellingen,
verhalen) wordt door 60 procent van de laaggeletterde leerlingen nooit of bijna nooit
gelezen”(OECD in 2010b).
De respondenten van het Prinsentuincollege scoren het hoogste percentage (18% in leerjaar
1 en 16% in leerjaar 2) op ‘beter willen worden in lezen’. Hier zou de docent Nederlands op
in moeten springen.
Het resultaat van vraag 2, waar gevraagd wordt hoe vaak leerlingen lezen in iets anders dan
schoolboeken, geeft 10% van de respondenten aan dat er elke dag iets anders dan
schoolboeken wordt lezen. In het onderzoek ‘Een internationale vergelijking van het
leesgedrag van jongeren in Peking, Kaapstad en Nederland’ van P.Broeder & M. Stokmans
uit 2011 staat dat 19% van de Nederlandse jongeren vrijwel elke dag tijd besteden aan het
lezen van vrijetijdsboeken. Onze leerlingen zitten daar, vreemd genoeg, ver onder.
Op de vraag: ‘Denk jij dat lezen belangrijk voor je is?’ geeft 86% van alle respondenten het
antwoord ‘Ja’. De enige verklaring die wij kunnen geven voor dit hoge percentage is dat
leerlingen heel goed beseffen dat lezen belangrijk is. “Veel lezen levert grote voordelen op
voor de ontwikkeling van woordenschat, begrijpend lezen en technisch lezen en voor succes
op school”(PISA-2009).
Leerlingen lezen vooral tijdschriften, leesboeken en strips. Wat opvalt is dat bij het
Prinsentuincollege vooral de strips vaak aangekruist zijn. Een verklaring hiervoor hebben wij
niet.
De leerlingen halen vooral boeken bij de bibliotheek en een groot gedeelte koopt de boeken.
Wat opvalt bij de respondenten is dat er weinig boeken op school geleend worden. Terwijl er
op alle drie de scholen een goed geoutilleerde bibliotheek is.
Pagina 15 van 40
Deelvraag 2: Hoe groot is de invloed van de thuissituatie op de leesvoorkeuren
en het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het
voortgezet onderwijs?
Eén van de conclusies die C. Stalpers trekt in zijn onderzoek “Een empirisch onderzoek naar
variabelen die verschillen in leesgedrag verklaren” is dat scholieren uit een gezin waarin veel
wordt gelezen en waarin veel over boeken wordt gesproken, een vijf keer zo grote kans
hebben een positieve leesattitude te ontwikkelen.
Onze respondenten geven aan dat er door 50% van de ouders/verzorgers gelezen wordt. Er
wordt door nog eens 24% van de broers en zussen thuis gelezen. Een zeer groot deel van
de respondenten zit dus in een leesrijke omgeving.
Wij dachten in onze hypothese dat als de omgeving (ouders, broers, zussen) van de leerling
leest, de leerling sneller naar een boek grijpt. Uit de resultaten van de enquête blijkt wat
anders. Slechts 5% van de respondenten leest thuis.
Een verrassende uitkomst van de enquête is dat tegen 54% van de respondenten niet wordt
gezegd door ouders, broers of zussen dat ze moeten gaan lezen, Dat is meer dan de helft.
De invloed van de thuissituatie is volgens onze enquête gering. Wij hadden in onze
hypothese iets heel anders verwacht.
Pagina 16 van 40
Deelvraag 3a: Hoe groot is de invloed van de docent op de leesvoorkeuren en
het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het
voortgezet onderwijs?
De docent Nederlands speelt een belangrijke rol in het scheppen van een klimaat waarin
tieners een goede kans maken zich tot lezers te ontwikkelen (C. Stalpers 2007a).
Uit de resultaten van de enquête geeft 66% van alle respondenten aan dat één of meerdere
docenten tegen ze zegt dat er boeken gelezen moeten worden. 24% van de ondervraagden
geven aan van niks te weten. 10% geeft het antwoord anders. Met dat antwoord kunnen wij
niks. Op deze vraag kan je, volgens ons, ja of nee antwoorden.
Op basis van de resultaten van deze ene vraag kan niet de conclusie worden getrokken dat
de docent invloed heeft op het leesgedrag van de leerlingen. Over de invloed van de docent
hadden er meer vragen in de enquête moeten staan om een goede conclusie te kunnen
trekken. Als er een conclusie kan worden getrokken dan is het dat een leerling van één of
meerdere docenten vaak te horen krijgt dat er boeken gelezen moeten worden.
