Een greep uit de geschiedenis van klassieke polyester zeiljachten Met bijdragen van Elisabeth spits E - Magazine de classic “E-magazine “de CLASSIC Zeiler” is een verbrede voortzetting van het blad “de Polyclassic Zeiler”, voor liefhebbers van klassieke zeiljachten ontworpen vóór 1975. Waren bij de Polyclassic Zeiler exclusief klassieke polyester zeiljachten aan de orde, de Classic Zeiler is er voor alle klassieke zeiljachten. Het magazine beoogt lezers te interesseren voor klassieke zeiljachten en hun belangenorganisaties. Ontwikkelingen op het gebied van de klassiekers worden gevolgd. Ook wordt aandacht gegeven aan algemene watersport onderwerpen, van belang voor klassieke zeiljachten, hun eigenaren en organisaties. De Classic Zeiler biedt tevens plaats voor nieuws van geselecteerde relevante organisaties. Artikelen zijn door de redactie geschreven, tenzij anders vermeld. Old Salt Watersport Publicaties Graaf Willem de Oudelaan 70 1412AW Naarden Redacteur: Rob Kloosterman ISSN 2352-5487 Tel: 035/6910562 ; 06/12454986 E-mail: [email protected] www.oldsaltwatersport.nl Overname van artikelen alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden OldSalt Watersportpublicaties en de auteurs geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan. Adverteren: E -mail: [email protected] Tel: 035/6910562 ; 06/12454986 www.oldsaltwatersport.nl Zeiler Dit boek is een compilatie van eerder verschenen artikelen in e-magazine “de PolyClassic Zeiler”. Onder anderen zijn de bijdragen van Elisabeth Spits hierin weer gepubliceerd. Elisabeth Spits is conservator schepen en techniek van het Scheepvaartmuseum Amsterdam. Zij is gespecialiseerd in de geschiedenis van pleziervaart en watersport. Van haar hand verscheen o.a. de titel “Nederlandse jachten 1875-1975, ontwerp en bouw van zeil- en motorjachten”. Foto's voorpagina: Links Boris Nieuwenhuijzen. Rechts Theo Kampa. inhoud In gesprek met Dick Zaal Jan Vis, Albin Vegazeiler Joan van der Waals, geestelijke vader van de PION De “Nordic Folkboat” Over Dolf Lecomte Tyler Boatcompany Vlagvertoon Geboortjejaar polyester jachtbouw in Nederland Oranjebloesem Takebora Klassiekers met een kattenrug Tripp Lentsch 29 In gesprek met Dick Zaal over toen en nu W ij spraken de man achter de ontwerpen van o.a. de Trintella 1, een hele rits Contesten en later van talloze one offs, polyester, aluminium, epoxy noem maar op. Dick Zaal (75), geboren en getogen Hoornaar begon zijn carrière in de jaren ‘50 als 16 jarige scheepstimmerman bij de vermaarde scheepswerf van Ricus van de Stadt in Zaandam. Toen riep de militaire dienstplicht. Trintella’s voor Anne Wever De afgezwaaide militair keerde weer terug in Zaandam en werd al snel opgenomen in het ontwerpteam, toentertijd ondergebracht in het fietsenhok. Van de Stadt had intussen ook de voordelen van polyesterbouw gezien, zodat Dick betrokken was bij de ontwikkeling van de polyester Trintella 1, opvolger van de stalen Trintel 1. Waarom werden die schepen vernoemd naar een zandbank in het IJsselmeer? Een zeiljacht heeft daar niets te zoeken, zou je zeggen. De latere Trintella’s werden getekend door Cees van Tongeren. Trintella’s met een houten opbouw, omdat opdrachtgever Anne Wever van de gelijknamige werf een schip zonder hout maar niets vond! De Trintella’s met een polyester opbouw werden in Groot-Brittannië gebouwd. De watersportzaak Tijdens ons bezoek aan Dick in zijn woning aan de haven van Hoorn spraken wij ook zijn echtgenote. Jarenlang dreef zij daar de bekende watersportwinkel naast de zorg van vier opgroeiende kinderen. Oude tijden herleefden weer. Trintella 1 t! ou h n a v ield h r e v e W e n n A Zaal, de allrounder In die tijd werd Dick ook opgenomen in het wedstrijdbemanningteam van de werf. Een allround werknemer waar Ricus blij mee moet zijn geweest. Scheepstimmerman, ontwerper en wedstijdzeiler. Er is niet veel mèèr nodig om een goed zeiljacht te bedenken! Conijn’s Conyplex Dehler En toen werd de zaak verkocht aan het Duitse Dehler. Dick zocht nog een tijdje zijn weg, er was nog sprake van de Alkmaarse Victoria werf, maar het werd uiteindelijk Medemblik, na 14 jaar bij Van de Stadt te hebben gewerkt. De Alkmaarse houthandel Conijn was intussen ook geïnteresseerd geraakt in het toen redelijk nieuwe polyester. Dus de familie Conijn, van huis uit een advocatengeslacht, stapte in de seriebouw van polyester jachten. Conyplex is dus eigenlijk wel een toepasselijke naam. Dezelfde A.J.T.H. Conijn was van 1954 tot 1971 voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers. Dick trad in 1972 bij Conyplex in dienst en ontwierp onder zijn eigen naam een nieuwe serie Contesten. Daarvan zijn momenteel de 25,27,28,30,31ht,36 en 48 PolyClassic geworden. Dat waren in 4 jaar 2 modellen per jaar en daarbij kwamen nog aanpassingen aan de Contesten 33,38 en de voormalige Contest 30, later 31 gendoemd. Vooral export Hoewel zij toentertijd ook vaak op het IJsselmeer te zien waren, werden de meeste Contesten naar de firma van Breems in de Verenigde Staten geexporteerd, een activiteit die de ruggegraat van Conyplex vormde. De jachten werden in Medemblik op de vrachttrein gezet en via Rotterdam naar de V.S. verscheept. Jawel, in die jaren was Medemblik nog in het NS spoornet opgenomen. Na 8 jaar bij Conyplex in loondienst te zijn geweest, begon Zaal voor eigen rekening te ontwerpen. Uiteindelijk zou hij tot 1998 32 ontwerpen voor Conyplex tekenen, waarbij hij nooit streefde naar een eigen “familie” stijl van zijn modellen. Daarom ziet deze ontwerper toekomst in de “one off” markt, en wel in aluminium- of epoxy bouw. Export naar de V.S. Na-oorlogse Sales Bonanza! test n o C het n i p l omp u l t k e n d e roem dus ook e e b e i D had l i e z t groo zijn! n e n n ku Na de tweede wereldoorlog werd watersport booming business in de V.S. en wel hoofdzakelijk door de opkomst van polyester seriebouw. Het enige dat de stortvloed aan jachten kon stoppen was het chronisch tekort aan ligplaatsen dat wachtlijsten van honderdduizenden veroorzaakte. Arie van Breems, Nederlands emigrant, begon in 1956 te Westport, Connecticut aan de V.S. oostkust met het importeren van jachten. “Van Breems International”. Onder anderen uit Nederland de Holiday van E.G. van de Stadt en de Flying Dutchman van Conyplex. Later importeerde hij Contest zeiljachten onder de naam “Van Breems Holland Yachts”. In de jaren ‘70 was hij hiermee de grootste jachtimporteur in de Verenigde Staten en dat waren meestal de Contesten 31S en 33S. Zoon Martin kocht zijn vader in 1986 uit en begon MVB Inc, Dutchman Sail Hardware and Sound Sailing Center, Long Island, Connecticut. Websites bij dit artikel www.dickzaalyachtdesign.nl www.joshua-contestyacht.nl www.trintella.org www.polyclassics.nl www.contestyachts.com www.cyoc.nl Contest 30 Contest 25 Hoe duurzaam was de successtory Nederlandse polyester seriebouw? Kijkend naar wat hier anno 2014 nog van over is en kijkend naar de productie in Duitsland, dan lijkt het er op dat deze tak van industrie het in Nederland op veel fronten laat afweten. Wat de Duitsers in de autoindustrie doen, maken zij ook waar in de polyester jachten seriebouw! Zeilpetje af! De vraag is: Waar blijven de nieuwe Wevers, Vaders, van Lentschen en v.d. Stadt’s? Contest 30 Zelf zeilt Dick nog altijd in zijn speciale Contest 30, de “Inflexible” uit 1976. Een PolyClassic in die zin dat het een doorontwikkeling is van een ontwerp van voor 1975. In al die vroegere jaren heeft de familie Zaal, inclusief 4 kinderen veel zeereizen gemaakt naar Noorwegen, Schotland, de Kanaaleilanden