Monitoringsrapportage leverings- en

Monitoringsrapportage leverings- en
voorzieningszekerheid elektriciteit en gas
2014
Datum
Status
24 oktober 2014
Definitieve versie
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Colofon
Contactpersoon
drs. M.B. van der Meide
T 06-21199667
[email protected]
Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging |
Directie Energiemarkt
Postbus 20401 | 2500 EK Den Haag
Auteurs
Versie
Bijlage(n)
DoMuS nummer
M.B. van der Meide
Definitief
2
14114269
Pagina 2 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Inhoudsopgave
Colofon—2
Inleiding—4
1
Hoofdstuk 1 Leveringszekerheid van elektriciteit —5
a) Het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt- 5
b) Het niveau van de toekomstige vraag - 7
c) De geplande of in aanbouw zijnde extra productie en netwerkcapaciteit - 7
d) De kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten - 9
e) De maatregelen in geval van piekbelasting - 10
2
Hoofdstuk 2 Voorzieningszekerheid van gas - 12
a) Het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt - 12
b) Het niveau van de toekomstige vraag - 15
c) De geplande of in aanbouw zijnde extra productie en netwerkcapaciteit - 16
d) De kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten - 17
e) De maatregelen in geval van piekbelasting - 19
Pagina 3 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Inleiding
De Europese richtlijn 2003/54/EC Elektriciteit (artikel 4) en de Richtlijn Gas (artikel
5) verplicht lidstaten om jaarlijks verslag uit te brengen aan de Europese Commissie
over de leverings- en voorzieningszekerheid. In de Nederlandse wet zijn deze
verplichtingen geïmplementeerd in de artikelen 4a Elektriciteitswet 1998 en 52a van
de Gaswet. Dit rapport omvat de monitoringsrapportage waarmee door verzending
aan de Europese Commissie aan deze verplichting wordt voldaan. Tegelijkertijd is in
de Staatscourant melding gemaakt van de publicatie van dit verslag.
Pagina 4 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Hoofdstuk 1 Leveringszekerheid van elektriciteit
Onderstaand volgt een overzicht van de leveringszekerheid van elektriciteit in
Nederland. Voor meer gedetailleerde informatie verwijs ik u naar het rapport
‘Monitoring Leveringszekerheid 2013-2029’ in bijlage 1. Dit rapport is opgesteld door
de netbeheerder van het landelijk elektriciteitsnetwerk TenneT TSO.
a) Het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt
In figuur 1 zijn de resultaten van de basisvariant van de monitoring 2012-2020
samengevat. De groene lijn representeert de berekende LOLE-waarden1. Het zwarte
deel van de lijn representeert de berekenende gerealiseerde waarden voor de
periode 2010-2013.
Figuur 1 Hoofdresultaat monitoring 2013-2021 (basisvariant)
Uit figuur 1 kan worden opgemaakt dat er gedurende de gehele zichtperiode geen
sprake is van een situatie van importafhankelijkheid; het binnenlandse vermogen is
toereikend om aan de gehanteerde 4 uurs-norm te voldoen. Door inbedrijfname van
nieuw productievermogen in de loop van 2013 en 2014 neemt de LOLE tijdelijk af.
Na 2015 is er sprake van een stijging van LOLE, binnen het groene gebied, en is er
sprake van een afnemend vermogens surplus, hoofdzakelijk vanwege de
voornemens in het Energieakkoord om kolenvermogen uit bedrijf te nemen.
1
Voor de nadere toelichting over de LOLE-methode zie paragraaf 4.2 van het rapport ‘Monitoring
Leveringszekerheid 2013-2029’
Pagina 5 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
vraag
niet
operationeel vermogen
operationeel
vermogen
jaar
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2018
2021
totaal
LOLE
firm
NB
vermogenstekort
stromings-
thermisch
overige
o.b.v.
totaal
bronnen
(m.u.v. waste)
(o.a. waste)
opgaven
TWh
GW
GW
GW
GW
GW
h
GW
117.1
118.2
115.9
113.4
114.3
115.7
120.1
124.4
0.0
0.0
0.5
0.8
2.7
3.2
3.5
3.5
25.1
26.3
27.3
26.5
28.7
30.1
31.0
36.1
2.3
2.4
2.5
2.8
3.4
4.1
7.9
12.2
22.0
23.1
24.0
22.8
24.2
25.0
21.8
22.5
0.8
0.8
0.8
0.9
1.0
1.1
1.3
1.3
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
-1.6
-2.3
-3.0
-2.6
-3.3
-4.7
-3.2
-3.5
Tabel 1 Hoofdresultaten monitoring, realisatie 2010-2013 en prognose
2014-2021 met niet-beschikbaarheid van de productiemiddelen volgens
opgave door de producenten (basisvariant)
Opmerking: NB = niet-beschikbaarheid van productiemiddelen
In tabel 1 is naast de uitkomsten in termen van LOLE ook een zogenaamde firm
capaciteitswaarde gepresenteerd, die de mate van surplus of tekort weergeeft. De
firm waarde representeert een surplus of tekort in termen van productiecapaciteit
met een 100% beschikbaarheid. Omdat capaciteit met een 100% beschikbaarheid
niet bestaat zal er in de praktijk altijd meer capaciteit nodig zijn: de zogenaamde
equivalente productiecapaciteit. De equivalente productiecapaciteit is sterk
afhankelijk van onder andere het type, de storingskans, de revisieduur en de
eenheidsgrootte van de beschouwde productiemiddelen. Zo geldt bijvoorbeeld dat er
voor grootschalig thermisch productievermogen, afhankelijk van het type, 1,15 á
1,30 MW equivalente productiecapaciteit nodig is per 1,00 MW firm capaciteit.
