W E R K D O C U M E N T TREKPROEVEN OP DRIE VOORGESPANNEN PREFAB BETONPALEN OP KAVEL MZ 617 ZUIDELIJK FLEVOLAND door W.F. 1982-301 Cdw --.- Heins december -.-. " T - @ T E R I E V A N V E R K E E R . E N W A T E R S T A A T I I E N S T V O O R 3 D E I J S S E L M E E R P O L D E R S ' S M E D I N G . H U I S - L E L Y S T A D 3120 . . INHOUD 0. L I J S T VAN BIJLAGEN 1. INLEIDING 2. GRONDONDERZOEK 3. HET HEIEN VAN DE PALEN 4. . TREKPROEVEN 4.1. T r e k p r o e f o p p a a l 2 4.2. T r e k p r o e f o p p a a l 3 4.3. Trekproef o p p a a l 4 5. INTERPRETATIE VAN DE TREKPROEFRESULTATEN 6. VERGELIJKING VAN DE TREKPROEFRESULTATEN MET DE RESULTATEN VAN HET GRONDONDERZOEK 7. VOORSPELLING VAN DE T O E L A A T B W TREKKRACHTUITDE KALENDERING 8. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 9. SAMENVATTING 10. LITERATULTR 0. LIJST VAN BIJLAGEN 1. Situatie 2. Sondering nr. I 3. Sondering nr. 2 4. Sondering nr. 3 5. Sondering nr. 4 6. Foto proefopstelling 7. Tijddeformatiediagram en tijdbelastingsdiagram paal 2 8. Lastdeformatiediagram paal 2 9. Tijddeformatiediagram en tijdbelastingsdiagram paal 3 10. Lastdeformatiediagram paal 3 1 1 . Tijddeformatiediagram en tijdbelastingsdiagram paal 4 12. Lastdeformatiediagram paal 4 13. Grenstrekkrachtgrafiek paal 2 methode Van der Veen 14. 15. I, ,, " 2 " Chin Fung Kee ' 3 " Van der Veen " 3 " Chin Fung Kee 9 4 " Van der Veen " 4 " Chin Fung Kee I . INLEIDING I n opdracht van de Rijksgebouwendienst C e n t r a l e D i r e c t i e a f d e l i n g Cons t r u c t i e z i j n i n j u l i 1982 op kavel MZ 6/7 i n Z u i d e l i j k Flevoland t r e k proeven uitgevoerd op d r i e voorgespannen prefab-betonpalen. Ter p l a a t s e werden 4 palen geheid; de palen 2, 3 en 4 z i j n aan een t r e k proef onderworpen. Doe1 van de proeven was v a s t t e s t e l l e n welke t r e k k r a c h t aan de palen zou mogen worden ontleend en de r e s u l t a t e n t e t o e t s e n aan d e u i t de sondeergegevens berekende t r e k k r a c h t . De t r e k p a l e n z i j n nodig voor h e t opnemen van t r e k k r a c h t e n v a n u i t h e t t e bouwen zenderpark voor de wereldomroep op kavel MZ 617. De palen 1 en 2 l a n g 1 l m d 25 en de palen 3 en 4 d 22 van d e z e l f d e l e n g t e z i j n geheid met een d i e s e l b l o k DELMAG D-15. Het maaiveld t e r p l a a t s e l a g op o n g e v e e r 3 . 3 0 m N.A.P. De palen 1 en 3 z i j n geheid naar een d i e p t e van 8.50 m m.v.; de p a l e n 2 en 4 z i j n n a a r 6.50 m m.v. geheid. - - - 2. GRONDONDERZOEK Op kavel MZ 6/7 z i j n t e r p l a a t s e van de t e h e i e n palen de sonderingen I t / m 4 uitgevoerd ( z i e s i t u a t i e op b i j l a g e I ) . H i e r b i j z i j n zowel de conusweerstand a l s de p l a a t s e l i j k e k l e e f gemeten. De r e s u l t a t e n van deze sonderingen z i j n weergegeven op de b i j l a g e n 2 t / m 5. Vanaf h e t maaiveld i s een l a a g ophoogzand aangebracht met een d i k t e van ongeveer 0.60 m 1 0.80 m. Daaronder bevindt z i c h een ongeveer 3 m d i k pakket s l a p p e k l e i l a g e n , waarin conusweerstanden z i j n gemeten i n de o r d e van 0,2 k ~ / m 2 . Vanaf 3,50 3 4.00 m - maaiveld wordt zand a a n g e t r o f f e n van v r i j s t e r k wisselende d i c h t h e i d en conusweerstand. Bovendien komen e r i n d i t pakket regelmatig v r i j s t e r k e teruggangen voor veroorzaakt door dunne k l e i - en slibhoudende lagen. De conusweerstanden v a r i g r e n i n d i t pakk e t van 4 t o t ruim 12 kN/m2. I n d i t pakket z i j n de proefpalen gefundeerd. 