3.0. Kern Ovezande 2014 - Bestuurlijke informatie gemeente

"Kern Ovezande 2014"
Vastgesteld door de gemeenteraad van de
gemeente Borsele bij besluit van ............
De voorzitter,
De griffier,
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0654.BPOZ2014-0002
26-11-2013
voorontwerp
04-03-2014
ontwerp
projectnummer:
0654.009354.00
projecttleider:
ing. J.A. van Broekhoven
bestemmingsplan “Kern Ovezande 2014”
2
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding
1.2
Plangebied
1.3
Geldende bestemmingen
1.4
Doel
1.5
Leeswijzer
7
7
7
8
9
10
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1
Rijksbeleid
2.2
Provinciaal beleid
2.3
(Boven) gemeentelijk beleid
11
11
12
13
Hoofdstuk 3 Inventarisatie en analyse
3.1
Historie
3.2
Ruimtelijke opbouw
3.3
Functionele opbouw
21
21
21
23
Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving
4.1
Algemeen
4.2
Geluidhinder
4.3
Bodemverontreiniging
4.4
Flora en fauna
4.5
Ecologische Hoofd Structuur (EHS)
4.6
Cultuurhistorie
4.7
Archeologie
4.8
Water
4.9
Milieuhinder
4.10 Externe veiligheid
4.11 Kabels en leidingen
4.12 Luchtkwaliteit
27
27
27
29
29
30
30
32
33
37
39
42
42
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1
Planvorm
5.2
Toelichting op de bestemmingen
43
43
43
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
49
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg
7.1
Inspraakprocedure
7.2
Uitkomsten overleg 3.1.1 Bro
51
51
51
Bijlage 1. Verantwoording Groepsrisico
53
Regels
55
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
Artikel 2
Wijze van meten
57
57
65
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Agrarisch
Artikel 4
Bedrijf
67
67
68
3
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Centrum
Gemengd - 1
Gemengd - 2
Groen
Maatschappelijk
Tuin
Verkeer
Water
Wonen
Waarde - Archeologie 1
Waarde - Archeologie 2
Waarde - Archeologie 3
Waarde - Archeologie 4
71
74
76
78
79
81
82
84
85
90
94
98
102
Hoofdstuk 3
Artikel 18
Artikel 19
Artikel 20
Artikel 21
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Algemene bouwregels
Algemene afwijkingsregels
Algemene wijzigingsregels
107
107
108
109
110
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 22
Overgangsrecht
Artikel 23
Slotregel
111
111
112
Bijlagen
Bijlage 1
Bijlage 2
113
115
117
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Staat van Horeca-activiteiten
4
toelichting
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Borsele actualiseert alle (verouderde) bestemmingsplannen binnen haar
grondgebied. Een belangrijke aanleiding voor deze actualisering vormt de per 1 juli 2008 in
werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de daaruit voortkomende verplichting
vanaf 1 januari 2010 alle nieuwe bestemmingsplannen digitaal beschikbaar te hebben.
Binnen de Wro vormt het bestemmingsplan het centraal normstellend instrument met binding
voor zowel overheid als burger. Het plan moet eens in de 10 jaar worden opgesteld voor het
gehele grondgebied van de gemeente. Aan deze verplichting is een financiële prikkel
gekoppeld. Op ingediende bouwaanvragen die gebaseerd zijn op een bestemmingsplan dat
ouder is dan 10 jaar, kunnen geen leges meer geheven worden door de gemeente.
Voor gebieden met een lage dynamiek, waar in de toekomst niet of nauwelijks wijzigingen te
verwachten zijn, kan de gemeente een beheersverordening vaststellen in plaats van een
bestemmingsplan. Hiervoor is in het onderhavige plangebied niet gekozen, gezien de
gewenste flexibiliteit en juridische rechtszekerheid die een bestemmingsplan biedt.
1.2
Plangebied
Het plangebied omvat nagenoeg de gehele kern Ovezande, inclusief vier woonpercelen in de
noordwesthoek van de kruising Groenedijk-Kolaardsweg-Hoofdstraat (zie figuur 1.1).
Het gebied noordwestelijk van de Plataanweg en de Hoofdstraat en de voormalige
sportterreingronden aan de noordzijde van de Nieuwstraat c.q. zuidoostzijde van de kern
maken geen deel uit van het plangebied. Hiervoor is gekozen omdat de in deze gebieden
beoogde woningbouwuitbreiding nog niet (geheel) is gerealiseerd. Ook is het planologisch
regime zoals vastgelegd in de ter plaatse geldende bestemmingsplannen “Ovezande,
gedeelte Plataanweg noord-west” en “Ovezande, gedeelte Plataanweg noord-west, 1e
herziening, 2011”, respectievelijk het plangebied van het bestemmingsplan "Ovezande
gedeelte woningbouwlocatie – sportcomplex Nieuwstraat", hiervoor nog toereikend.
7
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Figuur 1.1. Ligging plangebied
1.3
Geldende bestemmingen
Het door de gemeente ingezette actualiseringstraject heeft mede ten doel het aantal
vigerende bestemmingsplannen voor het gemeentelijk grondgebied te reduceren. Ter plaatse
gelden de volgende bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan
Vastgesteld
(ged.) Goedgekeurd
Bestemmingsplan “Kern Ovezande”
4 februari 1986
12 augustus 1986 (ged.)
1 wijziging
bestemmingsplan “Kern Ovezande”
4 juni 1996
26 juni 1996
Bestemmingsplan “Kern Ovezande,
e
2 herziening 2010”
16 september 2010
n.v.t.
Bestemmingsplan “Kern Ovezande,
e
3 herziening, 2011”
3 maart 2011
n.v.t.
Bestemmingsplan Ovezande,
gedeelte “Strobbelhoek I”
12 december 1989
10 april 1990
6 september 1994
21 september 1994
e
e
1 wijziging
bestemmingsplan “Ovezande,
8
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
gedeelte Strobbelhoek I”
Bestemmingsplan “Ovezande,
gedeelte Strobbelhoek II"
1.4
9 januari 2003
25 maart 2003
Doel
Het bestemmingsplan heeft als doel het bieden van een actuele juridisch-planologische
regeling voor het in paragraaf 1.2 aangegeven plangebied. Het voorliggende
bestemmingsplan vervangt (herziet) de in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen.
Daarmee worden ook de bebouwings- en gebruikswijzigingen, die in afwijking van deze
plannen in de loop der jaren vooruitlopend op een bestemmingsplanherziening zijn
toegestaan, geformaliseerd. Daarnaast wordt het plan gedigitaliseerd en afwijkingen ten
opzichte van de verouderde ondergrond worden hersteld. Tot slot wordt met dit integrale
komplan de bestemmingsplansystematiek gestandaardiseerd en geactualiseerd.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
 een verbeelding;
 regels;
 een toelichting.
Verbeelding
Analoog (niet leidend)
Op de verbeelding, bestaande uit één kaartblad, zijn onder meer de bestemmingen van de in
het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde
renvooi. De verklaring legt een verbinding tussen de bestemmingen, die op de verbeelding
zijn aangegeven, en de regels. De analoge verbeelding is niet juridisch bindend.
Digitaal
Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te
bekijken (raadpleegbaar) zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Op de
gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl kan het digitale bestemmingsplan
worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het
aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het
bestemmingsplan "doorverwezen". De digitale verbeelding is juridisch bindend.
Regels
De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van en de bebouwingsmogelijkheden op de
gronden die in het plan zijn begrepen.
Toelichting
In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag
liggende beleidskaders vermeld. Voorts worden de relevante onderzoeksresultaten vermeld.
De toelichting van het bestemmingsplan biedt daarmee de motivering en onderbouwing van
de actualisering van het plan. Tevens wordt er (te zijner tijd) verslag gedaan van de resultaten
van het over het plan gevoerde overleg en de inspraak.
9
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.5
Leeswijzer
Voor het bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014" is gekozen voor een gedetailleerd
bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk bedoeld om de actuele situatie goed
te regelen. Daarbij is rekening gehouden met enige flexibiliteit ten aanzien van de
bouwvlakken en keuze voor bestemmingen. De toelichting op het bestemmingsplan heeft de
volgende opzet.
Beleidskader (hoofdstuk 2) / Kwaliteit van de leefomgeving (hoofdstuk 4).
Voor het plangebied wordt in hoofdstuk 2 het relevante actuele rijks-, provinciale en
gemeentelijke beleidskader aangegeven. Het beleidskader is toegesneden op de
actualisering. In hoofdstuk 4 zijn, voor zover van belang, de toetsingen aan de relevante
(sectorale) beleidsregels en wetten opgenomen.
Stedenbouwkundig plan (hoofdstuk 3)
In hoofdstuk 3 is een beknopte inventarisatie en analyse van het gebied opgenomen.
Juridische vormgeving (hoofdstuk 5)
Op basis van het gemeentelijk Handboek bestemmingsplannen Borsele en de vigerende
regeling is de juridische regeling geactualiseerd (verbeelding en planregels). In hoofdstuk 5
komt de juridische planbeschrijving aan bod. Uit deze toelichting op de planregels blijkt de
logische relatie tussen toelichting, planregels en verbeelding.
Economische uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6)/ Maatschappelijke toetsing en overleg
(hoofdstuk 7)
Tot slot volgen de economische uitvoerbaarheid in hoofdstuk 6 en de maatschappelijke
toetsing en het overleg in hoofdstuk 7. De toelichting op de economische uitvoerbaarheid is
beknopt, omdat sprake is van een te actualiseren bestemmingsplan zonder ontwikkelingen.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid zal blijken uit de resultaten van:
 het overleg met instanties dat ingevolge artikel 3.1.1 Bro plaatsvindt;
 de inspraakprocedure.
10
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 2
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
AMvB Ruimte
Beleidskaders
Analyse
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is recent vastgesteld (AMvB Ruimte). In dit
besluit stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van
bestemmingsplannen. Voor de in de AMvB genoemde onderwerpen moeten op grond van de
Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen
uit de AMvB voldoen.
Toetsing en Conclusie
Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen hebben betrekking op het plangebied van
dit bestemmingsplan.
2.1.2
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Analyse
In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) staan de plannen voor
ruimte en mobiliteit. Met deze structuurvisie gooit het Rijk het roer om in het nationale
ruimtelijke beleid en kiest het voor een selectievere inzet van rijksbeleid. Zo beschrijft het
kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil
investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden.
Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van
ruimtelijke ordening.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de
Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal Platteland en Pieken in de
Delta.
Toetsing en Conclusie
De juridische regeling voor de kern Ovezande wordt met het voorliggende bestemmingsplan
geactualiseerd. Er zijn in het plangebied geen ontwikkelingen die van belang zijn op
rijksniveau. Het SVIR vormt geen belemmering.
2.1.3
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Analyse
Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de
Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit
algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)
dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van
het Barro in acht te nemen.
Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling
Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie,
Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen
en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor
vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en
IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
11
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Toetsing en conclusie
De in het Barro genoemde nationale belangen hebben geen betrekking op het plangebied van
dit bestemmingsplan.
2.2
Provinciaal beleid
'Omgevingsplan Zeeland 2012-2018' en 'Verordening ruimte provincie Zeeland'
Algemeen
In het omgevingsplan en de Verordening ruimte provincie Zeeland geeft de provincie haar
beleidsvisie op de toekomst van Zeeland. De Provincie zet in op een sterke economie, een
goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. De
verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende
gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale
samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Kort samengevat wordt onder andere ingezet op:
 bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik (inbreiding, herstructurering, hergebruik);
 stimuleren integrale woningkwaliteit / verbeteren woningvoorraad (kwaliteit en
differentiatie);
 afstemming van de woningvoorraad op de woonwensen van huidige en toekomstige
inwoners in samenhang met een veranderende samenstelling en omvang van de
bevolking;
 bescherming/waarborging en ontwikkeling van waardevolle landschappen, natuur,
cultuurhistorisch erfgoed en van aardkundige en archeologische waarden in Zeeland.
Integraal beleidskader: duurzaamheidsladder
De ladder voor duurzame verstedelijking (de 'duurzaamheidsladder') is het nieuwe integrale
beleidskader voor woningbouw, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen.
Hiermee kan een integrale afweging worden gemaakt ten aanzien van nieuwe stedelijke
ontwikkelingen, zodat vraag en aanbod én ligging van stedelijke functies goed op elkaar zijn
afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en
infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied. De ladder
voor duurzame verstedelijking is het centrale ruimtelijk instrument om dit beleid te realiseren.
In artikel 3.1.6 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) staan de drie stappen van de ladder
beschreven:
1. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
2. Bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de
betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door
herstructurering, transformatie of anderszins.
3. Indien de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet
worden beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruik
makend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig
worden ontwikkeld.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden onderbouwd hoe met de genoemde voorwaarden
rekening is gehouden.
Ruimte voor maatwerk / verevening
Met het principe van verevening heeft de Provincie een regeling waarin (extra)
ontwikkelingsruimte wordt geboden en tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in het versterken van
de kwaliteit van de omgeving. De uitgangspunten voor deze regeling zijn vastgelegd in een
provinciale handreiking en het convenant met alle Zeeuwse gemeenten.
12
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Voor voorliggend bestemmingsplan is van belang dat het vereveningsprincipe niet van
toepassing is op ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied. Ook nieuwe uitleg- of
uitbreidingslocaties van kernen zijn hiervan uitgesloten, omdat er van wordt uitgegaan dat de
ontwikkeling van deze locaties in samenhang plaatsvindt met verbeteringen in het bestaande
bebouwd gebied.
Toetsing en conclusie
Het volgende wordt geconstateerd.
 Dit bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de actualisering van de geldende
regeling en het afstemmen ervan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
 Het bestemmingsplan voorziet niet in ingrijpende nieuwe ontwikkelingen, zoals het
planologisch mogelijk maken van nieuwe woongebieden en voorzieningen (kantoren,
bedrijven, detailhandel).
 Het plangebied heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied. Inbreiding is hier mogelijk,
voor zover de kwaliteit en de leefbaarheid worden gewaarborgd.
 Het vereveningsprincipe is niet van toepassing voor eventuele ontwikkelingen in de kern
Ovezande. Er hoeft niet extra te worden geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit.
Het provinciaal beleid vormt derhalve geen belemmering voor de actualisering.
2.3
(Boven) gemeentelijk beleid
2.3.1
Thematische regiovisie De Bevelanden; wonen, werken en recreëren in de regio
Analyse
In dit gezamenlijk document van de gemeenten Noord-Beveland, Goes, Borsele, Kapelle en
Reimerswaal is een visie geformuleerd met betrekking tot de thema’s wonen, werken en
recreëren.
Toetsing en conclusie
Het volgende is voor de kern Ovezande van belang.
1. Voldoende keuze voor woon(milieus) bieden.
2. Opvangen van de woonvraag zo veel mogelijk binnenstedelijk door herstructurering,
transformatie of inbreiding.
3. Benutten c.q. versterken van de ruimtelijke diversiteit door onderscheid tussen
zogenaamde ontwikkelingszones (gebieden waar gebouwd mag worden voor de eigen
woningbehoefte en voor mensen van buiten de regio) en balansgebieden (gebieden met
een terughoudend woningbouwbeleid).
4. Mogelijkheden houden voor nieuw woningaanbod in een balansgebied, onder voorwaarde
dat het evenwicht (de balans) in de kern en de directe omgeving niet wordt verstoord.
5. De kern Ovezande is gelegen in een balansgebied.
6. De ontwikkelingen bij kernen in balansgebieden dienen qua maat, schaal en vormgeving
te passen bij het karakter van het dorp en moeten leiden tot behoud en versterking van de
(historische) dorpsstructuur, behoud en versterking van de bestaande relatie met het
landschap alsmede behoud en versterking van de beeldkwaliteit van het dorp.
7. Tussen (kleinere) kernen kan een netwerkstructuur worden gecreëerd met een mogelijk
accent op bepaalde kernen (bijvoorbeeld een accent op Ovezande in de Zak van
Zuid-Beveland). Om voldoende draagkracht te krijgen, zijn eventuele extra
ontwikkelingsmogelijkheden bij deze kernen mogelijk.
Dit bestemmingsplan geeft invulling aan dit beleidskader.
In het plangebied worden bestaande bouwmogelijkheden opnieuw bevestigd. Incidenteel is
sprake van een wijzigingsbevoegdheid waarmee beperkte nieuwe woningbouw mogelijk
13
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
wordt gemaakt. Het opnemen van deze mogelijkheden draagt zorg voor het behoud van de
ruimtelijke kwaliteit.
2.3.2
Agenda Wonen in De Bevelanden 2020
Analyse
De Bevelanden zet zich in op een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt.
Aan dit streven dragen de woningmarktafspraken, beschreven in de Agenda Wonen in De
Bevelanden 2020, bij. De woondoelen van De Bevelanden richting 2020 zijn:
 voldoende, passend woningaanbod, voor eigen inwoners en vestigers vanuit andere
gemeenten;
 begeleiden verwachte krimp op lange termijn;
 benutten bestaand bebouwd gebied voor woningbouw;
 behoud van huidig profiel van dorpen, kernen, plaatsen;
 totale portefeuillestrategie voor regio De Bevelanden inclusief nieuwbouw, verversing en
verbetering;
 regionale prestatieafspraken met woningcorporaties.
 stimuleren van investeringen door particulieren, marktpartijen en financiële instellingen.