en natuurlijk het IJsselmeer dat voor de deur ligt. De achterkajuit was in die jaren meer dan welkom. En ook nog de 24 Uurs Zeilrace op het IJsselmeer niet te vergeten! Dick won deze klassieker 2 keer “over all”. Hij denkt er over volgend jaar zich weer te meten in de 50e editie van dit zeilfestijn. Contest 30 “Inflexible” Prominente PolyClassic Zeilers Jan Vis Albin Vega schipper 1919- 1998 Eind jaren zestig begon de Zweedse export naar Nederland van het toen gloednieuwe 27 voets zeiljacht Albin Vega. Zaankanter en vervent wedstrijdzeiler Jan Vis was er in 1972 al snel bij om er een aan te schaffen. In de eigenarenclub Vegakring was hij de drijvende kracht achter het wedstrijdzeilen. Zelfs werden er instructieweekeinden georganiseerd en functioneerde hij jarenlang als voorzitter van de Nederlandse Vegaklasse Organisatie, onderdeel van de Kring. Ook in de internationale “Vega One Design Association” was Vis lange tijd actief als secretaris. Op sleeptouw naar de Kaag Links op de boot Jan Vis. Foto Peek Ferf. door Laurens Vis G eboren aan de Zaan te Wormerveer groeiden Jan en Ab Vis op langs het water. Dat werd gestimuleerd door hun ouders en al op jonge leeftijd werd er geroeid en gezeild. Het eerste bootje was een vogeljachtje, de “Tobea II”, een ontwerp uit de jaren ‘30 van H.W. de Voogt. Met vrienden en vriendinnen werden zeiltochtjes gemaakt, vaak naar het Zwet en het Alkmaardermeer en vooral het starteiland van de Zaanlandse Zeil Vereniging. Het bootje werd puik onderhouden, maar na een paar jaar begon het toch te kriebelen en er moest wedstrijd worden gevaren. Mede geïnspireerd door de successen van Daan Kagchelland, die in 1936 de gouden medaille op de Olympische Spelen won werd het jachtje verruild voor twee Olympia jollen. Er ontstond een hele groep van Zaanse vrienden, die veel wedstrijden voer, meestal op het Alkmaardermeer. In de vakanties werden de wedstrijdweken afgevaren, Jan met de Olympia jol 050 zoals de Kaagweek, Loosdrecht of zelfs “Skål” (1943) naar Sneek. Dat ging niet even op een trailer achter de auto, maar zeilend of slepend achter een beurtschipper of sleepboot. Het was vaak een hele onderneming. Met vrienden werden in 1941 zes boten overgezeild naar Loosdrecht. De vloot bestond uit 4 O-jollen, een 12-voetsjol en de (1e) Tulla. Twee man zeilden de Tulla, dan 4 onbemande jollen er achter en de laatste man als “remmer”in de 12-voetsjol. Door een loeiende wind moest dit plan toch worden herzien en werd de tocht in twee keer gezeild. Je leerde er wel door zeilen. Geslapen werd er aan boord op de houten vlonders. Een harde bodem? Dat maakte niet uit. Succes! Er werden de nodige overwinningen gehaald, vooral in het oorlogsjaar 1941, toen er nog steeds gezeild kon worden. Na Loosdrecht namen de broers deel aan de Kaagweek, waar Jan de hoofdprijs won in de B-klasse, na drie keer de eerste plaats te hebben gehaald. Ook Ab zeilde niet onverdienstelijk en haalde volgens de Waterkampioen van dat jaar verschillende prijzen. De reacties van zijn studiegenoten in Rotterdam, waar Jan in 1940 economie was gaan studeren, logen er niet om. Een citaat uit zijn bewaard gebleven correspondentie: “Vuile zeilprol”, was de aanhef: “Dat doet daar maar wedstrijdjes alsof er niets aan de hand is in de wereld! Zeilt in zoogenaamde Olympiajollen op zoogenaamde Kagen en wint zoogenaamde prijzen. Bah! En dat terwijl Nederland zucht en zwoegt, terwijl de studentjes kreunen en duiken, terwijl de soldaatjes roepen en terugroepen. Die Vis denkt dat er niets aan de hand is en houdt zich aan het zilte nat. Je moet toch maar lef hebben”. Olympische Spelen in Londen met de draak van Ricus van de Stadt. Dat haalden ze net niet, maar in Torquai wonnen ze wel een geldprijs van 10 Britse ponden, een groot bedrag in die tijd. de Zeevalk Ook werd bemand op de Zeevalk (H186) van Cees Bruynzeel, een ander vooruitstrevend ontwerp van Ricus. Gemaakt van Bruynzeel hechthout, was dit een zeer licht en slank schip, dat bij ruime wind kon planeren en vaak sneller was dan hun veel grotere tegenstanders. Onderduiken in de oorlogsjaren Na ’42 was het over met zowel het wedstrijdvaren als met de studie. In Wormerveer werd voor Jan een “onmisbare” baan bij de voedselvoorziening gecreëerd, waardoor hij nog wat bewegingsvrijheid had en zich soms volgens zijn persoonsbewijs als Jan Blankenvoort op straat begaf. Ab dook onder op een boerderij in de Wieringermeer. Na een aantal maanden schreef hij een brief aan zijn broer met de onvergetelijke zin: “Jan, het is bewezen, mannen zijn zelfreinigend!” de “Trial” Na de oorlog Jan Vis met de “Trial” op de Noordzee werd het grote (1947) Foto Waterkampioen water opgezocht, met de eerste “Tulla” van Simon de Wit of met Ricus van de Stadt. In 1947 had Ricus een experimentele boot ontworpen, de Trial (H 95), nauwelijks groter dan een Draak en bemand door drie personen. Er werd ingeschreven voor de Hoek van Holland - Harwich race en terug. Het was een slanke boot met een kleine kajuit en een aparte plaats voor de stuurman. Een zeereling zat er niet op, maar op het achterdek was precies plaats voor een heel klein jolletje, om in Engeland aan de wal te kunnen komen, maar ook bedoeld om bij harde wind de achterop komende golven te breken. Buiten mededinging mochten zij meevaren. Het zeezeilen verkeerde nog in een experimentele fase, maar de Zaanse zeilers hadden durf en waren hun tijd vooruit. In 1948 probeerden zij zich nog te kwalificeren voor de De bemanning van de Zeevalk in de jaren ‘40. Links Ricus van de Stadt, rechts Cees Bruynzeel. Staande in het luik Simon de Wit. De man liggend op de achterplecht Ab of Jan Vis. de “Tulla” De jaren ‘50 werd vooral veel gezeild in de verschillende Tulla’s met Simon de Wit. Er werden veel successen behaald met de eerste stalen Tulla, waarbij de jaarlijkse Harwich race het hoogtepunt vormde. Simon was een vriend voor het leven, maar een gedreven wedstrijdzeiler, die veel van zijn bemanning vergde. Daar moest je wel tegen kunnen en Jan, met zijn rustige natuur, liet de donderpreken gewoon over zijn hoofd heen waaien en concentreerde zich op het zeilen. Vooral het sturen ging hem goed af. Na de finish en het vaak goede resultaat was alles weer vergeven. Ab was de allround zeiler, handig en georganiseerd en met hem aan boord zag het schip er altijd tip-top uit. Daarnaast zat hij vol met mooie verhalen en zorgde voor een uitstekende stemming aan boord. Admirals Cup team De successen smaakten naar meer. In 1962 werd een nieuwe stalen Tulla gebouwd, opnieuw naar ontwerp van Ricus van de Stadt. Speciaal voor lange zeilers als Ab werden de kooien twee meter lang. Opnieuw een Yawl met een kleine bezaansmast achter het roer. Nieuw was een tweede trimroer achter de kiel. Met de gloednieuwe boot werd in 1963 meegedaan aan Cowes-Week en daar was de Tulla één van de drie schepen van het Nederlandse Admirals-Cup team. De Fastnetrace was daarvan het hoogtepunt. Het team behaalde voor Nederland de derde plaats, vooral dankzij de Tulla, die als tweede eindigde in het totaalklassement. De Tulla met volle zeilen op de Solent in 1963. Ab zeilde ook veel met de Elina van Hein Kaars Sijpesteijn, waar het wat gemoedelijker aan toe ging. Het was een mooi gelijnde houten sloep met een klassiek zeilplan, die in 1963 werd vervangen door de polyester “Merlijn”, alweer een Van de Stadt ontwerp. De zoons Een wedstrijd met de Merlijn op de Noordzee liep voor Jan’s broer Ab , schipper Kaars Sijpesteijn en overige opstappers fataal af. Zie hiervoor ook de Polyclassic Zeiler nr 9 De opgroeiende