3 . HET HEIEN VAN DE PALEN De palen z i j n volgens opgave van de o p z i c h t e r van de Rijksgebouwendienst geheid met een d i e s e l b l o k DELMAG D-15. De palen z i j n gekalendeerd over h e t t r a j e c t d a t z i j i n h e t zand geheid ' z i j n . De k a l e n d e r r e s u l t a t e n z i j n weergegeven op de b i j l a g e n 2 t / m 5 . - Paal 1 ($ 25) i s geheid t o t een d i e p t e van 8.50 m maaiveld ( d . i . c a . 11.80 n - N.A.P). De kalender i s , vanaf e e n d i e p t e van 5.75 m m.v., ruim boven de 20 klappen per 0.25 m. Over d e l a a t s t e 0.25 m n l . t o t h e t paalpuntniveau van 8.50 m - m.v. z i j n 25 klappen g e t e l d . - - naaiveld ( d . i . ca. Paal 2 (6 25) i s geheid t o t een d i e p t e van 6.50 m 9.80 m N.A.P.). B i j deze paal l o o p t de k a l e n d e r v r i j regelmatig op t o t waarden i n de orde van 28 klappen per 0.25 m o v e r de l a a t s t e 0.75 m. - - Paal 3 (6 22) i s , evenals p a a l 1 , geheid t o t een d i e p t e van 8.50 m m.v. ( d . i . 11.80 m - N.A.P.). B i j deze p a a l b l i j f t de kalender t o t 7.75 m - m.v. j u i s t 10 klappen per 0.35 m o f i e t s minder. Vanaf d a t niveau neemt de kalender e n i g s z i n s t o e , zodanig d a t over de l a a t s t e 0.50 m een kalender van 18 klappen per 0.25 m i s g e r e g i s t r e e r d . Paal 4 (d 22) i s , evenals p a a l 2, geheid t o t een d i e p t e van 6.50 m - m.v. 7. (d.i. 9.80 m - N.A.P.). Bij deze paal blijft de kalender tot het uiteindelijke paalpuntniveau 7 klappen per 0.25 m. De paalkoppen zijn op ca. 1.10 m+m.v. gesneld; de wapening steekt daar nog I m boven uit, nl. tot ca. 2.10 m + maaiveld. Op deze manier kon de tijdens de proefbelasting aan te brengen trekkracht via de vrij ver uitstekende wapening op de paal worden overgebracht (zie foto op bijlage 6). 4. TREKPROEVEN Voor de uitvoering van de trekproeven is gebruik gemaakt van een reactieframebestaandeuit 2 stalen liggers lang ca. 1 1 m, aan de einden opgelegd op Stelconplaten (zie foto op bijlage 6). Op ieder van de reactieliggers was een vijzel aangebracht. De trekkracht die op de proefpalen werd uitgeoefend werd gemeten met een elektrische krachtmeetdoos. De verplaatsing van de paalkop werd gemeten met een zogenaav.de inductieve verplaatsingsopnemer, die verbonden was aan een meetframe. Het bereik van dezeopnemerbedroeg + en - 20 mm. Voor alle zekerheid werd de paalkopverplaatsing tevens gemeten met een nauwkeurig waterpasinstrument Wild Nk 1. De trekproeven zijn uitgevoerd volgens de in Nederland meest gangbare procedure te weten belastingstrappen van enige uren, waarbinnen de belasting constant gehouden wordt, gevolgd door een aantal vrij snelle belastingswisselingen waarbij de belasting gedurende korte tijd geheel wordt weggenomen en herhaald alvorens naar de naast hogere belsting te gaan. Zoals reeds eerder is aangegeven zijn trekproeven uitgevoerd op de palen 2, 3 en 4. 