Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie juni 2014

Folia
Juni 2014
Volume 7
Nummer 1
Pharmaco­
therapeutica
Tandartseneditie
Profylactisch gebruik van
antibiotica in de tandheelkunde:
recente aanbevelingen
>>blz. 1
Praktische aanbevelingen bij
het gebruik van nieuwe orale
anticoagulantia
>>blz. 4
Gebruik door zorgverstrekkers
van adrenaline in auto-injector bij
anafylaxie
>>blz. 7
De editie 2014 van het
Gecommentarieerd
Geneesmiddelenrepertorium
>>blz. 8
Geneesmiddelenbewaking:
beperkende maatregelen bij
voorschrijven van domperidon
>>blz. 9
Afgiftekantoor:
8400 Oostende Mail
P209156
www.bcfi.be
IN DIT NUMMER VAN DE FOLIA TANDARTSEN-EDITIE
Antibiotica kunnen zeer nuttige geneesmiddelen zijn, maar zeker in de profylactische setting is
het nodig ze zo spaarzaam mogelijk te gebruiken. Anders riskeert het gebruik ervan meer nadelen dan voordelen te veroorzaken, zoals ongewenste effecten en inductie van resistentie. Daarom
verschijnt in dit nummer een artikel over profylactisch antibioticagebruik in de tandheelkunde.
Trombo-embolische preventie door toediening van anticoagulantia is voor vele patiënten met
voorkamerfibrillatie ten stelligste aangewezen. Met de komst van de nieuwe orale anticoagulantia is er een alternatief voor de standaardbehandeling met vitamine K-antagonisten die toch
een aantal problemen kan stellen. In dit nummer worden een aantal praktische raadgevingen en
waarschuwingen gegeven bij het gebruik van de nieuwe orale anticoagulantia.
In verband met het artikel in de Folia van april 2013 over het injecteren van adrenaline bij anafylaxie door zorgverstrekkers kregen we de commentaar van urgentieartsen dat het gebruik van
auto-injectoren toch zijn plaats kan hebben. Er wordt op gewezen dat auto-injectoren een aantal
praktische voordelen hebben.
De editie 2014 van het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium is recent verschenen.
Door deze jaarlijkse herziening blijft dit werk een bondige en actuele referentie die sterk geapprecieerd wordt, zoals blijkt uit onze recente enquête. Er hebben zoals bij vorige edities tal van
experten meegewerkt aan de actualisering, en de gebruiker van dit Repertorium, zij het op papier of op de website www.bcfi.be, kan profiteren van hun gewaardeerde medewerking.
BEZOEK ONZE WEBSITE www.bcfi.be of www.cbip.be
CORRESPONDENTIE-ADRESSEN
Redactioneel
(betreffende de inhoud van de publicaties van
het BCFI)
BCFI
p.a. Campus Heymans, blok B, 1ste verdieping
De Pintelaan 185, 9000 Gent
E-mail: [email protected]
Administratief en technisch
B.C.F.I.
p.a. Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen
en Gezondheidsproducten (FAGG)
Eurostation, blok II, 8ste verdieping
Victor Hortaplein 40, bus 40
1060 Brussel
E-mailadressen:
[email protected] (betreffende de specialiteiten in het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium)
[email protected] (betreffende wijzigingen van
e-mailadressen, aanvragen Folia, Repertorium; postadreswijzigingen worden automatisch doorgegeven via de
Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid)
[email protected] (betreffende technische
aspecten rond de website en de elektronische
versies van het Repertorium)
REDACTIERAAD
T. Christiaens (Universiteit Gent), G. De Loof (Domus Medica) en
J.M. Maloteaux (Université Catholique de Louvain),
hoofdredacteurs
M.H. Antoine (Université Libre de Bruxelles), G. Beuken (Société Scientifique de
Médecine Générale), M. Bogaert, D. Boudry, W. Buylaert (Universiteit Gent), R.
Cauwels (Universiteit Gent), P. Coessens (Verbond der Vlaamse Tandartsen), A. Crepel,
P. De Paepe (Universiteit Gent), N. Fierens, L. Hamtiaux, G. Laekeman (Katholieke
Universiteit Leuven), I. Latour, D. Leyh (Federaal Agentschap voor Genees­middelen en
Gezondheidsproducten), T. Roisin (Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking),
C. Spaas (Vlaamse Beroepsvereniging voor Tandartsen), J. Valembois (Chambres
Syndicales Dentaires), J. Van Campen, E. Vandenoostende (Vlaamse Vereniging voor
Tandheelkunde), R. Vander Stichele (Universiteit Gent), A. Van Ermen, Th. van Nuijs
(Société de Médecine Dentaire), L. Vansnick (Algemene Pharmaceutische Bond)
De Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie worden uitgegeven onder de
verantwoordelijkheid van het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie
(Centre Belge d’Information Pharmacothérapeutique), vzw erkend door het Federaal
Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG)
Verantwoordelijke uitgever:
T. CHRISTIAENS,
Nekkersberglaan 31,
9000 Gent
De informatie die verschijnt in de FOLIA
PHARMACOTHERAPEUTICA Tandartsen-editie mag
niet overgenomen worden zonder toestemming van
de redactieraad. Deze informatie mag in geen geval
gebruikt worden voor publicitaire doeleinden.