Uit tabel 1 blijkt dat in de jaren 2012 en 2013 er een vraagreductie plaatsvond ten
gevolge van de economische recessie na de financiële crisis in 2008/2009.
Tegelijkertijd was er aan de aanbodzijde sprake van een toename van het opgesteld
thermisch productievermogen met 0,9 GW in 2012, gevolgd door een afname met
1,2 GW in 2013. Deze twee ontwikkelingen aan vraag- en aanbodzijde leidden tot
een aanvankelijke toename van het firm vermogens surplus (= firm negatief
vermogenstekort) in 2012 gevolgd door een afname tot een waarde van 2,6 GW in
2013. Nieuw operationeel vermogen leidt opnieuw tot een stijging van het
vermogens surplus tot 3,3 GW in 2014 en 4,7 GW in 2015. Dit surplus kan
betekenen dat er binnen het kader van de nationale leveringszekerheid ruimte is om
ouder productievermogen te amoveren, dan wel dat dit vermogen kan worden
gebruikt voor export zonder dat de leveringszekerheid in Nederland in gevaar komt.
Het kolenvermogen dat volgens het Energieakkoord wordt stilgelegd leidt tot een
verkleining van het firm vermogensoverschot in 2018 tot 3,2 GW. De uiteindelijke
beslissing door producenten om vermogen te amoveren, conserveren of in bedrijf te
houden wordt bepaald door de ontwikkelingen in de internationale markt.
Vanwege de verschillen tussen opgegeven en gerealiseerde niet-beschikbaarheid
van vermogen, zijn voor deze monitoringsrapportage in aanvulling op de
basisvariant analyses uitgevoerd waarbij niet-beschikbaarheidscijfers voor alle
zichtjaren zijn gebaseerd op het historische gemiddelde. Deze twee scenario’s
kunnen nader worden geraadpleegd in het rapport ‘Monitoring Leveringszekerheid
2013-2029’.
Pagina 6 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
b) Het niveau van de toekomstige vraag
Figuur 2 Door TenneT waargenomen elektriciteitsverbruik bij maandelijks
voortschrijdend jaartotaal
Figuur 2 toont het door TenneT waargenomen verbruik bij een maandelijks
voortschrijdend jaartotaal. De gevolgen van de economische crisis zijn als verwacht
zichtbaar geworden in de ontwikkeling van de binnenlandse elektriciteitsvraag. Na
de daling van het elektriciteitsverbruik in 2012 en de stabilisatie in 2013 is er begin
2014 weer sprake is van een dalende trend. Opgemerkt moet worden dat deze
waarneming niet de volledige binnenlandse marktomvang representeert.
c) De geplande of in aanbouw zijnde extra productie en netwerkcapaciteit
Noordwest380
Er is te weinig transportcapaciteit voor stroom tussen Noord- en West Nederland.
Daarom moet de transportcapaciteit tussen Eemshaven en West Nederland worden
vergroot. Dat gebeurt door tussen Eemshaven en Vierverlaten een nieuwe 380 kV
verbinding te bouwen. De bestaande 220 kV verbinding wordt na gereedkomen van
de nieuwe 380 kV verbinding verwijderd. Tussen Diemen en Ens wordt de
transportcapaciteit van de bestaande 380kV verbinding verhoogd. De ministers van
EZ en I&M hebben in juli 2014 een nieuw voorbereidingsbesluit met het
voorgenomen tracé voor de verbinding tussen Eemshaven en Vierverlaten genomen
en gepubliceerd. Op dit moment wordt het tracé tussen Eemshaven en Vierverlaten
verder uitgewerkt.
Randstad380
De nieuwe Randstad 380 kV-hoogspanningsverbinding is nodig voor de
elektriciteitsvoorziening in de Randstad. Door de liberalisering van de energiemarkt
vindt energietransport bovendien plaats over langere afstanden, waardoor de vraag
naar transport is toegenomen. In Zuid-Holland bevat het programma Randstad380:
station Maasvlakte, station Westerlee, station Wateringen, station Bleiswijk en de
verbindingen tussen de stations. De verbinding tussen Wateringen en Bleiswijk
alsmede het station Bleiswijk zijn gerealiseerd met behulp van de
Pagina 7 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Rijkscoördinatieregeling. In 2013 wordt het laatste onderdeel – de verbinding tussen
Wateringen en Bleiswijk - in gebruik genomen. De noordelijke verbinding van
Randstad 380 betreft de aanleg van een nieuwe verbinding van Beverwijk via
Vijfhuizen naar Bleiswijk. Deze verbinding en de stations Beverwijk en Vijfhuizen
vallen onder de Rijkscoördinatieregeling. Dat betekent dat het bevoegd gezag - het
Ministeries van EZ en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu - het ruimtelijk
besluit voorbereiden en vaststellen en de Minister van EZ de benodigde
vergunningsprocessen kan versnellen. In juni 2013 heeft de Raad van State de
beroepen tegen de inpassingplannen en een deel van de uitvoeringsbesluiten van de
projecten Randstad 380 kV Noordring (Beverwjik-Bleiswijk) en Station Vijfhuizen
ongegrond verklaard en daarmee zijn de inpassingsplannen voor Randstad 380kV
Noordring onherroepelijk verklaard. Binnenkort gaan de laatste ontwerp
uitvoeringsbesluiten ter inzage. In 2018 kan de gehele verbinding in gebruik worden
genomen.
