Project Spoorvorming RW67 Directie Noord-Brabant Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde Directie Noord-Brabant Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven PROJECT SPOORVORMING RW67 Aan dit project hebben meegewerkt: ing. F.G.M. Bouman ing. F.H. van Leeuwen ing. A.G.J, van den Berk ing. A. G. Zabel A.H.M.M. Hermans J.J.M. de Vries Dienst Weg- en Waterbouwkunde Dienst Weg- en Waterbouwkunde Directie Noord-Brabant Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven Dienst Weg- en Waterbouwkunde adviesnummer: Afd. Afd. Afd. Afd. Afd. Afd. WXA-O-92-09 WXAV MAAB IVAA AIHO AIHO AIHO SPOORVORMINGSONDERZOEK RW67 Voor : Directie Noord-Brabant / Dienstkring Opgesteld januari 1995 Status : overzicht onderzochte wegvakken ' D A S Eindhoven' INHOUDSOPGAVE 0. Samenvatting 1. Inleiding 2. Constructieopbouw en rijspoordieptemetingen 3. Onderzoekprogramma 3.1. Wegvakindeling op basis van spoorvormingsgevoeligheid 3.1.1. Selectie van spoorvormingsgevoelige lagen 3.1.2. Selectie van spoorvormingsgevoelige wegvakken 3.1.3. Onderzoek naar de oorzaak van spoorvormingsgevoeligheid 3.2. Metingen 3.3. Structurele eigenschappen (draagkracht) 3.3.1. Fundering en aardebaan 3.4. Overige schadekenmerken (visuele inspectie) 3.5. Functionele schadekenmerken 3.6. Verkeersbelasting 3.7. Conclusies 4. Afweging 5. Advies 6. Kosten Topografische overzichtkaart 'uit/in-reparatiediepten' Topografische overzichtkaart 'lokaties verkantk Topografische overzichtkaart 'rijspoordier Bijlagen 0. Samenvatting O p verzoek van de Directie Noord-Brabant (Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven) is naar aanleiding van het veelvuldig voorkomen van spoorvorming op delen van Rijksweg 67 (01HRR km 16.0+00 17.0+00, 41.2+00 - 53.8+00 en 01HRL km 42.0+00 - 46.0+00) een projectgroep in het leven geroepen. De doelstelling van de projectgroep is het leveren van integrale onderhoudsadviezen op basis van onderzoek en ervaring, waarbij tevens getracht dient te worden de oorzaak van de spoorvorming te achterhalen. Ter bepaling van de exacte omvang van het probleem is een inventarisatie gemaakt van alle beschikbare constructiegegevens en rijspoordieptemetingen. Aan de hand van deze resultaten is beoordeeld bij welke bestekken sprake is van een bovenmatige spoorvormingsontwikkeling. Vervolgens zijn van deze bestekken de kwaliteitsrapporten nader beschouwd en zijn de op deze wijze verkregen mengseleigenschappen gerelateerd aan het vervormingsgedrag. Hieruit bleek dat het percentage holle ruimte van de diverse mengsels een maatgevende factor is in het vervormingsgedrag van het betreffende mengsel. Andere eigenschappen, zoals bitumengehalte en verdichtingsgraad, konden vanwege de beperkte hoeveelheid gegevens niet in verband worden gebracht met het vervormingsgedrag. In aanvulling op de beschikbare constructiegegevens, rijspoordieptemetingen en beschikbare vooronderzoeksrapporten is een aantal orgelboringen verricht en een coupure gezaagd door een Regionaal Wegenbouwlaboratorium. Door de afdeling WXI van de Dienst W e g - en Waterbouwkunde zijn draagkrachtmetingen uitgevoerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van de valgewicht-deflectiemeter. Uit de metingen, welke zijn bewerkt met het Ontwerp- en Herontwerpsysteem Asfaltbetonverhardingen CARE van de Rijkswaterstaat, blijkt dat Rijksweg 67 vooralsnog voldoende draagkrachtig is en pas op langere termijn versterking behoeft. Tevens zijn, door een ingenieursbureau, ter bepaling van de verkeersbelasting, aslastmetingen en verkeerstellingen uitgevoerd. O p basis van onder andere het draagkracht- en het spoorvormingsonderzoek is, hoewel de oorzaak van de spoorvormingsgevoeligheid van de diverse constructielagen niet eenduidig kon worden vastgesteld, een onderhoudsadvies opgesteld. Een andere mogelijke oorzaak van de spoorvorming is de (toename van de) verkeersbelasting; de hoeveelheid meetgegevens is echter te gering om hieraan een conclusie te verbinden. Na een afweging is gekozen voor een deklaag van zeer open asfaltbeton. Dit betekent dat spoorvormingsgevoelige vakken (rechterrijstrook) gerepareerd dienen te worden, waarna in principe direct baanbreed overlaagd kan worden met zeer open asfaltbeton. O p basis van verkantingsmetingen blijkt dat het mogelijk noodzakelijk is plaatselijk eveneens een uitvullaag/uitvullagen aan te brengen. 4 1. Inleiding In 1989 is naar aanleiding van de 'warme zomer' van dat jaar een brede werkgroep opgericht welke de oorzaken van plotseling opgetreden spoorvorming in dicht asfaltbeton deklagen heeft onderzocht. In grote lijnen richtte het onderzoek zich op: - asfalteigenschappen; - verkeersbelasting; - weersinvloeden. 1 De belangrijkste redenen voor de veelvuldige voorkomende spoorvorming waren: - hoog aantal zon-uren; - veelvuldige overschrijding wettelijk toegestane maximum-aslast; - asfalteigenschappen. Het onderzoek heeft voor de Directie Noord-Brabant niet geleid tot praktisch toepasbare oplossingen. O p verzoek van de Directie Noord-Brabant is daarom in 1992, naar aanleiding van spoorvorming op Rijksweg 67 (01HRR km 16.0+00 - 17.0+00, 41.2+00 - 53.8+00 en 01HRL km 42.0+00 - 46.0+00, in totaal 17.6 km baanlengte autosnelweg in de Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven) een projectgroep in het leven geroepen. Deze projectgroep bestaat uit medewerkers van de DAS Eindhoven, de Directie Noord-Brabant en de Dienst W e g - en Waterbouwkunde. De doelstelling van de projectgroep is het leveren van integrale adviezen op basis van onderzoek en ervaring. In deze adviezen dienen de maatregelen van dusdanige aard te zijn dat zij passen in de onderhoudsfilosofie van de Rijkswaterstaat. Bovendien dienen de geadviseerde onderhoudsmaatregelen zodanig te zijn dat (niet-jaarlijks-terugkerend) onderhoud in het algemeen en onderhoud ten gevolge van spoorvorming in het bijzonder, voor langere periode redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Opdrachtgever is het hoofd van de Afdeling Instandhouding Infrastructuur van de Directie Noord-Brabant. Geschematiseerd ziet het doorlopen proces er als volgt uit: [opdrachtI GLOBALE VISUELE INSPECTIE RANDVOORWAARDEN AANVULLEND ONDERZOEK B I L I I D , RIBICO I N PRAKTI8CMI HAALBAARMIIC INVENTARISATIE CONATRU0Tft>«l« RtD-METtNOEN SELECTIE SPOORVORMINGSGEVOELIGE LAGEN • OORKIftNIN VlRKEENIQEa MLAITUETINIIH VOD-llf TIKQIN |VAKVORMING I , VISUELE INSPECTIE ONDERZOEK OORZAAK I DETERMINATE VAKKEN EN LAGEN VERIFICATIE D.M.V. ORGEL3 ^AFWEQINQr- IadviesI ^ e g met spoorvorming, M A O - R - 9 0 0 2 5 , D W W , Delft, februari 1990 5 2. Constructie-opbouw en rijspoordieptemetingen Ter bepaling van de exacte omvang van het probleem is een inventarisatie gemaakt van de constructiegegevens en het uitgevoerde groot-onderhoud op Rijksweg 67. Deze gegevens zijn in chronologische volgorde per hectometervak in een data-bestand verwerkt. O p dezelfde (chronologische) wijze zijn alle beschikbare rijspoordieptemetingen in dit bestand opgenomen. Het betreft rijspoordieptemetingen vanaf 1978. Tot 1990 zijn deze metingen uitgevoerd met de rijspoordieptemeter, daarna is met de A R A N gemeten. O p deze wijze ontstaat inzicht in de relatie tussen de constructie-lagen en de spoorvormingsgevoeligheid (zie bijlage 1). 3. Onderzoekprogramma O m tot integrale adviezen te komen is het noodzakelijk naast het schade-kenmerk rijspoordiepte ook andere relevante wegkenmerken te meten: structureel (draagkracht, kernboringen), functioneel (langsvlakheid, afwatering en dergelijke) en overige schadekenmerken (samenhang en aantasting). Daarnaast zijn orgelboringen verricht om eventuele vervormingen in de onderliggende lagen te traceren. Eveneens zijn monsters genomen uit de fundering van zandcement en uit de aardebaan om respectievelijk de druksterkte en de geschiktheid voor toepassing als zand in zandbed te bepalen. 