PROFYLACTISCH GEBRUIK VAN ANTIBIOTICA IN DE TANDHEELKUNDE:
RECENTE AANBEVELINGEN
- In eerdere artikels in de Folia werd reeds ingegaan op het feit dat de aanbevelingen rond antibiotische profylaxe van endocarditis en van infectie van gewrichtsprothesen in het kader van tandheelkundige ingrepen in de loop der jaren
steeds restrictiever zijn geworden. Dit artikel is een update.
-
Tandheelkundige ingrepen zijn waarschijnlijk minder belangrijk in het ontstaan van infectieuze endocarditis of infecties van medische hulpmiddelen (bv.
gewrichtsprothesen) dan dagelijkse activiteiten zoals tanden poetsen of kauwen,
zeker wanneer er een slechte mondhygiëne is. De evidentie dat antibacteriële
profylaxe het risico van endocarditis vermindert, is zeer zwak. Omwille van de
ernstige gevolgen van infectieuze endocarditis, stellen de meeste richtlijnen dat bij
een tandheelkundige ingreep antibioticaprofylaxe in een beperkt aantal gevallen
toch aangewezen is. Het betreft enkel patiënten met hartafwijkingen geassocieerd
aan een hoog risico van ongunstige prognose van endocarditis, en dit slechts bij
een tandheelkundige ingreep die gepaard gaat met manipulatie van het tandvlees
of weefsel in het periapicaal gebied, of met perforatie van de mondmucosa
- Bij personen met een gewrichtsprothese wordt routinematige antibioticaprofylaxe
bij een tandheelkundige ingreep niet aanbevolen.
- In de preventie van infectieuze endocarditis of infecties van medische hulpmiddelen zijn optimale dagelijkse mondverzorging en regelmatige tandheelkundige
controle en behandeling, de beste maatregelen.
Algemeen: bacteriëmie en tandheelkundige ingrepen
-
Herhaalde bacteriëmie ten gevolge van
dagelijkse routinehandelingen (bv. tanden poetsen, flossen, kauwen) gecombineerd met slechte mondhygiëne, speelt
waarschijnlijk een belangrijkere rol in het
ontstaan van infectieuze endocarditis en
infecties van medische hulpmiddelen (bv.
gewrichtsprothesen, stents), dan ingrepen
ter hoogte van de tanden of mondholte.
Men schat dat de totale blootstelling aan
bacteriëmie over 1 jaar door dagelijkse
routinehandelingen, duizenden tot miljoenen malen groter kan zijn dan deze
door één tandextractie. Continue optimale mondhygiëne, bijvoorbeeld regelmatig
tanden poetsen en regelmatige (minstens
jaarlijkse) gebitscontrole, is dan ook zeer
belangrijk om de mate van bacteriëmie
ten gevolge van dagelijkse routinehandelingen te verminderen.
- Uit onderzoek is gebleken dat de meeste
tandheelkundige ingrepen gepaard gaan
met transiënte bacteriëmie; een beschermend effect van systemische antibioticaprofylaxe op de incidentie van bacteriëmie
na de ingreep is niet eenduidig aangetoond.
Evenmin is aangetoond dat profylaxe het
optreden van endocarditis en andere klinisch manifeste infecties zoals infectie van
een gewrichtsprothese, kan tegengaan. In dit
artikel wordt verder ingegaan op de plaats
van antibioticaprofylaxe bij tandheelkun-
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
1
dige ingrepen. Dit artikel is een update van
de artikels over antibiotische profylaxe van
infectieuze endocarditis [Folia juni 2008 en
februari 2010] en over antibioticaprofylaxe
bij gewrichtsprothesen [Folia augustus 2001
en december 2001].
- Het lijkt, op basis van de huidige gegevens,
weinig waarschijnlijk dat lokale antiseptica
(bv. mondspoeling) doeltreffend zijn om de
frequentie, ernst en duur van de bacteriëmie ten gevolge van een tandheelkundige
ingreep noemenswaardig te verminderen.
