Babbel en Actualiteit - Oefen je Nederlands

Babbel en Actualiteit
© Katrien van Boxel
Je verkent de actualiteit met de deelnemers op basis van foto’s uit
de krant. Door het praten over de actualiteit voelen deelnemers
zich verbonden met de wereld.
Ze hoeven de krant niet op voorhand te lezen, ze hoeven het
nieuws niet in het Nederlands gevolgd te hebben. Ze putten uit
hun persoonlijke kennis van de wereld en leren die inzetten in het
Nederlands.
De informatie die ze uitwisselen kan gaan van eenvoudige feiten
tot analyse van een situatie. De onderwerpen zijn actueel, bij
voorkeur universeel of net heel lokaal
De deelnemers



bespreken de actualiteit op basis van krantenberichten.
praten over de actualiteit en over hun gevoelens, ervaringen,
reflecties bij de inhoud van de actualiteit.
ontmoeten elkaar in een gemoedelijke sfeer en leren elkaar
kennen.
2 uur
Anderstaligen die graag op de hoogte zijn en praten over
nieuwsberichten.
De begeleider


houdt er van in te gaan op de actualiteit
zoekt voor elke sessie gepaste en interessante onderwerpen in
de actualiteit.
Foto’s en of krantenartikels
Websites







http://www.wablieft.be/krant/online-krant (krant in
eenvoudig Nederlands voor beginners, en ook de Kleine
Wablieft in (nog) eenvoudiger Nederlands)
http://www.zapmetjeklas.be/ (voor filmpjes)
http://nl.metrotime.be/ gemiddeld niveau
http://www.gva.be/ gemiddeld niveau
http://www.hln.be/ gemiddeld niveau
http://www.demorgen.be/ voor gevorderden
http://www.standaard.be/ voor gevorderden
Het bijgevoegde niveau is voor het eventueel behandelen van de
bijhorende artikels en geldt uiteraard niet voor de foto’s.












Bepaal hoeveel sessies je wilt geven.
Bepaal waar je de sessies wilt geven. Zoek een geschikte
ruimte voor max 10 deelnemers. Kies een ruimte met een
gezellige sfeer om te praten, waar je koffie en thee kan zetten,
waar mensen zich goed en welkom kunnen voelen.
Bepaal wanneer je de sessies wilt geven. Best niet tijdens de
schoolvakanties.
Voer promotie.
Schrijf (indien nodig) deelnemers in. (maximum 8 à 10 per
groepje)
Bepaal voor jezelf en je groep een aantal afspraken of regels:
– op tijd komen,
– respectvol zijn voor afwijkende meningen,
– of deelnemers elke sessie aanwezig zullen zijn
Kies voor de sessies onderwerpen die aansluiten bij de
leefwereld van je publiek.
Kies je onderwerpen met zorg. Vermijd pijnlijke politieke of
religieuze onderwerpen, ze leiden vaak tot verhitte discussies
en zelden tot fijne gesprekken.
Kies een achttal diverse onderwerpen per sessie. Reken
minimaal 15 minuten per onderwerp. (Dus 6 onderwerpen per
sessie en voor alle zekerheid 2 reserves)
Lees alle artikels op voorhand een aantal keren door. Bepaal
vooraf welke belangrijke woorden bij dit onderwerp wellicht
toelichting zullen vragen. Bepaal wanneer en hoeveel
toelichting je wil geven.
Let op: Ook al is het onderwerp vaak niet zo moeilijk, de taal
van een krantenartikel is dat vaak wel. Er staat veel figuurlijk
taalgebruik in een artikel of woordenschat die zeer specifiek is.
Moedig de deelnemers aan om het grote verhaal te zoeken,
niet om elk woord afzonderlijk te begrijpen.
Vuistregel: Als je langer dan vijf minuten zelf aan het woord
bent en bezig met het verklaren van moeilijke woorden, dan
was het onderwerp of het niveau van het artikel wellicht te




hoog gegrepen.
Sta het gebruik van een woordenboek toe maar moedig het
niet al te zeer aan, vraag wie een woord kan verklaren, vul
eventueel aan.
Een goede foto lanceert het gesprek meteen. Stel de 5 Wvragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom. Soms kan een foto
hen op het verkeerde been zetten, begeleid de discussie maar
laat de mogelijkheden naast elkaar bestaan.
Waardevolle woordenschat kan je op een groot blad noteren.
Verlies je niet in namen, vakjargon of zeer gespecialiseerde
woordenschat. (Een goede vuistregel is of je een bepaald
woord zelf in andere contexten gebruikt.) Vaak hebben
deelnemers nog het meest aan woordcombinaties bv. Bang
zijn voor iets/iemand, vechten voor iets/iemand, strijden
tegen iets/iemand
Een alternatief voor een woordenlijst is een woordspin. Die
kan als ondersteuning dienen voor deelnemers die de
woordenschat nodig voor dit artikel nog niet beheersen.
(centraal komt het onderwerp, errond de 5w’s, ook
woordclusters, typisch woordgebruik etc.)
Bij de start van elke sessie



