KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN [email protected] www5.knnv.nl/afdeling-nijmegen Groeningse rivierduinen Zoete- en Zurepasweiden 13-02-2014 ’s Hertogentoren aan de Schans in Groeningen [1800] 13 febr 2014. Weer: regenachtig, bewolkt, temp 6°C; na 12.30 constant regen. Deelnemers: JohanRammeloo, Harrie Kersten, Gonnie Kersten, Marijke Saedt, Marc Hofs, Helma Groenen, Anton Cox, Maria van Dorst, Marleen Driessen, Ben Bloemberg, Elisabeth en Wim Derks, Frans en Paula Cremers, Jan van den Hoogen. Foto’s: Helma Groenen Excursieleider en verslag: Jan Nillesen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 2 Groeningen een Frankisch dorp Groeningen bestond al in de Frankische periode, tussen 300 en 600 na Christus. Het was toen een kleine nederzetting, die bestond uit enkele, bij elkaar staande boerderijen aan de Schans, de Frankische driehoek. Zowel aan de west en oost kant ligt een oude Maasarm die wei- en hooilanden leveren voor het vee. Op de stroomrug op het middenterras van de Maas ligt het Groenings veld met zijn eeuwige roggebouw. De boerderijen liggen in een brede driehoek ten opzichte van elkaar met daarbinnen een grote drink- en bluswaterpoel. De Groeningse Schans is nog steeds herkenbaar in het dorp. Deze “binnenplaats” werd ook gebruikt voor de bouw van grote schuren, die de bewoners in noodsituaties beschutting moesten bieden voor zichzelf en hun vee. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 3 De naam Groeningen is verwant aan de plaatsnaam Groningen. Het betekent “vestiging te midden van het groen” (de graslanden ten oosten en westen van de nederzetting in de oude Maasarmen). Groeningen telde omstreeks 1850 ca. 440 inwoners. Dat zijn er tegenwoordig iets minder: ongeveer 400 inwoners. Groeningen 300 na Chr. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 4 De Heerdgang. In de Hoge en Late Middeleeuwen bezocht het vee onder leiding van een herder dagelijks de weidegronden en werd het ’s nachts opgestald. Vee werd ook om de mest gehouden. Daartoe werden de dieren gedurende de nacht opgestald. Mest en gier, vermengd en vastgehouden door stalstrooisel en in een later stadium op het Groenings veld uitgespreid, bepaalde grotendeels de opbrengst van het akkerareaal. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 5 In deze periode van de geschiedenis van de landbouw, waarin gemengd bedrijf noodzaak was, kan een tweetal fases worden onderscheiden met betrekking tot de wijze van veeteelt. In de eerst fase kende met uitsluitend de gemeenschappelijke heerdgang onder leiding van dorpsherders naar gemeenschappelijke weidegronden. In de latere fase, in de Late Middeleeuwen, wordt elk type vee ondergebracht in particuliere standweiden en verblijft daar zonder herder. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 6 Extensieve beweiding onder leiding van de Heerd De historische heerdgang is een vorm van extensieve veeteelt waarbij het vee onder leiding van een herder [=heerd] dagelijks weidegronden bezocht en ’s nachts werd opgestald . De karakteristieke attributen van deze dorpsfunctionaris waren een signaalhoorn, vervaardigd uit een grote koehoorn een tas voor proviand en drank en een stok of een staf. De heerd gang verliep als volgt. ’s Morgens vroeg verzamelde de herder de dorpskudde bij de Schans. In Sambeek en Boxmeer wordt deze verzamelplaats “Biest”genoemd. Hij blies op zijn signaalhoorn om de andere boeren te waarschuwen dat ze hun vee naar de Schans moesten brengen. Vervolgens vertrok hij via veedriften die, voor zover ze binnen de nederzetting en het daaromheen gelegen akkerareaal lagen, waren omzoomd met hagen of andere veekeringen. De bestemming van de heerdgang werd gevormd door de lage weidegronden in oude Maasbeddingen van de Maas aan de Oost en Westzijde van de nederzetting. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 7 Het gebied van de Zurepasweiden is door de Maasoverstromingen in de loop der eeuwen bedekt geraakt met een dikke laag klei. Voor die tijd waren ze kletsnat, waren er veel stagnerende waterpartijen en was het begroeid met wilgenstruweel en zachthoutooibos. Zie schildering boven aan de pagina . Bij de heerdgang mochten de grenzen van de dorpsgemeenschap uiteraard niet worden overschreden. In de late namiddag keerde de kudde onder leiding van de herder terug naar de nederzetting, waar de dieren bij de Schans werden gedrenkt alvorens de beschutting van de stal op te zoeken. Het geluid van de signaalhoorn waarschuwde de boeren dat de kudde in aantocht was en dat men de stal in orde moest maken om het vee op te vangen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 8 1307: Jan van Cuijck wijst de gemeenschappelijke gronden toe aan de nederzetting Groeningen De nederzetting Groeningen behoorde tot het Overambt van het land van Cuijck. Na de toewijzing van de gronden door Jan van Cuijck [1307]werd particulier bezit van de Gemene gronden mogelijk. Met het individualiseren van het grondbezit verdween het belang van de koeherder en namen gevlochten heggen deze functie over. Het Groeningsche veld Het Groeningse veld gelegen op de stroomrug van Boxmeer was geschikt om eenvoudige akkertjes aan te leggen waar granen verbouwd werden. De grond is van goede kwaliteit, niet te arm en te droog zodat er toch graan kan groeien maar ook niet te stug want dan is de grond moeilijk te bewerken. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 9 Om het land te bewerken had de boer een heel eenvoudige ploeg in gebruik, namelijk het eergetouw Deze ploeg werd getrokken door twee ossen. Het is eigenlijk geen echte ploeg. Een eergetouw bestond uit een dissel [houten balk] waaraan een houten punt bevestigd was. De houten punt van de ploeg zorgde er voor dat de grond werd open gescheurd. Een eergetouw zette de grond niet om, maar maakte alleen de boven grond los. Een andere benaming voor deze ploeg is dan ook scheurploeg. Soms werd een ijzeren plaat om de houten punt bevestigd. Dit moest er voor zorgen dat de houten punt niet te hard zou slijten. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 10 De Schapen graasden op de rivierduinen, waar de grond te arm en te droog is voor akkerbouw. Het rivierduinzand is in het Allerød uit de rivierbedding van de Maas hier naar toegewaaid, toen de Maas stroomde ter hoogte van de tegenwoordige Zurepasweiden. Voorheen groeiden er zomereiken en berken. Dit zijn boomsoorten die nog kunnen leven op arme en droge gronden. Door de houtkap en begrazing zijn hier heideveldjes ontstaan tussen het kreupelhout. Heideplanten verschijnen op zeer voedselarme plekken die door jarenlange houtkap en begrazing totaal uitgemergeld zijn. Zelfs gras groeit er niet meer. Vliegden in de Groeningse duinen 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 11 Anton wees op de markante vliegden. Het stuifzand was weggewaaid en de wortels lagen bloot. Het hartwortelstelsel en de penwortel waren goed zichtbaar. Het vertelde het verhaal van de ecologie van de Grove den in de Groeningse duinen. De vliegden is een door natuurlijke uitzaaiing verspreide Grove den (Pinus sylvestris). De benaming is te danken aan de wijze waarop het zaad waaruit de boom is gegroeid op zijn plaats kwam, het is namelijk meegevoerd door de wind. Het zaad van de vliegden is licht en voorzien van een vleugeltje waardoor de wind het vrij ver kan meenemen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 12 Er is geen sprake van een aparte genetische vorm, maar door de natuurlijke uitzaaiing op de open rivierduinzanden wijkt de vorm nogal af van de Grove den die verderop is aangeplant. Bosbomen ontwikkelen door de aanplanting van veel bomen in een dicht verband op weinig grond een onderlinge concurrentie om licht. Daarom ontwikkelen die lange, dunne, rechte stammen en hoge kruinen. De Vliegden daarentegen staat alleen, vangt rondom licht op en groeit daardoor uit tot een boom met laaghangende takken en brede kroon. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 13 In het Allerød reeds grove dennen in de Groeningse duinen De Grove den groeide al in de Groeningse duinen in het Allerød 11.000 jaar geleden. Met de al aanwezige houtgewassen – in de eerste plaats Berken – vormde hij een open parkachtig landschap, dat zich allengs in een gesloten bos ontwikkelde. 11.000 jaar geleden traden grote bosbranden op die de boom terugdrong. 9000 jaar geleden ruimde hij het veld voor de lang levende loofbomen. Alleen op het stuivende zand wist hij zich te handhaven. Sindsdien groeit hij hier overal waar loofbomen niet goed groeien. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 14 Een groot aantal Grove dennen in de Groeningse duinen stamt van ingevoerde exemplaren af. In de 15 e eeuw werd de boom te Darmstadt in Hessen in cultuur genomen en vandaar hierheen verhandeld. In 1930 zijn er veel bomen hier aangeplant. In 1995 zijn ze voor het grootste deel gekapt. De Groeningse duinen een dennenrefugium De Groeningse zandverstuiving vormt een dennenrefugium dat door toedoen van de mens is ontstaan. Als gevolg van uitputting van de droge, grove, leemloze rivierduinzanden door te intensieve beweiding en akkerbouw. Hier kan de Grove den zich onder eigen scherm verjongen dank zij zijn ijle kronendak dat veel licht doorlaat. Juist de slechte groei van de Den laat volgende generaties van Dennen op dezelfde oppervlakte toe. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 15 De bomen worden hier hoogstens tien, twaalf meter hoog. Berken en zomereiken slaan sporadisch op en groeien nog slechter. De ondergroei bestaat voornamelijk uit korstmossen en bladmossen. Bloemplanten zijn schaars: een paar grassen en heidesoorten. Op plekken waar de bodem humeuzer is groeit Bochtige smele De Grove den toonde zijn penwortel, waarmee ook uit grotere diepte water opgenomen kan worden. Het is een echte pionier. Ze heeft veel licht nodig. Ze verdraagt zowel strenge vorst als grote hitte en overleeft langdurige droogte, maar ook hoge grondwaterstanden. Hij gedijt het best in gebieden met een lange koude winter: een langdurige winterrust maakt een solide stam opbouw mogelijk. De wortels zijn in staat door een oerbank in de grond te dringen. De voedselbehoefte is zo gering dat de Grove den hier op het humusloze stuifzand kan groeien. Wat verder alleen de Zwarte den klaarspeelt. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 16 Op de foto van Helma zijn vier fytocoenosen zichtbaar: Berken-Eikenbos Vogelpootjesassociatie Associatie van Buntgras en Heidespurrie Associatie van Struikhei en Stekelbrem 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 17 Zoete- en Zurepas weiden. De lagere gronden, dichter bij het water van de oude beddingen van de Maas veranderen door de begrazing met vee in graslanden. Het wilgenhout werd gekapt voor brandhout. Het vee zorgt er door hun vraat voor dat de jonge scheuten van de wilgen steeds afgevreten worden en op den duur niet meer terug komen. Een van de weinige plantensoorten die het constante afvreten goed verdraagt is gras. Gras groeit zelfs beter als het regelmatig begraasd wordt. Omdat deze gronden lemiger zijn en natter mergelen ze niet uit en verschijnt er elk jaar weer sappig gras. Er groeit echter te weinig gras, daarom wordt het vee ook bij gevoerd met takken en bladeren. De hazelaar, iep en linde zijn zo geliefd bij de koeien dat ze langzaam verdwijnen uit de uiterwaarden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 18 Grote zilverreiger in de Zoetepasweiden. Witte reigers in de groene Zurepasweiden: een steeds vertrouwder beeld. De grote zilverreiger is een van de opvallende soorten die we steeds vaker zien. Ieder jaar tellen wij er meer. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat de grote zilverreiger de blauwe reiger inmiddels naar de kroon steekt. Verspreid door de hele regio zijn de opvallende, witte reigers te zien. Een recent verschenen artikel laat zien dat Nederland een populair overwinteringsgebied is voor deze reigers. Er overwinteren tegenwoordig 2300 tot 2800 exemplaren. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 19 De opmars van de Grote zilverreiger wordt toegeschreven aan toegenomen bescherming, verbetering van hun habitat en de opwarming van de aarde. De relatief milde winters in WestEuropa zorgen voor weinig problemen voor de Grote zilverreigers. Tijdens koudere winters trekt een deel weg naar Zuidwest-Nederland, waar veel water open blijft. Maar ook dan lijken de zilverreigers opvallend weinig last te hebben van de kou. De blauwe reiger lijdt duidelijk wél onder de reeks koudere winters van de afgelopen jaren. De sterfte is in zulke winters groot en de vroeg in het voorjaar in de Radioplassen broedende Blauwe reiger kan pas later beginnen met de ei leg. De midwintertelling laat deze verschuiving in reigerland duidelijk zien. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 20 Kramsvogels in de zurepasweiden De Kramsvogel behoort tot de talrijkste trekvogels in de Zoete en Zurepasweiden. De jaarlijks waargenomen aantallen wisselen echter sterk. Dit najaar ging het om een zeldzaam talrijk optreden. Kramsvogels verlaten hun broedgebieden in Noord- en Noordoost-Europa in verschillende golven. De eerste deed de Zurepas in oktober en november aan en werd tot diep in de winter gevolgd door nieuwe golven. De aantallen kunnen van jaar op jaar opmerkelijk verschillen. Zo liepen de dagmaxima in de najaren van 2008 tot en met 2012 uiteen van 12.000 tot bijna 32.000 exemplaren. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 21 Het najaar van 2013 deed deze aantallen verbleken. Daar zag het aanvankelijk niet naar uit, want in oktober waren kramsvogels nogal schaars. Op 5 november passeerden 1.500 tot 6.000 kramsvogels. Met dit massale optreden nestelt het najaar van 2013 zich ferm in de top-tien van beste najaren ‘ooit’. Het hoe en waarom van het talrijke optreden is onbekend. Eerdere influxen leken samen te hangen met onrustig weer boven de Noordzee en West-Europa. Daardoor zouden kramsvogels deels van Noorwegen naar Nederland vliegen, in plaats van naar Groot-Brittannië. Radarbeelden kunnen misschien verduidelijken of deze theorie steekhoudend is. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 22 Inmiddels is de grote stroom gaan liggen, zo lijkt het. Een koudeinval kan echter tot diep in de winter weer kramsvogels op de wieken brengen, zoals we uit sneeuwrijke winters weten. Wat er in de winter bij ons aan kramsvogels blijft hangen, wisselt al net zo zeer als tijdens de trekmaanden. Systematische tellingen eind december voor het Punt-Transect-Tellingenproject van Sovon geven aan dat de aantallen een factor tien per winter kunnen verschillen. De pieken en dalen in het wintervoorkomen zijn soms wel, soms ook niet direct in verband te brengen met de weersomstandigheden bij ons en verder noordelijk. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 23 Gewone zwavelkop in de Groeningse rivierduinen. De saprotroof groeiende Gewone zwavelkop midden in de winter is toch steeds weer een verrassing. De sporen zijn paars, de lamellen geel. Daardoor hadden de lamellen een geelgroene kleur 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 24 Drie trilzwammen in de groeningse duinen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 25 De Gele trilzwam vinden we het hele jaar in de Groeningse duinen, vooral in de late herfst tot in het voorjaar. Rond deze tijd dus. De zwam groeit op dode takken van loofbomen, in dit geval op de takken die zich nog aan de bomen bevinden. Na een storm als die van vannacht waait er wel eens dood hout uit een boom waar de zwammen op zijn te zien. Ook in takkenhopen zie we hem regelmatig groeien. Vooral op eiken. Zachte gelatineuze trilzwammen Het hymenium bekt het hele oppervlak. Ze veroorzaken witrot. Hoewel de Gele trilzwam in paddenstoelen boeken een saprofyt wordt genoemd, is het een parasiet. Dat is een beetje dubbel. De naam saprofyt en parasiet wordt vaak gebruikt in verband met bomen en hout. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 26 Saprofyten zijn de opruimers van het dode hout terwijl parasieten ook levende bomen aantasten en op eten. Omdat de Gele trilzwam op dood hout voorkomt wordt hij saprofyt genoemd. Omdat hij niet echt op het dode hout leeft maar op een andere in het hout wonende zwam, meestal een schorszwammetje, is het toch een parasiet. Hierbij afgebeeld de Grijze gaatjeszwam waarop de Gele trilzwam parasiteerde. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 27 Omdat de ontmoeting met de zwam betekende dat we waren vervloekt door een heks, hebben we hem lekt geprikt. Daarmee hebben we de vervloeking opgeheven Eikentrilzwam Judasoren Zo'n naam heeft natuurlijk een verhaal. Bij de Judasoor hoort de legende dat Judas zich wilde verhangen, na zijn verraad van Jezus. Alle bomen waarbij hij dit probeerde, bogen hun takken zodat zijn snode voornemen niet lukte. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 28 Tot Judas bij de Vlier kwam, die zijn takken niet kon of wilde buigen. Zodoende hing Judas zich op aan een oude vlierboom. Tot schande van de boom ontspringen er steeds weer Judasoren aan de stam en oude takken. Het aardige van het verhaal is, dat de legende eigenlijk van puur Europese makelij is, want de boom komt in Palestina niet voor. Wel bij ons, mèt Judasoren! 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 29 Eikentrilzwam Om werkelijk te begrijpen hoe een dier, of zelfs een plant leeft, is het nodig om in gedachten in diens huid te kruipen. Het kost wat fantasie, maar het levert veel begrip. In een mijn valt weinig te zien; veel larven hebben geen, of tamelijk gereduceerde ogen. Nog minder valt er te lopen. De poten zijn daarom gewoonlijk kort, soms tot stompjes gereduceerd of verdwenen. Waar ze nog wel aanwezig zijn is hun functie voornamelijk om de larve in de gelegenheid te stellen zich schrap te zetten. In verband met de beperkte ruimte tussen bodem en plafond is de kop van de larve niet, als bij vrijlevende larven, naar beneden, maar naar voren gericht. Ook is de kop vaak heel sterk afgeplat, soms zelfs bijna beitelvormig. In het algemeen zijn de larven ook kleiner dan bij verwante vrijlevende soorten. Anton wijst op de sierlijke braammineerder . 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 30 Frass van de sierlijke braammineermot Frass is de ontlasting van herbivore insekten. Meestal bestaat frass uit droge korrels. Draden, staafjes en ook vochtige uitwerpselen behoren echter ook tot de mogelijkheden. De plaats en vorm van frass in bladmijnen is een van de kenmerken die we gebruiken bij de determinatie van bladmineerders. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 31 We bestudeerden een mijngang. Ze was lang en kronkelend en verbreedde zich nauwelijks. Het zwarte frass was in de hele mijn lineair en een enkele keer onderbroken. Op sommige stukken lag het frass iets breder. De mijn kan zichzelf regelmatig overschrijden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 32 Groeningen en de Groeningse duintjes behoren tot het overambt van het land van Cuijck Vanaf de 11e eeuw valt Groeningen onder de heer van Cuijk, die zich later graaf ging noemen. Als straf voor de moord op Floris de Zwarte werd rond 1133 de heer van Cuijk met zijn broer verbannen en het kasteel in Cuijk verwoest. Na hun terugkeer bouwden de broers een nieuwe burcht op een zandheuvel verder stroomafwaarts. Hieromheen ontstond de nieuwe hoofdstad Grave. