klassieke polyester zeiljachten

Een greep uit
de geschiedenis
van
klassieke
polyester zeiljachten
Met bijdragen van
Elisabeth spits
E - Magazine
de
classic
“E-magazine “de CLASSIC Zeiler” is een
verbrede voortzetting van het blad
“de Polyclassic Zeiler”, voor liefhebbers
van klassieke zeiljachten ontworpen vóór
1975.
Waren bij de Polyclassic Zeiler exclusief
klassieke polyester zeiljachten aan de
orde, de Classic Zeiler is er voor alle klassieke zeiljachten.
Het magazine beoogt lezers te interesseren voor klassieke zeiljachten en hun
belangenorganisaties. Ontwikkelingen
op het gebied van de klassiekers worden
gevolgd. Ook wordt aandacht gegeven
aan algemene watersport onderwerpen,
van belang voor klassieke zeiljachten, hun
eigenaren en organisaties.
De Classic Zeiler biedt tevens plaats voor
nieuws van geselecteerde relevante organisaties.
Artikelen zijn door de redactie geschreven, tenzij anders vermeld.
Old Salt Watersport Publicaties
Graaf Willem de Oudelaan 70
1412AW Naarden
Redacteur: Rob Kloosterman
ISSN 2352-5487
Tel: 035/6910562 ; 06/12454986 E-mail:
[email protected]
www.oldsaltwatersport.nl
Overname van artikelen alleen toegestaan na schriftelijke toestemming
van de redactie. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de
uiterste zorg is besteed, aanvaarden OldSalt Watersportpublicaties en
de auteurs geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
Adverteren:
E -mail: [email protected]
Tel: 035/6910562 ; 06/12454986
www.oldsaltwatersport.nl
Zeiler
Dit boek is een compilatie van eerder verschenen artikelen in e-magazine “de PolyClassic Zeiler”.
Onder anderen zijn de bijdragen van Elisabeth Spits
hierin weer gepubliceerd.
Elisabeth Spits is conservator schepen en techniek van
het Scheepvaartmuseum Amsterdam. Zij is gespecialiseerd in de geschiedenis van pleziervaart en watersport.
Van haar hand verscheen o.a. de titel “Nederlandse
jachten 1875-1975, ontwerp en bouw van zeil- en motorjachten”.
Foto's voorpagina:
Links Boris Nieuwenhuijzen. Rechts Theo Kampa.
inhoud
In gesprek met Dick Zaal
Jan Vis, Albin Vegazeiler
Joan van der Waals, geestelijke vader van de PION
De “Nordic Folkboat”
Over Dolf Lecomte
Tyler Boatcompany
Vlagvertoon
Geboortjejaar polyester jachtbouw in Nederland
Oranjebloesem Takebora
Klassiekers met een kattenrug
Tripp Lentsch 29
In gesprek met
Dick Zaal
over toen
en nu
W
ij spraken de man achter de ontwerpen van o.a. de Trintella 1, een hele rits Contesten
en later van talloze one offs, polyester, aluminium, epoxy noem maar op. Dick Zaal (75), geboren
en getogen Hoornaar begon zijn carrière in de jaren ‘50 als 16 jarige scheepstimmerman bij de
vermaarde scheepswerf van Ricus van de Stadt in Zaandam. Toen riep de militaire dienstplicht.
Trintella’s voor Anne Wever
De afgezwaaide militair keerde weer terug in Zaandam en werd al snel
opgenomen in het ontwerpteam, toentertijd ondergebracht in het fietsenhok. Van de Stadt had intussen ook de voordelen van polyesterbouw
gezien, zodat Dick betrokken was bij de ontwikkeling van de polyester
Trintella 1, opvolger van de stalen Trintel 1.
Waarom werden die schepen vernoemd naar een zandbank in het IJsselmeer? Een zeiljacht heeft daar niets te zoeken, zou je zeggen. De latere
Trintella’s werden getekend door Cees van Tongeren. Trintella’s met een
houten opbouw, omdat opdrachtgever Anne Wever van de gelijknamige
werf een schip zonder hout maar niets vond! De Trintella’s met een polyester opbouw werden in Groot-Brittannië gebouwd.
De watersportzaak
Tijdens ons bezoek
aan Dick in zijn woning aan de haven van
Hoorn spraken wij ook
zijn echtgenote. Jarenlang dreef zij daar de
bekende watersportwinkel naast de zorg
van vier opgroeiende
kinderen. Oude tijden
herleefden weer.
Trintella 1
t!
ou
h
n
a
v
ield
h
r
e
v
e
W
e
n
n
A
Zaal, de allrounder
In die tijd werd Dick ook opgenomen in het wedstrijdbemanningteam van de werf. Een allround
werknemer waar Ricus blij mee moet zijn geweest. Scheepstimmerman, ontwerper en wedstijdzeiler. Er is niet veel mèèr nodig om een goed zeiljacht te bedenken!
Conijn’s Conyplex
Dehler
En toen werd de zaak verkocht aan het Duitse Dehler. Dick zocht nog een tijdje zijn weg, er was
nog sprake van de Alkmaarse Victoria werf, maar het werd uiteindelijk Medemblik, na 14 jaar bij
Van de Stadt te hebben gewerkt.
De Alkmaarse houthandel Conijn was intussen ook geïnteresseerd geraakt in het toen redelijk nieuwe polyester. Dus de familie Conijn, van huis uit een advocatengeslacht, stapte
in de seriebouw van polyester jachten. Conyplex is dus eigenlijk wel een toepasselijke
naam.
Dezelfde A.J.T.H. Conijn was van 1954 tot 1971 voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers. Dick trad in 1972 bij Conyplex in dienst en ontwierp onder zijn eigen naam een nieuwe serie Contesten.
Daarvan zijn momenteel de 25,27,28,30,31ht,36 en 48 PolyClassic geworden.
Dat waren in 4 jaar 2 modellen per jaar en daarbij kwamen nog aanpassingen aan de Contesten 33,38 en de voormalige Contest
30, later 31 gendoemd.
Vooral export
Hoewel zij toentertijd ook vaak op het IJsselmeer te zien waren, werden de meeste Contesten naar de firma van Breems in de
Verenigde Staten geexporteerd, een activiteit die de ruggegraat van Conyplex vormde. De jachten werden in Medemblik op de
vrachttrein gezet en via Rotterdam naar de V.S. verscheept. Jawel, in die jaren was Medemblik nog in het NS spoornet opgenomen. Na 8 jaar bij Conyplex in loondienst te zijn geweest, begon Zaal voor eigen rekening te ontwerpen. Uiteindelijk zou hij tot
1998 32 ontwerpen voor Conyplex tekenen, waarbij hij nooit streefde naar een eigen “familie” stijl van zijn modellen. Daarom
ziet deze ontwerper toekomst in de “one off” markt, en wel in aluminium- of epoxy bouw.
Export naar de V.S.
Na-oorlogse Sales Bonanza!
test
n
o
C
het
n
i
p
l
omp
u
l
t
k
e
n
d
e
roem dus ook e
e
b
e
i
D
had
l
i
e
z
t
groo
zijn!
n
e
n
n
ku
Na de tweede wereldoorlog werd watersport booming business in de V.S. en
wel hoofdzakelijk door de opkomst van polyester seriebouw. Het enige dat
de stortvloed aan jachten kon stoppen was het chronisch tekort aan ligplaatsen dat wachtlijsten van honderdduizenden veroorzaakte.
Arie van Breems, Nederlands emigrant, begon in 1956 te Westport, Connecticut aan de V.S. oostkust met het importeren van jachten. “Van Breems
International”. Onder anderen uit Nederland de Holiday van E.G. van de
Stadt en de Flying Dutchman van Conyplex. Later importeerde hij Contest
zeiljachten onder de naam “Van Breems Holland Yachts”. In de jaren ‘70 was
hij hiermee de grootste jachtimporteur in de Verenigde Staten en dat waren
meestal de Contesten 31S en 33S. Zoon Martin kocht zijn vader in 1986 uit
en begon MVB Inc, Dutchman Sail Hardware and Sound Sailing Center, Long
Island, Connecticut.
Websites bij dit artikel
www.dickzaalyachtdesign.nl
www.joshua-contestyacht.nl
www.trintella.org
www.polyclassics.nl
www.contestyachts.com
www.cyoc.nl
Contest 30
Contest 25
Hoe duurzaam was de successtory Nederlandse polyester seriebouw?
Kijkend naar wat hier anno 2014 nog van over is en kijkend naar de productie in Duitsland, dan lijkt het er op dat deze tak van industrie het in Nederland
op veel fronten laat afweten. Wat de Duitsers in de autoindustrie doen, maken zij ook waar in de polyester jachten seriebouw! Zeilpetje af!
De vraag is: Waar blijven de nieuwe Wevers, Vaders, van Lentschen en v.d. Stadt’s?