Zuid-West 380 kV
Het huidige net in de regio Zuidwest zit, zeker na ingebruikname van de nieuwe
Sloecentrale bij Borssele, aan haar maximum transportcapaciteit. Dit geeft risico’s
bij het transport van elektriciteit op momenten van onderhoud. Daarnaast zijn er
inmiddels ook aanvragen voor de bouw van nieuwe centrales en zijn er plannen voor
windparken voor de Zeeuwse kust. Zonder nieuwe verbinding is er geen
transportcapaciteit beschikbaar om in de toekomst de stroom van deze nieuwe
centrales af te voeren. De nieuwe hoogspanningsverbinding wordt aangelegd vanuit
de productielocaties in de gemeenten Vlissingen en Borssele naar een nieuw te
bouwen 380 kV station in Tilburg. Het project wordt aangeduid met de naam ZuidWest 380 kV. De Ministers van EZ en I&M hebben in mei 2011 het voorgenomen
tracé gepubliceerd voor de verbinding tussen Borssele en Tilburg en voor de locatie
van het nieuwe 380 kV hoogspanningsstation bij Tilburg. Door de realisatie van een
nieuwe 380 kV station bij Rilland (aparte procedure) was er de mogelijkheid het
project Zuid-West procedureel te splitsen in een deel West en een deel Oost.
Vanwege de extra urgentie bij het deel West (Borssele – Rilland) wordt dit deel als
eerste in procedure gebracht. Verder is actueel dat op basis van de uitkomsten van
onderzoek naar kwaliteitseisen voor het hoogspanningsnet TenneT nieuwe eisen
heeft gesteld om de leveringszekerheid voor het landelijke hoogspanningsnet te
verbeteren. Naar aanleiding van deze nieuwe inzichten hebben de Ministers van EZ
en IenM vastgesteld dat het voorgenomen tracé voor een deel van het tracé Oost
(Rilland – Tilburg) moest worden gewijzigd. Beide projectdelen worden verder
uitgewerkt.
Interconnectoren
De toegenomen integratie van de Noordwest-Europese energiemarkt leidt tot
toenemende transportstromen over de grenzen. Daarvoor is een nieuwe verbinding
tussen Nederland en Duitsland nodig met een capaciteit van 1,5 GW. Dit project
staat bekend onder de naam Doetinchem-Wesel380, valt onder de
Rijkscoördinatieregeling en wordt naar verwachting in 2016 in bedrijf genomen.
TenneT en Energinet.dk zijn van plan om een onderzeese elektriciteitskabel te
realiseren die het Nederlandse en Deense elektriciteitsnet met elkaar verbindt.
De beoogde verbinding met een capaciteit van circa 700 MW zal ongeveer 275
kilometer lang zijn en aanlanden in Eemshaven (Nederland) en in Endrup
(Denemarken). De inbedrijfname wordt op zijn vroegst in 2018 verwacht.
Pagina 8 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
d) De kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten
De landelijke en regionale netbeheerders elektriciteit rapporteren elk jaar voor 1
maart aan de Directie Energie van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM)
over de kwaliteit van de transportdienst en hun dienstverlening in het voorgaande
jaar. Deze rapportages omvatten onder meer de onderbrekingen van de
transportdienst (zowel de onvoorziene als voorziene onderbrekingen), de uitbetaalde
compensaties bij ernstige storingen en de kwaliteit van de dienstverlening aan
afnemers, zoals het tijdig afhandelen van klachten en tijdige aankondiging van
onderhoud. De gegevens die hieronder zijn opgenomen, maken onderdeel uit van
bovengenoemde rapportages van de landelijke en regionale netbeheerders
elektriciteit.
Onvoorziene onderbrekingen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de jaarlijkse uitvalduur voor
consumenten en kleinzakelijke afnemers ten gevolge van onvoorziene
onderbrekingen2. De jaarlijkse uitvalduur3 is het gemiddelde aantal minuten dat de
elektriciteitsvoorziening is onderbroken per afnemer en is een indicator voor de
betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet.
Jaarlijkse uitvalduur (minuten)
Netbeheerder
Cogas Infra & Beheer
2011
2012
2013
Gemiddeld
2011 - 2013
5,5
12,9
6,5
8,3
17,3
Delta Netwerkbedrijf
15,0
19,4
17,6
Endinet
35,2
8,6
6,8
16,9
22,3
Enexis
18,9
22,9
25,2
Liander
19,9
24,8
24,3
23,0
Rendo
7,7
9,3
7,7
8,2
26,7
Stedin
23,4
35,6
21,2
Westland Infra Netbeheer
15,7
9,4
19,1
14,7
TenneT
2,1
0,7
0,3
1,0
Landelijk gemiddelde4
23,4
27,1
23,4
24,6
Tabel 2 Jaarlijkse uitvalduur door onvoorziene onderbrekingen per afnemer
op laagspanning, 2011 2013
Voorziene onderbrekingen5
Sinds 2006 wordt ook gerapporteerd over de onderbrekingen die het gevolg zijn van
geplande werkzaamheden. Onderstaande tabel geeft het overzicht voor alle
netbeheerders van 2011 tot en met 2013.