4.1. Trekproef op paal 2 Bij de trekproef op deze paal is de belasting in stappen van 30 kN opgevoerd tot 210 kN. De belastingen van 30 kN, 60 kN, 90 kN en 120 kN zijn alle gedurende 3 uur constant gehouden; De 150 kN belasting is 4 uur constant gehouden, terwijl de belastingstrappen van 180 kN en 2lOkN 6 uur constant zijn gehouden. Bij a1 deze belastingsstappen is de constant gehouden belasting . : gevolgd door ten minste 4 belastingsherhalingen, alvorens te belasten met de hogere trekkracht. Na de belastingsherhalingen van 210 kN is de trekkrachtopgevoerd tot 225 kN en na korte tijd begindigd vanwege de bij die belasting optredende grote verp1,aatsingen.De resultaten van de metingen zijn weergegeven in een tijdbelastingsdiagram, een tijdverplaatsingsdiagram en een diagram waarin de,verplaatsing is.uitgezet ten opzichte van de op de paalkop uitgeoefende trekkracht (bijlage 7 en 8). 4.2. Trekproef op paal 3 Bij de trekproef uitgevoerd op deze paal is de hiernavolgende belastingsreeks gevolgd: 20-40-60-80-100-115-130-145-160-175 en 190 kN. De belastingen van 80-130-145-160 en 175 kN zijn alle gedurende 3 uur constant gehouden; de belastingen van 100 en 115 kN zijn gedurende 6 uur constant gehouden; alle andere belastingen zijn slechts gedurende korte tijd op de paal uitgeoefend. Overigens zijn de genoemde trekkrachten ten minste viermaal tot een trekkracht van nu1 afgelaten en vervolgens herhaald. Alleen bij de hoogste belasting van 190 kN is van deze procedure afgeweken vanwege de bij die trekkracht optredende grote paalkopverplaatsingen. Ook bij deze trekproef zijn de proefresultaten uitgezet in een tijdbelastingsdiagram, een tijdverplaatsingsdiagram en een diagram waarin de gemeten paalkopverplaatsingen zijn uitgezet ten opzichte van de uitgeoefende trekkracht (bijlage 9 en 10). Bij de trekproef uitgevoerd op deze paal is helaas niet geheel nauwkeurig bekend welke trekkrachten op de paalkop zijn uitgeoefend. Dit werd veroorzaakt door een meetfout bij de krachtmeting. In ieder geval is gebleken dat de belastingen van 78 kN respectievelijk 88 kN als goed mogen worden aanvaard; de andere trekkrachten zijn via interpretatie van de opgetreden verplaatsingen vastgesteld. Niettemin kan worden aangegeven dat met name het tijdverplaatsingsdiagram, een getrouwe weergave van de werkelijkheid is en ook dat de hoogst uitgeoefende belasting 88 kN heeft bedragen. Bij deze trekkracht zijn de opgetreden verplaatsingen snel toegenomen. Ook bij deze trekproef is de eerder beschreven procedure gevolgd waarbij in dit geval de 4 constante belastingstrappen gedurende 3 uur constant zijn gehouden en gevolgd door 4 vrij snelle belastingsherhalingen (bijlage 1 1 en 12). Naderhand is gebleken dat de fout in de krachtmeting veroorzaakt is door een schakeling indemeetwaardeschakelaar. Daarbij trad een verspringing van 18 kN in de aflezing op. Deze bleek in het algemeen bij het begin van de meting op te treden. Bij de interpretatie van de metingen is hier rekening mee gehouden. 