Infectieuze endocarditis
- De evidentie dat antibiotica doeltreffend
zijn in de preventie van infectieuze endocarditis ten gevolge van tandheelkundige
ingrepen, is zeer zwak, en studies die deze
evidentie sterker maken zullen er waarschijnlijk nooit komen, gezien o.a. de lage
incidentie van de aandoening en de ethische bezwaren voor het uitvoeren van een
placebogecontroleerde studie.
-
Omwille van dit gebrek aan evidentie
beslisten de auteurs van de Britse NICErichtlijn1 in 2008 dat systematische antibioticaprofylaxe in geval van tandheelkundige ingrepen niet wordt aanbevolen.
Hierbij werden volgende argumenten in
overweging genomen: (1) er is geen bewezen verband tussen tandheelkundige
ingrepen en het optreden van endocarditis;
(2) het risico van bacteriëmie is veel groter
bij tandenpoetsen dan bij een tandheelkundige ingreep; (3) de klinische werkzaamheid van antibioticaprofylaxe is niet
aangetoond en (4) antibioticaprofylaxe
1
2
3
4
5
2
kan leiden tot een (soms fatale) anafylaxie
en is niet kosteneffectief. De NICE-richtlijn onderscheidt zich met deze aanbeveling duidelijk van de andere richtlijnen.
-
De andere richtlijnen erkennen eveneens
dat er weinig onderbouwing is voor systematische profylaxe, maar stellen ook dat het
evenmin bewezen is dat profylaxe niet nuttig zou zijn (absence of evidence is niet hetzelfde als evidence of absence). Omwille van
de ernstige gevolgen van infectieuze endocarditis stellen deze richtlijnen, waaronder
deze van de American Heart Association2, de
European Society of Cardiology3, het Nederlandse NHG4 en het Belgische BAPCOC5,
dat bij een aantal tandheelkundige ingrepen
antibacteriële profylaxe toch wel aanbevolen is. Profylaxe wordt enkel aanbevolen bij
patiënten met hartafwijkingen geassocieerd
aan een hoog risico van een ongunstige
prognose van infectieuze endocarditis: de
“risicopatiënten”, zie Tabel 1.
- Profylaxe is volgens deze richtlijnen aangewezen bij deze risicopatiënten in geval van
eender welke tandheelkundige ingreep
die gepaard gaat met manipulatie van het
tandvlees of weefsel in het periapicaal
gebied, of met perforatie van de mondmucosa. De keuze en dosis van het antibioticum, zoals aanbevolen door BAPCOC
in 2012, worden vermeld in Tabel 2. Deze
tabel vervangt de aanbevelingen die werden gegeven in de Folia van juni 2008.
- Ingrepen die geen reden zijn tot antibioticaprofylaxe zijn: inspuiting van lokale
anesthetica doorheen niet-geïnfecteerde
mucosa; uitvoering van radiologische op-
NICE clinical guideline 64 (2008). http://guidance.nice.org.uk/CG64/Guidance/pdf/English
Circulation 2007 ;116 :1736-54. https://my.americanheart.org
Eur Heart J 2009;30:2369-413. www.escardio.org
NHG-Farmacotherapeutische richtlijn endocarditisprofylaxe (2009). www.nhg.org/themas/artikelen/farmacotherapeutische-richtlijnen
Belgische gids voor anti-infectieuze behandeling in de ambulante praktijk (2012). www.bapcoc-ambulatorycare.be
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
namen; plaatsing van een uitneembaar
orthodontisch apparaat of prothese; aanpassing van orthodontische apparaten;
plaatsing van orthodontische brackets; verlies van melktanden en bloeding na trauma van lip of mondmucosa.
Tabel 1. Hartafwijkingen geassocieerd met hoog risico van een ongunstige
prognose van infectieuze endocarditis2-5
-Kunstkleppen (zowel biologische als mechanische, met inbegrip van homogreffen), en na heelkundig
klepherstel.
- Vroegere infectieuze endocarditis.
- De volgende congenitale afwijkingen:
• niet-herstelde cyanogene congenitale hartafwijkingen, met inbegrip van palliatieve shunts en verbindingen;
• volledig herstelde congenitale hartafwijkingen met behulp van prothetisch materiaal of toestel, hetzij
chirurgisch geplaatst hetzij via endovasculaire interventie: enkel in de eerste 6 maanden na de procedure;
• herstelde congenitale hartafwijkingen met residueel defect nabij prothetisch luik of toestel.
-Harttransplantatie met ontstaan van klepaantasting2,4,5 (sinds 2009 niet langer aanbevolen door de European Society of Cardiology3, zie Folia februari 2010).
Tabel 2. Schema voor antibiotische profylaxe bij tandheelkundige ingrepen
Het gaat telkens om een eenmalige dosis 30 tot 60 minuten vóór de ingreep5.