2
Artikel 1, onderdeel b, van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
Artikel 3 van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
4
Het landelijk gemiddelde van de jaarlijkse uitvalduur is hoger dan voor elke individuele
netbeheerder doordat er dubbeltellingen plaatsvinden in het totale aantal afnemers. Dit
wordt veroorzaakt doordat enkele netbeheerders ook netten beheren waaraan een
onderliggend net van een andere netbeheerder is aangesloten. Hierdoor kunnen de
afnemers van de laatstgenoemde netbeheerder uitvallen door een storing in het
bovenliggende net van de eerstgenoemde netbeheerder.
5
Artikel 1, onderdeel d, van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
3
Pagina 9 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Jaarlijkse uitvalduur (minuten)
Netbeheerder
2011
2012
2013
Gemiddeld
2011 - 2013
Cogas Infra & Beheer
Delta Netwerkbedrijf
Endinet
Enexis
Liander
Rendo
Stedin
Westland Infra Netbeheer
TenneT
8,0
1,7
2,2
5,0
7,6
8,2
2,4
1,3
0,0
4,9
2,7
3,0
4,9
8,2
4,5
1,8
0,3
0,0
3,9
2,1
5,2
5,7
8,9
11,7
2,5
0,0
0,0
5,6
2,2
3,5
5,2
8,2
8,1
2,2
0,5
0,0
Landelijk gemiddelde
5,0
5,2
5,0
5,1
Tabel 3 SAIDI (System Average Interruption Duration Index) ten gevolge
van voorziene onderbrekingen per afnemer op laagspanning, 2011-2013
e) De maatregelen in geval van piekbelasting of in gebreke blijven van een
of meerdere leveranciers
De resultaten uit de monitoringsrapportage geven geen aanleiding om nieuwe
maatregelen te treffen om de toekomstige leveringszekerheid in Nederland te
waarborgen. Mocht ondanks dit goede vooruitzicht de leveringszekerheid op de
lange termijn toch in gevaar komen, dan kan het, in overleg met de Energiekamer,
TenneT en het CPB (Centraal Planbureau), ontwikkelde vangnet worden ingezet om
de leveringszekerheid te garanderen. Indien het vangnet wordt ingezet, worden
investeringen in nieuwe productiecapaciteit aangemoedigd. De richtlijn
leveringszekerheid (Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 18 januari 2006) biedt de mogelijkheid om investeringen
in productiecapaciteit af te dwingen. Met deze richtlijn wordt beoogd een helder
Europees kader te creëren voor marktpartijen, overheden, netbeheerders en
toezichthouders om investeringen in productievermogen en interconnectiecapaciteit
beter te faciliteren. Het Ministerie van Economische Zaken heeft deze richtlijn
geïmplementeerd in de Elektriciteitswet 1998 op 24 januari 2008. Bij deze
implementatie heeft de Minister gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het
vangnet een heldere wettelijke basis te verschaffen (voor meer informatie zie:
Tweede Kamerstukken 2006-2007, 30934).
Regeling bij ‘faillerende’ leverancier aan kleinverbruikers
Nederland kent een vergunningstelsel voor de levering aan kleinverbruikers. Als een
leveranciersvergunning wordt ingetrokken door bijvoorbeeld een faillissement,
zouden theoretisch de afnemers van de leverancier in kwestie, als zij zelf geen actie
hebben ondernomen, meteen moeten worden afgesloten. De afnemers hebben
immers geen geldig leveringscontract meer omdat zij alleen beleverd mogen worden
door een vergunninghouder. In de praktijk is dit snelle afsluiten maatschappelijk
ongewenst. In de regelgeving over dit onderwerp is daarom allereerst de
mogelijkheid opgenomen om vóór het feitelijke intrekken van de
leveringsvergunning het klantenbestand of een deel daarvan aan één of meerdere
andere vergunninghouders te verkopen. Indien dat niet of slechts ten dele lukt,
zullen de resterende kleinverbruikers die op het moment van het intrekken van de
leveringsvergunning hun leverancier kwijtraken, over de andere leveranciers met
vergunning verdeeld worden. Alle leveranciers aan kleinverbruikers op de markt
functioneren dus tezamen als noodleverancier. Deze regeling geldt zowel voor
elektriciteit (opgenomen in systeemcodes van Energiekamer) als gas (Besluit
Pagina 10 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Leveringszekerheid Gaswet, Staatsblad 2004, 170). Bij de regeling hebben de
landelijk netbeheerders voor elektriciteit (TenneT) respectievelijk voor gas (GTS)
een centrale en coördinerende rol.
Pagina 11 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
2. Voorzieningszekerheid van gas
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de voorzieningszekerheid van gas in
Nederland. Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het rapport
‘Rapportage Voorzieningszekerheid Gas’ in bijlage 2. Dit rapport is opgesteld door
de netbeheerder van het landelijk gastransportnet Gasunie Transport Services B.V.