zoons Ab en Laurens werden eveneens gestimuleerd in de zeilsport, eerst met een jolletje voor het huis, en daarna met een jeugdboot en twee solo’s. Als moederschip fungeerde de “Vleet”, een 8 meter lange motorkruiser, naar ontwerp van Willem de Vries Lentsch. Jan Vis in een motorboot, dat mocht wel in de krant. Maar vaak was één der solo’s beschikbaar en er werd nog menige wedstrijd op het Alkmaardermeer gezeild. De familie van Ab kocht een boerderijtje bij de Beulakerwijde, waar werd gezeild in een hornet en een OK-jol. Bestuurlijke activiteiten Bestuurlijk was Jan actief in het bestuur van de ZZV en in het Koninklijk Verbond van Watersport Verenigingen. Meer dan tien jaar organiseerde hij de jaarlijkse “Mannentocht” van de ZZV in Volendam, als afsluiting van het vaarseizoen. Op originele wijze en in schitterend proza werd de vaste kern van leden opgeroepen om het seizoen op gepaste wijze af te sluiten. Na het diner bij Hotel Spaander werd tot in de kleine uurtjes nagepraat over de hoogtepunten van het afgelopen jaar en andere mannenpraat. Als de olielamp in het vooronder van de botter van Jan Stuurman Sr. wegens zuurstofgebrek uit ging, was het tijd om de kooi op te zoeken. Albin Vega In 1972 verruilde Jan de “Vleet” voor een polyester zeilboot van het type Albin Vega, een Zweeds schip van ruim acht meter lengte. De Vega klasse werd in korte tijd zeer populair en al snel zeilden er in Nederland zo’n tweehonderd schepen, mede dankzij de zeer actieve klasse organisatie. De thuishaven van de “Fint” werd Medemblik, waar via de ZZV een ligplaats kon worden verkregen in de Westerhaven. Eén van de leuke aspecten van de Vega klasse was dat er jaarlijks een evenement werd georganiseerd, waarbij ook wedstrijden werden gehouden. Al spoedig werd Jan gevraagd om voorzitter te worden van de Vega wedstrijdorganisatie, die een jaarlijks kampioenschap organiseerde met wedstrijden als de IJ-torenrace, de 100-mijls race en de Flevo race. Een hoogtepunt werd steevast de deelname aan de 24-uursrace. Jan was een uitstekend stuurman en schipper, die urenlang geconcentreerd kon varen. Hij zeilde veel met zijn zoons Ab en Laurens, en ook neef Steven Vis werd een regelmatig bemanningslid. Albin Vega “Fint” tijdens de Internationale Friendship Regatta op het Markermeer bij Hoorn 1985 Al spoedig kreeg de blauwe “Fint” de reputatie van een snelle zeiler en deed zijn naam eer aan: een Fint is de koningsharing die vóór de school uit zwemt. Vele prijzen werden gewonnen. Ook internationaal ontstonden contacten, die resulteerden in de tweejaarlijks georganiseerde “Friendship Regatta”, waar vaak zo’n 80 deelnemers uit Scandinavië, Duitsland, Engeland en België aan deelnamen. Jan Vis werd internationaal secretaris van de VODA, de “Vega One Design Association”, met als gevolg het ontstaan van vele vriendschappen uit deze internationale contacten. Hoewel van jongs af aan watersporter zeilde echtgenote Ada al spoedig tijdens de wedstrijden niet meer mee, omdat er te weinig rekening werd gehouden met haar angstige momenten (“Mam, de Fint kan niet omslaan”) maar zij was wel een trouwe supporter bij deze evenementen. In 1972 was een Vega een schip van een normaal formaat, maar na twintig jaar was de gemiddelde grootte van een zeilboot fors toegenomen, en was de Fint inmiddels de kleinste boot aan de steiger in Medemblik geworden. We zeilden er niet minder hard door en hadden in 1996 meer dan twintig keer de 24-uurs race reglementair uitgezeild met bijna evenveel prijzen. Het was de laatste keer dat Jan op zijn 77-ste meedeed aan deze wedstrijd. Hij was een taaie, maar zijn ziekte vergde teveel van zijn krachten. In 1997 was hij nog deelnemer aan het Vega evenement in Enkhuizen, maar aan het einde van dat jaar bracht hij de Fint voor de laatste keer naar de winterberging. Foto boven: Drie generaties tijdens de Haaks-Waddenweek in 1990. V.l.n.r Laurens, Jan en Olivier Vis. Foto onder: De Fint en bemanning na het winnen van de Albin Vegaklasse 24 Uurs van 1998. (146.7 zm) De 25e 24 Uurs van de Fint. Vlnr: zoons Laurens en Ab Vis, Remmert Dekker en Steven Vis. Jarenlang maakte Jan zich bij de Nederlandse Vegakring verdienstelijk als voorzitter van de wedstrijd-organisatie. In die functie hierboven tijdens een bijeenkomst in 1992 met Gert Wonder, mede-oprichter van de Vegakring. Ook op het internationale vlak liet hij zich niet onbetuigd. Ter bevordering van de internationale samenhang van Vegazeilers werd al vroeg de “Vega One Design Association”, VODA opgericht. Jan fungeerde ook hier weer een groot aantal jaren als secretaris. Op de foto uit 1988 hieronder afgebeeld met de Zweed Lars Lemby, VODA president, tijdens de tweejaarlijkse Internationale Friendship Regatta te Karlskrona, Zweden. Promi nente PolyC lassic Zeiler s jo van de zee geestelijke P oan er waals Z eilend in Denemarken inspireerde het succes van de Scandinavische eenheidsklasse “Nordisk Folkbåt” van der Waals tot de instelling van een Nederlandse eenheidsklasse zeegaand zeiljacht. Naar zijn plan werd het de PION, waarmee hij (ook vandaag nog) met succes talloze regatta’s en tochten zeilde. En, niet te vergeten, de “Great Storm” van Fastnet 1979 die hij met zijn 4 koppige bemanning overleefde. ezeiler en e vader van de Pion dr. J.H. (Joan Henri) van der Waals Amsterdam, 1920. Emeritus hoogleraar experimentele natuurkunde, Universiteit Leiden. Vroegere functies zeilsport: Technische commissie voor Zeevaart KVNWV. Voorzitter Noordzeeclub. Lid Pion Klasse Organisatie. De eerste contacten met watersport van Amsterdammer Joan van der Waals (1920) waren in de jaren ‘40 bij Nereus, de Amsterdamsche Studenten Roeivereeniging. Nou ja, hij schaatste in 1941 tijdens de oorlog een keer de Elfstedentocht, maar dat terzijde. Bij Nereus roeide van der Waals, met vriend en zeezeiler van het eerste uur Simon de Wit, telg van het toenmalige Zaankantse kruideniersconcern en zwager van Ricus van de Stadt. Zeezeilvirus Opstappen op de Wit’s Tulla, een zeegaand zeiljacht, lag dan ook voor de hand en voilà, het zeezeilvirus sloeg toe. Ergens in de 50er jaren wist de Wit een houten zeiljacht, model Nordisk Folkbåt te koop. Houthandel Remmert Aten in Zaandam had in de oorlogsjaren wat grenenhout verstopt en liet daar na de bevrijding op de werf van Jaap Kraaier, ook al in Zaandam, dit fraaie scheepje van bouwen. Joan was meteen verkocht en de “Volksboot” was voor hem. Tot 1965, toen kwam een mooie Engelse Twister in beeld, ontworpen door Kim Holman en gebouwd bij Tyler in het Verenigd Koninkrijk. pio mar Pion In 1974 moest ook deze Twister plaats maken, ditmaal voor Pion “Marina”. En daar vaart hij vandaag de dag nog steeds mee! Maar aan die Pion ging een hele geschiedenis vooraf. PION “Marina” tijdens de Burnh (GB oostkust) Aan de helmstok sb lier Mogens Domela Nieuwen achter de genua Douwe Maas en foto: Coloryan Burnham. on rina ham Week 1974. Ricus van de Stadt, nhuis, bb railing Frans de Vries Lentsch jr, n Joan van der Waals Nordisk entypsbåt Met zijn Scandinavische Volksboot maakte van der Waals, lid van de Zaanlandsche Zeil Vereeniging, Geschiedenis al vanaf 1956 tochten naar Nordisk Folkbåt in de Scandinavië. Bijzonder Polyclassic Zeiler nrs onder de indruk was hij van 1 en 6 de activiteiten die hij daar zag van de Scandinavische eenheidsklasse “Nordisk Folkbåt”, zijn eigen type zeiljacht. In die tijd een “Nordisk entypsbåt, Scandinavische eenheidsklasse”. Geen ingewikkelde ratingformules en handicaps maar eenheid. “Dan komt het beste uit schip en bemanning”, vond van der Waals, in die jarenlang ook lid was van de technische commissie voor Zeevaart van de K.V.N.W.V. (Koninklijke Verbonden Nederlandsche Watersport Vereenigingen) “En kosten efficiënt” voor eigenaren, een ander belangrijk aspect. Nederlandse eenheidsklasse PION Er zou in Nederland ook een nationale eenheidklasse “zeegaand kajuit-zeiljacht” moeten komen. Zo dachten overige commissieleden er ook over en aldus werd van der Waals gevraagd met een plan te komen. Dat plan kwam er met als uiteindelijk resultaat de PION, ontworpen door Koos de Ridder onder het toeziend oog van E.G. van de Stadt van het gelijknamige ontwerpbureau. De bootnaam “Marina” was niet van der Waal’s eigen keuze. Hij stond ook al op zijn eerdere Volksboot. Namen veranderen brengt ongeluk, dus kreeg ook de Pion die naam. Paspoort PION L.o.a. 9.07m Breed 2.93m Diepgang 1.72m Waterverpl.