Deelvraag 3b: Hoe groot is de invloed van de school op de leesvoorkeuren en
het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het
voortgezet onderwijs?
De Rede scoort 100% op de vraag of er boeken geleend kunnen worden op school. 42%
respondenten van Lentiz Maasland zeggen dat er geen schoolbibliotheek is, maar die is er
wel. Op het Prinsentuincollege vragen de leerlingen het liefst om boeken aan de docent.
Het Lentiz Maasland zou de leerlingen moeten wijzen op het bestaan van de
schoolbibliotheek. Het Prinsentuincollege zou de leerlingen er op moeten wijzen op eigen
initiatief naar de schoolbibliotheek toe te gaan.
Het resultaat van vraag vier uit onze enquête wijst uit dat slechts 7,5% van alle respondenten
boeken lenen van school. De invloed van de schoolbibliotheek is dus zeer klein. Daaruit
concluderen wij dat de invloed van school nauwelijks bijdraagt aan het ontwikkelen van
positief leesgedrag.
Uit het onderzoek: verandering van koers, een onderzoek onder 400 scholieren naar het
huidig en toekomstig bibliotheekbezoek van C. Stalpers uit 2011, blijkt dat 22% van de
scholieren nooit naar een bibliotheek gaat en 44% tussen de één en vijf keer per jaar.
Pagina 17 van 40
Deelvraag 4: Hoe groot is de invloed van de peergroep op de leesvoorkeuren
en het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het
voortgezet onderwijs?
Huysmans ( 2013 ) heeft dit, in opdracht van de stichting Lezen, vorig jaar landelijk
onderzocht. Hij stelt dat de vrienden van de lezer ( groene lijn ) slechts een geringe invloed
hebben op de leesvoorkeuren en het leesgedrag van kinderen. Opvallend is wel dat er een
stijgende lijn te zien is naarmate de leerlingen ouder worden. Zo ziet 20% van de
veertienjarigen de vriendengroep als belangrijkste voorbeeld wat lezen betreft.
Onze leerlingen scoren iets anders. Wanneer wij kijken naar de gemiddelde resultaten van
de drie onderzochte scholen, kunnen wij stellen dat nog geen 4% van alle leerlingen
aangeeft dat al hun vrienden lezen. Een kleine 12% geeft aan dat lezen leuk gevonden wordt
door hun vrienden. Slechts een kleine 20% van de leerlingen geeft aan wel eens met hun
vrienden over boeken te praten. De gemiddelde houding van onze leerlingen en hun
vrienden tegenover boeken is dus niet echt positief.
Van de drie vergeleken scholen zijn de leerlingen en hun vrienden het meeste positief op
SSG De Rede en het minst positief op het Maaslandcollege.
Pagina 18 van 40
Deelvraag 5: Hoe groot is de invloed van de media op de leesvoorkeuren en het
leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar binnen het
voortgezet onderwijs?
Onze leerlingen kijken voortdurend op hun telefoon en werken graag achter de computer.
Logischerwijs komen zij via deze media in aanraking met boeken, verhalen en literatuur. Wij
waren benieuwd welke vorm van media het dichts bij de leerling ligt en of ze ook
daadwerkelijk gevoelig zijn voor deze vorm van propaganda voor boeken.
Wanneer wij kijken naar de vorm van de media zien wij dat de televisie het middel is
waardoor de leerlingen het meest aangesproken worden. Het internet volgt. De krant en de
radio zijn veel minder populair. Gemiddeld zegt slechts 15% nooit iets over boeken en lezen
te horen middels welke vorm van media dan ook. 85% geeft aan dat de media de
respondenten wel bereiken.
Rest ons de vraag of bereiken ook daadwerkelijk beïnvloeding tot resultaat heeft. 10% van
de leerlingen geeft aan dat het vaak voorkomt dat zij, na het horen of zien over een boek in
de media, het boek ook daadwerkelijk willen gaan lezen. 40% van de leerlingen zegt dat het
af en toe voorkomt dat zij een boek ook daadwerkelijk gaan lezen. 50% geeft aan dat de
media totaal geen invloed hebben op hun leesvoorkeuren of leesgedrag.