(hierna: GTS). GTS is verantwoordelijk voor de aansturing en de ontwikkeling van
het gastransport en de bijbehorende installaties.
a) Het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt
Het is belangrijk om inzicht te hebben in de mate waarin de Nederlandse gasvraag
ingevuld kan worden met op dit moment bekende aanbodvolumes. Om het
evenwicht van vraag en aanbod te bepalen, werkt GTS met een
basisscenario en een verwachtingsscenario.
Basisscenario
Het basisscenario gaat uit van de in figuur 3 weergegeven gecontracteerde
volumes, te weten de importvolumes naar Nederland, de Nederlandse binnenlandse
productie, de transitvolumes die op de grenspunten worden ingevoerd en
uitgevoerd en de exportvolumes. De volumes die Nederland binnenkomen zijn
positief (staan boven de x-as), de volumes die Nederland verlaten zijn negatief
(staan onder de x-as). De gestippelde lijn geeft het verschil weer tussen het volume
dat Nederland binnenkomt en dat Nederland verlaat. Daarmee geeft deze lijn het
volume weer dat gecontracteerd is en beschikbaar komt voor de dekking van de
binnenlandse vraag.
Basis scenario
1.500
1.000
TWh
500
-500
-1.000
Transit uit Nederland
Export uit Nederland
Transit naar Nederland
Import naar Nederland
Herkomst binnenland
Volume voor invulling Nederlandse vraag
Figuur 3
Pagina 12 van 20
2033
2032
2031
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
2014
0
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Het gecontracteerde volume dat in dit scenario Nederland wordt 'ingebracht'
(binnenlandse herkomst, import en transito), bedraagt in 2015 1.150 TWh. Dit
neemt af tot 216 TWh in 2034. Het volume dat Nederland verlaat is in 2015
circa 575 TWh, dalende tot een verwaarloosbare omvang in 2034. Het verschil
tussen beide, weergegeven als de gestippelde lijn, is het volume dat op basis van de
thans gecontracteerde volumes beschikbaar is ten behoeve van de Nederlandse
vraag. Dit volume bedraagt ongeveer 575 TWh in 2015 en daalt naar ruim 216 TWh
in 2034.
Verwachtingsscenario
Het verwachtingsscenario gaat uit van de in figuur 4 weergegeven gecontracteerde
en de nog niet gecontracteerde volumes, te weten de Nederlandse binnenlandse
productie, de import-, de transit- en de exportvolumes.
Het volume dat in dit scenario Nederland wordt 'ingebracht' (binnenlandse
productie, import en transito), bedraagt in 2015 bijna 1.370 TWh waarna het
volume daalt. Deze daling loopt tot 2034, wanneer het volume circa 328 TWh
bedraagt. Het volume dat Nederland verlaat is in 2015 circa 780 TWh en daalt
daarna tot een verwaarloosbare omvang in 2034. Het verschil tussen beide,
weergegeven als de gestippelde lijn, is het volume dat bekend is voor de invulling
van de Nederlandse vraag. Dit volume bedraagt rond de 590 TWh in 2015, daarna
daalt dit volume tot circa 325 TWh in 2034.
Verwachtings scenario
1.500
1.000
TWh
500
-500
-1.000
Transit naar Nederland
Herkomst binnenland
Export uit Nederland
Import naar Nederland
Transit uit Nederland
Volume voor invulling Nederlandse vraag
Figuur 4
Conclusies over het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt
Basisscenario
Figuur 3 bevat de gecontracteerde volumes en het daaruit volgende aanbodvolume
voor Nederland volgens het basisscenario. Figuur 5 bevat dezelfde informatie, echter
nu aangevuld met een lijn die de verwachte Nederlandse gasvraag aangeeft. Voor
een duidelijkere weergave is de onderverdeling naar bron nu achterwege gelaten.
Zichtbaar wordt wat het verschil is tussen de voor Nederland gecontracteerde
volumes en het in Nederland gevraagde volume. Vanuit
Pagina 13 van 20
2034
2033
2032
2031
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
0
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
voorzieningszekerheidsoogpunt zou het gecontracteerde volume idealiter groter of
gelijk moeten zijn aan het gevraagde volume. Is dat in een jaar het geval dan mag
worden geconcludeerd dat er in dat jaar, op jaarbasis, voldoende gas aangeboden
wordt om alle afnemers van voldoende gas te voorzien. Is het gecontracteerde
volume lager dan het gevraagde volume, dan zal nog aanvullend volume
gecontracteerd moeten worden.
Basis scenario: Het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt
1.500
1.000
TWh
500
-500
-1.000
Volumes die Nederland verlaten
Volumes die naar Nederland stromen
Volumes voor invulling Nederlandse vraag
Nederlandse vraag (Cera)
Figuur 5
Verwachtingsscenario
In figuur 6 wordt het totale door de shippers gerapporteerde volume weergegeven,
op basis van figuur 4, aangevuld met een lijn die de Nederlandse gasvraag
demonstreert. De onderverdeling naar bron, zoals figuur 4 die bevat, wordt
weggelaten.
Zichtbaar wordt wat het verschil is tussen de totaal gerapporteerde volumes en het
daaruit volgende aanbodvolume voor Nederland, en het in Nederland gevraagde
volume. In dit scenario wordt ook dat deel van de totaal gerapporteerde volumes
meegenomen dat nog niet gecontracteerd is. Deze laatste volumes zullen nog
gecontracteerd (moeten) gaan worden.