Contest 30
Zelf zeilt Dick nog altijd in zijn speciale Contest 30, de “Inflexible” uit 1976. Een PolyClassic in die zin dat het een doorontwikkeling is van een ontwerp
van voor 1975. In al die vroegere jaren heeft de familie Zaal, inclusief 4 kinderen veel zeereizen gemaakt naar Noorwegen, Schotland, de Kanaaleilanden en natuurlijk het IJsselmeer dat voor de deur ligt. De achterkajuit was in die jaren meer dan welkom. En ook nog de 24 Uurs Zeilrace op het IJsselmeer niet te vergeten! Dick won deze klassieker 2 keer “over all”. Hij denkt er over volgend jaar zich weer te meten in de 50e editie van dit zeilfestijn.
Contest 30 “Inflexible”
Prominente PolyClassic Zeilers
Jan Vis
Albin Vega
schipper
1919- 1998
Eind jaren zestig begon de Zweedse
export naar Nederland van het
toen gloednieuwe 27 voets
zeiljacht Albin Vega.
Zaankanter en vervent
wedstrijdzeiler Jan Vis was er in
1972 al snel bij om er een aan te
schaffen.
In de eigenarenclub Vegakring
was hij de drijvende kracht
achter het wedstrijdzeilen. Zelfs
werden er instructieweekeinden
georganiseerd en functioneerde
hij jarenlang als voorzitter van
de Nederlandse Vegaklasse
Organisatie, onderdeel van de
Kring. Ook in de internationale
“Vega One Design Association” was
Vis lange tijd actief als secretaris.
Op sleeptouw
naar de Kaag
Links op de boot
Jan Vis.
Foto Peek Ferf.
door Laurens Vis
G
eboren aan de Zaan te Wormerveer
groeiden Jan en Ab Vis op langs het
water. Dat werd gestimuleerd door hun
ouders en al op jonge leeftijd werd er
geroeid en gezeild. Het eerste bootje
was een vogeljachtje, de “Tobea II”, een
ontwerp uit de jaren ‘30 van H.W. de
Voogt. Met vrienden en vriendinnen
werden zeiltochtjes gemaakt, vaak naar
het Zwet en het Alkmaardermeer en
vooral het starteiland van de Zaanlandse
Zeil Vereniging. Het bootje werd puik
onderhouden, maar na een paar jaar
begon het toch te kriebelen en er moest
wedstrijd worden gevaren.
Mede geïnspireerd door de successen
van Daan Kagchelland, die in 1936 de
gouden medaille op de Olympische
Spelen won werd het jachtje verruild
voor twee Olympia jollen. Er ontstond
een hele groep van Zaanse vrienden,
die veel wedstrijden voer, meestal op
het Alkmaardermeer. In de vakanties
werden de wedstrijdweken afgevaren, Jan met de Olympia jol 050
zoals de Kaagweek, Loosdrecht of zelfs
“Skål” (1943)
naar Sneek. Dat ging niet even op een
trailer achter de auto, maar zeilend
of slepend achter een beurtschipper
of sleepboot. Het was vaak een hele
onderneming. Met vrienden werden
in 1941 zes boten overgezeild naar
Loosdrecht. De vloot bestond uit 4
O-jollen, een 12-voetsjol en de (1e)
Tulla. Twee man zeilden de Tulla,
dan 4 onbemande jollen er achter
en de laatste man als “remmer”in de
12-voetsjol. Door een loeiende wind
moest dit plan toch worden herzien
en werd de tocht in twee keer gezeild.
Je leerde er wel door zeilen. Geslapen
werd er aan boord op de houten
vlonders. Een harde bodem? Dat maakte
niet uit.
Succes!
Er werden de nodige overwinningen
gehaald, vooral in het oorlogsjaar 1941,
toen er nog steeds gezeild kon worden.
Na Loosdrecht namen de broers
deel aan de Kaagweek, waar Jan de
hoofdprijs won in de B-klasse, na drie
keer de eerste plaats te hebben gehaald.
Ook Ab zeilde niet onverdienstelijk en
haalde volgens de Waterkampioen van
dat jaar verschillende prijzen.
De reacties van zijn studiegenoten in Rotterdam,
waar Jan in 1940 economie was gaan studeren, logen
er niet om. Een citaat uit zijn bewaard gebleven
correspondentie: “Vuile zeilprol”, was de aanhef: “Dat
doet daar maar wedstrijdjes alsof er niets aan de hand
is in de wereld! Zeilt in zoogenaamde Olympiajollen
op zoogenaamde Kagen en wint zoogenaamde prijzen.
Bah! En dat terwijl Nederland zucht en zwoegt, terwijl
de studentjes kreunen en duiken, terwijl de soldaatjes
roepen en terugroepen. Die Vis denkt dat er niets aan
de hand is en houdt zich aan het zilte nat. Je moet toch
maar lef hebben”.
Olympische Spelen in Londen met de draak van Ricus
van de Stadt. Dat haalden ze net niet, maar in Torquai
wonnen ze wel een geldprijs van 10 Britse ponden, een
groot bedrag in die tijd.
de Zeevalk
Ook werd bemand op de Zeevalk (H186) van Cees
Bruynzeel, een ander vooruitstrevend ontwerp van
Ricus. Gemaakt van Bruynzeel hechthout, was dit
een zeer licht en slank schip, dat bij ruime wind kon
planeren en vaak sneller was dan hun veel grotere
tegenstanders.
Onderduiken in de oorlogsjaren
Na ’42 was het over met zowel het wedstrijdvaren
als met de studie. In Wormerveer werd voor Jan een
“onmisbare” baan bij de voedselvoorziening gecreëerd,
waardoor hij nog wat bewegingsvrijheid had en zich
soms volgens zijn persoonsbewijs als Jan Blankenvoort
op straat
begaf. Ab dook
onder op een
boerderij in de
Wieringermeer.
Na een aantal
maanden schreef
hij een brief aan
zijn broer met de
onvergetelijke
zin: “Jan, het
is bewezen,
mannen zijn
zelfreinigend!”
de “Trial”
Na de oorlog
Jan Vis met de “Trial” op de Noordzee werd het grote
(1947)
Foto Waterkampioen water opgezocht,
met de eerste
“Tulla” van Simon de Wit of met Ricus van de Stadt. In
1947 had Ricus een experimentele boot ontworpen,
de Trial (H 95), nauwelijks groter dan een Draak en
bemand door drie personen. Er werd ingeschreven
voor de Hoek van Holland - Harwich race en terug.
Het was een slanke boot met een kleine kajuit en een
aparte plaats voor de stuurman. Een zeereling zat er
niet op, maar op het achterdek was precies plaats
voor een heel klein jolletje, om in Engeland aan de
wal te kunnen komen, maar ook bedoeld om bij harde
wind de achterop komende golven te breken. Buiten
mededinging mochten zij meevaren. Het zeezeilen
verkeerde nog in een experimentele fase, maar de
Zaanse zeilers hadden durf en waren hun tijd vooruit.
In 1948 probeerden zij zich nog te kwalificeren voor de
De bemanning van de Zeevalk in de jaren ‘40. Links Ricus van de
Stadt, rechts Cees Bruynzeel. Staande in het luik Simon de Wit.
De man liggend op de achterplecht Ab of Jan Vis.
de “Tulla”
De jaren ‘50 werd vooral veel gezeild in de verschillende
Tulla’s met Simon de Wit. Er werden veel successen
behaald met de eerste stalen Tulla, waarbij de
jaarlijkse Harwich race het hoogtepunt vormde. Simon
was een vriend voor het leven, maar een gedreven
wedstrijdzeiler, die veel van zijn bemanning vergde.
Daar moest je wel tegen kunnen en Jan, met zijn rustige
natuur, liet de donderpreken gewoon over zijn hoofd
heen waaien en concentreerde zich op het zeilen.
Vooral het sturen ging hem goed af. Na de finish
en het vaak goede resultaat was alles weer
vergeven. Ab was de allround zeiler, handig en
georganiseerd en met hem aan boord zag het
schip er altijd tip-top uit. Daarnaast zat hij vol met
mooie verhalen en zorgde voor een uitstekende
stemming aan boord.
Admirals Cup team
De successen smaakten naar meer. In 1962
werd een nieuwe stalen Tulla gebouwd, opnieuw
naar ontwerp van Ricus van de Stadt. Speciaal
voor lange zeilers als Ab werden de kooien twee
meter lang. Opnieuw een Yawl met een kleine
bezaansmast achter het roer.
Nieuw was een tweede trimroer achter de
kiel. Met de gloednieuwe boot werd in 1963
meegedaan aan Cowes-Week en daar was de Tulla
één van de drie schepen van het Nederlandse
Admirals-Cup team. De Fastnetrace was daarvan
het hoogtepunt. Het team behaalde voor
Nederland de derde plaats, vooral dankzij de Tulla,
die als tweede eindigde in het totaalklassement.
De Tulla met volle zeilen op de Solent in 1963.
Ab zeilde ook veel met de Elina van Hein Kaars
Sijpesteijn, waar
het wat
gemoedelijker aan toe ging. Het was een mooi gelijnde houten sloep
met een klassiek zeilplan, die in 1963 werd vervangen door de
polyester “Merlijn”, alweer een Van de Stadt ontwerp.