Pagina 19 van 40
Deelvraag 6: Hoe groot is de invloed van de persoonlijke situatie op de
leesvoorkeuren en het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede
leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Wij zien bij deze deelvraag dat leerlingen een boek mooi willen vinden en daardoor juist
verder zullen lezen. Vooral bij het Prinsentuincollege is dit het geval, maar ook bij De Rede
en Lentiz Maasland is dit het meest gekozen antwoord.
Daarnaast blijkt dat fantasie en ontspanning van belang is. Als wij naar onze hypothese
kijken dan zien wij dat onze inschatting verkeerd is geweest. Leerlingen lezen wel om kennis
te vergroten, maar dit is omdat het moet en niet omdat ze hier vaak zelf voor kiezen.
Jan van Coillie (2007) geeft het volgende aan: "Boeken moeten spannend en avontuurlijk
zijn, mooi en goed geschreven en eventueel ook leerzaam." Deze bevinding sluit ook aan op
de resultaten van ons onderzoek.
Pagina 20 van 40
Deelvraag 7: Wat voor eisen stellen leerlingen aan een goed boek op de
leesvoorkeuren en het leesgedrag van leerlingen uit het eerste en tweede
leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?
Er zijn drie genres die er voor de leerlingen van de drie scholen bovenuit steken: Humor,
avontuur en strips. Dit is voor ons als docent goed om te weten zodat wij hier op in kunnen
spelen bij het aanbieden van leesboeken.
Van Coillie (2007) sluit ook aan bij onze onderzoeksresultaten. Hij geeft het volgende aan
over humor: "Alle leesonderzoek wijst uit hoe belangrijk humor is voor kinderen als
leesmotivatie." Over avontuur zegt hij het volgende: "Voor sommigen is avontuur het meest
eigen kenmerk van jeugdboeken. Voor een groot deel van de jeugdliteratuur gaat dit zonder
twijfel op."
Strips worden door van Coillie (2007) niet onder literatuur geschaard, maar deze moeten wel
aan bepaalde criteria voldoen. Strips kunnen zeker een meerwaarde bieden als ze aan deze
criteria voldoen. "Als volwassenen strips afwijzen, doen ze dat meestal omdat ze er alleen
maar bedenkelijke ontspanning in zien. Wat hen betreft, bieden strips flauwe, kinderachtige
humor of zinloos geweld. Maar wie verder kijkt dan de neus van Sidonia lang is, ontdekt dat
strips heel wat meer te bieden hebben”.
Bij het uitkiezen van boeken wordt er door de leerlingen vooral gekeken naar de dikte van
het boek en de voorkant. Het boek moet er uitnodigend uitzien. Opvallend is dat de titel voor
de leerlingen ook van belang is. Het genre wordt, in tegenstelling tot onze aanname, minder
belangrijk gevonden. Alleen de tweede klassen van het Prinsentuin en De Rede geven aan
hier wat meer belang aan te geven.
Lezen vanuit de ik-persoon wordt over het algemeen verkozen boven een hij/zij perspectief.
Op Lentiz Maasland en het Prinsentuincollege heeft een grote meerderheid gekozen voor
boeken waar geen moeilijke woorden in voorkomen. Bij De Rede zit er amper verschil tussen
de keuze van wel of geen moeilijke woorden. Leerlingen prefereren unaniem een lang
verhaal boven verschillende korte verhalen.
Boekverfilmingen zijn uitermate populair bij alle leerlingen. Het percentage boekenlezers op
de tablet ligt bij de Rede hoger dan bij de andere twee scholen. Dit kan te maken hebben
met het feit dat de leerlingen op De Rede de beschikking hebben over een Ipad. Zij hebben
dus al heel veel te maken met digitale middelen.
Pagina 21 van 40
Conclusie:
Hier volgen de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek. Ook zal er gekeken worden
naar de implementatie voor ons in de beroepspraktijk en zal de discussie beschreven
worden.
Voor het schrijven van deze conclusie is het relevant om even terug te blikken naar de
hoofdvraag. Deze luidt als volgt:
‘Wat is het leesgedrag en wat zijn de leesvoorkeuren van leerlingen uit het eerste en tweede
leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’
Om deze vraag te kunnen beantwoorden hebben wij literatuuronderzoek gedaan en
enquêtes afgenomen op drie verschillende scholen. Deze zijn ingevuld door de leerlingen uit
de eerste en de tweede klas.
Wij hebben, om het beantwoorden van de hoofdvraag te verduidelijken, de hoofdvraag in
tweeën gedeeld. Wij zullen eerst onze conclusies beschrijven over het leesgedrag en daarna
over de leesvoorkeuren.