Pagina 14 van 20
2034
2033
2032
2031
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
0
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Verwachtings scenario: Het evenwicht tussen vraag en aanbod op de Nederlandse markt
1500
1000
TWh
500
-500
-1000
Volumes die Nederland verlaten
Volumes die naar Nederland stromen
Volume voor invulling Nederlandse vraag
Nederlandse vraag (Cera)
Figuur 6
Het verwachtingsscenario geeft grotendeels hetzelfde beeld als het basisscenario. Er
zijn voldoende aanbodvolumes bekend voor de invulling van de Nederlandse vraag.
In dit scenario geldt dit in elk geval tot en met rond de 2022. Vanaf dat jaar geldt
dat er ongeveer een balans is tussen de aanbodvolumes en de Nederlandse vraag
waarbij het aanbodvolume tot 2026 iets hoger ligt dan de vraag.
b) Het niveau van de toekomstige vraag
In deze paragraaf wordt nader ingezoomd op de toekomstige Nederlandse
vraagontwikkeling. Deze ziet eruit als getoond in figuur 7.
Nederlandse Gasvraag
Bron: Cera 2013
600
500
Jaarvolume TWh
400
300
200
100
0
2015
2019
2024
2029
2034
Figuur 7
Pagina 15 van 20
2034
2033
2032
2031
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
0
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
De prognose is gebaseerd op de meest recente cijfers van CERA. In de figuur is de
Nederlandse gasvraag bij een normale winter aangegeven. De totale gasvraag in
Nederland zal volgens deze raming de komende jaren ongeveer gelijk blijven en aan
het einde van de beschouwde periode wat stijgen, met name vanwege toenemend
gebruik voor (zee)transport (hoofdzakelijk via LNG). De waarden voor de
Nederlandse gasvraag liggen iets lager dan in de rapportage van vorig jaar. Dit
wordt veroorzaakt door een lagere inschatting van de gasvraag voor
elektriciteitsproductie.
c) De geplande of in aanbouw zijnde extra productie- en netwerkcapaciteit
Bij het ontwikkelen van infrastructuur gaat GTS uit van het wettelijk voorgeschreven
criterium dat er tot en met het afzetniveau dat behoort bij een temperatuur van 17° C voldoende transportcapaciteit beschikbaar moet zijn om de
kleinverbruikersmarkt van gas te kunnen voorzien.
Het gastransportnet wordt doorlopend aangepast om ervoor te zorgen dat het net
zodanig ingericht is dat aan de transportbehoefte voldaan kan worden. Deze
transportbehoefte verandert in de loop van de tijd. Een belangrijke reden voor het
aanpassen van het transportnet is het feit dat de binnenlandse gasproductie daalt en
dat vervangende volumes geïmporteerd moeten worden. Dat betekent dat nieuwe
entry capaciteit en achterliggende infrastructuur gerealiseerd moet worden. Omdat
met het afnemen van de binnenlandse productie ook het natuurlijke aanbod van
flexibiliteit terugloopt, ontstaat ook behoefte aan aanvullende bergingscapaciteit.
Verder betekent de andere samenstelling van het geïmporteerde gas (veelal H gas
ten opzichte van het G gas dat in Nederland wordt geproduceerd) dat geïnvesteerd
moet worden in kwaliteitsaanpassing (stikstofproductie en/of mengstations).
Daarnaast kan het Gasrotonde-beleid ertoe leiden dat er aanvullende volumes
richting Nederland komen waar eveneens transportcapaciteit voor nodig is.
Via Open Seasons heeft GTS de additionele capaciteitsvraag van de markt in kaart
gebracht. Open Seasons is een procedure waarbij de netbeheerder de behoefte peilt
aan transport in de markt, vervolgens contracten sluit met netgebruikers en daarna
besluit over een eventuele uitbreidingsinvestering. In totaal zijn er nu vijf Open
Seasons georganiseerd. De eerste twee zijn inmiddels afgerond (OS 2005 en 2012).
Het derde Open Season betreft het Integrated Open Season. Tijdens de uitvoering
van het Open Season 2017 en 2019 is gebleken dat de vraag naar gastransport
stabiel is, dat er minder behoefte bestaat aan contracten met een langere looptijd
en dat er een opkomst is van de handel in secundaire capaciteit. De vraag die uit
deze laatste twee Open Season naar voren is gekomen, kan worden bediend op
basis van bestaande infrastructuur.
In Bergermeer, bij Alkmaar, wordt gewerkt aan het realiseren van een ondergrondse
opslag van H-gas. Deze berging zal een werkvolume van 44 TWh krijgen waarmee
deze berging een van de grootste gasopslagen van Europa zal worden. Naar
verwachting vindt de officiële ingebruikname van Gasopslag Bergermeer in april
2015 plaats. In de nabijheid van het Groningse Zuidwending is een uitbreiding van
de bestaande gasberging voor G-gas gerealiseerd. Zuidwending is de eerste berging
in Nederland die gebruik maakt van cavernes in ondergrondse zoutlagen. De eerste
vier cavernes zijn in 2011 in gebruik genomen, een vijfde in 2013. Het werkvolume
van deze berging is circa 3 TWh, inclusief de uitbreiding van 2013.