De volgende kernthema's zijn vastgesteld en vormen daarmee de basis voor de
woningmarktafspraken:
 realistische woningbouwproductie;
 bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt;
 kwaliteit voor kwantiteit;
 herstructurering en aanpak bestaande particuliere woningvoorraad;
 wonen en zorg;
 regionale prestatieafspraken met corporaties;
 arbeidsmigranten;
 grondprijzen voor woningbouw;
 monitoring;
Toetsing en conclusie
In het bestemmingsplan wordt geen uitbreiding van de woningvoorraad mogelijk gemaakt.
Uitsluitend de bestaande woningvoorraad wordt bestemd. Hiermee voldoet het
bestemmingsplan aan de agenda Wonen in De Bevelanden 2020.
2.3.3
Structuurvisie Borsele 2009-2014
Analyse
De Structuurvisie Borsele 2009-2014 is opgesteld binnen de kaders van de Wro en is de
opvolger van de Borsatlas 2003. De structuurvisie dient een tweeledig doel:
 de structuurvisie fungeert als een gemeentelijk structuurbeeld op hoofdlijnen dat in de
praktijk kan dienen als “werkdocument” bij het nemen van ruimtelijke beslissingen;
 de structuurvisie biedt op grond van de Wro de mogelijkheid om kosten te verhalen bij
beoogde en in de structuurvisie opgenomen ontwikkelingen.
In de structuurvisie is op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente op maatschappelijk,
economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2014. Uitgangspunt hierbij is dat de
structuurvisie voldoende ruimte moet bieden om nadere afwegingen te maken.
Er zijn drie centrale beleidsdoelen voor het ruimtelijk beleid voor het grondgebied van de
gemeente Borsele geformuleerd:
14
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"



behoud en versterking van de fysieke en sociaal-maatschappelijke kwaliteiten van
Borsele; uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen is dat ruimtelijke contrasten en de
sociaal-maatschappelijke structuur in de gemeente worden behouden en versterkt, dan
wel (beter) worden benut;
inzichtelijk maken van toekomstige plannen met een ruimtelijke en/of
sociaalmaatschappelijke component; uitgangspunt hierbij is dat deze toekomstige
plannen een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de gemeente;
streven naar een duurzame aanpak: bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt het
aspect duurzaamheid meegewogen; het streven is om energie afhankelijkheid te
verkleinen. Overlast zoals geluid en geur, wordt zoveel mogelijk beperkt ten opzichte van
milieugevoelige functies. Daarnaast wordt de beschikbare ruimte zo zorgvuldig mogelijk
gebruikt. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn tevens gericht op het vergroten van de
toekomstbestendigheid van het gebied, zowel economisch als sociaalmaatschappelijk als
fysiek.
Toetsing en conclusie
De volgende strategie wordt voorgestaan.
 In de structuur van Ovezande ontstaat er een verschil tussen het fysiek-ruimtelijke hart
(Hoofdstraat: omgeving kerkgebouwen en dorpshuis) en het sociaal-maatschappelijk hart
(het gebied bij de zorgvoorzieningen en brede school).
 De ontwikkeling van kleinschalige detailhandel en diensten wordt gestimuleerd, bij
voorkeur aan of rondom het dorpshart en/of de toeloopstraten van de kern.
 Naast herstructurering van een belangrijk deel van de kern wordt, voor de opvang van de
natuurlijke groei in Borsele, in Ovezande de mogelijkheid geboden van extra woningbouw
door middel van het plan Plataanweg noord-west en het plan Sportcomplex Nieuwstraat.
Deze plannen bedienen de verschillende doelgroepen op de woningmarkt.
Het voorliggende bestemmingsplan (actualiseringsplan) is in overeenstemming met deze
strategie, met dien verstande dat het plan Plataanweg noord-west en het plan Sportcomplex
Nieuwstraat geen deel uitmaken van dit bestemmingplan.
2.3.4
Groeien in Kwaliteit - Woonvisie 2010-2015
Analyse
De Woonvisie Borsele 2010 - 2015 schetst een samenhangend beeld van de gewenste
ontwikkeling van het wonen in de gemeente Borsele tot 2015. De visie is tweeledig.
 er is er aandacht voor de woningbehoefte;
 er wordt ingegaan op de wenselijkheid van behoud van voorzieningen en het leefbaar
houden van de verschillende kernen van Borsele.
Om de ambities waar te maken, wordt de koers van de afgelopen jaren vastgehouden, maar
worden daarbij andere accenten gelegd. De peilers in de Woonvisie zijn:
1. verbreden woonbeleid: van wonen naar een duurzaam woonmilieu;
2. bestaande dorpen: kwaliteit verhogen en potentie optimaal benutten;
3. bouwbeleid: een flexibel en gedifferentieerd programma;
4. bijzondere doelgroepen: zorg voor voldoende aanbod van goede kwaliteit;
5. samenwerking: voortzetten regionale samenwerking, uitvoeren van prestatieafspraken
met de woningcorporatie, voortzetten samenwerking met woningcorporatie, welzijns- en
zorgaanbieders.
De gemeente Borsele ambieert het volgende:
 aantrekkelijke woningen en een woonomgeving met goede voorzieningen voor gezinnen
en jongeren;
 aangepaste woningen en een goed ingerichte woonomgeving waar ouderen lang thuis
15
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
kunnen wonen met zorg die daarbij past.
Dit resulteert in de volgende opgave:
 transformatie van bestaande woningen;
 nieuwbouw passend binnen de bevolkingsontwikkelingen;
 realiseren van afstemming tussen wonen, welzijn en zorg.
Toetsing en conclusie
De gemeente wil woningbouw vooral inzetten om de bestaande bebouwde gebieden te
versterken, rekening houdend met de bevolkingsontwikkeling. Het woningbouwprogramma is
gebaseerd op de dorpsprofielen uit de Structuurvisie Borsele (zie paragraaf 2.3.2).
2.3.5
Beeldkwaliteitsnota Borsele
Analyse
De beeldkwaliteitsnota (januari 2013) verwoordt het gemeentelijke beeldkwaliteitsbeleid en
vervangt de welstandsnota Borsele 2006. De beeldkwaliteitsnota is opgesteld vanuit de
overtuiging dat de gemeente het belang van een aantrekkelijke (gebouwde) omgeving dient te
behartigen. Deze beeldkwaliteitsnota beoogt primair iedereen, die in de gemeente Borsele
een bouwplan heeft, vooraf informatie en inzicht te verschaffen over de wijze waarop de
dorpsbouwmeester/monumentencommissie over zijn/haar plan zal adviseren. Het
functioneren van het beeldkwaliteitsbeleid wordt iedere vier jaar door de gemeenteraad
geëvalueerd en waar nodig aangevuld en bijgesteld.
Er zijn vier typen beeldkwaliteitscriteria opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst,
te weten algemene criteria, gebiedsgerichte criteria, themagerichte criteria en
sneltoetscriteria.
Voorts worden bijzondere en reguliere welstandsgebieden onderscheiden.
16
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Figuur 2.1. Beeldkwaliteitsnota - gebiedsindeling Ovezande
Toetsing en conclusie
Bijzondere welstandsgebieden
Het beleid in de als bijzondere welstandsgebieden aangewezen gebieden is gericht op het
behouden en waar mogelijk versterken van het bijzondere karakter.
Dit betreft de volgende gebieden.
17
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"


De historische dorpskern: gedeelte Hoofdstraat, Kerkplein, gedeelte Dreef (oostzijde),
gedeelte Nieuwstraat.
De historische dorpslinten: gedeelte Hoofdstraat, gedeelte Dreef (westzijde), gedeelte
Nieuwstraat, Groenedijk, gedeelte Plataanweg.
Reguliere welstandsgebieden
De overige gebieden in Ovezande zijn aangewezen als reguliere welstandsgebieden. Het
beleid voor deze gebieden is gericht op het behouden van de bestaande basiskwaliteit.
Dit betreft de volgende gebieden.
 De nieuwe dorpslinten: Bloemenstraat, gedeelte Hoofdstraat en gedeelte Plataanweg.
 De planmatige dorpsuitbreidingen: Ovezande Noord-Oost en Strobbelhoek.
2.3.6
Detailhandelsvisie Borsele
Analyse
Binnen de gemeente Borsele kan men spreken over zes vormen van detailhandel:
1. detailhandel in een bovenlokaal verzorgingsgebied;
2. detailhandel in een lokaal verzorgingsgebied;
3. detailhandel in de overige kernen;
4. ambulante handel;
5. detailhandel op bedrijventerreinen;
6. overige detailhandel waaronder verkoop van streekeigen producten aan huis.
Toetsing en conclusie
In de detailhandelsvisie worden per detailhandelsgebied aanbevelingen gedaan over het te
voeren beleid. De kern Ovezande is aangewezen als lokaal verzorgingsgebied. Hiervoor zijn
de volgende beleidsaanbevelingen van belang.
 Het behoud van voorzieningen in de dorpen is belangrijk voor de leefbaarheid van deze
kernen.
 Het dorp Ovezande heeft echter de potentie om een volwaardig winkelaanbod te
behouden in de dagelijkse voorzieningen (gezien de groei van het woningaanbod die
voornamelijk bedoeld is voor de natuurlijke groei van het dorp middels het Masterplan
Ovezande, het woningbouwplan Plataanweg en de functie voor het omliggende gebied).
 In bovenlokale en lokale verzorgingscentra worden nieuwe initiatieven voor detailhandel
gestimuleerd zich te vestigen in de kernen Heinkenszand, ’s-Gravenpolder, (dagelijkse
boodschappen & recreatief) en Ovezande (dagelijkse boodschappen).
 Het beleid moet er op gericht zijn om ruimtelijk voldoende gelegenheid te bieden voor
nieuwvestiging en schaalvergroting/uitbreiding van bestaande voorzieningen.
In het bestemmingsplan zijn de in het plangebied aanwezige detailhandelsfuncties positief
bestemd.
2.3.7
Beroeps- en bedrijfsactiviteiten in woningen c.a.
Analyse
De gemeente acht beroeps- en bedrijfsactiviteiten en detailhandel aan huis aanvaardbaar,
mits het woonkarakter van de woning behouden blijft en geen nadelige effecten optreden voor
de woonomgeving en het leefmilieu. De gemeente zal voor de betreffende activiteiten geen
zelfstandige bouwmogelijkheden creëren. Echter, verbouwingen die de woonfunctie niet
aantasten, worden niet als strijdig met de woonbestemming in het bestemmingsplan
beschouwd.
18
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Toetsing en conclusie
In de juridische regeling is voorzien in een regeling voor aan huis gebonden beroepen,
bedrijven en detailhandel.
2.3.8
Prostitutiebeleid
Analyse
Door een wijziging van het wetboek van Strafrecht is met ingang van 1 oktober 2000 het
bordeelverbod opgeheven. Het gemeentelijk beleid betreffende deze opheffing is verwoord in
de “Nota prostitutiebeleid gemeente Borsele”. In het belang van de openbare orde en
bescherming van het woon- en leefklimaat acht het gemeentebestuur van Borsele het
noodzakelijk om een maximumstelsel in te voeren. Bij het bepalen van het maximum is
rekening gehouden met een aantal (plaatselijke) omstandigheden.
Toetsing en conclusie
De “Nota prostitutiebeleid gemeente Borsele” gaat, gelet op bovengenoemde overwegingen,
uit van het maximumaantal van één bordeel in de gemeente. Raamprostitutie en
straatprostitutie worden in het geheel niet toegestaan. Omdat vestiging van een bordeel,
zeker in een kleine kern, zoals Ovezande, een negatieve uitwerking kan hebben op de
openbare orde en het woon- en leefklimaat, mag een bordeel zich niet vestigen in een
woonstraat dan wel in een straat waar sprake is van een concentratie van recreatiebedrijven
en detailhandel. In het plangebied worden seksinrichtingen derhalve uitgesloten.
19
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
20
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 3
3.1
Inventarisatie en analyse
Historie
Ontstaansgeschiedenis
Ovezande is tot ontwikkeling gekomen op een opwas in het Zwake. Nadat de (Oud)
Ovezandepolder was bedijkt, werd ten zuiden de Verlorenkostpolder ingepolderd en aan de
oostkant de Onsen Vrouwenpolder. Cruciaal voor het verloop van de verdere inpolderingen is
de aanleg geweest van de huidige Zakdijk (in circa 1330), die als dam werd aangelegd dwars
door de diep bevaarbare kreek. Daarna ging de verlanding snel en vonden in een relatief korte
periode een groot aantal inpolderingsactiviteiten plaats. Aan het einde van de 13e eeuw
moeten zich de eerste bewoners op het eiland Ovezande hebben gevestigd. Nadat het eiland
met de dam werd verbonden aan de Oudelandse- en Molenpolder zal het inwoneraantal
gestaag zijn toegenomen.
De bewoning concentreerde zich langs de dijken van de allereerste polders. De kapel werd in
de Verlorenkostpolder gebouwd, daar waar de dijken bij elkaar kwamen. Ovezande heeft zich
in de loop der jaren als een typisch dijkdorp ontwikkeld. Pas vanaf het einde van de 19e eeuw
zijn er woningen gebouwd die niet langs of op een dijk stonden.
De historische kern van Ovezande, die wordt gevormd door (delen van) de Hoofdstraat, het
Kerkplein, de Nieuwstraat en de Dreef, kent een stenig en compact straat- en
bebouwingsbeeld. De kleinschalige, individueel vormgegeven bebouwing staat (vrijwel) direct
aan de straat en oogt aaneengesloten. Het straat-/bebouwingsbeeld in de historische
dorpslinten, die uitlopers van de historische kern vormen, is meer open en meer divers. Er zijn
doorgaans voortuinen en (grotere) tussenruimten tussen de bebouwing aanwezig én er is
sprake van een grotere variatie in bebouwingstypologieën.
Een deel van het dorp is te typeren als nieuwe dorpslinten. Het gaat daarbij om meer recente
bebouwing die aan historische structuren (dijken) is gesitueerd en om woningbouw aan een
nieuwe structuurlijn (de Bloemenstraat) die nog nauw aansluit op de historische
dorpsstructuur. De nieuwe linten zijn voorlopers van de echte, ruimtelijk meer zelfstandige,
planmatige dorpsuitbreidingen. Vanaf de jaren '70 is de uitbreiding Ovezande Noord-Oost tot
ontwikkeling gekomen. Gevolgd, vanaf de jaren '90, door de buurt Strobbelhoek.
3.2
Ruimtelijke opbouw
Deelgebieden
Globaal zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:
 historische dorpskern;
 historische dorpslinten;
 nieuwe dorpslinten;
 planmatige dorpsuitbreidingen.
Historische dorpskern
Een gedeelte van de Hoofdstraat, Kerkplein, een gedeelte van de Dreef (oostzijde) en een
gedeelte van de Nieuwstraat vormen de historische dorpskern.
De oudste bebouwing van Ovezande bevindt zich aan de Hoofdstraat en de straten direct
aansluitend hiervan. De Hoofdstraat is gelegen op een dijk, die het ruimtelijk beeld sterk
beïnvloedt. In het gedeelte van de Hoofdstraat dat onder de historische kern is geschaard,
staat de bebouwing overwegend boven op de dijk, direct aan de straat. De betreffende
bebouwing is individueel vormgegeven en is c.q. oogt aaneengesloten. Ook de bebouwing
aan de oostzijde van de Dreef en langs (een gedeelte van) de Nieuwstraat kent een
21
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
individuele vormgeving, (vrijwel) geen voortuinen én is wederom (visueel) aaneengesloten.
Hierdoor kent de historische dorpskern van Ovezande een stenig, besloten en compact
straatbeeld. Dit beeld wordt overigens ter plaatse van de kerkgebouwen, die los (solitair) in de
ruimte staan, doorbroken. Naast de kerkgebouwen is het dorpshuis / verenigingsgebouw als
beeldbepalend pand in de historische dorpskern te typeren.
Het merendeel van de bebouwing in de historische dorpskern kent een eenvoudige
hoofdvorm die bestaat uit één bouwlaag en een zadeldak. Langskappen (nokrichting
evenwijdig met de weg) zijn het meest gebruikelijk, maar ook dwarskappen (nokrichting haaks
op de weg) komen plaatselijk voor. De hellingshoek bedraagt doorgaans tussen de 40 en 50
graden. Incidenteel komen ook andere, met name gebroken, kapvormen voor.
In de historische kern van Ovezande zijn, als gevolg van inbreiding en herstructurering, ook
meer recente woningen aanwezig. Deze bestaan overwegend uit twee bouwlagen met flauwe
kap.
Historische dorpslinten
Een gedeelte van de Hoofdstraat, een gedeelte van de Dreef (westzijde), een gedeelte van de
Nieuwstraat, de Groenedijk en een gedeelte van de Plataanweg zijn onder de historische
linten geschaard. Deze hebben over het algemeen een meer open bebouwingsbeeld dan de
historische dorpskern. Veelal is sprake van vrijstaande bebouwing, staat de bebouwing onder
aan de dijk (zover een dijk aanwezig is) en is een meer of minder grote voortuin aanwezig.