De zoons
Een wedstrijd met de
Merlijn op de Noordzee
liep voor Jan’s broer Ab ,
schipper Kaars Sijpesteijn
en overige opstappers
fataal af. Zie hiervoor ook
de Polyclassic Zeiler nr 9
De opgroeiende zoons Ab en Laurens werden eveneens gestimuleerd
in de zeilsport, eerst met een jolletje voor het huis, en daarna met een
jeugdboot en twee solo’s. Als moederschip fungeerde de “Vleet”, een 8
meter lange motorkruiser, naar ontwerp van Willem de Vries Lentsch. Jan
Vis in een motorboot, dat mocht wel in de krant. Maar vaak was één der solo’s
beschikbaar en er werd nog menige wedstrijd op het Alkmaardermeer gezeild. De familie van Ab kocht een
boerderijtje bij de Beulakerwijde, waar werd gezeild in een hornet en een OK-jol.
Bestuurlijke activiteiten
Bestuurlijk was Jan actief in het bestuur van de ZZV en in het Koninklijk Verbond van Watersport Verenigingen.
Meer dan tien jaar organiseerde hij de jaarlijkse “Mannentocht” van de ZZV in Volendam, als afsluiting van het
vaarseizoen. Op originele wijze en in schitterend proza werd de vaste kern van leden opgeroepen om het seizoen
op gepaste wijze af te sluiten. Na het diner bij Hotel Spaander werd tot in de kleine uurtjes nagepraat over de
hoogtepunten van het afgelopen jaar en andere mannenpraat. Als de olielamp in het vooronder van de botter
van Jan Stuurman Sr. wegens zuurstofgebrek uit ging, was het tijd om de kooi op te zoeken.
Albin Vega
In 1972 verruilde Jan de “Vleet” voor een polyester
zeilboot van het type Albin Vega, een Zweeds schip van
ruim acht meter lengte. De Vega klasse werd in korte
tijd zeer populair en al snel zeilden er in Nederland
zo’n tweehonderd schepen, mede dankzij de zeer
actieve klasse organisatie. De thuishaven van de
“Fint” werd Medemblik, waar via de ZZV een ligplaats
kon worden verkregen in de Westerhaven. Eén van
de leuke aspecten van de Vega klasse was dat er
jaarlijks een evenement werd georganiseerd, waarbij
ook wedstrijden werden gehouden. Al spoedig werd
Jan gevraagd om voorzitter te worden van de Vega
wedstrijdorganisatie, die een jaarlijks kampioenschap
organiseerde met wedstrijden als de IJ-torenrace, de
100-mijls race en de Flevo race. Een hoogtepunt werd
steevast de deelname aan de 24-uursrace. Jan was
een uitstekend stuurman en schipper, die urenlang
geconcentreerd kon varen. Hij zeilde veel met zijn
zoons Ab en Laurens, en ook neef Steven Vis werd een
regelmatig bemanningslid.
Albin Vega “Fint” tijdens de Internationale
Friendship Regatta op het Markermeer
bij Hoorn 1985
Al spoedig kreeg de blauwe “Fint” de reputatie van een snelle zeiler en deed zijn naam eer aan: een Fint is de
koningsharing die vóór de school uit zwemt. Vele prijzen werden gewonnen. Ook internationaal ontstonden
contacten, die resulteerden in de tweejaarlijks georganiseerde “Friendship Regatta”, waar vaak zo’n 80
deelnemers uit Scandinavië, Duitsland, Engeland en België aan deelnamen.
Jan Vis werd internationaal secretaris van de VODA, de “Vega One
Design Association”, met als gevolg het ontstaan van vele
vriendschappen uit deze internationale contacten. Hoewel
van jongs af aan watersporter zeilde echtgenote Ada
al spoedig tijdens de wedstrijden niet meer mee,
omdat er te weinig rekening werd gehouden met
haar angstige momenten (“Mam, de Fint kan niet
omslaan”) maar zij was wel een trouwe supporter
bij deze evenementen.
In 1972 was een Vega een schip van een normaal
formaat, maar na twintig jaar was de gemiddelde
grootte van een zeilboot fors toegenomen, en
was de Fint inmiddels de kleinste boot aan de
steiger in Medemblik geworden. We zeilden er
niet minder hard door en hadden in 1996 meer dan
twintig keer de 24-uurs race reglementair uitgezeild
met bijna evenveel prijzen. Het was de laatste keer dat
Jan op zijn 77-ste meedeed aan deze wedstrijd. Hij was
een taaie, maar zijn ziekte vergde teveel van zijn krachten.
In 1997 was hij nog deelnemer aan het Vega evenement in
Enkhuizen, maar aan het einde van dat jaar bracht hij de Fint voor de
laatste keer naar de winterberging.
Foto boven: Drie generaties tijdens de Haaks-Waddenweek in 1990. V.l.n.r Laurens, Jan en
Olivier Vis. Foto onder: De Fint en bemanning na het winnen van de Albin Vegaklasse 24 Uurs
van 1998. (146.7 zm) De 25e 24 Uurs van de Fint. Vlnr: zoons Laurens en Ab Vis, Remmert
Dekker en Steven Vis.
Jarenlang maakte Jan zich bij de Nederlandse Vegakring verdienstelijk als voorzitter van de wedstrijd-organisatie.
In die functie hierboven tijdens een bijeenkomst in 1992 met Gert Wonder, mede-oprichter van de Vegakring.
Ook op het internationale vlak liet hij zich niet onbetuigd. Ter bevordering van de internationale samenhang
van Vegazeilers werd al vroeg de “Vega One Design Association”, VODA opgericht. Jan fungeerde ook hier weer
een groot aantal jaren als secretaris. Op de foto uit 1988 hieronder afgebeeld met de Zweed Lars Lemby, VODA
president, tijdens de tweejaarlijkse Internationale Friendship Regatta te Karlskrona, Zweden.
Promi
nente
PolyC
lassic
Zeiler
s
jo
van de
zee
geestelijke
P
oan
er waals
Z
eilend in
Denemarken inspireerde het
succes van de Scandinavische
eenheidsklasse “Nordisk
Folkbåt” van der Waals tot de
instelling van een Nederlandse
eenheidsklasse zeegaand
zeiljacht.
Naar zijn plan werd het de
PION, waarmee hij (ook
vandaag nog) met succes talloze
regatta’s en tochten zeilde.
En, niet te vergeten,
de “Great Storm”
van Fastnet 1979 die hij
met zijn 4 koppige bemanning
overleefde.
ezeiler
en
e vader van de
Pion
dr. J.H. (Joan Henri)
van der Waals
Amsterdam, 1920.
Emeritus hoogleraar
experimentele natuurkunde, Universiteit
Leiden.
Vroegere functies
zeilsport:
Technische commissie
voor Zeevaart KVNWV.
Voorzitter
Noordzeeclub.
Lid Pion
Klasse Organisatie.
De eerste contacten met watersport
van Amsterdammer Joan van der Waals
(1920) waren in de jaren ‘40 bij Nereus, de
Amsterdamsche Studenten Roeivereeniging.
Nou ja, hij schaatste in 1941 tijdens de
oorlog een keer de Elfstedentocht, maar dat
terzijde. Bij Nereus roeide van der Waals,
met vriend en zeezeiler van het eerste uur
Simon de Wit, telg van het toenmalige
Zaankantse kruideniersconcern en zwager
van Ricus van de Stadt.
Zeezeilvirus
Opstappen op de Wit’s Tulla, een zeegaand
zeiljacht, lag dan ook voor de hand en voilà,
het zeezeilvirus sloeg toe.
Ergens in de 50er jaren wist de Wit een
houten zeiljacht, model Nordisk Folkbåt te
koop. Houthandel Remmert Aten in Zaandam
had in de oorlogsjaren wat grenenhout
verstopt en liet daar na de bevrijding op de
werf van Jaap Kraaier, ook al in Zaandam,
dit fraaie scheepje van bouwen. Joan was
meteen verkocht en de “Volksboot” was
voor hem. Tot 1965, toen kwam een mooie
Engelse Twister in beeld, ontworpen door
Kim Holman en gebouwd bij Tyler in het
Verenigd Koninkrijk.
pio
mar
Pion
In 1974 moest ook deze Twister plaats
maken, ditmaal voor Pion “Marina”. En
daar vaart hij vandaag de dag nog steeds
mee! Maar aan die Pion ging een hele
geschiedenis vooraf.
PION “Marina” tijdens de Burnh
(GB oostkust) Aan de helmstok
sb lier Mogens Domela Nieuwen
achter de genua Douwe Maas en
foto: Coloryan Burnham.
on
rina
ham Week 1974.
Ricus van de Stadt,
nhuis, bb railing Frans de Vries Lentsch jr,
n Joan van der Waals
Nordisk entypsbåt
Met zijn Scandinavische Volksboot
maakte van der Waals, lid van de
Zaanlandsche Zeil Vereeniging,
Geschiedenis
al vanaf 1956 tochten naar
Nordisk
Folkbåt in de
Scandinavië. Bijzonder
Polyclassic Zeiler nrs
onder de indruk was hij van
1 en 6
de activiteiten die hij daar
zag van de Scandinavische
eenheidsklasse “Nordisk Folkbåt”,
zijn eigen type zeiljacht. In die tijd een
“Nordisk entypsbåt, Scandinavische
eenheidsklasse”. Geen ingewikkelde
ratingformules en handicaps maar
eenheid. “Dan komt het beste uit schip en
bemanning”, vond van der Waals, in die
jarenlang ook lid was van de technische
commissie voor Zeevaart van de K.V.N.W.V.