5. INTERPRETATIE VAN DE TREKPROEFRESULTATEN Voor de interpretatie van proefbelastingen wordt een aantal methoden ge'hanteerd. In Nederland worden veelal de meest betrouwbare resulaten verkregen met de methode van ir. C.'v:d. Veen en met de methode van Chin Fung Kee. Beide methoden zijn opgezet voor het bepalen van het grensdraagvermogen van palen die op druk belast worden maar blijkenook voor trekpalen goed toepasbaar. Daarom zijn inhet qnderstaande verhaal beide methoden beschreven voor trekpalen. a. Methode Van der Veen Het verband tussen belasting .en verplaatsing kan worden weergegeven met: P - ~ (gI - e -OLZ) Waarin: P = paalbelasting Pg = grenstrekkracht z = paalkopverplaatsing 0~ = cosffici&t, die de vorm van de la~tver~laatsingslijn weergeeft. Fig. I Wanneer de gemeten verplaatsing wordt uitgezet tegen log (I-PIP ) op een g omgekeerde log-schaal wordt bij de juiste grenstrekkracht een llneair verband gevonden (zie fig. I ) . In de meeste gevallen blijkt de methode goed toepasbaar, wanneer een paal tot vrij dicht bij de grensbelasting is beproefd. b. Methode Chin Fung Kee. Bij deze methode wordt het verband tussen de belasting P en de,verplaatsing z voorgesteld door een hyperbool van het type: waarin: P = paalbelasting z = paalkopverplaatsing Als we z uitzetten tegen verkrijgen we een rechte met als richtingscoP efficisnt c = tg a Overigens is a = tg 0, waarin 0 de hoek is, waaronder de zakkingskrome de oorsprong verlaat (zie fig. 2 ) . Het grensdraagvermogen wordt bepaald uit Pg = I Gebleken is dat deze methode ook nog redelijk goed toepasbaar is wanneer een paal bij de beproeving niet tot dicht bij het grensdraagvermogen is belast. c. Imml figuur 2 fig. 2 Met behulp van bovenstaande methodais voor de drie proefpalen de grenstrekkracht bepaald, nl.: Pg (Chin Fung Kee) P Pg (v.d. Veen) paal 2 24,l ton 21,5 ton ca. 8 ton paal 3 18,2 ton 19,5 ton ca. 8 ton paal 4 8,3 ton (2 9,3!ton) 8,25 ton ca. 3,5 ton De resultaten zijn vastgesteld aan de hand van de in de grafieken op de bijlagen 13 t/m 18 weergegeven proefresultaten. Bij de methode Van der Veen is het berekende grensdraagvermogen steeds bepaald aan de hand van de verplaatsingen gemeten aan het eind van de constante belasting, inclusief het effect van de wisselingen; de verplaatssing gemeten aan het eind van de constante belasting exclusief het effect van de wisselingen en de verplaatsing gemeten bij de laatste belastingsherhaling. Aangezien er in alle drie de gevallen een gelijke grenstrekkracht wordt berekend kan in dat geval de methode Van der Veen als meest betrouwbare worden aangemerkt. * . - - De toelaatbare trekkracht is vastgesteld aan de hand van de metingen verricht bij de belastingsherhalingen. Hierbij wordt een vervorming gemeten die is samengesteld uit de elastische vervorming van de paal zelf en de elastische vervorming van de aan de paal "gehechte" grond. Bij een groot aantal proefbelastingen is gebleken dat de toelaatbare belasting ligt bij die elastische vervorming die ongeveer gelijk is aan de vervorming die zou voorrkomen uit de elastische vervorming van de paal zelf, voor het fictieve geval dat er langs de paalschacht geen wrijving zou werken. 