Alleen het bebouwingsbeeld van de Groenedijk wijkt hier plaatselijk van af en lijkt meer op het
beeld van de historische dorpskern (aaneengesloten bebouwing, gelegen op de dijk, (vrijwel)
direct aan de weg). De bebouwing aan de historische linten is (evenals in de historische
dorpskern) individueel vormgegeven. Een groot aantal van de woningen komt qua
bebouwingstypologie met de bebouwing in de historische dorpskern overeen: zoals
eenduidige hoofdvorm, één bouwlaag en ieder pand is voorzien van een kap. Een zadeldak is
het meest gebruikelijke kaptype, bij uitzondering komen mansardekappen voor. De
nokrichting loopt over het algemeen evenwijdig met de weg. Plaatselijk zijn echter ook
dwarskappen aanwezig.
Het bebouwingsbeeld aan de historische dorpslinten is echter meer divers. Naast het
woningtype van de Zeeuwse arbeiderswoning komen ook zogenaamde boerenbedoeninkjes
(woonhuis met houten schuur aaneengebouwd), jaren '20-/'30- woningen en meer recente
woningen ter plaatse voor.
Nieuwe dorpslinten
De Bloemenstraat, een gedeelte van de Hoofdstraat en een gedeelte van de Plataanweg
worden getypeerd als nieuwe dorpslinten. Bij de twee laatstgenoemde gaat het om bebouwing
die aan een historische structuurlijn (een dijk) staat, maar gebouwd is in de periode na de
Tweede Wereldoorlog en voor de realisatie van de planmatige uitbreidingen vanaf de jaren
'70. De Bloemenstraat is in dezelfde periode tot ontwikkeling gekomen, maar is een nieuwe
structuurlijn (straat) die nauw aansluit bij de historische dorpsstructuur.
De bebouwing aan de nieuwe linten kent een sterk samenhangende rooilijn en heeft altijd een
voortuin. De woningen aan de Hoofdstraat en Plataanweg zijn daarbij onder aan de dijk
gesitueerd, langs een parallelweg. Naast individueel vormgegeven bebouwing komt aan de
nieuwe linten op kleine schaal seriematige bouw voor. Enkel vrijstaande en
twee-onder-een-kapwoningen, met doorgaans een eenvoudige hoofdvorm, zijn aan de linten
te vinden. De vrijstaande woningen bestaan overwegend uit één bouwlaag met kap, de
twee-onder-een-kapwoningen uit twee bouwlagen met kap. Zadeldaken worden het meest
frequent toegepast, bij uitzondering is een woning voorzien van een gebroken of
samengestelde kap. Bij het merendeel van de woningen loopt de nokrichting evenwijdig aan
de weg. Dwarskappen komen in mindere mate voor en dan met name aan de Bloemenstraat.
22
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Planmatige dorpsuitbreidingen
De planmatige dorpsuitbreidingen van Ovezande worden gevormd door Ovezande
Noord-Oost en Strobbelhoek. Ovezande Noord-Oost is vanaf de jaren '70 tot ontwikkeling
gekomen, de tweede vanaf de jaren '90. De verschillende tijdsperioden zijn in de
stedenbouwkundige opzet van de woonbuurten terug te zien: Ovezande Noord-Oost kent
bijvoorbeeld, in vergelijking met Strobbelhoek, een vrij rationeel stratenpatroon. Het
bebouwingsbeeld in de planmatige uitbreidingen is gemêleerd, zowel vrijstaande,
twee-onder-een-kap als aaneengesloten woningen komen in beide buurten voor. In
Ovezande Noord-Oost zijn daarnaast gestapelde (senioren)woningen aanwezig. De
vrijstaande woningen staan met name aan de buitenranden van de buurten. Alle woningen
hebben een voortuin en de rooilijn is redelijk samenhangend. De bouwhoogte bedraagt
maximaal twee bouwlagen met kap. Zadeldaken, met de nokrichting evenwijdig aan de weg,
worden het meest frequent toegepast. Bij hoge uitzondering komen andere dakvormen (plat,
samengesteld) voor.
In Ovezande Noord-Oost zijn enkele gebouwen die qua functie, maat en schaal afwijken van
het reguliere bebouwingsbeeld. Naast de seniorenhuisvesting aan de Mr. Dr.
Messtraat/Pastoor Fransestraat gaat het om de gymzaal en een basisschool.
Markante gebouwen en groenelementen
Markante gebouwen
Markante gebouwen in het dorp zijn met name de kerken en een woonhuis aan het kerkplein.
In paragraaf 4.6.1 is een overzicht opgenomen van de monumenten in het dorp.
Groenelementen
Daarnaast zijn in Ovezande een aantal noemenswaardige groenelementen aanwezig. Dit
betreft:
 de algemene begraafplaats aan de Pastoor Fransestraat;
 enkele verspreid over het dorp gelegen groenelementen met speelvoorzieningen;
 twee binnenterreinen in het gebied ingeklemd tussen de Hoofdstraat en Bloemenstraat.
Het ene binnenterrein is in gebruik als akkerbouwgrond, op het andere terrein bevinden
zich volkstuinen en de Hervormde begraafplaats.
3.3
Functionele opbouw
De ruimtelijk-functionele dynamiek van Ovezande ligt hoger dan in veel andere Borselse
kernen. Met name in het gebied aan en nabij de Hoofdstraat c.q. in de omgeving van de
kerkgebouwen en het dorpshuis komt een mix van diverse centrumvoorzieningen (winkels,
horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoor) en bedrijven voor: dit gebied is herkenbaar
als het fysiek-ruimtelijke hart (centrum) van de kern. Daarnaast is in de omgeving Mr. Dr.
Messtraat - Pastoor Fransestraat een voorzieningencluster aanwezig met een brede school
en een woonzorgcomplex: dit gebied vormt als zodanig het sociaal-maatschappelijk hart van
Ovezande.
Buiten het plangebied ligt aan de Nieuwstraat een sportpark. Het gebied rondom de kern is
overwegend agrarisch in gebruik.
Meer specifiek zijn de volgende voorzieningen en bedrijven aanwezig in het plangebied.
23
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Detailhandel
Adres
Naam + aard bedrijf
Hoofdstraat 18
Kreahoek (winkel en opslagloods)
Hoofdstraat 41
leegstaand winkelpand
Hoofdstraat 47
Attent supermarkt
Hoofdstraat 55
winkel Humpy Dumpy (kleding, sieraden, e.d.)
Hoofdstraat 65
brood- banketbakkerij A. v/d Bunder
Horeca
Adres
Naam + aard bedrijf
Hoofdstraat 67
eetcafé/pension De zak
Hoofdstraat 69
snackbar New City
Bedrijven
Adres
Hoofdstraat 32
Transportbedrijf Koens
RB Service & Onderhoud
Hoofdstraat 45 / 45A
Bouwbedrijf en bouwmarkt S. Rentmeester
Maatschappelijke en zorgvoorzieningen
Adres
Naam
Kerkplein 8
voormalige kerk - galerie, atelier
Hoofdstraat 29
fysiotherapie
Hoofdstraat 35
kerk
Hoofdstraat 54
dorpshuis / verenigingsgebouw
Hoofdstraat 60 (en 58)
R.K. kerk (met pastorie)
Bloemenstraat
Hervormde begraafplaats
Pastoor Fransestraat
algemene begraafplaats
Burg. Andriessenstraat 8
brandweer
Oud Ovezandseweg - Mr. Dr.
Messtraat 1/3
brede school de Zandplaat (kinderdagverblijf, peutergroep, basisschool, leespunt
bibliotheek en sportzaal)
Mr. Dr. Messtraat Pastoor Fransestraat Willem Tellpad
woonzorgcomplex
24
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Overig
Adres
Naam + aard bedrijf
Binnengebied achter
Hoofdstraat, Dreef Bloemenstraat
en Plataanweg
akkerbouwgrond
Binnengebied achter de
Volkstuinen
begraafplaats aan de Bloemenstraat
Bloemenstraat (voor de
begraafplaats)
Volkstuinen
Groenvoorziening Constantijnstraat speelterrein/-tuin
Groenvoorziening achter
Hoofdstraat Strobbelhoekstraat
speelterrein/-tuin
25
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
26
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 4
4.1
Kwaliteit van de leefomgeving
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende toetsen die voor dit bestemmingsplan zijn
uitgevoerd. Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Onderzoek
naar de kwaliteit van de leefomgeving (de milieu en sectorale toetsingen) kan daarom relatief
beperkt blijven.
4.2
Geluidhinder
Toetsingskader
Wegverkeerslawaai
Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd.
Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur
geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze
waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen
het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch
onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen
binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe
ontwikkelingen die binnen 10 jaar worden voorzien. Woningen en appartementen worden
door de Wgh als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige
bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh.
Industrielawaai
De kern Ovezande ligt op ruim 5 km afstand van het zeehaven- en industrieterrein
"Vlissingen-Oost" (verder te noemen "het Sloegebied"). Rond het Sloegebied is in 1991 bij
Koninklijk besluit een geluidszone vastgesteld. Deze is weergegeven in afbeelding 4.1. Deze
geluidszone valt deels over het grondgebied van de gemeente Borsele. De geluidszone is
echter niet gelegen over het plangebied. De geluidszone is in 2007 geoptimaliseerd en
gewijzigd. Deze zone is vastgelegd in een bestemmingsplan (2007). Ook deze zone valt niet
over Ovezande.
27
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Figuur 4.1. Geluidszone Sloegebied
Spoorweglawaai
Voor het realiseren van nieuwe wooneenheden en/of functiewijzigingen naar de bestemming
wonen is akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai volgens de Wgh verplicht indien deze
worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een spoorweg.
Onderzoek
Onderzoek naar wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai is niet noodzakelijk
en niet uitgevoerd, omdat dit bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe geluidgevoelige
ontwikkelingen c.q. een planologische regeling die dit rechtstreeks mogelijk maakt.
Conclusie
Het aspect geluidhinder staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
28
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
4.3
Bodemverontreiniging
Toetsingskader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de
uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het
plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is
voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone
gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Algemeen
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele blijkt dat een gedeelte van de kern
Ovezande is gelegen in de zone 'woonwijken voor 1900'. In deze zone worden regelmatig
(sterk) verhoogde concentraties aan zware metalen en PAK aangetroffen. Deze concentraties
zijn veelal gerelateerd aan het gebruik van oudsher. In geval van een omgevingsvergunning
voor bouwen dient een onderzoek te worden overlegd waaruit blijkt dat de bodem van
zodanige kwaliteit is dat deze geschikt is voor het beoogde gebruik.
In de kern Ovezande zijn tot nu toe verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Hieruit blijkt
dat er geen acute saneringsgevallen aanwezig zijn. Dit betekent dat er geen verontreinigingen
bekend zijn die op basis van risico's voor de mens op korte termijn gesaneerd moeten worden.
Conclusie
Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.4
Flora en fauna
Toetsingskader
Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en Faunawet en de
Natuurbeschermingswet is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te
onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus
is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. De
Habitatrichtlijn en Flora- en Faunawet hebben evenwel ook betrekking op beschermde
planten- en diersoorten buiten de aangewezen gebieden.
Onderzoek
Het plangebied bestaat uit bestaand bebouwd gebied, afgewisseld met open groene ruimten
in de kern en groene ruimten en agrarisch gebied aan de randen van de kern.
Het voorliggend plan bevestigt de bestaande situatie.
Conclusie
Flora- en fauna vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. In
het kader van dit plan is geen nader onderzoek nodig. In de wijzigingsregels is bepaald dat
vooruitlopend op toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moet zijn geconcludeerd dat geen
belemmeringen bestaan bij toepassing van de bevoegdheid.
29
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
4.5
Ecologische Hoofd Structuur (EHS)
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en
faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de
Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de
bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies.
De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het
Omgevingsplan Zeeland. In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met
de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing worden door Gedeputeerde Staten
vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland.
Onderzoek
Het voormalige ministerie heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd.
De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de
instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden, om daarmee een groot aantal
soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.
Het plangebied is niet gelegen in of direct naast een Natura2000 gebied of EHS.
In voorliggend plan is alleen sprake van feitelijke voortzetting van het bestaande gebruik. Dit
heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze op ruime afstand
gelegen Natura 2000-gebieden.
4.6
Cultuurhistorie
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de
Monumentenzorg (MoMo). Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van de minister van het
toenmalige OCenW op de monumentenzorg weer. De visie is geschreven mede namens de
ministers van het toenmalige LNV en VROM.
In de beleidsbrief staan drie pijlers centraal:
 cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
 krachtiger en eenvoudiger regels;
 herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle objecten die hun functie verliezen.
Hierna wordt kort ingegaan op de eerste pijler.
Door MoMo vindt een omslag in het rijksbeleid over monumentenzorg plaats: van object- naar
gebiedsgericht. De cultuurhistorische belangen worden niet langer beperkt tot die gebouwen
en gebieden die tot 'monument' zijn aangewezen. Cultuurhistorie moet integraal onderdeel
worden van alle overwegingen die komen kijken bij ruimtelijke ordeningsopgaven. Borging
van cultuurhistorie in structuurvisies en in beleid maakt meer afgewogen keuzes mogelijk.
De beweging is, kort getypeerd, minder sectorale regelgeving achteraf en een meer generieke
borging vooraf. Om dit mogelijk te maken heeft het rijk het Besluit ruimtelijke ordening zodanig
aangepast dat de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan met cultuurhistorie
rekening moet houden, zowel voor objecten als structuren en gebieden. Dit is analoog aan de
regelgeving die enkele jaren geleden in werking trad op het gebied van archeologie.
In lijn met de MoMo wordt in:
 paragraaf 4.7 ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische waarden;
 in deze paragraaf achtereenvolgens ingegaan op (gebouwde) monumenten en 'overige
30
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
cultuurhistorische waarden'.
4.6.1
Monumenten
Onderzoek
Om cultuurhistorische bouwwerken binnen haar grondgebied te beschermen heeft de
gemeente Borsele monumentenbeleid geformuleerd. Dit beleid is vastgelegd in de
Monumentenverordening (vastgesteld door de raad bij besluit van 1 juni 2006) en tevens
verankerd in de Beeldkwaliteitsnota Borsele (januari 2013). Hierin zijn criteria vastgelegd
waaraan verbouw-, sloop- en/of restauratieplannen van zowel rijks- als gemeentelijke
monumenten worden getoetst c.q. moeten voldoen.
Voorts voorzien geldende wettelijke regelingen in een afdoende bescherming van
rijksmonumenten.
De gemeente heeft geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan opgenomen om de
monumenten planologisch te beschermen.
Het plangebied telt 3 inschrijvingen in het rijksmonumentenregister.
monumentnr.
monument
aard
10017
Pand met
verdieping
10018
Nederlands Hervormde Kerk en kerkonderdeel,
Kerk
gotisch bouwwerk
10019
Toren
Nederlands Kerk en kerkonderdeel
Hervormde Kerk.
Smalle toren op
H-vormige plattegrond
een
lage Woonhuis
periode
adres
1645
Kerkplein 1
15e
eeuw Kerkplein 8
(oorsprong)
Hoofdstraat 35
Daarnaast zijn in de gemeentelijke monumentenverordening en de beedlkwaliteitsnota twee
panden in het plangebied aangemerkt als gemeentelijk monument: Hoofdstraat 54 en
Hoofdstraat 58.
Conclusie
Wettelijke regelingen en de gemeentelijke monumentenverordening en beeldkwaliteitsnota
voorzien reeds in afdoende bescherming van de in het plangebied aanwezige monumenten.
In het bestemmingsplan is geen specifieke regeling nodig ter behoud van de monumentale
waarden van individuele gebouwen. Volstaan wordt in dit bestemmingsplan met algemene
bouwbepalingen waaronder het vastleggen van goot- en bouwhoogte.
4.6.2
Overige cultuurhistorische waarden
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen overige
cultuurhistorische waarden (zoals bijvoorbeeld molens) aanwezig, waarmee rekening moet
worden gehouden.
4.6.3
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. De in het
plangebied aanwezige:
31
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"


4.7
archeologische waarden zijn via een daarop afgestemde bestemmingsregeling
gewaarborgd;
rijksmonumenten worden door wettelijke regelingen voldoende veilig gesteld.
Archeologie
Toetsingskader
Europees beleid
In Europees verband is het zogenaamde “Verdrag van Malta” (1992) tot stand gekomen.
Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te
behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij
het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin
meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden is, naast de
doorvertaling in nationale wet- en regelgeving, een economische factor toegevoegd. De
kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie,
(voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, moeten door de initiatiefnemer
worden betaald. Het “Verdrag van Malta” is in 2007 via de Wet op de Archeologische
Monumentenzorg geïmplementeerd in de Nederlandse Monumentenwet. In combinatie met
de Wet ruimtelijke ordening, en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is behoud en
beheer van het bodemarchief daarmee integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen
van gemeenten.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Door burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele is archeologiebeleid vastgesteld
(d.d. 11 oktober 2011), waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsruimte die de
Monumentenwet aan gemeenten biedt. Het archeologiebeleid is opgesteld met de intentie
een verantwoorde balans te bieden tussen het belang van archeologie en andere belangen
die spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het beleid, dat gebaseerd is op een analyse van de
plaatselijke situatie, geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Het rapport “Archeologiebeleid gemeente Borsele” bestaat uit een “Deel A: Beleidsnota
archeologie” en een “Deel B: Toelichting beleidskaart”. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking
van het archeologiebeleid (deel A). Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een
samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, kan worden bepaald of voor een
bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch
onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën,
waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en
andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke
categorie, uitgezonderd categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden,
vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom
uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien
de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:
a. categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning
nodig;
b. categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan
50 m2 wordt verstoord;
c. categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen
onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
d. categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen
onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;
e. categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen
onderzoeksplicht indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;
32
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
f.
categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen
onderzoeksplicht indien minder dan 2500 m2 wordt verstoord;
g. categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
h. categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.
Onderzoek
Volgens het gemeentelijk beleid is binnen het plangebied sprake van verschillende
categorieën met archeologische verwachting:
 de historische dorpskern en de linten zijn aangeduid als gewaardeerde dorpskern
(categorie 3). In het bestemmingsplan is op basis van het beleid aan deze gronden een
dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 toegekend;
 de planmatige dorpsuitbreidingen Ovezande Noord-Oost is aangeduid als een gebied met
een hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten (categorie 4). Op basis van
het beleid geldt voor deze gronden een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
 voor de overige delen van Ovezande geldt een matige verwachtingswaarde op
archeologische vondsten (categorie 5); voor deze gronden is op basis van het beleid in dit
bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 opgenomen.
Conclusie
Op basis van het gemeentelijk beleid wordt aan de verschillende verwachtingswaarden en de
vindplaatsen een dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegekend. Per categorie is een
afzonderlijke regeling opgenomen:
 voor de historische dorpskern en de linten geldt op grond van de dubbelbestemming
Waarde - Archeologie 1 bij een bodemverstoring van meer dan 50 m2 en dieper dan 40 cm
een onderzoeksplicht;
 voor de zone met een hoge archeologische verwachting geldt op grond van de
dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. In dit gebied is bij een bodemverstoring van
meer dan 250 m2 en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing;
 voor de overige delen van Ovezande met een matige archeologische verwachtingswaarde
geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3. In dit gebied is bij een
bodemverstoring van meer dan 500 m2 en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van
toepassing.
4.8
Water
Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water één van de
sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het
ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten
hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve
noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit,
verdroging, etc., te voorkomen. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een
watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. In deze paragraaf wordt beschreven op
welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan.
33
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Huidig watersysteem
Grondwatersysteem
De grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket is over het algemeen noord –
oostelijk gericht. De bovenste 10 m dikke laag is de Westlandformatie van zavel, siltig zand,
klei en veen. Dieper dan 10 m bevindt zich de formatie van Tegelen die bestaat uit fijn zand en
leem. De heersende grondwatertrap is grondwatertrap 4 (GHG 40 tot 80 cm beneden
maaiveld en de GLG op meer dan 120 cm beneden maaiveld) Het grondwater bevindt zich
gemiddeld rond NAP (fluctuatie ten gevolge van seizoensinvloeden).
Oppervlaktewatersysteem
Het plangebied wordt ontwaterd door de sloot aan de noordkant van de Oud Ovezandseweg.
De hoofdwatergang ligt op ongeveer 1300 m zuidelijk van het plangebied (Plataanweg /
Kortedijk). In het plangebied liggen drie peilgebieden en variëren de peilen tussen 1,00 m
-NAP en 0,20 m -NAP. De noord - oosthoek ligt in het peilgebied (GPG179) met een ZP van
0,20 m -NAP en WP 0,40 m -NAP. Tussen de Hoofdstraat en de Nieuwstraat is dat (GPG199)
met ZP = WP 0,50m -NAP. In de zuid - westhoek is het peilgebied (GPG175) met ZP 0,60
-NAP en WP 1,00 -NAP. De maaiveldhoogte ligt tussen 1,20 +NAP en 1,60 +NAP. De
hoofdwatergang watert af naar het gemaal “Van Ellewoutsdijk” op 5,00 km ten zuidwesten van
het plangebied. De Westerschelde bevindt zich op ongeveer + 3600 m van het plangebied.
Toekomstige watersysteem
Volgens de optimalisatiestudie afvalwatersysteem Borsele uit 2004 voldoet Ovezande
ruimschoots aan de huidige en toekomstige normen. Het betreft een conserverend plan. Bij
nieuwbouw is het uitgangspunt de afvalwaterstromen te scheiden in RWA en DWA.
Waterbeleid en toegekende waterhuishoudkundige functies
Waterbeleid 21e eeuw (Rijksbeleid)
In het afgelopen decennium heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met
wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over
water. Het Rijk, de provincies, de waterschappen en de gemeenten zijn onder meer
overeengekomen dat:
 het water zoveel mogelijk moet worden vastgehouden, daarna moet worden geborgen en
daarna pas afgevoerd mag worden;
 voor ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden, hierin
dienen de keuzes ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd
beschreven te worden.
Deelstroomgebiedsvisie
De deelstroomgebiedsvisie is een gezamenlijk product van de waterschappen, gemeenten en
de provincie als trekker. Hierin spelen 'ruimte voor water' en 'water als ordenend principe' een
belangrijke rol. De visie richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door
overstroming door veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke
inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en een aantal mogelijke technische
maatregelen welke kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de
voorkeursvolgorde van 'vasthouden - bergen - afvoeren'. De doelstelling van deze
maatregelen is een afvoer te krijgen die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 bevat beleid voor grondwater, oppervlaktewater en
waterveiligheid. Vooral de waterfunctiekaart is een belangrijk hulpmiddel bij het beoordelen
34
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
van nieuwe initiatieven.
Doelstellingen zijn:
 Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en waterbodems, een peilbeheer en een
aanvaardbaar risico op wateroverlast dat is afgestemd op bestaande en toekomstige
functies.
 Een goede kwantitatieve en chemische toestand van het grondwater, afgestemd op de
functies van het gebied. Een belangrijk aspect daarvan is de instandhouding van de
zoetwatervoorkomens. Gevolgen van klimaatverandering op het grondwater worden
opgevangen.
In het kader van de kwaliteit van de woonomgeving wordt in het Omgevingsplan onder meer
gestreefd naar het terugdringen van regionale wateroverlast in het landelijk en stedelijk
gebied. Bij de uitvoering geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt.
Bij nieuwe bebouwing wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van
het watersysteem. Op de waterkansenkaart is dat globaal inzichtelijk gemaakt. Indien nodig
wordt een nadere toetsing op locatieniveau door het waterschap uitgevoerd. Deze kaarten zijn
een hulpmiddel bij de watertoets.
Met het water mee; waterbeheerplan 2010 – 2015
Het waterschap richt zich op het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige
watersystemen. Het oppervlaktewater wordt niet los gezien van het grondwater. Ruimtelijke
plannen moeten daartoe getoetst worden op de gevolgen voor de waterhuishouding.
Gemeentelijk rioleringsplan, GRP4, Borsele 2012-2017
Het vierde GRP is op 5 april 2012 vastgesteld en heeft als hoofddoel: het continueren van de
hoofddoelen van de eerdere gemeentelijke rioleringsplannen zoals het bereiken van een
goede waterkwaliteit en het voorkomen van wateroverlast. Het rioleringssysteem moet tegen
zo laag mogelijke kosten klimaatbestendig gemaakt worden waarbij er naar gestreefd wordt
om waterschade te alle tijde te voorkomen. Het hoofddoel is uitgewerkt in vier subdoelen:
 een doelmatige inzameling en transport van afvalwater;
 voorkomen van waterhinder, overlast of schade en vasthouden van water;
 het voorkomen van grondwateroverlast;
 schoon oppervlaktewater, grondwater en een schone waterbodem.
Waterplan Borsele 2011 - 2014
In het waterplan staan normen genoemd ten aanzien van de waterkwaliteit, waterkwantiteit,
voorkomen van grondwateroverlast, afkoppelen van regenwater, beheer en onderhoud van
stedelijk oppervlaktewater, ruimtelijke ordening en de inrichting van openbaar water. Het plan
voldoet aan de uitgangspunten van het waterplan Borsele.
Overleg waterbeheerder
Overleg met het waterschap Scheldestromen heeft tijdens het planproces plaatsgevonden.
De overige relevante aspecten met betrekking tot de waterhuishouding zijn opgenomen in
onderstaande tabel.
35
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Thema
Waterdoelstelling
Toetsing
Veiligheid/
Waterkering
Waarborgen
veiligheidsniveau
daarvoor benodigde ruimte
en Het plangebied ligt niet in of nabij primaire waterkeringen
en/of transportroutes gevaarlijke stoffen over water. Het
aspect veiligheid is derhalve niet aan de orde.
Wateroverlast (vanuit Voldoende ruimte voor vasthouden/ Het verhard oppervlak neemt niet toe. Waterberging is
oppervlaktewater)
bergen/afvoeren van water. Vergroten derhalve niet noodzakelijk.
van de veerkracht van het watersysteem
Watervoorziening/
-aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie De watervoorziening is niet in het geding.
van water van de juiste kwaliteit en de Hergebruik is een optie die wordt gestimuleerd.
juiste hoeveelheid op het juiste moment.
Het tegengaan van nadelige effecten van
veranderingen in ruimtegebruik op de
behoefte aan water.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico water gerelateerde
ziekten en plagen; Voorkomen van
verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de
daarvoor benodigde ruimte
Riolering/RWZI
Afkoppelen van (schone) verharde Het bestaande vuilwaterriool blijft gehandhaafd. Het verhard
oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische oppervlak wordt afgekoppeld. Bij nieuwbouw is het
belasting RWZI; rekening houden met uitgangspunt gescheiden aanleg van RWA en DWA.
(ook eventuele filter)ruimte daarvoor
Bodemdaling
Voorkómen van maatregelen die (extra) Er zullen geen veranderingen in het peilregiem plaatsvinden
maaiveldsdalingen
met
name
in die voor bodemdaling zorgen.
zettingsgevoelige
gebieden
kunnen
veroorzaken
Grondwater
Overlast
Tegengaan/Verhelpen
grondwateroverlast
Oppervlakte
waterkwaliteit
Behoud/Realisatie
van
goede Geen gebruik zal worden gemaakt van uitloogbare
waterkwaliteit voor mens en natuur
materialen. De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve
invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit.
Grondwater
Kwaliteit
Behoud en realisatie van goede Er is geen lozing op het grondwater (geen infiltratie).
waterkwaliteit voor mens en natuur
Het water wordt afgevoerd door het regenwaterriool naar de
sloot aan de rand van het dorp. Het plangebied ligt niet in
een specifiek infiltratiegebied, natuurgebied nog in een
hydraulische bufferzone.
Verdroging
Bescherming
grondwaterafhankelijke
waarden
Natte Natuur
Ontwikkeling & bescherming van een Er bevindt zich geen natte natuur in of nabij het plangebied.
rijke,
gevarieerde
en
natuurlijk Er zijn daarom geen bijzondere maatregelen te treffen.
karakteristieke aquatische natuur
van In de Verordening Waterhuishouding Zeeland wordt als
richtlijn voor de ontwateringsdiepte bij nieuwe plannen
minimaal 70 cm beneden het maaiveld aangehouden. Aan
de richtlijn zal voldaan worden.
karakteristieke Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het
ecologische specifiek infiltreren van grondwater met als doel het later
weer op te pompen in het plangebied, dus verdroging is hier
niet aan de orde.
Onderhoud(mogelijkhe Oppervlaktewater
dient
id) waterlopen
onderhouden te worden.
Waterschapswegen
Er is geen open water van enige omvang in het plangebied
aanwezig. De aan de rand van het plangebied gelegen
sloten aan de Oud Ovezandseweg en Landweg worden
zodanig onderhouden dat er geen risico's voor de
volksgezondheid ontstaan.
Door het afkoppelen van verhard oppervlak wordt het aantal
overstorten verminderd. Door lozing van extra hemelwater
verbetert de doorstroming en waterkwaliteit.
adequaat Bij de aan de rand van het plangebied aan de Oud
Ovezandseweg en Landweg gelegen sloten worden de
beschermingszones gerespecteerd.
M.b.t. de aanwezigheid
Er liggen geen waterschapswegen binnen het plangebied.
waterschapswegen binnen / nabij het
plangebied
36
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
4.9
Milieuhinder
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige
bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in:
 bedrijven;
 horeca;
 agrarische en overige bedrijvigheid.
Ovezande ligt op ruim 5 km afstand van het Zeehaven- en industrieterrein Vlissingen-Oost en
de Total-steiger. Hier zijn grootschalige bedrijven gevestigd, zoals petrochemische industrie,
op- en overslag, metaalbewerking, energiecentrales en dergelijke. Het gaat om bestaande
bedrijven met zware milieucategorieën. In de beheersverordening Zeehaven- en
industrieterrein Sloe, 2013 en in het afzonderlijke bestemmingsplan voor de Totalsteiger is
een milieuzonering opgenomen, die is afgestemd op het omliggende gebied.
Voor het zeehaven- en industrieterrein is een geluidszone vastgesteld: Ovezande ligt buiten
deze zone, zoals blijkt uit afbeelding 4.1. Overige aspecten, zoals geur en stof, worden
gereguleerd via het spoor van de Wet milieubeheer.
Voorliggend bestemmingsplan heeft het karakter van een beheersplan voor bestaande
bebouwd gebied: het plan voorziet voor Ovezande geen wezenlijke nieuwe ontwikkelingen.
4.9.1
Bedrijven
Onderzoek
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Voor de milieuzonering en bestemmingsregeling van bedrijfslocaties hanteert de gemeente
Borsele de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG publicatie bedrijven en Milieuzonering.
Ovezande is voornamelijk een woonkern met op enkele plaatsen enige vorm van
kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en horeca. Gelet op dit karakter is gekozen voor de
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Deze staat is gekoppeld aan de regels van het
bestemmingsplan en is een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van
bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend.
Inschaling van bedrijven
De in Ovezande gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en zijn voor zover mogelijk
ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling (zie 4.1)
blijkt dat de in te schalen bedrijven in milieucategorie B1 vallen.
Tabel 4.1. Bedrijven Ovezande
Adres
Naam + aard bedrijf
S.B.I.-code
Cat.
S.v.B.
Algemene
toelaatbaarheid
Bestemmingsregeling
Hoofdstraat 32
Transportbedrijf Koens
494
*)
B1
B (sb-trb)
41, 42, 43
B1
B1
41, 42, 43
B1
B1
RB Service & onderhoud
(timmerwerkplaats
materiaalopslag)
Hoofdstraat 45/45a
Bouwbedrijf S. Rentmeester
en
C (b)
*) Het transportbedrijf is niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging. Dit bedrijf betreft een klein
transportbedrijf, waar op dit moment voornamelijk opslag plaatsvindt. Er zijn geen klachten bekend. Op basis daarvan en omdat
het om een bestaande situatie gaat wordt dit transportbedrijf hier acceptabel geacht.
37
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Milieuzonering
Om milieuhygiënische redenen zijn in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten
toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering opgesteld. Daarbij wordt aangegeven
welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit
milieuoogpunt waar toelaatbaar zijn.
Op de bedrijfspercelen in het plangebied worden (in verband met de ligging te midden van
woonbebouwing) bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht.
 Categorie A- bedrijven voeren activiteiten uit die direct naast of beneden woningen zijn
toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden.
De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij
toereikend.
 Categorie B1-bedrijven voeren activiteiten uit die direct naast of beneden woningen in een
daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De eisen uit het
bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
2. productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
3. de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig plaats.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot het volgende:
 regulier zijn in de modelregels van de gemeente maximaal bedrijven uit categorie B
toegestaan. In het bestemmingsplan is gelet op de situering en inschaling voor de
aanwezige bedrijven opgenomen dat bedrijven tot en met categorie B1 zijn toegestaan;
 de huidige bedrijven zijn merendeels reeds lange tijd in het plangebied gevestigd.
Nieuwvestiging van bedrijven is buiten de opgenomen bedrijfsbestemmingen in het
plangebied niet mogelijk of voorzien;
 aangezien de aanwezige bedrijven binnen de toegelaten milieucategorieën vallen, zijn
geen maatwerkbestemmingen nodig.
4.9.2
Horeca
Toetsingskader
Bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten worden drie stappen
onderscheiden:
 indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
 onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
 uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het
algemeen toelaatbaar.
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in dit bestemmingsplan de volgende
horeca-activiteiten onderscheiden:
 "lichte horeca" (categorie 1). Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan
zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen (vooral verstrekking van etenswaren
en maaltijden) niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of
toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven;
 "middelzware horeca" (categorie 2). Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang
ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen aanzienlijk storend kunnen
werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze
horecabedrijven;
 "zware horeca" (categorie 3). Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan
zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend
kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze
38
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
horecabedrijven.
Conclusie
De gevestigde horeca in de kern Ovezande is overeenkomstig de regels ingeschaald in
categorie 1, overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. Nieuwe horeca-activiteiten worden
in dit plan niet mogelijk gemaakt.