Het eerste deel van de hoofdvraag luidt als volgt: ‘Wat is het leesgedrag van leerlingen uit
het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’.
Uit de gegevens die uit de enquête naar voren kwamen kunnen de volgende
hoofdconclusies getrokken worden:
 49% van de respondenten geeft aan jeugdboeken te lezen omdat het moet van
school of van hun ouders. De intrinsieke motivatie om zelf een boek te pakken is
laag;
 De motivatie vanuit school is aanwezig, maar over het algemeen komt dit slechts van
een enkele docent.
 Een klein gedeelte van de respondenten geeft in de enquête aan te lezen voor
ontspanning. Het gaat hier om slechts 20%;
 Wij lezen ook uit de response op de enquête af dat de invloed van thuis, van de
media, van de peergroup, van de docent en van de school heel klein is op het
bevorderen van het lezen. Zelfs het lezen om kennis te vergroten, de instrumentele
leesmotivatie, wordt gedaan omdat het moet.
Om een duidelijk en bondig antwoord te geven op het eerste deel van de hoofdvraag,
vertalen wij deze conclusies naar aanleiding van de enquête naar het volgende antwoord:
Leerlingen vinden het lezen van jeugdboeken en studieteksten over het algemeen saai. Zij
lezen ook weinig in hun vrije tijd. Als zij lezen, dan doen zij dat, omdat zij dat moeten van
school of van hun ouders. De leesmotivatie van de leerlingen van de drie onderzochte
scholen is laag. Zij laten zich weinig beïnvloeden door omgevingsfactoren en zij beleven
weinig plezier aan lezen.
Het eerste deel van de hoofdvraag luidt als volgt: ‘Wat zijn de leesvoorkeuren van leerlingen
uit het eerste en tweede leerjaar binnen het voortgezet onderwijs?’.
Uit de gegevens die uit de enquête naar voren kwamen kunnen de volgende
hoofdconclusies getrokken worden:



Als de leerlingen lezen, dan lezen zij het liefst een dun boek;
Het boek moet een opvallende en pakkende titel hebben;
De illustratie op de voorkant moet er flitsend en verleidelijk uitzien;
Pagina 22 van 40







Jeugdboeken, met het genre humor, worden door de leerlingen het allerliefst gelezen.
Dit ligt op ongeveer 16%. Strips hebben staan op een goede tweede plaats met 12%,
direct gevolgd door boeken met als genre avontuur met 11%;
Het minst leuk vinden de leerlingen de boeken met als genre geschiedenis 2%;
Als lezer leven de leerlingen graag met de hoofdpersoon mee. De ik-verteller geniet
hun voorkeur;
De digitale wereld wordt interessant gevonden door de leerlingen. Blogs en websites
zijn populair;
De leerlingen verkiezen één lang verhaal boven korte verhalen;
Er mogen geen onbekende en moeilijke woorden in voorkomen;
De top vijf van de schrijvers is: 1 Carry Slee, 2 Maren Stoffels, 3 Francine Oomen , 4
J.K. Rowling en op 5 Jan Terlouw.
Ook bij het tweede deel van de hoofdvraag hebben wij, om een duidelijk en bondig antwoord
te geven, de conclusies uit de enquête vertaald naar een bondig antwoord. Het antwoord
luidt als volgt:
De leerlingen zijn over het algemeen nog niet echt gevorderde lezers te noemen en dat zie je
terug in hun leesvoorkeuren. Het uiterlijk van de boeken speelt bij de leerlingen een leidende
rol. Dikke boeken met kleine letters zonder plaatjes worden direct afgewezen, ondanks dat
de inhoud ze wellicht wel aanspreekt. Ook de schrijfwijze is van belang. Inlevingsvermogen
staat hoog genoteerd, dus de ik-verteller is geliefd. Opvallend zijn de gekozen genres.
‘Probleemverhalen’ worden hier niet genoemd, maar wanneer wij de top 5 van de meest
populaire schrijvers bekijken, zien wij dit thema bovenaan staan.
Aanbevelingen en implementatie
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en de gestelde conclusies op de hoofdvraag
kunnen wij enkele aanbevelingen geven. Deze aanbevelingen zijn hoofdzakelijk relevant
voor de docenten ( Nederlands ) die lesgeven op de drie betrokken scholen, maar gezien de
diversiteit van deze drie scholen, zijn deze aanbevelingen ook relevant voor andere
docenten.