Zet koffie, thee, water en koekjes klaar.
Ontvang de deelnemers hartelijk en serveer koffie/thee met
een koekje.
Leg een aantal kranten op tafel.
Bij de eerste sessie




Leg het doel uit van de reeks.
Geef ook de regels/afspraken die je vooral bepaalde.
Doe een korte kennismakingsronde. (Kort omdat deelnemers
komen om te praten. Vraag welke kranten ze lezen en welke
onderwerpen hen vooral interesseren. Zorg ervoor dat je hier
max 30’ aan besteed. Hou hier tijdens de eerste sessie
rekening mee en reduceer het aantal artikels dat je wil
behandelen.)
Ga na of er nog vragen zijn.
Begin de sessie

















Toon de eerste foto.
Stel vragen. Zorg voor interactie. Wanneer iemand een woord
niet begrijpt, vraag dan de andere deelnemers om te helpen
het woord te verklaren.
Wat of wie zie je op de foto?
Wat gebeurt er?
Wanneer en waar gebeurde dit?
Wat vind je van de foto? (hard, ontroerend, schokkend,
grappig, mooi, …)
Heb jij dit al meegemaakt?
Wat denk je dat er gebeurde? Wat denk je dat er verder zal
gebeuren?
Wil je meer weten over dit onderwerp?
Had je hier iets over gelezen, gezien, gehoord via vrienden,
familie?
Heb je zelf zoiets meegemaakt/ gezien?
Wat zou jij doen in deze situatie? Zou jij ook zo handelen?
Welke foto zou jij bij dit artikel geplaatst hebben? Welke foto
zou beter passen bij dit onderwerp?
Controleer regelmatig of iedereen nog mee is. Vraag niet
‘Begrijp je het?’, wel ‘Kan je ons vertellen wat hier gebeurde,
waarom deze persoon in het nieuws is, …?
Laat afsluitend het hele nieuwsbericht samenvatten.
Schrijf eventueel standaard zinnetjes op het bord als:
Op de foto zie ik …















De foto gaat over …
In het artikel staat …
Ik heb gehoord/gelezen/gezien dat …
Ik denk dat …
Ik weet niet of …
Misschien gaat het over …
Ik weet er niks over. / Het zegt me niets.
Afhankelijk van je keuze van aanpak toon je ongeveer elke
kwartier een nieuwe foto. Varieer je aanpak tijdens elke sessie
(zie Voorbereiding – mogelijke werkvormen).
Na +/- 80’ toon je een laatste foto. Kies hiervoor een luchtig,
vrolijk onderwerp. Iets verrassends en onschuldigs.
Specialist
Deelnemers kiezen één foto waar ze meer over willen weten.
Ze lezen (een stukje van) het krantenartikel, elk artikel wordt
door minimaal 2 deelnemers gelezen zodat ze met elkaar
kunnen overleggen over de precieze inhoud van het artikel.
Later begeleiden zij de vragenronde bij elke foto of vertellen
ze hun artikel aan de groep.
De puntjes op de ‘i’
Deelnemers gaan na het bespreken van een vijftal foto’s elk
één bijhorend artikel lezen. Ze markeren in groen wat al
besproken werd in de groep, in oranje nieuwe informatie die
toch interessant is. Ze koppelen terug naar de groep.
De puzzel leggen
Deelnemers bespreken een vijftal foto’s in groepjes van 3 à 4.
Eventueel volgt er een doorloop van de onderwerpen in de
hele groep. Daarna krijgen de groepjes de vijf bijhorende
koppen en/of (stukjes van) het artikel. De deelnemers gaan na
of ze het bij het rechte eind hadden.
De journalist
Deelnemers kunnen na de bespreking samen een
krantenartikel ‘vertellen’. Iemand begint het verhaal en vertelt
een klein stukje informatie, hij breekt zijn verhaal af met een
verbindingswoord (maar, en toen, dus, daarom, want, toch,
…), een tweede deelnemer pikt de draad van het verhaal op
etc.
Vraag de deelnemers wat ze ervan vonden. Vonden ze de
onderwerpen boeiend? Wat sprak hen aan? Willen ze tijdens
de volgende sessie over specifieke nieuwsitems praten
(gezondheid, economie, sport, binnenlandse politiek,
beroemdheden?) Wat interesseert hen vooral?
Geef nogmaals alle concrete info voor de volgende sessie
door: datum, uur, locatie,