4.9.3
Agrarische en overige bedrijvigheid
In het plangebied is één agrarisch perceel aanwezig. Dit betreft akkerbouwgrond. Deze
akkerbouwgronden en omliggende woningen betreffen reeds bestaande functies. Voorliggend
plan voorziet niet in ontwikkelingen ten behoeve van deze bedrijvigheid.
4.10
Externe veiligheid
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten
aandacht te worden besteed:
 bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of
productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan
risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de
inrichting merkbaar zijn;
 vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
In en in de directe nabijheid van het plangebied zijn/is uit het oogpunt van externe veiligheid:
 geen risicovolle bedrijven/inrichtingen/activiteiten aanwezig;.
 meerdere leidingen aanwezig zijn.
Wettelijk kader, normstelling en beleid
Een volledige beschrijving van het wettelijk kader, normstelling en het beleid is in verband met
het consoliderende karakter achterwege gelaten. Volstaan is met de opsomming in tabel 4.2
met de relevante wetgeving en beleidsdocumenten.
Tabel 4.2. Wettelijk kader en beleidsdocumenten
aard van de risicobron
relevante wetgeving en/of beleidskader
risicovolle bedrijven
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
Beleidsvisie EV provincie Zeeland (2005)
transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor
Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS, 1996)
Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS, 2004)
Basisnet Weg
Basisnet Water
transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb)
Circulaire K1, K2- en K3-stoffen (1991)
1)
1) Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de
werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Voor het transport van andere gevaarlijke stoffen gelden momenteel geen wettelijke normen. Hierop zijn de
veiligheidsafstanden uit de circulaire K1, K2- en K3-vloeistoffen uit 1991 van toepassing.
39
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's,
wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:
 het plaatsgebonden risico (PR);
 het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar
onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een
ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de
risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten
(zoals woningen), afwijken is niet mogelijk. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals
bedrijfsgebouwen) geldt deze norm als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na
motivering).
Groepsrisico (GR)
Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen
tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.
Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f)
staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te
overlijden, zie ook figuur 4.1. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt de
oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn
in de fN-curve (figuur 4.1).
Figuur 4.1. Oriënterende waarde van het GR (fN-curve)
40
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Op grond van het wettelijk kader dient het groepsrisico in het invloedsgebied van een
risicobron te worden verantwoord.
Onderzoek
Inrichtingen
In de (nabije omgeving van) het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Deze
vormen dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Kerncentrale Borssele
De kern Ovezande bevindt zich binnen de jodiumprofylaxe- en schuilzone.
De bewoners van de kern zijn op de hoogte van het risico dat wonen in de "nabije omgeving"
van de kerncentrale met zich meebrengt. Daarnaast is de dekking van het sirenestelsel in de
gemeente Borsele goed geregeld. De sirenes zijn overal goed hoorbaar. Tevens worden
mensen tegenwoordig gealarmeerd via twitter, sms, media enz. Alles bij elkaar biedt dit
voldoende waarborg dat aanwezigen in de kern Ovezande bij rampen, zoals een nucleaire
ramp gewaarschuwd worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe
ontwikkelingen.
Transportroute gevaarlijke stoffen
Leidingen
Aan de noordzijde van het plangebied op meer dan 600 meter afstand zijn drie leidingen met
gevaarlijke stoffen aanwezig. Dit betreffen de hogedruk aardgasleidingen A513 en A515 van
Zebra en de pijpleiding van de Total. De invloedsgebieden van de A513 en A515 liggen niet
over het plangebied. Voor de oliepijpleiding van Total geldt een PR10-6 contour van 25 meter.
Het invloedsgebied is niet bekend, maar in het algemeen geldt dat het invloedsgebied van
K1-leidingen ten hoogste een 10-tal meter groter is dan de PR 10-6. Het invloedsgebied van de
Total-leiding ligt dus niet over het plangebied .
Direct ten noorden van Ovezande ligt de A535 van de Gasunie. Het invloedsgebied van deze
leiding ligt over Ovezande. Voor alle hogedruk aardgasleidingen in Borsele is door de RMD
een QRA opgesteld, zo ook voor de A535. Hieruit blijkt dat er voor deze leidingen geen sprake
is van een PR10-6 contour ter hoogte van het plangebied. en het groepsrisico maximaal
0,0038 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Gezien het lage groepsrisico, het ontbreken van
het plaatsgebonden risico en het consoliderende karakter van het bestemmingsplan kan
volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Deze
verantwoording is in bijlage 1 toegevoegd.
Ten zuiden van het plangebied op meer dan 500 meter ligt de Naphta leiding van de Total
gelegen. De leiding beschikt over een PR10-6 risicocontour van 12 meter. Het invloedsgebied
is niet bekend maar in het algemeen geldt dat het invloedsgebied van K1-leidingen ten
hoogste een 10-tal meter groter is dan de PR 10-6. Het invloedsgebied van de Naphta-leiding
ligt dus niet over het plangebied.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van één risicobron: een hogedruk
aardgasleiding. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente een beperkte verantwoording van
het groepsrisico ingevuld. Uit de verantwoording blijkt dat de gemeente geen maatregelen
noodzakelijk acht en de verantwoordelijkheid neemt voor het groepsrisico.
41
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
4.11
Kabels en leidingen
Onderzoek
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens
dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden
vervoerd:
 gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen / goederen;
 defensiebrandstoffen;
 warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en watervoorziening.
Daarnaast dienen optisch vrije paden in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
In het plangebied zijn géén planologisch relevante leidingen aanwezig. Wel liggen in het
plangebied diverse niet planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen
nutsvoorzieningen, drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs /
in combinatie met aanwezige infrastructuur.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Evenmin
behoeven er planologisch relevante kabels en leidingen te worden geregeld.
4.12
Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet Luchtkwaliteit (Wlk). De
Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood,
koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met
name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en
daggemiddelde) van belang.
Onderzoek
Ter plaatse van mogelijke functiewijzigingen kan op basis van de Grootschalige
Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie beschikbaar gesteld via de
geodatasite van RIVM) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen
worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof onder de betreffende
grenswaarden liggen. Ook de prognoses voor 2015 en 2020 voorspellen geen
overschrijdingen (informatie RIVM april 2011).
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in rechtstreeks mogelijk gemaakte nieuwe
ontwikkelingen. Berekeningen zijn daarom achterwege gelaten.
In geval van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat sprake
dient te zijn van een aanvaardbaar luchtkwaliteitsniveau.
Conclusie
De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
42
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 5
5.1
Juridische vormgeving
Planvorm
Het bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014" kan grotendeels gekarakteriseerd worden als
een zogenoemd “beheersplan”. In een dergelijk plan ligt het accent van de juridische regeling
vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van
gronden en opstallen. Een en ander heeft geresulteerd in een uniforme opzet van de
(bouw)regels, afgestemd op het gemeentelijk Handboek bestemmingsplannen Borsele. Waar
nodig is de regeling specifiek toegespitst op de situatie in de kern Ovezande en is sprake van
beperkte afwijkingen van het handboek. De bestaande functies worden gerespecteerd;
ingrijpende en directe functieveranderingen zijn niet voorzien.
Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische
plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen (hierna:
verbeelding) met regels. Bij het opstellen van de regels en de kaart is uitgegaan van de
richtlijnen “Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012)”.
5.2
Toelichting op de bestemmingen
De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken:
1. inleidende regels (zie paragraaf 5.2.1 );
2. bestemmingsregels (zie paragraaf 5.2.2 );
3. algemene regels (zie paragraaf 5.2.3 );
4. overgangs- en slotregels (zie paragraaf 5.2.4 ).
5.2.1
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de
toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de
betreffende woorden toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht
genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.2.2
Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Het akkerbouwperceel in het karakteristieke binnengebied tussen de Hoofdstraat, Dreef,
Bloemenstraat en Plataanweg is voorzien van de bestemming Agrarisch zonder een
bouwvlak.
Binnen de bestemming zijn alleen grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Ten
behoeve van het behoud van de leefkwaliteit is in de gebruiksregels uit oogpunt van
uniformiteit overeenkomstig het gemeentelijke handboek de inplant van nieuwe boomgaarden
binnen 50 meter van woningen niet toegestaan. In de praktijk betekent dit voor de betreffende
gronden in het plangebied dat hier geen boomgaarden mogelijk zijn.
43
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 4 Bedrijf
Het perceel Hoofdstraat 32 en het perceel Burgemeester Andriessenstraat 8 zijn voorzien van
de bestemming Bedrijf. Ter plaatse is de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die
voorkomen in categorie A en B1 van de bij deze regels behorende Staat van
Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toegestaan. Aangezien hier in de huidige situatie onder
andere een transportbedrijf is gevestigd wordt een “specifieke vorm van bedrijf –
transportbedrijf” opgenomen.
Met een aanduiding op de verbeelding is de toegestane hoogte vastgelegd.
Ten aanzien van de situering van hoofdgebouwen en voor verschillende maatvoeringen zijn
afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
In de gebruiksregels is bepaald dat detailhandel, anders dan nevenactiviteit niet is
toegestaan. In verband met de veiligheid zijn risicovolle inrichtingen niet toegestaan. Ook de
opslag van vuurwerk is niet toegestaan.
Artikel 5 Centrum
De bestemming "Centrum" is opgenomen voor de in het historische dorpscentrum aan de
Hoofdstraat aanwezige commerciële voorzieningen (inclusief leegstaande winkelpanden).
Binnen deze bestemming zijn commerciële voorzieningen zoals winkels, horeca, kantoren,
enige bedrijfsactiviteiten en wonen toegestaan.
Voor zover nodig zijn aanduidingen opgenomen:
 de bestaande horecabedrijven zijn voorzien van aanduiding "horeca";
 ter plaatse van de aanduiding "opslag": is uitsluitend opslag, waaronder tevens begrepen
een garage, toegestaan;
 de aanduiding “bedrijf" is opgenomen ten behoeve van het bij de bouwmarkt aanwezige
bouwbedrijf.
Artikel 6 Gemengd - 1 en Artikel 7 Gemengd - 2
De bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 zijn opgenomen voor het woonzorgcentrum
en de pastorie bij de R.K. Kerk.
Binnen deze bestemmingen zijn maatschappelijke voorzieningen, wonen (al dan niet
zelfstandig) en bijbehorende functies mogelijk zoals tuinen, erven, paden, verhardingen,
parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere
voorzieningen ten dienste van de bestemming. Bij het woonzorgcentrum zijn tevens
ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten (uitsluitend ten dienste van de
maatschappelijke voorzieningen) toegestaan.
Artikel 8 Groen
Binnen de bestemming 'Groen' mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
worden opgericht. De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane
hoogtematen. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen. Hierdoor wordt
het mogelijk om bijvoorbeeld een gebouw van maximaal 15 m2 toe te staan ten behoeve van
speelvoorzieningen.
Artikel 9 Maatschappelijk
De verschillende maatschappelijke voorzieningen in de kern zijn bestemd tot
'Maatschappelijk'. Voor zover nodig zijn aanduidingen opgenomen.
 Ter plaatse van het verenigingsgebouw is een aanduiding “feestzaal” opgenomen. Door
deze aanduiding toe te voegen is het mogelijk om horeca-activiteiten welke voorkomen in
44
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"




categorie 2 van de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten (waaronder: bar,
biljartcentrum) alsmede zalenverhuur plaats te laten vinden.
Ter plaatse van de begraafplaatsen is een aanduiding "begraafplaats" opgenomen. Hier is
uitsluitend een begraafplaats toegestaan.
Ter plaatse van de volkstuinen aan de Bloemenstraat en op het achterliggende
binnenterrein is een aanduiding "volkstuin" opgenomen. Hier is uitsluitend een volkstuin
toegestaan.
Bij de Brede school is ter plaatse van de gronden met de aanduiding "speelvoorziening"
tevens een speelvoorziening toegestaan.
Ter plaatse van Kerkplein 8 (voormalige kerk) is de aanduiding "atelier" opgenomen. Hier
zijn tevens (commerciële) kunst- en cultuurvoorzieningen toegestaan zoals atelier,
galerie,
creativiteitscentrum
en
bijbehorende
detailhandel
in
kunst
en
creativiteitsproducten.
De bebouwing moet worden opgericht in het op de kaart aangegeven bouwvlak. Op deze
wijze wordt de situering van de bebouwing nader geregeld. Daarnaast zijn regels opgenomen
ten behoeve van de toegestane goot- en bouwhoogte, de afstand tussen vrijstaande
gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde.
Ten aanzien van de situering van hoofdgebouwen en voor verschillende maatvoeringen zijn
afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
Artikel 10 Tuin
De bestemming "Tuin" is opgenomen voor de achterste delen van diepe woonpercelen op het
binnenterrein tussen de Hoofdstraat en de Bloemenstraat en voor de grote tuin rondom
woning en erf(bebouwing) Plataanweg 2. De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd
voor sier- en moestuinen. Hier zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Artikel 11 Verkeer
De straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen,
straatmeubilair,
afvalverzamelvoorzieningen,
geluidwerende
voorzieningen,
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
het openbare nut en de garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage zijn bestemd als
“Verkeer”.
De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen. De
oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen en de bouwhoogte 3,5 meter.
Artikel 12 Water
Primaire watergangen en beeldbepalende waterelementen zijn bestemd tot “Water”.
Afwateringssloten en bermsloten zijn niet expliciet van een waterbestemming voorzien.
Binnen de bestemming “Water” zijn alleen bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan.
Artikel 13 Wonen
Het overgrote deel van de gronden in het plangebied is bestemd voor het “Wonen”. De voor
Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het huisvesten van personen.
Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende gebouwen:
 hoofdgebouwen (woningen);
 bijbehorende bouwwerken;
 overige bouwwerken.
Er wordt, door middel van (specifieke) bouwaanduidingen onderscheid gemaakt in
45
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
verschillende bebouwingstypen, zoals:
 aaneengebouwd;
 twee-aaneen;
 patio;
 vrijstaand.
Op percelen zonder een (specifieke) bouwaanduidingen is het woningtype vrijgelaten.
De hoofdgebouwen dienen met hun voorgevel in de op de kaart aangegeven gevellijn te
worden gebouwd, daar waar op de kaart een dergelijke lijn is aangegeven. Ten aanzien van
de hoofdgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de situering, de minimale
breedte, de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens, de goot- en de bouwhoogte, de
dakhelling en de diepte van de woning.
De hoofdregel voor de afstand tussen de voorgevel en achtergevel van de woning (diepte) is
dat deze maximaal 15 meter bedraagt. Daarnaast zijn er enkele specifieke bouwaanduidingen
opgenomen. De specifieke bouwaanduiding ‘bouwdiepte’ geeft een afwijkende regeling voor
de bouwdiepte van de woning.
Ten aanzien van de bijbehorende bouwwerken zijn onder meer regels opgenomen
betreffende de toegestane oppervlakte op het achtererf, de goot- en de totale bouwhoogte, de
dakhelling, de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens en de afstand tot (het verlengde
van) de voorgevellijn. Voor overige bouwwerken zijn bouwregels opgenomen betreffende de
toegestane bouwhoogte, waarbij een specifieke regel is opgenomen voor tuin- of
erfafscheidingen.
Uit oogpunt van flexibiliteit zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
Afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen:
 om de voorgevel van de woning gedeeltelijk achter de gevellijn op te kunnen richten;
 voor een kortere afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen;
 voor een grotere bouwhoogte voor overige bouwwerken.
Uit oogpunt van leefbaarheid van de kern zijn in zijn algemeenheid detailhandels-, beroeps-en
bedrijfsmatige activiteiten aan huis toelaatbaar. Om dit juridisch-planologisch mogelijk te
maken, is ook een afwijkingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders
opgenomen, die dergelijke activiteiten aan huis onder voorwaarden mogelijk laat zijn.
Tot slot zijn ook afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor:
 de uitoefening van de detailhandel en bedrijfs- en/of beroepsmatig gebruik van een
woning
 het gebruik van een woning en/of bij de woning behorende bouwwerken voor logies met
ontbijt.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
Artikel 15 Waarde - Archeologie 2
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
De gronden met een archeologische waarde (maatregelcategorie 3, 4 en 5) zoals aangeduid
op de archeologische Maatregelenkaart-in-lagen worden respectievelijk bestemd als
Waarde-Archeologie-1, 2 en 3. Hiermee wordt het archeologisch belang veilig gesteld.
 Voor de historische dorpskern kern geldt een Waarde - Archeologie 1. Bij een
bodemverstoring van meer dan 50 m2 en dieper dan 40 cm geldt een onderzoeksplicht.
 Voor de planmatige dorpsuitbreidingen Ovezande Noord-Oost met een hoge
archeologische verwachting geldt een Waarde - Archeologie 2. In dit gebied is bij een
bodemverstoring van meer dan 250 m2 en 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing;
46
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"

voor de overige delen van Ovezande met een matige verwachtingswaarde geldt een
Waarde - Archeologie 3. Hier geldt bij een bodemverstoring van meer dan 500 m2 en
dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht.
Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde
oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.