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 33 Hoewel leenman van Gelre vocht de heer van Cuijk in 1288 bij de Slag van Woeringen aan de Brabantse kant. Hierdoor werd het Land van Cuijk onderhorig aan het Hertogdom Brabant. Aan het einde van de 14e eeuw werd het Land van Cuijk verkocht aan de hertog van Gelre, Willem van Gulik. In de 15e eeuw werd het weer bij het Hertogdom Brabant ingedeeld. Langzamerhand verloren de heren van Cuijk het leenheerschap over sommige dorpen: Oeffelt werd verkocht aan het Hertogdom Kleef en Boxmeer ontwikkelde zich tot een Vrije heerlijkheid. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 34 Het overgebleven land van Cuijk werd gesplitst in het Overambt (ten zuiden van Boxmeer, met dorpen Vierlingsbeek, Maashees, Overloon en de nederzetting Groeningen en het Nederambt (met dorpen als Beugen, Cuijk, Haps, Wanroij, Mill, Escharen en Neerloon). Tachtigjarige oorlog en Republiek 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 35 Het Land van Cuijk werd in 1559 in pandschap aan Willem van Oranje gegeven. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Grave in 1602 door Maurits van Oranje veroverd. Het Land van Cuijk bleef in een onzekere positie tussen de Spaanse en Staatse Nederlanden, tot het bij de Vrede van Münster in 1648 bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kwam. Het werd bij Staats-Brabant gevoegd: een generaliteitsland dat vanuit Den Haag bestuurd werd door de Staten-Generaal van de Republiek. Na de stichting van de Bataafse Republiek in 1795 werden alle heerlijkheden opgeheven. Het Land van Cuyk werd deel van Bataafs Brabant. In de periode daarna blijft Groeningen Nederlands. De Maasheggen 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 36 De inwoners van deze regio hadden tot de jaren zeventig van de vorige eeuw nog nooit van de Maasheggen gehoord. Professoren, wetenschappers van buiten de Maasvallei kwamen hier onderzoek doen en brachten de naam Maasheggen mee. De eerste vermelding van “Maasheggen” is in het lijfblad van de KNNV “De Levende natuur” van 1955. In dit artikel wordt niet De Maasheggen bedoeld, maar de heggen. In 1968 komt de naam Maasheggen met een hoofdletter, bedoeld als gebiedsaanduiding voor in het artikel van G Londo: “De Maasheggen botanisch bekeken” in de “Levende natuur”. In 1978 verschijnt het boek “De Maasheggen” van de Vrieze. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 37 Voor de meeste bewoners staat dit gebied aan beide zijden van de Maas bekend onder de naam De Kemp. Veel namen van weilanden eindigen op “kamp”, Bakkerskamp, Pastoorskamp, Weerkamp. Als het een klein perceeltje betreft wordt het een “kempken” genoemd. De naam Kemp is in het oude dialect het meervoud van kamp. Dus alle hooi- en weikampen langs de Maas tezamen vormen de Kemp. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 38 De Kempen zijn oude ontginningen uit de middeleeuwen die buiten de gemeenschappelijke akkers [of essen] of gemeenschappelijke weiden lagen. Doordat het hier vaak om een individuele ontginning ging berustte het eigendom bij een persoon en was de oppervlakte niet groot. Het toekennen van individuele gebruiksrechten vond plaats in het begin van de 14 eeuw. Dit toekennen van gebruiksrecht gebeurde hier eeuwen eerder dan in de rest van Nederland. Het drukte een stempel op de uiterwaarden. De percelen werden afgebakend middels hagen, die de boeren beplantten met op de terrasranden uitgegraven meidoorns. De ruilverkavelingen en moderne landbouw hebben geleid tot het verdwijnen van de kleine percelen en meidoornhagen. Alleen in het Maasheggenreservaat Groeningse en Vortumse duinen van 180 ha en bij de Oeffeltse Meent zijn de oorspronkelijke Maasheggen gehandhaafd. Het Maasheggenresevervaat 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 39 13 febr 2014 Het ontstaan van het natuurlijke landschap in de Maasvallei Het natuurlijke landschap in de Maasvallei bij Groeningen is voor het belangrijkste deel gevormd in de twee meest recente geologische perioden, die samen een periode beslaan van tweeëneenhalf miljoen jaar. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 40 De oudste van deze perioden, het Pleistoceen, duurde het langst. Het was de tijd waarin ijstijden en warmere perioden elkaar afwisselden. In grote delen van de regio is toen door de rivieren Maas en Rijn zand, grind en leem afgezet. De Rijn heeft een tijdlang door de Roerdalslenk gestroomd. Door tektonische bewegingen (verschuivingen langs diepe breuken in de aardkorst) in Duitsland heeft de Rijn zijn loop verlegd naar het oosten. Hetzelfde gebeurde met de Maas. Deze stroomde vroeger verder westelijk, door de Roerdal Slenk waar Eindhoven in ligt. Door bewegingen langs de breuken van de Peelhorst en de Slenk van Venlo schoof de Maas zo’n 400.000 jaar geleden naar het oosten en kwam ongeveer op haar huidige plek te liggen. Pleistoceen De afzettingen die de Rijn en de Maas lang geleden hebben afgezet helden af naar het noorden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 41 Bij Maashees liggen ze op een hoogte van 18 meter, bij Boxmeer rond de 15 meter en bij Cuijk op ongeveer 12 meter.. Holoceen Ongeveer tienduizend jaar geleden kwam een einde aan de laatste ijstijd. De temperatuur steeg en al spoedig veranderde de open, vrijwel boomloze vlakte in een gesloten bos. De Maas veranderde van een vlechtende rivier in een meanderende. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 42 Bewonings- en ontginningsgeschiedenis Prehistorie en Romeinse tijd De bewoningsgeschiedenis van de Maasvallei gaat terug tot ver in de prehistorie. Op tal van plaatsen, vooral op de Maasterrassen, zijn bewoningssporen en grafvelden uit verschillende archeologische perioden gevonden. In de “Bergjes” zijn enkele vindplaatsen waar objecten uit het Mesolithicum [10.000 – 3500 jaar v Chr] gevonden zijn. Ook uit de IJzertijd [750-57 v Chr] en Romeinse tijd. Zichtbare landschapselementen als grafheuvels zijn niet bekend in het gebied. De oudste relicten dateren uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. In de Romeinse tijd liep een belangrijke weg ten westen van de Maas van Tongeren naar Cuijk, waar via een oversteekplaats en later zelfs een stenen brug de Maas overgestoken kon worden om naar Nijmegen te gaan. Het tracé van de N 610 volgt dat van de Romeinse weg voor een belangrijk deel. Na afloop van de Romeinse tijd nam de bevolking op veel plaatsen in ons land sterk af of verdween geheel. De stroomrug van Boxmeer is echter bewoond gebleven. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 43 In de Maasvallei is steeds bewoning geweest op de stroomrug van Boxmeer, getuige de vondsten recent bij Sterckwijk. Het rijk geschakeerde gebied met droge en natte, voedselarme en vruchtbare gronden bleef in trek. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 44 Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Bij de inrichting en het gebruik van het gebied in de Middeleeuwen heeft de mens zich uiteraard laten leiden door de mogelijkheden die het natuurlijke landschap bood. Op de Maasterrassen kwamen de meeste dorpen tot ontwikkeling. Hier vinden we ook de grote akkercomplexen. Enkele dorpen liggen in de dalen van zijbeken, die uit het Peelgebied naar de Maas lopen. Mooie voorbeelden hiervan zijn Vortum-Mullem, Groeningen en Holthees. De lager gelegen delen van het gebied, de landen langs de Maas die geregeld bij hoog water werden overstroomd, waren minder aantrekkelijk om te wonen en nog steeds vinden we hier geen bebouwing. Ook voor bouwland was het risico van overstroming te groot, maar de vruchtbare gronden waren van groot belang voor de boeren als weiland en hooiland. De befaamde Maasheggen werden aanvankelijk aangelegd als perceelsscheiding en later gebruikt als veekering. Ze dienden tevens om zoveel mogelijk slib uit het overstromingswater op te vangen. Kenmerkend ook zijn de omhaagde zandwegen en zandpaden, de solitaire (knot)-bomen en de drinkpoelen voor het vee. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 45 De rivierduinen van de Groeningsche en Vortumsche Bergen zijn sinds 80 jaar begroeid met bos. Restanten van de hakhoutcultuur vonden we op veel plaatsen terug in de vorm van fors uitgegroeide stoven. Het Midden terras van de Maas wordt ten westen van Groeningen doorsneden door de St Jansbeek die in een oude Maasarm stroomt. ↓ 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 46 De beken stromen in de oude Maasarmen. Ze liggen enkele meters lager dan het oppervlak van de terrassen. Het middenterras ligt daardoor als het ware als een aantal eilanden in het landschap. De terrassen zijn over het algemeen in gebruik als bouwland (we vinden er de afgelopen decennia ook steeds meer boomkwekerijen). In de dalen overheerst grasland. Tussen Boxmeer en Vierlingsbeek vinden we achtereenvolgens de volgende akkercomplexen: Boxmeersche Veld, Mullemsche Veld, Vortumsche Veld en Groeningsche Veld. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 47 De ‘Militaire en Topographische Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden’, uit omstreeks 1850. Opvallend is de zonering van het gebied in smalle stroken evenwijdig aan de Maas. Langs de Maas zien we de graslanden met de Maasheggen en de beboste rivierduinen van Groeningen en Vortum. Ten westen hiervan liggen de Maasterrassen met de dorpen en de akkercomplexen, doorsneden door verschillende beken. Vervolgens een smalle zone met bossen en enkele jonge heidedorpen, zoals Startwijk, Langstraat en Sambeeksche Heide. Ten westen van de bosstrook strekten de ‘woeste gronden’ zich uit. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 48 Het was een uitgestrekt gebied van heidevelden, die geleidelijk overgingen in natte broekbossen en vervolgens in het veenmoeras van de Peel. Slechts enkele kleinere dorpen, zoals Overloon, Het Oelbroek en Haps, lagen als kleine cultuureilanden in de wildernis. De boeren gebruikten het heide- en veenland om hun schapen te weiden en om er strooisel te winnen voor de potstallen. Ook werd er turf gestoken, net als trouwens hier en daar in oude Maasmeanders, waar een veenlaag tot ontwikkeling was gekomen. De excursie start bij de Groeningse rivierduinen, plaatselijk aangeduid als Bergjes. De noordelijk gelegen Vortumse rivierduinen worden plaatselijk aangeduid met Harddonken. Donken duidt hier op een zandige opduiking in een overigens door holocene rivierklei bedekte rivieruiterwaarden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 49 In de hieronder afgebeelde hoogtekaart zijn rivierduinen en oude Maasarmen duidelijk herkenbaar. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 50 De Groeningse duintjes. De Groeningse rivierduinen zijn ontstaan op het einde van de laatste ijstijd. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 51 Tijdens deze mini-ijstijd, die duurde van circa 10.700 tot 9.500 jaar voor Chr, veranderde de Maas van een meanderende rivier weer in een vlechtende rivier. In de zomer, wanneer de sneeuw in de Ardennen smolt, voerde de Maas enorme hoeveelheden zand en grind uit deze bergen aan en vulde daarmee de riviervlakte op. De rivier bestond dan uit vele stromen die zich kriskras, al vlechtend, een weg door de riviervlakte baanden. In de droge perioden van het jaar veranderde de Maas in een klein stroompje of kwam geheel droog te liggen. In die tijden werd het gebied ook vaak geteisterd door westerstormen, die het zand uit de droge rivierbedding verstoven. Op sommige plekken waar de Maasvlakte voldoende breed was, onder andere ter hoogte van Groeningen vormden zich rivierduinen. Waarschijnlijk was hier ook enige begroeiing aanwezig, waardoor het stuivende zand vastgehouden werd. Vanwege hun markante positie stonden deze rivierduintjes al vroeg in de belangstelling bij de mensen, vooral als toevluchtsoord bij hoog water. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 52 Al vanaf de vroege prehistorie, niet lang na het ontstaan, waren de bergjes bewoond. Hier heeft zich dus nooit een natuurlijk landschap kunnen ontwikkelen. De rivierduinen zijn vermoedelijk al in cultuur sinds de Midden Steentijd [periode van 10.000 tot 6.000 jaar geleden] Ze bevatten ook veel gebruiksvoorwerpen en andere restanten van menselijke aanwezigheid uit de Jonge Steentijd [periode van 6000 tot 4.000 jaar geleden], de IJzertijd en de Romeinse tijd. In de Middeleeuwen en in de eeuwen daarna werden de rivierduinen met schapen begraasd. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 53 Aan het begin van de 19de eeuw bestonden de Bergjes voor de helft uit woeste grond. De rest bestond uit eikenhakhout, enkele akkertjes en een zandafgraving. Omstreeks 1900 raakten de Bergjes steeds meer met bos bedekt. Het is opmerkelijk dat tussen de uitgestrekte uiterwaarden bestaande uit klei, zich deze eilanden van zand bevinden. Letterlijk eilanden, want tijdens hoogwater zijn dit de enige droge plekken in de uiterwaarden die aan beide zijden worden ingesloten door de stijgende watermassa. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 54 Op deze zandeilanden is de flora en fauna geheel afwijkend van de omgeving. De duinvaag gronden zijn in de loop der eeuwen geheel uitgeloogd en verzuurd. Dit contrasteert met de basische omgeving. De voormalige eikenhakhoutbossen zijn in de begroeiing nog goed te herkennen. Rivierduinen. De rivierduinen zijn begroeid met Quercetea bossen, vaak restanten van voormalig hakhoutbeheer, met een sterk zure, organische humusvorm [variërend van moder tot mor]. Schimmels, bacteriën en mijten zijn de voornaamste afbrekers. De strooiselvertering verloopt zeer traag. Daardoor treedt stapeling van bladstrooisel op. In de minerale ondergrond vindt uitspoeling plaats, mede onder invloed van humuszuren die uit het strooisel vrij komen 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 55 In de loop van het Holoceen verarmden en verzuurden deze duinvaaggronden door een samenspel van drie factoren: De komst van Eik en Beuk, menselijke exploitatie en het ontstaan van de Noordzee, waardoor de rivierduinen in sterkere mate een zeeklimaat kreeg. Dit klimaat werd gekenmerkt door een neerslagoverschot, sleutelfactor in het uitlogingsproces. De boomlaag wordt beheerst door Zomereik en Ruwe berk. Een enkele Grove den is nog over van een aanplant uit 1930. De struiklaag kent soorten als Lijsterbes en Vuilboom. Aan de randen Ratelpopulier en Sleedoorn. In de ondergroei komen twee nieuwelingen voor, die sinds de 19 e eeuw zijn aangeplant: Amerikaanse vogelkers – bedoeld als bodemverbeteraar- en Amerikaans krentenboompje als fruit- en sierstruik. Hiervan is Amerikaanse vogelkers alias “bospest”de meest agressieve nieuwkomer. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 56 Door strooiselophoping is er een spaarzame ondergroei, die zich concentreert op reliëfrijk plekken en onder openingen in het kronendak. De ondergroei bevat verder enkel grassen. Het meest komt Bochtige Smele voor. Pijpenstrootje wijst op waterstagnatie. Gladde witbol langs het pad wijst op de verrijking veroorzaakt door wandelaars. Slechts één jaarrond annuel komen we regelmatig tegen: Rankende helmbloem. Het is een ammonium gebruiker die zich uitbreidt door stikstofdepositie via de atmosfeer. Varens spelen een relatief grote rol. De vestigingscondities lopen voor de diverse varensoorten uiteen. Adelaarsvaren heeft voor haar kieming een basenrijk substraat nodig en heeft zich plaatselijk aan de randen gevestigd na brand of op plekken waar leem aan de oppervlakte is gebracht. Binnen het bos vermeerdert het zich alleen vegetatief. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 57 De Eikvaren gebruikt een aarden wal als kiembed. Op de foto staan we bij een aarden wal waar het gedijt op de noordhelling. Voor Brede stekelvaren vormt dood hout de belangrijkste uitvalsbasis. Tal van bosplanten hebben trouwens baat bij dood hout, dat door zijn vochtgehalte een betrouwbaar kiembad vormt en gaandeweg in het humusdek wordt opgenomen, terwijl de planten hun wortels in de rest van het strooisel uitzenden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 58 Langs het pad in een laagte ligt een voormalige vuilstort afgedekt met rivierduinzand. Aan de begroeiing is de voormalige functie herkenbaar. Hier groeit de rompgemeenschap Grote brandnetel. Rg Grote brandnetel RG Urtico dioica-[Galio-Urticetea] De Grote brandnetel is een schoolvoorbeeld van een “kapitalist” en “doordouwer”. Zij komt hier tot dominantie door de ruime beschikbaarheid van voedingsstoffen en de beschutting tegen uitdroging gepaard gaande met een beheer van “niets doen”. De omstandigheden zijn hier hypertroof. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 59 De Grote brandnetel is een rhizoom geofyt en schoolvoorbeeld van een stikstofminnende plant. Hoe meer nitraat [en fosfaat] de grond bevat, des te groter wordt haar concurrentievermogen, dus des te sterker breidt de plant zich ten koste van andere gewassen uit. Het groeit hier zo welig, omdat het behalve hypertrofe omstandigheden ook nog matig vochtig en beschaduwd is. Op vallend is dat het hier ook zijn eigen milieu in stand houdt. De Grote brandnetel wordt hier aan de randen vergezeld door Zevenblad, Dagkoekoeksbloem, Kweek, Glanshaver, Witte dovenetel, Berenklauw. In tijden van schaarste werden de stengelvezels van de planten gesponnen en geweven tot neteldoek. In het voorjaar kun men uit de jonge scheuten brandnetelsoep bereiden. Als geneesmiddel hebben Brandnetels een veelzijdige reputatie. Verdroogde planten vormen een goed veevoer. De ecologische parameters van de Grote brandnetel. De brandharen De brandharen die uit een cel bestaan, lopen in de top priemvormig uit. Ze hebben daar een scheef opgezet knopje dat de cel afsluit. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 60 Wordt zo’n knopje geraakt dan breekt het volgens een scheef staand breukvlak af. Het priemvormig uiteinde krijgt zo de vorm van een injectienaald die bijvoorbeeld direct in de huid dringt. De inhoud van het celsap staat onder druk en wordt daardoor door de fijne opening geperst. Het celsap bevat histamine en dit veroorzaakt jeuk. Hop De langste kruidachtige slingerplant van onze flora klimt hier tot 4 meter hoog in een Wilde appelboom. De plant als geheel is overblijvend, maar de meters lange stengels sterven winters af, waarna de plant het volgende seizoen weer van de grond af begint. De bodem is hier voedselrijk, humeus en vochtig. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 61 Hop als bierkruiderij is vooral door de kloosters bevorderd. Dit ook om de verderfelijke werking van Gagel terug te dringen. Een ouderwetse groente vormen de jonge scheuten van de plant. [Hopkeesten]. Rob, een oud bierbrouwer vertelde over het gebruik van Gruit en Hop. Gruit en hop In de vroege middeleeuwen werd bier op smaak gebracht met kruidenmengsels, ook gruit genoemd. Behalve voor de smaak werd het gruit ook toegevoegd om het bier langer houdbaar te maken, met wisselend succes. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 62 Plaatselijke heren zagen in de gruitbieren een bron van inkomsten in de vorm van het gruitrecht, een voorloper op de huidige accijns: voor de gebruikte kruiden moest belasting worden betaald. Toch was al zeker sinds de 9e eeuw het gebruik van hop bekend. Hop maakt het bier langer houdbaar en doodt bacteriën. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het gebruik van hop steeds meer werd gepropageerd – bier was in de eerste plaats een levensmiddel en moest gezond zijn. In 1346 kondigde Keizer Karel IV van het Heilige Roomse Rijk de Novus Modus Fermentandi Cervisiam ("Nieuwe methode om bier te brouwen") af. Deze wet reguleerde het gebruik van hop om bier te brouwen en passeerde de edelen die het gruitrecht hanteerden. Het gruitrecht bleef in het Franse gebied wel van kracht. Het resultaat van deze verschillende methoden is momenteel nog te zien in de Brabantse bieren van hoge gisting, die gehopt zijn. Brabant was Duits gebied ten tijde van Karel IV, terwijl Vlaanderen Frans was. De Vlaamse witbieren bevatten vaak nog wel kruiden (naast hop). 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 63 Het kale rivierduin is begroeid door de associatie van Buntgras en Heide-spurrie [Spergulo-Corynephoretum]. Voor ons ligt een laag productief grasland op droog kalkarm zand. De watervoorziening is volledig afhankelijk van de neerslag en de mate waarin gevallen water in de bovenste bodemlaag wordt vastgehouden. Dit gebeurt door wortelstelsels van vaatplanten, door mos- en korstmoskussens en humeuze bodembestanddelen. Het humus gehalte van de grond is beperkt, plaatselijk zelfs nihil. Mede door de schaarste aan fijne bodemdeeltjes is de grond voedselarm; stikstof is in deze humusarme grond grotendeels in de vorm van nitraat aanwezig. Het heersende zeeklimaat brengt een neerslag-overschot met zich mee, wat vooral op deze doorlatende grond tot uitspoeling van basen en voedingsstoffen leidt. Op plekken die niet te heftig door de wind worden aangegrepen, heeft zich de Associatie van Buntgras en Heidespurrie [Spergulo-Corynephoretum] gevestigd, dat uitmunt door rijkdom aan mossen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 64 De Grijze bisschopsmuts, Grijs kronkelsteeltje, Ruig haarmos en Purpersteeltje bepalen het aspect van de mossen Open rendiermos, Gebogen rendiermos, Gevorkt heidestaartje, Rafelig bekermos, Varkenspootje en Elandgeweimos zijn de belangrijkste korstmossen. Open rendiermos Gebogen rendiermos 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 65 Gevorkt heidestaartje Rafelig bekermos Korstmossen (of lichenen) zijn schimmels die hun voedingsstoffen betrekken uit algen waarmee ze een symbiosevormen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 66 Ze zijn het resultaat van de innige mutualistische symbiose van twee verschillende typen van organismen: een schimmel en een groenwier of een blauwalg. Symbiose Aan de buitenkant zit de schimmel, die dus ook de grove vorm van het korstmos bepaalt. De algen verzorgen de fotosynthese, en produceren daarbij in plaats van de suiker die normaal gesproken wordt geproduceerd, speciale suikeralcoholen die door de schimmel kunnen worden gebruikt. De algen hebben ook voordeel van de schimmel: De schimmel houdt water vast, dat afkomstig is uit de lucht (regen), zodat de algen deze stof kunnen gebruiken voor de fotosynthese. De schimmel scheidt zuren uit, dat helpt bij het opnemen van mineralen voor de algen. De schimmel ligt over de algen of cyanobacterie heen en biedt daarom bescherming tegen intensief zonlicht. Het is een schaduw voor de algen. Sommige schimmels zijn giftig en beschermen daarmee de algen of cyanobacterie tegen vijanden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 67 Varkenspootje Elandgeweimos De structuur van het grasland is gevarieerd. Allerlei aanpassingen aan vocht en voedselschaarste komen voor, en doordat planten met een hoge biomassaproductie geen kans krijgen, is er ruimte voor tal van specialisten. De eenzaadlobbigen – in hoofdzaak grassen- zijn merendeels overblijvende soorten met een gering bladoppervlak. Schapengras, Buntgras, Zand struisgras en Bochtige smele domineren . Er zijn vrij veel eenjarigen met name winterannuellen, die nu gekiemd zijn en als wortelrozet de winter doorkomen [Klein tasjeskruid, heidespurrie] 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 68 Bochtige smele: petticoat van vrouwe Groeningse Bergjes Bochtige smele bepaalde op de droge duinvaagzandgronden het aspect. Op de zonnige plekken had het een wijnrode kleur. Ze bezit een korte wortelstok. De wortels reiken vrij diep, dikwijls tot ruim zeventig centimeter. Ze indiceert hier de sterk zure, kalkloze, voedselarme, droge en doorlatende bodem, waar zich ruwe humus ophoopt. In de volle zon gedijt ze het best. Luchtverontreiniging leidt tot een sterk verhoogde toevoer van stikstofverbindingen wat haar begunstigt. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 69 Bochtige smele is een asceet. Om toch voldoende suikers te produceren assimileert ze winter en zomer en heeft ze altijd groen blad. In de duintjes treedt geen begrazing op. Dat zou desastreus zijn voor Bochtige smele. Ze heeft geen ondergronds orgaan voor reservevoedsel . Het Thero Airion [Dwerghaver verbond] De vegetatie bestaat hier uit onbestendige pioniergemeenschappen van eenjarigen. Ze zijn kalkmijdend. De planten ogen schriel en ascetisch. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 70 Het Dwerghavergrasland in de Groeningse duinen is droog en zandig en groeit op niet stuivend zand. De vegetatie heeft een pionierkarakter met opvallend veel kleine éénjarigen, die nu gaan bloeien voordat de zomer hen weg schroeit. We vinden: Vroege haver, Zilverhaver, Klein vogelpootje en kleine klavertjes. De biomassa en de productie van de ijle vegetatie is zeer laag. De moslaag is goed ontwikkeld. Het geslacht: Aira, Dwerghaver In de Groeningse duinen vinden we twee eenjarige grassen die behoren tot het geslacht Dwerghaver. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 71 Ze groeien in kleine polletjes. Vroege haver [aira praecox] komt het meest voor. Ze is een betrouwbare indicator van kalkarmoede. Oecologisch komt het veel overeen met Zilverhaver [Aira caryophyllea]. Zilverhaver vinden we op plekken met een iets grotere bemestingsinvloed. Ze is ook meer pionier en onbestendiger. Op het schrale grasland langs het pad vinden we: Klein vogelpootje, Klein tasjeskruid, Vroege haver, Viltganzerik, Buntgras, Zandzegge, Ruig haarmos, Zandstruisgras, Sint Janskruid. De voornaamste overblijvende kruiden zijn Schapenzuring, Gewoon biggenkruid, Gewoon duizendblad, Smalle weegbree. Van de bladmossen: Purpersteeltje, Grijs kronkelsteeltje, Zandhaarmos en Grijze bisschopsmuts. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 72 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 73 Voerakker met doornappel. Een pioniervegetatie op droge voedselarme basische, oppervlakkig geroerde bodem In de Groeningse duinen zijn voerakkers voor de Das aangelegd. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 74 Er groeien tientallen Doornappels. De plant is zeer giftig en geurt bedwelmend. De doosvruchten zaten met tientallen aan de plant. Ze gaan met vier kleppen open. De grote platte zaden worden door harde wind uit de vruchten geschud. Voor zijn verspreiding is de plant sterk van de mens afhankelijk. Het oorspronkelijke areaal was Noord-Amerika, van Mexico tot Canada. Het is nu een kosmopoliet van de gematigde en warme streken. Doornappelzaden gebruikte men vroeger voor farmaceutische doeleinden. Kinderen verzamelden de zaden. Zij kregen alleen al van het contact met de plant verwijde pupillen [vergelijk Wolfskers]. Het is hier op de voerakker zonnig, droog, open en voedselrijk. De grond is omgewerkt en los en bestaat uit rivierduinzand. Door Indianen werd de plant wel gebruikt om hallucinaties op te wekken. Dit is niet ongevaarlijk en bij overdosering kan de afloop fataal zijn. Zelfs nu wordt de Doornappel nog gebruikt door recreatieve drugsgebruikers. Dit resulteert vrijwel altijd in een bad trip 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 75 Er wordt namelijk vaak overgedoseerd en de grens tussen effect en overdosering is klein. De Zoetepas weiden. De Zoetepasweiden waren in het verleden in gebruik als hooiland. Ze waren minder zuur en lagen hoger dan de Zurepasweiden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 76 Aan het begin van de 14e eeuw kregen de boeren de gebruiksrechten over percelen langs de Maas. Ze gingen over tot het afbakenen van de percelen met Meidoorns. Voor die tijd was de winter voedering van het vee nog een zwak punt in het landbouwsysteem. De hoeveelheid wintervoer bepaalde eigenlijk de omvang van de veestapel die men ’s winters aan kon houden. In de loop der duizenden jaren had de boer alleen in de zomer bladeren en takken van iep, es en linde geoogst en gedroogd voor wintervoer. Dit was eigenlijk te weinig en te eenzijdig voor een gezonde overwintering. Het vee verliet na de winter de stallen dan ook als magere scharminkels. Ze vielen letterlijk om van de honger. Alleen paarden, het meest waardevolle bezit, kregen voldoende te eten. Het belang van het rivierdal voor de vroegere boeren vanaf de Middeleeuwen mag dan ook niet worden onderschat. In de rivierdalen kon men dan ook vanaf de Hoge Middeleeuwen hooi winnen, en hooi was een belangrijke bron van wintervoer geworden. Zeker nadat met het verdwijnen van de bossen ook de mogelijkheid om voldoende loofvoeder te winnen was verdwenen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 77 De waarde van hooiland was vaak hoger dan die van bouwland. Langzamerhand groeiden er voldoende kruiden en grassen in de uiterwaarden om te maaien, te drogen en naar huis te halen om daar op te slaan. Op de plekken waar regelmatig gehooid werd, kregen de bomen en struiken geen kans meer zich te ontwikkelen. Hier ontstonden de permanente hooilanden. Maasheggen als perceelsafscheiding. De heggen werden op de perceelsgrens aangelegd. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 78 Omdat een heg zeer duurzaam is, honderden jaren op dezelfde plek staat en voor iedereen zichtbaar is was het een perfecte perceelsafbakening. Heggen konden niet verplaatst worden wat wel het geval was met grensstenen en andere hulpmiddelen. Dus conflicten over de vraag waar de scheiding van een perceel lag, zoals in de Peel, kwamen hier niet voor. De grens lag precies bij de heggenvoet en de heg was eigendom van beide eigenaren. Ook was er tot begin 1800 nog geen Kadaster in Nederland, dus een heg als grens was ideaal. Duinvaaggronden, wie gaat dat ecologisch varkentje wassen? 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 79 Het leven is hard op het rivierduinzand. ’s Zomers kan de temperatuur overdag oplopen tot 50°C, om bij een heldere nacht te dalen tot enkele graden boven nul. Het fijne zand wordt door het minste zuchtje wind meegenomen en overstuift plant en dier. De weinige soorten die zich hier thuis voelen kunnen niet zonder deze dynamiek. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 80 Zandzegge houdt van dynamiek. In de stuifzanden aan de rand van rivierdalen, vooral langs de Maas, is de Zandzegge het meest vitaal. De plant groeit weg van het punt van kieming in de richting van droog zeer voedselarm terrein. De wortels kunnen meer dan 3 meter diep reiken. De wortelstokken verzorgen meters lange rijen spruiten die met de regelmaat van een naaimachine ontspringen aan de wortelstokken waarmee de Zandzegge onbegroeid terrein binnen wandelt. Watergebrek in de bovenste bodemlaag is een belangrijke factor in het uitsluiten van concurrentie. Zandzegge heeft niet gauw met watergebrek te kampen. Het stuivende zand voorziet de plant steeds opnieuw van mineralen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 81 Ecologische parameters Zandzegge Het meest bijzondere aan de meerjarige Zandzegge is de ondergrondse meterslange wortelstok met de om de vier stengelleden ontspruitende spruit. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 82 Rivierduinen en Maasheggen leveranciers van hout. De Groeningse en Vortumse Bergjes waren tot voor kort bezit van de boeren die ze onder andere gebruikten voor het leveren van hakhout. Ook de Maasheggen hadden die functie. Menigeen zal de wenkbrauwen fronsen bij de bewering dat een heg bruikbaar hout produceert. Maar de tijden zijn anders geweest. In de Late Middeleeuwen was er gebrek aan hout. Men had eeuwenlang de bossen gekapt of er vee in geweid waardoor de oppervlakte bos drastisch ingekrompen was. En hout was van levensbelang en werd voor vele doeleinden gebruikt. Als timmerhout, brandhout en geriefhout. De overgebleven bossen waren in bezit van de adel, die haar bossen voor de jacht in gebruik had en geen verder houtkap toestond. Alternatieven voor hout waren er toen nog niet. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 83 Ook voor de aanleg van veekeringen was men overgestapt van hekwerken van dood hout op levende heggen. Het gezegde daarbij luidde: “Dode heiningen kosten hout, levende heggen leveren hout”. Het heggenhout leverde alle acht tot twaalf jaar uitstekend brandhout voor kachel en oven in verschillende maten. De knotbomen die in de heggen stonden werden periodiek geknot en leveren vlecht- en geriefhout. De opgaande eiken, essen en iepen die men oud liet worden, leverden uitstekend hout voor duurzame constructiewerken [eikenspanten], het vervaardigen van meubels en hout voorin de scheepsbouw [iep] en zaaghout [es]. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 84 De Maasheggen. Zijn de Maasheggen spontaan opgeslagen, dan wel aangeplant? De meidoorn komt van nature voor in de uiterwaarden, met name aan de terrasranden en op open plekken van de voormalige hardhoutooibossen. Nadat boeren eigendomsrechten hadden verworven in de 14e eeuw en hun perceel wilden afbakenen, troffen ze uiteraard wel een enkele struik aan op de perceelsgrens. Maar het ontwikkelen van spontane opslag tot heg moet meer energie en zorg gekost hebben dan het planten van heggen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 85 De struiken slaan van nature spontaan op, op die plekken waar de boer ze meestal niet wilde hebben en op de gewenste plekken laten ze verstek gaan. Een aantal struiken die op de juiste plek stonden liet de boer natuurlijk staan, de rest van de heg vulde hij aan met in de uiterwaarden verzamelde doornstruikjes. Van perceelsafscheiding naar veekering. De heggen hadden aanvankelijk als functie: perceelsafgrenzing. Het weiland werd dan ook gebruikt als hooiland. Later werden ze ook nuttig bevonden als veekering. In de loop der tijden ontdekten de boeren dat een heg ook meer nuttige functies had. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 86 Verbetering Microklimaat De meeste weitjes in de Maasheggen waren klein. Daardoor was de dichtheid aan heggen groot. Bij deze dichtheden worden de koude winden tussen al deze heggen flink afgeremd. Dit heeft als groot voordeel dat de gemiddelde temperatuur tussen de heggen in de weilanden enkele graden hoger is dan in hegloze gebieden. Dit heeft een positieve invloed op de groei van het gras. Daarnaast droogt de grond minder snel uit, wat de gras productie ook gunstig beïnvloedt. Een oud boerengezegde uit de streek luidt dan ook ”In de Kemp [Maasheggen] kan het vee twee weken vroeger de wei in en in de herfst twee weken langer in de wei blijven”. Een nadeel van de heggen is dat ze schaduw geven aan de noordzijde van de heg. Daar groeit dan minder gras en wordt het hooi pas later droog. Voor de oude boeren woog dit nadeel ruimschoots op tegen de grote voordelen. De schaduwwerking van de heg daarentegen is gunstig in tijden van langdurige droogte, omdat daar nog gras blijft groeien. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 87 Welzijn van het vee Heggen, en vooral hoge, leveren schaduw aan de noordoost- tot noordwestzijde. Op warme zomerdagen met felle zon kiest het vee ervoor een plekje op te gaan zoeken in de schaduw. Omdat weitjes aan vier zijden omgeven worden door heggen is er altijd wel ergens een plek met schaduw onder een heg te vinden. Hetzelfde geldt voor regen, hagel en storm. Dan zoekt het vee een plek in de luwte van de heg die het meeste beschutting geeft tegen de regen en wind. Dit alles heeft een positief effect op het welzijn en de gezondheid van het vee. Een boom in de heg geeft hetzelfde positieve effect. Vasthouden van vruchtbaar slib. Voor het aan banden leggen van de Maas overstroomde ze bijna elk jaar. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 88 Het Maaswater voert fijne leemdeeltjes uit de bovenstroomse gebieden zoals de Ardennen en de Zuid-Limburgse lössgebieden met zich mee, die daar door erosie van kale akkers in de Maas terecht gekomen zijn. Het water wordt bij aankomst in de Maasheggen afgeremd door de vele hoge heggen en komt tot stilstand achter de oeverwal waar de fijne deeltjes bezinken. Op deze wijze werd al duizenden jaren vruchtbaar slib achtergelaten door de Maas, waardoor zich een meters dikke kleilaag heeft gevormd. Deze leemhoudende slib is zeer vruchtbaar. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 89 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 90 Boeren hoefden daardoor de Maasweilanden amper of nooit te bemesten. Dit was in tijden dat mest een schaars en kostbaar product was een zegening. De Maaskant boeren konden de mest voor honderd procent inzetten op hun akkers en haalden daardoor de hogere producties. De Maasweiden stonden daardoor hoog aangeschreven en dus waren ze zeer gewild. Menig boer uit de minder bedeelde streken was trots op zijn weitje in de Maasheggen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 91 Producten uit de heg. Boeren verzamelden al eeuwen bessen uit de heg. De sleedoornbessen werden op brandewijn gezet en leverden na een half jaar een lekkere sleedoornbrandewijn. Van bramen, vlierbessen en rozenbottels maakte men jam. Jonge struikjes van de wilde rozen werden uit de heg gestoken en dienden als onderstam voor de veredeling. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 92 Ook plukten rozenkwekers op grote schaal rozenbottels om op de kwekerij uit te zaaien en op te kweken tot wilde rozenstruikjes. Deze roosjes dienden ook als onderstammen voor alle soorten tuinrozen. Tijdens de excursie stond Marijke stil bij kurkvorming bij de Veld iep en Spaanse aak. We troffen het ook aan bij Kardinaalsmuts en Vlier. Kurk wordt gevormd door een cambiumlaag (=fellogeen) dat zelf bijna altijd ontstaat als secundair meristeem uit de laag collenchym of parenchym direct onder de epidermis. In tegenstelling tot sclerenchymcellen zijn collenchymcellen nog levend en hebben zij het vermogen behouden om te differentiëren. Kurkcambium cellen delen alleen periclinaal waardoor de typische rijen dochtercellen ontstaan: er worden voornamelijk kurkcellen (= felleem) aangemaakt en wel naar buiten toe en in veel mindere mate (soms zelfs helemaal niet) kurkparenchym (= felloderm), naar binnen toe. Kurkcambium, kurkcellen en kurkparenchym samen worden ook wel periderm genoemd. Ontwikkelde kurkcellen zijn dood en hun celwanden bevatten suberine, een vettige substantie die water afstoot. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 93 De kurklaag geeft bescherming tegen uitdroging, maar sluit daardoor weefsel in het binnenste gedeelte van stengel of stam zo grondig af dat gaswisseling met de buitenwereld verhinderd wordt. 