De motivatie vanuit school is te beperkt. Leesmotivatie moet niet komen van slechts
een enkele docent, maar moet door een heel team gedragen worden, ongeacht het
vak dat een docent geeft.
Laat de leerlingen zien waar ze boeken kunnen vinden en motiveer ze deze ook te
lezen. Leerlingen weten vaak niet eens waar de boeken te vinden zijn.
Promoot boeken en sluit daarmee aan bij de leesvoorkeuren. Hoewel slechts een
klein gedeelte aangeeft echt beïnvloedbaar te zijn, is het wel van belang dit te blijven
doen. Hier geldt ‘uit het oog, uit het hart’.
Vind aansluiting in de digitale wereld. Online is veel ‘leesvoer’ te vinden en de digitale
wereld is erg geliefd bij de leerlingen.
Leg uit waarom lezen zo belangrijk is en beperk je hierbij niet tot het vak Nederlands.
Lees voor en laat de leerlingen ervaren dat een dun boek met grote letters niet per se
leuker is dan een dik boek met kleine letters.
Bied ruimte aan in de les om te lezen.
Pagina 23 van 40
Discussie
De diversiteit van het onderzoek is groot. De betrokken scholen kennen een heel
verschillende populatie en liggen in een andere regio. Dit maakt de resultaten best solide.
Toch is het zeker mogelijk om dit onderzoek uit te breiden of te specificeren.
Vervolgonderzoek naar aanleiding van dit onderzoek is mogelijk en wellicht nodig om een
nog exacter beeld te kunnen schetsen. Benieuwd zijn wij nog naar de verschillen tussen de
geslachten. Ook zouden wij graag willen zien of de vmbo-leerlingen anders tegen lezen
aankijken dan de gemiddelde havo/vwo-leerling. Tot slot is het verschil tussen de onderbouw
en de bovenbouw ook een interessant verschil om te onderzoeken.
Pagina 24 van 40
Bijlagen:
Pagina 25 van 40
1. Waarom lees jij?
a) Ik vind het ontspanning
b) Het moet voor school
c) Het moet van mijn ouders
e) Om meer te weten te komen
f) Zodat ik beter word in lezen
g) Anders
3%
10%
1%
2%
d) Zodat ik me niet verveel
0%
7%
9%
18%
18%
3%
16%
15%
9%
13%
11%
4%
0%
2%
5%
9%
7%
5%
18%
9%
6%
9%
8%
6%
13%
3%
41%
33%
41%
44%
38%
28%
46%
31%
18%
10%
SSG De Rede klas 1
SSG De Rede klas 2
Maasland college klas 1
22%
8%
Maasland college klas 2
Prinsentuin klas 1
Prinsentuin klas 2
Pagina 26 van 40
2. Hoe vaak lees jij boeken anders dan jouw
schoolboeken?