Pagina 16 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
d) De kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten
De landelijke en regionale netbeheerders gas rapporteren elk jaar voor 1 maart aan
ACM over de kwaliteit van de transportdienst en hun dienstverlening in het
voorgaande jaar. Deze rapportages omvatten onder meer de onderbrekingen van de
transportdienst (zowel de onvoorziene als voorziene onderbrekingen), de uitbetaalde
compensaties bij ernstige storingen, de gemiddelde aanrijdtijd na melding van een
storing en de kwaliteit van dienstverlening, zoals het tijdig afhandelen van klachten
en tijdige aankondiging van onderhoud.
Onvoorziene onderbrekingen
Tabel 4 geeft een overzicht van de jaarlijkse uitvalduur voor consumenten en
kleinzakelijke afnemers ten gevolge van onvoorziene onderbrekingen6 in de netten
van de regionale netbeheerders. De jaarlijkse uitvalduur – System Average
Interruption Duration Index (SAIDI) - 7 is het gemiddelde aantal minuten dat de
gasvoorziening is onderbroken per afnemer en is een indicator voor de
betrouwbaarheid van het gasnet.
De landelijke netbeheerder GTS rapporteert over het aantal onvoorziene
onderbrekingen (zie tabel 5).
Jaarlijkse uitvalduur (minuten)
Netbeheerder
Cogas Infra & Beheer
Delta Netwerkbedrijf
Endinet
Enexis
Intergas Netbeheer8
Liander
Rendo
Stedin
Westland Infra Netbeheer
Gemiddelde
2011
2012
2013
0,3
0,6
1,1
1,2
0,2
0,5
6,6
1,0
0,6
n.v.t.
0,3
13,5
0,2
0,8
n.v.t.
Gemiddeld
2011 - 2013
0,4
6,9
0,8
0,9
n.v.t.
0,6
0,2
0,5
0,4
0,7
0,9
0,2
1,2
0,7
1,1
0,6
0,2
0,7
1,2
1,0
0,7
0,2
0,8
0,8
0,9
Tabel 4 SAIDI ten gevolge van onvoorziene onderbrekingen, 2011-2013
Landelijke netbeheerder
Gas Transport Services
Aantal (onvoorziene) onderbrekingen
2011
1
2012
3
2013
3
Tabel 5 Aantal onvoorziene onderbrekingen in het gastransportnet van de landelijke
netbeheerder, 2011-2013
Voorziene onderbrekingen9
Vanaf 2006 worden ook de onderbrekingen gerapporteerd die het gevolg zijn van
geplande werkzaamheden. Tabel 3 geeft een overzicht van de jaarlijkse uitvalduur
voor consumenten en kleinzakelijke afnemers ten gevolge van voorziene
onderbrekingen in de netten van de regionale netbeheerders.
6
7
8
9
Artikel 1, onderdeel c, van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
Artikel 3 van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
Intergas Netbeheer is sinds 1 januari 2012 onderdeel van de regionale netbeheerder Enexis.
Artikel 1, onderdeel d, van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
Pagina 17 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
De landelijke netbeheerder rapporteert over het aantal voorziene onderbrekingen
(zie tabel 7).
Jaarlijkse uitvalduur (minuten)
Netbeheerder
Cogas Infra & Beheer
Delta Netwerkbedrijf
Endinet
Enexis
Intergas Netbeheer8
Liander
Rendo
Stedin
Westland Infra Netbeheer
Gemiddelde
2011
2012
2013
7,0
1,6
2,4
5,2
1,5
4,7
2,1
1,5
4,8
n.v.t.
5,5
1,9
1,9
5,0
n.v.t.
Gemiddeld
2011 - 2013
5,5
1,9
1,9
5,0
n.v.t.
6,1
1,1
2,2
3,2
4,3
8,0
0,4
1,5
1,5
4,6
7,2
0,6
2,6
2,3
5,1
7,2
0,6
2,6
2,3
4,7
Tabel 6 Jaarlijkse uitvalduur ten gevolge van voorziene onderbrekingen, 2011-2013
Landelijke netbeheerder
Gas Transport Services
Aantal voorziene onderbrekingen
2011
0
2012
0
2013
0
Tabel 7 Aantal voorziene onderbrekingen in het gastransportnet van de landelijke
netbeheerder, 2011-2013
Gemiddelde aanrijdtijd en gemiddelde tijdsduur veiligstellen na storingsmelding
Veiligheid is van groot belang bij het transport van gas. Eén van de indicatoren die
de veiligheid van de gasvoorziening meet, is de gemiddelde tijdsduur die de
netbeheerder nodig heeft voor het ter plekke zijn op de locatie van de storing na de
melding ervan (de gemiddelde aanrijdtijd). Een andere indicator voor de veiligheid is
de gemiddelde tijdsduur die de netbeheerder nodig heeft voor het veiligstellen van
een situatie na een storingsmelding (de gemiddelde tijdsduur veiligstellen na
storingsmelding). Sinds 201110 rapporteren de regionale netbeheerders de
gemiddelde aanrijdtijd (zie tabel 5).
Voor de landelijke netbeheerder GTS geldt de indicator de gemiddelde tijdsduur
veiligstellen na storingsmelding (zie tabel 6).