3.1. Wegvakindeling op basis van spoorvormingsgevoeligheid 3.1.1. Selectie van spoorvormingsgevoelige lagen O p RW67 zijn in de loop der jaren in het kader van de werkplanadvisering en de meerjarenplanning regelmatig spoordieptemetingen uitgevoerd. Tevens zijn alle constructiegegevens en onderhoudsmaatregelen op tekening vastgelegd. Door het 'koppelen' van deze twee gegevensverzamelingen wordt een beeld van het spoorvormingsgedrag verkregen. O m het spoorvormingsprobleem te objectiveren zijn door de projectgroep criteria gehanteerd welke in de sfeer van de onderhoudsadvisering gebruikelijk zijn. O p basis daarvan is beoordeeld of en in welke mate sprake is van spoorvormingsgevoeligheid. Het hiervoor primair gehanteerde criterium is de gemiddelde toename in spoordiepte per jaar per hectometervak over een zekere periode. Gesteld wordt dat een toename groter dan 1.5 mm tot 2 mm jaarlijks bovenmatig is te noemen. Als aanvullend criterium is in voorkomende gevallen een initiele spoorvorming van 4 mm in het eerste jaar genomen. Aldus zal een hectometervak, dat binnen globaal 8 jaar tot spoorvorming van 18 mm of meer leidt, worden geselecteerd als bovenmatig spoorvormingsgevoelig. Als referentie geldt, dat de gemiddelde levensduur van deklagen (DAB) op autosnelwegen minimaal 12 jaar bedraagt. Dit onderzoek betrof constructies welke zijn ontworpen met de 'Eisen '72 en '78'. Resultaten ervan blijven bruikbaar aangezien het mengselontwerp in de Standaard 85 en de Standaard 90 met betrekking tot vervormingsweerstand verbeterd is. 2 3.1.2. Selectie van spoorvormingsgevoelige wegvakken Het doel van deze selectie is te komen tot onderhoudsvakken, die als een homogeen geheel aangepakt kunnen worden voor wat betreft de onderhoudsmaatregel. Te veel versnippering in kleine vakken is 2 W e g e n 6/82, Gedragsmodel voor de rijspoordiepte als hulpmiddel bij de planning van onderhoud van wegverhardingen, W B D , Delft 6 niet zinvol. Het is dus mogelijk dat in een homogeen onderhoudsvak toch verschil per hectometervak in spoorvormingsgedrag aanwezig is. Het kan zelfs zo zijn dat een enkel hectometervak spoorvormingsongevoelig is. De homogene onderhoudsvakken zijn op basis van selectie-gegevens en engineering-judgement tot stand gekomen, waarbij onder andere gekeken is naar trends. 3.1.3. Onderzoek naar de oorzaak van spoorvormingsgevoeligheid Van de te onderzoeken wegvakken is bepaald welke onderhoudsmaatregel (d.i. bestek) hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk is voor de opgetreden bovenmatige spoorvorming. Na clustering van bepaalde wegvakken bleek dat het onderzoek beperkt kon blijven tot 4 verschillende bestekken : NB 820 (1967-1969), NB 3201 (1987), NB 3363 (1989) en bestek NB 3545 (1990). Vervolgens werden de resultaten van de bijbehorende onderzoeksrapporten, waarin aan de hand van enkele materiaaleigenschappen de kwaliteit van de aangebrachte asfaltbeton mengsels is bepaald, statistisch bewerkt. Hierbij is, om over voldoende gegevens te beschikken, geen onderscheid gemaakt tussen gegevens afkomstig van de linkerrij-, rechterrij- of vluchtstrook. O p basis van de op deze wijze verkregen gegevens en de reeds verzamelde rijspoordieptemetingen is vervolgens bepaald welk(e) asfaltbetonmengsel(s) van het bestek de geconstateerde spoorvorming hoogstwaarschijnlijk heeft c.q. hebben veroorzaakt. Ter aanvulling en verificatie zijn daarnaast op enkele specifieke locaties orgelboringen uitgevoerd waarmee de verhardingsconstructie visueel kon worden beoordeeld op vervorming. In het rapport M A A - R - 9 4 0 9 7 "Spoorvormingsonderzoek A 67 : materiaaleigenschappen versus spoorvorming", wordt verslag gedaan van de resultaten van het uitgevoerd onderzoek (zie bijlage 2). De ontstane spoorvorming, zo wordt in het rapport geconcludeerd, wordt veroorzaakt door overvulling van de betreffende asfaltbetonmengsels. Deze overvulling kan worden afgeleid van de eigenschap 'holle ruimte' welke, zo is in het rapport aangetoond, een duidelijke relatie heeft met spoorvormingsgevoeligheid. Vanwege de beperkte hoeveelheid gegevens van andere mengseleigenschappen (bitumengehalte, verdichtingsgraad) kan hiermee geen relatie gelegd worden met de mate van vervormingsgevoeligheid. Niet uitgesloten wordt echter dat deze eveneens van invloed zijn op het vervormingsgedrag van het asfaltbetonmengsel. In tabel 1 wordt per wegvak van de drie beschouwde weggedeelten van rijksweg 67 de vervormingsgevoelige asfaltbetonlaag, het bijbehorend besteksnummer en de diepte tot waar de laag voorkomt in de constructie vermeld. weggedeelte wegvak, lengte wegvak in km laag bestek noord 46,0-42,0 42,0-42,8 43,9-44,1 44,7-45,2 45,2-46,0 km km km km OAB OAB GAB DAB NB NB NB NB 820 820 820 3545 90 90 160 50 zuid 16,0-17,0 16,0-17,0 : 1,0 km OAB NB 3363 90 zuid 41,0-53,0 41,0-43,6 43,6-46,5 46,5-48,6 48,6-50,3 50,3-52,5 52,5-54,0 OAB GAB OAB DAB OAB DAB NB NB NB NB NB NB Tabel 1 : 0,8 : 0,2 : 0,5 : 0,8 : 2,6 : 2,9 : 2,1 : 1,7 : 2,0 : 1,7 km km km km km km : overzicht vervormingsgevoelige lagen 7 820 820 3545 3545 3201 3363 afstand bovenkant verharding tot onderkant laag in mm 130 220 90 50 160 50 3.2. Metingen Gekozen is voor de volgende aanpak: het meten van de draagkracht (gedetailleerd) met behulp van de valgewichtdeflectiemeter; actuele rijspoordieptemetingen en verkantingsmetingen; gedetailleerde visuele inspectie van het gehele netwerk; aslastmetingen en verkeerstellingen. 3.3. Structurele eigenschappen (draagkracht) Na een globale visuele inspectie is besloten op alle drie wegvakken draagkrachtmetingen te laten uitvoeren. Met behulp van de valgewicht-deflectiemeter is het gehele netwerk bemeten. O p deze manier wordt direct inzicht verkregen in de structurele conditie van de wegvakken. O p basis van draagkrachtmetingen, visuele inspectie en restlevensduurberekeningen kan worden gesteld dat voor de korte en middellange termijn geen draagkrachtproblemen worden voorzien. Versterking van de constructie is pas noodzakelijk na ± 15 jaar en voor een groot deel zelfs pas na meer dan 15 jaar. 3.3.1. Fundering en aardebaan De druksterkten van de zandcementfundering bleken alle te voldoen aan de hieraan gestelde eis (5 M P a na 28 dagen uitharding). De zandmonsters (diverse orgelboringen) uit de aardebaan genomen op een diepte van circa 0.50 m. onder de onderkant van de asfaltverharding bleken niet te voldoen aan de eisen voor zand in zandbed. De monsters welke genomen zijn bij de orgelboring ter plaatse van km 42.4+20 01HRL voldeden wel aan deze eis. Het feit dat het zand in de aardebaan plaatselijk niet aan de hieraan gestelde eisen voldoet wordt voor kennisgeving aangenomen daar het (praktisch/financieel) niet haalbaar is hieraan iets te veranderen. Aangezien in vrijwel alle gevallen de zandcementfundering in tact was lijkt het niet voor de hand liggend dat de oorzaak van de spoorvorming te herleiden zou zijn tot het niet voldoen van het onderliggende zand aan de daaraan gestelde eisen. 3.4. Overige schadekenmerken (visuele inspectie) Rijksweg 67 is over de gehele lengte van de betreffende vakken gedetailleerd visueel gei'nspecteerd. Hierbij is de toestand van beide rijstroken voor wat betreft bovengenoemde kenmerken vastgelegd. Alleen in het gedeelte 01HRR km 46.5 - 49.5 is in de rechter rijstrook een aantal langsscheuren klasse 1 (L1) waargenomen; voor het overige deel is nauwelijks of geen sprake van schade van belang. 3 M e t behulp van de gegevens verkregen uit de verkeerstellingen en de aslastmetingen is op basis van de actuele conditie van de weg vervolgens een aantal restlevensduurberekeningen uitgevoerd. De resultaten van zowel deze berekeningen als de waargenomen conditie stemmen overeen met die van het draagkrachtonderzoek. 3 Aslastmeting en visuele telling op RW67, W M D 93061/RNFA, Apeldoorn juli 1993 8 3.5. Functionele schadekenmerken Deze schadekenmerken (langsvlakheid, dwarsvlakheid, stroefheid en afwatering) zijn gerelateerd aan de aspecten verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling en rijcomfort. De globale visuele inspectie gaf geen directe aanleiding tot het meten van de langsvlakheid. Er was geen aanleiding om de stroefheid in het onderzoek te betrekken. De dwarsvlakheid en met name de ontwikkeling ervan in het verleden is de aanleiding geweest voor het in het leven roepen van de projectgroep. Bij het toepassen van ZOAB speelt een goede afwatering een belangrijke rol. De afstroming van het hemelwater wordt enerzijds bepaald door het verticaal alignement en anderzijds door de verkanting. De ondergrond geeft geen aanleiding te veronderstellen dat het verticaal alignement wezenlijk zou zijn gewijzigd ten opzichte van de aanlegsituatie. Derhalve is voor het advies alleen de verkanting in beschouwing genomen (zie bijlage 3). 4 De volgende criteria zijn gehanteerd : verkanting < 1 % nagenoeg geen afstroming verkanting > 1 % en < 1.5 % (te) geringe afstroming verkanting > 1.5 % voldoende afstroming Aan de hand van deze criteria zijn vakken ingedeeld. De vakken welke een te geringe of nagenoeg geen afstroming hebben komen in aanmerking voor een uitvullaag (uitvullagen). De nauwkeurigheid van deze meetresultaten is volgens opgave van de fabrikant van het meetapparaat +/- 0 . 5 % , in sommige gevallen worden zelfs grotere afwijkingen geconstateerd. Tijdens de voorbereiding dient uiteraard een waterpassing uitgevoerd te worden ter bepaling van de exacte (uitvul-)laagdikte. 