* 3.800k Ballast 1.525k Ontwerp (jr) 1973 Ontwerp K. de Ridder/ E.G. v.d. Stadt Bouw v.d. Stadt; Lewin; Frans Maas; Friendship; v.d. Rest Nautic; Modus Marine. Aantal gebouwd: ca. 100/120 Vanaf 1973 zijn op de werf van van de Stadt enige PION’s gebouwd. Als snel echter werd de werf verkocht aan Dehler en de produktie aldaar gestaakt. De bouw werd overgenomen door diverse Nederlandse jachtwerven.(zie kader paspoort Pion) In de serie “Prominente PolyClassic Zeilers” gingen voor: Dick Zaal, Contest, Trintella, PZ nr 6 Jan Vis, Albin Vega, PZ nr 10 Hier te downloaden “Veertig jaar PION” is de titel van een recent door de PION Klasse Organisatie uitgegeven boekje over de ontwikkeling van van der Waals’ geesteskind. Voor informatie kan contact opgenomen worden met de Klasse Organisatie, info@ pionklasse.nl Fastnet Race klik hier voor het complete Fastnet verslag van Marina bemanningslid Frédéric Nabbe Augustus 1979 “The Great Storm” 303 deelnemende schepen 194 geven op 24 worden verlaten 19 worden geborgen 5 vergaan 15 personen laten het leven in de storm Fastnet Race: Cowes - Fastnet Rock - Plymouth Een van de deelnemende schepen aan de in een drama eindigende Fastnet Race 1979 was de PION “Marina” van Joan van der Waals. gebied. Ironie van het noodlot was dat juist toen de kleine schepen op de onheilsplek waren. De grotere jachten waren dit punt reeds lang gepasseerd. Bij de Labadie Bank ging het mis De Marina startte in Cowes met aan boord schipper van der Waals, zijn vrouw Silvia Völker, haar broer Nestor Völker, René Faber en Frédéric Nabbe. Hoewel de verwachtingen niet te slecht waren, was er wel sprake van een zeer snel de Atlantische Oceaan overstekende, niet te diepe depressie. Halverwege Marina’s oversteek naar Lands End sloeg “the Great Storm” toe ter hoogte van de relatief ondiepe (60m) Labadie Bank, het meest gevaarlijke Oliepeilstok in het vooronder Monstergolven sloegen de vechtende PION twee maal “knock down”, waarbij de mast onder water verdween. Tekenend voor de ravage was dat de oliepeilstok van de motor later in het vooronder werd teruggevonden. “Temidden van een onvoorstelbare rommel ging iedereen rustig aan het werk om alles te klaren, in een situatie waarmee je nu eenmaal rekening had te houden als je de zee opging”, aldus van der Waals. “Benedendeks was victualie en kommaliewant uit de opengeslagen kastjes aan bakboord gevallen en naar stuurboord geworpen. Ook was nogal wat water binnengekomen door het bovenste deel van de kajuitingang. Om ongeveer 04.00 uur was alles weer geklaard. De relatieve wind was ondertussen opgelopen tot 60 of meer knopen. Als navigator, gekleed in oliepak, “sliep” ik bij deze calamiteit aan de lage kant in de hondenkooi achter de kaartentafel. Het binnen stortende water had zo’n kracht, dat het onmogelijk was hier tegenin naar buiten te gaan. Tijdens de zware slagzij lag ik plat op mijn rug achter in de kooi tegen de onderkant van het bovendek aangeleund. Ik was dankbaar, dat de motor niet van zijn fundatie losbrak. Dit alles ging gepaard met een oorverdovend lawaai en het dwarsuit verzetten van het gehele schip met zoveel stoten, botsingen en “schuivende” geluiden, dat het leek, dat we in aanvaring waren gekomen met een groot koopvaardijschip. Dat moet echter de breker zijn geweest, die ons met een razende vaart bovenop de golftop meenam. Gelukkig richtte het schip zich weer vrij snel op, al moet ik toegeven, dat het óverkwam alsof ik een uur gevangen had gezeten”, aldus Frédéric Nabbe, bemanningslid van de Marina. Als wedstrijdzeiler is van der Waals zeer actief en succesvol. Taktiek, stroom, navigatie, wind zijn aspecten van de zeilerij die hem zeer aanspreken. Maar zijn hart gaat nu vooral uit naar de zeereizen met zijn Marina naar de Noordelijke wateren van Scandinavië, Rusland en de Baltische staten. In deze gebieden heeft hij dan ook vele zeemijlen afgelegd. Vooral de Noordkaap is favoriet. “Het totale isolement op zee spreekt mij aan. In die vroege jaren zonder smartphone en navigeren met een sextant. Bellen in een telefooncel en brieven van huis per poste restante”, aldus van der Waals. Vroeger reisden zijn echtgenote en de drie kinderen de Marina achterna op de buitenlandse tochten. Meevaren over zee leek hen te veel van het goede. Ook kamperen op het strand was een beter idee. Tot de dag van vandaag krijgt de 94 jarige van der Waals niet genoeg van het zeezeilen. Ook volgend seizoen staat weer een reis met zijn vertrouwde “Marina” op het programma, zij het uiteraard met een ruime bemanning. Tocht naar de Noordkaap. “Rondje Scandinavië - Rusland” jaren ‘90 E.G. van de Stadt Pionier in jachtontwerpen Achtergronden van E.G. van de Stadt en de ontwerpen vanaf 1930 tot 2000. Inclusief een cd met de ontwerpen. Heart of Glass De Amerikaan Dann Spurr schrijft over de moeizame eerste stappen van polyester jachtconstructie. Een reis door de wereld van fiberglass van de 2e Wereldoorlog tot 2000. Een aanrader voor liefhebbers van PolyClassics geschiedenis. Engels, 388 pagina’s. Int’l Marine / McGraw-Hill. Isbn 10 987654321 Deze polyester Volksboot uit 1978 heeft nog een houten mast en giek. Voor nog meer onderhoudsgemak zijn de rondhouten nu ook in aluminium leverbaar. Elisabeth Spits over haar Folkebåd t d u o h n e n j i l e k ie s s a l k n a v e j s l A De Scandinavische Volksboot Zo’n twintig jaar geleden kocht ik in Denemarken een tweedehands ‘folkebåd’ gebouwd bij Folkebådcentralen in Kerteminde. Daar werden sinds 1977 door Erik Andreasen polyester Volksboten gebouwd. Dat zoveel moois en goed zeilend ook nog in makkelijk polyester te koop was, vond ik geweldig. De Freja was uitgerust met goede zeilen en buitenboordmotor, had een mooi met hout betimmerd interieur en was tiptop onderhouden. Over de fantastische zeileigenschappen had ik al veel gehoord: zeewaardig, nooit reven, snel en hoog aan de windzeilend. Klopt allemaal! Iets preciezer: we voeren altijd op het IJsselmeer en ook de Noordzeekust hebben we bevaren. De Volksboot ligt snel op één oor, maar de tegenwerking van de kiel is voelbaar ; nooit reven: dat kan, mits de aanwezigheid van een bemanning van minimaal drie maal 80 kg. Voor twee keer 60 kg vaart het met een rif wel veel rustiger. En snel: niet in vergelijking met moderne ontwerpen, maar wel voor een klassiek ontwerp en zeker voor een scheepje met een waterlijnlengte van zes meter. Zijn er dan helemaal geen bezwaren? Eigenlijk niet, tenzij je een grote kombuis, douche, en stahoogte verwacht. Maar als je van klassieke lijnen houdt en als het zeilen het belangrijkste is: koop dan een Volksboot. What’s in a name? Nordisk Hoe zit het nu eigenlijk met die naam? Is het Scandinavische of Noorse Volksboot? En is het een