meester bogaerts

Meester Bogaerts
Bart Dierickx 2000
Meester Bogaerts was nog zo een echte ouderwetse schoolmeester. Streng. Maar
correct, en alziend. Zonder enige twijfel had de man een hart van koekebrood en
schaamde hij zich om het te tonen. Meester Bogaerts had zijn zesde studiejaar 6A
van de Sint-Benedictusschool vast in de hand, en we wisten het.
Meester Flies (de "Pingpong"), van 6B, was een typisch groentje van de nieuwe
lichting zachtaardige leraren. Dat was dan ook te merken aan het gezag dat hij niet
uitstraalde over zijn bende.
Bogaerts was een harde. Dat wisten wij. We hadden dat er graag voor over, want
een deel van dat hard-zijn ging ook over op ons, zijn Praetoriaanse Wacht.
Als Flies zijn bende niet meer de baas kon - voortdurend - dan dreigde hij met
straffen.
Bogaerts dreigde nooit. Hij decimeerde. In moten van 100 regels. Onverbiddelijk.
Als je een moot te slikken kreeg dan slikte je. Zoniet werd de portie verdubbeld. Het
was in de ogen van sommige ouders een schandaal als zoonlief met een dikke 1000
regels strafwerk thuis kwam. De volgende morgen stond de moeder aan de deur van
het schoolhoofd te reclameren dat vader tot twee uur in de nacht had gepend. Dat
kwam Bogaerts ter ore. "Hazo papa schrijft jouw straf? 2000 regels, schoonschrift
begin maar."
Het kan u lezer misschien beulswerk lijken. Maar ik verzeker u dat ik waarschijnlijk
man ben geworden (in aanzet dan toch) bij Meester Bogaerts.
Hij was geen beul. Hij gaf oerzelden straf, en het was altijd verdiend.
Het was eigenlijk een eer om van Bogaerts straf te krijgen, en hoe meer straf... hoe
meer eer.
Onze meester leefde met hart en ziel voor zijn beroep.
In dat jaar had Onderwijs besloten om het vak rekenen te vervangen door Moderne
Wiskunde (let op het verschillend gebruik van de hoofdletters).
Voor u lezers die het verschil niet meer weet, een korte verklaring: onder het vak
"rekenen" hoorden: het ouderwetse numerieke rekenen met pen en papier, tafels,
meetkunde, vormleer en vraagstukken.
Moderne Wiskunde gooide het over een totaal ander boeg. De wereld werd een
verzameling van verzamelingen. Althans, dat hadden ze in Brussel bedoeld.
In feite werd het vak rekenen vervangen door het tekenen van ovalen in ovalen,
ovalen half over andere ovalen, punten zetten binnen of buiten sommige van die
ovalen. En let op dán kwam het moeilijkste: je moest kunnen zeggen in welke ovaal
welk punt lag. Zo simpel was dat.
Tien op tien kreeg je dan van Bogaerts. Niet bij meester Flies, want daar had je
moeten zeggen welk element in welke verzameling zat.
Flies gaf de materie op de abstracte manier. Flies eiste een hoger niveau van
abstractie van zijn studenten: wie door de toevallige vorm van de ovaal de
"verzameling" niet zag, had het niet begrepen.
Waartoe dit wel kon leiden was dit: mijn broer Wouter, die bij Flies zat, heeft nog
lange tijd gedacht dat zowel de vorm van een ei als het gat in de WC verzamelingen
waren.
Ik geef toe, Bogaerts kon verzachtende omstandigheden inroepen. Hij moest het vak
leren tegelijk met ons.
Dat gaf vertraging, vooral als er problemen opdoken die naar het metafysische
neigden.
Hoe lang hebben we geredetwist of de mensen die zaterdags naar de kerk gaan en
die zondags naar de kerk gaan gescheiden verzamelingen zijn? Hij wou maar niet
toegeven dat de priester in alle twee de ovalen zat. Dat heeft me geloof ik 500 regels
gekost.
Meester van een zesde studiejaar. Gij vindt waarschijnlijk geen meer
voldoeninggevende functie in het onderwijs. Jongere kinderen zijn liever, maar pas
vanaf deze leeftijd komt het kritische verstand te volle tot rijping.
Pubers daarentegen hebben te veel kritisch verstand, en dan is interactief lesgeven
opnieuw onmogelijk.
Daarom waarschijnlijk is het dat het zwaartepunt van het vak seksuele opvoeding valt
op het einde van de lagere school.
Meester Bogaerts gaf dat meesterlijk. Ik bedoel niet: met naam en toenaam, met
allesonthullende toestanden. Maar hij was ook niet dat van dat soort leraars dat
begint bij de bloemetjes en de bijtjes, en eindigt bij de trilobieten, de zwammen en de
stekelbaarsjes.
Meester Bogaerts had een ideeënbus. Gij toevallige leraar die dit leest, leest voort,
hier steekt ge nog wat van op. Die bus had hij in het begin van het schooljaar
plechtig ingewijd en opgehangen aan een muur van de klas:
"Als jullie bepaalde moeilijke vragen hebben, die je niet onder elkaar kan oplossen,
en die misschien ook je vader of moeder niet kan oplossen, wel, schrijf ze op een
briefje, en gooi ze in de bus. Elke vrijdagnamiddag hebben we wel een uurtje tijd, en
gaan we de vragen eens één voor één bekijken."
Een buitenkans! Ik was me toen al een tijd aan het afvragen hoe of een straalmotor
van een vliegtuig nu precies werkte. Op een papiertje geschreven. In de ideeënbus
gegooid. Vrijdagmiddag. Popel popel. Nu ga ik het eindelijk weten.
Eerste vraag, van Erik Nuyens: "Waarom wordt mijn piemel soms groter?" Bogaerts
geeft een omstandige uitleg van drie kwartier.
Geen tweede vraag. Mijn vraag werd doorverwezen.
Volgende week. Ik had een dringende nieuwe vraag ingezonden over hoe een
kleurentelevisie werkt.
Eerste vraag, van Jan Daniëls: "Meester ik ken iemand in onze straat die wel een
mama heeft maar geen papa, dat kan toch niet".
Daar gaat Meester Bogaerts gretig op in. Een vol uur verdorie.
Achteraf Jan gaan diets maken dat hij gerust het boekje mocht lenen dat ik van mijn
mama had gekregen in het 2de leerjaar "Hoe kindjes worden gemaakt".
De derde week werd mijn vraag over de gewichtsloosheid in de ruimte gepasseerd
door een probleem in verband met het liever zien van sommige buurmeisjes dan
andere.
Toen gaf ik het op.
De Pure Wetenschap bedrijven bleek toen al in een ongelijke strijd gewikkeld met de
diepere dingen des levens.
Achteraf gezien, Meester Bogaerts, had u het bij het rechte eind.