3.6. Verkeersbelasting In aanvulling op beschikbare gegevens van de DAS Eindhoven en de D W W , zijn verkeerstellingen (visueel) en aslastmetingen uitgevoerd om een overzicht te krijgen van de verkeersbelasting op beide wegen. Een en ander is gerapporteerd onder voornoemd projectnummer 93061/RNFA, 'Aslastmeting en Visuele telling op RW67' in juli 1993. O m te bezien hoe de verkeersbelasting van RW67 zich verhoudt tot die van andere wegen in Nederland is een aantal gegevens bij elkaar gevoegd. In bijlage 4 zijn voor RW67 en acht willekeurige andere autosnelwegen (recente gegevens) de gemiddelde asschadefactor, het gemiddeld aantal assen, de vrachtwagenschadefactor, het aantal 100 kN-equivalente aslasten, het aantal rijstroken ter plaatse van het telpunt en het percentage vrachtwagens dat zich tijdens de telling op de inhaalstrook bevond opgenomen. De hoeveelheid aan meetgegevens 'in de tijd' is echter gering. Na analyse kon derhalve geen causaal verband aangetoond worden tussen de verkeersbelasting op RW67 en de spoorvormingsgevoeligheid ervan. Het is denkbaar dat een dergelijk verband wel kan worden aangetoond indien cyclisch aslastmetingen (en verkeerstellingen) worden uitgevoerd en de resultaten van deze metingen in "Groot Onderhoud aan Snelwegen, Onderhoudsadvisering Asfaltbetonverhardingen D W W , Delft 1992 9 samenhang met de rijspoordieptemetingen en constructiegegevens 'in de tijd' worden beschouwd. De verkregen gegevens zijn gebruikt voor de restlevensduurberekeningen. 3.7. Conclusies O p basis van onder andere het draagkracht- en het spoorvormingsonderzoek is, hoewel de oorzaak van de spoorvormingsgevoeligheid van de diverse constructielagen niet eenduidig kon worden vastgesteld, een onderhoudsadvies opgesteld. Een mogelijke bijkomende oorzaak van de spoorvorming kan de (toename van de) verkeersbelasting zijn; de hoeveelheid gegevens is echter te gering om hieraan een conclusie te verbinden. Gezien de mate van spoorvormingsgevoeligheid op de beschouwde vakken van RW67, hetgeen leidt tot veelvuldig onderhoud, is hier voldoende aanleiding om over te gaan tot een vorm van onderhoud welke beter past in de filosofie van Rijkswaterstaat. Centraal in deze filosofie staan; duurzaamheid, anti-file beleid, geluidsarme deklagen en veiligheid. De voorkeur gaat derhalve uit naar het op korte termijn verwijderen van de spoorvormingsgevoelige laag waarna een vervormings-ongevoelige laag wordt teruggebracht. O p basis van draagkrachtmetingen, visuele inspectie en theoretische restlevensduurberekeningen kan worden gesteld dat voor de korte en middellange termijn geen draagkrachtproblemen worden voorzien. Versterking van de constructie is pas noodzakelijk na ± 15 jaar en voor een groot deel zelfs pas na meer dan 15 jaar. Keuze van het startpunt van de activiteiten op basis van actuele spoordieptemetingen is zinvol (zie bijlage 5: Spoordieptemetingen augustus 1994) omdat zodoende het niet-rationeel onderhoud tot een minimum beperkt blijft. O p basis van de visuele inspectie kan gesteld worden dat voor de overige functionele wegkenmerken behoudens (plaatselijk) de verkanting geen verbeteringen noodzakelijk zijn. De overige kenmerken, zoals samenhang (scheurvorming) en aantasting, zijn slechts in geringe mate waargenomen. Geadviseerd wordt evenwel ter plaatse van 01HRR km 46.5 - 49.5 op een aantal langsscheuren boorkernen te nemen om te bezien tot hoe diep de scheurindringing heeft plaatsgevonden; op basis hiervan kan eventueel besloten worden de reparatiediepte aan te passen. 10 4. Afweging In de opdracht aan de projectgroep is door Directie Noord-Brabant gesteld dat inzicht dient te worden verschaft in de oorzaak van spoorvorming op RW67. Hiertoe dienden de verhardingsconstructie, fundering en aardebaan beschouwd te worden om vervolgens tot adequate onderhoudsmaatregelen te komen. Dit houdt in dat diverse oplossingen gegenereerd kunnen worden, waarna getoetst kan worden aan beleidsuitgangspunten . Eveneens kunnen de maatregelen getoetst worden op praktisch/financiele haalbaarheid. De conclusies van de projectgroep geven nu het volgende beeld: a: b: De gedefinieerde schade (spoorvormingsgevoelige lagen) manifesteert zich uitsluitend in de rechter rijstrook; Plaatselijk dient de verkanting aangepast te worden. Een en ander heeft geleid tot een beperkte lijst met adequate onderhoudsmaatregelen. O m te komen tot een definitieve keuze voor een onderhoudsmaatregel moesten de gegenereerde maatregelen worden gewogen. Gekozen is voor een eenvoudige manier van wegen; namelijk het toetsen van de maatregelen aan de volgende criteria: 1: 2: 3: Risico van spoorvorming in de toekomst. Beleid: S W , Directie Noord-Brabant (DAS Eindhoven). Praktische haalbaarheid: uitvoerbaarheid; 4-0 systemen; fileproblematiek; (on-)bekendheid met de maatregel. Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, deel d: regeringsbeslissing 's-Gravenhage 1990 11 J In onderstaande tabel is de weging weergegeven: Mogelijke maatregelen risico beleid praktisch 1 0.00 - 0.22 uit rechter rijstrook, 0.00 - 0.22 asfaltbeton terugbrengen -/0 -- ++ 2 0.00 - 0.22 uit rechter rijstrook, 0.00 - 0.22 asfaltbeton" terugbrengen, baanbreed een profileerlaag van DAB aanbrengen -/0 -- ++ 3 0.00 - 0.22 uit rechter rijstrook, 0.00 - 0.22 STAB terugbrengen, baanbreed Z O A B aanbrengen + ++ ++ 4 0.00 - 0.22 uit rechter rijstrook, 0.00 - 0.22 asfaltbeton terugbrengen, baanbreed OAB+DAB aanbrengen -/0 -- ++ 5 0.00 - 0.22 uit rechter rijstrook, 0.00 - 0.22 STAB terugbrengen, baanbreed STAB+ZOAB aanbrengen + ++ ++ 6 uit rechter rijstrook, ongewapend cementbeton aanbrengen + epoxy oppervlakbehandeling ++ + 7 uit rechter rijstrook, gewapend cementbeton aanbrengen + epoxy oppervlakbehandeling ++ + 8 baanbreed overlaging ongewapend cementbeton + epoxy oppervlakbehandeling ++ + 9 baanbreed overlaging gewapend cementbeton + Z O A B of epoxy oppervlakbehandeling ++ ++ 10 koppen frezen + emulsiebeton spoorvulling Afhankelijk van de reparatiediepte dient te worden teruggebracht: DAB, OAB+DAB of GAB+OAB+DAB Tabel 2: Weging onderhoudsmaatregelen N.B. (+ = positief, 0 = neutraal, - = negatief) Ingeval de verkanting < 1.5 % dient plaatselijk na de eventueel noodzakelijke reparatie een profileerlaag aangebracht te worden. Strookbrede maatregelen, uitgevoerd in cementbeton (maatregel 6 en 7) zijn technisch onvolkomen indien de verkanting aangepast dient te worden. Alle maatregelen waarbij asfaltbeton teruggebracht wordt zijn qua afhankelijk van metingen van draagkracht, verkanting en langsvlakheid. 12 keuzemogelijkheid M e t betrekking tot het risico van spoorvorming in de toekomst kan het volgende over Z O A B en STAB worden opgemerkt: Zeer open asfaltbeton is opgebouwd uit een dragend steenskelet waardoor het materiaal een grote weerstand heeft tegen spoorvorming. Daarnaast is door de open structuur van het Z O A B de opwarming van de onderliggende lagen bij warme weersomstandigheden minder, waardoor de constructie minder spoorvormingsgevoelig is. De in een enkel geval geconstateerde spoorvorming in Z O A B is opgetreden ten gevolge van vervormingsgevoelige onderlagen. Bijkomende voordelen bij toepassing van Z O A B zijn: - geen spat- en stuifwater; - goede nachtzichtbaarheid van wegmarkeringen; - geluidsreductie. Steenslagasfaltbeton dient in geval van nieuwbouw te worden toegepast als onder- en tussenlaag bij de toepassing van een deklaag van Z O A B . Van steenslagasfaltbeton wordt verwacht dat het een betere vervormingsweerstand heeft . De samenstelling is exact hetzelfde als die van grindasfaltbeton met dien verstande dat het grind is vervangen door steenslag. Het heeft echter ook een iets hogere prijs dan grindasfaltbeton 6 De Directie Noord-Brabant spreekt de wens uit om overeenkomstig het gestelde in het SVV-II Z O A B op haar hoofdtransportassen en achterlandverbindingen aan te brengen. De dienstkring heeft in de voorgaande jaren goede ervaringen opgedaan met het uit/in-repareren en overlagen met Z O A B (zie ook bijlage 6). In de projectgroep is overeengekomen dat een maatregel pas adequaat te noemen is wanneer deze voor de drie criteria positief scoort. O p grond hiervan zijn de volgende maatregelen geselecteerd: 3: 5: 0.00 - 0.22 m uit rechter rijstrook en 0.00 - 0.22 m STAB terugbrengen, baanbreed Z O A B aanbrengen. 0.00 - 0.22 m uit rechter rijstrook en 0.00 - 0.22 m STAB terugbrengen, baanbreed overlagen met STAB en Z O A B . Maatregel 5 wordt gekozen indien het noodzakelijk blijkt een uitvullaag toe te passen om de verkanting aan te passen. Bij een laagdikte van 0.04 m wordt STAB 0/16 toegepast; indien een dikkere laag wordt aangebracht wordt STAB 0/22 geadviseerd. Beide materialen in V K 4 . 6 D W W - W i j z e r 3: Keuze Bitumineuze Materialen (asfaltbetonmengsels); Notitie M A A - N - 9 1 0 1 9 , W X A - N - 9 1 -09, T W - N - 9 0 - 5 5 : Notitie betreffende de adviseringsstrategie op basis van de Standaard 1990 en het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer 13 5. Advies Voor de overzichtelijkheid is gekozen voor een tabellarische vorm. Hierin zijn vakken weergegeven met een eenduidige onderhoudsmaatregel. Een en ander houdt niet in dat hiermee een volgorde van werkzaamheden gepresenteerd wordt. Daar de nauwkeurigheid van de verkantingsmetingen en daarmede de betrouwbaarheid van de resultaten ervan niet optimaal zijn, zijn deze gegevens niet in de tabellen verwerkt. Zoals eerder opgemerkt dient eerst een waterpassing uitgevoerd te worden teneinde uitsluitsel te verkrijgen omtrent de exactheid van de verkanting. Wel is een topografisch kaartje bijgevoegd met de lokaties waar de verkanting aanleiding zou kunnen geven tot het aanbrengen van een profileerlaag. 