(Koninklijke Verbonden Nederlandsche
Watersport Vereenigingen) “En kosten
efficiënt” voor eigenaren, een ander
belangrijk aspect.
Nederlandse
eenheidsklasse PION
Er zou in Nederland ook een nationale
eenheidklasse “zeegaand kajuit-zeiljacht”
moeten komen. Zo dachten overige
commissieleden er ook over en aldus
werd van der Waals gevraagd met een
plan te komen. Dat plan kwam er met als
uiteindelijk resultaat de PION, ontworpen
door Koos de Ridder onder het toeziend oog
van E.G. van de Stadt van het gelijknamige
ontwerpbureau.
De bootnaam “Marina”
was niet van der Waal’s
eigen keuze. Hij stond
ook al op zijn eerdere
Volksboot. Namen
veranderen brengt
ongeluk, dus kreeg ook
de Pion die naam.
Paspoort
PION
L.o.a.
9.07m
Breed
2.93m
Diepgang
1.72m
Waterverpl.* 3.800k
Ballast
1.525k
Ontwerp (jr) 1973
Ontwerp
K. de Ridder/
E.G. v.d. Stadt
Bouw v.d. Stadt; Lewin; Frans
Maas; Friendship; v.d. Rest
Nautic; Modus Marine.
Aantal gebouwd: ca. 100/120
Vanaf 1973 zijn op de werf van
van de Stadt enige PION’s
gebouwd. Als snel echter werd de
werf verkocht aan Dehler en de
produktie aldaar gestaakt. De bouw
werd overgenomen door diverse
Nederlandse jachtwerven.(zie kader
paspoort Pion)
In de serie “Prominente PolyClassic Zeilers”
gingen voor:
Dick Zaal, Contest, Trintella, PZ nr 6
Jan Vis, Albin Vega, PZ nr 10
Hier te downloaden
“Veertig jaar PION” is de
titel van een recent door
de PION Klasse Organisatie
uitgegeven boekje over de
ontwikkeling van van der
Waals’ geesteskind. Voor
informatie kan contact
opgenomen worden met de
Klasse Organisatie, info@
pionklasse.nl
Fastnet Race
klik hier voor het
complete Fastnet
verslag van Marina
bemanningslid
Frédéric Nabbe
Augustus 1979
“The Great Storm”
303 deelnemende schepen
194 geven op
24 worden verlaten
19 worden geborgen
5 vergaan
15 personen laten het leven in de
storm
Fastnet Race: Cowes - Fastnet Rock - Plymouth
Een van de deelnemende
schepen aan de in een drama
eindigende Fastnet Race 1979
was de PION “Marina” van Joan
van der Waals.
gebied. Ironie van het noodlot
was dat juist toen de kleine
schepen op de onheilsplek
waren. De grotere jachten waren
dit punt reeds lang gepasseerd.
Bij de Labadie Bank ging
het mis
De Marina startte in Cowes
met aan boord schipper van
der Waals, zijn vrouw Silvia
Völker, haar broer Nestor Völker,
René Faber en Frédéric Nabbe.
Hoewel de verwachtingen niet te
slecht waren, was er wel sprake
van een zeer snel de Atlantische
Oceaan overstekende, niet te
diepe depressie.
Halverwege Marina’s oversteek
naar Lands End sloeg “the Great
Storm” toe ter hoogte van de
relatief ondiepe (60m) Labadie
Bank, het meest gevaarlijke
Oliepeilstok in het
vooronder
Monstergolven sloegen de
vechtende PION twee maal
“knock down”, waarbij de
mast onder water verdween.
Tekenend voor de ravage was
dat de oliepeilstok van de motor
later in het vooronder werd
teruggevonden. “Temidden van
een onvoorstelbare rommel ging
iedereen rustig aan het werk om
alles te klaren, in een situatie
waarmee je nu eenmaal rekening
had te houden als je de zee
opging”, aldus van der Waals.
“Benedendeks was victualie en
kommaliewant uit de opengeslagen
kastjes aan bakboord gevallen en naar
stuurboord geworpen. Ook was nogal
wat water binnengekomen door het
bovenste deel van de kajuitingang.
Om ongeveer 04.00 uur was alles
weer geklaard. De relatieve wind was
ondertussen opgelopen tot 60 of
meer knopen. Als navigator, gekleed
in oliepak, “sliep” ik bij deze calamiteit
aan de lage kant in de hondenkooi
achter de kaartentafel. Het binnen
stortende water had zo’n kracht,
dat het onmogelijk was hier tegenin
naar buiten te gaan. Tijdens de zware
slagzij lag ik plat op mijn rug achter
in de kooi tegen de onderkant van
het bovendek aangeleund. Ik was
dankbaar, dat de motor niet van zijn
fundatie losbrak. Dit alles ging gepaard
met een oorverdovend lawaai en het
dwarsuit verzetten van het gehele
schip met zoveel stoten, botsingen en
“schuivende” geluiden, dat het leek,
dat we in aanvaring waren gekomen
met een groot koopvaardijschip. Dat
moet echter de breker zijn geweest, die
ons met een razende vaart bovenop de
golftop meenam. Gelukkig richtte het
schip zich weer vrij snel op, al moet ik
toegeven, dat het óverkwam alsof ik
een uur gevangen had gezeten”,
aldus Frédéric Nabbe, bemanningslid
van de Marina.
Als wedstrijdzeiler is van der
Waals zeer actief en succesvol.
Taktiek, stroom, navigatie, wind
zijn aspecten van de zeilerij die
hem zeer aanspreken. Maar
zijn hart gaat nu vooral uit naar
de zeereizen met zijn Marina
naar de Noordelijke wateren
van Scandinavië, Rusland en de
Baltische staten. In deze gebieden
heeft hij dan ook vele zeemijlen
afgelegd. Vooral de Noordkaap is
favoriet. “Het totale isolement op
zee spreekt mij aan. In die vroege
jaren zonder smartphone en
navigeren met een sextant. Bellen
in een telefooncel en brieven van
huis per poste restante”, aldus van
der Waals. Vroeger reisden zijn
echtgenote en de drie kinderen
de Marina achterna op de
buitenlandse tochten. Meevaren
over zee leek hen te veel van het
goede. Ook kamperen op het
strand was een beter idee.
Tot de dag van vandaag krijgt
de 94 jarige van der Waals niet
genoeg van het zeezeilen. Ook
volgend seizoen staat weer
een reis met zijn vertrouwde
“Marina” op het programma,
zij het uiteraard met een ruime
bemanning.
Tocht naar de Noordkaap.
“Rondje Scandinavië - Rusland”
jaren ‘90
E.G.
van de Stadt
Pionier in jachtontwerpen
Achtergronden van E.G. van de
Stadt en de ontwerpen vanaf 1930
tot 2000. Inclusief een cd met de
ontwerpen.
Heart of Glass
De Amerikaan Dann Spurr schrijft
over de moeizame eerste stappen
van polyester jachtconstructie. Een
reis door de wereld van fiberglass
van de 2e Wereldoorlog tot 2000.
Een aanrader voor liefhebbers van
PolyClassics geschiedenis. Engels,
388 pagina’s.
Int’l Marine / McGraw-Hill. Isbn 10
987654321
Deze polyester Volksboot uit 1978 heeft nog een houten mast
en giek. Voor nog meer onderhoudsgemak zijn de rondhouten nu ook in aluminium leverbaar.
Elisabeth Spits over
haar Folkebåd
t
d
u
o
h
n
e
n
j
i
l
e
k
ie
s
s
a
l
k
n
a
v
e
j
s
l
A
De Scandinavische Volksboot
Zo’n twintig jaar geleden kocht ik in Denemarken een tweedehands ‘folkebåd’
gebouwd bij Folkebådcentralen in Kerteminde. Daar werden sinds 1977 door Erik
Andreasen polyester Volksboten gebouwd.
Dat zoveel moois en goed zeilend ook nog
in makkelijk polyester te koop was, vond
ik geweldig. De Freja was uitgerust met
goede zeilen en buitenboordmotor, had
een mooi met hout betimmerd interieur en
was tiptop onderhouden. Over de fantastische zeileigenschappen had ik al veel
gehoord: zeewaardig, nooit reven, snel en
hoog aan de windzeilend. Klopt allemaal!
Iets preciezer: we voeren altijd op het
IJsselmeer en ook de Noordzeekust hebben we bevaren. De Volksboot ligt snel op
één oor, maar de tegenwerking van de kiel
is voelbaar ; nooit reven: dat kan, mits de
aanwezigheid van een bemanning van minimaal drie maal 80 kg. Voor twee keer 60
kg vaart het met een rif wel veel rustiger.