Patiënten niet allergisch aan
penicillines
Patiënten met niet-IgE-gemedieerde penicilline-allergie*
Eerste keuze: amoxicilline oraal
• Volwassene: 2 g
• Kind: 50 mg/kg (max. 2 g)
Alternatief: ampicilline i.m. of i.v.
• Volwassene: 2 g
• Kind: 50 mg/kg
Cefalexine oraal
• Volwassene: 2 g
• Kind: 50 mg/kg
Cefadroxil oraal
• Volwassene: 2 g
• Kind: 30 mg/kg
Patiënten met IgE-gemedieerde penicilline-allergie*
Clindamycine oraal (kan ook i.v. of i.m.)
• Volwassene: 600 mg
• Kind: 20 mg/kg (max. 600 mg)
Clarithromycine of azithromycine oraal
• Volwassene: 500 mg
• Kind: 15 mg/kg
* Zie Repertorium 11.1.1.1.
Patiënten met gewrichtsprothesen en
osteosynthesemateriaal
-
Een verband tussen tandheelkundige ingreep en late infectie van een gewrichtsprothese werd nooit aangetoond. Ook is er
weinig wetenschappelijk bewijs dat antibioticaprofylaxe vóór een tandheelkundige
ingreep infectie van een gewrichtsprothese
kan voorkómen. Men beschikt slechts over
één patiëntcontroleonderzoek waarin pa-
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
3
tiënten met een prothese-infectie vergeleken werden met controlepatiënten: er bleek
geen verhoogd risico van prothese-infectie
bij personen die een (laag- of hoogrisico)
tandheelkundige ingreep ondergingen
zonder antibioticaprofylaxe, vergeleken
met personen die geen tandheelkundige
ingreep ondergingen6.
- In de meest recente richtlijnen, waaronder
de gezamenlijke richtlijn van de American
Academy of Orthopaedic Surgeons en de American Dental Association (AAOS-ADA)7 en
de Antibioticagids van het UZ Leuven8
wordt gesteld dat routinematige antibioticaprofylaxe niet vereist is bij tandheelkundige ingrepen bij patiënten met een
gewrichtsprothese; het belang van een goede mondhygiëne wordt wel benadrukt.Andere instellingen zoals NICE, BAPCOC of
NHG doen hieromtrent geen uitspraken.
- Mogelijk is er een plaats voor antibioticaprofylaxe in risicosituaties zoals ingrepen in geïnfecteerd gebied (abces, diepe geïnfecteerde
pocket) of bij immuungecompromitteerde
patiënten; er is echter geen internationale
consensus op dit vlak. Indien men toch beslist profylaxe te geven, verdienen de antibiotica vermeld in tabel 2 de voorkeur.
- Antibioticaprofylaxe is evenmin aangewezen bij patiënten met osteosynthesemateriaal zoals platen, schroeven en nagels.
Patiënten met andere medische hulpmiddelen
Bij patiënten met andere medische hulpmiddelen op basis van lichaamsvreemd materiaal
zoals stents, vasculaire greffes, een pacemaker of
een implanteerbare cardioverter-defibrillator
wordt geen antibioticaprofylaxe aangeraden in
geval van een tandheelkundige ingreep4,9.
6 Huisarts Wet 2011;54:406.
7 AAOS-ADA. Prevention of orthopaedic implant infection in patients undergoing dental procedures (2012). http://www.aaos.org/
research/guidelines/PUDP/dental_guideline.asp
8 UZ Leuven Antibioticagids (editie 2013). http://www.uzleuven.be/antibioticagids/
9 Circulation 2010;121:458-77.
PRAKTISCHE AANBEVELINGEN BIJ HET GEBRUIK VAN NIEUWE ORALE
ANTICOAGULANTIA
[Dit artikel is een uittreksel van een meer uitgebreid artikel verschenen in de klassieke,
maandelijkse Folia van mei 2014 (via www.bcfi.be)]
De vitamine K-antagonisten (VKA’s) zoals
acenocoumarol (Sintrom®), fenprocoumon
(Marcoumar®) en warfarine (Marevan®)
zijn sedert 50 jaar de standaardbehandeling
bij de preventie van trombo-embolische
events bij voorkamerfibrillatie (VKF) met
hoog trombo-embolisch risico. Nieuwe orale
anticoagulantia (NOAC’s) zoals apixaban
(Eliquis®), dabigatran etexilaat (Pradaxa®)
en rivaroxaban (Xarelto®) zijn de laatste ja-
4
ren beschikbaar gekomen, maar de ervaring
met deze nieuwe geneesmiddelen is, buiten
het kader van klinische studies, nog beperkt,
en hun risico’s en de moeilijkheden bij gebruik in de dagelijkse praktijk mogen niet
worden onderschat, vooral niet bij ouderen,
d.w.z. de meerderheid van de patiënten met
voorkamerfibrillatie. Zoals alle anticoagulantia is er met de NOAC’s een risico van soms
ernstige bloedingen. Er is geen monitoring
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
voorzien en hierdoor is aanpassing van de
dosis in functie van de antistollingsgraad niet
mogelijk. Daarenboven beschikt men in geval
van bloeding niet over een specifiek antidotum. In de dagelijkse praktijk is voorschrijven van een NOAC dus niet zo eenvoudig
als het lijkt. In dit artikel worden een aantal
praktische raadgevingen en waarschuwingen
gegeven bij het gebruik van een NOAC. In
verband met de praktische raadgevingen voor
gebruik van de VKA’s, verwijzen we naar het
Repertorium en naar de Folia van februari
2004 en juni 2011.