a) Iedere dag
b) Een paar keer per week
c) Een paar keer per maand
22%
23%
43%
37%
46%
49%
d) Anders
34%
48%
23%
28%
21%
15%
14%
SSG De Rede klas 1
36%
31%
27%
8%
SSG De Rede klas 2
23%
8%
Maasland college
klas 1
21%
2%
Maasland college
klas 2
18%
16%
9%
Prinsentuin klas 1
Prinsentuin klas 2
Pagina 27 van 40
4. Hoe kom jij aan boeken?
a) We hebben thuis veel boeken
b) Ik leen ze op school
c) Ik haal ze bij de bibliotheek
d) Ik koop ze in de winkel
e) Ik koop ze op internet
f) Ik krijg ze vaak cadeau
g) Ik leen ze van familie
h) Ik leen ze van vrienden
i) Ik download ze en lees ze op mijn tablet of e -reader
j) anders namelijk …
3%
10%
2%
5%
10%
6%
17%
4%
9%
5%
2%
6%
7%
17%
1%
9%
3%
6%
9%
0%
8%
8%
5%
0%
8%
9%
22%
18%
25%
28%
7%
9%
3%
15%
16%
19%
22%
Maasland college
klas 1
Maasland college
klas 2
25%
SSG De Rede klas 1 SSG De Rede klas 2
16%
0%
3%
10%
2%
3%
10%
12%
10%
3%
12%
15%
3%
15%
15%
20%
15%
6%
5%
27%
20%
Prinsentuin klas 1
Prinsentuin klas 2
Pagina 28 van 40
5. Denk jij dat lezen belangrijk voor jou is?
a) Ja, omdat …
1%
14%
6%
b) Nee, omdat …
4%
4%
92%
73%
SSG De Rede
klas 1
SSG De Rede
klas 2
0%
8%
8%
12%
21%
85%
c) Anders, namelijk …
Maasland
college klas 1
80%
Maasland
college klas 2
92%
5%
10%
85%
Prinsentuin klas Prinsentuin klas
1
2
6. Wie lezen er bij jou thuis regelmatig boeken?
a) Mijn ouders/ stiefouders/verzorgers
b) Mijn broers/zussen
c) Alleen ik
d) Niemand
e) Anders, namelijk …
0%
9%
3%
27%
0%
11%
6%
2%
14%
3%
3%
10%
24%
26%
27%
22%
3%
15%
12%
15%
4%
12%
33%
18%
62%
56%
59%
54%
34%
36%
SSG De Rede klas SSG De Rede klas Maasland college Maasland college Prinsentuin klas Prinsentuin klas
1
2
klas 1
klas 2
1
2
Pagina 29 van 40
7. Wordt er thuis wel eens tegen jou gezegd dat
jij moet of kan gaan lezen?
a) nooit
b) Ja, mijn vader/moeder zegt dat tegen me
c) Ja, mijn broer/zus zegt dat tegen me
d) Anders, namelijk …
0%
4%
3%
1%
30%
34%
6%
0%
36%
6%
0%
19%
25%
24%
9%
12%
45%
66%
61%
58%
21%
69%
43%
27%
SSG De Rede klas SSG De Rede klas
1
2
Maasland
college klas 1
Maasland
college klas 2
Prinsentuin klas Prinsentuin klas
1
2
8. Kan jij op school boeken lenen?
0%
a) Ja, we hebben een schoolbibliotheek
b) Ja, als ik het aan mijn docent vraag
c) Nee
d) Anders, namelijk …
0%
14%
6%
20%
12%
10%
10%
46%
100%
37%
62%
100%
63%
38%
44%
22%
15%
2%
0%
SSG De Rede klas SSG De Rede klas Maasland college Maasland college Prinsentuin klas 1 Prinsentuin klas 2
1
2
klas 1
klas 2
Pagina 30 van 40
9. Wordt er op school vaak tegen jou
gezegd dat jij boeken moet lezen?
a) Ja, door verschillende docenten
b) Ja, maar door maar één of een enkele docent
c) Nee nooit
d) Anders, namelijk …
7%
36%
0%
41%
12%
14%
16%
18%
20%
43%
22%
10%
12%
22%
50%
39%
52%
53%
47%
28%
14%
SSG De Rede
klas 1
18%
7%
SSG De Rede
klas 2
Maasland
college klas 1
Maasland
college klas 2
Prinsentuin
klas 1
21%
Prinsentuin
klas 2
10. Lezen jouw vrienden boeken?
a) Ja, al mijn vrienden lezen boeken
b) Ja, maar slechts een paar vrienden lezen boeken
c) Nee, niemand leest boeken
d) Weet ik niet, we praten er nooit over
f) Anders, namelijk
0%
0%
0%
0%
2%
0%
38%
54%
62%
7%
54%
10%
54%
40%
7%
5%
31%
SSG De Rede
klas 1
10%
23%
36%
3%
65%
20%
13%
0%
SSG De Rede
klas 2
Maasland
college klas 1
34%
25%
5%
0%
Maasland
Prinsentuin klas Prinsentuin klas
college klas 2
1
2
2%
Pagina 31 van 40
11. Lees jij vaak in leesboeken op
school?
a) Nee
6%
b) Ja
9%
17%
24%
32%
40%
94%
91%
83%
76%
68%
60%
SSG De Rede SSG De Rede Maasland
Maasland
Prinsentuin
klas 1
klas 2
college klas 1 college klas 2
klas 1
Prinsentuin
klas 2
12. Wat vinden jouw vrienden van boeken lezen?
a) Mijn vrienden vinden lezen leuk en ontspannend
b) Mijn vrienden vinden lezen interessant en leerzaam
c) Mijn vrienden vinden lezen saai en stom
d) Weet niet
22%
23%
26%
24%
28%
64%
58%
38%
46%
41%
46%
5%
12%
27%
24%
4%
12%
SSG De Rede klas SSG De Rede klas
1
2
68%
Maasland
college klas 1
6%
0%
Maasland
college klas 2
4%
8%
Prinsentuin klas
1
0%
14%
Prinsentuin klas
2
Pagina 32 van 40
13. Praat jij met jouw vrienden wel eens
over boeken?