1HRL ( N O O R D B A A N ) UIT/IN REPARATIES VAN TOT 42.0 42.8 43.9 44.1 44.7 45.2 42.8 43.9 44.1 44.7 45.2 46.0 0.00 0.05 0.09 ZOAB 0.16 X X X X X X X X X X X X 1HRR (ZUIDBAAN) UIT/IN REPARATIES VAN TOT 16.0 41.2 43.6 46.5 48.6 50.3 52.5 17.0 43.6 46.5 48.6 50.3 52.5 53.8 0.05 0.09 0.13 0.16 0.22 ZOAB X X X X X X X X X X X X X X Tabel 3: activiteiten (zie ook de topografische overzichtkaart) Als startpunt voor de herstelwerkzaamheden geldt dat het beste gekozen kan worden voor die locatie waar de actuele spoordieptemeting (zie ook de topografische kaart) op dat moment de hoogste waarde heeft. W e l dient in de overweging meegenomen te worden dat, in verband met het aanbrengen van Z O A B een vaklengte van circa 5 kilometer (om reden van verkeersveiligheid en gladheidsbestrijding) aangehouden moet worden. Bij het in een later stadium aansluiten op dit ZOAB-vak kan een kortere lengte worden gehanteerd. O m de spoorvormingsproblematiek snel en afdoende op te lossen wordt aanbevolen op korte termijn aan te vangen met de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden (zie tabel 3). 14 6. Kosten Teneinde een indicatie te geven van de kosten welke aan de betreffende uit/in reparaties en het aanbrengen van een deklaag van zeer open asfaltbeton, al dan niet gepaard gaand met een het plaatselijk aanbrengen van een profileerlaag van steenslagasfaltbeton, is op basis van de kostprijzen welke gehanteerd worden voor het opstellen van de meerjarenbegroting voor het groot onderhoud aan wegverhardingen door de Dienst W e g - en Waterbouwkunde een raming gemaakt. 2 De hierbij gebruikte kosten per m zijn: 50 mm 90 mm 130 mm 160 mm 220 mm uit/in uit/in uit/in uit/in uit/in F F F F F Aanbrengen 50 mm Z O A B Aanbrengen 50 mm STAB en 50 mm Z O A B 17.65 27.50 35.00 41.00 50.00 F 11.40 F 22.05 Deze kosten zijn exclusief BTW (17.5%) en opslagfactoren als eenmalige kosten, uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en risico etcetera (1.52); de opslagfactor bedraagt dan 1.175 * 1.52 = 1.786 (= 1.8) . Bijkomend zijn nog kosten voor milieumaatregelen, verhoogde kosten in verband met veiligheidsmaatregelen waardoor de totale opslagfactor 2.2 bedraagt. Eveneens bijkomend zijn de kosten voor verbredingen in verband met de vernieuwde Richtlijnen voor het Ontwerp van Autosnelwegen (ROA); F 140.000 per km inclusief. De voor de berekening toegepaste oppervlakken zijn afkomstig uit het bestand RWLS (RijksWegen LokatieSysteem) uit de database Compromis. Er is rekening gehouden met het aanbrengen van een profileerlaag van steenslagasfaltbeton op 7 5 % van het oppervlak van het vak 01HRR km 41.2 - 53.8 01HRR km 16.0 - 17.0 totaal oppervlak: 10900 m 2 1000 m * 3.5 m breed 90 mm u/i 100 m baanbreed STAB en ZOAB aanbrengen 900 m baanbreed Z O A B aanbrengen totaal 1000 m verbreding 7 96250 24035 111834 232119 = 510.662 inclusief = 140.000 inclusief Kostenverschillen. Een onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat naar het verschil tussen de jaarlijkse kosten van geadviseerde maatregelen en de jaarlijkse aanvragen voor n.j.t.o. Grontmij nv, De Bilt, maart 1991 15 01HRR km 41.2 - 53.8 totaal oppervlak: 142599 m 185325 202125 294000 315700 507500 406407 2358231 4269288 3000 m * 3.5 m breed 50 u/i 2100 m * 3.5 m breed 90 u/i 2400 m * 3.5 m breed 130 u/i 2200 m * 3.5 m breed 160 u/i 2900 m * 3.5 m breed 220 u/i Z O A B aanbrengen 2 5 % van het oppervlak STAB en ZOAB op 7 5 % van het oppervlak totaal 12400 m verbreding = 9.392.434 inclusief = 1.736.000 inclusief 01HRL km 42.0 - 46.0 totaal oppervlak: 43519 m 49420 96250 71750 496117 713537 800 m * 3.5 m breed 50 u/i 1000 m * 3.5 m breed 90 u/i 500 m * 3.5 m breed 160 u/i Z O A B aanbrengen totaal 4000 m verbreding T O T A A L GENERAAL 16 = 1.569.781 inclusief = 560.000 inclusief F13.908.877 SPOORVORMINGSONDERZOEK RW67 Voor : Directie Noord-Brabant / Dienstkring Opgesteld januari 1995 Reparatiodiepte 0mm* 50 mm 90 mm 130 160 0mm* 220 mm mm mm ' D A S Eindhoven' Status : uit/in reparatiediepten rechter rijstrook SPOORVORMINGSONDERZOEK RW67 Voor : Directie Noord-Brabant / Dienstkring Opgesteld januari 1995 Status : locatie verkantingscorrecties ' D A S Eindhoven' Overzicht rijspoordiepte van de verhardingen van het hoofdwegennet Voor : Directie Noord-Brabant / Dienstkring Meetperiode : augustus 1994 ' D A S Eindhoven' Status : ten behoeve van spoorvormingsonderzoek rw 6 7 Rijspoordiepte = 18 mm 17 mm 14 mm = 11 mm I V i ONPRFS V 2.0 16-05-1994 Miniateria van Verkeer on Weterateat Directoraat -Generaal Rijkawaterateat Dienet Wag- an Watarbouwkunda Uftieraairjatum 0 6 - J A N 1 9 9 5 Copyright Dienat Wag- an Watarbouwkunda Afdeling Adviezen Waganbouw BIJLAGEN 1. Constructieopbouw en rijspoordieptemetingen 2. Rapport M A A - R - 9 4 0 9 7 , versus spoorvorming 3. Verkantingsmeting 4. Verkeersbelasting 5. Rijspoordieptemeting augustus 1994 6. Motivatie keuze onderhoudsmaatregel Spoorvormingsonderzoek A 67: Materiaaleigenschappen BIJLAGE 1 CONSTRUCTIEGEGEVENS EN RIJSPOORDIEPTEMETINGEN RW 67 Constructiegegevens en rijspoordieptemetingen In deze bijlage zijn alle constructiegegevens van Rijksweg 67 bij elkaar gezet. Deze gegevens zijn afkomstig van tekeningen van de Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven. In chronologische volgorde zijn vervolgens alle rijspoordieptemetingen ertussen gezet. De metingen zijn afkomstig uit het archief van de diverse afdelingen van de Dienst W e g - en Waterbouwkunde en van de DAS Eindhoven. Toelichting op gebruikte afkortingen. DAB = extra laag (eventueel + uit/in-reparatie) dab = uit/in-reparatie SLP = sleeplaag EB = emulsiebeton spoorvulling S A N = Sanimat spoorreparatie 2 Constructiegegevens en Rijspoordieptemetingen RW67, 1HRR, KM 16.0 - 17.0 orgt\jr\iot\joooc\j ff\ CD m rQ t~f\ rf\ CO OD CO CO CO --Of\J-stNS-tMf>jN*NS-f\J OOOOOOOOOO s oOLnf *-OcocooOcoo«— r*o f*r^ m CO CD CO QD DD CO < < « < < < < < < < o o o o o o o o o o co QLU CO o o o o o o o o o o 8 g rorofxjfMOOooo s to Q- — I o o o o o o o o o o z zz « «t « CO CO z n CO CO .jrMrOMO'-O^rOin OOOOOOOOOO o o o o o o o o o o n. o ZD o o o o o o o o o o < tc o o o o o o o o o o o o QsO <<<<<<<<<< o o o o o o o o o o 3 <<<<<<<<<< o o o o o o o o o o O^fMrO^invONeOO \Q -O *0 >0 O " O s Constructiegegevens en rijspoordieptemetingen RW67 1HRR, KM 41.2 - 53.8 NNruooooou^inMininNSinNinM rT*i C O C Q C Q CD CD «— O J r\j T— «— «— ro O J m CD CD CD CD < < < < | > rrt CO CO * ^ Bp BO BP CD CD CD CD CD CD 1 111 111 111 111 U J in ui ui H I n \" '" O O O CO CO << O o o C3 t-eoeoo^sso*'Oi^s*s^fn«^insa>jw^o^ooooooooooMn <<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<cococDQ3mcocococococQco O O O O O Q O O O O O O O O com O LU L U OSNS'0<)'OO^MMM^Or-Nvt'OMr>eOlDO^eOOvM 0-^<)^^^ootX)0(>^^vJrOL/iiSlooNryrONO<)in<j^.j^inirt-^o<JsJiri<jooi/i^ rararacororatDco T J T J T J T J T J - O T J T J JD J 3 -O J 3 C O C O CD C O -Q JD C O C O TJ TJ TJ TJ TJ TJ S8 ja ja J D ja C O C O C D C O TJ TJ TJ T J NOt-IOMIMOO z 2 a. < < _i CO CO CO a. a. _i __i a.i—i—i a. a. co co CO CO CO a. a. -i -i co co o o o o o o o o o i n t o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o oo a. co i o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o ZD CO o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o ZZ) inr\l*-rNlr\lf\J^%0^0*>OLnu^inr0^^^^^^^i^or^r^« 1 - Q JD X) TJ TJ JD JD J D (0 TJ T J CD C D C O C D TJ < < < << o o o o o CD TJ CO a. &C\l^sf>jryof\l>t'0r-^iJ1'0<)N^^flJ0*O«-oe0SSC0C0K^Nr*iJlinNN<}>0^N «-«-«-i-*-*-c\j*-«-«-«-«-«-*-*—«-c\jr\ir\j a. JD JD J D J D J D J D J D - Q - Q J D J D - Q J D J D J D J D J D J D - O J D J D J D J D J D TJ TJ T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J T J CD CD C O CDrDrDCDCOCOCOrOCDrDCOCDCDCOCOCOCOCOCDCOCO —1 ZD o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o r> CO CD CO CD CO CO CO CD CO CO CO CD CO CD CQ CD CO CD CO QD CD CD CD CO CO CO CO CQ CQ CD CO CC CD CO CQ CO CD CD CO CO CD CD CC <<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<< OOQOOOOOOOOOOQQOOOOOOOOOQQOOOOOOQOQOOOOOOOO 1 ^ f\iM^i^>O^TOC*o«—Puro^in*Or^wc>o«—r\irOv* T^f^T^T^^^«-r-Dif\ir\ir\)r\jrur\ir\ic\jNWKimmroronM Dt QC ro^co^oooooooooooorNj^cor^o^cucuooooooooosj-^oooooooo SSSSSSSEuSSiSEuS tO (Nl fO si tM Kl *J '— O ESSEuSSSSSSSS OO S LS S U J ^t-Or-OMN OO OQOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOrO-<finO>0 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 S 2 S 2 E ooooorvjf^oo milium mivimwaao^Ki^Kryo^r>ooao-o<o UJ *— » — o P — ui o o* *— ^i ro KI KI ro co ui ui f*- co o « — "O *o 8 2 SS ui & o o o* — f r*- o ro ui KI ^ I I/I K I r\j KI ii<< illll