11. De op deze manier vastgestelde toelaatbare belasting blijkt in de meeste gevallen de helft of iets minder dan de helft van de grenstrekkracht te zijn, hetgeen een minimum veiligheid van 2 betekent. Bovendien is gebleken dat beneden P een verlenging van de belastingsduur geen extra paalkopverplaatsing veroorzaakt. Boven deze belasting treedt er we1 een verplaatsingstoename met de tijdsduur op. Deze heeft echter geen invloed op de grenstrekkracht van de paal. Dit blijkt ook voor deze proeven het geval te zijn zoals duidelijk geillustreerd wordt door de volgens Van der Veen vastgestelde grenstrekkracht. Deze is uiteraard 6Qn bepaalde waarde, zowel op basis van de vervormingen gemeten aan het eind van de constante belasting als die gemeten aan het eind van de wisselbebelasting. Dit betekent dat het weinig zin heeft een constante belasting langer te laten duren dan strikt noodzakelijk is om een goede meting te verrichten 6. VERGELIJKING VAN DE TREKPROEFRESULTATEN MET DE RESULTATEN VAN HET GRONDONDERZOEK Aan de hand van het ter plaatse van de proefpalen uitgevoerde grondonderzoek kan een voorspelling worden gedaan van de grenstrekkracht die aan de palen ontleend kan worden. Meestal wordt bij die berekening uitgegaan van een schachtwrijving gelijk aan een bepaald percentage van de gemeten conusweerstand. Voor zandlagen is dit percentage vrijwel gelijk aan 1 indien er gemeten wordt met een cylindrische elektrische conus. Voor de berekening van de grenstrekkracht bij de beproefde palen mag, vanwege de bij die belasting opttedende grote verplaatsingen tussen paalschacht en de omringende grond worden aangenomen dat de wrijving hoofdzakelijk werkzaam zal zijn in het zandpakket. De bovengelegen slappe grondlagen zullen vooral om die reden nog slechts een geringe wrijving kunnen ontwikkelen. Voor de berekening is daarom uitgegaan van de wrijving ontwikkeld in het zandpakket. Toepassing vandemethode Begemannonder invoeringvandevoor prefab-betonpalen geldende paalfactor van 0,3 leidt in dit geval tot zeer lage grenstrekkrachten,te weten: Pg = 6,6 ton voor paal 2 Pg = 9 , l ton voor paal 3 en Pg = 5,8 ton voor paal 4. Een andere methode die eveneens uitgaat van 1 % van de conusweerstand gemeten in het zandpakket blijkt totbeter vergelijkbare resultaten te leiden. In feite is deze methode goed vergelijkbaar met de methode Koppejan die gehanteerd wordt voor het berekenen van de grenspuntspanning. De schachtwrijving wordt in zand gelijkgesteld aan 1 % van de gemeten conus' weerstand met dien versrande dat de conusweerstand gemeten boven teruggangen in.de sondeergrafiek gereduceerd worden tot de in de teruggang gemeten conusweerstand. Een en ander is aangegeven in figuur 3. conusweerstand 1 iiguur 3 Deze methode (kortweg methode R.1J.P. genoemd) leidt tot de hierna weergegeven trekkrachtresultaten Pg (sondering) ? (sondering) Pg (proefbel .) n = 2,5 paal 1 19,3 t 7,7 t - paal 2 19,6 t 7,8 t 21,5 paal 3 17,6 t 7,O t paal 4 10,5 t 4,2 t ? (proefbel. ) t 8 t 19,5 t 8 t 8,25 t 3,5 t In grote lijnen kan gesteld worden dat deze methode tot goed vergelijkbare,resultaten leidt. 