Volksboot, Folksboot of Folkboot? Het Scandinavische Watersportverbond schreef een prijsvraag uit voor een Nordisk entypsbåt. Noorse volksboot lijkt een verbastering van het woord Nordisk. De juiste vertaling van Nordisk is echter Scandinavisch. Alle varianten op Volksboot zijn verhaspelde germanismen en anglicismen, vaak gebruikt omdat volksboot in de oren van de trotse eigenaren te gewoontjes klinkt. Dit laatste geeft ook het veranderde perspectief van het ontwerp aan. Normaliter vaart de Scandinavische Volksboot met een buitenboord hulpmotor, zoals links afgebeeld. Hier bij MarineCenter in Lemmer een exemplaar met een inbouw electromotor. (zie foto rechts) MarineCenter Lemmer is importeur Benelux van de “Folkeboot”. Daysailer Het Zweedse initiatief in 1941 - Zweden was neutraal in de Tweede Wereldoorlog - voor een Volksboot, een betaalbare boot voor een gezin met twee kinderen, voor toervaren en wedstrijdzeilen, paste in de tendens van het toenemend toerisme door steeds grotere groepen mensen en niet alleen maar voor een rijke bovenlaag. Nu worden houten Volksboten allang niet meer gebouwd, dat is veel te kostbaar, maar ook een nieuwe polyester boot kost een lieve duit. En dat doet alleen degene die zich een daysailer kan veroorloven, want dat is de categorie waar de Volksboot, door gebrek aan modern comfort, tegenwoordig toe gerekend wordt. De Jester De beroemdste Volksboot is de Jester, de joker, waarmee de Britse kolonel Herbert George, beter bekend als Blondie, Hasler in 1960 als tweede over de finish van de eerste editie van de OSTAR kwam. Hoewel de Jester een gemodificeerde versie was, karveel gebouwd i.p.v. overnaads en door zijn jonktuig ook nogal afweek van de originele Volskboot, kunnen Haslers ‘fratsen’ nu ook gezien worden als een prima staaltje marketing. Als je met zo’n scheepje de oceaan over kunt steken, wat zou je je dan zorgen maken in de beschutte Zweedse scherenkust, tussen de Deense eilanden of op het IJsselmeer? Het succes van de Volksboot, en dan vooral de goede zeileigenschappen, inspireerde ontwerpers tot polyester varianten, voordat de Volksboot zelf in polyester werd gebouwd, zoals de International Folkboat (IF), Contessa 26 en de Marieholm. Ook voor de Invicta (1964), keek van E.G. van de Stadt naar de Scandinavische Volksboot. In tegenstelling tot deze varianten wordt de polyester oerversie nog steeds nieuw gebouwd bij de inmiddels in Duitsland gevestigde werf. Alles over de Volksboot is te lezen in The Folkboat Story. From Cult to Classic – the Renaissance of a Legend, (door Dieter Loibner) aanwezig in de bibliotheek van Het Scheepvaartmuseum Amsterdam. Een Scandinavische “volksboot” Zo kondigde een Waterkampioen in het oorlogsjaar 1942 de komst van de Volksboot aan. Met dank aan de Waterkampioen volgt hieronder het artikel van toentertijd in oude spelling. “Naar het Zwee meedeelt is me gehouden prijs sche landen ee worden. De tee gereproduceerd zal ook menige ler interesseere vaartuigen is re vele aanvragen De bouwprijs is nen, een vrij ho volksboot, maa den is daarover De boot wordt met een huid v edse zeilblad “Till Rors” en als resultaat van een svraag, thans in de Nooren “volksboot” rijk geekeningen zijn hierbij d; het ardige scheepje en Nederlandschen zeien. Een twintigtal der eeds besteld en nog n zijn in behandeling. s ongeveer 3.000 krooog bedrag voor een ar in deze onzekere tijr moeilijk te oordeelen. overnaads gebouwd van 14 mm grenenhout. Ook het dek is van grenenhout, met doek bespannen. De meeste constructiedeelen worden van eikenhout gemaakt. In de kajuit kunnen twee personen overnachten; in de kuip kan onder een tent nog een derde slaapplaats ingericht worden. In de kajuit bevindt zich bovendien een open ruimte voor het ophangen van kleeren; in de kuip onder de zitbanken, is plaats voor het opbergen van proviand en een kooktoestel. Met zijn vlotte vormen en zijn moderne tuig maakt dit scheepje een prettigen indruk. Het ontwerp is door de jury, in samenwerking met een jachtwerf, uit de vijf beste ingekomen ontwerpen samengesteld. Van de 58 inzendingen op de prijsvraag beantwoordde nl. geen enkele ten volle aan de gestelde eischen en slechts een deel der uitgeloofde prijzen werd uitgedeeld.“ v.K. Websites bij dit artikel: www.folkboat.de www.marieholmvereniging.nl www.polyclassics.nl www.vksj.nl www.valhowells.com www.dcyr.nl www.folkboat.com www.folkebaad.dk www.folkkari.net www.folkeboot.de www.folkboot.nl www.nordicfolkboatspain.wordpress.com www.folkbat.com www.folkboats.com www.sfbayfolts.org Nieuw op de Hiswa: polyester jacht van bijna zestien meter. Maar liefst drie nummers wijdt de Waterkampioen 50 jaar geleden aan de Hiswa die van 17-26 maart 1964 in de Nieuwe Rai te Amsterdam wordt gehouden. De volledige naam was ‘Internationale watersport, kampeer- en caravantentoonstelling Hiswa Goed-Kamp’. Er worden 200.000 bezoekers verwacht. Volgens de Waterkampioen zal deze Hiswa ‘wat betreft het natte gedeelte – over het overige kunnen wij niet oordelen – een grotere veelzijdigheid bezitten dan enig voorgaande’. De explosieve groei Ook de grote scheepsbouw van de watersportwilde wel een graantje industrie in die tijd is zeer zichtbaar. meepikken! Polyester jachten zijn in alle soorten en maten te bewonderen. De tendens is dat er meer kleine en dus minder kostbare boten te koop zijn. In 1964 zijn er nieuwtjes als de Sailmaster 22 D(ay sailor), Sturgeon, de Centaur van Zaadnoorddijk, een polyester Finnjol. Ook de grote scheepsbouw wilde wel een graantje meepikken van de hausse in de polyesterbouw. Zo wordt de Sailmaster eerst door scheepswerf Van der Giessen de Noord geproduceerd en vervolgens door Gusto. Mulder & Rijke, vooral bekend van reddingboten, zette de Oranjebloesem, het ontwerp van G.W.W.C. baron van Höevell op stapel. Het pronkstuk van de Nederlandse jachtbouw op de Hiswa in 1964 is een bijna 16 meter lang polyester jacht van Le Comte uit Jutphaas. Zo’n groot schip van polyester was een staaltje van innovatie kunst dat we hier nog niet kenden. De voorbereidingen namen dan ook maar liefst drie jaar in beslag. De Amerikaan William H. Tripp tekende het lijnenplan en ging daarbij niet over een nacht ijs. Naar aanleiding van sleepproeven in het Stephens Institute of Technology te New York werd het lijnenplan geperfectioneerd. Het zeil- inrichtings- en dekplan kwam van de tekentafel van Le Comte zelf. De standaarduitvoering is een sloeptuigage, maar klanten die de voorkeur geven aan een yawlgetuigd – toen nog de favoriete tuigage voor veel zeezeilers - schip, worden op hun wenken bediend. De Amerikaanse connectie van Le Comte was niet verwonderlijk. In 1949 was A. Le Comte naar Amerika vertrokken en kwam daar in contact met de jachtbouw. Eind jaren vijftig keerde hij terug en startte een jacht- werf, eerst in Muiden en later verhuisde hij naar Jutphaas waar hij met polyesterbouw begon. Amerikaanse ontwerpen gebouwd met Hollands vakmanschap, daar streefde hij naar. Het pronkstuk van de Nederlandse jachtbouw op de Hiswa in 1964 is een bijna 16 meter Nieuw op de HISWA! (1964) Een polyester Fastned 45 Elisabeth Spits over Dolf Le Comte lang polyester jacht van Le Comte uit Jutphaas. Zo’n groot schip van polyester was een staaltje van innovatie kunst dat we hier nog niet kenden. De voorbereidingen namen dan ook maar liefst drie jaar in beslag. De Amerikaan William H. Tripp tekende het lijnenplan en ging daarbij niet over een nacht ijs. Naar aanleiding van sleepproeven in het Stephens Institute of Technology te New York werd het lijnenplan geperfectioneerd. Het