OOOOOOOOOOO^COOOONOOJ^O^Or^-N-N-OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o c o c o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o llll Illll I I I I I I I I O0-j-u-»v0v0r>or^cooooooo || Ullllllll IIIIIII r^«oi^r\jo«-r\j(\i^oooooooooooooooooor^O£MMi£oor^c^ lllllllllllllllllllllllllllll I ooooooooooruoooo^o>r^aDooo<3rxjo^ § § § § § § § § § § i § i § § § § § § § § § § § § § i § § § i § i § i § i § i § i/>>Or^cor>o*—rNjro%*iiivor^rxjc>o»-c\jro>*iJi>Or^m uiuiu-iu-iui~0<j~0~O^NONO<)<)<>r^N-^ * • 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 E ^nirut-to^st^MiviiniAj^ieo-jronMininroorro -J- vt iri ' rororofo (•*•". <0]fl}IIIII]QIDn<DfDII)0(DIDIDO<D(DflOaitOtDIOID<DO<D QT3T3XITJTIT1T3T3T3T3T3TIXITJXIXITJT3T3TIT3XITJT1XITJTI C3 < ON co rx CO CO CO CO CO CO CO CO CO CO CO CO QD CO CO CO CO CD CD CQ CO QD CD CO CO QD QD CO CD CQ CO CO QD CD CQ CD CQ CQ CD <<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<< 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 N>Jrrl^(Of>OrOSr>f>OOOOOMMt"r-»-Orvlr-tflSNK)lnln*rfjOOOOOOOO 8 Cc «r^aDCh'-rO*—«-'—'—'—'-«-r\jT-r\jr\jT—rurorNjr\ir\j«- s rarorororO(Dfl3curo(TjrorDfD(T3<T][T3(T]fDcT3roro TJTJTJTJTJTJTJTJTjTjTJTJTJTJTJTJTJTJTJTJTJ 0>ffleOO>^rOW^rr)faM'-"-0'-^Oi-i-r\lrOPJOi-0'COOOO<->-0'(>r-oa 00 UJ g o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o s rerererererererererererererererererererererere TJTJTJTJTJTJTJTJTJTJTJTJTJTJXITJTJTJTJTJTJTJTJ Q- = 3 -3 00 inOOOOOO<rOstSoroui{O^ONr>Sr>roNK]Si7iroaoinuiNtininNrNtr^n o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o ^roc\j~troiji^corx)r>«-oc»oooc*oooc*o«-choc^ Cc -Q -Q -Q -Q osrero (Tj TJ TJ TJ TJ jJUDonnnrionon rorerererarerererererere TJTJTJTJTJTJTJTJTJXIXITJ 8 CJ = 3 < o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o -Q -D n -D di fo ra ro "O "O U T3 s O N - > 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 CO CD CD CD CD CO CO CO CO CO CO CO CD CD CO CD CD CD CO CQ CD CD CQ CO CO CQ CQ CD CD CO CO CO CO CO CD CO CO CO CD Q D <<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<< OOOOOOOOOOOOOOQQOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO NO CC 2 aaOOOOOOOOOO^»-r-^^r-i-»-t-»-r\JNWWWNf\JINJN vfvtiriLniriinLnLni^u^LnLni^^ 00 Constructiegegevens en rijspoordieptemetingen RW67, 1HRL, KM 42.0 - 46.0 ONi^c*^ooo«-oijiiv»,\ooao«)co S S S U J U J U J o o S S ro S S o ^ §§§§§§I§§§§§§§§1§§I11§§§§§§§§§§§§§1§§§§§ S S E S S L S S S S S E S S U J U J U J U S U J U J SSS S ooooo*—ol ll COOCOOOOOOI III Illll II II o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o - l l l l OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOl III I o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o ^ r - r o r ^ ^ i - r o ^ - o o WWW WW ^^llllllll w o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o i m i i i i i iiiii i Illllllllllillllillllllllllllilllllliiii i BIJLAGE 2 RAPPORT MAA-R-94097 SPOORVORMINGSONDERZOEK A 67: MATERIAALEIGENSCHAPPEN VERSUS SPOORVORMING S P O O R V O R M I N G S O N D E R Z O E K A 67 : MATERIAAL-EIGENSCHAPPEN VERSUS S P O O R V O R M I N G MAA-R-94097 1.0 INLEIDING Door de Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven (DAS Eindhoven) en de Directie Noord-Brabant werd in 1992 de D W W Delft verzocht te participeren in het spoorvormingsonderzoek met betrekking tot de asfaltbetonverharding van drie weggedeelten van rijksweg 67 (noordbaan km 46.0 tot 42.0, zuidbaan km 16.0 tot 17.0 en km 41.0 tot 54.0) met een totale lengte van 18 km. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de oorzaak van de ontstane spoorvorming en het uitbrengen van een integraal advies met betrekking tot de verhardingsconstructie waarmee een bovenmatige spoorvormingsontwikkeling in de toekomst wordt voorkomen. Het onderzoekstraject voor de A 67 is gedeeltelijk gebaseerd op een reeds eerder door D W W Delft gehanteerd onderzoekstraject voor een soortgelijk onderzoek naar spoorvorming op de rijkswegen 1 en 35 voor de Directie Overijssel ( D W W publicatie W - D W W - 9 2 - 0 0 2 ) . 2.0 PROCEDURE M A T E R I A A L - T E C H N O L O G I S C H ONDERZOEK O m inzicht te verkrijgen in de spoorvormingsgevoeligheid van de diverse aangebrachte asfaltbeton lagen zijn alle beschikbare constructiegegevens en rijspoordieptemetingen beoordeeld. Indien een rijspoordiepteontwikkeling groter dan gemiddeld 1 /2 tot 2 mm per jaar werd geconstateerd, werd het betreffende wegvak geselecteerd voor materiaaltechnologisch onderzoek. Na het vaststellen van het bestek werden de resultaten van het bijbehorende onderzoeksrapport, waarin aan de hand van enkele materiaal-eigenschappen de kwaliteit van de aangebrachte asfaltbeton mengsels is bepaald, statistisch bewerkt. Hierbij werd, om over voldoende gegevens te beschikken, geen onderscheid gemaakt tussen gegevens afkomstig van de linkerrij-, rechterrij- of vluchtstrook. O p basis van de op deze wijze verkregen gegevens en de reeds verzamelde rijspoordieptemetingen is vervolgens bepaald welke laag cq. lagen in de verhardingsconstructie vermoedelijk de geconstateerde spoorvorming heeft cq. hebben veroorzaakt. Ter aanvulling en verificatie zijn daarnaast op enkele specifieke locaties zgn. orgelboringen uitgevoerd waarmee de verhardingsconstructie visueel kon worden beoordeeld op vervorming. 1 3.0 M A T E R I A A L - T E C H N O L O G I S C H ONDERZOEK 3.1 Algemeen Diverse wegvakken bleken in aanmerking te komen voor het materiaal-technologisch onderzoek. Nadat vastgesteld was welke bestekken van toepassing waren op deze wegvakken, kon worden geconstateerd dat het onderzoek zich kon beperken tot 4 verschillende bestekken. In tabel 1 is de relatie tussen de wegvakken en de bestekken weergegeven, alsmede het betreffende onderzoeksrapport. Alle bestekken betreffen het aanbrengen van meerdere lagen asfaltbeton op de nader te beschouwen weggedeelten. De huidige verhardingsconstructie van het weggedeelte "noord 46,0-42,0" is op een beperkt aantal wegvakken reeds vanaf 1969 (aanlegbestek) bovenmatig spoorvormingsgevoelig. Er zijn te weinig resultaten van rijspoordieptemetingen van na 1990 aanwezig om de huidige deklaag, aangebracht in 1990 in het kader van bestek NB 3545 (overlagingsbestek), te beoordelen op vervormingsgedrag. 1 bestek noord 46,0-42,0 NB 820 weggedeelten zuid 16,0-17,0 zuid 41,0-54,0 wegvak 46,0-42,0 NB 3201 NB 3363 NB 3545 wegvak 16,0-17,0 wegvak 46,0-42,0 nummer rapport jaar aanleg wegvak 41,0-54,0 45-04/70 wegvak 43,6-45,0 45,3-46,5 50,3-52,5 808-04-90 1987 wegvak 41,0-43,4 49,9-54,0 1017-03/90 1989 wegvak 44,4-45,2 46,6-48,7 1125-03/91 1990 1967-69 Tabel 1 : overzicht onderzochte bestekken Het weggedeelte "zuid 16,0-17,0" wordt pas na uitvoering van het bestek NB 3363 (vervangen bovenste twee lagen van de oude verharding) spoorvormingsgevoelig. De problemen omtrent spoorvorming blijken voor het weggedeelte "zuid 41,0-54,0" vanaf 1969 tot op heden niet te zijn afgenomen. Verwacht wordt dat met name in de bestekken NB 820 (aanlegbestek) en NB 3201 (vervanging van een of meerdere lagen van de oude verharding) sprake is van vervormingsgevoelige lagen. 3.2 Resultaten onderzoek Aan de hand van de kwaliteitsrapporten van de geselecteerde bestekken zijn een aantal van de onderzochte fysische eigenschappen (dichtheid proefstuk, holle ruimte, bitumengehalte) statistisch bewerkt. Daarnaast zijn de korrelverdeling en de verdichtingsgraad globaal nader beschouwd. Vanwege de beperkte hoeveelheid aan beschikbare gegevens van bestek NB 3545 zijn voor de uitgevoerde statistische bewerkingen de wegvakken "zuidbaan km 44,4-45,2" en "zuidbaan 47,1-48,7" samengevoegd. Voor de resultaten van deze bewerkingen wordt verwezen naar bijlage 1. 3.3 Conclusies Zowel in bitumengehalte als holle ruimte zijn slechts incidentele afwijkingen (de zgn. "dubbele streepjes") ten opzichte van de van toepassing zijnde eisen waargenomen. Aan de waarden van de dichtheid proefstuk worden geen eisen gesteld (is wel indirect gerealeerd aan holle ruimte). Uit bijlage 1 blijkt dat het bitumengehalte van het DAB van bestek NB 820 varieert van 6,70 tot 7,2% hetgeen, in vergelijking met de huidige DAB mengsels, hoog is doch echter niet afwijkt van het toenmalig gewenste bitumengehalte van 7,0% voor een grof DAB mengsel (zie "Eisen door de Rijkswaterstaat gesteld aan bouwstoffen voor de wegenbouw 1967"). De volgende fase van het onderzoek, di. vergelijking eigenschappen mengsels met geconstateerde spoorvorming, dient te worden uitgevoerd met die eigenschap(pen) van het mengsel waarvan voldoende gegevens beschikaar zijn (betrouwbaarheid !) en waarin duidelijke verschillen tussen de diverse wegvakken waarneembaar zijn. Gezien de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat hiervoor uitsluitend de eigenschap "holle ruimte" in aanmerking komt. In bijlage 2 wordt in langsdoorsneden de opbouw van de verhardingsconstructies van de verschillende weggedeelten en de bij de diverse lagen behorende holle ruimte percentages weergegeven. 