Er zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen: één om aan de gronden na archeologisch
onderzoek alsnog een hogere categorie toe te kennen en één om de archeologische
bestemming te verwijderen indien blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden
aanwezig zijn.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 4
Deze bestemming is (nog) niet op de verbeelding opgenomen. De bestemming is wel in de
regels opgenomen omdat naar aanleiding van archeologisch onderzoek planwijziging
mogelijk is naar deze archeologische dubbelbestemming.
Ter plaatse van de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4 is het van
archeologisch onderzoek vrijgesteld tot een oppervlakte van 2.500 m² en een bijbehorende
diepte van 40 cm.
5.2.3
Algemene regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al
eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als
zodanig kunnen dienen.
Artikel 19 Algemene bouwregels
Op basis van dit artikel kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen
aan plaatsing van gebouwen, de dakhelling van hellende dakvlakken en de plaatsing en
vormgeving van overige bouwwerken.
Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen bij
omgevingsvergunning betreffen het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het
overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte afwijkingen in verband met het ruimtelijk of
technisch beter plaatsen van bouwwerken én het oprichten van masten en antennes tot een
bepaalde bouwhoogte. Deze afwijkingsmogelijkheden hebben tot doel flexibiliteit in het plan in
te bouwen. Het afwijken kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van
een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad.
Artikel 21 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel omvat algemene wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en
wethouders om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van
bebouwingsgrenzen en beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen (tot 3 meter)
mogelijk te maken. Het verschuiven van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen
plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt
geschaad. Voor dit soort gevallen is daarom in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor
burgemeester en wethouders opgenomen.
47
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
5.2.4
Overgangs- en Slotregel
Artikel 22 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die
gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van
het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het
plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan
(rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden
voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Artikel 23 Slotregel
Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen
worden aangehaald: Regels van het bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014".
48
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan is voornamelijk een zogenaamd "conserverend"
bestemmingsplan. Er zijn voor de gemeente geen uitvoeringskosten in relatie tot dit
bestemmingsplan aanwezig die noodzaken tot het opstellen van een exploitatieplan.
49
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
50
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 7
7.1
Maatschappelijke toetsing en overleg
Inspraakprocedure
Het voorontwerpbestemmingsplan Kern Ovezande 2014 heeft van 5 december 2013 t/m 18
december 2013 ter inzage gelegen op het gemeentesecretariaat en is gepubliceerd op de
gemeente website en www.ruimtelijkeplannen.nl. Op 10 december 2013 heeft tevens een
informatieavond plaatsgevonden. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.
7.2
Uitkomsten overleg 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1 van het
Besluit ruimtelijke ordening voor overleg toegezonden aan:
 Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water;
 Waterschap Scheldestromen.
Naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan zijn geen overlegreacties ingediend.
51
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
52
bijlage
bij de toelichting
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Bijlage 1 Verantwoording groepsrisico 53
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
54
Bijlage 1. Verantwoording groepsrisico
Beleidskader
Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dient bij de vaststelling van een
bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van een buisleiding het groepsrisico als gevolg van
een ruimtelijk besluit te worden verantwoord. Conform de externe veiligheidsparagraaf uit het
bestemmingsplan blijkt dat het groepsrisico dermate laag is dat met een beperkte verantwoording
van het groepsrisico volstaan kan worden. Bij de beperkte verantwoording van het groepsrisico
komen aan bod:

de verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied als gevolg van het besluit;

de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde;

de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
of zwaar ongeval;

de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die
het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een
ramp of zwaar ongeval voordoet.
In relatie tot de aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, is de regionale brandweer/
veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen (artikel 13 lid 3 Bevi). Dit
advies is in de voorliggende verantwoording verwerkt.
Leeswijzer
In deze verantwoording wordt achtereenvolgens ingegaan op:
1. Aanwezigheid personen binnen invloedsgebied
2. Hoogte van het groepsrisico
3. Bestrijdbaarheid van rampen
4. Zelfredzaamheid van personen in invloedsgebied
Het maatgevend rampscenario bij een hoge druk aardgastransportleiding ontstaat wanneer de
leiding wordt beschadigd door graaf- of onderhoudswerkzaamheden. Door de beschadiging
ontsnapt het aardgas dat vervolgens kan ontsteken. Hierdoor ontstaat een explosie, gevolgd door
een fakkelbrand die intense hittestraling veroorzaakt.
Aanwezigheid personen binnen invloedsgebied
Binnen het invloedsgebied van de buisleiding ligt de kern Ovezande. Deze kern ligt op een afstand
van 110 meter tot de leiding. Dit dorp kenmerkt zich met name door grondgebonden woningen. De
personendichtheid is te kenmerken als “normaal” voor bewoond gebied. Het overige gebied binnen
het invloedsgebied van de leiding is agrarisch met enkele boerderijen. Het bestemmingsplan heeft
een consoliderende karakter en voorziet dus niet in concrete ontwikkelingen.
Hoogte van het groepsrisico
Door de omgevingsdienst Midden- en West Brabant (voormalige Regionale Milieudienst) is een
kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd voor het transport van aardgas onder hogedruk door
alle buisleidingen in de gemeente Borsele. Uit deze QRA blijkt dat het groepsrisico in de huidige
situatie onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. Het bestemmingsplan voorziet niet in
ontwikkelingen. Het groepsrisico zal daarmee in de toekomstige situatie niet toenemen en ver
beneden de oriënterende waarde blijven.
Bestrijdbaarheid van een fakkelbrand
In geval van een calamiteit spuit aardgas onder hoge druk uit de leiding. Voor de brandweer
bestaat geen bestrijdingsstrategie om de bron te doven. De Gasunie zal op afstand de leiding
afsluiten, waarna het gas moet opbranden en de fakkelbrand dooft. De rol van de brandweer
beperkt zich tot het afzetten van de omgeving, zo mogelijk het redden van de slachtoffers, het zo
nodig koelen van de omgeving en het bestrijden van mogelijke secundaire branden.
Bluswatervoorzieningen zijn reeds mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Het
bestemmingsplan is consoliderend van aard en zorgt daardoor niet voor een toe- of afname in de
mogelijkheid om bluswatervoorzieningen te realiseren.
Mogelijkheden voor ontvluchting bij een fakkelbrand
Voor een fakkelbrand bij een gasleiding geldt dat de warmtestraling dusdanig intens en continue is
dat vluchten het gewenste handelingsperspectief is voor personen binnen het invloedsgebied van
de leiding. Voor deze gasleiding betreft dat een afstand van 270 meter. Voor personen buiten het
invloedsgebied is, naast vluchten, binnen blijven en/of dekking zoeken aan de luwzijde van een
gebouw een mogelijkheid. In een optimale situatie staan alle vluchtroutes haaks op de gasleiding.
Gezien het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, en geen ontwikkelingen
mogelijk gemaakt is het niet mogelijk om nieuwe vluchtroutes haaks op de leiding te realiseren. In
de kern Ovezande is ten gevolge van reeds bestaande bebouwing wel de mogelijkheid om dekking
te zoeken aan de luwzijde van de aanwezige bebouwing.
De zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied is als normaal mobiel te
beschouwen.
In de kern van Ovezande zijn op hoofdlijn geen knelpunten in de ontvluchtingsmogelijkheden
geconstateerd door de veiligheidsregio.
Conclusie
Het bevoegd gezag, de gemeenteraad van de gemeente Borsele, neemt kennis van het risico en
neemt de verantwoording voor eventuele gevolgen.
regels
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan
het
bestemmingsplan
“Kern
Ovezande
2014”
NL.IMRO.0654.BPOZ2014-0002 van de gemeente Borsele;
1.2
met
identificatienummer
bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen;
1.3
kaart
de
geometrisch
bepaalde
planobjecten
NL.IMRO.0654.BPOZ2014-0002;
1.4
als
vervat
in
het
GML-bestand
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
1.5
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
aaneengebouwd
blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.7
achtererf:
gedeelte van het erf dat gelegen is achter de achtergevelrooilijn;
1.8
achtergevel
de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw;
1.9
achtergevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse
bouwperceelsgrenzen;
1.10
achtergevelrooilijn
denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een
hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 15 meter achter
de voorgevel;
57
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.11
afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
omringt;
1.12
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen of
veredelen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren. Hieronder worden de
volgende typen bedrijven begrepen:
a. grondgebonden agrarische bedrijven;
b. glastuinbouwbedrijven;
c. niet-grondgebonden agrarische bedrijven.
1.13
archeologisch deskundige
de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere door het college van burgemeester en
wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van
archeologie;
1.14
archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend
door de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm
voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.15
archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op in dat gebied
voorkomende archeologische sporen en relicten;
1.16
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige
archeologische sporen en relicten;
1.17
Awb
de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.18
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.19
bebouwingspercentage
een op de kaart of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een
maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.20
bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
58
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.21
bedrijfs- en/of beroepsmatig gebruik van een woning
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor bedrijfsen/of beroepsmatige activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie
behoudt;
1.22
bedrijfsvloeroppervlak
de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en
verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte;
1.23
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor huisvesting
van (het huishouden van) een persoon, wiens aanwezigheid daar noodzakelijk is, gelet op de
bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;
1.24
bestaand
aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.25
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde
verbonden bouwwerk met een dak.
1.28
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk;
1.29
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.30
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.31
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
59
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.32
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.33
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.34
bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
1.35
café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het
verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met
eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;
1.36
cafetaria/snackbar/afhaalservice
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse
bereide kleine etenswaren, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van
zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.37
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.38
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij de baliefunctie een essentieel onderdeel
vormt;
1.39
erf
al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
hoofdgebouw;
1.40
feestzaal
een ruimte gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en ter plaatse te
nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.
1.41
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
60
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.42
gestapeld
een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven,
beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige
toegankelijkheid gewaarborgd is;
1.43
gevellijn
zie voorgevellijn;
1.44
hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van
de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of
bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.45
horecabedrijf
een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter
plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het
exploiteren van zaalaccommodaties;
1.46
hotel/motel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht);
1.47
kantoor(ruimte)
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen
van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord
wordt gestaan en geholpen, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen
gebied;
1.48
logies met ontbijt
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot
een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de
(woon)bestemming;
1.49
lunchroom
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse
bereide kleine etenswaren en niet alcoholische dranken;
1.50
maaiveld
a. het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land;
b. de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.51
maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde
maatvoering geldt;
61
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.52
mestbassin
een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of
gedeeltelijk is gelegen onder een stal;
1.53
mestplaats
een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van vaste meststoffen;
1.54
milieudeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie
van deskundigen inzake milieu;
1.55
Monumentenwet 1988
de Monumentenwet 1988, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.56
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
1.57
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden.
1.58
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid
die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.59
pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als
nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;
1.60
peil
a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder
dan 5 meter bedraagt;
b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.61
plattelandstoerisme
alle vormen van kleinschalige recreatie en toerisme (met de nadruk op dagtoerisme en klein
verblijfstoerisme), die plaatsvinden op en gebonden zijn aan het platteland;
62
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.62
restaurant
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van etenswaren voor consumptie ter
plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische
dranken;
1.63
teeltondersteunende voorzieningen
overkappingsconstructie als ondersteunende voorziening ten behoeve van de bescherming
van plantaardige agrarische teelten (tegen neerslag, zonlicht, vogelvraat) en/of de voorkweek
van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van
verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische
teelten, nader te onderscheiden in:
a. plastic boogkas: een constructie vervaardigd van lichtdoorlatend materiaal, geen glas
zijnde;
b. regenkap: een open constructie zonder wanden overtrokken met lichtdoorlatend materiaal
anders dan glas;
c. paalconstructie met fijnmazige netten: een open constructie zonder wanden overtrokken
met netten;
1.64
tuin-/erfafscheiding
bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen;
1.65
twee-aaneen
blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.66
(netto) v.v.o./verkoopvloeroppervlak
de verkoopruimte, dat wil zeggen het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het
bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter
toonbanken en kassa's;
1.67
voorerf
gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn;
1.68
voorgevel
de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;
1.69
voorgevellijn
denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een
hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
1.70
vrijstaand
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;
1.71
Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de
inwerkingtreding van dit plan;
63
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
1.72
waterbassin
een reservoir bestemd en geschikt voor het opslaan van water ten behoeve van het
agrarische bedrijf;
1.73
weg
weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten
tijde van inwerkingtreding van dit plan;
1.74
woning
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;
1.75
Wro
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.76
zijerf
gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de
voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;
1.77
zijgevel
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;
1.78
zijgevellijn
(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en
achterste bouwperceelsgrens;
64
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 2
Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
afstanden:
van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens
worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de
bouwperceelsgrens;
2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4
de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien
verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het
gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.5
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel;
2.7
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
2.9
het bebouwde oppervlak:
van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op
een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
65
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
2.10
het bewoonbaar vloeroppervlak:
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder
aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen,
kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en
verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is,
wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
66
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
Agrarisch
3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
Bestemming
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;
b. tuinen, erven, paden, verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming.
3.1.2
Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. Overige bouwwerken, met uitzondering van silo's, mestbassins, mestplaten,
waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen, bassins ten behoeve van aquacultuur
en open hangars.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Overige bouwwerken
Overige bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter.
3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie;
b. het planten van fruitteeltbomen op niet bestaande boomgaarden.
67
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 4
Bedrijf
4.1
Bestemmingsomschrijving
4.1.1
Bestemming
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie A en B1 van
de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
b. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
c. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf”: tevens een
transportbedrijf;
d. tuinen, erven, paden, verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming.
4.1.2
Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. bedrijfsgebouwen;
b. overige bouwwerken.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Bedrijfsgebouwen
Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak
worden opgericht, met in achtneming van het op de kaart opgenomen
bebouwingspercentage, daar waar een dergelijk percentage is opgenomen;
b. bedrijfsgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven
voorgevellijn, daar waar een dergelijke voorgevellijn op de kaart is aangegeven. Indien
voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de
zijgevel hierin te worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
d. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.
4.2.2
Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;
b. in afwijking van het bepaalde onder lid 4.2.2, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuinof erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn , alsmede
binnen 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn, maximaal 1 meter.
68
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 4.2.1, sub b, voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart
aangegeven voorgevellijn, mits ten minste 50% van de totale voorgevelbreedte van het
bedrijfsgebouw in de op de kaart aangegeven voorgevellijn wordt gebouwd. Indien voor
een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel
voor ten minste 50% van de gevelbreedte van het bedrijfsgebouw in de op de kaart
aangegeven voorgevellijn te worden gebouwd;
b. lid 4.2.1, sub c, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
c. lid 4.2.1, sub d tot een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;
d. lid 4.2.2, sub a, tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
4.3.2
Vergunningsvereiste
De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.3.3
Procedureregel
Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1, sub a en c winnen
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter
plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 4.1.1, sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en
invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1.1, sub a ter
plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
69
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
4.5.2
Procedureregel
Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning in lid 4.5.1 dient een milieudeskundige te
worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende lid genoemde
criterium voor het verlenen van ontheffing is voldaan.
70
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 5
Centrum
5.1
Bestemmingsomschrijving
5.1.1
Bestemming
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandelsbedrijven;
b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horecabedrijven, als bedoeld in categorie 1
van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
c. kantoren;
d. kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie A van de als bijlage bij deze
regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
e. wonen;
f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag, waaronder tevens begrepen een
garage, ten dienste van het bepaalde in a tot en met f;
g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens een aannemersbedrijf of bouwbedrijf voor
zover die voorkomt in categorie B1 van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van
Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
h. tuinen, erven, paden, verhardingen, wegen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming.
5.1.2
Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. overige bouwwerken.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden
opgericht;
b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven
voorgevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een
bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin
te worden gebouwd;
c. de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal 4,8 meter bedragen;
d. de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
e. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
f. de achtergevel mag maximaal op de helft van de afstand tussen de voorgevel van de
hoofdgebouwen en de achtergrens van het bouwperceel zijn gelegen met een maximum
afstand van 15 meter.
5.2.2
Bijbehorende bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming
van de volgende regels:
71
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven
bouwvlak worden opgericht;
b. de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een
maximum van 40 m²;
c. in afwijking van het bepaalde onder lid 5.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan 80 m²
dit maximum worden verhoogd met 10% van het verschil in grootte, zulks met een
absoluut maximum van 90 m²;
d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken zal maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte
maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling
minimaal 30°.
5.2.3
Overige bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de
volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;
b. in afwijking van het bepaalde onder lid 5.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuinof erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede
binnen 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn, maximaal 1 meter.
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 5.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart
aangegeven voorgevellijn, mits ten minste 50% van de totale voorgevelbreedte van het
hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven voorgevellijn wordt gebouwd. Indien voor
een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel
voor ten minste 50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw in de op de kaart
aangegeven voorgevellijn te worden gebouwd;
b. lid 5.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
c. lid 5.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
5.3.2
Vergunningvereiste
De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.3.3
Procedureregel
Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1, sub a winnen
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.
5.4
Specifieke gebruiksregels
5.4.1
Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van meer dan 2 aaneengesloten hoofdgebouwen ten behoeve van de
uitoefening van een horecabedrijf.