Contra-indicaties en gebruiksvoorzorgen van de NOAC’s
Naar aanleiding van het bloedingsrisico vastgesteld in de klinische studies en de meldingen van majeure – met inbegrip van soms
fatale - bloedingen na het op de markt komen van de NOAC’s, heeft het Europees Geneesmiddelenagentschap (European Medicines
Agency of EMA) onlangs de contra-indicaties
en gebruiksvoorzorgen van de NOAC’s herzien om het bloedingsrisico te verminderen.
- Apixaban, dabigatran etexilaat en rivaroxaban (ongeacht de gebruikte dosering en
indicatie) zijn gecontra-indiceerd bij evolutieve bloeding, letsel of ziekte met majeur
bloedingsrisico, en bij gelijktijdige behandeling met een ander anticoagulans (behalve
bij overschakelen van een NOAC naar een
VKA).
- Dabigatran etexilaat is gecontra-indiceerd bij
ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring
< 30 ml/min) en aantasting van de leverfunctie.
- Apixaban en rivaroxaban zijn gecontra-indiceerd bij leveraantasting met coagulopathie
of met een klinisch significant bloedingsrisico. Apixaban en rivaroxaban zijn niet aanbevolen bij patiënten met creatinineklaring
< 15 ml/min.
- Men dient bedacht te zijn op de mogelijke
aanwezigheid van andere bloedingsrisicofactoren zoals gevorderde leeftijd > 75 jaar,
lichaamsgewicht < 60 kg of inname van
bepaalde geneesmiddelen (bv. NSAID’s,
acetylsalicylzuur of ander antiaggregans).
- Men dient ook bedacht te zijn op de aanwezigheid van factoren die het tromboembolisch risico verhogen, zoals zeer hoog
lichaamsgewicht of slechte therapietrouw.
Interacties
De NOAC’s worden afgebroken ter hoogte
van de lever en er bestaat een risico van
(bekende en onbekende) interacties, vooral
ter hoogte van CYP3A4 en/of van P-glycoproteïne (P-gp) (zie ook tabellen Ib en Id
in de Inleiding van het Repertorium).
- Apixaban en rivaroxaban zijn substraten
van CYP3A4 en van P-gp. Gelijktijdig
gebruik van krachtige inhibitoren van
CYP3A4 en van P-gp zoals de azoolantimycotica, alsook pompelmoessap, is gecontra-indiceerd.
- Dabigatran etexilaat is een substraat van
P-gp. Gelijktijdig gebruik van krachtige
inhibitoren van P-gp zoals de azoolantimycotica is gecontra-indiceerd, en
gelijktijdig gebruik van zwakke tot matige P-gp-inhibitoren zoals amiodaron of
verapamil moet met voorzichtigheid gebeuren omwille van het verhoogde bloedingsrisico.
-
Met alle anticoagulantia is voorzichtigheid geboden bij gelijktijdige inname van
een antiaggregans of een NSAID omwille
van het verhoogde bloedingsrisico.
Biomonitoring
- Bij gebruik van een NOAC is er geen
routinematige monitoring van de antistollingsactiviteit voorzien. Meting van
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
5
de plasmaconcentraties of van de antistolling door middel van verschillende tests
(bv. ACT, trombinetijd, anti-Xa, ECT)
kan echter in sommige gevallen (o.a. bij
vermoeden van overdosering) nuttig zijn.
Dergelijke tests zijn echter niet gestandaardiseerd en zijn niet gemakkelijk interpreteerbaar; ze zijn enkel zinvol in centra
met voldoende expertise. Meting van de
INR heeft geen enkele waarde en dient
in deze context niet te worden uitgevoerd.