2 4.0 RELATIE MATERIAAL-EIGENSCHAPPEN VERSUS SPOORVORMING 4.1 Algemeen Per weggedeelte is het holle ruimte percentage in relatie gebracht met de gemeten spoorvormingsontwikkeling Gebleken is dat dit percentage een bepaalde minimum waarde met mag onderschrijden (risico op overvulling) daar dit anders een bovenmatige spoorvorming tot gevolg heeft. Het minimum percentage holle ruimte zou voor open asfaltbeton ca. 3,5 a 4 , 0 % en voor grindasfaltbeton ca. 3 , 0 % bedragen Voor dicht asfaltbeton was geen duidelijke minimumgrens waarneembaar. Deze grenswaarden zijn uitsluitend van toepassing op de in het kader van dit onderzoek onderzochte asfaltbeton mengsels. Uit de uitgevoerde orgelboringen (bijlage 3) bleken deze lagen inderdaad vervormd te zijn en derhalve verantwoordelijk voor de ontstane spoorvorming. 4.2 Noordbaan km 46,0-42,0 Dit weggedeelte toont op een twee locaties een afwijkende spoorvormingsontwikkeling welke hoogstwaarschijnlijk te wijten is aan de laag O A B (km 42,0-42,7) en aan de laag G A B (km 44,7-45,1) uit 1969 van bestek NB 820. Deze lagen zijn op de betreffende locaties overvuld (holle ruimte percentages van resp. 3,4 en 2,6%). Het extreem hoge holle ruimte percentage van de laag O A B (8,4%) op het wegvak km 44,1-43,9 veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk de spoorvorming op dit wegvak. Dit hoge holle ruimte percentage is vrijwel zeker veroorzaakt door een locale onvoldoende verdichting. Het wegvak km 44,7-42,8 vertoont een normale rijspoordiepte-ontwikkeling. O p de wegvakken 42,8-42,0 en 46,0-44,7 is mogelijk de huidige deklaag (DAB uit 1990, bestek NB 3545) eveneens spoorvormingsgevoelig. Het holle ruimte percentage voor deze vakken is namelijk opvallend lager als voor het overig weggedeelte. Daar deze laag echter recentelijk is aangebracht, zijn vooralsnog onvoldoende gegevens beschikbaar om over het vervormingsgedrag te kunnen oordelen. Ter completering van het nader onderzoek zijn op twee locaties (km 42,420 en km 45,015) orgelboringen uitgevoerd. De grafische weergaven van de verhardingsconstructie ter plaatse van het wegvak 45,2-44,7 toont aan dat, in overeenstemming met de conclusies omtrent de spoorvormingsgevoelige lagen van bestek NB 820, de derde laag van de constructie (GAB) is vervormd. Voor het wegvak 42,8-42,0 kan zowel de eerste (DAB, bestek NB 3363) als de tweede laag (OAB, bestek NB 820) laag asfaltbeton, mogelijk beide lagen, de spoorvorming hebben veroorzaakt. 4.3 Zuidbaan km 16,0-17,0 Uit de beschikbare gegevens blijken de problemen met betrekking tot spoorvorming pas te zijn ontstaan na het voltooien van bestek NB 3363 in 1989. Hierbij werden de bovenste twee lagen van de bestaande asfaltbeton-verharding verwijderd en werden een open- en dicht asfaltbeton (OAB type 1 en 2 en DAB) aangebracht. De spoorvorming op dit weggedeelte is voor het wegvak km 16,75-17,0 vrijwel zeker veroorzaakt door het overvuld zijn van het mengsel O A B type 1 (holle ruimte 2,3%). Vermoedelijk is het O A B type 2 verantwoordelijk voor de spoorvorming in het wegvak km 16,0-16,75 (holle ruimte 3,8%). Daar de grootte van het weggedeelte beperkt is ten opzichte van de andere weggedeelten werden geen aanvullende orgelboringen uitgevoerd. Opgemerkt wordt dat, naar aanleiding van een arbitrage tegen de aannemer van bestek NB 3363, de RWS door middel van na-vooronderzoeken reeds in 1989 de, ook in dit rapport geconstateerde, overvulling heeft aangetoond van de aangebrachte lagen O A B . 3 4.0 RELATIE MATERIAAL-EIGENSCHAPPEN VERSUS SPOORVORMING 4.1 Algemeen Per weggedeelte is het holle ruimte percentage in relatie gebracht met de gemeten spoorvormingsontwikkeling. Gebleken is dat dit percentage een bepaalde minimum waarde niet mag onderschrijden (risico op overvulling) daar dit anders een bovenmatige spoorvorming tot gevolg heeft. Het minimum percentage holle ruimte zou voor open asfaltbeton ca. 3,5 a 4 , 0 % en voor grindasfaltbeton ca. 3 , 0 % bedragen. Voor dicht asfaltbeton was geen duidelijke minimumgrens waarneembaar. Deze grenswaarden zijn uitsluitend van toepassing op de in het kader van dit onderzoek onderzochte asfaltbeton mengsels. Uit de uitgevoerde orgelboringen (bijlage 3) bleken deze lagen inderdaad vervormd te zijn en derhalve verantwoordelijk voor de ontstane spoorvorming. 4.2 Noordbaan km 46,0-42,0 Dit weggedeelte toont op een twee locaties een afwijkende spoorvormingsontwikkeling welke hoogstwaarschijnlijk te wijten is aan de laag O A B (km 42,0-42,7) en aan de laag G A B (km 44,7-45,1) uit 1969 van bestek NB 820. Deze lagen zijn op de betreffende locaties overvuld (holle ruimte percentages van resp. 3,4 en 2,6%). Het extreem hoge holle ruimte percentage van de laag O A B (8,4%) op het wegvak km 44,1-43,9 veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk de spoorvorming op dit wegvak. Dit hoge holle ruimte percentage is vrijwel zeker veroorzaakt door een locale onvoldoende verdichting. Het wegvak km 44,7-42,8 vertoont een normale rijspoordiepte-ontwikkeling. O p de wegvakken 42,8-42,0 en 46,0-44,7 is mogelijk de huidige deklaag (DAB uit 1990, bestek NB 3545) eveneens spoorvormingsgevoelig. Het holle ruimte percentage voor deze vakken is namelijk opvallend lager als voor het overig weggedeelte. Daar deze laag echter recentelijk is aangebracht, zijn vooralsnog onvoldoende gegevens beschikbaar om over het vervormingsgedrag te kunnen oordelen. Ter completering van het nader onderzoek zijn op twee locaties (km 42,420 en km 45,015) orgelboringen uitgevoerd. De grafische weergaven van de verhardingsconstructie ter plaatse van het wegvak 45,2-44,7 toont aan dat, in overeenstemming met de conclusies omtrent de spoorvormingsgevoelige lagen van bestek NB 820, de derde laag van de constructie (GAB) is vervormd. Voor het wegvak 42,8-42,0 kan zowel de eerste (DAB, bestek NB 3363) als de tweede laag (OAB, bestek NB 820) laag asfaltbeton, mogelijk beide lagen, de spoorvorming hebben veroorzaakt. 4.3 Zuidbaan km 16,0-17,0 Uit de beschikbare gegevens blijken de problemen met betrekking tot spoorvorming pas te zijn ontstaan na het voltooien van bestek NB 3363 in 1989. Hierbij werden de bovenste twee lagen van de bestaande asfaltbeton-verharding verwijderd en werden een open- en dicht asfaltbeton (OAB type 1 en 2 en DAB) aangebracht. De spoorvorming op dit weggedeelte is voor het wegvak km 16,75-17,0 vrijwel zeker veroorzaakt door het overvuld zijn van het mengsel O A B type 1 (holle ruimte 2,3%). Vermoedelijk is het O A B type 2 verantwoordelijk voor de spoorvorming in het wegvak km 16,0-16,75 (holle ruimte 3,8%). Daar de grootte van het weggedeelte beperkt is ten opzichte van de andere weggedeelten werden geen aanvullende orgelboringen uitgevoerd. Opgemerkt wordt dat, naar aanleiding van een arbitrage tegen de aannemer van bestek NB 3363, de RWS door middel van na-vooronderzoeken reeds in 1989 de, ook in dit rapport geconstateerde, overvulling heeft aangetoond van de aangebrachte lagen O A B . 3 4.5 Resume In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de volgens de uitgevoerde onderzoeken vervormingsgevoelige lagen. weggedeelte wegvak, lengte weg vak in km laag bestek noord 46,0-42,0 42,0-42,8 43,9-44,1 44,7-45,2 45,2-46,0 km km km km OAB OAB CAB DAB NB NB NB NB 820 820 820 3545 90 90 160 50 zuid 16,0-17,0 16,0-17,0 : 1,0 km OAB NB 3363 90 zuid 41,0-54,0 41,0-43,6:2,6 43,6-46,5 : 2,9 46,5-48,6 : 2,1 48,6-50,3 : 1,7 50,3-52,5 : 2,0 52,5-54,0 : 1,7 OAB GAB OAB DAB OAB DAB NB NB NB NB NB NB : 0,8 : 0,2 : 0,5 : 0,8 km km km km km km 820 820 3545 3545 3201 3363 afstand bovenkant verharding tot onderkant laag in mm 130 220 90 50 160 50 Tabel 3 : overzicht vervormingsgevoelige lagen diepte laag bepaald adh. orgelboringen en opgegeven laagdikten bestekken 5.0 CONCLUSIES Het gerealiseerde percentage holle ruimte van uit het wegdek genomen monsters, zoals bijv. wordt vastgesteld in het onderzoeksrapport, blijkt een duidelijke relatie te hebben met het vervormingsgedrag van het betreffende asfaltbeton mengsel. Overvulling speelt hierbij een belangrijke rol. Vooralsnog kan gesteld worden dat een mengsel O A B spoorvormingsgevoelig is indien het holle ruimte percentage kleiner is als 3,5 tot 4,0% terwijl voor een mengsel GAB dit percentage ca. 3,0% bedraagt. Benadrukt wordt dat deze "grenswaarden" zijn gebaseerd op de resultaten van de specifiek in dit rapport onderzochte asfaltbeton mengsels met hun specifieke samenstelling en bouwstoffen en derhalve niet zondermeer mogen worden gehanteerd als bijv. aanvullende cq. vervangende normen. In dit rapport is exclusief de relatie tussen holle ruimte en vervormingsgevoeligheid beschouwd. Andere parameters zoals soort bouwstoffen, bitumengehalte c.q. kwaliteit en mechanische eigenschappen (bijv. te bepalen m.b.v. wielspoor- en vermoeiingsonderzoek), welke eveneens een invloed zullen hebben op de mate van vervormingsgevoeligheid, zijn niet in het onderzoek betrokken daar gegevens over deze eigenschappen niet of slechts in beperkte mate beschikbaar waren. 