a) Ja, best vaak
1%
b) Heel soms
0%
c) Nee nooit
0%
0%
24%
75%
d) Anders, namelijk…
20%
68%
70%
84%
58%
63%
21%
31%
16%
3%
SSG De Rede
klas 1
1%
SSG De Rede
klas 2
0%
Maasland
college klas 1
18%
11%
2%
Maasland
college klas 2
4%
Prinsentuin
klas 1
30%
0%
Prinsentuin
klas 2
14. Hoor jij wel eens iets over boeken in de
media? ( tv, krant, radio, internet)
1%
14%
a) Ja, via de tv
b) Ja, via de radio
c) Ja, via de krant
d) Ja, via internet
e) Nee nooit
f) Anders, namelijk...
0%
24%
12%
40%
3%
27%
17%
21%
12%
4%
12%
26%
32%
34%
0%
10%
15%
10%
5%
13%
16%
10%
7%
45%
40%
8%
9%
0%
4%
4%
6%
52%
20%
45%
SSG De Rede klasSSG De Rede klasMaasland collegeMaasland collegePrinsentuin klas 1Prinsentuin klas 2
1
2
klas 1
klas 2
Pagina 33 van 40
15. Als jij iets over boeken hoort in de media,
heeft dat dan invloed op jou? Denk jij dan wel eens
dat jij dat boek wilt gaan lezen?
a) Ja, dat gebeurt vaak.
46%
39%
44%
52%
b) Heel soms
62%
c) Nooit
48%
28%
46%
48%
39%
43%
36%
24%
18%
2%
0%
SSG De Rede klas SSG De Rede klas Maasland college Maasland college Prinsentuin klas 1 Prinsentuin klas 2
1
2
klas 1
klas 2
16%
10%
Pagina 34 van 40
16. Wat moet een boek met jou doen?
a) Het moet me ontspanning bieden
b) Ik moet mijn fantasie kwijt kunnen. Ik wil dat het lijkt alsof ik in een andere wereld zit.
c) Ik wil mijn emoties kunnen herkennen, bijvoorbeeld verdriet, woede en verliefdheid.
d) Ik moet er meer kennis door krijgen en slimmer door worden.
e) Ik wil door een boek kunnen leren hoe je met mensen om moet gaan. Ik wil weten hoe je bepaalde situaties
moet aanpakken.
f) Ik moet een boek echt mooi vinden en het moet me uitdagen om meer te gaan lezen.
g) Anders, namelijk...
2%
3%
26%
25%
9%
6%
16%
23%
18%
4%
7%
5%
8%
5%
11%
18%
10%
42%
42%
4%
0%
6%
0%
5%
7%
28%
22%
16%
18%
22%
Maasland college
klas 2
Prinsentuin klas 1
Prinsentuin klas 2
14%
15%
22%
2%
18%
24%
18%
14%
22%
24%
18%
SSG De Rede klas 1 SSG De Rede klas 2 Maasland college
klas 1
Pagina 35 van 40
17. Welke genres ( soorten boeken ) lees je graag?
a) Humor
b) Strips
c) Sprookjes
d) Reizen
e) Avontuur
f) Sciencefiction
g) Sport
h) Dieren
i) Fantasie
j) Griezel/horror
k) Misdaad/detectives
l) Oorlog
m) Geschiedenis
n) Liefde/ relaties
o) Problemen uit het echte leven
p) Anders, namelijk...