- Bij alle patiënten is een evaluatie van de
nier- en leverfunctie absoluut noodzakelijk vóór het starten van de behandeling
met een NOAC en vervolgens minstens
eenmaal per jaar, of frequenter als zich iets
voordoet dat deze functies kan beïnvloeden (bv. dehydratie). Bij ouderen > 75 jaar,
patiënten met lichaamsgewicht < 60 kg, en
patiënten met reeds lage creatinineklaring
bij het begin van de behandeling, wordt
aanbevolen de nierfunctie frequenter te
controleren (om de 3 à 6 maanden). Een
dergelijke occasionele monitoring van de
nierfunctie heeft echter nog altijd zijn beperkingen, gezien de mogelijkheid dat een
snelle achteruitgang van de nierfunctie dan
toch nog kan gemist worden (bv. bij dehydratie, hypovolemie of interacties).
Wat doen bij bloeding ?
Bij bloeding moet een eventuele overdosering geëvalueerd worden evenals de andere,
eventuele bloedingsrisicofactoren. In functie van het ogenblik van de laatste inname
en de ernst van de bloeding kan het nodig
zijn de volgende inname uit te stellen of
de behandeling te stoppen. Er bestaat geen
specifiek antidotum. De hemostase is na
12 à 24 uur genormaliseerd; bij nierinsufficiëntie duurt deze normalisatie langer met
dabigatran etexilaat (tot 48 uren of meer)
6
en hemodialyse kan overwogen worden. Bij
majeure bloeding wordt toediening van een
concentraat van coagulatiefactoren (PPSB)
aanbevolen.
Wat doen bij chirurgische ingreep ?
[zie ook Folia februari 2012]
- Bij een mineure chirurgische ingreep met gering bloedingsrisico (bv. tandheelkundige
of dermatologische ingrepen, cataract- of
glaucoomchirurgie) is stoppen van de
behandeling met NOAC’s niet altijd nodig. Indien beslist wordt de behandeling
te onderbreken, dient dit 24 uur vóór de
ingreep te gebeuren.
- Bij een chirurgische ingreep met hoger bloedingsrisico moet de behandeling 24 uur
vóór de ingreep gestopt worden (volgens
de SKP), volgens sommige experten zelfs
48 uur voor de ingreep. Met dabigatran
etexilaat dienen deze intervallen nog verlengd te worden in geval van nierinsufficiëntie.
- Bij een niet-geplande chirurgische ingreep dient
de antistollingsbehandeling onderbroken te
worden, en wordt de ingreep bij voorkeur
uitgesteld tot 12 à 24 uur na de laatste inname.
De behandeling met NOAC’s mag in principe herstart worden eens de hemostase
onder controle is, maar gezien de afwezigheid van een specifiek antidotum is het
meestal te verkiezen om 48 tot 72 uur te
wachten vooraleer de behandeling na een
chirurgische ingreep met hoog bloedingsrisico te herstarten. Bij patiënten met een
hoog trombo-embolisch risico bij wie een
NOAC tijdelijk vervangen werd door een
heparine, is het niet aanbevolen de behandeling met een heparine voort te zetten bij
herstarten van het NOAC.
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
GEBRUIK DOOR ZORGVERSTREKKERS VAN ADRENALINE IN
AUTO-INJECTOR BIJ ANAFYLAXIE
In de Folia van april 2013 verschenen, op
basis van het advies van de Hoge Gezondheidsraad “Preventie en aanpak van anafylactische shock bij vaccinatie van kinderen”,
aanbevelingen over het gebruik van adrenaline (epinefrine) bij anafylaxie. Er werd
vermeld dat in het kader van anafylaxie na
vaccinatie bij kinderen, de auto-injectoren
op basis van adrenaline voor eenmalig gebruik (Epipen®, Jext®) geen optimale keuze zijn gezien de vaste dosis adrenaline, de
korte naald en de korte houdbaarheid.
Urgentieartsen merken op dat, vanuit pragmatisch standpunt, het gebruik van de autoinjectoren toch een belangrijk voordeel kan
bieden bij de aanpak van anafylaxie (door
eender welke oorzaak), in het bijzonder voor
zorgverstrekkers die niet regelmatig geconfronteerd worden met urgenties. Het is immers niet evident om op het ogenblik van
een urgentie te weten wat de correcte dosis
adrenaline is, en deze uit een ampul op te
trekken. In vele gevallen zal het voordeel van
snelle injectie met de auto-injectoren opwegen tegen het nadeel van onmogelijkheid
van dosisaanpassing en van een kortere naald.