72
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
5.5
Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 5.1.1, sub b voor de uitoefening van horeca-activiteiten die niet in de Staat van
Horeca-activiteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de
omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 5.1.1, sub b ter plaatse
toegelaten categorie horeca-activiteiten;
b. lid 5.1.1, sub d voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die voorkomt in een hogere
categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' dan op grond van lid 5.1.1,
sub d toelaatbaar is, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan
worden gelijkgesteld met een krachtens lid 5.1.1, sub d ter plaatse toegelaten
bedrijfsactiviteiten;
c. lid 5.1.1, sub d voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en
invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 5.1.1, sub d ter
plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteit;
d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken te beslissen,
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de milieudeskundige over
de vraag of aan het criterium als bedoeld in de subleden a, b of c is voldaan.
73
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 6
Gemengd - 1
6.1
Bestemmingsomschrijving
6.1.1
Bestemming
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke voorzieningen;
b. ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de
maatschappelijke voorzieningen;
c. wonen, zowel in combinatie met het bepaalde onder a t/m b dan wel zelfstandig;
d. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming.
6.1.2
Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. overige bouwwerken.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden
opgericht;
b. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 4,8 meter;
c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
d. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 6o.
6.2.2
Bijbehorende bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming
van de volgende regels:
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven
bouwvlak worden opgericht;
b. de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een
maximum van 40 m²;
c. in afwijking van het bepaalde onder lid 6.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan 80 m²
dit maximum worden overschreden met 10% van het verschil in grootte, zulks met een
absoluut maximum van 90 m²;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken zal maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte
maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling
minimaal 6°.
6.2.3
Overige bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen overige bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;
74
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
b. in afwijking van het bepaalde onder lid 6.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuinof erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede
binnen 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn, maximaal 1 meter.
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 6.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
a. lid 6.2.3, sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter.
6.3.2
Vergunningvereiste
De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
75
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 7
Gemengd - 2
7.1
Bestemmingsomschrijving
7.1.1
Bestemming
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke voorzieningen;
b. wonen, zowel in combinatie met het bepaalde onder a dan wel zelfstandig;
c. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming.
7.1.2
Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. overige bouwwerken.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden
opgericht;
b. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 4,8 meter;
c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
d. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30o.
7.2.2
Bijbehorende bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming
van de volgende regels:
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven
bouwvlak worden opgericht;
b. de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een
maximum van 40 m²;
c. in afwijking van het bepaalde onder lid 7.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan 80 m²
dit maximum worden overschreden met 10% van het verschil in grootte, zulks met een
absoluut maximum van 90 m²;
d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal maximaal 3,25 meter en de
bouwhoogte maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt
de helling minimaal 30°.
76
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
7.2.3
Overige bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen overige bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;
b. in afwijking van het bepaalde onder lid 7.2.3 , sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuinof erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede
binnen 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn, maximaal 1 meter.
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 7.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
a. lid 7.2.3, sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter.
7.3.2
Vergunningvereiste
De in lid 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
77
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 8
Groen
8.1
Bestemmingsomschrijving
8.1.1
Bestemming
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, parkeervoorzieningen,
speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten
behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige
voorzieningen, beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens en andere tot de
bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen.
8.1.2
Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. gebouwen;
b. overige bouwwerken.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;
b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;
c. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
8.2.2
Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:
1. antennes: 5 meter;
2. speeltoestellen: 6 meter;
3. ballenvangers: 6 meter;
4. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;
5. lichtmasten en overige masten: 8 meter;
6. overige bouwwerken: 2 meter.
8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 8.2.2, sub a tot een hoogte van maximaal 10 meter.
8.3.2
Vergunningvereiste
De in lid 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
78
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 9
Maatschappelijk
9.1
Bestemmingsomschrijving
9.1.1
Bestemming
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen,
alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
b. ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van de
maatschappelijke voorzieningen;
c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend een volkstuin;
e. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal': tevens een feestzaal met activiteiten voor zover
deze voorkomen in categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van
Horeca-activiteiten;
f. ter plaatse van de 'speelvoorziening': tevens een speelvoorziening;
g. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': tevens (commerciële) kunst- en
cultuurvoorzieningen als atelier, galerie, creativiteitscentrum en bijbehorende detailhandel
in kunst en creativiteitsproducten;
h. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de
bestemming.
9.1.2
Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduiding,
uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
a. gebouwen;
b. overige bouwwerken.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden
opgericht;
b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven
maat;
c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.
9.2.2
Overige bouwwerken
Bij gebouwen mogen overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de
volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal voor:
1. antennes: 5 meter;
2. speeltoestellen: 6 meter;
3. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;
4. lichtmasten en overige masten: 8 meter;
5. overige bouwwerken: 2 meter.
79
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
9.3
Afwijken van de bouwregels
9.3.1
Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 9.2.1, sub b mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
b. lid 9.2.1, sub c voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen;
c. lid 9.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
9.3.2
Vergunningvereiste
De in lid 9.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.3.3
Procedureregel
Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1, sub b winnen
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.
80
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 10
10.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemming
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sier- en moestuin.
10.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming
worden gebouwd:
a. overige bouwwerken.
10.2
Bouwregels
10.2.1 Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:
1. antennes: 5 meter;
2. speeltoestellen: 6 meter;
3. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;
4. lichtmasten en overige masten: 8 meter;
5. overige bouwwerken: 2 meter.
10.3
Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 10.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
10.3.2 Vergunningvereiste
De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
81
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 11
11.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verhardingen, wegen, voet- en fietspaden, rabatten, parkeervoorzieningen,
speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende
voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, markten,
horecaterrassen, vent- en standplaatsen, beeldende kunst of kunstuitingen en
gedenktekens en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;
b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend garageboxen;
c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens een pinautomaat.
11.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. gebouwen;
b. overige bouwwerken.
11.2
Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;
b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;
c. indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°;
d. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
e. garageboxen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden
opgericht;
f. de breedte van één garagebox bedraagt maximaal 3 meter;
g. de goot- en totale hoogte van een garagebox bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat.
11.2.2 Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:
1. antennes: 5 meter;
2. speeltoestellen: 6 meter;
3. openbare nutsvoorzieningen en pinbox: 3,5 meter;
4. lichtmasten en overige masten: 8 meter;
5. overige bouwwerken zijnde: 2 meter.
11.3
Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 11.2.1, sub b en f, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
b. lid 11.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
82
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
11.3.2 Vergunningvereiste
De in lid 11.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
83
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 12
12.1
Water
Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Bestemming
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, taluds,
bermstroken, oevers, bruggen, steigers, ondergeschikte groenvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen en andere tot de bestemming behorende
watervoorzieningen.
12.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. overige bouwwerken.
12.2
Bouwregels
12.2.1 Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter.
12.3
Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 12.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
12.3.2 Vergunningvereiste
De in lid 12.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
84
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 13
13.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Bestemming
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de huisvesting van personen;
b. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige
voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
a. ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf kapsalon' tevens een kapsalon;
a. ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf werkplaats' tevens een werkplaats ten behoeve van reparatie en onderhoud van
(brom)fietsen en grasmaaiers.
13.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. overige bouwwerken.
13.2
Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak
worden opgericht;
b. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden':
mogen uitsluitend het met de aanduiding aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
c. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'aaneengebouwd': mogen uitsluitend
aaneengesloten hoofdgebouwen worden gebouwd;
d. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'gestapeld': mogen uitsluitend
woningen gestapeld worden gebouwd;
e. ter plaatse van de bouwvlakken met de specifieke bouwaanduiding 'patio': mogen
uitsluitend patio hoofdgebouwen worden gebouwd;
f. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'twee-aaneen': mogen uitsluitend twee
aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
g. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'vrijstaand': mogen uitsluitend
vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
h. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven
voorgevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een
bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin
te worden gebouwd;
i. in afwijking van het bepaalde onder artikel 13.2.1, sub e, worden, ter plaatse van de
'specifieke bouwaanduiding-patio', de hoofdgebouwen met hun voorgevel en hun
achtergevel in de op de kaart aangegeven gevellijn gebouwd, daar waar een dergelijke lijn
op de kaart is aangegeven;
j. de breedte van een bouwperceel zal minimaal bedragen ter plaatse van de gronden met
de (specifieke bouw)aanduiding:
1. 'aaneengebouwd' 4,80 meter;
2. 'patio' 9 meter;
3. 'twee aaneen' 10 meter;
85
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
4. 'vrijstaand' 14 meter.
k. de breedte van een hoofdgebouw – een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend – zal
minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
1. 'aaneengebouwd' 4,80 meter;
2. 'patio' 9 meter;
3. 'twee aaneen' 6 meter;
4. 'vrijstaand' 7 meter.
l. de afstand tussen de hoofdgebouwen en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal
bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
1. 'aaneengebouwd' niet van toepassing;
2. 'patio' niet van toepassing;
3. 'twee aaneen' 3 meter (aan één zijde);
4. 'vrijstaand' 3 meter;
m. de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven maat;
n. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
o. de achtergevel van het hoofdgebouw mag, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding
'specifieke bouwaanduiding-patio', de achtergevelrooilijn niet overschrijden;
p. in afwijking van het bepaalde in 13.2.1, sub o mag ter plaatse van de aanduiding
'bouwaanduiding-bouwdiepte' de afstand tussen de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn
worden overschreden tot een maximum van 15 meter.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming
van de volgende regels:
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven
bouwvlak worden opgericht;
b. de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een
maximum van 40 m²;
c. in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan 80 m² dit
maximum worden verhoogd met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut
maximum van 90 m²;
d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,25 meter en de
bouwhoogte maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt
de helling minimaal 30°;
e. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken die (deels) gebouwd worden vóór de
achtergevelrooilijn, en de zijdelingse bouwperceelsgrens zal minimaal bedragen binnen
de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
1. 'vrijstaand' 1 meter;
2. 'twee aaneen' 1 meter (aan één zijde);
3. 'aaneengebouwd' niet van toepassing;
4. 'patio' niet van toepassing;
f. bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 3 meter achter de voorgevellijn worden
gebouwd;
g. bijbehorende bouwwerken mogen een kap hebben.
13.2.3 Overige bouwwerken
Bij hoofdgebouwen mogen overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de
volgende regels:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;
86
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
b. in afwijking van het onder lid 13.2.3, sub a bepaalde bedraagt de bouwhoogte van een
tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn,
alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn, maximaal 1 meter.
13.3
Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 13.2.1, sub k voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart
aangegeven voorgevellijn, mits ten minste 50% van de totale voorgevelbreedte van het
hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven voorgevellijn wordt gebouwd. Indien voor
een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel
voor ten minste 50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw in de op de kaart
aangegeven voorgevellijn te worden gebouwd;
b. lid 13.2.1, sub l voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse
bouwperceelsgrens;
c. lid 13.2.1, sub m mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
d. lid 13.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
13.3.2 Vergunningvereiste
De in lid 13.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.3.3 Procedureregel
Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.3.1, sub a en b,
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke
kwaliteitscoördinator.
13.4
Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de huisvesting van personen.
13.4.2 Toegestaan gebruik
a. ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf kapsalon' is het toegestaan maximaal 40 m2 van een woning en/of daarbij behorende
aan-/uitbouw of bijgebouw te gebruiken ten behoeve van een kapsalon;
b. ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf werkplaats' is het toegestaan maximaal 40 m2 van een woning en/of daarbij behorende
aan-/uitbouw of bijgebouw te gebruiken ten behoeve van reparatie en onderhoud van
(brom)fietsen en grasmaaiers;
c. Het bepaalde in lid 13.4.2, sub a en b is toegestaan met dien verstande dat het bedoelde
gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen
onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
87
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Dit betekent onder meer dat:
1. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2. het niet gaat om het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig
is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de
woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning het bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens bewoner van de
woning is;
4. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot
een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
5. geen reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn.
13.5
Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijken m.b.t. de uitoefening van detailhandel, beroepsmatige en/of bedrijfsmatige
activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in lid 13.1.1:
a. voor de uitoefening van detailhandel en bedrijfs- en/of beroepsmatig gebruik van een
woning met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het
woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het
woonkarakter van de wijk of buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
2. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het
woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van
de vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk
maximaal 40 m² ten behoeve van detailhandel, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten
in gebruik mag zijn;
3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die
vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere
milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn
omgeving niet zal aantasten;
4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens bewoner van de
woning is;
5. er geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een
nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
13.5.2 Afwijken m.b.t. logies met ontbijt
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in lid 13.1.1:
a. voor het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt,
met dien verstande dat het bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het
woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het
woonkarakter van de wijk of buurt.
Dit betekent onder meer dat:
1. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
88
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
2. de logies met ontbijt een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met
het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat
van de vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk
maximaal 40 m² ten behoeve van de logies met ontbijt in gebruik mag zijn;
3. de logies met ontbijt mag niet in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden
gerealiseerd;
4. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het aanbieden van logies met ontbijt
die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere
milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn
omgeving niet zal aantasten;
5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens bewoner van de
woning is;
6. er geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een
nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
89
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 14
14.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Bestemming
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar
geldende bestemmingen(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de ter
plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, waarbij geldt dat de
bestemming 'Waarde – Archeologie – 1' prevaleert boven de andere aldaar geldende
bestemming(en).
14.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen worden gebouwd:
a. overige bouwwerken, uitsluitend ten dienste van de in lid 14.1.1 genoemde bestemming;
b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), uitsluitend
onder voorwaarde van het bepaalde in lid 14.2.2 en 14.3.
14.2
Bouwregels
14.2.1 Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter.
14.2.2 Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en)
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende
bestemmingen gelden, met inachtneming van de voor de betreffende bestemming(en)
geldende (bouw)regels, de volgende regels:
a. reeds bestaande bouwwerken mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij
gebruik wordt gemaakt van de locatie en maat van de bestaande fundering;
b. er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid als wordt voldaan aan
ten minste één van de volgende voorwaarden:
1. De oppervlakte van de bodemverstoring is niet groter dan 50 m2;
2. De bodem wordt tot maximaal 40 cm onder maaiveld geroerd.
14.3
Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 14.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
b. lid 14.2.2, sub b voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte
van de bodemverstoring groter is of de bodem dieper geroerd wordt dan de aangegeven
maximale maat, indien:
1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch
deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving
van de archeologische waarden van de betrokken gronden niet nodig is; of
90
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
2. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een
rapport, is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden
aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden hierdoor niet
onevenredig worden geschaad.
Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de
archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep
algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm
voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
14.3.2 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen ter beoordeling van het rapport, zoals bedoeld in lid
14.3.1 , sub b, onder 2 schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
14.3.3 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover het oprichten van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is als
bedoeld in lid 14.3.1, sub b, kan leiden tot een onevenredige verstoring van
behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige
op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door
burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.4
Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
14.5.1 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover
geen ontgrondingsvergunning is vereist;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm;
c. het omzetten van grasland in bouwland;
d. het planten of verwijderen van houtgewas;
e. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur;
g. het aanleggen van drainage;
h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
91
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
14.5.2 Uitzonderingsregel
Het in lid 14.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
b. werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van
opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
c. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op locaties die niet groter zijn dan 50 m2
of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld
wordt geroerd.
14.5.3 Werken of werkzaamheden slechts onder voorwaarden toelaatbaar
De in een omgevingsvergunning opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, of
werkzaamheden als bedoeld in lid 14.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende
gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden
voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
2. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waaruit
naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
 de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische
waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare
kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse
Archeologie (KNA).
14.5.4 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen met betrekking tot het bepaalde in lid 14.5.3 schriftelijk
advies in bij een door hen aan te wijzen archeologisch deskundige.
14.5.5 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover de in artikel 14.5.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot
onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.6
Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Wijzigen archeologische waardering gronden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming van
archeologisch waardevolle gebieden te wijzigen in die zin dat:
92
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
a. een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 1' mag worden
gewijzigd naar 'Waarde – Archeologie – 2', 'Waarde – Archeologie – 3' of 'Waarde –
Archeologie – 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de betreffende gronden van
een lagere archeologische waarde zijn.
14.6.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming
'Waarde – Archeologie – 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden
aanwezig zijn;
b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer wordt noodzakelijk geacht dat het
bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische
waarden voorziet.
14.6.3 Procedureregel
Alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging zoals bedoeld in lid 14.6.1 en 14.6.2 te
beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch
deskundige.
93
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 15
15.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Bestemming
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar
geldende bestemmingen(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de ter
plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, waarbij geldt dat de
bestemming 'Waarde – Archeologie – 2' prevaleert boven de andere aldaar geldende
bestemming(en).
15.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen worden gebouwd:
a. overige bouwwerken uitsluitend ten dienste van de in lid 15.1.1 genoemde bestemming;
b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), uitsluitend
onder voorwaarde van het bepaalde in lid 15.2.2 en 15.3.
15.2
Bouwregels
15.2.1 Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter.