zeil- inrichtings- en dekplan kwam van de tekentafel van Le Comte zelf. De standaarduitvoering is een sloeptuigage, maar klanten die de Le Comte’s voorkeur geven aan een yawlgetuigd – Amerikaanse toen nog de favoriete tuigage voor veel connectie zeezeilers - schip, worden op hun wenken bedient. De Amerikaanse connectie van Le Comte was niet verwonderlijk. In 1949 was A. Le Comte naar Amerika vertrokken en kwam daar in contact met de jachtbouw. Eind jaren vijftig keerde hij terug en startte een jachtwerf, eerst in Muiden en later verhuisde hij naar Jutphaas waar hij met polyesterbouw begon. Amerikaanse ontwerpen gebouwd met Hollands vakmanschap, daar streefde hij naar. In 1968 presenteert Le Comte Le Comte met een polyester Fastnet 45 op de Hiswa. Foto G.W.L. Oppenheim, collectie Het Scheepvaartmuseum Le Comte was niet de enige met dit idee. De Amsterdamsche Scheepswerf G. de Vries Lentsch ging op hun werf in Vianen polyester jachten naar de ontwerpen van William Tripp - de Tripp-Lentsch - en Philip Rhodes, de Swiftsure bouwen. Le Comte is in de loop van de tijd meer snelle motorboten en dergelijke gaan bouwen en heeft zijn activiteiten in Amerika geconcentreerd. (zie www.lecomteyachts.com). De Amsterdamse werf was niet bestand tegen de niet te stuiten aanwas van goedkope jachten uit het buitenland. In 1970 meldt de Waterkampioen dat er op de Hiswa voor het eerste meer buitenlandse ontwerpen dan Nederlandse te zien zijn. En dat is sindsdien onveranderd. Meer Lecomte zeiljachten Geld verdienen met je hobby Wat hebben een kapper, keukenfabrikant en een huizenbouwer met elkaar gemeen? Voor deze rubriek is het antwoord simpel:zeilboten- en jachten. De BM en 16m2 zijn door H. Bulthuis bedacht tijdens het knippen en scheren, de Valk is ontwikkeld door E.G. van de Stadt in de deuren- en keukenfabriek van de zeezeiler Kees Bruynzeel. In 1961 richtte Edward Tyler, ook zelf een zeiler en producent van prefab woningen, de Tyler Boat Company op. In de jaren dat de watersport overspoeld werd met nieuwe polyester ontwerpen, kwamen in het Engelse Kent honderden rompen van deze jachten uit de mallen. Ontwerpers als Alan Buchanan, Sparkman & Stephens en natuurlijk E.G. van de Stadt, werkten met de Tyler Boat Company. Voordat Edward Tyler zijn Boat Company oprichtte kocht hij voor zichzelf het ontwerp van de Glass Slipper van Van de Stadt. Door het schip zelf te bouwen, deed hij voldoende ervaring op voor de oprichting van een bedrijf dat uitsluitend rompen bouwde, die door anderen werden ontworpen en afgebouwd. Dit gebeurde in Engeland door de Southern Ocean Shipyard, die ook de verkoop deed en de aflevering aan de klant verzorgde. Voor Van de Stadt was deze samenwerking een uitkomst. Zijn eigen werf kon de vraag van de Nederlandse kopers amper aan, laat staan dat hij nog schepen voor de export zou kunnen produceren. Van de productie van Tyler was zeventig procent Tyler bestemd voor de export. Voor Van de Stadt was de samenwerking een uitkomst. Zijn eigen werf kon de vraag amper aan! Na oprichting van het bedrijf werden meteen de bekendste ontwerpers benaderd. Al na een paar jaar werden er 17 verschillende ontwerpen gebouwd. In 1969 was dat opgelopen tot 35 verschillende typen jachten. Na tien jaar waren er zo’n 2000 rompen geproduceerd. Hieronder veel van Van de Stadt, zoals de Pionier(s) Invicta, Legend, Rebel en de grote Oceans van 71 en 75 voet. Ook de Trintellawerf werkte samen met Tyler. Ondertussen was het bedrijf uitgebreid tot zes grote hallen. Tylers ervaring met efficiënte productielijnen in de bouw en zijn kennis van het werken met polyester vormden de basis voor het succes. Het was voor het eerst in Europa dat een werf zich beperkte tot het bouwen van een romp en het afbouwen aan anderen overliet. Tegenwoordig is dit gangbaar, toen trendsettend. Tyler Boat Company Ed Tyler van huizenbouwer naar polyester jachtbouw door Elisabeth Spits In 1978 verstoorde een fikse brand het succesverhaal. Een deel van de mallen, onder andere van de Trintella, ging in vlammen op. De brand zette het einde van de Boat Company in gang. In 1980 sloot de John Tyler, zoon van de oprichter en inmiddels directeur, de deuren van de Boat Company. Zeilen werd weer uitsluitend hobby. E.G. Van de Stadt (1910-1999) Trintella 1A Foto Theo Kampa Web Klik hier voor alle ontwerpen, gebouwd door Tyler. Meer lezen over de geschiedenis van polyester jachtbouw of over uw schip? Check www.maritiemdigitaal.nl Maritiem Digitaal is de gezamenlijke database van een aantal maritieme musea, waarin gegevens kunnen worden opgezocht over voorwerpen en literatuur die zich in deze musea bevinden. Oranje boven? Na het historische doelpunt in de eerste WK-voetbalwedstrijd van Oranje ligt een stukje over de Flying Dutchman voor de hand. Toch vindt u hier een verhaal over de Nederlandse vlag, een onderwerp dat zich in de aanloop van het WK en het oranjevlaggetjesgeweld als onvermijdelijk aandiende. De Prinsenvlag Op zeventiende eeuwse schilderijen wapperen de Nederlandse rood-wit-blauwe vlaggen en lange wimpels van de masten. De oorsprong begint al eerder bij Willem van Oranje - vader des vaderlands - graaf van Nassau, en vooral Prins van Oranje. De kleuren rood, wit en blauw komen uit het wapen van het prinsdom Oranje, de oorsprong van de kleur oranje laat zich raden. symbool van het nationaal socialisme worden. Om dat tegen te gaan tekende Koningin Wilhelmina in 1937 het Koninklijk Besluit waarin de kleuren van de Nederlandse vlag vaststelde: ‘helder vermiljoen, helder wit en kobaltblauw’. De vlag zonder land Het gebruik van een vlag is vooral een kwestie van gewoonte en traditie. En als je het anders doet: geen haan die daar naar kraait. Er is één uitzondering:‘De schipper die de Nederlandse vlag voert, wetende dat hij daartoe niet gerechtigd is, wordt gestraft met ge- vlag vertoon De eerste vermelding van de Nederlandse vlag dateert uit 1572. De kleuren van de vlag waren toen oranje-wit-blauw en de vlag werd de Prinsenvlag genoemd. In de loop van Elisabeth Spits de zeventiende eeuw maakte oranje plaats voor rood. In een beschrijving uit 1634 staat dat de bovenste baan vangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete ‘root oft Orangie’ moet zijn. Deze keuzevrijheid werd niet ingegeven door achteloosheid, maar mogelijk ver- van de derde categorie.’ Dit streng geformuleerde artioorzaakt door de beschikbare verfstof. Ook wordt wel kel 409 uit het Wetboek van Strafrecht wil dus zeggen beweerd dat rood op zee beter zichtbaar is dan oranje dat alleen Nederlandse schepen, de Nederlandse vlag mogen voeren. en daarom de voorkeur verdiende. Tijdens de Franse overheersing (1795-1813) is de nationale vlag vervangen door de Keizerlijke Franse. In 1813 werd Nederland Nederland is geen dictatuur, noch een politiestaat dus weer onafhankelijk en zal niemand erover vallen dat een buitenlander op een Nederlandse huurboot zijn eigen nationale vlag voert. ‘helder vermiljoen, kwamen de Oranjes In internationale wateren is het belangrijker om je terug, in de persoon helder wit en koaan de regels te houden. van Koning Willem baltblauw’. I. De kleuren van de De nationale vlag is als het ware het vlag werden toen alidentiteitsbewijs van een schip; in leen voor het gebruik op zee officieel vastgesteld. Aan een oogopslag is duidelijk land mocht ook oranje-wit-blauw gebruikt worden. uit welk land een Nederland was toen nog een echte zeevarende natie schip afkomstig is. waardoor het rood bij de overheid en het koningshuis de voorkeur kregen. Op hoogtijdagen voor het Koninklijk