En snel: niet in vergelijking met moderne
ontwerpen, maar wel voor een klassiek
ontwerp en zeker voor een scheepje met
een waterlijnlengte van zes meter. Zijn er
dan helemaal geen bezwaren? Eigenlijk
niet, tenzij je een grote kombuis, douche,
en stahoogte verwacht. Maar als je van
klassieke lijnen houdt en als het zeilen het
belangrijkste is: koop dan een Volksboot.
What’s in a name?
Nordisk
Hoe zit het nu eigenlijk met die naam? Is het Scandinavische of Noorse Volksboot? En is het een Volksboot, Folksboot of Folkboot?
Het Scandinavische Watersportverbond schreef een prijsvraag uit voor een Nordisk entypsbåt. Noorse
volksboot lijkt een verbastering van het woord Nordisk.
De juiste vertaling van Nordisk is echter Scandinavisch. Alle varianten op Volksboot zijn verhaspelde
germanismen en anglicismen, vaak gebruikt omdat volksboot in de oren van de trotse eigenaren te
gewoontjes klinkt.
Dit laatste geeft ook het veranderde perspectief van het ontwerp aan.
Normaliter vaart de
Scandinavische Volksboot
met een buitenboord
hulpmotor, zoals links
afgebeeld. Hier bij MarineCenter in Lemmer
een exemplaar met een
inbouw electromotor. (zie
foto rechts)
MarineCenter Lemmer is
importeur Benelux van de
“Folkeboot”.
Daysailer
Het Zweedse initiatief in 1941 - Zweden was neutraal in de Tweede Wereldoorlog - voor een Volksboot,
een betaalbare boot voor een gezin met twee kinderen, voor toervaren en wedstrijdzeilen, paste in de tendens van het toenemend toerisme door steeds grotere groepen mensen en niet alleen maar voor een rijke
bovenlaag.
Nu worden houten Volksboten allang niet meer gebouwd, dat is veel te kostbaar, maar ook een nieuwe
polyester boot kost een lieve duit.
En dat doet alleen degene die zich een daysailer kan veroorloven, want dat is de categorie waar de Volksboot, door gebrek aan modern comfort, tegenwoordig toe gerekend wordt.
De Jester
De beroemdste Volksboot is de Jester, de joker, waarmee de Britse
kolonel Herbert George, beter bekend als
Blondie, Hasler in 1960 als tweede over de finish van de eerste
editie van de OSTAR kwam. Hoewel de Jester een gemodificeerde
versie was, karveel gebouwd i.p.v. overnaads en door zijn jonktuig
ook nogal afweek van de originele Volskboot, kunnen Haslers ‘fratsen’ nu ook gezien worden als een prima staaltje marketing.
Als je met zo’n scheepje de oceaan over kunt steken, wat zou je je
dan zorgen maken in de beschutte Zweedse scherenkust, tussen de
Deense eilanden of op het IJsselmeer?
Het succes van de Volksboot, en dan vooral de goede zeileigenschappen, inspireerde ontwerpers tot polyester varianten, voordat
de Volksboot zelf in polyester werd gebouwd, zoals de International
Folkboat (IF), Contessa 26 en de Marieholm.
Ook voor de Invicta (1964), keek van E.G. van de Stadt naar de
Scandinavische Volksboot. In tegenstelling tot deze varianten wordt
de polyester oerversie nog steeds nieuw gebouwd bij de inmiddels
in Duitsland gevestigde werf.
Alles over de Volksboot is te lezen in The Folkboat Story. From Cult to Classic – the Renaissance of a Legend, (door Dieter Loibner) aanwezig in de bibliotheek van Het Scheepvaartmuseum Amsterdam.
Een Scandinavische “volksboot”
Zo kondigde een
Waterkampioen
in het oorlogsjaar
1942 de komst
van de Volksboot
aan. Met dank
aan de Waterkampioen volgt
hieronder het artikel van toentertijd in oude spelling.
“Naar het Zwee
meedeelt is me
gehouden prijs
sche landen ee
worden. De tee
gereproduceerd
zal ook menige
ler interesseere
vaartuigen is re
vele aanvragen
De bouwprijs is
nen, een vrij ho
volksboot, maa
den is daarover
De boot wordt
met een huid v
edse zeilblad “Till Rors”
en als resultaat van een
svraag, thans in de Nooren “volksboot” rijk geekeningen zijn hierbij
d; het ardige scheepje
en Nederlandschen zeien. Een twintigtal der
eeds besteld en nog
n zijn in behandeling.
s ongeveer 3.000 krooog bedrag voor een
ar in deze onzekere tijr moeilijk te oordeelen.
overnaads gebouwd
van 14 mm grenenhout.
Ook het dek is van grenenhout, met doek bespannen. De meeste constructiedeelen worden van
eikenhout gemaakt. In de kajuit kunnen twee personen overnachten; in de kuip kan onder een tent
nog een derde slaapplaats ingericht worden. In
de kajuit bevindt zich bovendien een open ruimte voor het ophangen van kleeren; in de kuip onder de zitbanken, is plaats voor het opbergen van
proviand en een kooktoestel. Met zijn vlotte vormen en zijn moderne tuig maakt dit scheepje een
prettigen indruk. Het ontwerp is door de jury, in
samenwerking met een jachtwerf, uit de vijf beste
ingekomen ontwerpen samengesteld. Van de 58
inzendingen op de prijsvraag beantwoordde nl.
geen enkele ten volle aan de gestelde eischen en
slechts een deel der uitgeloofde prijzen werd uitgedeeld.“ v.K.
Websites bij dit artikel:
www.folkboat.de
www.marieholmvereniging.nl
www.polyclassics.nl
www.vksj.nl
www.valhowells.com
www.dcyr.nl
www.folkboat.com
www.folkebaad.dk
www.folkkari.net
www.folkeboot.de
www.folkboot.nl
www.nordicfolkboatspain.wordpress.com
www.folkbat.com
www.folkboats.com
www.sfbayfolts.org
Nieuw op de Hiswa: polyester
jacht van bijna zestien meter.
Maar liefst drie nummers wijdt de Waterkampioen 50
jaar geleden aan de Hiswa die van 17-26 maart 1964
in de Nieuwe Rai te Amsterdam wordt gehouden. De
volledige naam was ‘Internationale watersport, kampeer- en caravantentoonstelling Hiswa Goed-Kamp’.
Er worden 200.000 bezoekers verwacht. Volgens de
Waterkampioen zal deze Hiswa ‘wat betreft het natte
gedeelte – over het overige kunnen wij niet oordelen –
een grotere veelzijdigheid bezitten dan enig voorgaande’.
De explosieve groei
Ook de grote scheepsbouw van de watersportwilde wel een graantje
industrie in die tijd
is zeer zichtbaar.
meepikken!
Polyester jachten zijn in alle soorten en maten te bewonderen. De
tendens is dat er meer kleine en dus minder kostbare boten te koop zijn. In 1964 zijn er nieuwtjes als de
Sailmaster 22 D(ay sailor), Sturgeon, de Centaur van
Zaadnoorddijk, een polyester Finnjol. Ook de grote
scheepsbouw wilde wel een graantje meepikken van
de hausse in de polyesterbouw. Zo wordt de Sailmaster
eerst door scheepswerf Van der Giessen de Noord
geproduceerd en vervolgens door Gusto.
Mulder & Rijke, vooral bekend van reddingboten, zette
de Oranjebloesem, het ontwerp van G.W.W.C. baron
van Höevell op stapel.
Het pronkstuk van de Nederlandse jachtbouw op de
Hiswa in 1964 is een bijna 16 meter lang polyester
jacht van Le Comte uit Jutphaas. Zo’n groot schip van
polyester was een staaltje van innovatie kunst dat we
hier nog niet kenden. De voorbereidingen namen dan
ook maar liefst drie jaar in beslag.
De Amerikaan William H. Tripp tekende het lijnenplan
en ging daarbij niet over een nacht ijs. Naar aanleiding
van sleepproeven in het Stephens Institute of Technology te New York werd het lijnenplan geperfectioneerd.
Het zeil- inrichtings- en dekplan kwam van de tekentafel van Le Comte zelf. De standaarduitvoering is een
sloeptuigage, maar klanten die de voorkeur geven aan
een yawlgetuigd – toen nog de favoriete tuigage voor
veel zeezeilers - schip, worden op hun wenken bediend.
De Amerikaanse connectie van Le Comte was niet
verwonderlijk. In 1949 was A. Le Comte naar Amerika
vertrokken en kwam daar in contact met de jachtbouw.
Eind jaren vijftig keerde hij terug en startte een jacht-
werf, eerst in Muiden en later verhuisde hij naar Jutphaas waar hij met polyesterbouw begon. Amerikaanse
ontwerpen gebouwd met Hollands vakmanschap, daar
streefde hij naar. Het pronkstuk van de Nederlandse
jachtbouw op de Hiswa in 1964 is een bijna 16 meter
Nieuw op de
HISWA! (1964)
Een polyester
Fastned 45
Elisabeth Spits over
Dolf Le Comte
lang polyester jacht van Le Comte uit Jutphaas. Zo’n
groot schip van polyester was een staaltje van innovatie kunst dat we hier nog niet kenden. De voorbereidingen namen dan ook maar liefst drie jaar in beslag.