5 In tabel 4 wordt aangegeven wat de consequenties zijn indien wordt uitgegaan van het verwijderen van de vervormingsgevoelige lagen. De totale hoeveelheid te verwijderen asfaltbeton wordt geschat op ca. 16000 ton. weglengte freesdiepte in mm in km in % 1,7 4,4 3,9 2,6 2,5 2,9 9,4 24,5 21,7 14,4 13,9 16,1 18,0 100,0 0 mm 0 tot 50 mm 50 tot 100 mm 100 tot 150 mm 150 tot 200 mm ,> 200 mm Tabel 4 : lengte te verwijderen vervormingsgevoelige lagen 6 IH 0 0 > .— CO r~ o 8 • n 01 H ra ro V 1 + *f II titu T3 CN - H CO Ul "H 01 CJJ V e a 0 tn <T\ CO O J0 1 OJ C N i OJ i *H - C CO O J o 0 ) r> •C • * X * m OJ tO C N OJ O J rH Ol U ^ Ol ^ • 0H1 m U U M U M ffl OJ OJ ro QJ fO-H O > > > > > X3! r0 H 0 0 0 • m ^j* in a 01 c H 1 O 3 CN ji «: 0) O o ru u u 01 N vx> in in • rH ft •rt ( 3 a Ol i HH in vo VO I (0 S — Ji ro -i C l -i | N rH tl II I 01 to O rH *r ro m r> o H rH O to - JJ 3 CN IH X rH rH 0C XI cn ta to CN r- r> ftin ft ft CN T m ^» r*i O O VO C N 4J ro ro 10 vo r> r> oi in in co » » ro » CN O CN CN "J* ro * * » H J ro ro V C i <U — 0) o A ID CN • X Ol o C N ro £1 JJ CN ro r> ro in ro ro ro CN CN CN o Tj co *r ^« ro ro ro vo ag CN ro o • ro« •rt C 99 9 (0 a o 99 rH 01 o r- a o HI o • 01 S 01 0 1 01 Ol I i o Ol I H O o > Ol c oj £ I I r I U -rt -rt 4J 3 rH lO C ro > TJ > T3 ro ro CQ ro Oi ro 9 Ol U C IH O c •rt tO Ol •rt 0 1 rH tO 0 )r H r H tO 0 ) 0 1 - U 01 0 ) 0 1 TJ tO ti • o n e U Ol-rt S O TJ 01 ffl H •rt C JQ > 11 H XI O -rt TJ 0) S o J* > XIJi ro > VD i u o CQ CU rV E QJ ; E -P to C 0) ja CN CO Ul *r Ul m CQ ca S3 2 ca 2 j<l ai J J to 01 ca besteksnummer tn cu vo in t> o O O rH vo m co in m > fN fN m m o -a m Oi H ui CD X O O O 01 U l CN 0tiu r lr H -rt 4 ) 0) IH rH l l H U H U H O rH 0 1 O - - rH S I ti ro > 0) o * 1 0) rH CN TJ i Oi C r- I4 ) a -1 rH l e n rH 0 tNrH s tO r>Cv•*I > XI o VO 0 to 0 01 Ji rs TJ rH 0 E C C U* J 0 0 1 fN 1 UTJ* i ti - 4 •n 0 m 1 •rt | k C • I > CN 01 XI u ro « & TJ« ro JJ HH CN vn T) I IB - r > VO I II r H II | ti e ui ui JJ 0) C CN CO •rt to ai Oi - I U H rrH XI oi r> oommu) J t 2356,7 11,9 2 3 7 5 , 0 18,5 2346,0 2 8 , 7 * 1 1 1 7 3 4 1 ft * 0 •rt XI I O DAB OAB 1 OAB 2 co O Cro N t-« Tj< fN 16,0-17, rH |H 00 •rt r H 0) rH | 4J I 3363 o o CO NB o unengehalte x s o o « m holle ruimte n x s tH H M dichth. proefst. n x s i—i 01 d o ro ro• CN « c X r> 4J ii — laag XI 01 0) 1 wegvak km ID J0J1 Ci CD TJ JJ rH 1 0 01 00 JJ JJ K. J 3 Ul 5 o -5 ^ •rt JJ JJ rH •rt CJJ o rH rH 6 J-l CD -H 4-) CJJ rO « U a t-l 0 QJ rrj 3 QJ 3 0 1 rd Ur H 1^ <0 OJ rji OJ OJ OJrnl H 0) 0 rH i H TJ C H T j H rV XJ a) o cu o OJ rC Ow x true Oi E r*Oi H — iH r4-J H c CN CJJ C m co r> vo -H 4J 0>CO in -n * - N » •H tn ro c*u C N > - H u <UN JojJ njc JaJ) ^ huidige (1994) deklaag aangebracht van km 1 6 , 8 aangebracht van km 1 6 , 0 °*> - <*> A) opmerkingen U T3 ro ro CO CN CN 01 01 Ul rt CO O rl fN CO fN O O LO •V ro o cn in VD Ol O rl r l O rt CN O <r O r l CN O O CN tr ro ro ro in r> CO CN r- CN tH •rt C cn co oo TJ rH rH CO CO CO r-t tH X CN ro cn tr CN CN vo o CO o ro ^r CN r> vo oi cn vo ro 01 00 o CN CN CN O l ro O l CN O CN ro ro CN CN CN CO CO CO i H tH CN LO O cn o in CN ro ro in CN CO O CN CN ro ro CN CN CN O Ol 1/1 rl CN CO CN CN CN in ro o H 01 CO ro ro CN CN in in in o ro tr tr CN CN rl tr ul fl* CN CN ro in r> m rt ro ro r> CN o H tr O r l O CN oo cn m CN «H tr vo o in cn in in CN CN r l rt 22,4 r* in ro CN o in t- r* 2360,3 ro ro ro co in ro CN CN cn m in ro in 2358,2 in o co rl r l 2349,8 2332,0 2386,4 CO CO CO rl H tr tT 2327,7 CO CO CO H tH rj< vo in 2344,7 2379,5 r> co 1* DO f l ro A* ro ro TJ< r» O VO O l CN VO VO 1 oi r l CN LO O rt A" tr ro ro 2311,7 2314,8 irt rH O ro 2290,6 2332,9 2298,8 proc IM cn co co r l CN O l vo in o o 34,9 ra to fl* tr O 2290,1 JJ ffl A* ro co O 21,1 0c ji O m in cn cn niet op wegvak km 4 4 , 4 - 4 5 , 2 o o vo r i in ro O 2265,8 ruin C rH rH N cn oo id H H 01 m in CN locaal aangebracht huidige deklaag tussen 5 0 , 2 en 5 2 , 4 tussen 5 0 , 2 en 5 2 , 4 niet meer aanwezig niet meer aanwezig ro r- rH o on rt rt rt huidige deklaag VO CO tH r~ huidige deklaag O CN 0,26 H H CN Ul Ul 5,75 CN CO CO O l VO tH O r> in in rt i H O fN rl rl 0,91 in mom H vo o CO CN O O huidige deklaag %f CO LO VO o 0,11 vo in in 5,69 in o o r> H o O O 1,05 o O -tf r l r l CN I rl H r l 01 ith. o o o o o in in o o VD 01 ui r> ro rt ro ro in in in o ro tr tr CN t» Ol rt ro Ul rl CN r- 24,3 CN VO Lf) LO VD H M H O huidige deklaag ro in ro CO CN O r> O O ul CN rt 6,20 0 , 4 2 5,20 0,00 Ul ui O ro 6,70 VD O 6,81 0,13 rH CN CN O r- o rco m o niet meer aanwezig niet meer aanwezig niet meer aanwezig niet meer aanwezig niet meer aanwezig O O o in o in rH o O CN ^ tH rH CN huidige deklaag JJ O ro ^ 0,06 oi to CN O co 6,13 X! O vo 0,31 a ro 1,45 4J •H UJ 0, 84 lmengehalte x s opmerkingen niet meer aanwezig niet aanwezig locaal aanwezig o CN CN r i CO VO 1 rl t* CN rH ro ^r cn ro ro ro CN CN CN u u 0 H c ta« o fN 3-46, 3-52, 0-43, 9-54, 4-45, en 1-48 tj« 6-45, in a o u 2-53, o O 6-53, r> Q O 2-52, r~ Q O 9-50, Ul O 5-48, rt O DAB Q O O 4-46, tH O H *r VO co fl" o Ul fN ul o in ro m o in H cn fl< o tr tr A, fl. NB 3 5 4 5 tr NB 3 3 6 3 tr NB 3201 NB 820 *r besteksnummer Q O 333 4-43, wegvak km ro O 333 DAB Q O 33 33 DAB Q O O DAB §93 333 333 333 DAB laag •rt ra ra 01 c c c 0) -rt OJ 01 r H OJ Ol OJ 01 TJ u Ol CU Ol c cu •rt - H •rt > J J rH r H rH a BIJLAGE 2A V A N MAA-R-94097 \ <5'S* N o\ \* <-r> s» Ul \ rsf go is 8-S Os Os -Cl 8 Os M l 8 8fS<7 5 co N if S6'M K5 ~~ x5 II oo ^7 93 OO if g?oo 93 Ln m, \ \ z6& IS SS c -2 Si 5 \ II lj-i N'I - Q 8 h«5 if 5;Q0 r OS Os O O Si XS CS -Cj t 9Q if I OJ \ SJ r? Os -Q a o \ OO O N - Q N .ft" -CJ I - Q -8 it 3 O CJ I CN," i n 1 0S(J9I 056'SI t i ! T I N \ 9: rri ,35-1 -I OS -Q -8 OOtU s _ ft CN Os Os -Cl Os if i SD ! Os •—. -Cl a o -CJ I -Cl 8, 8, ft u-\ -Cl Cr I HI Ci -9 BIJLAGE 2B V A N MAA-R-94097 R9E&BSBB BIJLAGE 3aVAN MAA-R-94097 Analyse nr.: V 9310050973 KOAC-Vught * $ _i _3 UJ LU Q 2 Q ^> N N cr rr LJ LU Q Z Q Z o o o > Z> Cl. I m CN LU LU o > d O Q 7 rsj rsj cc cc UJ Ll Q Q Z Q Z S o o fc2 + < r— _l fO < o u. < co < < LU Q J LU Q -3 12 rsj rsj z cr LU LU > O CD Q Z O • < DNl£SVd«31VM INfld-O A ' O ' i WW Nl 3 1 0 0 0 H BIJLAGE 3b VAN MAA-R-94097 Analyse n r . : V 9310050973 KOAC-Vught 0 > rt N N 7 Ld 111 - Q Z u cr cr Q Z 9 o o CO Lu < + X 5 < n Lu CO o 1 < - UJ D Ld Q rsi rsi z cr Ld Ld > Q O z CD O • < 0NISSVdd3±VM INHd-O TVO'l WW Nl 31900H M 3und-o 6T2riB>(3iTT Aoq. uiui u t pupq.sjp q.und-o STJIIS^SXTTM ACQ um UT pus^sjp BIJLAGE 3e VAN MAA-R-94097 o o o tr KOAC-Vught \ i i • i * i i' i i i i • • < * • I 1 1 • 1 1 1 • 1 * * i I h I l T " * " f : * . i : i : \ • /\ b V : : : •. : \ : : \ / ( \\ i • O LT) : : : : : : i \ \ \: i: i: rr-x <>> i : s i i : s : : £ & fell CO CL CD CD U U i 1 i ft : s ; Cn .; \ nr \ 1 ^ 0 i 4-> T k O - emulsieasfb J a . ^ ! ; -A • \ •sJ P '. 1 N I s : \ i • -o \ \ I : I TI '. : y \ 1 1 CO ro m \ f § s \ x ' :: :: "V o o 1 I i i : \ « : \ f ?t > \: > N N IH U Q) OJ -o TJ c c o o c C CO O n_| • ! « >i i : : : : : • : : : : : J j I .i i j :; ii : i i • il i * > • * 1 1 o o i o O O O IT) uO IT) sD 3 a : i cn CQ OJ OJ :***; : M OJ T3 OJ \ i *1 XJ CU CQ •rH icq w o 9 E •a CO t-l T3 1 i - - - - — -J — — - — — -, - — — - — - - — — * m * -. — - •> - - - mtmm — •H ° JO : 1 i rd : \ I I $ I 8« 1 1 i !9 ! t ILJtaL J Xtsw ..I.. i ^"O: rVj : § c \ \ :so : & v a i i i Os : ' OJ OJ 73 T3 c c o o o C ID fC 3 o a o i o o CM > . A,. . .i M rH N is] y-i u CO c ! : a nJ a) o o ^s Ha V \ Q O CD r > i ; / ;: r• / i 1 i i «S i 1 i \ i i > \ LT) ro i \ i l i i ' \ A: i ii \ \ ii is / : / \ \ li \: ;. r * •« • o o ll 1 i »j i : / : • : *i •* *11i wj 1 • 1 1 1 1 • I • 1 I "O -o *r—i - n O O LO 1 OJ OJ > T3 o rQ c O I 1 O O -H -H N N c u o m tr BIJLAGE 3f VAN MAA-R-94097 BIJLAGE 3 VERKANTINGSMETINGEN RW67 01HRR (Zuidbaan) verkanting (%) tot Van 16.0 16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7 16.8 16.9 16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7 16.8 16.9 17.0 -2.4 -2.6 -2.7 -2.4 0.9 1.5 1.8 1.7 1.5 1.6 N.B. In dit wegvak is sprake van een verkantingsovergang. 