Huis werd het gangbaar om boven het rood-wit-blauw een oranje wimpel te hijsen. Pas in de jaren dertig zijn ook voor gebruik op de wal de officiële kleuren vast gelegd. In die jaren probeerde namelijk de NSB (Nationaal Socialistische Beweging) de Prinsenvlag met de kleur oranje weer in te voeren. Daarmee zou onze oervlag het Royaal vlagvertoon tijdens het spiegelgevecht op het IJ te Amsterdam ter ere van het bezoek van Peter de Grote op 1 september 1697. Het jacht van de tsaar is herkenbaar aan de wit-blauw-rode kampanjevlag met dubbele gekroonde adelaar in het blauwe veld. Door A. Storck. Collectie Het Scheepvaartmuseum Als je niet hecht aan bepaalde gebruiken en tradities dan kun je het hele schip volhangen met oranje vlaggetjes of met de reclamevlag van je favoriete biermerk of de nationale driekleur dag en nacht laten hangen gedurende het hele jaar totdat er alleen nog een rafelig randje over blijft. Maar waarom trek je wel een net pak aan naar je werk omdat dat de regel is, eten wij met mes en vork, maar lap je de vlagetiquette aan je laars? Wil je weten hoe het heurt, hoe de clubvlag te voeren, waar de gasten- of eigenaarsvlag, dan is heel goed en ook nog grappig en relativerend geschreven een te downloaden publicatie van Zeilvereniging Het Y het dunboek over het dundoek. Hiernaast zijn in de bibliotheek van Het Scheepvaartmuseum De donkerblauwe allerlei boeken over de variant heb ik op geen enkele vlag- ontstaansgeschiedenis van onze driekleur te genkaart gevonden vinden. Al deze publicaties gaan voorbij aan de recente trend van het gebruik van de rood-wit-donkerblauw als Nederlandse vlag. Naar verluidt vindt men donkerblauw chiquer dan kobaltblauw. Geen punt toch? Smaken verschillen en we mogen toch doen wat we willen? Ja als het om tradities gaat, maar het veranderen van een officiële vastgestelde kleur is net zoiets als een groen navigatielicht vervangen door een blauw omdat dat beter bij de kleur van de romp past. Toch maar niet doen lijkt mij. Vooral de zeezeiler kan zich maar beter aan de standaard driekleur houden. Want is de donkerblauwe in het buitenland nog herkenbaar als de Nederlandse vlag? Ik denk het niet. En als het niet de Nederlandse vlag is van welk land dan wel? De donkerblauwe variant heb ik op geen enkele vlaggenkaart gevonden. Help, vlag zoekt land. Dunboek over het dundoek ‘De orkaan Hazel heeft een enorme ravage aangericht aan de jachten die aan de westkust van de Verenigde Staten liggen.’ Een bericht waar u waarschijnlijk niet van achterover slaat. Bovendien stamt het uit 1955. Maar het bericht in de Waterkampioen vervolgt met de vetgedrukte tekst ‘dat de van plastic gemaakte boten veel beter weerstand hebben geboden dan de houten boten’. Deze opmerkelijke mededeling past helemaal in de sfeer van de berichten en artikelen over de opkomst en introductie van de eerste polyester schepen. kwam op gang en van oorsprong in hout gebouwde scheepstypen, zoals de eenheidsklasse Snipe, werden in polyester gebouwd. Een verschijnsel dat hier in Nederland en Europa – vele jaren later - ook plaatsvond. Voorbeelden daarvan zijn de Flying Dutchman en Flying Junior en andere open boten, en in latere jaren kajuitboten waaronder de Scandinavische Volksboot. Het probleem in die beginjaren was het vinden van de meeste geschikte versterkende materialen voor de harsen. Voordat de glasmat werd bedacht gebruikte men hiervoor wel sisal, katoen en houtsnippers. Kinderschoenen 1955 Als de in 1955 toenemende aandacht in de Waterkampioen voor dit onderwerp maatgevend is, dan is dat het jaar geweest waarin plastic boten voor het eerst serieus worden genomen. Dat wil zeggen in Nederland. Want in de jaren dat ontwerpers en scheepsbouwers hier nog experimenteren met kleine open scheepjes, worden in de Verenigde Staten al op grotere schaal reddingboten en grote jachten van polyester gebouwd. Polyester Uiteindelijk zijn we Glass Reinforced Plastic (GRP) polyester gaan noemen maar in de begintijd was plastic gangbaar. Polyester is ontwikkeld door te experimenteren met verschillende harsen en versterkende materialen. Al in de jaren 30 van de 20e eeuw zijn er in Amerika kleine polyester scheepjes gebouwd door experimenterende ondernemers. Na de Tweede Wereldoorlog begon het ‘echt’. De productie van polyester vis- en bijboten en kano’s geboortejaar van de “plastic” jachtbouw in Nederland door Elisabeth Spits De manier waarop over de plasticbouw in de Waterkampioen is geschreven, is 60 jaar later haast aandoenlijk te noemen. Zo plastic boten schrijft in 1955 K.Vijselaar uit worden serieus Enkhuizen dat zij ‘vorig jaar genomen reeds een plastic bootje van 2.60 meter hebben gebouwd dat uitstekend voldoet als volgboot van een zeiljacht op het IJsselmeer, de Friese meren en op de Wadden zee, ondanks de ruwe behandeling’. Bovendien hoeft ‘plastic niet doorschijnend te zijn aangezien de kleurstof door de plastic gemengd wordt. Er zijn verschillende kleurencombinaties mogelijk’. Polyester Scandinavische Volksboot op een foto uit 2013. Dit exemplaar heeft een binnenboord electromotor. Het originele ontwerp (hout overnaads) is van de jaren ‘40. Veel schrijvers maken melding van de productiekosten. ‘Wat wij tot nu toe over de prijzen van plastic boten gehoord hebben, heeft ons wel de overtuiging gegeven, dat zij duurder zijn dan de normaal van Baron G.W.W.C. van Höevell hout gebouwde’, aldus (1911-1994) de ingezonden brief van A.v.O. maar voegt O. er met een slag om de arm aan toe: ‘…aangezien de traditionele bouw van een Canadese kano nogal tijdrovend en kostbaar is, is zakelijk gezien misschien deze moderne versie van onze oude vertrouwde canadees een goede greep’. Hierop reageert Mulder & Rijke, bouwer van reddingboten en sinds 1961 van de Oranjebloesem, een ontwerp van G.W.W.C. baron van Höevell. Zij bouwden namelijk al voor 1955 vier Canadese kano’s van polyester voor de politie(!), verschillende maten bijboten en reddingboten voor 25 personen. Mulder & Rijke benadrukken dat de sterkte van een polyester romp afhangt van het gebruiksdoel, dus sterker voor een reddingboot dan voor een jacht en dat dit ook de prijs beïnvloedt. 1955 is ook het jaar waarin E.G. van de Stadt de Stern Paspoort Oranjebloesem l.o.a. 9.00m br. 2.65m diepg. 1.45m materiaal polyester ontwerp van Höevell bouw Mulder & Rijke Aantal gebouwd 27 jaar sinds 1961 ontwikkelde. Los van allerlei andere meer of minder succesvolle initiatieven, begon hiermee in Nederland de eerste echte serieproductie van een polyester scheepje voor de E.G. van de Stadt (1910-1999) watersport. Dit jaar kan wat mij betreft als het geboortejaar van de polyester jachtbouw in Nederland worden beschouwd. Dat betekent, beste Polyclassiczeilers ,dat er volgend jaar een jubileum is te vieren. [ Oranjebloesem “Scarlet” eigenaar: B. Wilken Foto augustus 2014 Het journaal van de Takebora blijft boeiend voor veel zeilers. In 2012 werd het nogmaals opnieuw uitgegeven. Op de omslag de Takebora in de baai van Papetoai, Mooréa. Hans Maurenbrecher bekijkt zijn rode Oranjebloesem in aanbouw op de werf van Mulder en Rijke. De Oranjebloesem Takebora ‘Nu na enige maanden zeilen, kan ik u mededelen , dat ik met de “Oranje Bloesem” zeer tevreden ben. De afwerking is uitstekend, prachtig lakwerk en de zeileigenschappen zijn eveneens zeer goed.’ aldus de folder die Mulder en Rijke maakten ter aanbeveling van de Oranjebloesem. De polyester Oranjebloesem is een ontwerp van G.W.W.C. baron van Höevell en was in 1962 voor het eerst op de Hiswa te zien. Bekendheid kreeg het ontwerp niet door het