7. VOORSPELLING VAN DE TOELAATBARE TREKKRACHT UIT DE KALENDERING Proefbelastingen op drukpalen hebben aangetoond dat er over het algemeen een vrij goede relatie bestaat tussen de kalendering en de bij de proefbelasting vastgestelde bezwijkbelasting. In figuur 4 is daarom het verband aangegeven tussen de gerneten bezwijkbelastingen uit de proefbelastingen op de trekpalen en de bezwijkbelasting voor drukpalen die volgt uit de heigrafieken (Bruinshorst enviergever, R.1J.P.-rapport 1981-31 Ado). In dit geval is die relatie slechts bepaald door drie punten. Bovendien geldt dat de heiresultaten behalve een kleefaandeel (levert weerstand tegen trek en druk) ook een aandeel in de puntweerstand (alleen weerstand tegen druk) vertegenwoordigen. Omdat de verhouding tussen het aandeel van de paal en de kle'ef afhankelijk is van onder meer het spanningsniveau en de pakbingsdichtheid van het zand is theoretisch een Egnduidige relatie niet mogelijk. De hier gevonden relatie kan dus in geen enkel geval worden gebruikt voor andere paaltypen, lengten en inheidiepten of op andere plaatsen. Als extra controle kan de kalendering worden toegepast. De bezwijkbelasting op druk volgens de heigrafieken wordt herleid tot een bezwijkbelasting op trek; vervolgens wordt een veiligheidscoEfficient ingevoerd van 2 , 5 . Dit resultaat is een verhouding van 1:lO tussen toelaatbare trekbelasting en bezwijkbelasting volgens de heigrafiek. De relatie tussen bezwijkbelasting (trek) en bezwijkbelastingldruk, volgens heikalenders) is te stellen op 3.6 in dit gebied. Bij een u-2.5 b 3 is de rebtie tussen trekbelosting nuttig en bezwijkbelastingdruk volgens de heikalenders derhalve te stellen cp 1:lO .. . .,. ,., .I . , I, 61 7 TREKPAALPROEF KAYEL: , Mz ,. , ,, , figuw 4 . , . ,, 15. 8. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN U i t de r e s u l t a t e n van d e trekproeven uitgevoerd op 3 prefab-betonpalen i n kavel MZ 617 worden v r i j s t e r k v e r s c h i l l e n d e g r e n s t r e k k r a c h t e n bepaald. Bewerking van d e s o n d e e r r e s u l t a t e n t e r p l a a t s e met d e i n hoofdstuk 6 beschreven methode R.1J.P. l e i d t t o t g r e n s t r e k k r a c h t e n d i e r e d e l i j k goed o v e r e e n s t e m e n met de u i t de trekproeven v a s t g e s t e l d e grenstrekkrachten-. Aanbevolen wordt daarom voor h e t bepalen van de g r e n s t r e k k r a c h t uitgaande van sonderingen de methode R.I.T.P. t e hanteren; voor de t o e l a a t b a r e t r e k k r a c h t z a l d e berekende g r e n s t r e k k r a c h t gedeeld moeten worden door een v e i l i g h e i d s f a c t o r 2,5. Overigens i s een goede h e i c o n t r o l e o n o n t b e e r l i j k . Daarbij z a l de kalend e r moeten worden v a s t g e s t e l d over h e t g e d e e l t e d a t de palen i n h e t zand geheid worden. Bovendien z a l door h e t t e l l e n van h e t a a n t a l klappen per minuut de e f f i c i e n c y van h e t blok moeten worden v a s t g e s t e l d . Beide gegevens z i j n van e s s e n t i e e l belang voor de b e o o r d e l i n g v a n d e opneembare t r e k k r a c h t van de palen. Een r e d e l i j k e i n d i c a t i e van de t r e k k r a c h t kan worden bepaald door gebruik t e maken van de h e i g r a f i e k e n (R.1J.P.