10
In 2011 is de regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas gewijzigd, waarbij voor de
regionale netbeheerders de indicator “gemiddelde tijdsduur veiligstellen na storingsmelding” is
verwijderd en daarvoor in de plaats is de indicator “gemiddelde aanrijdtijd na storingsmelding”
gekomen.
Pagina 18 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
Gemiddelde aanrijdtijd (minuten)
Regionale netbeheerder
Cogas Infra & Beheer
Delta Netwerkbedrijf
Endinet
Enexis
Intergas Netbeheer
Liander
Rendo
Stedin
Westland Infra Netbeheer
Gemiddelde
2011
2012
2013
50
55
98
57
39
44
37
83
49
n.v.t.
45
43
77
68
n.v.t.
Gemiddeld
2011 - 2013
46
45
86
58
n.v.t.
49
53
44
30
52
65
45
71
44
61
47
51
55
26
57
54
50
57
33
57
Tabel 8 Gemiddelde aanrijdtijd na storingsmelding voor de regionale netbeheerders,
2011-2013
Landelijke netbeheerder
Gemiddelde aanrijdtijd
(minuten)
Gas Transport Services
2011
23
2012
96
2013
0
Tabel 9 Gemiddelde tijdsduur veiligstellen na storingsmelding voor de landelijke
netbeheerder, 2011-2013
Kwaliteits- en capaciteitsdocumenten
Nederland heeft momenteel een van de meest betrouwbare gas- en
elektriciteitsnetwerken in Europa. Om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst zo
blijft, is blijvend goed beheer en onderhoud van de netten noodzakelijk. Mede om
die reden voert ACM tweejaarlijks een onderzoek uit naar de naleving van de
Ministeriële Regeling Kwaliteitsaspecten elektriciteit en gas. In dit tweejaarlijkse
onderzoek, dat na de inwerkingtreding van de Ministeriële Regeling in 2004 reeds
vijf keer eerder is uitgevoerd en naar verwachting in juli 2014 wordt afgerond,
beoordeelt ACM de kwaliteits- en capaciteitsdocumenten (hierna: KCD’s) van de
netbeheerders. Met deze KCD’s tonen de netbeheerders aan dat ze de kwaliteit van
hun activiteiten en netten hebben geborgd en over voldoende capaciteit in hun
netten beschikken, nu en in de toekomst, voor het transport van gas en elektriciteit
vanaf de bron (de producent) naar een bedrijf of huishouden.
In het onderzoek naar de KCD’s van 2011 heeft de nadruk gelegen op het uitvoeren
van de geplande investeringen en het beheersen van de risico’s die samenhangen
met het beheer van de netten. In het onderzoek naar de KCD’s van 2013 ligt de
nadruk op het toetsen van de werking van de Deming cirkel (Plan-Do-Check-Act) in
de praktijk van het beheer van de netten.
e) De maatregelen in geval van piekbelasting
Maatregelen pieklevering
GTS is verantwoordelijk voor de pieklevering aan kleinverbruikers voor het
temperatuurbereik -9°C tot -17°C. Een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur
van -17 °C komt eens in de 50 jaar voor. Om te voorkomen dat kleinverbruikers
tijdens een periode van extreme koude zonder gas komen te zitten door een tekort
aan productie- en transportcapaciteit heeft de netbeheerder van het landelijk
gastransportnet (GTS) de wettelijke verantwoordelijkheid om volume en capaciteit
te reserveren waarmee kleinverbruikers kunnen worden beleverd met het extra
Pagina 19 van 20
Monitoringsrapportage leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas 2014 | 24 oktober 2014
benodigde gas als de benutte capaciteit de gereserveerde transportcapaciteit voor
een effectieve etmaaltemperatuur van -9 °C overschrijdt.
De vergunning houdende leverancier betrekt dit volume en deze capaciteit verplicht
via GTS. Samen met de vrij te contracteren basislevering tot -9 °C , kan de
leverancier zodoende een complete levering tot en met -17 °C aan kleinverbruikers
aanbieden. GTS is er aan gehouden voor de pieklevering de benodigde
voorzieningen zo efficiënt mogelijk te betrekken. De ACM houdt toezicht op de
uitvoering van de pieklevering.
Ten behoeve van de benodigde productiecapaciteit voor de pieklevering maakt GTS
gebruik van twee voorzieningen:
1. De installatie voor vloeibaar aardgas op de Maasvlakte van Gasunie (de LNG
peakshaver);
2. Externe capaciteit en volumes die door middel van een jaarlijkse tender op
de markt ingekocht wordt.
Nadat de eerste jaren na invoering van het Besluit leveringszekerheid Gaswet geen
levering van gas door GTS onder deze regeling heeft plaatsgevonden, is dit wel
gebeurd in de opeenvolgende winters 2009/2010, 2010/2011 en 2011/2012.
Maatregelen bij in gebreke blijven leveranciers
De procedure noodleverancier treedt in werking als een leverancier, bij voorbeeld als
gevolg van faillissement, geen aardgas kan leveren aan kleinverbruikers. GTS heeft
de wettelijke taak om maatregelen te treffen om tijdelijk de levering aan
kleinverbruikers in voorkomende situaties zeker te stellen, zolang deze nog geen
alternatieve leverancier hebben. In de periode rond kerst 2012 is de procedure
noodleverancier toegepast ten gevolge van de faillissementen van Orro en Trianel.
Pagina 20 van 20