De Amerikaan William H. Tripp tekende het lijnenplan
en ging daarbij niet over een nacht ijs. Naar aanleiding
van sleepproeven in het Stephens Institute of Technology te New York werd het lijnenplan geperfectioneerd. Het zeil- inrichtings- en dekplan kwam van de
tekentafel van Le Comte zelf. De standaarduitvoering is
een sloeptuigage, maar klanten die de
Le Comte’s voorkeur geven aan een yawlgetuigd –
Amerikaanse toen nog de favoriete tuigage voor veel
connectie
zeezeilers - schip, worden op hun wenken bedient. De Amerikaanse connectie van Le Comte was niet verwonderlijk. In 1949 was
A. Le Comte naar Amerika vertrokken en kwam daar in
contact met de jachtbouw. Eind jaren vijftig keerde hij
terug en startte een jachtwerf, eerst in Muiden en later
verhuisde hij naar Jutphaas waar hij met polyesterbouw begon. Amerikaanse ontwerpen gebouwd met
Hollands vakmanschap, daar streefde hij naar.
In 1968 presenteert Le Comte Le Comte met een polyester Fastnet 45 op de Hiswa.
Foto G.W.L. Oppenheim, collectie Het Scheepvaartmuseum
Le Comte was niet de enige met dit idee. De Amsterdamsche Scheepswerf G. de Vries Lentsch ging op hun
werf in Vianen polyester jachten naar de ontwerpen
van William Tripp - de Tripp-Lentsch - en Philip Rhodes,
de Swiftsure bouwen. Le Comte is in de loop van de tijd
meer snelle motorboten en dergelijke gaan bouwen
en heeft zijn activiteiten in Amerika geconcentreerd.
(zie www.lecomteyachts.com). De Amsterdamse werf
was niet bestand tegen de niet te stuiten aanwas van
goedkope jachten uit het buitenland. In 1970 meldt
de Waterkampioen dat er op de Hiswa voor het eerste
meer buitenlandse ontwerpen dan Nederlandse te
zien zijn. En dat is sindsdien onveranderd.
Meer
Lecomte
zeiljachten
Geld verdienen met je hobby
Wat hebben een kapper, keukenfabrikant en een
huizenbouwer met elkaar gemeen? Voor deze rubriek
is het antwoord simpel:zeilboten- en jachten. De
BM en 16m2 zijn door H. Bulthuis bedacht tijdens
het knippen en scheren, de Valk is ontwikkeld door
E.G. van de Stadt in de deuren- en keukenfabriek van
de zeezeiler Kees Bruynzeel. In 1961 richtte Edward
Tyler, ook zelf een zeiler en producent van prefab
woningen, de Tyler Boat Company op. In de jaren dat
de watersport overspoeld werd met nieuwe polyester
ontwerpen, kwamen in het Engelse Kent honderden
rompen van deze jachten uit de mallen. Ontwerpers
als Alan Buchanan, Sparkman & Stephens en natuurlijk
E.G. van de Stadt, werkten met de Tyler Boat Company.
Voordat Edward Tyler
zijn Boat Company
oprichtte kocht hij voor
zichzelf het ontwerp
van de Glass Slipper
van Van de Stadt. Door
het schip zelf te bouwen, deed hij voldoende ervaring
op voor de oprichting van een bedrijf dat uitsluitend
rompen bouwde, die door anderen werden ontworpen
en afgebouwd. Dit gebeurde in Engeland door de
Southern Ocean Shipyard, die ook de verkoop deed
en de aflevering aan de klant verzorgde. Voor Van de
Stadt was deze samenwerking een uitkomst. Zijn eigen
werf kon de vraag van de Nederlandse kopers amper
aan, laat staan dat hij nog schepen voor de export zou
kunnen produceren. Van de productie van Tyler was
zeventig procent Tyler bestemd voor de export.
Voor Van de Stadt was
de samenwerking een
uitkomst. Zijn eigen werf
kon de vraag amper aan!
Na oprichting van het bedrijf werden meteen de
bekendste ontwerpers benaderd. Al na een paar jaar
werden er 17 verschillende ontwerpen gebouwd. In
1969 was dat opgelopen tot 35 verschillende typen
jachten. Na tien jaar waren er zo’n 2000 rompen
geproduceerd. Hieronder veel van Van de Stadt, zoals
de Pionier(s) Invicta, Legend, Rebel en de grote Oceans
van 71 en 75 voet. Ook de Trintellawerf werkte samen
met Tyler. Ondertussen was het bedrijf uitgebreid
tot zes grote hallen. Tylers ervaring met efficiënte
productielijnen in de bouw en zijn kennis van het
werken met polyester vormden de basis voor het
succes.
Het was voor het eerst in Europa dat een werf zich
beperkte tot het bouwen van een romp en het
afbouwen aan anderen overliet. Tegenwoordig is dit
gangbaar, toen trendsettend.
Tyler Boat
Company
Ed Tyler
van huizenbouwer naar polyester
jachtbouw
door Elisabeth Spits
In 1978 verstoorde een fikse brand het succesverhaal.
Een deel van de mallen, onder andere van de Trintella,
ging in vlammen op. De brand zette het einde van
de Boat Company in gang. In 1980 sloot de John
Tyler, zoon van de oprichter en inmiddels directeur,
de deuren van de Boat Company. Zeilen werd weer
uitsluitend hobby.
E.G. Van de Stadt (1910-1999)
Trintella 1A
Foto Theo Kampa
Web
Klik hier voor alle ontwerpen, gebouwd door Tyler.
Meer lezen over de geschiedenis van polyester jachtbouw
of over uw schip?
Check www.maritiemdigitaal.nl
Maritiem Digitaal is de gezamenlijke database van een aantal maritieme musea, waarin
gegevens kunnen worden opgezocht over voorwerpen en literatuur die zich in deze
musea bevinden.
Oranje boven?
Na het historische doelpunt in de eerste WK-voetbalwedstrijd van Oranje ligt een stukje over de Flying
Dutchman voor de hand. Toch vindt u hier een verhaal
over de Nederlandse vlag, een onderwerp dat zich in
de aanloop van het WK en het oranjevlaggetjesgeweld
als onvermijdelijk aandiende.
De Prinsenvlag
Op zeventiende eeuwse schilderijen wapperen de
Nederlandse rood-wit-blauwe vlaggen en lange wimpels van de masten. De oorsprong begint al eerder bij
Willem van Oranje - vader des vaderlands - graaf van Nassau, en vooral
Prins van Oranje. De kleuren rood,
wit en blauw komen uit het wapen
van het prinsdom Oranje, de oorsprong van de kleur oranje laat zich
raden.
symbool van het nationaal socialisme worden. Om dat
tegen te gaan tekende Koningin Wilhelmina in 1937
het Koninklijk Besluit waarin de kleuren van de Nederlandse vlag vaststelde: ‘helder vermiljoen, helder wit
en kobaltblauw’.
De vlag zonder land
Het gebruik van een vlag is vooral een kwestie van
gewoonte en traditie. En als je het anders doet: geen
haan die daar naar kraait. Er is één uitzondering:‘De
schipper die de Nederlandse vlag voert, wetende dat
hij daartoe niet gerechtigd is, wordt gestraft met ge-
vlag
vertoon
De eerste vermelding van de Nederlandse vlag dateert uit 1572.
De kleuren van de vlag waren toen
oranje-wit-blauw en de vlag werd de
Prinsenvlag genoemd. In de loop van
Elisabeth Spits
de zeventiende eeuw maakte oranje
plaats voor rood. In een beschrijving
uit 1634 staat dat de bovenste baan
vangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete
‘root oft Orangie’ moet zijn. Deze keuzevrijheid werd
niet ingegeven door achteloosheid, maar mogelijk ver- van de derde categorie.’ Dit streng geformuleerde artioorzaakt door de beschikbare verfstof. Ook wordt wel kel 409 uit het Wetboek van Strafrecht wil dus zeggen
beweerd dat rood op zee beter zichtbaar is dan oranje dat alleen Nederlandse schepen, de Nederlandse vlag
mogen voeren.
en daarom de voorkeur verdiende. Tijdens de Franse
overheersing (1795-1813) is de nationale vlag vervangen door de Keizerlijke Franse. In 1813 werd Nederland Nederland is geen dictatuur, noch een politiestaat dus
weer onafhankelijk en zal niemand erover vallen dat een buitenlander op een
Nederlandse huurboot zijn eigen nationale vlag voert.
‘helder vermiljoen, kwamen de Oranjes
In internationale wateren is het belangrijker om je
terug, in de persoon
helder wit en koaan de regels te houden.
van Koning Willem
baltblauw’.
I. De kleuren van de
De nationale vlag is als het ware het
vlag werden toen alidentiteitsbewijs van een schip; in
leen voor het gebruik op zee officieel vastgesteld. Aan
een oogopslag is duidelijk
land mocht ook oranje-wit-blauw gebruikt worden.
uit welk land een
Nederland was toen nog een echte zeevarende natie
schip afkomstig is.
waardoor het rood bij de overheid en het koningshuis
de voorkeur kregen.