grote aantal dat er gebouwd zijn, namelijk slechts 28. De Oranjebloesem werd een begrip door de reis van Hans Maurenbrecher, waarover in de Waterkampioen verslag werd gedaan. Het citaat hierboven is afkomstig uit een brief van Hans Maurenbrecher aan scheepswerf Mulder en Rijke. Maurenbrecher , een gepensioneerde luchtmachtofficier, besluit met een Oranjebloesem, Takabora gedoopt, solo naar zijn familie in Nieuw Zeeland te varen. Hij vertrekt in 1964. Als de reis naar wens verloopt heeft hij het plan om ook zeilend terug naar Nederland te varen. Het schip bevalt hem en het solozeilen geeft ook geen problemen. Na een langdurig verblijf bij zijn familie in Nieuw Zeeland, hij trouwt daar ook, gaat hij op weg naar Nederland. Maar hij komt niet ver. De Takebora en Maurenbrecher verdwijnen bij het Great Barrier Reef aan de oostkust van Australië. Zekerheid over zijn lot is er nooit gekomen, maar de meest waarschijnlijke versie van het ongeluk is dat hij overboord is geslagen waardoor zijn schip op de rotsen is terecht gekomen. Als Maurenbrecher ‘gewoon’ IJmuiden zou zijn binnengezeild, was hij daarmee de geschiedenis in gegaan als de eerste Nederlander die solo rond de wereld was gezeild. Buitenlandse zeilers leverden deze prestatie al eerder, met de Amerikaan Joshua Slocum in 1898 als eerste en groot voorbeeld. Pogingen van Nederlandse zeilers strandden voortijdig. In 1937 en 1948 probeerden respectievelijk Ko Kuyt met de loodssloep Holland en A. van Nieuwkoop met de kits Alk om als eerste Nederlandse wereldomzeilers naam te vestigen. De eerste moest vanwege ziekte de reis staken en bij zijn tweede poging in 1939 stak het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een spaak in het wiel. De Alk strandde in 1948 in de Rode Zee op een rif. Van Nieuwkoop overleefde het wel, maar deed geen tweede poging. Hierna volgde Maurenbrecher’s dramatisch verlopen reis. In 1969 lukte het Bertus Zijdenbos uiteindelijk als eerste Nederlandse pleziervaarder rond de wereld te zeilen met zijn jacht Santa Maria. Op radio en televisie, in de kranten en watersportbladen, ook buiten de zeilerswereld trok zijn prestatie veel aandacht. De belangstelling voor het rond-de-wereldzeilen ebde weg toen vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw steeds meer zeilers dit avontuur aangingen. Plastic zeilkruiser ‘De firma Mulder en Rijke te IJmuiden is kort geleden met een plastic zeilkruiser […] uitgekomen, aldus de aankondiging In het Hiswanummer van de Waterkampioen in 1962. De redactie vervolgde met ‘als merkwaardigheid van de constructie mag worden genoemd, dat romp en kiel uit een stuk worden gemaakt, waar de gietijzeren ballastkiel in wordt vastgezet met cement.’Voor Maurenbrecher was deze ‘merkwaardigheid’ juist een pre, omdat het de kans op lekkages aanzienlijk reduceerde. Ook het bakdekontwerp vond hij juist zeer geschikt voor het negen meter lange zeeschip dat maandenlang zijn huis zou zijn. De hoge kop hield het buiswater op afstand en binnen Takebora onder zeil tijdens zorgde het voor extra ruimte. Maurenbrecher, een van de proeftochten. op zoek naar een geschikt ontwerp voor zijn soloreis, zag het schip op de Hiswa staan en was meteen enthousiast. Hij had wel een stalen schip in gedachten, maar door zijn positieve ervaringen met polyester bij de luchtmacht en toen hij zag hoe degelijk de Oranjebloesem gebouwd werd, was zijn keuze snel gemaakt. Na enkele aanpassingen, zoals extra schotten met kleinere patrijspoorten voor de vrij grote ramen, ging Maurenbrecher op pad. Door de noodlottige afloop werd het onbedoeld een historische reis en werd de Oranjebloesem, ondanks de kleine oplage, toch een beroemd ontwerp. Foto’s archief Scheepvaartmuseum Amsterdam Uit de vroegste jaren van de polyester seriebouw de “New Horizons” (1957) New Horizons De kielmidzwaard “New Horizons” geldt als een van de eerste modellen uit de polyester seriebouw ooit. 120 stuks van dit Sparkman & Stephens ontwerp uit 1957 werden door Ray Greene in de Verenigde Staten vanaf dat jaar gebouwd. Oorspronkelijk met een negatieve zeeg (katterug zoals op de foto hierboven), in 1960 werd het een een klassieke zeeg. Klassiekers met een “kattenrug” Heeft de New Horizons model gestaan voor de Albin Vega of is de Vega een “look alike”? Albin Vega De New Horizons heeft een opmerkelijke gelijkenis met de Zweedse Albin Vega en Albin Viggen, ook met de neiging tot een katterug. Tevens doen het diepliggende achterschip en de getrapte opbouw denken of de New Horizons model heeft gestaan voor Per Brohäll’s ontwerpen. Of zijn beide schepen slechts een “look alike” van dit Amerikaanse schip? Wie zal het zeggen? Albin Viggen Eigenaren van New Horizons zijn te volgen in de Yahoo group “newhorizonssailboat”. Albin Vega eigenaren zijn te volgen op de site van de Ver. Kring van VEGA-Zeilers. Tripp Lentsch 29 Tripp Lentsch 29 “Joint Venture” Nederland - U.S.A. Partners: Scheepswerf de Vries Lentsch, vliegtuigfabriek Fokker en ontwerper Bill Tripp Tripp Lentsch 29 “Zeeteef” Zeeteef Deze prachtige Tripp Lentsch 29 “Zeeteef” is eigendom van Willem en Janneke van Ouwerkerk. Het S-spant jacht is gebouwd in 1963 met bouwnummer 4. Omdat de meeste Trip Lentsch’en werden geexporteerd, is het vermoedelijk het oudste exemplaar in Nederland. De eerste eigenaar was G. de Vries-Lentsch. Hij gebruikte het schip als demonstatiemodel en voer er wedstrijden mee. De Zeeteef werd gebouwd in Vianen door de joint venture Fokker-de Vries Lentsch Handelmij. Samen zochten deze ondernemingen kansen in de nieuw ontstane polyestgerbouw. Kansen in Nederland, maar vooral ook met het oog op de export naar de Verenigde Staten. De Nederlandse gulden koers stond laag en de vraag was hoog! Bill Tripp Jr. De Amerikaanse ontwerper Bill Tripp Jr. (1920-1971) werd in de arm genomen en voilá: de Tripp Lensch 29. De bij een auto ongeval tragisch om het leven gekomen ontwerper stond aan de wieg van de polyester seriebouw en tekende o.a. ook voor de Sailmaster 26 en was ontwerper bij vermaarde ondernemingen als Sparkman & Stephens en Columbia Yachts. Bij het failissement van de werf de Vries Lentsch werd bouwnumer 4 de handgreep van het schuifluik, een gietijzeren hondje. Dit beeldje is afkomstig van het binnenvaartschip waar Willem’s vader op voer. Het verwijst ook naar de toestand van de Tripp bij aankoop: zo lek als een theezeef. Willem en Janneke zijn lid van de Behoudsvereniging Klassieke Polyester Jachten (BKPJ) Jubileumboek 50 jaar Trintella verschenen! aa W r e an d v r e Pet Het nieuwe boek “Trintella Yachts, Hollands Glorie uit Brabant” van Peter van der Waa geeft een rijk beeld van de ontwikkeling van een botenwerf uit ’s Hertogenbosch. Hier zijn sinds 1952, met veel passie voor vakmanschap, zeewaardige en luxe zeiljachten gebouwd. Hoewel in 2002 de activiteiten van de werf gestopt zijn, leeft de merknaam Trintella met het behoud van deze duurzame jachten nog lang voort. In 1964 is, met de start van de serieproductie in polyester de naam Trintella meegegeven aan deze zeiljachten. Ter gelegenheid van het vijftig jarig bestaan van deze merknaam wordt met dit boek een schets gegeven van de historische ontwikkeling van de werf en de vele Trintella modellen die er zijn gebouwd. Daarnaast komen fraaie restauratie projecten aan bod en vertellen Trintella zeilers bijzondere reisverhalen. Het ruim 225 pagina’s tellende boek, uitgegeven door de Trintella Vriendenkring, is in full colour en hardcover uitgevoerd en bevat veel mooie foto’s en tekeningen. Bestelinformatie: www.trintella.org
© Copyright 2024 ExpyDoc