- In verband met de onmogelijkheid van dosisaanpassing met de auto-injectoren. De auto-injectoren zijn slechts beschikbaar in 2 doseringen:
0,15 mg adrenaline (voor gebruik bij kinderen) en 0,3 mg adrenaline (voor gebruik
bij volwassenen). Dit is in sommige gevallen
inderdaad een nadeel, vooral bij heel jonge
kinderen. Wat volwassenen betreft, wordt in
de internationale aanbevelingen 0,2 à 0,5 mg
adrenaline (Amerikaanse aanbeveling1) of
0,5 mg adrenaline (Europese aanbeveling2)
aanbevolen; het is niet duidelijk of 0,5 mg
adrenaline betere resultaten geeft qua stoppen van de anafylactische reactie dan 0,3 mg
adrenaline. In het Repertorium wordt bij
volwassenen een dosis van 0,4 à 0,5 mg adrenaline aanbevolen.
- In verband met de naaldlengte. Gezien de
kortere naald van de auto-injectoren kan
intramusculaire injectie van adrenaline
inderdaad niet bij alle patiënten gewaarborgd worden. Volgens een aantal studies
komt bij ongeveer 10% van de personen
adrenaline in de subcutane vetlaag terecht,
met tragere resorptie tot gevolg. Met deze
beperking dient rekening gehouden te
worden. Urgentie-artsen merken wel op
dat door druk op de pen voor auto-injectie de afstand tussen het begin van de
subcutane laag en de spierlaag kan worden verminderd.
- In verband met de houdbaarheid. De autoinjectoren zijn slechts beperkt houdbaar:
18 maanden voor Epipen® wanneer bewaard bij t° < 25° (mag niet in koelkast
of vriezer); 2 jaar voor Jext® (mag niet in
vriezer). Ook de ampullen (Adrenaline
HCl Sterop®, Adrenaline Tartrate Sterop®) zijn beperkt houdbaar (3 jaar wanneer bewaard in koelkast tussen 2 en 8°C,
slechts 6 maanden bij kamertemperatuur),
maar ze zijn wel veel goedkoper dan de
auto-injectoren. De auto-injectoren en
de ampullen moeten afgeschermd wor-
1www.aaaai.org/Aaaai/media/MediaLibrary/PDF%20Documents/Practice%20and%20Parameters/Anaphylaxis-2010.pdf
2http://resuscitation-guidelines.articleinmotion.com/article/S0300-9572(10)00441-7/aim/8g-anaphylaxis
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
7
den tegen licht en ze mogen niet gebruikt
worden wanneer de oplossing gekleurd of
troebel is, of wanneer zich een neerslag
gevormd heeft.
Correct gebruik van de auto-injectoren is
vanzelfsprekend belangrijk. Om te oefenen
zijn oefenpennen beschikbaar [voor details,
zie Folia februari 2013].
DE EDITIE 2014 VAN HET GECOMMENTARIEERD
GENEESMIDDELENREPERTORIUM
De editie 2014 van het Gecommentarieerd
Geneesmiddelenrepertorium werd verspreid.
Deze gedrukte versie bevat de specialiteiten
gecommercialiseerd in België op 1 januari
2014. In de elektronische versie van het Repertorium op onze website (www.bcfi.be)
zijn de inleidende teksten reeds aangepast aan
de gedrukte versie 2014; de specialiteiten op
de website worden maandelijks geüpdatet.
-Zoals elk jaar werden de inleidende teksten
van de verschillende hoofdstukken geüpdatet, mede dankzij de hulp van talrijke experten.
-De informatie in het Repertorium is uitgebreid, en we trachten elk jaar de leesbaarheid te verbeteren, o.a. door duidelijker
structurering. Er werd dit jaar bijvoorbeeld
ook getracht de verwijzingen binnen het
Repertorium (dus van het ene hoofdstuk
naar het andere) te verbeteren. Het gericht
zoeken en vinden van informatie in het Repertorium zal voor de redactie de komende
jaren zeker een aandachtspunt blijven.
-
In verband met de interacties werden
opnieuw een aantal zaken herzien. Deze
herzieningen zijn een poging om de aandacht te vestigen op de klinisch meest
belangrijke interacties. Dit is niet gemakkelijk en zal ook de komende jaren een
aandachtspunt van de redactie blijven.
• Zoals elk jaar zijn de CYP- en P-gp interactietabellen geüpdatet volgens onze
geijkte methodologie beschreven in Inl.2.
8
en Inl.6.3. In onze tabellen zijn de substraten met een nauwe therapeutischtoxische marge (o.a. de antiaritmica, de
anti-epileptica, de immunosuppressiva)
nu ook in vet gedrukt aangezien interacties met dergelijke middelen gevaarlijke
situaties kunnen uitlokken.