Op hoogtijdagen voor het Koninklijk Huis werd het
gangbaar om boven het rood-wit-blauw een oranje
wimpel te hijsen. Pas in de jaren dertig zijn ook voor
gebruik op de wal de officiële kleuren vast gelegd. In
die jaren probeerde namelijk de NSB (Nationaal Socialistische Beweging) de Prinsenvlag met de kleur oranje weer in te voeren. Daarmee zou onze oervlag het
Royaal vlagvertoon tijdens het spiegelgevecht op het IJ te Amsterdam ter ere van het bezoek van Peter de Grote
op 1 september 1697. Het jacht van de tsaar is herkenbaar aan de wit-blauw-rode kampanjevlag met dubbele gekroonde adelaar in het blauwe veld.
Door A. Storck. Collectie Het Scheepvaartmuseum
Als je niet hecht aan bepaalde gebruiken en tradities
dan kun je het hele schip volhangen met oranje vlaggetjes of met de reclamevlag van je favoriete biermerk
of de nationale driekleur dag en nacht laten hangen
gedurende het hele jaar totdat er alleen nog een rafelig randje over blijft. Maar waarom trek je wel een net
pak aan naar je werk omdat dat de regel is, eten wij
met mes en vork, maar lap je de vlagetiquette aan je
laars? Wil je weten hoe het heurt, hoe de clubvlag te
voeren, waar de gasten- of eigenaarsvlag, dan is heel
goed en ook nog grappig en relativerend geschreven
een te downloaden publicatie van Zeilvereniging Het
Y het dunboek over het dundoek. Hiernaast zijn in de
bibliotheek van Het
Scheepvaartmuseum
De donkerblauwe
allerlei boeken over de
variant heb ik op
geen enkele vlag- ontstaansgeschiedenis
van onze driekleur te
genkaart gevonden vinden.
Al deze publicaties gaan voorbij aan de recente trend
van het gebruik van de rood-wit-donkerblauw als Nederlandse vlag. Naar verluidt vindt men donkerblauw
chiquer dan kobaltblauw. Geen punt toch? Smaken
verschillen en we mogen toch doen wat we willen? Ja
als het om tradities gaat, maar het veranderen van een
officiële vastgestelde kleur is net zoiets als een groen
navigatielicht vervangen door een blauw omdat dat beter bij de kleur van de romp past. Toch maar niet doen
lijkt mij. Vooral de zeezeiler kan zich maar beter aan de
standaard driekleur houden. Want is de donkerblauwe
in het buitenland nog herkenbaar als de Nederlandse
vlag? Ik denk het niet. En als het niet de Nederlandse
vlag is van welk land dan wel? De donkerblauwe variant
heb ik op geen enkele vlaggenkaart gevonden. Help,
vlag zoekt land.
Dunboek over het dundoek
‘De orkaan Hazel heeft een enorme
ravage aangericht aan de jachten die
aan de westkust van de Verenigde
Staten liggen.’
Een bericht waar u waarschijnlijk niet van achterover
slaat. Bovendien stamt het uit 1955. Maar het bericht
in de Waterkampioen vervolgt met de vetgedrukte
tekst ‘dat de van plastic gemaakte boten veel beter
weerstand hebben geboden dan de houten boten’.
Deze opmerkelijke mededeling past
helemaal in de sfeer van de berichten
en artikelen over de opkomst en
introductie van de eerste polyester
schepen.
kwam op gang en van oorsprong in hout gebouwde
scheepstypen, zoals de eenheidsklasse Snipe,
werden in polyester gebouwd. Een verschijnsel dat
hier in Nederland en Europa – vele jaren later - ook
plaatsvond. Voorbeelden daarvan zijn de Flying
Dutchman en Flying Junior en andere open boten, en in
latere jaren kajuitboten waaronder de Scandinavische
Volksboot. Het probleem in die beginjaren was
het vinden van de meeste geschikte versterkende
materialen voor de harsen. Voordat de glasmat werd
bedacht gebruikte men hiervoor wel sisal, katoen en
houtsnippers.
Kinderschoenen
1955
Als de in 1955 toenemende
aandacht in de Waterkampioen
voor dit onderwerp maatgevend is,
dan is dat het jaar geweest waarin
plastic boten voor het eerst serieus
worden genomen. Dat wil zeggen
in Nederland. Want in de jaren dat
ontwerpers en scheepsbouwers hier
nog experimenteren met kleine open
scheepjes, worden in de Verenigde
Staten al op grotere schaal reddingboten en grote
jachten van polyester gebouwd.
Polyester
Uiteindelijk zijn we Glass Reinforced Plastic (GRP)
polyester gaan noemen maar in de begintijd was
plastic gangbaar. Polyester is ontwikkeld door
te experimenteren met verschillende harsen en
versterkende materialen. Al in de jaren 30 van de 20e
eeuw zijn er in Amerika kleine polyester scheepjes
gebouwd door experimenterende ondernemers.
Na de Tweede Wereldoorlog begon het ‘echt’. De
productie van polyester vis- en bijboten en kano’s
geboortejaar van de
“plastic” jachtbouw
in Nederland
door Elisabeth Spits
De manier waarop over de plasticbouw in de
Waterkampioen is geschreven, is 60 jaar later haast
aandoenlijk te noemen. Zo
plastic boten
schrijft in 1955 K.Vijselaar uit
worden serieus
Enkhuizen dat zij ‘vorig jaar
genomen
reeds een plastic bootje van
2.60 meter hebben gebouwd
dat uitstekend voldoet als volgboot van een zeiljacht op
het IJsselmeer, de Friese meren en op de Wadden zee,
ondanks de ruwe behandeling’. Bovendien hoeft ‘plastic
niet doorschijnend te zijn aangezien de kleurstof
door de plastic gemengd wordt. Er zijn verschillende
kleurencombinaties mogelijk’.
Polyester Scandinavische Volksboot op een foto uit 2013. Dit exemplaar heeft een binnenboord
electromotor. Het originele ontwerp (hout overnaads) is van de jaren ‘40.
Veel schrijvers maken
melding van de
productiekosten. ‘Wat
wij tot nu toe over
de prijzen van plastic
boten gehoord hebben,
heeft ons wel de
overtuiging gegeven,
dat zij duurder zijn
dan de normaal van
Baron G.W.W.C. van Höevell hout gebouwde’, aldus
(1911-1994)
de ingezonden brief
van A.v.O. maar voegt
O. er met een slag om de arm aan toe: ‘…aangezien
de traditionele bouw van een Canadese kano nogal
tijdrovend en kostbaar is, is zakelijk gezien misschien
deze moderne versie van onze oude vertrouwde
canadees een goede greep’. Hierop reageert Mulder
& Rijke, bouwer van reddingboten en sinds 1961 van
de Oranjebloesem, een ontwerp van G.W.W.C. baron
van Höevell. Zij bouwden namelijk al voor 1955 vier
Canadese kano’s van polyester voor de politie(!),
verschillende maten bijboten en reddingboten voor 25
personen. Mulder & Rijke benadrukken dat de sterkte
van een polyester romp afhangt van het gebruiksdoel,
dus sterker voor een reddingboot dan voor een jacht
en dat dit ook de prijs beïnvloedt.
1955 is ook het jaar waarin E.G. van de Stadt de Stern
Paspoort Oranjebloesem
l.o.a.
9.00m
br.
2.65m
diepg.
1.45m
materiaal
polyester
ontwerp van Höevell
bouw Mulder & Rijke
Aantal gebouwd
27
jaar
sinds
1961
ontwikkelde.
Los van allerlei
andere meer of
minder succesvolle
initiatieven,
begon hiermee
in Nederland
de eerste echte
serieproductie
van een polyester
scheepje voor de
E.G. van de Stadt (1910-1999)
watersport. Dit jaar
kan wat mij betreft
als het geboortejaar van de polyester jachtbouw in
Nederland worden beschouwd. Dat betekent, beste
Polyclassiczeilers ,dat er volgend jaar een jubileum is te
vieren.
[
Oranjebloesem “Scarlet”
eigenaar: B. Wilken
Foto augustus 2014
Het journaal van de Takebora
blijft boeiend voor veel zeilers.
In 2012 werd het nogmaals
opnieuw uitgegeven. Op de
omslag de Takebora in de baai
van Papetoai, Mooréa.
Hans Maurenbrecher bekijkt
zijn rode Oranjebloesem in
aanbouw op de werf van
Mulder en Rijke.
De Oranjebloesem Takebora
‘Nu na enige maanden zeilen, kan ik u
mededelen , dat ik met de “Oranje Bloesem”
zeer tevreden ben. De afwerking is uitstekend,
prachtig lakwerk en de zeileigenschappen
zijn eveneens zeer goed.’ aldus de folder die
Mulder en Rijke maakten ter aanbeveling van de
Oranjebloesem.