-rapport 1981-31 Ado) e n van h e t zo bepaalde r e s u l t a a t 1/10 g e d e e l t e t e nemen. B i j s l e c h t e h e i r e s u l t a t e n z u l l e n i n h e t u i t e r s t e geval e x t r a trekproeven moeten worden u i t g e v o e r d . Overigens i s h e t a d v i e s van een e x p e r t i n de grondmechanica en funderingstechniek d a a r b i j n i e t t e ontberen. 9 . SAMENVATTING In j u l i 1982 z i j n i n opdracht van de Rijksgebouwendienst op kavel MZ 6 / 7 i n Z u i d e l i j k Flevoland trekproeven uitgevoerd opdrievoorgespannen prefabbetonpalen. Aan d e hand van de trekproefgegevens i s de g r e n s t r e k k r a c h t , alsmede de toelaatbare trekkracht vastgesteld. De r e s u l t a t e n z i j n vergeleken met de sondeergegevens; e r i s een aanbevel i n g gedaan om v a n u i t de sondeergegevens een v o o r s p e l l i n g t e doen van de g r e n s t r e k k r a c h t . H i e r b i j wordt gebruik gemaakt van een b i j de R.1J.P. gangbare methode. Als c o n t r o l e kan bovendiengebruikeemaakt worden van de t i j d e n s h e t h e i e n verzamelde kalendergegevens. Bewerking van de heigegevens volgens de h e i g r a f i e k e n z o a l s beschreven i s i n h e t R.1J.P.-rapport 1981-31 Ado en b i j vermenigvuldiging i n h e t zo verkregen r e s u l t a a t met een f a c t o r 0 , l l e v e r t eem r e d e l i j k e i n d i c a t i e van de g r e n s t r e k k r a c h t . U i t e r a a r d z a l d i t r e s u l t a a t v o o r z i c h t i g moeten worden gehanteerd. 10. LITERATUUR 1. C. van der Veen; L. Boersma The bearing capacity of a pile predetermined by a cone penetration test. Proc. of the 4th. Int. Conf. on soil Mech. and Found. Eng. London 1957. Vol j;Iip.p. 72~7~5. 11 2. dr. ir. H.K.S.Ph. Begemann The Dutch static penetration test with the adhesion jacket cone. L.G.M.-mededelingen deel XI1 no. 4 en deel XI11 no. 1 ; 1969. 3. ir. L.W.A. van den Elzen. Trekproeven op in de grond gevormde palen met varisrende paalvoetvorm Heinenoordtunnel. L.G.M.-mededelingen deel XI11 no. 3; 1970. 4. Chin Fung Kee Estimation of the Ultimate Load of piles from tests not carried to failure. Proc. 29 South East Asian Cont. on Soil Eng. 1970. 5. ing. W.F. Heins Trekproeven op volgens het VIBRO-systeem in de grond gevormde palen van geringe lengte te Zeist. L.G.M.-mededelingen deel XV - no. 3; 1973. 6. ir. A. Glerum; ir. B.P. Rigter; ir. W.D. Eysink; ing. W.F. Heins. Motorway Tunnels.built by the immersed tube method. Rijkswaterstaat'Copmunications no. 25; 1976. 7. ing. W.F. Heins Strain-controlled pulling tests on pile groups. Sixth European Conference on Soil Mechanics and Foundation. Engineering, Vienna, March 1976. 8. W.F. Heins; F.B.J. Barends Pie1 Test Program in Over consolidated Sand. Proceedings of the 7th European Conference on Soil Mechanics and Foundations Engineering, 1979, Brighton U.K. 9. J.A. Bruinshorst en M.A. ~iek~ever. Heigrafieken. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad, 1981.
© Copyright 2024 ExpyDoc