'Ademhaling' wordt toch mogelijk gemaakt doordat het cambium -meestal ter hoogte van een huidmondje- plaatselijk zoveel parenchymcellen naar de oppervlakte toe afzet dat er in de kurklaag onderbrekingen ontstaan, de zogenaamde lenticellen (van lens = linze, lensvormig). Uiteindelijk degenereren deze dunwandige parenchymcellen, maar de gaswisseling is gewaarborgd. De kurklaag geeft bescherming tegen uitdroging, maar sluit daardoor weefsel in het binnenste gedeelte van stengel of stam zo grondig af dat gaswisseling met de buitenwereld verhinderd wordt.. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 94 'Ademhaling' wordt toch mogelijk gemaakt doordat het cambium meestal ter hoogte van een huidmondje- plaatselijk zoveel parenchymcellen naar de oppervlakte toe afzet dat er in de kurklaag onderbrekingen ontstaan, de zogenaamde lenticellen (van lens = linze, lensvormig). Uiteindelijk degenereren deze dunwandige parenchymcellen, maar de gaswisseling is gewaarborgd Kurkvorming - Voorbeeld: de vlier Begin van kurkvorming uit kurkcambium: 1 kurk = felleem; 2 kurk cambium = fellogeen; 3 collenchym; 4 lenticel; 5 parenchym; 6 sclerenchym; 7 floeem; 8 kurkschors = felloderm 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 95 Voortzetting van kurkvorming: 1 lenticel; 2 epidermis; 3 kurk; 4 cambium; 5 collenchym; 6 sclerenchym; 7 floeem; 8 secundair xyleem; 9 primair xyleem; 10 merg Associatie van Sleedoorn en Eenstijlige meidoorm Pruno-Crataegetum De Maasheggen behoren grotendeels tot de associatie van Sleedoorn en Eenstijlige meidoorn. Van de struiken kwamen we tegen: Eenstijlige meidoorn, Rode Kornoelje, Sleedoorn, Vlier, Hondsroos, Gelderse roos, Spaanse aak, Wegedoorn, Kardinaalsmuts, Veldiep en Hazelaar . Kenmerkend zijn enige kruidachtige lianen, zoals Hop, Groot warkruid, Bitterzoet, Heggenrank, Bosrank en Haagwinde. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 96 De boomsoorten die deel uitmaken als struik, knotboom of overstaander: Gewone es, Gladde iep en Zomereik. Ze wijzen op verwantschap met het Abelen-Iepenbos. In de ondergroei: Hondsdraf, Look-zonder-look, Fluitenkruid, Dagkoekoeksbloem, Knopig helmkruid, Vogelwikke Gevlekte aronskelk en Heggenduizendknoop. Als begeleiders treden verder algemene planten van humeuze, stikstofrijke, vochthoudende bodem op zoals Grote brandnetel, Kleefkruid, Dauwbraam, Dolle kervel, Geel nagelkruid, de grassen Kropaar, Ruw beemdgras, Kweek en Glanshaver en de voornamelijk op de grond groeiende Klimop. Bosrank groet op de voedselrijke, vochthoudende zandige rivierklei. Het vruchtpluis wordt ook wel Engelenhaar genoemd. In Engeland heet de plant: Old man’s beard. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 97 Het Maasheggenreservaat van SBB Ben zette de Maasheggen in juni op de foto. Het merendeel van de Maasheggen bestaat uit zeer oude en monumentale meidoornhagen. Maar een klein deel van de hagen dateert van na 1960 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 98 De heggen bestaan uit eenstijlige meidoorn, tweestijlige meidoorn en bastaardmeidoorn [kruising eenstijlige meidoorn en tweestijlige meidoorn] veelal met sleedoorn, wegedoorn, hondsroos, bosrank, rode kornoelje, wilde kardinaalsmuts, Spaanse aak, gladde iep, gewone vlier e.a. In de heggen vinden we ook bomen zoals zomereik, es, schietwilg, en kraakwilg. De gladde iep is door de Iepziekte bijna verdwenen uit de Maasheggen. In feite gaat het in de Maasheggen om soorten die oorspronkelijk voorkwamen in het hardhoutooibos, het Essen-iepenbos, op de hogere delen langs de rivieren die een beperkte tijd overstroomden. Het hardhoutooibos treffen we hier in de buurt nog aan in de Millingerwaard, het Coolenbrandersbos. In de Maasheggen heeft het oorspronkelijke genenmateriaal van de karakteristieke boom- en struiksoorten de tijd overleeft. Vrijwel alle oudere struiken en bomen zijn autochtoon en zodanig vormen de heggen als totaal een uiterst waardevolle genenbron van deze houtgewassen.. Vanwege de landelijke zeldzaamheid zijn Wegedoorn en Spaanse aak extra waardevol. Epifieten op de bomen 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 99 Purperschaaltje groeide op de gladde schors van de jonge Essen en vormt daar ovale grijsgroene kringen. De apotheciën zijn glanzend. De uitgerekte plakkaten zijn een gevolg van de diktegroei van de stam. Purperschaaltje is een pionier. Reageert positief op ammoniak, maar is gevoelig voor zwaveldioxide. Groot dooiermos met zijn donker oranje apotheciën op de stammen van geëxponeerde bomen met geëutrofieerde droge schors. Op goed belichte bomen , maar vooral op takken en twijgen: Kroezig dooiermos, hier vergezeld door gewoon schildmos. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 100 Op niet te zure schors van goedbelichte bomen: Gewoon schildmos. De onderzijde is zwart. De onderkant van Heksenvingermos is geelwittig. Het exemplaar boven had veel apotheciën. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 101 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 102 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 103 Bladmossen in het rivierduin Grijze bisschopsmuts Ruig haarmos Grijs kronkelsteeltje 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 104 Trekvogels in de Maasheggen. Grote groepen Kramsvogels doen zich te goed aan de bessen in de Maasheggen. Ze broeden in Scandinavië, het uiterste puntje van Groenland, Midden en Oost-Europese landen zoals Duitsland, Polen en Rusland maar ook in Zuidoost-Frankrijk, Noord-Italië, Slovenië en Kroatië. In 1967 broedde het eerste paar in België, en rond 1983 bevonden zich al ruim 10.000 broedparen in Wallonië en zo'n 500 in Limburg. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 105 De kramsvogel is een schaarse broedvogel, maar trekt door en verblijft 's winters in Nederland in zeer grote aantallen. Ze komen dan vooral in open terreinen voor, samen met andere vogels zoals koperwieken en spreeuwen. In 1975 ontbrak de kramsvogel als broedvogel in Nederland. Tussen 1976 en ca. 1993 kwamen er steeds meer vogels broeden. Even snel als deze aantallen broedvogels opkwamen, daalden ze weer. Volgens SOVON waren er in 2002 nog 150-200 paar, maar is er sindsdien geen duidelijke trend vast te stellen. Buizerd Gaai Pimpelmees Roodborst 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 106 Kauw Spreeuw Kraai Staartmees 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 107 Kapmeeuw Winterkoning Koolmees Merel Berkenzwam Gewone zwavelkop 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 108 Grijze gaatjeszwam Elfenbankje Geelbruine plaatjeszwam Gele trilzwam Tijdens de excursie spraken we over de Maas en de Slenk van Venlo. De Slenk van Venlo is een tectonisch verschijnsel. De Maas heeft in de glacialen de slenk opgevuld en in het interglaciaal waarin we nu leven een nauw dal geërodeerd 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 109 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 110 De Maas een loser Zo’n twintig miljoen jaar geleden, tijdens de periode die het Mioceen genoemd wordt, was de Maas nog een kort riviertje dat in het gebied van de huidige Ardennen ontsprong. Door tektoniek opheffing en verzakking van delen van de aardkorst, is de loop van de rivier veranderd. In vergelijking met andere rivieren heeft de Maas een relatief klein stroomgbied. Oorspronkelijk was het gebied van de Ardennen een hooggebergte maar door erosie van miljoenen jaren is dit afgevlakt tot een golvende vlakte, een zogenaamde schiervlakte. Gedurende de laatste vijf miljoen jaar is het gebied van de Ardennen weer heel langzaam opgeheven. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 111 De Maas kon zich door deze nieuwe opheffing als het ware door het gebied heen snijden. Veel van haar stroomgebied verloor de Maas aan de Rijn (onder andere door aftapping van de Moesel), die lager lag en daardoor dus meer kon profiteren van krachtige erosie die door het grotere hoogteverschil werd veroorzaakt. Dit gebeurde vlak na de Elsteriënijstijd. De Maas ontspring niet meer in de Vogezen en moest daardoor veel minder materiaal transporteren. De Maas onthoofd A=Maas B= Moesel 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 112 Een rivier is altijd geneigd om de snelste weg naar beneden te zoeken. Twee miljoen jaar geleden mondde de Maas in de buurt van Keulen uit in de Rijn. Maar doordat het gebied van de Ardennen en Zuid-Limburg hoger kwam te liggen kon de loop van de rivier naar het westen verschuiven. Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, is het huidige Maasdal ontstaan. Het landijs bedekte destijds Nederland tot aan Groesbeek. De rivier moest daardoor naar het westen afbuigen bij Cuijk omdat de stuwwal die door het ijs veroorzaakt was in de weg lag. Hier komt dus de befaamde ‘bocht in de rivier’ vandaan. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 113 Toen het ijs verdween, zo’n 1,15 miljoen jaar geleden tijdens het Weichselien, heerste er in Nederland een Toendraklimaat. Door schaarse begroeiing tijdens zo’n klimaat kon de rivier veel zand en grind meenemen waardoor de beddingen soms verstopt raakten en er een ‘vlechtend’ patroon ontstond. Toen de temperatuur weer omhoog ging, tijdens het Holoceen, ging de rivier ook weer meanderen. De Maas sneed zich weer uit in zijn eigen puin waardoor de rivier haar huidige vorm kreeg. Die hernieuwde insnijding ontstond door opheffing van de bodem. De oude dalbodems, waar de Maas vroeger ‘gevlochten’ had, vormden rivierterrassen aan de westzijde van de rivier. Op één van die terrassen werd Cuijk gebouwd. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 114 Op de bomen: Gewoon purperschaaltje, Vliegenstrontjesmos, Groot en Kroezig dooiermos Gewoon Purperschaaltje. [Lecidella elaeochroma] 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 115 Lecidella eleochroma groeit het meest op gladde schors van jonge bomen en vormt dan vaak ovale grijsgroene kringen. De apothecien zijn glanzend De uitgerekte plakkaten zijn een gevolg van de diktegroei van de stam. Purperschaaltje is een pionier. Reageert positief op ammoniak, maar is gevoelig voor zwaveldioxide. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 116 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 117 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 118 Per toeval stootten we op de burcht van de das. Een uitgebreid gangenstelsel met verschillende kamers dat ook wel , eerd, bouw of wrang word genoemd. De gangen door ons gevonden hadden een doorsnede van ongeveer 30 cm. Ze liepen naar, en verbonden, de vele kamers van zo'n 50 cm doorsnede. Er zijn ook gangen die doodlopen. De kamers die in gebruik zijn worden gestoffeerd met nestmateriaal waar de dassen overdag in slapen. Dit nestmateriaal kan bestaan uit gras, stro, bladeren, varens en mos. Dit wordt door de dassen tussen kin, borst en voorpoten geklemd en achterstevoren het hol in gesleept. In een kamer kunnen, door het formaat, maar 2 hooguit 3 dassen slapen. In het voorjaar kan een kamer ook worden gebruikt als kraamkamer voor de zeug om de jongen te werpen en groot te brengen. De kraamkamer ligt bijna altijd dicht aan de oppervlakte vlakbij de uitgang van een hol. Het zand dat uit de burcht is gegraven vormde voor de holopeningen grote stortbergen. Deze stortbergen hadden forse afmetingen. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 119 De holopeningen en stortbergen van de dassenburcht waren trechtervormig en zo geplaatst dat ze de burcht optimaal ventileren. Geuren van de vijanden van de das (mens, hond, wolf, beer) worden zo diep in de burcht naar de dassen gevoerd. Ze weten zo al, terwijl ze zelf nog onder de grond zijn, of de kust veilig is. De dassenburcht bestond uit verschillende lagen (verdiepingen). Dit kan tot wel 4 meter diep zijn. Bij gevaar door bijvoorbeeld stropers die de burcht uitgraven, of een hondje dat in de burcht indringt, kunnen de dassen zich diep in de burcht terugtrekken zodat ze hun veilige hol niet hoeven te verlaten. We vonden een boom waar de dassen aan hadden gekrabd, een ‘krabboom’. Dit krabben doen ze ongeveer op dezelfde wijze als een kat. Een das kan alleen zijn lange nagels niet intrekken. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 120 Als er jongen op de burcht zijn is er ook vaak een boom of stronk te vinden waar de dassen omheen hebben gerend, een 'speelboom'. Deze is duidelijk te herkennen omdat de bosbodem rond deze boom is ‘geveegd’ door dit speelse gedrag De das gaat rechtop staan als hij gaat krabben. Hierdoor kun je de krassen tot op 1 meter hoogte duidelijk zien. Bij deze vlier is de stam er helemaal afgekrabd door de vele opeenvolgende generaties dassen van deze burcht. De grootte van een hoofdburcht in onze regio varieert van 1 hol tot meer dan 120. Hier vlak bij is een dassenburcht van meer dan 100 holen. . Er is berekend dat hiervoor misschien wel 40 ton aan grond moet zijn verplaatst. De oppervlakte van de burcht beslaat een hectare. Dassen graven heel graag en zijn dan ook altijd bezig hun burcht te vergroten. Dit biedt een aantal voordelen: Er zijn meer openin13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 121 gen waardoor geurtjes naar binnen komen; Bij onraad kunnen ze over een groter oppervlak, ongezien, de burcht verlaten; Als de hoeveelheid ongedierte (vlooien,teken en mijten) hen teveel wordt, verkassen ze gewoon naar een ander deel van de burcht. In de door ons bezochte burcht woonden niet alleen dassen. Er leefden ook konijn. Soms biedt het onderdak aan muizen, ratten, wezels, bunzingen, steenmarters, konijnen, wilde katten en vossen. De vos troffen we aan in de burcht op de Sasse Waranda. De grootte van een burcht wordt niet zozeer bepaald door het aantal dassen dat hierin woont, maar door de ouderdom, de graafbaarheid van de bodem en de ligging in het veld. Dassenburchten kunnen honderden jaren oud zijn. In rotsachtige bodem kan niet zo goed gegraven worden als in los zand en een burcht in een bosje kan groter worden dan een burcht onder een heg tussen akkers die elk jaar worden geploegd. Het aantal holen van een burcht kan zeer snel stijgen zoals bij een burcht in Uden. Deze burcht werd in 1997 ontdekt en telde toen nog maar 3 holen. In 2004 telde deze burcht maar liefst 40 holen en gonsde van de activiteit. Het aantal holen kan echter ook snel afnemen. Als er om wat voor redenen dan ook (verkeers-slachtoffers, huizenbouw, stroperij etc.) minder dassen op een burcht zitten kunnen ze onmogelijk al13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 122 le holen openhouden. Deze raken na verloop van tijd zo vol met blad, takken en zand dat ze niet meer als hol te herkennen zijn. Er rest vaak slechts een enorme stortberg, een bult in het landschap, als teken van betere tijden. Zo was er in Vierlingsbeek een burcht van 80 holen in 1998 die door veel dassen bewoond werd. In 2003 telde deze nog slechts 22 holen en werd deze enkel bewoond door een paartje met 2 jongen. De locatie van de burcht word bepaald door de volgende factoren: voedselaanbod, beschutting, helling, rust, aanwezigheid van water en aanwezigheid van geschikt nestmateriaal. De das is gemakzuchtig en zal het liefst zo dicht mogelijk bij zijn voedsel een burcht willen graven. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 123 Beschutting is zeer voornaam. De dassen kunnen dan op de burcht hun vacht en sociale contacten verzorgen en de jongen kunnen dan spelen, zonder dat ze door hun vijanden worden opgemerkt. Er zijn echter burchten in Brabant die helemaal open en bloot liggen. Hier moet de opmerking gemaakt worden dat bij een aantal hiervan de beschutting is verwijderd en de dassen noodgedwongen zijn blijven zitten. Er zijn ook burchten die in de winter onbeschut lijken maar in de zomerdag, door het hoge onkruid of varens, niet meer terug te vinden zijn. Het liefst graaft een das zijn burcht in een helling. Hier loopt het water beter af en kan hij beter zien of er onraad is als hij het hol verlaat. Bij het graven raakt hij het zand sneller kwijt en de vorm 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 124 van de stortberg werkt dan ook meer als een trechter die alle geurtjes tot diep in de burcht laat doordringen. Deze helling kan een heuveltje zijn maar ook een steilrandje en zelfs de kanten van een sloot. Rust is zeer belangrijk. Dit wil echter niet zeggen dat dat ver van de mens verwijderd te vinden is. De verstoring door de mens is van belang! Zo verschenen er in Brabant burchten langs snelwegen, in verwaarloosde tuinen en zelfs één onder een oude caravan. Op deze plekken waren al jaren geen mensen meer geweest. Nestmateriaal is op de meeste burchten, door de beschutte ligging, wel te vinden in de vorm van gras, blad en varens. Als het echter flink gaat vriezen als bv. het onkruid nog groen is, krijgen dassen een probleem. Ze kunnen dan gaan verkassen naar een bijburcht waar wel nestmateriaal aanwezig is. In zo'n geval stellen ze een, vlakbij de burcht, verloren pak stro zeer op prijs. Dassenburchten worden onderverdeeld in 4 categorieën. Hoofdburcht; wisselburcht; bijburchten vluchtpijp. Deze kunnen binnen het territorium van een dassenfamilie aangetroffen worden. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 125 Hoofdburchten zijn relatief groot en worden het merendeel van het jaar bewoond. Dit is ook meestal de plek waar de jongen worden geboren. Wisselburchten worden minder intensief bewoond. Zodra de hoofdburcht, om welke reden dan ook, enige tijd onbewoond is, krijgt de wisselburcht de status van hoofdburcht. Bijburchten hebben minder holen en worden belopen voor het gemak. Dit kan zijn als vluchtplek bij verstoring van de hoofdburcht; door jong volwassen dassen die worden verstoten uit het territorium of door het mannetje als hij in het voorjaar vanuit hier beter zijn territorium kan verdedigen. Als er jongen geboren zijn verjaagt dikwijls het vrouwtje het mannetje tijdelijk naar een ander gedeelte van de hoofdburcht of naar een bijburcht. Ook het voedselaanbod in de directe omgeving speelt een grote rol. Dassen wonen het liefst zo dicht mogelijk bij hun voedsel en kunnen, tijdelijk, verhuizen naar een bijburcht bij bv. een maisakker als het mais rijp is. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 126 Vluchtpijpen zijn enkele ondiepe holen die verspreid over het territorium liggen. Zoals de naam al doet vermoeden worden ze bij dreigend gevaar gebruikt om in te schuilen. Er wordt wel eens beweerd (voornamelijk in Groot-Brittannië) dat dassen hun dode soortgenoten in een kamer begraven. Dassen zijn erg propere dieren en ze zijn voor hun eigen veiligheid sterk afhankelijk van hun vermogen om onraad te kunnen ruiken. Daarom lijkt dit erg onwaarschijnlijk. Een logische verklaring voor de vele schedels die daar op de stortbergen worden gevonden is het feit dat de regering van Groot-Brittannië en de plaatselijke boeren jarenlang massaal dassen in hun burcht hebben vergast i.v.m. de bestrijding van runder tuberculose. Bij aanrijdingen door verkeer komt het vaak voor dat de sterke das de aanrijding 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 127 overleeft. Deze probeert zich altijd in veiligheid te brengen en terug naar de burcht te slepen, waarna hij daar sterft. De volgende generatie dassen die daarna de burchten opschonen, werken dan de resten van hun soortgenoten naar buiten. 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 128 Nijmegen afdeling Groeningse bergjes bezocht 13 febr 2014. Groeningse Duinen en Maasheggen, KNNV afdeling Nijmegen. 129
© Copyright 2025 ExpyDoc