2 RW67 01HRR (Zuidbaan) verkanting (% tot Van 41.2 41.3 41.4 41.5 41.6 41.7 41.8 41.9 42.0 42.1 42.2 42.3 42.4 42.5 42.6 42.7 42.8 42.9 43.0 43.1 43.2 43.3 43.4 43.5 43.6 43.7 43.8 43.9 44.0 44.1 44.2 44.3 44.4 44.5 44.6 44.7 44.8 44.9 45.0 45.1 45.2 45.3 45.4 45.5 45.6 45.7 45.8 45.9 46.0 46.1 46.2 46.3 46.4 41.3 41.4 41.5 41.6 41.7 41.8 41.9 42.0 42.1 42.2 42.3 42.4 42.5 42.6 42.7 42.8 42.9 43.0 43.1 43.2 43.3 43.4 43.5 43.6 43.7 43.8 43.9 44.0 44.1 44.2 44.3 44.4 44.5 44.6 44.7 44.8 44.9 45.0 45.1 45.2 45.3 45.4 45.5 45.6 45.7 45.8 45.9 46.0 46.1 46.2 46.3 46.4 46.5 1.4 1.2 1.3 1.2 1.4 1.8 1.0 1.4 1.7 1.2 1.7 1.5 1.5 1.1 1.1 1.2 1.2 1.4 1.7 1.7 1.4 1.5 1.6 1.4 1.0 1.1 1.0 1.0 1.0 1.1 1.0 1.5 1.2 1.0 1.2 1.4 1.6 1.3 1.4 1.5 1.4 1.6 1.5 1.4 1.5 1.5 1.4 1.6 1.6 1.6 1.5 1.6 2.0 Verkantingsrrteting augustus 1994 RW67 01HRR (Zuidbaan) verkanting (%) Van tot 46.5 46.6 46.7 46.8 46.9 47.0 47.1 47.2 47.3 47.4 47.5 47.6 47.7 47.8 47.9 48.0 48.1 48.2 48.3 48.4 48.5 48.6 48.7 48.8 48.9 49.0 49.1 49.2 49.3 49.4 49.5 49.6 49.7 49.8 49.9 50.0 50.1 50.2 50.3 50.4 50.5 50.6 50.7 50.8 50.9 51.0 51.1 51.2 51.3 51.4 51.5 51.6 51.7 46.6 46.7 46.8 46.9 47.0 47.1 47.2 47.3 47.4 47.5 47.6 47.7 47.8 47.9 48.0 48.1 48.2 48.3 48.4 48.5 48.6 48.7 48.8 48.9 49.0 49.1 49.2 49.3 49.4 49.5 49.6 49.7 49.8 49.9 50.0 50.1 50.2 50.3 50.4 50.5 50.6 50.7 50.8 50.9 51.0 51.1 51.2 51.3 51.4 51.5 51.6 51.7 51.8 2.1 2.3 2.4 2.2 2.0 1.9 1.3 1.6 1.4 1.4 1.5 1.4 1.4 1.5 1.6 1.3 1.3 1.2 1.3 1.4 1.4 1.6 1.6 1.7 1.8 1.5 1.6 1.4 1.8 1.8 1.9 1.6 2.0 1.8 1.8 1.5 1.3 1.2 1.4 1.5 1.5 1.7 1.9 1.9 1.8 1.9 2.0 1.7 1.7 1.8 1.7 1.7 1.7 Verkantingsmeting augustus 1994 RW67 01HRR (Zuidbaan) verkanting (%) tot Van 51.8 51.9 52.0 52.1 52.2 52.3 52.4 52.5 52.6 52.7 52.8 52.9 53.0 53.1 53.2 53.3 53.4 53.5 53.6 53.7 51.9 52.0 52.1 52.2 52.3 52.4 52.5 52.6 52.7 52.8 52.9 53.0 53.1 53.2 53.3 53.4 53.5 53.6 53.7 53.8 1.6 1.7 1.8 1.7 1.6 1.7 1.8 1.8 1.7 1.9 1.8 2.0 2.1 1.9 2.0 2.2 2.2 2.2 2.1 2.2 Verkantingsmeting augustus 1994 5 RW67 01HRL (Noordbaan) Van tot verkanting (%) 42.0 42.1 42.2 42.3 42.4 42.5 42.6 42.7 42.8 42.9 43.0 43.1 43.2 43.3 43.4 43.5 43.6 43.7 43.8 43.9 44.0 44.1 44.2 44.3 44.4 44.5 44.6 44.7 44.8 44.9 45.0 45.1 45.2 45.3 45.4 45.5 45.6 45.7 45.8 45.9 42.1 42.2 42.3 42.4 42.5 42.6 42.7 42.8 42.9 43.0 43.1 43.2 43.3 43.4 43.5 43.6 43.7 43.8 43.9 44.0 44.1 44.2 44.3 44.4 44.5 44.6 44.7 44.8 44.9 45.0 45.1 45.2 45.3 45.4 45.5 45.6 45.7 45.8 45.9 46.0 2.3 2.0 2.3 2.6 2.6 2.5 2.7 2.6 2.4 2.2 2.4 2.3 2.2 2.3 2.4 2.3 2.2 2.1 2.1 2.0 2.1 2.2 2.1 2.0 2.1 2.1 1.9 2.0 2.2 2.3 2.2 2.1 2.0 2.1 1.8 1.6 1.7 1.8 1.7 1.7 Verkantingsmeting augustus 1994 6 BIJLAGE 4 VERKEERSBELASTING VERKEERSBELASTING O m te bezien hoe de verkeersbelasting van RW67 zich verhoudt tot die van andere wegen in Nederland zijn een aantal gegevens bij elkaar gevoegd. In onderstaande tabel zijn voor RW67 en acht andere autosnelwegen de gemiddelde asschadefactor, het gemiddeld aantal assen, de vrachtwagenschadefactor, het aantal 100 kN-equivalente aslasten, het aantal rijstroken ter plaatse van het telpunt en het percentage vrachtwagens dat zich tijdens de telling op de inhaalstrook bevond opgenomen. gemiddelde gemiddelde vrachtwagen- lOOkN-eq. aantal percentage wk asschadefactor aantal assen schadefactor per etmaal rijstroken op inhaalstrook RW67 N km 51.3 0.420 4.12 1.73 8496 2 8.7 RW67 Z km 47.3 0.437 4.32 1.89 9661 2 8.4 RW1 N km 133.1 0.422 4.00 1.69 5550 2 5.1 RW1 Z km 133.3 0.351 3.85 1.35 4680 2 4.9 RW35 w km 53.0 0.474 3.78 1.79 6541 2 10.6 RW35 o km 53.35 0.367 3.84 1.41 5502 2 4.7 RW16 w km 41.0 0.323 3.95 1.28 8025 2 21.0 RW2 w km 55.1 0.363 3.55 1.29 6810 2 6.6 RW29 w km 92.5 0.296 3.65 1.08 1837 2 2.0 RW15 o km 120.9 0.317 3.97 1.26 4223 2 2.0 RW27 o km 32.9 0.351 3.88 1.36 7628 2 7.4 RW7 w km 16.0 0.535 3.47 186 3493 2 4.0 Bron: tellingen en metingen DWW en WMD vanaf September 1990 VERDELING ASLASTKLASSEN Eveneens ter vergelijking zijn in onderstaande tabel de verdelingen in procenten over de verschillende aslastklassen weergegeven. Deze cijfers zijn grafisch nog eens weergegeven op de volgende bladzijde. De klassen 16 - 18 ton en > 18 ton zijn daarbij weggelaten. verdeling in procenten over de aslastklassen (tonnen) 10-12 12-14 14-16 16-18 >18 <2 2-4 4-6 6-8 8-10 R W 6 7 N km 51.3 0.5 16.6 32.6 27.7 11.8 7.3 2.5 0.8 0.3 0.1 R W 6 7 Z km 47.3 0.8 10.6 25.3 34.8 16.9 8.0 3.1 0.4 0.0 0.0 RW1 N km 133.1 2.0 12.2 26.4 33.6 15.1 7.0 3.3 0.4 0.1 0.1 RW1 Z km 133.3 2.0 12.5 29.2 34.3 12.7 7.6 1.7 0.11 0.1 0.0 R W 3 5 W km 53.0 2.0 10.2 23.5 34.1 17.6 8.3 3.6 0.5 0.1 0.0 R W 3 5 O km 53.35 2.0 14.8 29.6 30.5 13.9 6.4 2.4 0.3 0.1 0.1 R W 1 6 W km 41.0 6.0 15.1 32.2 26.0 11.7 7.0 1.7 0.1 0.0 0.0 RW2 W km 55.1 2.0 14.8 34.0 26.4 13.3 6.8 2.4 0.3 0.0 0.0 R W 2 9 W km 92.5 1.0 20.0 35.6 23.7 12.3 5.8 1.5 0.1 0.0 0.0 R W 1 5 O km 120.9 2.0 16.2 33.7 27.7 11.7 6.7 1.9 0.1 0.0 0.0 R W 2 7 O km 32.9 1.0 15.4 35.1 26.2 12.6 7.3 2.2 0.2 0.0 0.0 R W 7 W km 16.0 2.0 14.7 25.9 28.4 14.9 7.5 4.5 1.7 0.3 0.1 Bron: tellingen en metingen DWW en WMD vanaf September 1990 BIJLAQE A VERKEERSBELASTING VERDEELD IN KLASSEN P e r c e n t a g e 100 <2 ton YZA 2-4 Om 4-6 ton ton 6-8 ton 8-10 ton EE 10-12 ton •I 12-14 ton ELTl 14-16 ton RW67 N KM 61.3 RW67 Z KM 47.3 RW1 N KM 133.1 RW1 Z KM 133.3 RW36 W KM 6 3 . 0 RW36 O KM 63.4 RW16 W KM 41.0 RW2 W KM 66.1 RW29 W KM 92.6 RW16 O KM 120.0 RW27 0 KM 32.9 RW7 W KM 16.0 M e e t p u n t e n K L A S S E N 16-18 TON EN >18 TON WEQQELATEN Bron: tellingen en metingen DWW en W M D vanaf September 1990 BIJLAGE 5 RIJSPOORDIEPTEMETINGEN AUGUSTUS 1994 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 1HRR KM 16.0 - 17.0 r Van tot 16.0 16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7 16.8 16.9 16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7 16.8 16.9 17.0 RSD 2 3 4 5 5 8 8 8 10 7 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 3 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 1HRR, KM 41.2 - 53.8 I Van tot 41.2 41.3 41.4 41.5 41.6 41.7 41.8 41.9 42.0 42.1 42.2 42.3 42.4 42.5 42.6 42.7 42.8 42.9 43.0 43.1 43.2 43.3 43.4 43.5 43.6 43.7 43.8 43.9 44.0 44.1 44.2 44.3 44.4 44.5 44.6 44.7 44.8 44.9 45.0 45.1 45.2 45.3 45.4 45.5 45.6 45.7 45.8 45.9 46.0 46.1 46.2 46.3 46.4 46.5 41.3 41.4 41.5 41.6 41.7 41.8 41.9 42.0 42.1 42.2 42.3 42.4 42.5 42.6 42.7 42.8 42.9 43.0 43.1 43.2 43.3 43.4 43.5 43.6 43.7 43.8 43.9 44.0 44.1 44.2 44.3 44.4 44.5 44.6 44.7 44.8 44.9 45.0 45.1 45.2 45.3 45.4 45.5 45.6 45.7 45.8 45.9 46.0 46.1 46.2 46.3 46.4 46.5 46.6 RSD 4 14 5 5 4 3 6 8 10 10 12 10 8 13 13 12 14 8 9 8 6 8 8 7 4 5 10 9 9 4 4 6 9 15 9 4 4 5 6 9 11 9 8 14 13 17 12 7 4 4 4 4 3 4 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 Van tot 46.6 46.7 46.7 46.8 46.8 46.9 46.9 47.0 47.0 47.1 47.1 47.2 47.2 47.3 47.3 47.4 47.4 47.5 47.5 47.6 47.6 47.7 47.7 47.8 47.8 47.9 47.9 48.0 48.0 48.1 48.1 48.2 48.2 48.3 48.3 48.4 48.4 48.5 48.5 48.6 48.6 48.7 48.7 48.8 48.8 48.9 48.9 49.0 49.0 49.1 49.1 49.2 49.2 49.3 49.3 49.4 49.4 49.5 49.5 49.6 49.6 49.7 49.7 49.8 49.8 49.9 49.9 50.0 50.0 50.1 50.1 50.2 50.2 50.3 50.3 50.4 50.4 50.5 50.5 50.6 50.6 50.7 50.7 50.8 50.8 50.9 50.9 51.0 51.0 51.1 51.1 51.2 51.2 51.3 51.3 51.4 51.4 51.5 51.5 51.6 51.6 51.7 51.7 51.8 51.8 51.9 51.9 52.0 RSD 4 3 0 0 0 0 7 15 10 11 13 4 2 0 0 0 0 0 0 2 0 0 17 15 4 0 13 20 13 5 5 2 5 10 12 15 5 10 10 7 6 3 3 4 5 5 5 4 8 9 9 7 6 5 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 Van tot 52.0 52.1 52.2 52.3 52.4 52.5 52.6 52.7 52.8 52.9 53.0 53.1 53.2 53.3 53.4 53.5 53.6 53.7 52.1 52.2 52.3 52.4 52.5 52.6 52.7 52.8 52.9 53.0 53.1 53.2 53.3 53.4 53.5 53.6 53.7 53.8 RSD 5 5 4 3 6 6 3 2 6 11 4 23 23 17 10 7 12 2 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 1HRL, KM 42.0 - 46.0 Van tot 46.0 45.9 45.8 45.7 45.6 45.5 45.4 45.3 45.2 45.1 45.0 44.9 44.8 44.7 44.6 44.5 44.4 44.3 44.2 44.1 44.0 43.9 43.8 43.7 43.6 43.5 43.4 43.3 43.2 43.1 43.0 42.9 42.8 42.7 42.6 42.5 42.4 42.3 42.2 42.1 45.9 45.8 45.7 45.6 45.5 45.4 45.3 45.2 45.1 45.0 44.9 44.8 44.7 44.6 44.5 44.4 44.3 44.2 44.1 44.0 43.9 43.8 43.7 43.6 43.5 43.4 43.3 43.2 43.1 43.0 42.9 42.8 42.7 42.6 42.5 42.4 42.3 42.2 42.1 42.0 RSD 13 11 14 12 13 15 16 3 3 5 5 3 6 13 13 11 12 11 10 17 15 7 6 8 8 7 12 9 13 7 10 9 3 6 8 8 5 10 11 8 Rijspoordieptemetingen augustus 1994 9 BIJLAGE 6 MOTIVATIE KEUZE ONDERHOUDSMAATREGEL Motivatie keuze onderhoudsmaatregel Door de Dienstkring Autosnelwegen Eindhoven is gekozen voor onderhoudsmaatregel 3: 0 00 - 0 22 m frezen van de rechter rijstrook waarna de gefreesde bak wordt gevuld met steenslagasfaltbeton en de gehele baan wordt overlaagd met zeer open asfaltbeton. Daar waar het nodig blijkt te zijn zal een profileerlaag van steenslagasfaltbeton worden aangebracht De keuze voor deze onderhoudsmaatregel komt voort uit het feit dat aangrenzende vakken reeds zijn voorzien van een deklaag van Z O A B . Daarbij komt dat de Dienstkring reeds goede ervaringen heeft met de gekozen onderhoudsmaatregel. In 1990 is, eveneens naar aanleiding van bovenmatige spoorvorming een start gemaakt met frezen van de rechter rijstrook waarna de bak gevuld werd met STAB en vervolgens de gehele baan is overlaagd met Z O A B ; de zogenoemde balk-constructie. Reden hiervoor was de ter plaatse snel optredende spoorvorming in mengsels als DAB en O A B . In de wegvakken waar de zogenoemde balk-constructie is toegepast is tot op heden geen of slechts geringe spoorvorming waargenomen. O p plaatsen waar de deklaag van ZOAB op een DAB of een O A B is aangebracht wordt thans wel al weer spoorvorming waargenomen.
© Copyright 2024 ExpyDoc