15.2.2 Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en)
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende
bestemmingen gelden, met inachtneming van de voor de betreffende bestemming(en)
geldende (bouw)regels, de volgende regels:
a. reeds bestaande bouwwerken mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij
gebruik wordt gemaakt van de locatie en maat van de bestaande fundering;
b. er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid als wordt voldaan aan
ten minste één van de volgende voorwaarden:
1. De oppervlakte van de bodemverstoring is niet groter dan 250 m2;
2. De bodem wordt tot maximaal 40 cm onder maaiveld geroerd.
15.3
Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 15.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
b. lid 15.2.2, sub b voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte
van de bodemverstoring groter is of de bodem dieper geroerd wordt dan de aangegeven
maximale maat, indien:
1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch
deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een
beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken gronden niet nodig is;
of
94
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
2. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een
rapport, is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische
waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden
hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de
archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep
algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de
Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
15.3.2 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen ter beoordeling van het rapport, zoals bedoeld in lid
15.3.1, sub b, onder 2 schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
15.3.3 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover het oprichten van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is als
bedoeld in lid 15.3.1, sub b, kan leiden tot een onevenredige verstoring van
behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige
op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door
burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.4
Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
15.5.1 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover
geen ontgrondingsvergunning is vereist;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm;
c. het omzetten van grasland in bouwland;
d. het planten of verwijderen van houtgewas;
e. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur;
g. het aanleggen van drainage;
h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
95
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
15.5.2 Uitzonderingsregels
Het in lid 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
b. werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van
opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
c. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op locaties die niet groter zijn dan 250
m2 of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld
wordt geroerd.
15.5.3 Werken of werkzaamheden slechts onder voorwaarde toelaatbaar
De in een omgevingsvergunning opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, of
werkzaamheden als bedoeld in lid 15.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende
gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden
voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waaruit
naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
 de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische
waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare
kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse
Archeologie (KNA).
15.5.4 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen met betrekking tot het bepaalde in lid 15.5.3 schriftelijk
advies in bij een door hen aan te wijzen archeologisch deskundige.
15.5.5 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover de in artikel 15.5.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot
onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
96
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
15.6
Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Wijzigen archeologische waardering gronden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming van
archeologisch waardevolle gebieden te wijzigen in die zin dat:
a. een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 2' mag worden
gewijzigd naar 'Waarde – Archeologie – 3' of 'Waarde – Archeologie – 4' indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de betreffende gronden van een lagere archeologische
waarde zijn;
b. een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 2' mag worden
gewijzigd naar 'Waarde – Archeologie – 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de
betreffende gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
15.6.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming
'Waarde – Archeologie – 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden
aanwezig zijn;
b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer wordt noodzakelijk geacht dat het
bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische
waarden voorziet.
15.6.3 Procedureregel
Alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging zoals bedoeld in lid 15.6.1 en 15.6.2 te
beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch
deskundige.
97
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 16
16.1
Waarde - Archeologie 3
Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Bestemming
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar
geldende bestemmingen(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de ter
plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, waarbij geldt dat de
bestemming 'Waarde – Archeologie – 3' prevaleert boven de andere aldaar geldende
bestemming(en)
16.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen worden gebouwd:
a. overige bouwwerken uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1.1 genoemde bestemming;
b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), uitsluitend
onder voorwaarde van het bepaalde in lid 16.2.2 en 16.3.
16.2
Bouwregels
16.2.1 Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter.
16.2.2 Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en)
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende
bestemmingen gelden, met inachtneming van de voor de betreffende bestemming(en)
geldende (bouw)regels, de volgende regels:
a. reeds bestaande bouwwerken mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij
gebruik wordt gemaakt van de locatie en maat van de bestaande fundering;
b. er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid als wordt voldaan aan
ten minste één van de volgende voorwaarden:
1. De oppervlakte van de bodemverstoring is niet groter dan 500 m2;
2. De bodem wordt tot maximaal 40 cm onder maaiveld geroerd.
16.3
Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 16.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
b. lid 16.2.2, sub b voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte
van de bodemverstoring groter is of de bodem dieper geroerd wordt dan de aangegeven
maximale maat, indien:
1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch
deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een
beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken gronden niet nodig is;
of
98
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
2. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een
rapport, is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische
waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden
hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de
archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep
algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de
Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
16.3.2 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen ter beoordeling van het rapport, zoals bedoeld in lid
16.3.1, sub b, onder 2 schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
16.3.3 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover het oprichten van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is als
bedoeld in lid 16.3.1, sub b, kan leiden tot een onevenredige verstoring van
behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige
op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door
burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.4
Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
16.5.1 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover
geen ontgrondingsvergunning is vereist;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm;
c. het omzetten van grasland in bouwland;
d. het planten of verwijderen van houtgewas;
e. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur;
g. het aanleggen van drainage;
h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten
99
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
16.5.2 Uitzonderingsregels
Het in lid 16.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
b. werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van
opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
c. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op locaties die niet groter zijn dan 500
m2 of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld
wordt geroerd.
16.5.3 Werken of werkzaamheden slechts onder voorwaarden toelaatbaar
De in een omgevingsvergunning opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, of
werkzaamheden als bedoeld in lid 16.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende
gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden
voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waaruit
naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
 de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische
waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare
kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse
Archeologie (KNA).
16.5.4 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen met betrekking tot het bepaalde in lid 16.5.3 schriftelijk
advies in bij een door hen aan te wijzen archeologisch deskundige.
16.5.5 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover de in artikel 16.5.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot
onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.6
Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1 Wijzigen archeologische waardering gronden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming van
archeologisch waardevolle gebieden te wijzigen in die zin dat:
100
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
a. een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 3' mag worden
gewijzigd naar 'Waarde – Archeologie – 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de
betreffende gronden van een lagere archeologische waarde zijn;
b. een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 3' mag worden
gewijzigd naar 'Waarde – Archeologie – 1' of 'Waarde – Archeologie – 2' indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de betreffende gronden van een hogere
archeologische waarde zijn.
16.6.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming
'Waarde – Archeologie – 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden
aanwezig zijn;
b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer wordt noodzakelijk geacht dat het
bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische
waarden voorziet.
16.6.3 Procedureregel
Alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging zoals bedoeld in lid 16.6.1 en 16.6.2 te
beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch
deskundige.
101
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 17
17.1
Waarde - Archeologie 4
Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemming
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar
geldende bestemmingen(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de ter
plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, waarbij geldt dat de
bestemming 'Waarde – Archeologie – 4' prevaleert boven de andere aldaar geldende
bestemming(en).
17.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen worden gebouwd:
a. overige bouwwerken uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1.1 genoemde bestemming;
b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en), uitsluitend
onder voorwaarde van het bepaalde in lid 17.2.2 en 17.3.
17.2
Bouwregels
17.2.1 Overige bouwwerken
Overige bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter.
17.2.2 Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en)
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende
bestemmingen gelden, met inachtneming van de voor de betreffende bestemming(en)
geldende (bouw)regels, de volgende regels:
a. reeds bestaande bouwwerken mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij
gebruik wordt gemaakt van de locatie en maat van de bestaande fundering;
b. er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid als wordt voldaan aan
ten minste één van de volgende voorwaarden:
1. De oppervlakte van de bodemverstoring is niet groter dan 2500 m2;
2. De bodem wordt tot maximaal 40 cm onder maaiveld geroerd.
17.3
Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het
bepaalde in:
a. lid 17.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
b. lid 17.2.2, sub b voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte
van de bodemverstoring groter is of de bodem dieper geroerd wordt dan de aangegeven
maximale maat, indien:
1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch
deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving
van de archeologische waarden van de betrokken gronden niet nodig is; of
102
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
2. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een
rapport, is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden
aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden hierdoor niet
onevenredig worden geschaad.
Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de
archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep
algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm
voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
17.3.2 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen ter beoordeling van het rapport, zoals bedoeld in lid
17.3.1, sub b, onder 2 schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
17.3.3 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover het oprichten van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is als
bedoeld in lid 17.3.1, sub b, kan leiden tot een onevenredige verstoring van
behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige
op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door
burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.4
Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
17.5.1 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover
geen ontgrondingsvergunning is vereist;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm;
c. het omzetten van grasland in bouwland;
d. het planten of verwijderen van houtgewas;
e. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur;
g. het aanleggen van drainage;
h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
103
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
17.5.2 Uitzonderingsregels
Het in lid 17.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
b. werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van
opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
c. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op locaties die niet groter zijn dan 2.500
m2 of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld
wordt geroerd.
17.5.3 Werken of werkzaamheden slechts onder voorwaarden toelaatbaar
De in een omgevingsvergunning opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, of
werkzaamheden als bedoeld in lid 17.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende
gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden
voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waaruit
naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
 de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische
waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare
kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse
Archeologie (KNA).
17.5.4 Procedureregel
Burgemeester en wethouders winnen met betrekking tot het bepaalde in lid 17.5.3 schriftelijk
advies in bij een door hen aan te wijzen archeologisch deskundige.
17.5.5 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning
Voor zover de in artikel 17.5.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot
onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen
burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende
voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.6
Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Wijzigen archeologische waardering gronden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming van
archeologisch waardevolle gebieden te wijzigen in die zin dat:
104
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
a. een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde – Archeologie – 4' mag worden
gewijzigd naar 'Waarde – Archeologie – 1', 'Waarde – Archeologie – 2' of 'Waarde –
Archeologie – 3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de betreffende gronden van
een hogere archeologische waarde zijn.
17.6.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de bestemming
'Waarde – Archeologie – 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden
aanwezig zijn;
b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer wordt noodzakelijk geacht dat het
bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische
waarden voorziet.
17.6.3 Procedureregel
Alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging zoals bedoeld in lid 17.6.1 en 17.6.2 te
beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch
deskundige.
105
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
106
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 3
Artikel 18
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
107
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 19
19.1
Algemene bouwregels
Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken
19.1.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in
Hoofdstuk 2, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen te
stellen ten aanzien van:
a. de plaatsing van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de
bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.1.2 Procedureregel
De in lid 19.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te
voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de
doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.
19.2
Bestaande afstanden en andere maten
19.2.1 Bestaande afstanden
Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder
bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als
maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.
19.2.2 Bestaande maten en hoeveelheden
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op
de dag van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge
Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal
respectievelijk minimaal worden aangehouden.
108
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 20
20.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsbevoegdheid
20.1.1 Afwijken middels omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de
regels in dit plan voor:
a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en overige bouwwerken van
geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal
15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:
1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m²
en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;
c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter
verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bebouwingsgrens
met maximaal 3 meter toelaatbaar;
d. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.
20.1.2 Vergunningvereiste
De in lid 20.1.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet
onevenredig worden aangetast;
c. dit niet leidt tot wijziging van de op de kaart aangegeven bestemming.
109
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de
regels te wijzigen voor:
a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe
afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en
een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte
van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m²
en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;
c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter
verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens
met maximaal 3 meter toelaatbaar.
Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot
wijziging van bestemmingen.
110
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Hoofdstuk 4
Artikel 22
22.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken:
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 22.1, sub a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in lid 22.1, sub a met maximaal 10%;
c. Lid 22.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2
Overgangsrecht gebruik:
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.2, sub a,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 22.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten;
d. Lid 22.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat
plan.
22.3
Afwijking overgangsrecht gebruik
Indien toepassing van het overeenkomstig lid 22.2 in het plan opgenomen overgangsrecht
gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer
natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan
grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de
gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan
strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
111
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Artikel 23
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014".
112
bijlagen
bij de regels
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
115
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
116
Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
'functiemenging'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
<
>
=
cat.
e.d.
kl.
n.e.g.
niet van toepassing of niet relevant
kleiner dan
groter
gelijk aan
categorie
en dergelijke
klasse
niet elders genoemd
o.c.
p.c.
p.o.
b.o.
v.c.
u
d
w
j
opslagcapaciteit
productiecapaciteit
productieoppervlak
bedrijfsoppervlak
verwerkingscapaciteit
uur
dag
week
jaar
1
2
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
SBI-1993
SBI-2008
01
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
016
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
016
2
- algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m²
B1
014
016
4
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
B1
15
10, 11
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101,102
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
101
6
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
B2
1552
1052
2
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
B1
1581
1071
1
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, chargeovens, v.c. < 7.500 kg
meel/week
B1
1584
10821
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
10821
3
- cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <
200 m²
B1
1584
10821
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
B1
1593 t/m
1595
1102 t/m
1104
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
B1
17
13
174, 175
139
Vervaardiging van textielwaren
B2
176, 177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B2
18
14
181
141
Vervaardiging kleding van leer
182
141
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief leer)
20
16
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN
DERGELIJKE
203, 204,
205
162
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
B2
205
162902
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
B1
22
18
2222.6
18129
2223
1814
A
Grafische afwerking
2223
1814
B
Binderijen
B1
2224
1813
Grafische reproductie en zetten
B1
2225
1814
Overige grafische activiteiten
B1
223
182
Reproductiebedrijven opgenomen media
24
20, 21
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
2120
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2120
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
23
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN
GIPSPRODUCTEN
2612
2312
Glas-in-lood-zetterij
B1
2615
231
Glasbewerkingsbedrijven
B2
262, 263
232, 234
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
232, 234
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
267
237
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
237
2
- indien p.o. < 2.000 m²
B2
2681
2391
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
B2
VNG-nr.
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
-
-
-
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
B2
C
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
B1
A
A
C
B1
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
3
SBI-1993
SBI-2008
28
25, 33
281
251, 331
1a
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
B2
284
255, 331
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
B2
2852
2562,
3311
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
B2
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
B2
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, incl. reparatie
33
26, 32, 33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke
36
95/32
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362
321
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
B1
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
B1
3661.1
32991
Sociale werkvoorziening
B1
40
35
-
40
35
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
35
C1
- < 10 MVA
40
35
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
35
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A
40
35
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
40
35
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
35
E2
- blokverwarming
41
36
-
41
36
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
36
B1
- < 1 MW
45
41, 42, 43
-
BOUWNIJVERHEID
45
41, 42, 43
3
Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m²
B1
453
432
Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij)
B1
453
4321
Elektrotechnische installatie
B1
50
45, 47
501, 502,
504
451, 452,
454
5020.4
45204
5020.5
45205
Autowasserijen
B1
503, 504
453
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
B1
51
46
5134
4634
Groothandel in dranken
C
5135
4635
Groothandel in tabaksproducten
C
5136
4636
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
C
5137
4637
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
C
514
464,
46733
Groothandel in overige consumentenartikelen
C
VNG-nr.
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
-
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF
MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
-
B1
A
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM
WATER
B1
A
B1
B1
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
B1
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief
plaatwerkerij of spuiterij)
B
B1
Autobeklederijen
B1
A
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
SBI-1993
SBI-2008
5148.7
46499
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
46499
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
5153
4673
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
4673
1
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
5153
4673
2
- indien b.o. <= 2.000 m²
5153.4
46735
4
Zand en grind:
5153.4
46735
6
- indien b.o. <= 200 m²
5154
4674
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
4674
1
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
5154
4674
2
- indien b.o. <= 2.000 m²
5156
4676
518
466
518
466
Groothandel in machines en apparaten, opp < 2.000 m², exclusief machines voor
de bouwnijverheid
519
466, 469
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en
dergelijke)
52
95
527
952
60
49
6022
493
6024
494
603
495
63
52
6321
5221
64
53
641
531, 532
71
77
711
7711
Personenautoverhuurbedrijven
712
7712,
7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
C
713
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
C
72
62
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
62
A
Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke
72
58, 63
B
Datacentra
73
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732
722
74
63, 69 t/m
71, 73, 74,
77, 78, 80
t/m 82
7481.3
74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
C
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
A
VNG-nr.
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
2
-
C
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m²
A
B1
C
B1
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
B1
POST EN TELECOMMUNICATIE
C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE
GOEDEREN
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
-
C
VERVOER OVER LAND
Post- en koeriersdiensten
-
B1
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
Caravanstalling
-
C
B1
C
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
-
B1
Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief
machines voor de bouwnijverheid
Taxibedrijven
1
C
B1
Groothandel in overige intermediaire goederen
Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
C
B2
A
B1
A
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
90
37, 38, 39
9001
3700
93
9301.3
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
SBI-2008
VNG-nr.
SBI-1993
MILIEUDIENSTVERLENING
B
Rioolgemalen
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
96013
A
Wasverzendinrichtingen
SBI 93/08/SvB f
maart 2012
5
B1
B1
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
Bijlage 2
Staat van Horeca-activiteiten
117
bestemmingsplan "Kern Ovezande 2014"
118
Bijlage
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I 'lichte horeca'
Horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend
overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren,
maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van
logies. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Binnen deze
categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a.
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
Horecabedrijven zoals:
- broodjeszaak, crêperie, croissanterie;
- cafetaria, koffiebar, theehuis;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar.
1b.
Overige lichte horeca
Horecabedrijven zoals:
- bed & breakfast;
- bistro, eetcafé;
- hotel;
- hotel-restaurant;
- kookstudio;
- poffertjeszaak/pannenkoekenhuis;
- pension;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- shoarmazaak/grillroom;
- wijn- of whiskyproeverij.
1c.
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
Horeca bedrijven zoals:
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een vloeroppervlak1) van meer dan
400 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice.
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen
van de nacht zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in
combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke hinder voor omwonenden veroorzaken:
Horecabedrijven zoals:
bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht
geopend zijn;
bar, bierhuis, café, pub;
biljartcentrum;
café-restaurant;
zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
1) Zie toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.