• De tabel van de interacties met de vitamine K-antagonisten (tabel 2a) werd
herzien, en enkel de interacties waarvoor
goede argumenten bestaan voor klinische
relevantie, werden behouden. Als bron
werd het standaardwerk Stockley’s Drug
Interactions gebruikt. De farmacodynamische interacties gelden voor alle vitamine
K-antagonisten. Voor de farmacokinetische interacties is de meeste informatie
beschikbaar voor warfarine, maar deze
interacties moeten in de meeste gevallen
ook overwogen worden voor acenocoumarol en voor fenprocoumon.
•
De farmacodynamische interacties in de
rubrieken “Interacties” werden herzien, opnieuw met als bron Stockley’s Drug Interactions.
Inhoudelijke opmerkingen of suggesties
in verband met het Repertorium kunnen
steeds gestuurd worden naar redactie@bcfi.
be. Opmerkingen in verband met de specialiteiten kunnen gestuurd worden naar
[email protected]. Opmerkingen kunnen
ook per post gestuurd worden naar BCFI,
p/a Campus Heymans, Blok B, 1ste verdieping, De Pintelaan 185, 9000 Gent.
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
BEPERKENDE MAATREGELEN BIJ VOORSCHRIJVEN VAN DOMPERIDON
[Reeds verschenen in de rubriek “Goed om te weten” op onze website op 10/03/14]
Op vraag van het Belgisch Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) startte het
Europees geneesmiddelenbureau (European
Medicines Agency of EMA) een jaar geleden
een herevaluatie van de risico-batenverhouding van de geneesmiddelen die domperidon bevatten. De motivatie van het
FAGG was het risico van verlenging van
het QT-interval en aritmieën [zie Folia juni
2013]. Het Risicobeoordelingscomité voor
geneesmiddelenbewaking (PRAC) van het
EMA heeft zijn evaluatie afgerond en geeft
de volgende aanbevelingen1,2.
-
De indicaties worden beperkt tot “behandeling van de symptomen van nausea
en braken” (“opgeblazen gevoel”, “maagzuur” en “regurgitaties van de maaginhoud” zijn geen indicaties meer).
-
Er wordt aanbevolen om de behandelingsduur zo kort mogelijk (gewoonlijk
maximum 7 dagen) en de dosis zo laag
mogelijk te houden.
- Bij volwassenen en adolescenten vanaf 35
kg wordt de orale dosis beperkt tot 10 mg,
tot maximum driemaal per dag.
- Bij kinderen en adolescenten met lichaamsgewicht < 35 kg mag het geneesmiddel alleen
langs orale weg toegediend worden, en dit
aan een dosis van 0,25 mg per kg lichaamsgewicht, tot maximum driemaal per dag.
-
Het gebruik van suppo’s wordt voorbehouden voor volwassenen en adolescenten
vanaf 35 kg, en dit aan een maximale dosis
van 30 mg tweemaal per dag.
- Domperidon mag niet toegediend worden bij patiënten met hartritmestoornissen of risico ervan (zoals verlengd
QTc-interval), hartfalen of elektrolietenstoornissen. Bovendien mag domperidon
niet gebruikt worden samen met andere
geneesmiddelen met gelijkaardige effecten op het hart of met geneesmiddelen
die de afbraak van domperidon in het
lichaam vertragen, en mag domperidon
ook niet gebruikt worden bij patiënten
met matig of ernstig leverfalen.
- De risicobatenverhouding van de associatie
domperidon + cinnarizine (een piperazinederivaat met H1-antihistaminerge eigenschappen) is ongunstig.
- Het PRAC beveelt aan om volgende vormen uit de markt te nemen: de orale comprimés à 20 mg domperidon (niet in België
gecommercialiseerd), de suppo’s à 10 mg
(niet in België gecommercialiseerd) en à 60
mg domperidon, evenals de associatie van
domperidon + cinnarizine (Touristil®).
De aanbeveling van het PRAC dient nog
bevestigd te worden door de Europese
Commissie. Ondertussen wordt door het
FAGG aan de voorschrijvers aanbevolen
om domperidon enkel te gebruiken in
de door het PRAC aanbevolen indicaties
(symptomatische behandeling van nausea
en braken) en rekening te houden met het
vermelde cardiale risico. Het FAGG beveelt
ook aan om de associatie domperidon +
cinnarizine (Touristil®) niet meer te gebruiken.
1 www.ema.europa.eu > Search document library > zoekterm “domperidone”, document van 07/03/14
2 www.fagg-afmps.be/nl/news/news_prac_201403_domperidon.jsp (bericht van 07/03/14)
Folia Pharmacotherapeutica Tandartsen-editie 7, juni 2014 • www.bcfi.be
9
www.goekint.be