De polyester Oranjebloesem is een ontwerp
van G.W.W.C. baron van Höevell en was in 1962
voor het eerst op de Hiswa te zien. Bekendheid
kreeg het ontwerp niet door het grote aantal
dat er gebouwd zijn, namelijk slechts 28. De
Oranjebloesem werd een begrip door de reis
van Hans Maurenbrecher, waarover in de
Waterkampioen verslag werd gedaan.
Het citaat hierboven is afkomstig uit een brief
van Hans Maurenbrecher aan scheepswerf
Mulder en Rijke. Maurenbrecher , een
gepensioneerde luchtmachtofficier, besluit met
een Oranjebloesem, Takabora gedoopt, solo
naar zijn familie in Nieuw Zeeland te varen. Hij
vertrekt in 1964. Als de reis naar wens verloopt
heeft hij het plan om ook zeilend terug naar
Nederland te varen. Het schip bevalt hem en
het solozeilen geeft ook geen problemen. Na
een langdurig verblijf bij zijn familie in Nieuw
Zeeland, hij trouwt daar ook, gaat hij op weg
naar Nederland. Maar hij komt niet ver. De
Takebora en Maurenbrecher verdwijnen bij het
Great Barrier Reef aan de oostkust van Australië.
Zekerheid over zijn lot is er nooit gekomen, maar
de meest waarschijnlijke versie van het ongeluk
is dat hij overboord is geslagen waardoor zijn
schip op de rotsen is terecht gekomen. Als
Maurenbrecher ‘gewoon’ IJmuiden zou zijn
binnengezeild, was hij daarmee de geschiedenis
in gegaan als de eerste Nederlander die solo
rond de wereld was gezeild. Buitenlandse
zeilers leverden deze prestatie al eerder, met
de Amerikaan Joshua Slocum in 1898 als eerste
en groot voorbeeld. Pogingen van Nederlandse
zeilers strandden voortijdig. In 1937 en 1948
probeerden respectievelijk Ko Kuyt met de
loodssloep Holland en A. van Nieuwkoop
met de kits Alk om als eerste Nederlandse
wereldomzeilers naam te vestigen.
De eerste moest vanwege ziekte de reis staken
en bij zijn tweede poging in 1939 stak het
uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een
spaak in het wiel. De Alk strandde in 1948
in de Rode Zee op een rif. Van Nieuwkoop
overleefde het wel, maar deed geen tweede
poging.
Hierna volgde Maurenbrecher’s dramatisch
verlopen reis. In 1969 lukte het Bertus
Zijdenbos uiteindelijk als eerste Nederlandse
pleziervaarder rond de wereld te zeilen met zijn
jacht Santa Maria. Op radio en televisie, in de
kranten en watersportbladen, ook buiten de
zeilerswereld trok zijn prestatie veel aandacht.
De belangstelling voor het rond-de-wereldzeilen ebde weg toen vanaf de jaren zeventig
van de twintigste eeuw steeds meer zeilers dit
avontuur aangingen.
Plastic zeilkruiser
‘De firma Mulder en Rijke te IJmuiden is
kort geleden met een plastic zeilkruiser
[…] uitgekomen, aldus de aankondiging In
het Hiswanummer van de Waterkampioen
in 1962. De redactie vervolgde met ‘als
merkwaardigheid van de constructie
mag worden genoemd, dat romp en kiel
uit een stuk worden gemaakt, waar de
gietijzeren ballastkiel in wordt vastgezet
met cement.’Voor Maurenbrecher was deze
‘merkwaardigheid’ juist een pre, omdat het
de kans op lekkages aanzienlijk reduceerde.
Ook het bakdekontwerp vond hij juist zeer
geschikt voor het negen meter lange zeeschip
dat maandenlang zijn huis zou zijn. De hoge
kop hield het buiswater op afstand en binnen
Takebora onder zeil tijdens
zorgde het voor extra ruimte. Maurenbrecher,
een van de proeftochten.
op zoek naar een geschikt ontwerp voor
zijn soloreis, zag het schip op de Hiswa staan en was meteen enthousiast. Hij had wel een stalen schip in
gedachten, maar door zijn positieve ervaringen met polyester bij de luchtmacht en toen hij zag hoe degelijk de
Oranjebloesem gebouwd werd, was zijn keuze snel gemaakt. Na enkele aanpassingen, zoals extra schotten met
kleinere patrijspoorten voor de vrij grote ramen, ging Maurenbrecher op pad.
Door de noodlottige afloop werd het onbedoeld een historische reis en werd de Oranjebloesem, ondanks de
kleine oplage, toch een beroemd ontwerp.
Foto’s archief Scheepvaartmuseum Amsterdam
Uit de vroegste jaren van de polyester seriebouw
de “New Horizons” (1957)
New Horizons
De kielmidzwaard “New Horizons” geldt als een van de eerste modellen uit de polyester seriebouw ooit. 120 stuks van dit Sparkman & Stephens ontwerp
uit 1957 werden door Ray Greene in de Verenigde Staten vanaf dat jaar gebouwd. Oorspronkelijk met een negatieve zeeg (katterug zoals op de foto hierboven), in 1960 werd het een een klassieke zeeg.
Klassiekers met een “kattenrug”
Heeft de New Horizons model gestaan voor de Albin Vega
of is de Vega een “look alike”?
Albin Vega
De New Horizons heeft een opmerkelijke gelijkenis
met de Zweedse Albin Vega en Albin Viggen, ook
met de neiging tot een katterug. Tevens doen het
diepliggende achterschip en de getrapte opbouw
denken of de New Horizons model heeft gestaan
voor Per Brohäll’s ontwerpen. Of zijn beide schepen
slechts een “look alike” van dit Amerikaanse schip?
Wie zal het zeggen?
Albin Viggen
Eigenaren van New Horizons zijn te volgen in de
Yahoo group “newhorizonssailboat”.
Albin Vega eigenaren zijn te volgen op de site van de
Ver. Kring van VEGA-Zeilers.
Tripp
Lentsch
29
Tripp Lentsch 29
“Joint Venture”
Nederland - U.S.A.
Partners: Scheepswerf de Vries Lentsch, vliegtuigfabriek
Fokker en ontwerper Bill Tripp
Tripp Lentsch 29 “Zeeteef”
Zeeteef
Deze prachtige Tripp Lentsch 29 “Zeeteef” is eigendom van Willem en Janneke
van Ouwerkerk. Het S-spant jacht is gebouwd in 1963 met bouwnummer 4.
Omdat de meeste Trip Lentsch’en werden geexporteerd, is het vermoedelijk het
oudste exemplaar in Nederland. De eerste eigenaar was G. de Vries-Lentsch.
Hij gebruikte het schip als demonstatiemodel en voer er wedstrijden mee. De
Zeeteef werd gebouwd in Vianen door de joint venture Fokker-de Vries Lentsch
Handelmij. Samen zochten deze ondernemingen kansen in de nieuw ontstane polyestgerbouw. Kansen in Nederland, maar vooral ook
met het oog op de export naar de Verenigde Staten. De Nederlandse gulden koers stond laag en de vraag was hoog!
Bill Tripp Jr.
De Amerikaanse ontwerper Bill Tripp Jr. (1920-1971) werd in de arm genomen en voilá: de Tripp Lensch 29. De bij een auto ongeval
tragisch om het leven gekomen ontwerper stond aan de wieg van de polyester seriebouw en tekende o.a. ook voor de Sailmaster 26
en was ontwerper bij vermaarde ondernemingen als Sparkman & Stephens en Columbia Yachts. Bij het failissement van de werf de
Vries Lentsch werd bouwnumer 4 de handgreep van het schuifluik, een gietijzeren hondje. Dit beeldje is afkomstig van het binnenvaartschip waar Willem’s vader op voer. Het verwijst ook naar de toestand van de Tripp bij aankoop: zo lek als een theezeef.
Willem en Janneke zijn lid van de Behoudsvereniging Klassieke Polyester Jachten (BKPJ)
Jubileumboek
50 jaar
Trintella
verschenen!
aa
W
r
e
an d
v
r
e
Pet
Het nieuwe boek “Trintella
Yachts, Hollands Glorie uit
Brabant” van Peter van
der Waa geeft een rijk
beeld van de ontwikkeling
van een botenwerf uit ’s
Hertogenbosch. Hier zijn sinds
1952, met veel passie voor
vakmanschap, zeewaardige
en luxe zeiljachten gebouwd.
Hoewel in 2002 de activiteiten
van de werf gestopt zijn,
leeft de merknaam Trintella
met het behoud van deze
duurzame jachten nog lang
voort.
In 1964 is, met de start van de
serieproductie in polyester de
naam Trintella meegegeven
aan deze zeiljachten. Ter
gelegenheid van het vijftig
jarig bestaan van deze
merknaam wordt met dit boek
een schets gegeven van de
historische ontwikkeling van
de werf en de vele Trintella
modellen die er zijn gebouwd.
Daarnaast komen fraaie
restauratie projecten aan bod
en vertellen Trintella zeilers
bijzondere reisverhalen.
Het ruim 225 pagina’s tellende
boek, uitgegeven door de
Trintella Vriendenkring, is
in full colour en hardcover
uitgevoerd en bevat veel
mooie foto’s en tekeningen.
Bestelinformatie:
www.trintella.org