0%
7%
6%
2%
6%
0%
2%
1%
8%
6%
9%
7%
3%
6%
7%
6%
10%
8%
6%
2%
7%
7%
4%
6%
10%
6%
6%
5%
10%
3%
5%
3%
13%
2%
3%
10%
10%
10%
9%
4%
2%
4%
6%
5%
2%
0%
5%
2%
9%
6%
0%
1%
3%
11%
7%
8%
1%
4%
3%
6%
7%
2%
0%
8%
8%
2%
0%
6%
1%
2%
22%
11%
5%
5%
12%
3%
2%
2%
9%
3%
3%
13%
3%
3%
11%
8%
4%
3%
8%
13%
13%
14%
SSG De Rede klas 1
SSG De Rede klas 2
Maasland college klas 1
14%
30%
15%
11%
Maasland college klas 2
Prinsentuin klas 1
Prinsentuin klas 2
Pagina 36 van 40
18. Waar let jij op bij het uitkiezen van een boek?
0%
2%
1%
5%
a) De dikte van het boek
b) De grootte van de letters
c) De afbeeldingen/plaatjes
d) De omslagtekst/ flaptekst
e) De voorkant
f) De schrijver
g) De titel
h) Het genre
i) De leeftijd
j) Of het boek prijzen heeft gewonnen
k) Of vrienden/familie het boek leuk vinden
L) Anders, namelijk...
0%
2%
2%
4%
4%
1%
2%
3%
1%
1%
6%
8%
7%
18%
6%
7%
18%
0%
8%
4%
0%
1%
1%
3%
13%
8%
2%
14%
18%
14%
6%
17%
17%
20%
5%
7%
12%
12%
16%
22%
6%
14%
11%
17%
14%
12%
11%
17%
5%
6%
6%
11%
4%
6%
8%
2%
5%
17%
17%
SSG De Rede klas 1
SSG De Rede klas 2
10%
3%
13%
14%
Maasland college
klas 1
Maasland college
klas 2
11%
26%
17%
Prinsentuin klas 1
Prinsentuin klas 2
Pagina 37 van 40
19. Wat vind jij belangrijk aan de schrijfstijl van een
boek?
a) Ik vind het leuk als het geschreven is vanuit een ik
-persoon
b) Ik vind het fijn als je leest via een hij en een zij
c) Ik wil geen moeilijke woorden tegenkomen
d) Er mogen best moeilijke woorden in het boek staan
e) Ik vind het fijn dat het boek uit korte verhalen bestaat
f) Ik lees het liefst één lang verhaal dan meerdere korte verhalen
g) Anders, namelijk…
1%
20%
10%
1%
6%
7%
16%
25%
19%
20%
15%
14%
5%
15%
16%
2%
11%
3%
11%
8%
17%
10%
14%
12%
13%
26%
16%
19%
11%
10%
38%
24%
10%
4%
16%
8%
29%
27%
19%
24%
15%
14%
SSG De Rede klas 1 SSG De Rede klas 2 Maasland college Maasland college Prinsentuin klas 1 Prinsentuin klas 2
klas 1
klas 2
Pagina 38 van 40
20) Gebruik jij onderstaande vormen van
boeken lezen ook wel eens?
a) Luisterboeken
b) Boekverfilmingen
c) Digitale boeken via een tablet of e -reader
Id) Ik word regelmatig voorgelezen
d) Niet
3%
2%
18%
8%
10%
4%
21%
22%
21%
0%
4%
16%
16%
10%
28%
4%
5%
8%
66%
70%
60%
55%
6%
5%
6%
SSG De Rede
klas 1
SSG De Rede
klas 2
Maasland
college klas 1
46%
14%
Maasland
college klas 2
50%
12%
9%
Prinsentuin klas Prinsentuin klas
1
2
Pagina 39 van 40
Bronnen
Websites:

http://ko.slo.nl/vakgebieden/00001/nederlands_24_mei_2007.pdf/,
geraadpleegd op 30 mei 2014
Boeken/artikelen:







Van Coillie, J. (2007). Leesbeesten en boekenfeesten, hoe werken (met) kinder- en
jeugdboeken. Leidschendam: Uitgeverij Biblion.
Feenstra J.H., Partchev I., Feskens R. & de Graaf A. (2012). Leesmotivatie,
leesgedrag en leesvaardigheid van Nederlandse 15-jarigen. Aanvullende analyses op
basis van PISA-2009
Stalpers, C (2007). Een empirisch onderzoek naar variabelen die verschillen in
leesgedrag verklaren. Delft: Uitgeverij Eburon
Broeder, P. & Stokmans M. (2011) Een internationale vergelijking van het leesgedrag
van jongeren in Peking, Kaapstad en Nederland. Delft: Uitgeverij Eburon
OECD in 2010b
Stalpers, C. (2011) Verandering van Koers. Delft: Uitgeverij Eburon
Huysmans, F. (2013) Van woordjes naar wereldliteratuur. De leeswereld van kinderen
van 7-15 jaar. Amsterdam: Stichting Lezen
Pagina 40 van 40